|Uuisiteri5.
BesebdjviDg ?i floliaod,
Zondag 15 November 1903
47ste Jaargang No. 3889.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
FEUILLETON.
Uit den Ouden Tijd.
Zitting van Dinsdag 10 Nov. 1903.
UITSP KAKEN:
R. Bangma en M. Joosten, beiden te Hoorn,
honden niet aangegeven, beiden f 5 boete,
of 1 dag hechtenis.
P. Stegeman, Oosthuizen, vroeger te An-
dijk, beleed, van een dienstd. ambtenaar, niet
toerekenbaar zijnde, ontslagen van alle rechts
vervolging.
Aangenaam werden we vandaag tijdens de
zitting verrast door eenige nummertjes muziek,
welke ons door een gezelschap goede bla
zers gratis werden aangeboden. Jammer
alleen, dat we er maar zoo weinig aandacht
aan konden schenken, daar we, (hoe mooi de
edele tonen, door de respectieve blazers uit
hunne koper-instrumenten voortgebracht, ook
klonken], toch meer oor hadden voor 't geen
er alzoo in de groote audiëntie-zaal van
„Justitia" voorviel. En dit was 't aanhooren
overwaard
Ten eerste kregen we zekeren mijnheer
Cornelis Spaans van Noord-Scharwoude, ge
boren te Haringcarspel en van beroep arbei
der, die voor eenigen tijd een beetje al te
lange vingers bleek te hebben, (een lastige
kwaal, die hem meer dan eens heeft geplaagd].
De eerste der aanvallen dezer ziekte [hem
ten laste gelegd], betrof den diefstal van een
oliepak. Omstreeks half October 1902 ging
Dirk van Duin, een 64-jarig landbouwer uit
de gemeente Haringcarspel, met zijn vaartuig
(waarin, behalve hij zelf, een oliepak aanwe
zig was,) naar de fabriek van den heer Ver
burg te N. Scharwoude eene bekende in
richting voor het conserveeren van verschil
lende soorten groenten. Ten 4 ure in den
morgen was Van Duin behouden met zijn
koolschuit in de „fabriekshaven" aangeland
en stapte, de schuit onbeheerd achterlatende,
aan wal. Om 'n uur of vijf, half zes, (in die
term zoowat, meheerwas Dirk weer naar
zijn boot gegaan, en hij had toen nog
„niks gien erg".
Hij had al een poosje gevaren ennog
altijd geen ergMaar, o jeremwat wil 't
geval Om 'n uur of half zeven zoowat ten-
naastebij ongeveer, begon het warempel
knapjes te regenen, tengevolge waarvan Van
Duin, zeer natuurlijk 't oliepak wilde
opzoeken, dat hij, voorzichtig genoeg zou je
zeggen, achter in 't vaartuig, onder 't roer
had gedeponeerd, 't Was echter gevlogen.
Toen had Van Duin erg Hij vertelde 't
geval dan ook aan den meesterknecht op Ver-
burg's groentenfabriek echter voorloopig
zonder resultaat, totdat dan eindelijk is ge
bleken, dat bovengenoemde Spaans, die op
den bewusten morgen in de nabijheid in een
modderschuit aan ,,'t slikken" was, hem dat
gelappen had, 't welk hij [S dan ook
heden bekende. De tweede diefstal had
nadeelige gevolgen voor den heer Jacob Slo-
temaker van N.-Scharwoude, een huis-, rijtuig
en decoratieschilder, kamerbehanger, glazen
maker, vergulder enz., enz., aldaar. Deze was
in Maart j.1. te Noord-Scharwoude bij iemand
aan huis en had zijn pantoffels buiten op de
stoep voor 't huis laten staan. Spaans, er
voorbij komende, dacht„ongevraagd is onge
weigerd", en pakte 't schoeisel mee, dat hij
verder zelf is gaan dragenhij heeft ze zelfs
nog laten repareoren ook. Nadat 't zomer
seizoen met al zijne heerlijkheden was ge
passeerd, pakte beklaagde in 't laatst van
Sept. j.1. (den 26sten), ten nadeele van Lou-
rens Water te N.-Scharwonde het volgende
wegeen hoopje bruiDe Turksche boonen,
een hoopje witte idem, benevens 2 boonen-
stokken. Daags na den diefstal, die met
behulp van een vaartuig had plaats gehad,
ging Water varende langs zijn akker, ont
dekte 't verdwijnen van zijne producten en
deed onmiddellijk aangifte bij den Lange-
dijker rijks-veldw. Jongepier. Bekl. bekende
ook dezen diefstal. Waler had ten slotte nog
een woordje tot de E.A. lieer en te spreken,
n.1. hij wilde graag de boonenstokken terug
hebben, vooral dien eene, dat was nog een
erfstuk van z'n schoonpapa, wel te verstaan.
