SiBBWS- Aimitilit isilliiillal. aar ih tuil! Donderdag 7 Januari i 904 48ste Jaargang No. 3903. Gemengd Nieuws. De ramp van Chicago. INGEZONDEN. Onze IJsclub. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADV ERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Burean SCHAGE1I, liaan. D 4. UitgeverP. TRAPMAN. BedewerkerJ. XI I X iv E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTKNTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5c Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel (jremeente f»*c!iogei). BEKENDMAKINGEN. —ooooo— Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente Schagen, brengt bij deze ter kennis van de ingezetenen dier gemeente, dat het kohier no. 3 dor Bedrijfsbelasting, dienst 1903/1904, op den 2 Januari 190-1 door den heer Directeur der Directe Belastingen te Amsterdam is executoir verklaard en op heden aan den beer Ontvanger der directe belastingen binnen deze gemeente ter invor dering is overgegeven. Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft, wordt alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid zonden voortvloeien, te ontgaan. SchRgen, den 6 Jannari 1904. Het Hoofd van het Plaatselijk Best. voorn., II. J. POT. Een in Engeland en de Vereenigde Staten zeer bekend schouwburgdirecteur, de heer William A. Brady, die zich bij het uitbreken van den brand in de zaal bevond, heeft het volgende medegedeeld „Het was de volste zaal, die ik nog ooit gezien heb, en ik kon geen zitplaats machtig worden. Ik stond daarom bij een der deuren, toen ik, naar boven ziende, bemerkte, dat er iets niet in orde was met het calciumlicht- apparaat. Er kwam iemand op het tooneel, die bet publiek meêdeelde, dat er geen gevaar was en dat iedereen moest blijven zitten. Daarop trad een danseres naar voren en begon te dansen; maar opeens scheen het, of het heele balkon in vlam stond. Allen, die beneden in de zaal waren, vluchtten naar de deuren, en voor zoover ik weet is geen hunner onder de dooden. Het was op de bovenrangen, waar de rook door een sterken tochtstoot heengevoerd weid, dat dé Dood zijn slacht offers bij honderden neêrmaaide, nog vóór die slachtoffers recht begrepen, wat er gaande was. Een paniek zooals er volgde, nadat de eerste kreet „brand" weerklonken had, heb ik mijn leven niet gezien. De portalen, welke naar de gangen leidden, waren in een oog wenk opgepropt met één worstelende en vechtende menschenkluwen, en het gekrijt en gesteun der ongelukkigen, wien iederen nitweg was afgesneden, was onbeschrijflijk hartverscheurend. Het wss te vergelijken met een der verschrikkingen in Dante's Hel. Met twee kennissen beproefde ik, het balkon te bereiken, maar de verstikkende rook dwong ons, terug te keeren en vóór de brandweer mannen de vlammen gedoofd hadden, konden wij niets uitrichten. Honderden vrijwilligers slóten zich aan bij de redders, en langs een der toegangen tot het balkon brachten wij, nauwkeurig geteld, 150 lichamen naar bniten, welke in allerlei vorm verwrongen en gekneusd waren. VeleD vrouwen en kinderen waren bij hun wanhopige pogingen om te ontsnappen zoo goed als alle kleedingstukken van het lijf gescheurd. Wanneer het publiek niet door een paniek ware aangegrepen, zouden er zeker niet meer dan een vijttig personen gewond of omgekomen zijn, want al de lichamen, die door mij werden naar bniten gebracht, waren van lieden, die in het gedrang waren doodgedrukt." Een vreeselijk relaas is ook dat, 't welk van het ontstaan der ramp weid gegeven door den tooneelspeler. die in het ballet do hoofdrol vervulde, Eddie Foy. Deze acteur heeft zich bij den brand prachtig gedragen hij was een der laatsten, die door een achterdeur uit het gebouw ontkwam, na eerst tal van radelooze j actrices en balletmeisjes te hebben gered. Foy schrijft den omvang, dien de ramp nem, toe aan het niet behoorlijk fnnctionneeren van het vuurvaste brandscherm van