SiBBWS-
Aimitilit isilliiillal.
aar ih tuil!
Donderdag 7 Januari i 904
48ste Jaargang No. 3903.
Gemengd Nieuws.
De ramp van Chicago.
INGEZONDEN.
Onze IJsclub.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADV ERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Burean SCHAGE1I, liaan. D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
BedewerkerJ. XI I X iv E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTKNTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5c
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel
(jremeente f»*c!iogei).
BEKENDMAKINGEN.
—ooooo—
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der
Gemeente Schagen, brengt bij deze ter kennis
van de ingezetenen dier gemeente, dat het
kohier no. 3 dor Bedrijfsbelasting, dienst
1903/1904, op den 2 Januari 190-1 door den
heer Directeur der Directe Belastingen te
Amsterdam is executoir verklaard en op
heden aan den beer Ontvanger der directe
belastingen binnen deze gemeente ter invor
dering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft,
wordt alzoo vermaand op de voldoening van
zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten
einde alle gerechtelijke vervolgingen, welke
uit nalatigheid zonden voortvloeien, te ontgaan.
SchRgen, den 6 Jannari 1904.
Het Hoofd van het Plaatselijk Best. voorn.,
II. J. POT.
Een in Engeland en de Vereenigde Staten
zeer bekend schouwburgdirecteur, de heer
William A. Brady, die zich bij het uitbreken
van den brand in de zaal bevond, heeft het
volgende medegedeeld
„Het was de volste zaal, die ik nog ooit
gezien heb, en ik kon geen zitplaats machtig
worden. Ik stond daarom bij een der deuren,
toen ik, naar boven ziende, bemerkte, dat er
iets niet in orde was met het calciumlicht-
apparaat. Er kwam iemand op het tooneel,
die bet publiek meêdeelde, dat er geen gevaar
was en dat iedereen moest blijven zitten.
Daarop trad een danseres naar voren en begon
te dansen; maar opeens scheen het, of het
heele balkon in vlam stond. Allen, die beneden
in de zaal waren, vluchtten naar de deuren,
en voor zoover ik weet is geen hunner
onder de dooden. Het was op de bovenrangen,
waar de rook door een sterken tochtstoot
heengevoerd weid, dat dé Dood zijn slacht
offers bij honderden neêrmaaide, nog vóór die
slachtoffers recht begrepen, wat er gaande was.
Een paniek zooals er volgde, nadat de
eerste kreet „brand" weerklonken had, heb
ik mijn leven niet gezien. De portalen, welke
naar de gangen leidden, waren in een oog
wenk opgepropt met één worstelende en
vechtende menschenkluwen, en het gekrijt
en gesteun der ongelukkigen, wien iederen
nitweg was afgesneden, was onbeschrijflijk
hartverscheurend. Het wss te vergelijken met
een der verschrikkingen in Dante's Hel.
Met twee kennissen beproefde ik, het balkon
te bereiken, maar de verstikkende rook dwong
ons, terug te keeren en vóór de brandweer
mannen de vlammen gedoofd hadden, konden
wij niets uitrichten. Honderden vrijwilligers
slóten zich aan bij de redders, en langs een
der toegangen tot het balkon brachten wij,
nauwkeurig geteld, 150 lichamen naar bniten,
welke in allerlei vorm verwrongen en gekneusd
waren.
VeleD vrouwen en kinderen waren bij
hun wanhopige pogingen om te ontsnappen
zoo goed als alle kleedingstukken van het lijf
gescheurd. Wanneer het publiek niet door
een paniek ware aangegrepen, zouden er
zeker niet meer dan een vijttig personen
gewond of omgekomen zijn, want al de
lichamen, die door mij werden naar bniten
gebracht, waren van lieden, die in het gedrang
waren doodgedrukt."