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
32.
„Ja," sprak Wigus zacht, „ik heb zeer ge
leden. Ik weet niet, of het overwonnen is....
„Men overwint het nooit," sprak Carolyne
hartstochtelijk. „NooitWe noemen het
overwonnen, en het is slechts zóó het eene
stapelt men op het andere. Maar niet er
aan roeren niet er aan roeren anders
leeft alles weer op."
Hij zweeg.
Zjj in haar goedheid, bezon zich zij wilde
hom den moed Diet ontnemen, niet het ge
loof der jeugd dat men vergeten kan. En
de jeugd vergeet immers ook er is nog
zooveel geneeskracht.
„Niet bitter worden," zeide zg en drukte
zijn arm, „voor jou is het slechts eene
ervaring nog niet het leven met het
gansche, verloren leven neen, voor jou
niet."
Zij waren bjj het huis aangekomen.
Juist stak het dienstmeisje het licht op
in de eetkamer, waar voor drie personen
gedekt was.
Wigus en Carolyne gingen achter hun
stoelen staan en wachtten op CMga.
Eindelijk verscheen zij op don drempel.
Haar slanke gestalte stond enkele secon
den aarzelend in de tuindeur.
Olga keek niet op. Zjj nam zwijgend
Raar plaats in.
De stokken waren ter griffie gedeponeerd en
aan deurwaarder Amoureus werd door den
President gelast (zeker niet tot zijne groote
blijdschap), bedoelde voorwerpen op te zoe
ken er was niets aan te doen, de stokken
moesten worden gehaald en weldra werden
ze dan ook in triomf door een klerk de zaal
binnengebracht, w 1 tot groote blijdschap
van Water. Deze herkende toch met welge
vallen in dien éénen, den hem zoo dierbaren
stok, dat erfstuk van zijn schoonvader.
Beklaagde is iemand, die 't nu juist niet
zoo broodnoodig had, want hij verdiende als
vast arbeider ongeveer f 9.— per week,
terwijl hij slechts 2 kinderen heeft, dus
geen groot gezin. De O. v. J. vond dan ook,
dat, al was de waarde van al 't ontvreemde
betrekkelijk gering te noemen, een flinke straf
voor deze drie diefstallen wel gewenscht was,
redenen waarom Z.E.G. 2 mnd. gev. eischte.
De volgende beklKlaas Adriaan Hoog-
schagen genaamd, oud 26 jaar, landbouwer
te Koegras, gem. Helder, was gedagvaard
wegens „mishandeling".
D i t moet gezegd worden bepaald galant
was Hoogschagen op 3 Oct. j.1. niet, althans
niet tegenover zijne dienstbode Anna Maria
Jonker, eene 23-jarige deern. Ze zon 's morg. ten
7 ure, zoo vertelde zij, bij haren patroon op diens
verzoek de kachel opleggen en ging te dien
einde uit een aangrenzend vertrek de tang
halen. Dit ging Klaas zeker niet ving genoeg,
althans hij liep haar achterop en [nieuwe
puntige klompen aan de voeten hebbende],
schopte bij haar tegen haar „achterste" en
blijkbaar niet zoo heel zoetjes, want zij had
er naderhand nog heel wat pijn van. Dit is
nu juist niet wat men „gezellig huiselijk
verkeer" pleegt te noemen, en 't beviel mej.
