|Uuisiteri5. BesebdjviDg ?i floliaod, Zondag 15 November 1903 47ste Jaargang No. 3889. TWEEDE BLAD. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. FEUILLETON. Uit den Ouden Tijd. Zitting van Dinsdag 10 Nov. 1903. UITSP KAKEN: R. Bangma en M. Joosten, beiden te Hoorn, honden niet aangegeven, beiden f 5 boete, of 1 dag hechtenis. P. Stegeman, Oosthuizen, vroeger te An- dijk, beleed, van een dienstd. ambtenaar, niet toerekenbaar zijnde, ontslagen van alle rechts vervolging. Aangenaam werden we vandaag tijdens de zitting verrast door eenige nummertjes muziek, welke ons door een gezelschap goede bla zers gratis werden aangeboden. Jammer alleen, dat we er maar zoo weinig aandacht aan konden schenken, daar we, (hoe mooi de edele tonen, door de respectieve blazers uit hunne koper-instrumenten voortgebracht, ook klonken], toch meer oor hadden voor 't geen er alzoo in de groote audiëntie-zaal van „Justitia" voorviel. En dit was 't aanhooren overwaard Ten eerste kregen we zekeren mijnheer Cornelis Spaans van Noord-Scharwoude, ge boren te Haringcarspel en van beroep arbei der, die voor eenigen tijd een beetje al te lange vingers bleek te hebben, (een lastige kwaal, die hem meer dan eens heeft geplaagd]. De eerste der aanvallen dezer ziekte [hem ten laste gelegd], betrof den diefstal van een oliepak. Omstreeks half October 1902 ging Dirk van Duin, een 64-jarig landbouwer uit de gemeente Haringcarspel, met zijn vaartuig (waarin, behalve hij zelf, een oliepak aanwe zig was,) naar de fabriek van den heer Ver burg te N. Scharwoude eene bekende in richting voor het conserveeren van verschil lende soorten groenten. Ten 4 ure in den morgen was Van Duin behouden met zijn koolschuit in de „fabriekshaven" aangeland en stapte, de schuit onbeheerd achterlatende, aan wal. Om 'n uur of vijf, half zes, (in die term zoowat, meheerwas Dirk weer naar zijn boot gegaan, en hij had toen nog „niks gien erg". Hij had al een poosje gevaren ennog altijd geen ergMaar, o jeremwat wil 't geval Om 'n uur of half zeven zoowat ten- naastebij ongeveer, begon het warempel knapjes te regenen, tengevolge waarvan Van Duin, zeer natuurlijk 't oliepak wilde opzoeken, dat hij, voorzichtig genoeg zou je zeggen, achter in 't vaartuig, onder 't roer had gedeponeerd, 't Was echter gevlogen. Toen had Van Duin erg Hij vertelde 't geval dan ook aan den meesterknecht op Ver- burg's groentenfabriek echter voorloopig zonder resultaat, totdat dan eindelijk is ge bleken, dat bovengenoemde Spaans, die op den bewusten morgen in de nabijheid in een modderschuit aan ,,'t slikken" was, hem dat gelappen had, 't welk hij [S dan ook heden bekende. De tweede diefstal had nadeelige gevolgen voor den heer Jacob Slo- temaker van N.-Scharwoude, een huis-, rijtuig en decoratieschilder, kamerbehanger, glazen maker, vergulder enz., enz., aldaar. Deze was in Maart j.1. te Noord-Scharwoude bij iemand aan huis en had zijn pantoffels buiten op de stoep voor 't huis laten staan. Spaans, er voorbij komende, dacht„ongevraagd is onge weigerd", en pakte 't schoeisel mee, dat hij verder zelf is gaan dragenhij heeft ze zelfs nog laten repareoren ook. Nadat 't zomer seizoen met al zijne heerlijkheden was ge passeerd, pakte beklaagde in 't laatst van Sept. j.1. (den 26sten), ten nadeele van Lou- rens Water te N.