asbest. De tooneelspeler verhaalt het ontstaan van den brand aldns„Het begon in bet midden van het tweede bedrijf. De electrische geleid- draad brak af en viel op den grond, waarna achter op het tooneel brand ontstond. De tooneelopening naar de zaal was buitengewoon bieed, en de tocht was zoo sterk, dat de vlammen zich suel verspreidden, en al het aanwezige décor-materieel in de bergplaats achter het tooneel in brand vloog. Ik had nooit geloofd aan de mogelijkheid, dat een brand zóó snel om zich heen kon grijpen. Toen hij begon, stapte ik uit do coulissen tot voor het voetlicht, en om het1 pnbliek niet aan het schrikken te maken, zeide ik „Er is een klein brandje, en het is n allen aan te raden, kalm naar buiten te gaan." Daarop trad ik aebternit en gaf last, het brandscherm te laten zakken. Maar toen dat halverwege was, bleef het stekendoor den sterken tocht sloegen de vlammen over naar de zaal en ik wist, dat de schouwburg redde- i loos verloren was. Ik snelde terng Daar het tooneel en hielp meê, de damesartisten veilig naar buiten te brengen. Sommigen barer waren in de kleedkamers, en raakten bijna bewusteloos door den rook, vóór zij bniten waren. Het feit, dat het brandscherm niet heelo- maal zakte, reddo den spelers het leven. Nadat het scherm gehaperd had, kwam de ontploffing van het gas in de houders. Ware het scherm volkomen gedaald, dan zonden al het vuur en het gas opeengehoopt zijn tus- schen den achtermuur van den schouwburg en het brandscherm. Iu die omstandigheden zon niemand van den troep er het leven hebben kannen afbrengon." Het is achteraf gebleken, dat niet alleen het scherm, maar ook de aanwezige brand- uitblusschers, de welbekende extinguishers, ondoelmatig waren. De inhond van twee dier extinguishers werd op de vlammen gesprenkeld, toen deze nog niets te beteekenen hadden; maar het vuur werd niet gedoofd. De architect van den schouwburg, B. H. Marshall, schrijft de ramp toe aan een stoom ketel-ontploffing. Hij kan zich niet begrijpen dat zoo de brand op het tooneel is ont staan niet alle personen in den schouwburg zich konden redden, öf door den 65 voet breeden hoofdingang, öf door de vele andere in- en uitgangen. De door Marshall bedoelde ketel zon volgens dezen bij een explosie een der uitgangen heb ben vernield, en zoodoende tot de ramp heb ben aanleiding gegeven. De directeuren van den schouwburg stelden een onderzoek in naar de oorzaken van het gebeurde en publiceerden als hun bevinding, dat een der draperieën, die deel nitmaakte van het décor, had vlam gevat, en dat het falen der extinguishers de eigenlijke oorzaak was geworden van den noodlottigen brand. Samnel Nixon en J. F. Zimmerman, wien het Ircqnois Theatre in eigendom toebehoort, weigerden de eerste berichteD van de ramp te gelooven„het kon immers niet waar zijn, de schouwburg was. volkomen brandvrij. Wat zon er hebben kannen branden In gelijken geest sprak Merriam, de manager van de George A. Fnller Cywelke den schouwburg deed oprichten. Deze heer ver klaarde „De schouwburg werd gebouwd met veiligheid als eerste ••ereiachte. Alle voor schriften der bouw-verordening werden zorg vuldig nageleefd, en er zijn nog zooveel extra-voorzorgen genomen, dat ik niet aarzel te verklaren geen schouwburg In het heele land was veiliger dan deze. De uitgangen genden dag met het oog op de ramp een soort wapenstilstand van 10 dagen gesloten tnsschen stakers en ondernemers, maar de herinnering aan die eerste weigering zal men in Chicago niet licht verliezen. In de laatste vijftien jaren zijn te Chicago niet minder dan 51 schouwburgen door brand vernield. Van 1797 tot 1896 kwamen over de geheele wereld in 't geheel 1116 schonw- waren talrijk, en al hot werk, dat door onze bnrgbranden voor, waarvan 462 alleen in de maatschappij werd uitgevoerd, was absoluut Vereenigde Staten. De verklaringen van al deze lieden kannen niet zoo maar zonder