Jonker dan ook zóó slecht, om zoo'n schop
of trap in ontvangst te nemen, dat ze dien
zelfden morgen haar blezen pakte on vice-versa
naar Breezand, gem. Annn Paulowna liep,
om bij hare moeder vervolgens hare tenten
op te slaan. Het schijnt, dat ze echter den
zelfden dag weer naar Hoogschagen ging en
diens echtgenoote vroeg, of ze maar weer in
dienst kon blijven.
Mej. Jonker ontkende heden echter ten
stelligste, dit te hebben gedaan. iNu, dan zal
't wel „jok" zijn.) De lezing, die Hoogscha
gen van 't op 3 Oct. voorgevallene gaf, is
een weinigje in 't nadeel van Anna Maria.
H ij verklaarde n.1., haar te hebben verzocht,
direct de kachel op te leggen, waarop zij
eerst nog wat melkschotels ging wegbrengen
en vervolgens gaf ze hem, op zijn herhaald
verzoek betreffende die kachelaanleggerij, een
zeer brntalen mond en toen nog niet mooi
genoeg, een klap op z'n arm, terwijl zij bui
tenshuis nog met steenen naar H. heeft
geworpen. Hoogschagen werd, zoo bekende
hij, driftig en gaf haar toen een schop, die
inderdaad terdege „raak" was, want toen do
„geschopte" eenige uren thuis was, gevoelde
ze zich zoo pijnlijk, dat hare zuster, Maria Anna
Jonker, naar den geneesheer Jacob Oostra uit
Anna Paulowna werd gezonden. Deze ver
scheen den volgenden dag 4 Oct. bij moeder
Jonker, teneinde de dochter te onderzoeken.
Hij bevestigde, dat 't „nogal raak" was cn Is
zelfs Woensdag en Vrijdag daaraanvolgende
nog bij zijne patiënte geweest en constateerde
bij zijne laatste visite, dat ze nog niet in
staat was, haar gewone werkzaamheden te
verrichten, 't Is voor haar echter geen aan
beveling, dat ze haren baas nogal eens
brutaliseerde en bij sommige opdrachten hem
allermiserabelste antwoorden gaf.
De O.v.J. verklaarde in zijn requisitoir, dat
't een treurig teeken des tijds is, dat de
houding van dienstbaren tegenover hunne
[hare] meesters zeer dikwijls veel te wenschen
overlaat, Iets, wat velen wel zullen willen
bevestigen, [behalve de dienstbaren natuurlijk
Z E.G. prees mej. Jonker dan ook juist niet
tot den Hemel toe, maar vond 't toch ook wat
„middeleeuwsch", om met de klomp dienst
boden tot hare plichten te brengen. De eisch
luiddef 20.boete, subsidiair 10 d. hecht.
Als verdediger van den beklaagde trad op
Mr. J. P. Bosman, die de verklaringen van
de mishandelde wel wat twijfelachtig vond
en er denkelijk maar zoo matigjes geloof aan
hechtte. Pleiter vond hare houding op 3 Oct.
evengoed „aanvallender- als vordedigender-
wijze". Verder,,'t drama is tusschen meester
en dienstbode afgespeeld." Er waren geen
andere personen bij tegenwoordig, ergo„una
testes, nulla testes", zooals spreker 't zeer
Het werd een onaangename maaltijd.
Ook Carolyne trof het vreemde in Olga's
optreden. Haar blik ging van Olga naar
Wigus, vol onrust.
Waar was plotseling de vroolijke opge
wektheid van den kleinen kring gebleven
Was Olga boos, of ten prooi aan onzeker
heid?' Wat dit laatste big baar moest
beteekenen, bekende Carolyne zich met
angstDe gedachte aan Olga's moeder
giDg ook haar door het hoofdHoe zou
alles eindigen en zich afwikkelen
Toen ze het dessert kregen, kwam er
eindelijk een alleiding in den vorm van een
telegram.