-Scharwonde het volgende wegeen hoopje bruiDe Turksche boonen, een hoopje witte idem, benevens 2 boonen- stokken. Daags na den diefstal, die met behulp van een vaartuig had plaats gehad, ging Water varende langs zijn akker, ont dekte 't verdwijnen van zijne producten en deed onmiddellijk aangifte bij den Lange- dijker rijks-veldw. Jongepier. Bekl. bekende ook dezen diefstal. Waler had ten slotte nog een woordje tot de E.A. lieer en te spreken, n.1. hij wilde graag de boonenstokken terug hebben, vooral dien eene, dat was nog een erfstuk van z'n schoonpapa, wel te verstaan. Roman van IDA BOY-ED. 00000 32. „Ja," sprak Wigus zacht, „ik heb zeer ge leden. Ik weet niet, of het overwonnen is.... „Men overwint het nooit," sprak Carolyne hartstochtelijk. „NooitWe noemen het overwonnen, en het is slechts zóó het eene stapelt men op het andere. Maar niet er aan roeren niet er aan roeren anders leeft alles weer op." Hij zweeg. Zjj in haar goedheid, bezon zich zij wilde hom den moed Diet ontnemen, niet het ge loof der jeugd dat men vergeten kan. En de jeugd vergeet immers ook er is nog zooveel geneeskracht. „Niet bitter worden," zeide zg en drukte zijn arm, „voor jou is het slechts eene ervaring nog niet het leven met het gansche, verloren leven neen, voor jou niet." Zij waren bjj het huis aangekomen. Juist stak het dienstmeisje het licht op in de eetkamer, waar voor drie personen gedekt was. Wigus en Carolyne gingen achter hun stoelen staan en wachtten op CMga. Eindelijk verscheen zij op don drempel. Haar slanke gestalte stond enkele secon den aarzelend in de tuindeur. Olga keek niet op. Zjj nam zwijgend Raar plaats in. De stokken waren ter griffie gedeponeerd en aan deurwaarder Amoureus werd door den President gelast (zeker niet tot zijne groote blijdschap), bedoelde voorwerpen op te zoe ken er was niets aan te doen, de stokken moesten worden gehaald en weldra werden ze dan ook in triomf door een klerk de zaal binnengebracht, w 1 tot groote blijdschap van Water. Deze herkende toch met welge vallen in dien éénen, den hem zoo dierbaren stok, dat erfstuk van zijn schoonvader. Beklaagde is iemand, die 't nu juist niet zoo broodnoodig had, want hij verdiende als vast arbeider ongeveer f 9.— per week, terwijl hij slechts 2 kinderen heeft, dus geen groot gezin. De O. v. J. vond dan ook, dat, al was de waarde van al 't ontvreemde betrekkelijk gering te noemen, een flinke straf voor deze drie diefstallen wel gewenscht was, redenen waarom Z.E.G. 2 mnd. gev. eischte. De volgende beklKlaas Adriaan Hoog- schagen genaamd, oud 26 jaar, landbouwer te Koegras, gem. Helder, was gedagvaard wegens „mishandeling". D i t moet gezegd worden bepaald galant was Hoogschagen op 3 Oct. j.1. niet, althans niet tegenover zijne dienstbode Anna Maria Jonker, eene 23-jarige deern. Ze zon 's morg. ten 7 ure, zoo vertelde zij, bij haren patroon op diens verzoek de kachel opleggen en ging te dien einde uit een aangrenzend vertrek de tang halen. Dit ging Klaas zeker niet ving genoeg, althans hij liep haar achterop en [nieuwe puntige klompen aan de voeten hebbende], schopte bij haar tegen haar „achterste" en blijkbaar niet zoo heel zoetjes, want zij had er naderhand nog heel wat pijn van. Dit is nu juist niet wat men „gezellig huiselijk verkeer" pleegt te noemen, en 't beviel mej. Jonker dan ook zóó slecht, om zoo'n schop of trap in ontvangst te nemen, dat ze dien zelfden morgen haar blezen pakte on vice-versa naar Breezand, gem. Annn Paulowna liep, om bij hare moeder vervolgens hare tenten op te slaan. Het schijnt, dat ze echter den zelfden dag weer naar Hoogschagen ging en diens echtgenoote vroeg, of ze maar weer in dienst kon blijven. Mej. Jonker ontkende heden echter ten stelligste, dit te hebben gedaan. iNu, dan zal 't wel „jok" zijn.) De lezing, die Hoogscha gen van 't op 3 Oct. voorgevallene gaf, is een weinigje in 't nadeel van Anna Maria. H ij verklaarde n.1., haar te hebben verzocht, direct de kachel op te leggen, waarop zij eerst nog wat melkschotels ging wegbrengen en vervolgens gaf ze hem, op zijn herhaald verzoek betreffende die kachelaanleggerij, een zeer brntalen mond en toen nog niet mooi genoeg, een klap op z'n arm, terwijl zij bui tenshuis nog met steenen naar H. heeft geworpen. Hoogschagen werd, zoo bekende hij, driftig en gaf haar toen een schop, die inderdaad terdege „raak" was, want toen do „geschopte" eenige uren thuis was, gevoelde ze zich zoo pijnlijk, dat hare zuster, Maria Anna Jonker, naar den geneesheer Jacob Oostra uit Anna Paulowna werd gezonden. Deze ver scheen den volgenden dag 4 Oct. bij moeder Jonker, teneinde de dochter te onderzoeken. Hij bevestigde, dat 't „nogal raak" was cn Is zelfs Woensdag en Vrijdag daaraanvolgende nog bij zijne patiënte geweest en constateerde bij zijne laatste visite, dat ze nog niet in staat was, haar gewone werkzaamheden te verrichten, 't Is voor haar echter geen aan beveling, dat ze haren baas nogal eens brutaliseerde en bij sommige opdrachten hem allermiserabelste antwoorden gaf. De O.v.J. verklaarde in zijn requisitoir, dat 't een treurig teeken des tijds is, dat de houding van dienstbaren tegenover hunne [hare] meesters zeer dikwijls veel te wenschen overlaat, Iets, wat velen wel zullen willen bevestigen, [behalve de dienstbaren natuurlijk Z E.G. prees mej. Jonker dan ook juist niet tot den Hemel toe, maar vond 't toch ook wat „middeleeuwsch", om met de klomp dienst boden tot hare plichten te brengen. De eisch luiddef 20.boete, subsidiair 10 d. hecht. Als verdediger van den beklaagde trad op Mr. J. P. Bosman, die de verklaringen van de mishandelde wel wat twijfelachtig vond en er denkelijk maar zoo matigjes geloof aan hechtte. Pleiter vond hare houding op 3 Oct. evengoed „aanvallender- als vordedigender- wijze". Verder,,'t drama is tusschen meester en dienstbode afgespeeld." Er waren geen andere personen bij tegenwoordig, ergo„una testes, nulla testes", zooals spreker 't zeer Het werd een onaangename maaltijd. Ook Carolyne trof het vreemde in Olga's optreden. Haar blik ging van Olga naar Wigus, vol onrust. Waar was plotseling de vroolijke opge wektheid van den kleinen kring gebleven Was Olga boos, of ten prooi aan onzeker heid?' Wat dit laatste big baar moest beteekenen, bekende Carolyne zich met angstDe gedachte aan Olga's moeder giDg ook haar door het hoofdHoe zou alles eindigen en zich afwikkelen Toen ze het dessert kregen, kwam er eindelijk een alleiding in den vorm van een telegram. „Van mijn man," zeide Carolyne, nog eer ze het telegram had