Een vreeselijk relaas is ook dat, 't welk van
het ontstaan der ramp weid gegeven door
den tooneelspeler. die in het ballet do hoofdrol
vervulde, Eddie Foy. Deze acteur heeft zich
bij den brand prachtig gedragen hij was een
der laatsten, die door een achterdeur uit het
gebouw ontkwam, na eerst tal van radelooze j
actrices en balletmeisjes te hebben gered. Foy
schrijft den omvang, dien de ramp nem, toe
aan het niet behoorlijk fnnctionneeren van het
vuurvaste brandscherm van asbest.
De tooneelspeler verhaalt het ontstaan van
den brand aldns„Het begon in bet midden
van het tweede bedrijf. De electrische geleid-
draad brak af en viel op den grond, waarna
achter op het tooneel brand ontstond. De
tooneelopening naar de zaal was buitengewoon
bieed, en de tocht was zoo sterk, dat de
vlammen zich suel verspreidden, en al het
aanwezige décor-materieel in de bergplaats
achter het tooneel in brand vloog.
Ik had nooit geloofd aan de mogelijkheid,
dat een brand zóó snel om zich heen kon
grijpen. Toen hij begon, stapte ik uit do
coulissen tot voor het voetlicht, en om het1
pnbliek niet aan het schrikken te maken, zeide
ik „Er is een klein brandje, en het is n
allen aan te raden, kalm naar buiten te gaan."
Daarop trad ik aebternit en gaf last, het
brandscherm te laten zakken. Maar toen dat
halverwege was, bleef het stekendoor den
sterken tocht sloegen de vlammen over naar
de zaal en ik wist, dat de schouwburg redde- i
loos verloren was. Ik snelde terng Daar het
tooneel en hielp meê, de damesartisten
veilig naar buiten te brengen. Sommigen
barer waren in de kleedkamers, en raakten
bijna bewusteloos door den rook, vóór zij
bniten waren.
Het feit, dat het brandscherm niet heelo-
maal zakte, reddo den spelers het leven.
Nadat het scherm gehaperd had, kwam de
ontploffing van het gas in de houders. Ware
het scherm volkomen gedaald, dan zonden al
het vuur en het gas opeengehoopt zijn tus-
schen den achtermuur van den schouwburg
en het brandscherm. Iu die omstandigheden
zon niemand van den troep er het leven
hebben kannen afbrengon."
Het is achteraf gebleken, dat niet alleen
het scherm, maar ook de aanwezige brand-
uitblusschers, de welbekende extinguishers,
ondoelmatig waren.
De inhond van twee dier extinguishers
werd op de vlammen gesprenkeld, toen deze
nog niets te beteekenen hadden; maar het
vuur werd niet gedoofd.
De architect van den schouwburg, B. H.
Marshall, schrijft de ramp toe aan een stoom
ketel-ontploffing. Hij kan zich niet begrijpen
dat zoo de brand op het tooneel is ont
staan niet alle personen in den schouwburg
zich konden redden, öf door den 65 voet
breeden hoofdingang, öf door de vele andere
in- en uitgangen.
De door Marshall bedoelde ketel zon volgens
dezen bij een explosie een der uitgangen heb
ben vernield, en zoodoende tot de ramp heb
ben aanleiding gegeven.
De directeuren van den schouwburg stelden
een onderzoek in naar de oorzaken van het
gebeurde en publiceerden als hun bevinding,
dat een der draperieën, die deel nitmaakte
van het décor, had vlam gevat, en dat het
falen der extinguishers de eigenlijke oorzaak
was geworden van den noodlottigen brand.
Samnel Nixon en J. F. Zimmerman, wien
het Ircqnois Theatre in eigendom toebehoort,
weigerden de eerste berichteD van de ramp
te gelooven„het kon immers niet waar zijn,
de schouwburg was. volkomen brandvrij. Wat
zon er hebben kannen branden
In gelijken geest sprak Merriam, de manager
van de George A. Fnller Cywelke den
schouwburg deed oprichten. Deze heer ver
klaarde „De schouwburg werd gebouwd met
veiligheid als eerste ••ereiachte. Alle voor
schriften der bouw-verordening werden zorg
vuldig nageleefd, en er zijn nog zooveel
extra-voorzorgen genomen, dat ik niet aarzel
te verklaren geen schouwburg In het heele
land was veiliger dan deze. De uitgangen
genden dag met het oog op de ramp een
soort wapenstilstand van 10 dagen gesloten
tnsschen stakers en ondernemers, maar de
herinnering aan die eerste weigering zal men
in Chicago niet licht verliezen.