„Van mijn man," zeide Carolyne, nog eer
ze het telegram had opengemaakt. Want ook
den vorigen Zondag bad de geheimraad
haar getelegrafeerd. Het was steeds zijn
gewoonte geweest, om, als hg door zjjn werk
zaamheden zoogenaamd overstelpt was, geen
brieven te schrijven, maar zoo nu en dan
eens een telegram af te geven. Er lag der
halve niets verontrustends in dit telegram.
Daar er bepaald wel geen geheimen in
zouden staan, las Carolyne dadelijk hardop:
„Overstelpt met werk. Kom aan geen brief
toe. Binnen acht dagen ben ik in Florence.
Prins Bolko is sedert gieter in het Grand
Hotel. Laat Wigus zich gaan presenteeren.
Vele groeten. Wallraven."
In Carolyne's stem was jubol.
„Hg komt, hg komtAlles is goed. Men
komt niet, om een vrouw te dooden." Die
gedachten vervulden haar met zalige
vreugde.
„Wat heeft doctor Hmiegell met prins
Bolko uit te staan vroeg Olga verwon
derd.
Voor een uur terug zou ze bepaald eenvou-
deftlg in 't Latijnsch uitdrukte, hetgeen
beteekent„één getuigeis geen getuige."
Mr. Boaman onthaalde ons met betrekking
tot z'n cliënt ook nog op den aanhef van 't
schoone gedicht van den welbekenden dichter
Poot„Zoo vliedt thans het leven des gerus-
ten landmans heenen Z.Ed. vermoedde,
dat bekl. wel niet aan een wetboek van
strafrecht zal hebben gedacht, maar, wanneer
men hem vroeg, wat dat wel was, misschien
zou antwoorden„dat moet ik eerst m'n
advokaat eens vragen Pleiter hoopte zeer,
dat do Rechtbank tot vrijspraak van zijn cliënt
zou overgaan, maar mochten de Ed. Achtb.
Heeren werkelijk meenen te moeten straffeD,
[wat toch ook mogelijk isdan zon spr.
een zeer geringe geldboete de meest geschikte
straf achten.
De 26-jarige Jan Nijman Engelszoon van
Castricum gelijkt zeker niet erg veel op z'n
vader, want hij is volstrekt geen „engel";
integendeel, eerder een duivel. Toch is hij
blijkbaar niet weinig trotsch op zijne hemelsche
afkomst, al schermt hij er op 't aardsche
tranendal 6onas raar in om.
Op 4 October jl. toch beriep hij zich in de
herberg van Nieuwenhuizen te Egmond a.d.
Hoef herhaaldelijk op 't feit, dat hij Jan
Nijman Ez. van Castricum was. Hij maakte
aldaar echter wat al te veel lawaai, sloeg
een ruit kapot, verwondde hiermede terdege j
zijn pols, werd de deur uitgezet, en tenslotte
kreeg 6injeur een verbaaltje wegens ver
nieling. ZEd. is slechts 6 malen ver
oordeeld, nl. drie malen wegens diefstal, ééns
voor wederspannigheid, ééns voor beleediging
en dan nog een keertje voor verduistering.
Nu requireerde de heer Officier tegen hem
3 weken gevangenisstraf.
Den Helder leverde, ondergewoonte, ook
weer eens een zaakje op, dat in de rechtszaal
moest worden beëindigd. Er waren geen
dames bij deze maal, (jammer genoeg, want
die kunnen daar hare tongetjes nog eens
roeren De heeren H. C. van der Veen en
Joh. Ger. Anneas werden op 4 Oct. jl. door
zekeren Nicolaas Johannes Masseus beleedigd,
die hen, tot tweemalen toe, beiden allerge-
meenste scheldnamen naar het hoofd slingerde.
De heeren zijn beiden sergeant bij de infan
terie te Den Helder en tevens scherpschutter,
en lieten zich dit zoo maar niet welgevallen,
doch maakten er werk van, (waarin ze
trouwens groot gelgk hadden.) De O. v. J.
noemde 't van bekl. (die bij den Helderschen
Comm. v. Pol. ongunstig bekend staat) een
soort bravoerstukje en eischte voor deze
„eenvoudige" beleediging (die door hare her
haling nu toch eigenlijk „tweevoudig" werd)
naar aanleiding van art. 26G v. 't W. v. S.
f 10 boete of 7 dagen hechtenis.