opengemaakt. Want ook den vorigen Zondag bad de geheimraad haar getelegrafeerd. Het was steeds zijn gewoonte geweest, om, als hg door zjjn werk zaamheden zoogenaamd overstelpt was, geen brieven te schrijven, maar zoo nu en dan eens een telegram af te geven. Er lag der halve niets verontrustends in dit telegram. Daar er bepaald wel geen geheimen in zouden staan, las Carolyne dadelijk hardop: „Overstelpt met werk. Kom aan geen brief toe. Binnen acht dagen ben ik in Florence. Prins Bolko is sedert gieter in het Grand Hotel. Laat Wigus zich gaan presenteeren. Vele groeten. Wallraven." In Carolyne's stem was jubol. „Hg komt, hg komtAlles is goed. Men komt niet, om een vrouw te dooden." Die gedachten vervulden haar met zalige vreugde. „Wat heeft doctor Hmiegell met prins Bolko uit te staan vroeg Olga verwon derd. Voor een uur terug zou ze bepaald eenvou- deftlg in 't Latijnsch uitdrukte, hetgeen beteekent„één getuigeis geen getuige." Mr. Boaman onthaalde ons met betrekking tot z'n cliënt ook nog op den aanhef van 't schoone gedicht van den welbekenden dichter Poot„Zoo vliedt thans het leven des gerus- ten landmans heenen Z.Ed. vermoedde, dat bekl. wel niet aan een wetboek van strafrecht zal hebben gedacht, maar, wanneer men hem vroeg, wat dat wel was, misschien zou antwoorden„dat moet ik eerst m'n advokaat eens vragen Pleiter hoopte zeer, dat do Rechtbank tot vrijspraak van zijn cliënt zou overgaan, maar mochten de Ed. Achtb. Heeren werkelijk meenen te moeten straffeD, [wat toch ook mogelijk isdan zon spr. een zeer geringe geldboete de meest geschikte straf achten. De 26-jarige Jan Nijman Engelszoon van Castricum gelijkt zeker niet erg veel op z'n vader, want hij is volstrekt geen „engel"; integendeel, eerder een duivel. Toch is hij blijkbaar niet weinig trotsch op zijne hemelsche afkomst, al schermt hij er op 't aardsche tranendal 6onas raar in om. Op 4 October jl. toch beriep hij zich in de herberg van Nieuwenhuizen te Egmond a.d. Hoef herhaaldelijk op 't feit, dat hij Jan Nijman Ez. van Castricum was. Hij maakte aldaar echter wat al te veel lawaai, sloeg een ruit kapot, verwondde hiermede terdege j zijn pols, werd de deur uitgezet, en tenslotte kreeg 6injeur een verbaaltje wegens ver nieling. ZEd. is slechts 6 malen ver oordeeld, nl. drie malen wegens diefstal, ééns voor wederspannigheid, ééns voor beleediging en dan nog een keertje voor verduistering. Nu requireerde de heer Officier tegen hem 3 weken gevangenisstraf. Den Helder leverde, ondergewoonte, ook weer eens een zaakje op, dat in de rechtszaal moest worden beëindigd. Er waren geen dames bij deze maal, (jammer genoeg, want die kunnen daar hare tongetjes nog eens roeren De heeren H. C. van der Veen en Joh. Ger. Anneas werden op 4 Oct. jl. door zekeren Nicolaas Johannes Masseus beleedigd, die hen, tot tweemalen toe, beiden allerge- meenste scheldnamen naar het hoofd slingerde. De heeren zijn beiden sergeant bij de infan terie te Den Helder en tevens scherpschutter, en lieten zich dit zoo maar niet welgevallen, doch maakten er werk van, (waarin ze trouwens groot gelgk hadden.) De O. v. J. noemde 't van bekl. (die bij den Helderschen Comm. v. Pol. ongunstig bekend staat) een soort bravoerstukje en eischte voor deze „eenvoudige" beleediging (die door hare her haling nu toch eigenlijk „tweevoudig" werd) naar aanleiding van art. 26G v. 