AlKrtEilie- LiilïiiiilJl.
f k lilili
I U i 551 r s.
Donderdag 31 December 1905
47ste Jaargang No. 3901.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavo n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5c
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
EERSTE BLAD
AANGIFTE
FEUILLETON.
ONDERZOEK
Binnen 1 audsch Nieuws.
COURANT.
Bureau ftCH AGIEI, Laan, i) 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W 1 K L.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
tiemeente Scliagen,
BEKENDMAKINGEN.
000
TER
O00
Burgemeester eu Wethouders der Gemeente Schagen
hrengen ter kennis van wie het aangaat, en meer
hijzonder van de in het jaar 1885 geboren maunelyke
personen, of van hun vader, moeder, voogd of curator,
dat bij de Militiewet 1901 (Staatsblad No. 212 van
1901), het volgende is bepaald:
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven
1. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Kijk, in het Duitsche Rijk, of in het
Koninkrijk België verblijf houdt,
2. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het
Duitsche Ryk of in het Koninkrijk België woonplaats
heeft,
3. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rgk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft,
4. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander,
zoo hg op den laten Januari van het jaar het 19de
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4.:
A. de binnen het Rgk verblijf houdende minder
jarige niet-Nederlander,
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rgk
woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande
achttien maanüen in het Rijk of de koloniën of be
zittingen des Rgks in andere werelddeelen, gehad
heeft
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of
haar overlijden in het hierboven onder a omschreven
geval verkeerde, al verkeert zyn voogd niet in dat
geval, of al s deze buiten 's lands gevestigd
c. die door zgn vader, moeder of voogd verlaten
is, of die ouderloos is, of in wettelijken zin geen vader
of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hg
een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en baar gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad
heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboveD onder A gehouden hij, die minder
jarig is in den zin der NeSerlandsche wet. Voor
meerderjarig wordt voor de toepassing van het be
paalde hierboven onder B gehouden hij, die meerder
jarig is in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedt:
1. van hem, bedoeld in art 18, eerste zinsnede 1
zoo hy binnen het Rijk verblijf hondt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de ge
meente der woonplaats van vader, moeder of voogd
zoo hij binnen het Rgk verblijf houdt eD zijn vader,
moeder o f voogd elders dan binnen het Rijk woon
plaats heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt;
zoo hg door ziju vader, moeder cf voogd verlaten
is, ouderloos is of in wettelijken zin geen vader cf
moeder heeft en het niet bekend is dat bij een voogd
heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt;
zoo hij iu het Duitsche Rgk verblgf houdt, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koninkrijk België verblgf houdt, in
de gemeente Rotterdam-,
2. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2,
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen het Ryk, iu de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd m
het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam
is zg in het Koninkrijk België, in de gemeente
Rotterdam
3. van hem, bedoeld in art. 13- eerste zinsnede, o.
zoo hg woonplaats heeft binnen het Rgk, in de
gemeente zijner woonplaats
zoo hy woonplaats heeft in het Dnitsche Rgk, in
de gemeente Amsterdam;
zoo Dij woonplaats heeft in het Koninkrgk België,
in de gemeente Rotterdam
4. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
4., indien hg minderjarig is:
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
43.
„Die internationale kring van nietsdoe
ners 1" riep Olga vergenoegd uit.
„Je groot vermogen geeft ge over
„Heeft het geld u gelukkig gemaakt?"
„Wanneer zal ik tegenover jou het
laatste woord behouden 1"
„In deze zaak nooit", zeide Olga lachend
en sprong op om haar vriendin hartelijk
te omhelzen.
„Ik zal het nooit begrijpen gij, ééns
zoo heerschzuchtigzoo bezorgd voor
je vrijheid, dat een vermanend woord van
je moeder je reeds prikkelde en nu in
ware slavernij levend... jij en je gansche
toekomst afhankelijk van een bestaande
hoop
„O jijjij begrijpt in 't geheel niets",
riep Ólga jubelend. „Slavernij Vrij ben
ik, als een vogel in de lucht, 't Is mij,
als zweefde ik door de lucht. En
daar beneden mij zjjn allerlei nietigheden.