't Was in den nacht van 4 op 6 Oct. op
't zoogenaamde „wegje" tusschen de Lange-
dijker dorpen Noord-Scharwoude en Ondkar-
spel zeer rumoerig. Tengevolge van de grap
penmakerijen, die de oorzaak van 't rumoer
waren, haddon we heden do twijfelachtige
eer een drietal beklaagden aan één bos te
zien presonteeren, waarvan No. 1 op ons al
een zeer trenrigen indruk maakte. Deze sin
jeur heet Jan flopman, is arbeider en woont
te Oudcarspel, alwaar mijnheer 22 jaren ge
leden geboren is. We zullen ons niet moei
lijk maken om den lafien, wreedaardigen
kerel nader te omschrijven, maar alleen ver
tellen, dat hij, z.oo'n groote, flinke jongen,
zich doodeenvoudig de oogen uit 't hoofd
moest schamen voor zijn miserabele hande
lingen. Hij ontzag zich niet om een klein
jong katje, dat op 't erf van zekeren Jan
Bakker liep, op te nemen on een paar malen
onbarmhartig op den grond te smijten, om
't daarna in eene sloot te trappen. Vervolgens
was dit mannetje wel zoo moedig, om met
behulp van zekeren Piet Jes een viertal straat
lantaarnruiten onder een bombardement met
grove stukken puin te doen bezwijken. De
heer Pieter Nap, die 't gas voor de straat
verlichting te Oudcarspel en [gedeeltelijk] te
N. Scharwoude levert en 't onderhoud der lan
taarns aldaar onder zijne verplichtingen telt,
zal ook wel niet plat gekeken hebben, bij
't zien van de aangerichte schade
Bekl. no. 2, de genoemde 21-jarig# jonge
heer Jes van N.-Scharwoude, had, behalve
't lantaarnruiten-bombardeeren, nog iets op
z'n kerfstok en wel 't beschadigen van langs
,,'t wegje" 6taande boompjes, die in 't voor
jaar van 1902 door den boomkweeker en
tuinier Cornelis Dekker van N.-Scharwoude
voor gemeenterekening waren geplant. Deze
Dekker werd nu verzocht [*t zij terloops aan- i
gemerkt), om als deskundige verslag uit te
brengen betreffende de vernieling. Hij wist
echter al bitter weinig te vertellen, hetgeen
Mr. Van Houweningen, don President, aan
leiding gaf, dezen getuige-deskundige op
't hart te drukken, bij eventuëele volgende
opdrachten wat nauwkeuriger verslag te
doen van zijne bevindingen.
Als beklaagde no. 3 stond terecht zekere
Cornelis Langedijk, een 18-jarig Noord-Scbar-
wouder jongeling, die wel zoo vriendelijk
was, Jes even de behulpzame hand te bieden
bij de „bewerking" der boompjes, welke hulp
door Jes ten zeerste werd gewaardeerd.
Het gelukte hen, met vereende krachten,
één boompje heelemaal los te wroeten, het
welk ze onder een brug verstopten, terwijl
ze een ander boompje, zoowat half ontwor
teld en scheef getrokken IfeteD staan. Zie
daar de Diet zeer te roemen feiten, door dit
edele klaverblad bedreven We kregen bij al
dit moois ook nog een zeer merkwaardig
getuige te hooren, nl. den23-jarigen jongenheer
Evert Zeeman, die eerst niet veel trek in
den gebrnikelijken eed had, „omdat hij heele
maal niet aan een God geloofde(alzoo een
volbloed atheïst
De President vroeg hem echter nog eens,
of hij, [afgezien van 't gelooi], bereid was
als getuige den eed te doen, en jawel
hoor Plechtig klonk het nit Zeeman's mond:
„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig Hoe
prachtig
Hopman heeft al eens 10 dagen hechtenis
gehad voor een of ander heldenstukje en
hoorde nu voor zijne dierenmishandeling en
rnitenvernieling naar aanleiding van de artt.