't W. v. S. f 10 boete of 7 dagen hechtenis. 't Was in den nacht van 4 op 6 Oct. op 't zoogenaamde „wegje" tusschen de Lange- dijker dorpen Noord-Scharwoude en Ondkar- spel zeer rumoerig. Tengevolge van de grap penmakerijen, die de oorzaak van 't rumoer waren, haddon we heden do twijfelachtige eer een drietal beklaagden aan één bos te zien presonteeren, waarvan No. 1 op ons al een zeer trenrigen indruk maakte. Deze sin jeur heet Jan flopman, is arbeider en woont te Oudcarspel, alwaar mijnheer 22 jaren ge leden geboren is. We zullen ons niet moei lijk maken om den lafien, wreedaardigen kerel nader te omschrijven, maar alleen ver tellen, dat hij, z.oo'n groote, flinke jongen, zich doodeenvoudig de oogen uit 't hoofd moest schamen voor zijn miserabele hande lingen. Hij ontzag zich niet om een klein jong katje, dat op 't erf van zekeren Jan Bakker liep, op te nemen on een paar malen onbarmhartig op den grond te smijten, om 't daarna in eene sloot te trappen. Vervolgens was dit mannetje wel zoo moedig, om met behulp van zekeren Piet Jes een viertal straat lantaarnruiten onder een bombardement met grove stukken puin te doen bezwijken. De heer Pieter Nap, die 't gas voor de straat verlichting te Oudcarspel en [gedeeltelijk] te N. Scharwoude levert en 't onderhoud der lan taarns aldaar onder zijne verplichtingen telt, zal ook wel niet plat gekeken hebben, bij 't zien van de aangerichte schade Bekl. no. 2, de genoemde 21-jarig# jonge heer Jes van N.-Scharwoude, had, behalve 't lantaarnruiten-bombardeeren, nog iets op z'n kerfstok en wel 't beschadigen van langs ,,'t wegje" 6taande boompjes, die in 't voor jaar van 1902 door den boomkweeker en tuinier Cornelis Dekker van N.-Scharwoude voor gemeenterekening waren geplant. Deze Dekker werd nu verzocht [*t zij terloops aan- i gemerkt), om als deskundige verslag uit te brengen betreffende de vernieling. Hij wist echter al bitter weinig te vertellen, hetgeen Mr. Van Houweningen, don President, aan leiding gaf, dezen getuige-deskundige op 't hart te drukken, bij eventuëele volgende opdrachten wat nauwkeuriger verslag te doen van zijne bevindingen. Als beklaagde no. 3 stond terecht zekere Cornelis Langedijk, een 18-jarig Noord-Scbar- wouder jongeling, die wel zoo vriendelijk was, Jes even de behulpzame hand te bieden bij de „bewerking" der boompjes, welke hulp door Jes ten zeerste werd gewaardeerd. Het gelukte hen, met vereende krachten, één boompje heelemaal los te wroeten, het welk ze onder een brug verstopten, terwijl ze een ander boompje, zoowat half ontwor teld en scheef getrokken IfeteD staan. Zie daar de Diet zeer te roemen feiten, door dit edele klaverblad bedreven We kregen bij al dit moois ook nog een zeer merkwaardig getuige te hooren, nl. den23-jarigen jongenheer Evert Zeeman, die eerst niet veel trek in den gebrnikelijken eed had, „omdat hij heele maal niet aan een God geloofde(alzoo een volbloed atheïst De President vroeg hem echter nog eens, of hij, [afgezien van 't gelooi], bereid was als getuige den eed te doen, en jawel hoor Plechtig klonk het nit Zeeman's mond: „Zoo waarlijk helpe mij God almachtig Hoe prachtig Hopman heeft al eens 10 dagen hechtenis gehad voor een