meer worden weggere deneerd, en waarschijnlijk ligt heel veel waar heid opgesloten in de volgende woorden van den directeur van Dru-y Lsne Theatre te Lon den, Sidney Smith. Deze zeide: „De kern van de heele zaak is, dat menschelijke wezens menschelijke wezens zullen blijven. Er bestaat geen voorzorgsmaatregel tegen een paniek." Het toeval heeft gewild, dat twee bis schoppen. Muldoon en Samnel Fallows, tot de eersten behoorden, die buiten den schouwburg van den brand hoorden. En slechts enkele minuten later was bisschop Muldoon het brandende gebouw binnenge drongen, naar het meestbedreigde punt, een der bovengalerijen geklommen, waar hij de leiding nam van het reddingswerk. Den stervenden roomsch-katholieken ver lichtte hij de laatste oogenblikken, en boven alle geraas uit klonk zijn luide opwekking tot allen,vertrouwen te stellen in Gods hulp, Toen de brandweerlieden hem wilden uit brengen, weigerde hij, en eerst toen zich geen levend wezen meer op de galerij tevond, verliet Muldoon zijn post. Prachtig was ook de houding van mgr. Fallows, die den diksten rook trotseerde, om gewonden en verbijsterden ter hulp te snellen. In de gewelven onder den schouwburg was de paniek niet minder dan in de kleed kamers heelemaal boven in het gebouw. In de beneden-kleedkamers bevonden zich zes tig meisjes, die, toon zij het uitbreken van den brand bemerkten, niet meer naar boven konden, omdat Roman van FRIEDA VRIJVROUWE von BULOW. 000— 1 Mefistopheles Dit Heelal Ia slechts voor ééaeD God gemaakt Hij biadt zich in een eeuw'gen glaas, Ons heeft Hij in duisternis gebracht, En gij hebt noodig dag en nacht. Faust Maar ik wil i (Goethe -—0— Op een Aprilmorgen ging Zuster Christina van Wüstenkoltheim na&r Dieterhausen. Zij droeg een groote tasch van wasdoek aan den arm en hield een parapluie boven het hoofd. Met de andere haad tilde zij haar diaconessen-jurk hoog op, zoodat de stevige leeren schoenen en de zwarte kousen nog een stukje zichtbaar waren. Dat kon zij zich gerust veroorloven op haar ochtend wandelingen door het bosch, want dan ontmoette zij niemand, vooral wanneer zij, zooals nu, den steilen weg van de Esch- helling nam. Wel sproag er zoo nu en dan een eekhoorn van tak tot tak, of snelde een haas dwars voor haar over den weg, maar daar schaamde zij zich niet voor. Bovendien was het zeer noodig om de rokken hoog op te tillen, want zij had meer dan genoeg werk, om nog weer een nieuwen stootband aan haar rok te zetten, 't Was al een heele karwei om de schoenen schoon te maken en droog te krijgen bjj die door weekte wegen. „Ach ja." Zuster Christina zuchtte eens. Maar dadelijk daarop lachte ze weder verge noegd. Het schoot haar te binnen, dat in den vorigen nazomer mevrouw de gravin Dieter haar gevraagd had: „Waarom draagt u geen overschoenen Overschoenen Wat kan zulk een voor name dame, die vier maanden van het jaar met bedienden en paard en rijtuig op het land leeft, zich toch rare voorstellingen maken. Overschoenen waren heel mooi op de beharde wegen. Maar op die doorweekte bcschpadeD, die door de houtwagens ver nield werdeD, zouden ze bepaald bij den eersten stap in de modder blijven steken. Zuster Christina bleef staan. Zij was aan de steile Eschhelling aangekomen, die niet met esschen, maar met beuken beplant was Vochtig en glad en rood glansde de grond van de afgewaaide bladeren. Hoe wakker de kleine Zuster ook tot dusverre was voortgestapt, aarzelde zjj nu toch bij het zien van deze steile helling. Wanneer zij bij het naar beneden gaan uitgleed en viel, dan maakte zjj haar kleeren vuil, brak mogelijk haar parapluie, i die onschatbare vriend in. Zij had misschien toch beter gedaan, den straatweg langs te gaan, wanneer het maar niet zulk een grooten omweg was Het kostte zooveel tijd. Iutussehen duurde besluiteloosheid bij Zuster Christina nooit laDg. Wat moet, móét, dacht ze, en zij ontwierp vlug haar