In de laatste vijftien jaren zijn te Chicago
niet minder dan 51 schouwburgen door brand
vernield. Van 1797 tot 1896 kwamen over de
geheele wereld in 't geheel 1116 schonw-
waren talrijk, en al hot werk, dat door onze bnrgbranden voor, waarvan 462 alleen in de
maatschappij werd uitgevoerd, was absoluut Vereenigde Staten.
De verklaringen van al deze lieden kannen
niet zoo maar zonder meer worden weggere
deneerd, en waarschijnlijk ligt heel veel waar
heid opgesloten in de volgende woorden van
den directeur van Dru-y Lsne Theatre te Lon
den, Sidney Smith. Deze zeide: „De kern van
de heele zaak is, dat menschelijke wezens
menschelijke wezens zullen blijven. Er bestaat
geen voorzorgsmaatregel tegen een paniek."
Het toeval heeft gewild, dat twee bis
schoppen. Muldoon en Samnel Fallows, tot
de eersten behoorden, die buiten den
schouwburg van den brand hoorden. En
slechts enkele minuten later was bisschop
Muldoon het brandende gebouw binnenge
drongen, naar het meestbedreigde punt, een
der bovengalerijen geklommen, waar hij de
leiding nam van het reddingswerk.
Den stervenden roomsch-katholieken ver
lichtte hij de laatste oogenblikken, en boven
alle geraas uit klonk zijn luide opwekking
tot allen,vertrouwen te stellen in Gods hulp,
Toen de brandweerlieden hem wilden uit
brengen, weigerde hij, en eerst toen zich geen
levend wezen meer op de galerij tevond,
verliet Muldoon zijn post.
Prachtig was ook de houding van mgr.
Fallows, die den diksten rook trotseerde, om
gewonden en verbijsterden ter hulp te snellen.
In de gewelven onder den schouwburg
was de paniek niet minder dan in de kleed
kamers heelemaal boven in het gebouw. In
de beneden-kleedkamers bevonden zich zes
tig meisjes, die, toon zij het uitbreken van
den brand bemerkten, niet meer naar boven
konden, omdat
Roman van
FRIEDA VRIJVROUWE von BULOW.
000—
1
Mefistopheles Dit Heelal
Ia slechts voor ééaeD God gemaakt
Hij biadt zich in een eeuw'gen glaas,
Ons heeft Hij in duisternis gebracht,
En gij hebt noodig dag en nacht.
Faust Maar ik wil i
(Goethe
-—0—
Op een Aprilmorgen ging Zuster Christina
van Wüstenkoltheim na&r Dieterhausen. Zij
droeg een groote tasch van wasdoek aan
den arm en hield een parapluie boven het
hoofd. Met de andere haad tilde zij haar
diaconessen-jurk hoog op, zoodat de stevige
leeren schoenen en de zwarte kousen nog
een stukje zichtbaar waren. Dat kon zij
zich gerust veroorloven op haar ochtend
wandelingen door het bosch, want dan
ontmoette zij niemand, vooral wanneer zij,
zooals nu, den steilen weg van de Esch-
helling nam. Wel sproag er zoo nu en dan
een eekhoorn van tak tot tak, of snelde
een haas dwars voor haar over den weg,
maar daar schaamde zij zich niet voor.
Bovendien was het zeer noodig om de
rokken hoog op te tillen, want zij had meer
dan genoeg werk, om nog weer een nieuwen
stootband aan haar rok te zetten, 't Was
al een heele karwei om de schoenen schoon
te maken en droog te krijgen bjj die door
weekte wegen. „Ach ja."