Menschen, gewoonten ingebeelde kwalen,
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente,
waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
Ab omschreven, in de gemeente, waar zgn voogd
woonplaats heeft is de woonplaats van dezen buiten
's lands, dan geschiedt de inschrgving in de gemeente,
waar de minderjarige verblijf houdt
zoo hg verkeert in een der gevallen, in even bedoelde
zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar
hg verblijf hondt
B. van hem bedoeld in art, 13, eerste zinsnede 4,
indien hg meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heelt.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de
woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat waarin de in te achrgven
persoon het 18de levensjaar volbracht, tenzij het
iemand geldt wiens inschrgving te Amsterdam cf
Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of woon
plaats onderscheidenlijk in het Dnitsche Rijk ol in het
Koninkrijk België.
Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven:
1. de ingezetene niet-Nederlander die bewyst te
behooren tot een Staat waar de Nederlandera niet aan
den verplichten krygsdienst zgn onderworpen, of waar
(en aanzien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid ia aangenomen
2. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen verblgf te houden
of woonplaats te hebben al heeft zgn vader, moeder,
voogd of curator woonplaats binnen het Rijk.
Art 16. Hij die volgens art. 13 behoort te worden
ingeschreven, ia verplicht zich daartoe hij burgemeester
eu weihouders der gemeente, waar volgens art. 14
de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen
den lsten en den Sisten Januari van het jaar,
volgende op dat, waarin hg het 18de levensjaar
volbracht.
Bg ongesteldheid o( afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hietna in de vierde zinsnede omschreven,
rnst de verplichting tot het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder
curatele gesteld is, op ziju curator. De verplichting
van vade^ moeder of voogd geldt evenwel slechts
zoo hij of zij binnen het Rijk in het Dnitsche Rijk
of in het Koninkrgk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen hij de volgende
zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen der
aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige
indien zijn vader moeder of voogd niet biDnen het
Rijk, in het Dnitsche Rijk of in het Koninkrgk België
woonplaats heeft
indien zgn vader of moeder of beiden de ouderiyke
macht missen
indien hij door zgn vader, moeder of voogd
verlaten isof
indien bij ouderloos is of in wettelgken zin geen
vader of moeder h6eft en het niet bekend is, dat hg
een voogd heelt.
Hg, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld,
ter inschryring moet worden opgegeven, of die in
dienst is tij de zeemacht, de marine-reserve en
het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger
hier te lande of bij de koloniale troepen, ia tot het
doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte
verplicht is, kan de aangi fie geschieden door een
ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht
blijft onder burgemeester en wethouders berusten.
De wgze, waarop van de gedane aangifte moet
blgken, wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven
of wordt opnieuw ingeschreven
1. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na den lsten Jannari van het jaar, volgende op dat,
waarin hg het 18de levensjaar volbracht, en vóór
het intreden van het 21ste levensjaar, zijn verblgf
binnen het Rijk, in het Duitsche Rgk of in het
Koninklijk België gevestigd heeft
2. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
diens 21ste levensjaar, zijne of hare woonplaats biDnen
het Rgk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België gevestigd heeft j
3. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten
Jannari van het jaar, volgende op dat, waarin hg
het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar, Nederlander of; opnieuw
Nederlander is geworden zoo hg in een der hierboven
onder 1omschreven gevallen verkeert, of wiens
vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen,
hierboven onder 2. omschreven
van dat alles ben ik vrjj. Er is Diets kleins
meer in mijn leven. Slechts dat eene, groote,1
heilige geloot aan het geluk. Slechts dat
eene doel
Carolyce zweeg bijna smartelijk ge
troffen. Was ook niet héér leven uitslui
tend vervuld geweest van eon dergoljjk
gevoel Was al haar wandelen op door-
nenpadeu niet gericht geweest op dat
eene, eenige doelde liefde van den
zoo beminden man
Eu had haar gekwelde ziel ook slechts
maar één erkele maal het goddelijke ge
voel van vervulde hoop mogen hebben
Haar bemiDnen was slavernij geweest
do vernederendste, die een vrouw ooit kan
dragen.
