aar ik tuil!
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavo n d. Bij iniending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60.
Afsonderliike nummers 6 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere reg el meer 6 c.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
FEUILLETON.
Donderdag 2i Januari il>ü4
4£ate Jaargang No. 3907.
RAHIT.
iimmg- uaimiim
Bureau SCHAtiËW, Laan, I) 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker J. VV I ft E L.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
Citemoente 8cliogen.
BEKENDMAKINGEN.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer Gemeente worden
inlichtingen verzocht omtrent een verloren
dames-portemonnaie, inhoudende eenig geld.
—ooooo—
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
noodigen bij deze belanghebbenden, die over
het jaar 1903 van de gemeente iets te vor
deren hebben, uit, hurne rekeningen vóór
of op den 1 Februari a. s. ter plaat
selijke Secretarie in te leveren.
Schagen, 19 Januari 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN,
—ooooo—
De Burgemeester der gemeente Schagen
breDgt bij deze iu herinnering, dat Vrijdag
22 Januari a.s. de dag is, waarop het 26
jaren zal zijn geleden, dat Hare Majesteit
de Koningin-Moeder als Koningin der Neder
landen Haren intocht deed hier te lande,
en noodigt mitsdien de ingezetenen uit om,
opdat deze gedenkdag niet onopgemerkt
voorbij ga, de vlaggen uit te steken.
Schagen, 16 Januari 1904
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
Binnenlandsch Nieuws.
Vergadering van den Baad
der gemeente HOOGWOUD, op Maandag
18 Januari 1904, des voorin, ten 11 ure.
Present alle leden.
De Voorzitter, de heer C. Pijper, Burge
meester, opent de vergadering, waarna d«
notulen worden voorgelezen door den waarn.
Secretaris, den heer J. Breebaart Dz.
Deze notulen worden na voorlezing goed
gekeurd, behendens eene aanmerking, die de
heer Vijn, die in de vorige vergadering af
wezig was, er op had te maken.
Vijn dan verklaarde zich beslist tegen het
ophalen van gelden, bestemd voor een hulde
blijk voor H. M. de Koningin-Moeder. De
reden hiervan was, dat hij [Vijnj den tijd be
paald ongunstig vond en er zeker van was,
dat er n n bij 't rondgaan met eene lijst bij
de burgerij zeer zeker een klein bedragje zou
worden verkregen. Bovendienwil H. M. de
Koningin-moeder zich vereeuwigen, welnu,
laat ze dat dan van haar eigen financiën doen,
vindt de heer Vijn. Spr. acht dit heel wat
beter, dan dat er nn bij arme schrobbers om
geld wordt aangeklopt.
De Voorz. meent ook„men moet niet van
een ander groot worden, doch van zichzelf",
en daar de overige heeren conform de beide
reeds genoemde sprekers hnn oordeel kenbaar
maken, wordt er besloten geen gelden voor
het huldeblijk te verzamelen, 't Wordt „af
gestemd."
Daarna bracht de Voorz. ter kennisse van
de raadsleden, dat alle, tot lid der school
commissie benoemde personen, zich zonder
uitzondering die benoeming hebben laten wel
gevallen. Wordt voor kennisgeving aan
genomen.
Over die „dingen" aan de Langereis, (hoogst
waarschijnlijk wordt bedoeld werktuigen, be-
noodigd tot het geven van onderwijs in na
tuurkunde,) zou de burgemeester spreken met
den schoolopziener; Z.E A. heeft er n.1. met
dien heer nog niet over gesproken.
De heer M. de Jong, hoofd der school aan
de Langereis, was er echter juist niet vóór
(voor die „dingen" dan.)
De gemeente-secretaris en -ontvanger, de
heer W. Vetter, heeft een ontslagaanvrage
ingediend, welke door den waarn. secretaris,
den heer J. Breebaart Dzwordt voorgelezen.