Zuster Christina zuchtte eens. Maar
dadelijk daarop lachte ze weder verge
noegd. Het schoot haar te binnen, dat in den
vorigen nazomer mevrouw de gravin Dieter
haar gevraagd had: „Waarom draagt u
geen overschoenen
Overschoenen Wat kan zulk een voor
name dame, die vier maanden van het jaar
met bedienden en paard en rijtuig op het
land leeft, zich toch rare voorstellingen
maken. Overschoenen waren heel mooi op
de beharde wegen. Maar op die doorweekte
bcschpadeD, die door de houtwagens ver
nield werdeD, zouden ze bepaald bij den
eersten stap in de modder blijven steken.
Zuster Christina bleef staan. Zij was aan
de steile Eschhelling aangekomen, die niet
met esschen, maar met beuken beplant was
Vochtig en glad en rood glansde de grond
van de afgewaaide bladeren.
Hoe wakker de kleine Zuster ook tot
dusverre was voortgestapt, aarzelde zjj nu
toch bij het zien van deze steile helling.
Wanneer zij bij het naar beneden gaan
uitgleed en viel, dan maakte zjj haar
kleeren vuil, brak mogelijk haar parapluie,
i die onschatbare vriend in. Zij had misschien
toch beter gedaan, den straatweg langs te
gaan, wanneer het maar niet zulk een
grooten omweg was Het kostte zooveel tijd.
Iutussehen duurde besluiteloosheid bij
Zuster Christina nooit laDg. Wat moet,
móét, dacht ze, en zij ontwierp vlug haar
veldtochtsplan. Zij deed de parapluie neer,
hing die aan haar arm, stak de rokken
volgens boerenmanier boven haar beupsb
vast en had nu de beide handen vrij. Nu
ging zij half loopend, half glijdend,
van" den eecen boom naar den anderen.
Het ging. Buiten adem en met luid klop
pend hart landde zjj
—oo—oo—
Er is zeker wel geen ondankbaarder
betrekking denkbaar dan lid van het
bestuur eener ijsclnb zonder centen.
Iedereen acht zich gerechtigd op de hande
lingen van het bestuur af te geven en het,
ligt den menscben als het ware in den mond
bestorven„de IJsclub wel de IJsclub doet
niets"Na meen ik, dat er, om zoo iets te
mogen zeggen, twe9 voorwaarden aanwezig
moeten zijn. In de eorste plaats moet men
1 i d zijn en dus zijn gulden hebben geofferd
aan de IJsclnb, en in de tweede plaats moet
het een feit wezen, dat de IJsclub minder
doet dan zij bij machte is te doen.
Wie geen lid is, mist, naar mijne mee
ning, het recht de handelingen van het Bestuur
te laken. Bovendien is het niet rechtvaardig
dat te doen. Hoe toch wil de IJsclub
werken, als de burgers van Schagen, en
vooral zij, die zelf of wier hnisgenooten van
het ijs profiteeren, de IJsclub daartoe niet
in staat stellen Overal moeten baanve
gers zijn en Schagen moet vooraan staan
in het geven van ijsfeeston. Maar hoe kan
de Schager IJsclub dat doen met haar arm-
I zalig inkomen van tachtig gulden in het
jaar
Een flink IJsfeest kost minstens veertig
dikke rookwolken kwamen gulden en tien baanvegers verslinden in een
neerdalen. Radeloos van schrik verloren de
ongelukkigen het hoofd, en zij zouden om
gekomen zijn, zoo niet een der koristen,
zekere Gallagher, hen had gered. Deze deed
de meisjes elkaar de hand geven en nam
zelf den arm der voorste. Toen ta6tte hij
zich een weg door het kelder-labyrinth, en be
reikte eindelijk een Bteerkoolbergplaats, wel
ke met een vensterluik uitkwam op straat.
Het luik werd weggerukt en spoedig waren
Gallagher en de verschrikte meisjes in vei
ligheid.