veldtochtsplan. Zij deed de parapluie neer, hing die aan haar arm, stak de rokken volgens boerenmanier boven haar beupsb vast en had nu de beide handen vrij. Nu ging zij half loopend, half glijdend, van" den eecen boom naar den anderen. Het ging. Buiten adem en met luid klop pend hart landde zjj —oo—oo— Er is zeker wel geen ondankbaarder betrekking denkbaar dan lid van het bestuur eener ijsclnb zonder centen. Iedereen acht zich gerechtigd op de hande lingen van het bestuur af te geven en het, ligt den menscben als het ware in den mond bestorven„de IJsclub wel de IJsclub doet niets"Na meen ik, dat er, om zoo iets te mogen zeggen, twe9 voorwaarden aanwezig moeten zijn. In de eorste plaats moet men 1 i d zijn en dus zijn gulden hebben geofferd aan de IJsclnb, en in de tweede plaats moet het een feit wezen, dat de IJsclub minder doet dan zij bij machte is te doen. Wie geen lid is, mist, naar mijne mee ning, het recht de handelingen van het Bestuur te laken. Bovendien is het niet rechtvaardig dat te doen. Hoe toch wil de IJsclub werken, als de burgers van Schagen, en vooral zij, die zelf of wier hnisgenooten van het ijs profiteeren, de IJsclub daartoe niet in staat stellen Overal moeten baanve gers zijn en Schagen moet vooraan staan in het geven van ijsfeeston. Maar hoe kan de Schager IJsclub dat doen met haar arm- I zalig inkomen van tachtig gulden in het jaar Een flink IJsfeest kost minstens veertig dikke rookwolken kwamen gulden en tien baanvegers verslinden in een neerdalen. Radeloos van schrik verloren de ongelukkigen het hoofd, en zij zouden om gekomen zijn, zoo niet een der koristen, zekere Gallagher, hen had gered. Deze deed de meisjes elkaar de hand geven en nam zelf den arm der voorste. Toen ta6tte hij zich een weg door het kelder-labyrinth, en be reikte eindelijk een Bteerkoolbergplaats, wel ke met een vensterluik uitkwam op straat. Het luik werd weggerukt en spoedig waren Gallagher en de verschrikte meisjes in vei ligheid. De koristjrs boven in het gebouw dankten haar ontsnapping aan den heldenmoed van een lift-knecht. die met zijn toestel dwars door den biand heen naar boven ging om haar te halen. Nu nog een paar schandelijkhedenUit het verhaal eener ooggetuige, miss Plamon- paar dagen do rest. Was het dan niet terecht, dat ik het lidmaatschap van het bestnnr onzer IJsclub een ondankbare betrekking noemde? En is het niet een beetje onredelijk, dat men van iemand, die gean hand heeft, eischt, dat hij een vuist zal zetten Hierin zou ik gaarne eenige verbetering zien komen en wil er daarom nog eer.s op wyzen, dat het lidmaatschap van de club slechts één gulden kost. Voor dien éénen gulden ontvangt men een kaart, waarop men door geheel Noord-Holland boven Amsterdam kan rijden, zonder door baanvegers te worden bemoeilijkt. Daar komt nog bij, dat aan alle kinderen van de leden, op bun verzoek, een kaart wordt verstrekt voor slecht een dub beltje. Voor dat ééne dubbeltje kunnen dan die kinderen alle dagen dat er ijs is. den, blijkt, dat, toen de paniek begon, tal van van alle ijsbanen in Noord-Hoiland kindoren door de weinige heeren onder de toeschouwers weiden nit den weg gerukt en onder den voet getreden. Dan zijn zooals na elke groote ramp de hyena's komen opdagen. Verschillende personen werden in hechtenis genomen we gens het berooven der lijken van de onge lukkige slachtoffers. gebruik maken, zonder baancenten te moeten geven. Is dat niet meer dan billijk Wordt daarom allen lid en voorziet n en uwe kinderen bij onzen penningmeester, den heer i Cats op de Nienwe Laagzijde, van kaarten Ge zult er zelf de grootste voldoening van smaken en ge versterkt de kas van de 1 ijsclnb en stelt haar daardoor in staat meer Eindelijk nog een ongelooflijk feit. Er is, zoo- te doen dan thans het geval is. als men weet, te Chicago een staking van koet- Maar eilieve, zal men misschien vragen, siers, werkzaam bij aannemers