Zjj begreep het onderscheid. Het was
haar, als kreeg zij een openbaring.
Het lichtende geloot aan de waardigheid
vau haar doel en aan haar eigen kracht
dat had haar ontbroken. Dit geloof, dat
Olga's strijden om Wigus' liefde tot een
heilig recht verhief, en 't missen daarvan
had het hare tot een vernederende kwel
ling gemaakt.
Uit een diep nadenken opschrikkend,
zeide zij eindelijk met een smartvol lachjo:
„Je hebt mij iets geleerdhet hoogste
dienen, is de hoogste vrjjheid."
Haar stem beefde. Te veel herinnerin
gen drongen plotseling in haar op. Zjj
4. ieder meerderjarig minnelijk Nederlander, die
na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hg het 18de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar, zgne woonplaats
binnen het Rgk, in het Dnitsche Rijk of in het
Koninkrijk België gevestigd, of er woonplaats verkregen
heeft
5. ieder mannelgk meerderjarige die na den
lsten Jannari van het jaar, volgende op dat, waarin
hg het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar, Nederlander of op nienw
Nederlander is geworden, zoo hg in een der hier
boven onder 4. omschreven gevallen verkeert;
6. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar, ingezetene of opnieuw
ingezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede
van art. 13.
Hierbij geldeD de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrgving
of de inschrgving opnieuw moet geschieden en van
de verplichting tot het doen van aangifte ter
inschrgving of ter inschrijving opnieuw, gelden de
eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vgf zinsneden
van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrgving op
nieuw, van hem die volgens de eerste zinsnede van
dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt
binnen dertig dagen na het verkrggen of werd hij
reeds vroeger ingeschreven doch van het register
afgevoerd, na het terug erlangen van het Nederlander
schap of van het ingezetenschap, of na de vestiging
van verblgf of de vestiging of het verkrijgen van
woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste
zinsnede van dit artikel bedoelde persoon volgens
zijnen leeftijd behoort
Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents
en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding
van de artt. 16 18 en 22.
Zg, die iDgevolge bovenstaande wetsbepalingen in
deze Gemeente voor de militie moeten worden inge
schreven, moeten mitsdien hiertoe bg hen Burge
meester en Wethouders ter Gemtente-secretavie, tus
schen den len en 31en Januari 1904 worden aange
geven, met overlegging van een kosteloos verk ijgbaar
uittreksel uit de geboorte-akte van den in te schrijven
persoon, indien doze elders is geboren.
Voor het ontvangen van de aangifte zal meer
bepaald zitting worden gehouden op Maandag den 11
Jannari 1904, des voormiddags te 10 nren. Men
wordt verzocht, zich zooveel mogelijk op dat tijdstip
tot het doen der aangifte ter Gemeente-secretarie aan
te melden.
Gedaan voor de tweede maal te Schagen, den 21
December 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. J. POT,
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
BEKENDMAKING.
De Burgemeester van Schagen brengt ter kenuis
van de ingezetenen, dat het aanbieden van, eo het
rondgaan met zoogenaamde Nienwjaarswenschen, hetzij
gedrukt, heiig geschreven, langs de huizen, niet zal
worden toegelaten, alsmede, dat de verschillende arm
besturen eene inzameling van vrijwillige giften langs
de huizen lullen honden, teneinde uit de opbrengst
bg het einde dezes jaars eene buitengewone bedeeliug
van levensmiddelen aan de onvermogenden te knnnen
houden.
Schagen, den 19 December 1903.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
KENNISGEVING.
Burgemeester en Wethouders van Schagen noodigen
bg deze belanghebbenden, die over het jaar 19Ö3 van
de Gemeente iets te vorderen hebben, nit, hunne
rekeningen vóór of op den 1 Februari
it.s. ter plaatselijke secretarie in te leveren.