De koristjrs boven in het gebouw dankten
haar ontsnapping aan den heldenmoed van
een lift-knecht. die met zijn toestel dwars
door den biand heen naar boven ging om
haar te halen.
Nu nog een paar schandelijkhedenUit
het verhaal eener ooggetuige, miss Plamon-
paar dagen do rest.
Was het dan niet terecht, dat ik het
lidmaatschap van het bestnnr onzer IJsclub
een ondankbare betrekking noemde? En is
het niet een beetje onredelijk, dat men van
iemand, die gean hand heeft, eischt, dat hij
een vuist zal zetten
Hierin zou ik gaarne eenige verbetering
zien komen en wil er daarom nog eer.s op
wyzen, dat het lidmaatschap van de club
slechts één gulden kost. Voor dien éénen
gulden ontvangt men een kaart, waarop men
door geheel Noord-Holland boven Amsterdam
kan rijden, zonder door baanvegers te worden
bemoeilijkt. Daar komt nog bij, dat aan alle
kinderen van de leden, op bun verzoek, een
kaart wordt verstrekt voor slecht een dub
beltje. Voor dat ééne dubbeltje kunnen
dan die kinderen alle dagen dat er ijs is.
den, blijkt, dat, toen de paniek begon, tal van van alle ijsbanen in Noord-Hoiland
kindoren door de weinige heeren onder de
toeschouwers weiden nit den weg gerukt en
onder den voet getreden.
Dan zijn zooals na elke groote ramp
de hyena's komen opdagen. Verschillende
personen werden in hechtenis genomen we
gens het berooven der lijken van de onge
lukkige slachtoffers.
gebruik maken, zonder baancenten te moeten
geven. Is dat niet meer dan billijk Wordt
daarom allen lid en voorziet n en uwe
kinderen bij onzen penningmeester, den heer
i Cats op de Nienwe Laagzijde, van kaarten
Ge zult er zelf de grootste voldoening van
smaken en ge versterkt de kas van de
1 ijsclnb en stelt haar daardoor in staat meer
Eindelijk nog een ongelooflijk feit. Er is, zoo- te doen dan thans het geval is.
als men weet, te Chicago een staking van koet- Maar eilieve, zal men misschien vragen,
siers, werkzaam bij aannemers in begrafenissen, waarom kan men op sommige andere plaat-
Toen nn do patroons, op het eerste bericht van sen dan zooveel meer doen? Daarvoor be-
het gebeurde, hun wagens den autoriteiten staan in hoofdzaak twee redenen. In de eer
ter beschikking stelden, weigerden de koet- ste plaats voelt men zich op die plaatsen meer
siers hun medewerking. Wel werd den vol- algemeen verplicht lid van de ijsclnb te worden,
en in de tweede plaats heeft men daar terreinen,
die men af kan slniten en waarop niemand mag
rijden die daarvoor niet heeft betaald.
Deze tweede reden mag wel als de
voornaamste worden aangemerkt, want hoe zon
anders een ijsclnb van een onzer naburige ge
meenten eenmaal dnizend galden (zegge
f 1000) in een winter hebben kunnen uitbe
talen alleen aan arbeidsloon? Zegt
eens, Schager vrienden waar zon u w ijsclnbje
dat van moeten doen Van die onnoozele
f80? Neen toch zeker.
Het is dan ook om d i e reden, dat wij
tot de overtuiging zijn gekomen, dat, wil
Schagen een goed figuur in de ijswereld
maken, zij over een eigen terrein moet be
schikken met prachtige banen en meerdere
aantrekkelijkheden, waarvan alleen gebruik
kan worden gemaakt door hen, die wat voor
hun vermaak over hebben. En nn hebben we
wel de Wiel, maar een ieder weet het,
dat het ijs daar slechts hoogst zelden betrouw
baar is en dan nog altijd, wegens de groote
diepte van het water, zeer gevaarlijk blijft.