in begrafenissen, waarom kan men op sommige andere plaat- Toen nn do patroons, op het eerste bericht van sen dan zooveel meer doen? Daarvoor be- het gebeurde, hun wagens den autoriteiten staan in hoofdzaak twee redenen. In de eer ter beschikking stelden, weigerden de koet- ste plaats voelt men zich op die plaatsen meer siers hun medewerking. Wel werd den vol- algemeen verplicht lid van de ijsclnb te worden, en in de tweede plaats heeft men daar terreinen, die men af kan slniten en waarop niemand mag rijden die daarvoor niet heeft betaald. Deze tweede reden mag wel als de voornaamste worden aangemerkt, want hoe zon anders een ijsclnb van een onzer naburige ge meenten eenmaal dnizend galden (zegge f 1000) in een winter hebben kunnen uitbe talen alleen aan arbeidsloon? Zegt eens, Schager vrienden waar zon u w ijsclnbje dat van moeten doen Van die onnoozele f80? Neen toch zeker. Het is dan ook om d i e reden, dat wij tot de overtuiging zijn gekomen, dat, wil Schagen een goed figuur in de ijswereld maken, zij over een eigen terrein moet be schikken met prachtige banen en meerdere aantrekkelijkheden, waarvan alleen gebruik kan worden gemaakt door hen, die wat voor hun vermaak over hebben. En nn hebben we wel de Wiel, maar een ieder weet het, dat het ijs daar slechts hoogst zelden betrouw baar is en dan nog altijd, wegens de groote diepte van het water, zeer gevaarlijk blijft. We moeten dus zoeken naar een stuk land van een paar bunder grootte, dat men in den winter onder water kan zetten. Men kan dan op een óngevaarlijke plaats de prachtigste banen maken, waarop allen, die zelf rijden of graag zien rijden, met volle teugen kun nen genieten. Een ieder, die wel eens op dergelijke terreinen heeft gereden, zal moe ten toegeven, dat dat eerst je ware ijsver maak is. En dan zal het bestnnr van de ijsclnb zeker niet in gebreke blijven, het verblijf aldaar zoo aangenaam mogelijk te maken, want hensch, wij willen wel gaarne, maar we kunnen eenvoudig niet Daarom, geachte medeburgers wanneer ons bestuur er in slaagt te komen met een vast plan voor deze schoone zaak, steunt het dan in zijne pogingen, opdat we nog vóór den winter van 1904—1905 in het bezit zjjn van wat alle echte liefhebbers van de schaats, zoowel dames als heeren, zoo gaarne willen Prachtige ijsbanen op eigen terrein Schagen. H. F E I S S E R. Op de vergadering van de IJsclub te ANNA PAULOWNA, op Zaterdag 2 Jan waren aanwezig 20 leden. Na het lezen en goedkeuren der notulen geeft de Voorzitter een plan voor den verle den jaar uitgestelden wedstrijd hardrijden om 20 prijzen in levensmiddelen en brandstoffen, voor behoeftige weduwen, op Dinsdag 6 Jan., 's middags om 1 uur. Dit plau wordt algemeen goedgekeurd, behoudens het hardrijden, dat door enkele leden om het vermoeiende veroordeeld wordt. De één is voor schoourijden, een tweede wil i ring-, een derde tonneijesrijden. Nadat bij stemming èa hardrijden èn ring- t rijden zijn gevallen, wordt met 11 tegen 9 stemmen besloten tot tonnetjesrijden. De heeren K. Kaan en C. Komen worden benoemd tot juryleden en de heeren J. A. Kaan, S. Speets, A. de Graaf, J. P. de Bruijne, H. Jonker en P. Slikker tot baan commissarissen. Bij de rondvraag wordt gewezen op de wak ken. De Voorz antwoordt, dat het bestuur het ijs niet betrouwbaar genoeg vindt, om er op te gaan werken en er zooveel wakken zijn, dat afzetten niet te doen Is. Het heeft een paar borden met „gevaarlijk ijs" geplaatst. De Gemeentetram te AMSTER DAM vervoerde in 190326.870.057 passagiers, tegen 25.855.313 in 1902. beneden aan op den straatweg aan, die, omdat hij. daar zoo smal was, de „donkere Grond" heette. Haar gelaat gloeide, haar adem kuchte, haar handen waren vochtig en vol groene mos van de boomen. Vermoeid stond zij stil. En daar bemerkte zij op eenmaal, dat het werkelijk lente werd. Het kiemde en botte rondom haar, en de rogels zongen