Schagen, 21 December 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
Burgemeester en Wethouders van Schngen
gelet op art. 264 der Gemeentewet,
brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat; het door Heeren Gedeputeerde Staten op
den 23 December 1903 goedgekeurde supple
toir kohier van den hoofdelijken omslag dezer
gemeente, dienst 1903, gedurende vijf maan
den ter Secretarie dezer gemeente voor een
ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen bin
nen 3 maanden na den dag der uitreiking
van het aanslagbiljet, bij den Raad, op onge
zegeld papter, worden ingebracht.
Schagen, den 29 December 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN,
—ooooo—
naar de geoefendheid van lotelingen der lich
tingen 1903 en 1904, die dingen naar het
bewijs voor militaire bekwaamheid of voor
lichamelijke geoefendheid, of wel voor
beide, en naar de geoefendheid van jon-
gelieden, die dingen naar het Militair
Getuigschrift, vereischt tot het
aangaan eener verbintenis bij
het Reservekader, hetzij
der Infanterie of der
Vesting-Artillerie, dan
wel der Genie.
De Burgemeester uer gemeente Schagen
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
de lotelingen dezer Gemeente van de lichtin
gen 1903 en 1904, die zich hebben aangemeld
tot deelneming aan het onderzoek naar de
geoefendheid van hen, die dingen naar het
bewijs, hetzij voor militaire bekwaamheid,
hetzij voor lichamelijke geoefendheid, dan wel
voor beide [art. 104 der Militiewet 1901] en
de jongelieden, die zich hebben aangemeld
tot deelneming aan het onderzoek naar de
geoefendheid van hen, die dingen naar het
Militair Getuigschrift, vereischt tot het aan
gaan eener verbintenis als vrijwilliger bij het
Reservekader, voor dat onderzoek zullen
moeten aenwezig zijn op Donderdag, den 14
Januari 1904, des voormiddags te O'/ü uren,
in de Infanterie-kazerne binnen het fort
Erfprins te Helder.
Schagen, den 29 December 1903.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
Vergadering van den Raad
der gemeente ANNA PAULOWNA, op Dins
dag 29 December 1903, des morgens ten 10
ure.
Afwezig de heer Volder met kennisgeving,
wegens ongesteldheid.
Na opening der vergadering volgt voor-
lezing en goedkeuring der notulen.
Wordt overgegaan tot de benoeming van
een eersten onderwijzer aan school no. 1. De
voordracht van B. en W. is saamgesteld als
volgt: 1. J. do Vries, Steenwijfc 2 J. Klaver,
Oenke, k en 3. A Kooistra, Petten
De heer J. de Vries wordt met algemeeno
stemmen benoemd.
B. en W. stellen voor, den datum van in-
dienst-treding te bepalen op 1 Pebruari a s.
Aangeboden wordt een suppletoir kohier
Hoofdelijken Omslag tot een bedrag van
f 101 39 en dito Hondenbelasting groot f 13.50.
Hef eerste zal behandeld worden in geheime
zitting, het tweede wordt met algemeene
stemmen vastgesteld.
Er was ingekomen een adres van eenige
inwoners aan de Geldersehe Huisjes, met ver
zoek om bij de draaibrug over de Molenvaart,
welke brug daar in eeu behoefte voorziet,
's avonds eeu lantaarn te plaatsen.
Adressanten beweren, dat die brug nooit is
gesloten en door een elk kan worden geopend,
en dat kan bij duisternis, als eeu ongeoefende
of kwaadwillige de brug niet goed dichtdraait,
gevaarlijk worden.
B. en W. stellen voor, op dit ndres afwij
zend te beschikken, omdat zij meenen, dat de
brugwachter, aangesteld door het polderbe
stuur, voor het goed sluiten van de brug
behoort te zorgen. Wordt daar eeu lantaarn
geplaatst, dan komen de onkosten van op
steken en onderhoud voor rekening der ge
meente, en B. en W. meenen bovendien, dat
de passage over die brug niet zoo druk is, dat
verlichting direct noodzakelijk wordt.