De heer Vetter schrijft ongeveer't volgende:
„Reeds 62 jaren als secretaris, 64 jaren als
gemeente-ontvanger en ettelijke jaren als
boekhouder bij 't Burgerlijk Armbestuur in
uw dienst werkzaam geweest zijnde, gevoel
ik mij thans, in mijn 80ste levensjaar, genoopt,
door voortdurende ongesteldheid, die betrek
kingen neder te leggen en verzoek in verband
daarmede eervol ontslag te mogen erlangen."
Daar er tegen dit verzoek geen bezwaren
zijn, wordt het toegestaan, terwijl tevens
een pensioen van f 600.'s jaars den heer
Vetter wordt toegekend.
Ook wordt nog algemeen goedgevonden,
hem een brief te schrijven, waarin de Raad
hem voor zijne vele diensten op de meest
eervolle wijze zal dankzeggen.
Voorts wordt er bepaald, dat de borgtocht
voor het gemeente-ontvangerschap f 2100.
en die voor het boekhouderschap van 't Bur
gerlijk Armbestuur f 300.zal bedragen dit
een en ander zal burgemeester zorgen voor
1 April a. s., [als wanneer des heeren Vetter's
ontslag zal ingaan,] in orde te maken.
Ter voorziening in de met 1 April a. s. te
ontstane vacatnren in de door Vetter bekleede
betrekkingen, bevelen B. en W. aan de heeren:
J. Breebaart Dz. en Arie Rooker, [deze laatste
is een stiefzoon van den burgemeester.!
Deze voordracht zint den heer Vijn maar
zoo matig, want, zegt hg, Rooker mag
niet worden gestemd, of u, burgomeester,
moet uw ontslag aanvragen dit heb ik al
eens meer gezegd, besluit de heer Vijn.
„Och, we hebben niet veel keus," luidt het
tegenbescheid.
,,'t Doet er niet toe," herhaalt de heer Vijn.
„U hebt wel 't voornemen, om, als u zoo
blijft, (de burgemeester is tegenwoordig in
vrij hevige mate doof) uwe betrekking neer
te leggen, maar 't is toch zooals ik zeg."
„Nu, nu," suste de Voorz., ,,'t zal zoo ver
niet komen" [dat A. Rooker wordt benoemd,
werd hier hoogstwaarschijnlijk bedoeld door
Z E Achtb.]
„Dat weet n niet vooruit't is stemmen" (en
daarvan kan men den uitslag toch niet vóóraf,
als bij ingeving, met zekerhefd vertellen
De heer Kooij wilde een oproeping in de
courant doen van sollicitanten.
In de courant, dat kost al weer geld voor
de gemeente, meent Voorz.
De heer Kooij wou 't niettemin gaarne en
vond: zoo de oude titularis bedanken en
direct den nieuwen zonder eenig verwijl benoe
men, 't gingwat vlug
De Voorz. wilde echter bepaald vandaag de
benoeming doen plaats hebben en de meeste
raadsleden waren hier voor, dus alzoo ge
schiedde.
Volgdea. stemming van een gemeente
secretaris. Van de beide op de voordracht
staande heeren krijgt de 1ste (de heer Bree
baart) 6 stemmen, terwijl op den 2den [de
heer Rooker] éene stem wordt uitgebracht.
b. stemming van een dorps- of plaatselijk
ontvanger [gemeente-ontvanger]. De heer
Breebaart 6 en de heer Rooker 2 stemmen
c. stemming van een boekhouder voor het
BurgerL Armbestuur. Breebaart 6 en Rooker
1 stem. De heer Breebaart is dus voor alle drie
betrekkingen benoemd. [De Burgemeester
had zijn voorspelling dus zooeven toch zeer
goed gesteld, toen Z E.A. als zijne meening
te kennen gaf, dat 't „zóóver niet zou komen",
dat de heer Rooker zou worden benoemdDe
heer J. Breebaart Dz. wordt door den Voorz.
hartelijk gefeliciteerd en de raadsleden vol
gen in deze des heeren Voorzitters voorbeeld.
Met een dankbaar gemoed wenscht de nieuw
benoemde functionnaris even 't woord, en
richt een kleine toespraak tot de raadsleden.