of ander heldenstukje en hoorde nu voor zijne dierenmishandeling en rnitenvernieling naar aanleiding van de artt. 264 en 350 van 't W. v. S., 14 dagen gevang, tegen zich eischen. De eisch tegen Jes luidde wegens vernieling, naar aanleiding van art. 360 van 't W. v. S 7 dagen hecht, en wegens straatschenderij, art. 424 W. v. S., f5 boete, subs. 2 dagen hecht. Tegen Langedijk requireerde de Officier wegens straatschenderij f 10 boete, subs. 3 d. hecht. Ons slotnummer speelde heden te Alkmaar. De 45-jarige koopman Jacob Groot aldaar is zeker een zeer gevoelig exemplaar, tenminste, hij huilde als een kind bij 't behandelen zijner zaak. 't Was aandoenlijk om te zien. De man was vroeger bakkersknecht, ging later als „patroon" beginnen, doch was spoedig aan lager wal cn toen was zijne oude plaats als knecht natuurlijk bezet, zoodat hij nu een handeltje in oud ijzer, zink etc. begon. Hij is echter zoo behoeftig, dat hij met een stuiver of 7 op zak dagelijks zijn zaken moet doen, tengevolge waarvan hij, zooals hij zegt, tenslotte op onrechtmatige wijze wat oud zink en lood zich heeft toegeëigend, en 't was naar aanleiding hiervan, dat de arme kerel heden op 't beklaagdenbankje zat. Hij heeft van drie verschillende perceeien in Alkmaar stukken van afvoerbuizen of pijpen gestolen, ten nadeele van do volgende drie heeren, [respectievelijk eigenaars der bedoelde perceeien] te weten: a. de leerhandolaar Jae. Prins, b. de logement- en stalhouder IJ. 01- denbnrg en c. de schilder P. Langedijk, allen te Alkmaar. Deze heeren bemerkten, wat er was gebeurd, deden aangifte en de agent van politie J. C. P. Kraan stelde een onder zoek in en vond 't gestolene bij den Koopman Joeef Keesie, die 't van Groot had gekocht voor een niet al te hoogen prijs, nl. 12 K G. voor 61 cents. De verzameling werd in beslag genomen en 't eind van de historie ia, dat de heer Officier van Justitie tegen Groot wegens diefstal, naar aanleiding van art. 3L0 v. 't W. v. S., 1 maand gev. eischte. A s. week uitspraken. UITTREKSEL uit eene gedrukt te Amsterdam in 1750. ocooo De Stede Scagen of Schagen, eene wel gelegen oude en vermaarde open Plaats, heeft op den 12 Mey des jaars 1415, Poortregt verkregen. Men vindt wel in de Handvesten van Willem, eersten Heer van Sehagen, gegeven den G Augustus des jaars 1427, waarin hij aan de Stede haare Regton en Vrijheden vergunt, dat goede luiden hem, eerst op dien tijd, goediglijk en gunstiglijk ver volgd hebben, omme Vr ij heden en Poortregt: doch men schijnt hier door te moeten verstaan, dat dit Regt, schoon vroeger gegeven, eerst in dien jaare door behoorlijke Wetten is gesterkt. Schagen is aldus onder de kleine Steden van Westvriesland gerekend worden, en heeft somtijds Afgevaardigden in der Staaten Vergadering gezonden. Alkmaar legt omtrent vier Uuren gaans ten Zuid- Westen, en Medemblik ook omtrent zoo verre ten Oosten van Schagen. De stede is van binnen vrij wel betimmerd en van buiten met eenige Buurten omringd, wel ker meeaten, langs bestraate Wegen, toe gang tot Schagen hebben. Volgens de oude overleveringen, zou Schagen p.1 in 't jaar 334 gebouwd geweest zijn. Doch dit is geheel onwaarschijnlijk, zoo wel als alles, wat men ons van Tjalle, Aaf, Nesa, Wijbe, Oresing, Huipke en an dere zoogenaamde