264 en 350 van 't W. v. S., 14 dagen gevang,
tegen zich eischen. De eisch tegen Jes luidde
wegens vernieling, naar aanleiding van art.
360 van 't W. v. S 7 dagen hecht, en wegens
straatschenderij, art. 424 W. v. S., f5 boete,
subs. 2 dagen hecht.
Tegen Langedijk requireerde de Officier
wegens straatschenderij f 10 boete, subs. 3 d.
hecht.
Ons slotnummer speelde heden te Alkmaar.
De 45-jarige koopman Jacob Groot aldaar
is zeker een zeer gevoelig exemplaar, tenminste,
hij huilde als een kind bij 't behandelen zijner
zaak. 't Was aandoenlijk om te zien. De man
was vroeger bakkersknecht, ging later als
„patroon" beginnen, doch was spoedig aan
lager wal cn toen was zijne oude plaats als
knecht natuurlijk bezet, zoodat hij nu een
handeltje in oud ijzer, zink etc. begon. Hij
is echter zoo behoeftig, dat hij met een
stuiver of 7 op zak dagelijks zijn zaken moet
doen, tengevolge waarvan hij, zooals hij zegt,
tenslotte op onrechtmatige wijze wat oud
zink en lood zich heeft toegeëigend, en 't
was naar aanleiding hiervan, dat de arme
kerel heden op 't beklaagdenbankje zat. Hij
heeft van drie verschillende perceeien in
Alkmaar stukken van afvoerbuizen of pijpen
gestolen, ten nadeele van do volgende drie
heeren, [respectievelijk eigenaars der bedoelde
perceeien] te weten: a. de leerhandolaar Jae.
Prins, b. de logement- en stalhouder IJ. 01-
denbnrg en c. de schilder P. Langedijk, allen
te Alkmaar. Deze heeren bemerkten, wat er
was gebeurd, deden aangifte en de agent
van politie J. C. P. Kraan stelde een onder
zoek in en vond 't gestolene bij den Koopman
Joeef Keesie, die 't van Groot had gekocht
voor een niet al te hoogen prijs, nl. 12 K G.
voor 61 cents. De verzameling werd in
beslag genomen en 't eind van de historie
ia, dat de heer Officier van Justitie tegen
Groot wegens diefstal, naar aanleiding van
art. 3L0 v. 't W. v. S., 1 maand gev. eischte.
A s. week uitspraken.
UITTREKSEL uit eene
gedrukt te Amsterdam in 1750.
ocooo
De Stede Scagen of Schagen, eene wel
gelegen oude en vermaarde open Plaats,
heeft op den 12 Mey des jaars 1415,
Poortregt verkregen. Men vindt wel in de
Handvesten van Willem, eersten Heer van
Sehagen, gegeven den G Augustus des
jaars 1427, waarin hij aan de Stede haare
Regton en Vrijheden vergunt, dat goede
luiden hem, eerst op dien tijd,
goediglijk en gunstiglijk ver
volgd hebben, omme Vr ij heden
en Poortregt: doch men schijnt hier
door te moeten verstaan, dat dit Regt,
schoon vroeger gegeven, eerst in dien
jaare door behoorlijke Wetten is gesterkt.
Schagen is aldus onder de kleine Steden
van Westvriesland gerekend worden, en
heeft somtijds Afgevaardigden in der
Staaten Vergadering gezonden. Alkmaar
legt omtrent vier Uuren gaans ten Zuid-
Westen, en Medemblik ook omtrent zoo
verre ten Oosten van Schagen. De stede
is van binnen vrij wel betimmerd en van
buiten met eenige Buurten omringd, wel
ker meeaten, langs bestraate Wegen, toe
gang tot Schagen hebben.
Volgens de oude overleveringen, zou
Schagen p.1 in 't jaar 334 gebouwd geweest
zijn. Doch dit is geheel onwaarschijnlijk,
zoo wel als alles, wat men ons van Tjalle,
Aaf, Nesa, Wijbe, Oresing, Huipke en an
dere zoogenaamde Stigters van Schagen en
andere omliggende Gehugten te vertellen
weet. Uit egte Brrigfce blijkt nogtans, dat
de Plaats al in de Tiende Eeuwe bekend
geweest is.