Reeds 7 jaren geleden, zoo verklaarde de
heer Breebaart, was hij als volontair ter
gemeente-secretarie gekomen en nu ongeveer
2 jaren geleden als ambtenaar ter secretarie
benoemd, terwijl nu voor 8 maanden onge
veer terug, zijne benoeming als waarnemend
gemesnte-secretaris en ontvanger plus waarn.
boekhouder bij 't Burg. Armbestuur, hierop
was gevolgd. Spreker kon geene woorden
genoeg vinden om z'n dank te uiten voor 't
vertrouwen, al dien tijd in hem gesteld in 't
vervullen van zijn niet altijd gemakkelijke
bezigheden. Zijn voorganger, die zooveel
jaren zijn betrekkingen stipt had vervuld,
was Breebaart dankbaar voor den steun,
welken hij van dezen had genoten in den
arbeid ter secretarie. Spreker besluit zijne
rede, met de hoop uit te drukken, dat de
Raad met zijne keuze eer zal inleggen, waar
toe hij zooveel mogelijk zal mtêwerken, zul
lende hij verder den bloei der gemeente naar
zijn beste vermogen helpen bevorderen.
Vervolgens komt aan de orde een schrijven
van de Afd. Enkhuizen en Omstreken der
Holl. Maatschappij van Landbouw, die voor
eene te houden tentoonstelling gaarne den
fiaanciëelen steun van Hoogwoud zou erlan
gen en te dien einde een biljet had ingeslo
ten, hetwelk de commissie zeer gaarne inge
vuld zou terugontvangen. Een tweede inge
komen schrijven is zeer nauw in verband
met 't eerste, daar het de daarin besproken
te houden tentoonstelling nog wat uitbrei
ding wil geven, in zooverre, dat de ender-
teekenaars van 't tweede schrijven eene
vereeniging van de Afdeeling Enkhnizen der
Hollandsche Mpij. van Landbouw met eene
afdeeling van „Land- en Tuinbouw" wensch-
ten tot stand te brengen, enz. Voor de tentoon
stelling was echter geldelijken steun noodig.
Reeds zijn uit de beide afdeelingen ver
schillende commissiën samengesteld. Desalniet
temin vindt de heele geschiedenis bitter wei
nig sympathie by de meeste raadsleden.
De heer Kooij informeert eerst, of deze
aanvrage aan alle omliggende gemeenten in
deze environs wordt gedaan, waarop hem
toestemmend antwoord wordt gegeven, waarna
hij er echter „tegen blyft".
De heer Vijn was niet van des heeren
Kooij's gevoelen, want, hoewel hij, Vijn, ook
wel wist dat tentoonstelling wel eens
teleur stelling is, toch was spreker er niet
afkeerig van, om, teneinde de tentoonstelling
te helpen slagen, wat geld er voor beschik
baar te stellen.
De heer Hartog is van dezelfde meening,
alsook de heer Schermer.
Niet alzoo de heer Vel, die er tegen is.
De heer Vijn wenscht 't aanhangige onder
werp in stemming te brengen en krijgt zijn
zin. Bij de stemming zelve krijgt hij echter
weer niet z'n zin, want met 4 tegen 3 stem
men wordt 't „afgestemd", 't welk hy, Vijn,
wel wat „krenterig" vindt, daar er, volgens
spr., wel geld wordt besteed aan dingen van
veel minder nuttige strekking dan eene
tentoonstelling. Schermer deelt deze gedachte.
„Zouen we jullie niet tot een ander idee
kunnen brengen vraagt Vijn.
Hartog voegt hier nog bij, dat 't alleszins
de belangen van land-, zoowel als van tuin
bouw raakt, en stelt voor, bijv. f 26.— te
geven.
In '98, bij gelegenheid der tentoonstelling
te Spanbroek, heeft de heer dokter
G. C. van Balen Blanken zich er voorge-
Roman van
FRIEDA VRIJVROUWE von BULOW.
—000
6.
Doch die overwinningsvreugde duurde
nooit lang by Bacha. Zij sloeg zoo licht
in verslagenheid en angst en twijfel over.