Stigters van Schagen en andere omliggende Gehugten te vertellen weet. Uit egte Brrigfce blijkt nogtans, dat de Plaats al in de Tiende Eeuwe bekend geweest is. In den jare 1622, telde men binnen Schagen 432 Huisgezinnen, vervattende 1632 Persoonen. on op de Buitenbuurten 252 Huisgezinnen, vervattende 1116 Per soonen, behalven de Dienstboden, Kostgan gers en dergelijken In den jaare 1673 werden er in Schagen en de onderhoorige Buurten, in 't geheel niet meer dan 1803 Persoonon geteld, en in 't jaar 1701 maar 1563 Persoonen. In den jare 1703 zijn alle de Huisgezinnen in Schagen en 't geene er onder behoort, opgeschreeven, en men bevondt er 1464 Persoonen Dit Getal was in den jaare 1709 op 1419, en in den jaare 1717 tot op 1268 verminderd, doch in den jaare 1734 weder tot 1301 Persoo nen opgeklommen. Midden in de Plaats is een ruim Markt veld, op 't welk drie Buurten uitloopen. Hier op worden jaarlijks verscheiden zoo Paarden- al3 Beostenmarkten gehouden. Inzonderheid is de Schager Schapen- en lammerenmarkt zeer vermaard, die week- lijks gehouden wordt van den laatsten Donderdag in April tot den laatsten Don derdag voor den 17 Junij ook is hier alle Donderdagen het geheele jaar door een zeer bloeiende Botermarkt. Bezuiden dit Marktveld, en door een Voorpoort en ruim Voorplein van het zelve afgescheiden, staat het Adelijk Slot der heeren van Schagen, midden in een Vgver. Het is van verscheiden toorens voorzien, en werdt, van ouds voor zeer sterk ge houden. Op de gïoote zaal van dit slot staan twee Pilaaren, die volgens een Latijnsch vers van Bar'oeus, voor den schoorsteen te lc-ezen, uit de Puichocpen van het oud Karthago, herwaards gebragt zouden zijn. Thans dienen ze om den schoorsteenmantel te onderstutten. Ook ziet men hier de ge schilderde Afbeeldsels van verscheiden Graaven en andere Grooten. Agter het slot is een groote Boomgaard, die somtijds voor zevenhonderd Guldens in 't jaar ver- pagt geworden is. Het Raadhuis van Schagen placht ook op dit Marktveld te staan doch is in den jaare 1731, om zijnen ouderdom afgebro ken. In 't zeilde jaar werd door Burge- meesteren een Huis gekogt aan de Zuid zijde wan dit Marktveld met verscheiden Boven- en Benedenkamers en Vertrekken, 't welk tot een Raadhuis bekwaam ge maakt is. De Kerk staat mede op het Marktveld en is een fraai Gebouw, rustende van bin- dig Hennegall hebben gezegd, dacht Wigus. „Professor DurbaD heeft dat zaakje klaar gespeeld Hennegall zal over verschillende groote manDen van Florence voordrachten voor prins Bolko houden." „Ah, die prins Bolko 1" zeide Olga met een zucht. „Kent ge hem „Of ik", antwoordde Olga. „Hij is wat men noemt een lieve jon gen, tenminste volgens Durban's beschrij ving. Een fijn, bescheiden jongmensch van drie-en-twintig jaar", vertelde Carolyne. „En mama's held", ontsnapte er aan Olga's mond. Zij voegde er na een kort nadenken aan toe„Prins Bolko's oudste zuster is met den zoon van grootvorst Faodor getrouwd. Hg komt dikijls te St. Petersburg aan het hof. De grootvorstin is mama's bijzondere favoriete. Zóó leerden wij prins Bolko kennen. Hij bezocht in St. Petersburg geregeld mama's avonden." 