In den jare 1622, telde men binnen
Schagen 432 Huisgezinnen, vervattende
1632 Persoonen. on op de Buitenbuurten
252 Huisgezinnen, vervattende 1116 Per
soonen, behalven de Dienstboden, Kostgan
gers en dergelijken In den jaare 1673
werden er in Schagen en de onderhoorige
Buurten, in 't geheel niet meer dan 1803
Persoonon geteld, en in 't jaar 1701 maar
1563 Persoonen. In den jare 1703 zijn alle
de Huisgezinnen in Schagen en 't geene
er onder behoort, opgeschreeven, en men
bevondt er 1464 Persoonen Dit Getal was
in den jaare 1709 op 1419, en in den
jaare 1717 tot op 1268 verminderd, doch
in den jaare 1734 weder tot 1301 Persoo
nen opgeklommen.
Midden in de Plaats is een ruim Markt
veld, op 't welk drie Buurten uitloopen.
Hier op worden jaarlijks verscheiden zoo
Paarden- al3 Beostenmarkten gehouden.
Inzonderheid is de Schager Schapen- en
lammerenmarkt zeer vermaard, die week-
lijks gehouden wordt van den laatsten
Donderdag in April tot den laatsten Don
derdag voor den 17 Junij ook is hier
alle Donderdagen het geheele jaar door
een zeer bloeiende Botermarkt.
Bezuiden dit Marktveld, en door een
Voorpoort en ruim Voorplein van het zelve
afgescheiden, staat het Adelijk Slot der
heeren van Schagen, midden in een Vgver.
Het is van verscheiden toorens voorzien,
en werdt, van ouds voor zeer sterk ge
houden. Op de gïoote zaal van dit slot
staan twee Pilaaren, die volgens een Latijnsch
vers van Bar'oeus, voor den schoorsteen te
lc-ezen, uit de Puichocpen van het oud
Karthago, herwaards gebragt zouden zijn.
Thans dienen ze om den schoorsteenmantel
te onderstutten. Ook ziet men hier de ge
schilderde Afbeeldsels van verscheiden
Graaven en andere Grooten. Agter het
slot is een groote Boomgaard, die somtijds
voor zevenhonderd Guldens in 't jaar ver-
pagt geworden is.
Het Raadhuis van Schagen placht ook
op dit Marktveld te staan doch is in den
jaare 1731, om zijnen ouderdom afgebro
ken. In 't zeilde jaar werd door Burge-
meesteren een Huis gekogt aan de Zuid
zijde wan dit Marktveld met verscheiden
Boven- en Benedenkamers en Vertrekken,
't welk tot een Raadhuis bekwaam ge
maakt is.
De Kerk staat mede op het Marktveld
en is een fraai Gebouw, rustende van bin-
dig Hennegall hebben gezegd, dacht Wigus.
„Professor DurbaD heeft dat zaakje klaar
gespeeld Hennegall zal over verschillende
groote manDen van Florence voordrachten
voor prins Bolko houden."
„Ah, die prins Bolko 1" zeide Olga met
een zucht.
„Kent ge hem
„Of ik", antwoordde Olga.
„Hij is wat men noemt een lieve jon
gen, tenminste volgens Durban's beschrij
ving. Een fijn, bescheiden jongmensch van
drie-en-twintig jaar", vertelde Carolyne.
„En mama's held", ontsnapte er aan
Olga's mond. Zij voegde er na een kort
nadenken aan toe„Prins Bolko's oudste
zuster is met den zoon van grootvorst
Faodor getrouwd. Hg komt dikijls te
St. Petersburg aan het hof. De grootvorstin
is mama's bijzondere favoriete. Zóó leerden
wij prins Bolko kennen. Hij bezocht in
St. Petersburg geregeld mama's avonden." 1
Zonder Wigus aan te kijken, zeide ze
dat zoo over tafel heen.
Hij evenwel begreep de onzalige bedoe-
ling van deze woordenze moesten hem i
den afstand duidelgk maken, die er tusschen
hem en Olga bestond.