Die opwekking van den molenaar scheen
hem plotseling een komedie.
Volgens alle regelen van de kunst, met
koud overleg, had hy den man aangevallen
en bestreden, om hem zoodoende onder
den indruk van zyn woorden te krijgen.
Maar evenals grashalmen zich weder op
richten, zoodra de voet die ze drukt, zich
opheft, zoo zou ook de ziel van den mole
naar spoedig weer in haar ouden toestand
gebracht zyn misschien nog niet van
daag
maar morgen bepaald.
Ach, hij wist het welsteeds en steeds
weer wilde zyn voortvarendheid over de
knie breken en buigen, wat naar Gods wil
slechts door een oneindig geduld te be
reiken was.
Mèt de opgewekte stemming, was ook
het gevoel van levenslust en kracht ge
broken. Zwaar ademhalend, klom hy het
bergpad verder op.
„Hé, Bacha! Bacha 11" riep een vroolijke
stem achter hem.
Hij draaide zich om.
Daar zag hy dominé Leonhart uit Nieder-
gauschach den berg opkomen.
Die was om zyn lange en sterke beenen
spannen en die vierdaagsche tentoonstelling is
toen zeer goed geslaagd.
De heer Schermer zegt, dat „de kleine
man", waarvan er velen bouwen voor de
firma Sluis en Groot, dat de belangen dier
bouwers dan hiermeê wellicht gebaat zouden
kunnen worden, waartegen de heer Koog
inbrengt, dat de bouwertjes ook zonder ten
toonstellingen evengoed voor Sluis en Groot
zouden telen. Spreker weet al zooveel van
tentoonstellingen af en b 1 ij f t er tegen,
want als we nu Enkhuizen steunen, dan
dan moeten we in 't vervolg elke tentoon
stelling steunen.
Eindelijk stelt de heer Pijper [de Burgem.]
voor om f 10.subsidie toe te kennen. Dit,
uit een financiëel oogpunt beschouwd, nogal
voorzichtig voorstel vindt de heer Vel
kortaf kinderachtig, daar 't zoo weinig is.
Ook de heer Kooij vindt, als we wat
geven, dan meer dan f 10.
Vijn wil voorgesteld zien f 26.of niets.
Dan niets, zegt direct de Burgemeester.
't Wordt ten slotte afgestemd, heelemaal
voor goed afgestemd!
Vervolgens komt er nog een brief ter
tafel, over een geheel ander onderwerp, dat
al even weinig instemming mag wegdragen.
De Burgem. vermoedde, dat alle heeren
zulk een brief als den ter tafel gebrachten, wel
zouden hebben ontvangen, maar dat was niet
zooden heer Kooij had men vergeten er
een te sturen, zoodat voorlezing werd gedaan.
De inhoud kwam in hoofdzaak hierop neer,
dat de onderteekenaars: Blauwpot en Ten
Cate, aan de E.A. heeren mededeeliDg deden,
dat zij een bureau hadden opgericht tot het
geven van rechterlijke en administratieve
adviezen enz., daar hun was gebleken, dat
't bij vele quaestiën van groot belang was,
wanneer een gemeenteraad, of ander lichaam,
't oordeel kon inwinnen van personen, die,
buiten locale belangen staande, geheel vrij
hunne meening als deskundigen konden
uiten. De vrees, die bestond ten aanzien van
hooge onkosten etc., zou misschien velen van
't inroepen der aangeboden hulp terug kun
nen houden, dus [men kan ook abonnemen
ten aangaan] de abonnementsprijs zou zoo
laag mogelijk worden gesteld en niet
afschrikkend kunnen werken, want die prijs
zou slechts f 30.per jaar zijn, vóór of op
1 Juli te betalen, enz. enz.
De Burgemeester wou 't maar stil „leggen
laten". Vijn wil 't ook niet in „de rust
storen", maar 't schrijven voor kennisgeving
aannemen en bericht doen, dat men hier niet
van 't aanbod wenscht gebiuik te maken.