1 Zonder Wigus aan te kijken, zeide ze dat zoo over tafel heen. Hij evenwel begreep de onzalige bedoe- ling van deze woordenze moesten hem i den afstand duidelgk maken, die er tusschen hem en Olga bestond. Nu was er geen onderhoud meer mogelijk, j De kwellende onvrgheid van zooeven was j verhoogd geworden tot een gevaarlijke s prikkelbaarheid. Zoodra het eenigszins mogelgk was, na^j Wigus afschcii. De vrouwen bleven niet aan tafel zitten. „Kom!" zeide Olga, bijna bevelend, Weder stonden ze weldra voor de steenen I balustrade. Maar nu wss het nRcht. Daar j beneden, als onder oen blauwachtig waas, lag i de stad, en boven haar de hemel met zijn rustig flikkerende goudpunten. De vrouwen stonden naast elkaar, Carolyne legde haar arm om Olga's schouder. „Wat scheeltje? Waarom zoo veranderd?" „Niet vragen niet vragen 1" riep Oigs. Zij sloeg haar armen om Carolyne's hals on brak in een hartstochtelijk weenen uit. Het waren de eerste tranen, die Carolyne van baar zag. Die wilde uitbarsting van niet te be dwingen jammer greep haar zeer aan. „Arm kind arm kind", mompelde zij en streelde heur het haar, „ween je niet zonder reden? Vraag dat je zelf eens at?" „Ik heb hem liefstamelde Olga, „ik heb het gevoeld geweten op eenmaal toen ik hoorde dat hij vrij was." Carolyne liet haar uitweenen. Na eenige minuten vroeg zij zeer zacht„Nu en is dat hopelco3 Vaster drukte 0'ga haar gelaat tegen 1 den schouder van de andere. „Hopeloos hopeloos „Je denkt aan je moeder?" „Acb, mama..", mompelde Olga. als kwam die in 't geheel niet in aanmerking. Midden ia haar groote droefheid deed zich haar sterke, hartstochtelijke natuur weder gelden. Haar smart verandc: de in toorn. „O, mijn God," zeide zy heftig, „was het noodlot toch een menecb, cn kon ik het slaan, s san,slaan Toen ik hem voor de eerste maal zsg, heb ik bem lief gehad dadelijk ik weet het nu. En toen behoorde hij aan die andere. En gij hebt het geleien, hoe hij die andere heeft liefgehad warm gloeiend o die vurige woorden over die andere die kan ik nooit vergeten nooit 1 Be- grijpt ge dat Eu nu nu wordt ze niet eens de zijne. En denkt ge dat ik eenmaal nemen kan, wat die andere heeft over gelaten. O neen, ik zal hem toonen, dat hij het niet moet wagen, mij dat aan te bieden. „Mijn lieve Olga," zeide Carolyne zacht en treurig, „je wilt hem en jezelf mishan delen. Weten wij, weet bij zelf, of Lij Siddy liefhad, óf alleen de liefde in zijn lijdensnood als het eenige lafenisbrengende aanbad „Men kan toch niet de liefde beminnen," sprak Olga toornig en ODgeloovig. „O zeker. Het verlangen is een groote kunstenares. Die kan holle poppeD er hecr- lyk en verlokkend doen uitzien." Maar Olga mompelde weer „Ik zal het hem toonen." De rijpe en beproefde vrouw echter dacht, dat zij deze beide kinderen helpen wilde, opdat zij in hun dwaasheid niet uit elkaar zouden gaan. Want zij wist wat het was, door de liefde te moeten Igden. Lang nog stonden zjj in het donker rondom zich de grootsche natuur. Eu deze nachtelijke stilte, in dia waime lucht en dien kalmen vrede, gaf ook aan hare harten een gevoel van weemoedige rust. Haar was het als maakte het leven een pauze. De naklank van vervlogen uren sidderde nog aan haar oorhet gevoel van komende smarten. Het hart van trots en bitterheid vervuld, was Wigus Hennegall heengegaan. Hij had het immers onmiddellijk geweten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5