De heer Van Mullem kan half met B. en W.
meegaan, maar wil toch aanduiden, dat z. i.
op gevaarlijke punten lantaarns dienen te
worden geplaatst. Wanneer ik mij niet ver
gis, zegt Spr., heb ik daar al reeds meer de
aandacht op gevestigd, en heb toen ten ant
woord ontvangen dan kan je in den Oost
polder wel bij elke brug een lantaarn plaat
sen. Maar het is niet het doel geweest, overal
lantaarns te plaatsen, maar alleen op kruis
wegen. Zoo had ik ook gaarne een lantaarn
gehad bij de Driebruggen en bij school II.
Ook is al reeds eens de aandacht gevestigd
op het Westeinde en toen is geantwoord
dat is het werk van de Waterstaat. Zij, die
er zelf niet de onaangenaamheden van ont
moeten, hebben gemakkelijk spreken, maar
het is mij meer dan eenmaal overkomen, dat
ik bij de sluis aan het Westeinde eens een
poosje moest blijven staan om te zien waar
ik was. Zoo zal het nu ook het geval zgn
met deze draaibrug over de Molenvaart en
daar zal het op donkere avonden ook beslist
gevaarlijk zijn. Er is destijds mede gewezen
i op de vele onkosten, die verlichting met zich
brengt, maar de belanghebbende, die daar
vlak bij woont, zal voor een heel kleine ver-
goeding gaarne de lantaarn aansteken,
j Voorz. zegt, dat in het adres alleen ge
sproken wordt van het laten openstaan van
de brug en niet van de dnisternis. Daarvoor
kan de brugwachter zorgen en dat behoort
niet tot onzen werkkring, en Spr. oordeelt,
dat het ook niet op den weg der gemeente
ligt, een lantaarn te plaatsen.
De heer Van Mullem zegt, dat het in 't
adres zoo mag zijn uitgedrukt, maar alamen
zijn gedachten laat gaan, zal men voelen, dat
vooral de duisternis hier het punt in quaestie
is en doordat de brug niet goed sluit, dreigt
er meer gevaar.
Do heer De Graaf zegtmen kan er ook
achter om loopen.
Op het verzoek in het adres wordt alsnu
afwijzend beschikt. Alleen de heeren Van Mul
lem en De Mazure voor.
Van het College van Kerkmeesters en
Notabelen was ingekomen een adres met het
verzoek, f 50 subsidie te mogen ontvangen
voor het laten opwinden enz. van het toren
uurwerk en f 25 voor de reparatie, die er
aan was geschied. Dit College meent, dat de
burgerlijke gemeente behoort te zorgen voor
het aangeven van den tijd en dus ook de
kosten daarvan behoort te dragen.
B. en W. adviseeren, de subsidie van f 60
niet toe te staan, het bedrag van f 25 voor
de gedane reparatie wel te geven.
De heer Metzelaar zegt, dat in de laatste
vergadering van Kerkvoogden en Notabelen
is gezegd, dat de toren aan de gemeente be
hoorde. Die kwestie is toen niet geheel op
gelost en vraagt dus, hoe deze zaak zit.
Voorz. licht in, dat kerk en toren op kos
ten van de kerkelijke gemeente zijn gebouwd,
en ook reparatie van alles wat daarbij hoort,
steeds door de kerkelijke gemeente is bekos
tigd.
De heer Metzelaar zegt, dat, als dan het
uurwerk van de gemeente zou zijn, men aan
de kerk zon moeton vragen mogen wij het
daar plaatsen.
De heer Rezelman meent, dat men deze f 25
reparatie moet beschouwen als een tegemoet
koming aan het kerkbestuur. Het uurwerk
blijft van de kerk.
De heer MetzelaarAls het kerkbestuur
geen uurwerk meer wil, kan het dat dan
laten weghalen
De heer RezelmanZeker kan het kerkbe
stuur dat doen.
De heer De GraafDat is geen zuivere
toestand.
De heer Geerligs is de kerk niet verplicht,
dat uurwerk te laten loopen
Voorzitter: Neen.
De heer Rezelman Zooals het nu staat, is
het al jaren en jaren geweest. De toren is
voelde 'taanstonds zou haar zelfbeheer-
scbing haar verlaten. Voor een ander mensch
wee nen zells voor Olga, het zou haar
als een sntaad, als een beleediging zijn
toegeschenen. Ook als een aanklacht tegen
hem..., dien zij nog altijd liefhad.