Kooij en ook de overige heeren vinden
't zoo goed, waarna een ingekomen schrijven
van N. Niedorp's gemeentebestuur aan de
beurt komt, waarin wordt medegedeeld, dat
genoemd gemeentebestuur, na de hiernevens
gaande verordening aanvankelijk te hebben
aangehouden, niet tot 't vaststellen derzelve
wenscht meê te werken en zich voorbehoudt,
vrij te bljjven en elk geval afzonderlijk te
behandelen, ('t geldt hier de verordening tot
regeling der salarissen van de onderwijzers
bij vacantie, ziekte enz.) waarna de Voorz.
zegt, dat aan den „toestand van meester" nu
voorloopig niets is te doen.
De heer Vijn brengt een klacht in over
't honorarium van de schoonmaakster der
school in de Weere, die [de schoonmaakster
n.1 te kort geld ontvangen heeft. Vrouw
Groot, hare voorgangster in dit ambt, heeft
voor 7 weken f 7 70 ontvangen, terwijl zij,
de tegenwoordige schoonmaakster, voor 46
weken dienst f 40 60 kreeg, zoodat de vorige
schoonmaakster f 1.10 per week en de tegen
woordige slechts f 090 per week kreeg. Dit
vindt de heer Vijn niet goed.
werkelijk te benyden. Maar hg leefde ook
al vijftien jaar in dit bergland. Hjj kon de
bergen beklimmen zonder buiten adem te
„Goeden dag, Bacha. Hoe gaat het I
„Zooals het iemand gaat," antwoordde
Bacha neerslachtig, „die als hoeder van
anderen is aangesteld en zichzelf niet hoe
den kan."
„Hé, hé!"
„Ja. De geest is willig, maar het vleesch
is zwak."
Dominé Leonhart was in een opge
wekte stemming en juist niet gestemd tot
een gesprek over ernstige ziele-aangelegen-
heden. Goedig en toegevend van natuur,
zette hy het vriendelijkste gezicht en vroeg
„En voor welke doodzonde klaagt ge uzelf
dan nu weer aan, gij zondaar."
Bacha zuchtte: „Ach, zij zijn als zand
aan de zee Men deugt voor zoo drommels
weinig."
„Ik meen toch, dat een elk onzer doet
het zyne naar zijne bijzondere krachten en
gaven. Dat is alles wat wij kunnen, en
daarom ook zonder twijfel alles wat wjj
moeten."
„Dat is maar zoo erg gemakkelijk,"
meende Bacha met lichten twijfel.
„Weet u, wat ik altijd gemeend heb,
myn waarde Bacha Een overmatige zelf
vernedering is het lieveliogsmasker voor
den geestelijken hoogmoed."
Bacha antwoordde hier niets op. Hij
keek met zijn strenge, dwepende oogen in
de verte.
Leonhart had zich eveneens omgedraaid,
om het ruime uitzicht te genieten. Dadelijk
kwam nu weder de vroolykheid van zyn
opgewekte, kerngezonde natuur boven. Hy
begon uit volle borst te zingen
„Wat zyt gij toch schoon,
Gy wijde, wyde wereld
En hjj stiet een echten bergkreet uit,
die echode langs den nabyzijnden rots
wand.
Bacha's gezicht werd vuurrood, en hjj
knipoogde als bad hij een klap tegen de
oogen ontvangen.
Maar hy lachte. „De wereld is zeker
schoon," zeide hy met schertsend verwjjt,
„maar dien kreet, die als het geschreeuw
van opgewonden kermisvierders klinkt,
vind ik akelig f"
„Och, werkelijk?" meende Leonhart ver
genoegd. „Het is toch een frissche natuur
klank, die in de bergen past als de echo."
„Als iemand alleen op den hoogsten top
van een Alpenrots is, mag het eenigen zin
hebben," zeide Bacha, „maar in de on
middellijke nabijheid van een van ooren en
zenuwen voorzien evenmeusch vind ik het
ruw. Het doet me werkelijk pjjn."
Dit vond dominé Leonhart zeer komisch
zjjne oogen flikkerden vol schelmschheid.