luid. April was reeds bijna ten einde, maar in dit ruwe bergland bleef de winter lang. Plolseling schrikte zij. Daar op den straatweg kwam iemand aan.... een man.... het scheen waarachtig wel een heer. Haastig maakte zij haar rok les, streek de haren glad, spande de parapluie open en ging met lichten tred verder. Van onder de parapluie keek zij nieuwsgierig naar den heer, die naderbij kwam. Zij herkende hem dadelijk. Die fiere gestalte in jagerscostuum was de eigenaar van een landgoed in de nabijheid. De dorpelingen noemden hem den kloosterbaron omdat zy'n landgoed een voormalig klooster wss. Maar hij heette eigenlijk Hollen, Hij stapte zóó, zooals mannen loopen die gewoon zijn op eigen grond en bodem te gaan. Zijn bruine jachthond volgde hem zoo dicht, dat hij met zijn snoet somwijlen de beeaen van zijn meester aanraakte. Toen zij elkaar dichter naderden, zoodat zij duidelijk zijn gelaat kon herkennen en bij dus o( k het hare, greep haar een kleine verlegenheid aan. Zij wendde het hoofd ter zijde, alsof zij met groote opmerkzaamheid de groezelige sneeuw bekeek, die nog hier en daar op den weg lag en niet smelten wilde, omdat de zon hier bijna nooit scheen. Zoo wilde zij met afgewend hoofd hem voorbijgaan hjj echter bleef staan, haalde den hoed at en zeide„Goeden morgeD. U kent mij misschien niet meer Wij zagen elkaar den vorigeu zomer op het feest in Niedergauschach. Weet u nog wel Ik ben Zjj viel hem in de rede„Zeker ken ik u nu, baron „Hoe komt u hier in don „Donkeren Grond vroeg hij vriendelijk, verwonderd. „'t Is de naaste weg naar Wü3tenkolt- heim. Langs de Eschhelling." „Wel drommels I" „Ik heb een zieke in Dieterhausen, die ik eiken morgen helpen moet." „Ondanks weer en wind „Da's mij om het even." „Welk een kleine, dappere dame!" zeide hjj, tegelijk hartelijk en met respect. Het werd haar wèl te moede. Ja, zij begreep, dat alle meuschen den klcoster- baron gaarne mochten lijden. Wanneer hij zoo sprak en je daarbij aankeek, moest men wel goed op hem zijn. Welk een ge- lukslot had zijn vrouw getrokken. Ach ja... Maar zij kon niet langer bljjven staan en babbelen. Met een korten groet snelde zij verder. Haar was het o| gewekt en viooljjk te moede, als had zij iets moois en bijzonders beleefd. Het dal werd wijder. De Gaua, die op de bergen van Wiister koltheim als bron op den Gostein ontsprong had op haar haastigen weg naar het dal roeds zooveel sneeuwwater en kleine s'roorapjes opge nomen, dat ze hier als een flinke beek naast de straat dartelde. Op een geschikte p'aats hurkte zq aan de beek neder en spoelde haar handen schoon. Een boer kwam naderbij. De Zuster, die alle Dieterhausers kende, sprak hem aan. „Wel, Hans Lude, wat zal het worden? Houden wij regen vandaag Hans Lude keek naar de wolken en naar de bergen. Dan zeide hij met een fijn lachje „Morgenregen en oude wij vendans duren niet lang." Zij lachte en liep verder. Onder een ongehoord gesnater, gekwaak en geschreeuw, kwam de ganzenhoedster uit het dorp. Het was de idiote oude Katrien met haar sterken herdershond, cie j de kudde naar de berghelling moest brengen. „Gaat 't goed, Katrien riep de Zuster. „Ja, zoowat.wanneer die rheumathiek er maar niet was." „Wat doet er tü weer pijn Katrien zette haar leed uitvoerig uiteen. Zij sprak laDgzaam en zacht iu het dorps dialect, dat de Zuster, die uit Thuring«u kwam. maar met moeite kop verstaan. En de oude trok daarbij een geheimzinnig gewichtig gezicht. Terwiji zij haar lijden schilderde en de Zuster wat raad en troost gaf, paste de hond op de ganzen. „Hector is toch een goed dier," zeide de Zuster. „Die is zeer goed, ja, ja." Verder ging de Zuster en kwamdebrog voorbij, die naar het slot voerde. De Dietersburg lag met zijn heerlijk groenen slottuin op een door twee armen der Gaua gevormd eiland. De Gaua scheidde het land goed eu het dorp. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 1