We moeten dus zoeken naar een stuk land
van een paar bunder grootte, dat men in den
winter onder water kan zetten. Men kan dan
op een óngevaarlijke plaats de prachtigste
banen maken, waarop allen, die zelf rijden
of graag zien rijden, met volle teugen kun
nen genieten. Een ieder, die wel eens op
dergelijke terreinen heeft gereden, zal moe
ten toegeven, dat dat eerst je ware ijsver
maak is.
En dan zal het bestnnr van de ijsclnb zeker
niet in gebreke blijven, het verblijf aldaar
zoo aangenaam mogelijk te maken, want
hensch, wij willen wel gaarne, maar we
kunnen eenvoudig niet
Daarom, geachte medeburgers wanneer ons
bestuur er in slaagt te komen met een vast
plan voor deze schoone zaak, steunt het dan
in zijne pogingen, opdat we nog vóór den
winter van 1904—1905 in het bezit zjjn van
wat alle echte liefhebbers van de schaats,
zoowel dames als heeren, zoo gaarne willen
Prachtige ijsbanen op eigen terrein
Schagen. H. F E I S S E R.
Op de vergadering van de
IJsclub te ANNA PAULOWNA, op Zaterdag
2 Jan waren aanwezig 20 leden.
Na het lezen en goedkeuren der notulen
geeft de Voorzitter een plan voor den verle
den jaar uitgestelden wedstrijd hardrijden om
20 prijzen in levensmiddelen en brandstoffen,
voor behoeftige weduwen, op Dinsdag 6 Jan.,
's middags om 1 uur.
Dit plau wordt algemeen goedgekeurd,
behoudens het hardrijden, dat door enkele
leden om het vermoeiende veroordeeld wordt.
De één is voor schoourijden, een tweede wil
i ring-, een derde tonneijesrijden.
Nadat bij stemming èa hardrijden èn ring-
t rijden zijn gevallen, wordt met 11 tegen
9 stemmen besloten tot tonnetjesrijden.
De heeren K. Kaan en C. Komen
worden benoemd tot juryleden en de heeren
J. A. Kaan, S. Speets, A. de Graaf, J. P. de
Bruijne, H. Jonker en P. Slikker tot baan
commissarissen.
Bij de rondvraag wordt gewezen op de wak
ken. De Voorz antwoordt, dat het bestuur
het ijs niet betrouwbaar genoeg vindt, om er
op te gaan werken en er zooveel wakken
zijn, dat afzetten niet te doen Is. Het heeft
een paar borden met „gevaarlijk ijs" geplaatst.
De Gemeentetram te AMSTER
DAM vervoerde in 190326.870.057 passagiers,
tegen 25.855.313 in 1902.
beneden aan
op den straatweg aan, die, omdat hij. daar
zoo smal was, de „donkere Grond" heette.
Haar gelaat gloeide, haar adem kuchte,
haar handen waren vochtig en vol groene
mos van de boomen.
Vermoeid stond zij stil.
En daar bemerkte zij op eenmaal, dat het
werkelijk lente werd. Het kiemde en botte
rondom haar, en de rogels zongen luid.
April was reeds bijna ten einde, maar in
dit ruwe bergland bleef de winter lang.
Plolseling schrikte zij. Daar op den
straatweg kwam iemand aan.... een man....
het scheen waarachtig wel een heer.
Haastig maakte zij haar rok les, streek
de haren glad, spande de parapluie open
en ging met lichten tred verder. Van onder
de parapluie keek zij nieuwsgierig naar den
heer, die naderbij kwam.
Zij herkende hem dadelijk. Die fiere
gestalte in jagerscostuum was de eigenaar
van een landgoed in de nabijheid. De
dorpelingen noemden hem den kloosterbaron
omdat zy'n landgoed een voormalig klooster
wss. Maar hij heette eigenlijk Hollen,
Hij stapte zóó, zooals mannen loopen die
gewoon zijn op eigen grond en bodem te
gaan. Zijn bruine jachthond volgde hem
zoo dicht, dat hij met zijn snoet somwijlen
de beeaen van zijn meester aanraakte.