„Wit u zegt 1 Uwe zenuwen zijn te teer,
beste Bacha, die moeten we wat verhar
den".
Eu hij riep nog eens denzelfden kreet.
Bacha liet deze poging tot opvoeding
onopgemerkt.
„Was U op weg naar mij, heer collega?"
vroeg hjj bsleefd.
„Neen, naar Kaltenf ranken. Dominé
Retzlob verzocht mij, hem bjj een begrafe
nis te vervangen. Het hoesten plaagt hem
weer zoo, dien armen kerel."
„Een begrafenis herhaalde Bacha vol
verbazing, en keek zijn heer collega aan.
Deze zag er nanielyk uit als een vrooly k
De Burgemeester zegtals 'tgeen er nu
nog overschiet van de f 60.[die per jaar
er voor wordt betaald], aan de schoonmaak
ster wordt betaald, is 't dan goed, Vyn
Ja, din was 't goed; men zou anders ook
zoo zoetjes-an boven de f 60.— komen
De heer Schermer wenschte bij gladheid
van 't pad in de Kerkelaan, daar zoo'n toestand
voor schoolkinderen en ook voor ouderen ge
vaarlijk is, hierin te voorzien, door te zorgen,
dat er zand of iets dergelijks zou worden
gestrooid.
De Voorz. belooft, den heer Knin dan met
rondzegging aan de burgerij, tot 't strooien
van doeltreffende artikelen, te belasten.
De rondvraag verder niets opleverende,
sluit de Voorz. de vergadering.
Van een koe uit ANNA PAU-
LOWNA.
Zondagmorgen in de vroegte is een koe
uit Anna Paulowna verdwaald geraakt.
op den steenen dam, aan de overzijde van de
haven te Helder.Het beest had uit den stal weten
te deserteeren en 't langs den dijk op een loo-
pen gezet naar hier. Blijkbaar was het anti
militaristisch aangelegdalthans bij Oostoever
aangeland, nam het tegen den daar geplaat
sten schildwacht een uitdagende houding aan,
wat voor den militair reden genoeg was, te
trachten zich van de tegenstandster meester
te maken, 't Beest was hem echter te vlug af,
wist te ontkomen en sprong bij de sluis in de
haven. Deze werd overgezwommen en zoo
de steenen dam bereikt. Langs dezen marchee-
rend, kwam de koe den schildwacht bij het
fort op de Harssens verschalken. Van zijn
eerste verbazing bekomen, poogde ook deze,
de indringster in verzekerde bewaring te
nemen. Dit bekwam hem echter slechtde
koe bleek hem de baas en deed den soldaat
in het zand bijten, bijna in het water tuimelen.
Van de consternatie maakte het dier gebruik om
met gewinden pas langs den dam te retireeren.
Nu kwam het in botsing met eenige vletter-
lieden, die naar den dam waren overgestoken,
om jacht op de koe te maken. Deze vond
geen anderen weg om te ontkomen dan door
een bad. Het sprong opnieuw in de haven en
beproefde nu zwemmende aan de vervol
gers te ontsnappen. Dit lukte evenwel niet.
Met hun vlet zetten de v'etterlieden het
beest na en slaagden er eindelijk in, het een
strik om kop te werpen, waarmee het naar
den wal werd gesleept.
Eenmaal op het droge, was het weldra
weder in handen van den eigenaar, die niet
weinig vreemd ophoorde, dat zijn beestje
zich aan zooveel buitensporigheden was te
buiten gegaan. Berustend ging het met
den baas mee» naar Anna Paulowna terug,
vermoedelijk met weinig aangename herinne
ringen aan de zonderlinge Zondagmorgenwan
deling. Held. Dagbl.
Uit ALKMAAR schrijft men aan
„Het Volk"Dezer dagen in een openbare
vergadering,'uitgeschreven door de vrije socia-
listen-vereeniging, spraken ds. Schermerhorn,
prof. Van Rees en Kloosterman over de zaak-
Terwij. De zaal was stampvol.