Nu was er geen onderhoud meer mogelijk, j
De kwellende onvrgheid van zooeven was j
verhoogd geworden tot een gevaarlijke s
prikkelbaarheid.
Zoodra het eenigszins mogelgk was, na^j
Wigus afschcii.
De vrouwen bleven niet aan tafel zitten.
„Kom!" zeide Olga, bijna bevelend,
Weder stonden ze weldra voor de steenen I
balustrade. Maar nu wss het nRcht. Daar j
beneden, als onder oen blauwachtig waas, lag i
de stad, en boven haar de hemel met zijn
rustig flikkerende goudpunten.
De vrouwen stonden naast elkaar, Carolyne
legde haar arm om Olga's schouder.
„Wat scheeltje? Waarom zoo veranderd?"
„Niet vragen niet vragen 1" riep Oigs.
Zij sloeg haar armen om Carolyne's hals
on brak in een hartstochtelijk weenen uit.
Het waren de eerste tranen, die Carolyne
van baar zag.
Die wilde uitbarsting van niet te be
dwingen jammer greep haar zeer aan.
„Arm kind arm kind", mompelde zij
en streelde heur het haar, „ween je niet
zonder reden? Vraag dat je zelf eens at?"
„Ik heb hem liefstamelde Olga, „ik
heb het gevoeld geweten op eenmaal
toen ik hoorde dat hij vrij was."
Carolyne liet haar uitweenen. Na eenige
minuten vroeg zij zeer zacht„Nu en
is dat hopelco3
Vaster drukte 0'ga haar gelaat tegen 1
den schouder van de andere.
„Hopeloos hopeloos
„Je denkt aan je moeder?"
„Acb, mama..", mompelde Olga. als
kwam die in 't geheel niet in aanmerking.
Midden ia haar groote droefheid deed
zich haar sterke, hartstochtelijke natuur
weder gelden.
Haar smart verandc: de in toorn.
„O, mijn God," zeide zy heftig, „was
het noodlot toch een menecb, cn kon ik
het slaan, s san,slaan Toen ik hem
voor de eerste maal zsg, heb ik bem lief
gehad dadelijk ik weet het nu. En
toen behoorde hij aan die andere. En gij
hebt het geleien, hoe hij die andere heeft
liefgehad warm gloeiend o
die vurige woorden over die andere
die kan ik nooit vergeten nooit 1 Be-
grijpt ge dat Eu nu nu wordt ze niet
eens de zijne. En denkt ge dat ik eenmaal
nemen kan, wat die andere heeft over
gelaten. O neen, ik zal hem toonen, dat
hij het niet moet wagen, mij dat aan te
bieden.
„Mijn lieve Olga," zeide Carolyne zacht
en treurig, „je wilt hem en jezelf mishan
delen. Weten wij, weet bij zelf, of Lij
Siddy liefhad, óf alleen de liefde in zijn
lijdensnood als het eenige lafenisbrengende
aanbad
„Men kan toch niet de liefde beminnen,"
sprak Olga toornig en ODgeloovig.
„O zeker. Het verlangen is een groote
kunstenares. Die kan holle poppeD er hecr-
lyk en verlokkend doen uitzien."
Maar Olga mompelde weer „Ik zal het
hem toonen."
De rijpe en beproefde vrouw echter
dacht, dat zij deze beide kinderen helpen
wilde, opdat zij in hun dwaasheid niet uit
elkaar zouden gaan.
Want zij wist wat het was, door de liefde
te moeten Igden.
Lang nog stonden zjj in het donker
rondom zich de grootsche natuur.
Eu deze nachtelijke stilte, in dia waime
lucht en dien kalmen vrede, gaf ook aan
hare harten een gevoel van weemoedige
rust.
Haar was het als maakte het leven een
pauze. De naklank van vervlogen uren
sidderde nog aan haar oorhet gevoel
van komende smarten.
Het hart van trots en bitterheid vervuld,
was Wigus Hennegall heengegaan.
Hij had het immers onmiddellijk geweten