Toen zij elkaar dichter naderden, zoodat
zij duidelijk zijn gelaat kon herkennen en
bij dus o( k het hare, greep haar een kleine
verlegenheid aan. Zij wendde het hoofd ter
zijde, alsof zij met groote opmerkzaamheid
de groezelige sneeuw bekeek, die nog hier
en daar op den weg lag en niet smelten
wilde, omdat de zon hier bijna nooit scheen.
Zoo wilde zij met afgewend hoofd hem
voorbijgaan hjj echter bleef staan, haalde
den hoed at en zeide„Goeden morgeD.
U kent mij misschien niet meer Wij zagen
elkaar den vorigeu zomer op het feest in
Niedergauschach. Weet u nog wel Ik
ben
Zjj viel hem in de rede„Zeker ken ik
u nu, baron
„Hoe komt u hier in don „Donkeren
Grond vroeg hij vriendelijk, verwonderd.
„'t Is de naaste weg naar Wü3tenkolt-
heim. Langs de Eschhelling."
„Wel drommels I"
„Ik heb een zieke in Dieterhausen, die
ik eiken morgen helpen moet."
„Ondanks weer en wind
„Da's mij om het even."
„Welk een kleine, dappere dame!" zeide
hjj, tegelijk hartelijk en met respect.
Het werd haar wèl te moede. Ja, zij
begreep, dat alle meuschen den klcoster-
baron gaarne mochten lijden. Wanneer hij
zoo sprak en je daarbij aankeek, moest
men wel goed op hem zijn. Welk een ge-
lukslot had zijn vrouw getrokken. Ach ja...
Maar zij kon niet langer bljjven staan en
babbelen.
Met een korten groet snelde zij verder.
Haar was het o| gewekt en viooljjk te
moede, als had zij iets moois en bijzonders
beleefd.
Het dal werd wijder. De Gaua, die op
de bergen van Wiister koltheim als bron
op den Gostein ontsprong had op haar
haastigen weg naar het dal roeds zooveel
sneeuwwater en kleine s'roorapjes opge
nomen, dat ze hier als een flinke beek
naast de straat dartelde.
Op een geschikte p'aats hurkte zq aan
de beek neder en spoelde haar handen
schoon.
Een boer kwam naderbij.
De Zuster, die alle Dieterhausers kende,
sprak hem aan.
„Wel, Hans Lude, wat zal het worden?
Houden wij regen vandaag
Hans Lude keek naar de wolken en naar
de bergen. Dan zeide hij met een fijn lachje
„Morgenregen en oude wij vendans duren
niet lang."
Zij lachte en liep verder.
Onder een ongehoord gesnater, gekwaak
en geschreeuw, kwam de ganzenhoedster
uit het dorp. Het was de idiote oude
Katrien met haar sterken herdershond, cie
j de kudde naar de berghelling moest brengen.
„Gaat 't goed, Katrien riep de Zuster.
„Ja, zoowat.wanneer die rheumathiek
er maar niet was."
„Wat doet er tü weer pijn
Katrien zette haar leed uitvoerig uiteen.
Zij sprak laDgzaam en zacht iu het dorps
dialect, dat de Zuster, die uit Thuring«u
kwam. maar met moeite kop verstaan. En
de oude trok daarbij een geheimzinnig
gewichtig gezicht.
Terwiji zij haar lijden schilderde en de
Zuster wat raad en troost gaf, paste de
hond op de ganzen.
„Hector is toch een goed dier," zeide de
Zuster.
„Die is zeer goed, ja, ja."
Verder ging de Zuster en kwamdebrog
voorbij, die naar het slot voerde. De
Dietersburg lag met zijn heerlijk groenen
slottuin op een door twee armen der Gaua
gevormd eiland. De Gaua scheidde het land
goed eu het dorp.
WORDT VERVOLGD.