In debat kwam een neef van Terweij,
alhier woonachtig, die mededeelde, dat Jan
Terweij nu niet zoo'n principiëele anti-milita
rist was, als hij zich thans voordeed, daar
hij eerst geprobeerd had om vaandrig te
worden Deze Alkmaarsche Terweij deed het
voorkomen alsof het martelaarschap was
aangegaan op do belofte, om na voleindiging
van den straftijd een betrekking te kragen,
zooals hij zeide aan de drukkerij te Amersfoort.
Af en toe was de vergadering nog al
rumoerig, vooral na de beweringen van den
Alkmaatschen Terweij, die door Kloosterman
nog al grof werden beantwoord.
toerist. Hij' droeg een groen jasje van
graslianende beenen staken in laarzen.
Zijn groene linnen hoed beDgelde aan een
jasknoop, en over de schouders hingen de
riemen van een dikgevulden zak.
Leonhart bemerkte en begreep dien blik
van Bacha en hy maakte er zyn grapje
over.
„De koorrok zit in dien zak", verklaarde
hy vroolijk.
„U is me toch onbegrijpelijk I" riep
Bacha uit. „Thans springt u jodelend en
zingend, uitgelaten als een schooljongen
met vacantie, den berg over, om straks aan
het graf tot eene vergadering der rouwe te
spreken. Hoe is u dat mogelijk
Leonhart antwoordde heel kalm„N u
wandel ik, straks zal ik aan het graf
staan. Alles op zijn tyd, zegt Salomo.
Het was waarachtig erg met my gesteld,
als het mij op het kerkhof aan ernst ont
breken zou, omdat ik op de wandeling
door God's schoone lentewereld vroolyk
ben geweest."
„U kunt echter toch den priesterernst
niet san- en uittrekken met den koor
rok
„Mijn beste Bachawij Protestanten
willen een innerlyk priesterdom en geen
uiterlyk. U zult mij, naar ik hoop, elk
oogenblik bereid vinden, troost of raad uit
naam van God te geven, waar die ge
vraagd wordt. Anders ben ik eenvou
dig een men ach als anderen. Ik haat alles,
wat aan poseeren en draperie herinnert.
Bacha zweeg.
Het hoofd omlaag, de handen op den
rug, liep hy nadenkend naast den ander
voort.
Leonhart was nu warm geworden. Hy
ging voort„U zyt me over 't algemeen
veel te katholiek, Bacha. Waarom moet U
toch altyd dezen langen, tot onder de kin
vastgeknoopten, zwarten rok dragen, waar
aan men tot op een halve myl af stands
den geestelijke herkent Innerlyk willen
wij geestelijk zyn, niet uiterlyk. Dit
hechten aan uiterlyke teekenen is roomsch."
„Wy hebben slechts met menschen te
doen", zeide Bacha, „en de mensch ziet,
wat hy voor oogen heeft."
„Nu ja, ik weet 't wel, wy zullen het
over deze punten nooit eens worden. Hoe
gaat het wel die goede Zuster Christina
„Zij is, als altijd, «eer wakker."
„Ja, waarachtig een voortreffelijk meisje
Weet u, wat ik deed als ik u was. Bacha
„Neen, dat weet ik niet. Wat deedt u
dan
„Ik nam een vrouw En wel zocht ik mij
een practische, werkzame, dappere, vroolijke,
kleine vrouw. Waarom Zuster Christina
niet Het goede is zco dicht by u."
„Zuster Christina kan in haar werkkrirg
als gemeente-diaconesse meer goed doen,
dan als zij dominésvrouw was."
„Nu, het behoeft ook niet juist de Zuster
te zijn. Heeft u niet ergens een oude lielde
in Berlijn of elders wonen Men is wcr-
kelyk slechts een halt mensch zonder vroirw.
j U maakt de pastorie dén eerst tot de
réchte pastorie."
Bacha schudde beslist met het hoofd van
neen.
„Neen, Leonhart, voor mij is het huweljjk
niets. Mijne kracht is niet toereikend voor
eene arme gemeente en voor eene familie
tegelyk. Ik zou óf het eene, ót het andere
verwaarloozen."
WORDT VERVOLGD.