Zij stond op <en liep snel naar haar slaap
kamer.
Olga kesk haar vol medelijden na. Zij
begreep, boe het inet haar vriendin gesteld
was. Daarna keek zij weer naar de witte
sneeuw, die viel, steeds viel, als kon zij toch j
nog de overwinnares worden van al het
natte vuil, dat buiten cp de straten lag.
B.et was eigenlijk nog geen schemer.
Maar door de warrelende vlokken was het
buiten donker en waren hier en daar do
lantaarns reeds aangestoken en verspreid
den hun bloek licht.
De. deur werd geopend. Olga ontstelde
zoo ver weg weS zij mot hare gedachten
gewoest, in de toovertuinen der toekomst.
„.Doctor Hennegall" 1 diende de kellner
aan.
Olga wilde vlug in Carolyne's kamer
vluchten. Juist op dat oogenblik viel het
haar zoo oneindig zwaar, den geliefden man
te ontmoeten na dat gesprek van zoo
even.
Maar "Wigus was de kamer reeds bin
nengetreden. Olga stond met haar rug
stegen het .vensterzoodoende zag hij niet
hoe rood zij geworden was.
„Is mevrouw YVallraven niet thuis?"
vroeg hij.
„Jawel. Maar zij is zooeven naar haar
kamer gegaan. U weet welhet wordt
haar vele malen te zwaarMaar ik zal
haar roepen."
„Neen liever niet. Ik wacht wel even.
Wanneer u het tenmicsto
„O zeker", zeide zij wat stijf.
Hjj liep op en neer. Hij was bleek. Olga
zag het web „Wat is bij opgewonden",
dacht zg. Maar zjj votlde: bet is geen
ongeluk, niets onaangenaams dat hem
heelt getroffen. Zij kende zijn gevoelens
zoo precies. Er was een licht in zijn
oogen van vreugde, die hij niet toonen
wilde.
„Op dit uur van den dag komt ge anders
nooit", begon Olga haar poging, om hom
aan het praten te krijgen, want zij brandde
van begeerte, om de reden van zjjn vreugde
te weten.
„Ik heb ook iets ongewoons meê te
deelenIk hoop, ik weet, dat mevrouw
Wallraven zich daarover zal verheugen."
Olga steunde met haar hand op een
tafeltje, dat aan het verster stond. Het
was haar houding, die Oarolyne steeds
lachend „de gebiedende" noemde.
Maar op dat oogenblik was het haar
niet zeer „gebiedend" te moede.
„Ik sta te ver van u", zeide zij op zach-
ten toon, „dan dat ik zou mogen weten
Hij keek haar aan haar oogen waren
bijna toornig op hem gericht.
Zgn hart sloeg zwaar. Maar hjj dacht
bitterwat ik te zeggen heb, beteekent
voor haar niets.
Voor hem was het echter iets groots,
een zeker pand voor de toekomst, een
flinke stap verder op den gekozen weg.
Een vaste betrekking al was het dan
ook niet royaal bezoldigd en in het tweede
gelid. Hij voelde reeds den maarschalks
staf in de hand. En nu was hij tenminste
in het leger der strijders opgenomen.
Nog dacht hij na. Hij sidderde er voor,
dat zjj hem vriendelijk feliciteeren zou,
slechts omdat zjj, de rjjke, groote dame,
onmogeljjk begrijpen kon, van welk een
belang het bereikte voor hem moest zijn.
Dit aarzelen prikkelde Olga en zjj zeide
„Bewaar uw geheim voor uzelf. Ik wil niet
indringerig zijn."
Hjj bespeurde, dat hjj haar deed Ijjden....
leed hjj ook niet zelf? Maar nu zeide hij:
„Mij is aan een der eerste bladen de
plaats van tweede politieke redacteur aan
geboden, met tienduizend mark tracte-
ment
Een vreugdekreet ontsnapte aan Olga's
mond
SLOT VOLGT.