aar ik wil! Zondag 6 Maart 1904. 48ste Jaargang No. 3919. TWEEDE BLAD. Arrondissement»- Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 1 Maart 1904. ■X Indische Ucnhrasscn. FEUILLETON. UITSPRAKEN, g Heiman. Eokhuizen, wederspannigheid, 3 Hoorn, oplichting, 3 maal ffonleeJd, 6 maanden gevang. F Keeaen, Alkmaar, verduistering, f 7 boete, f iq depen hecht. T F Pias, Alkmaar, heling en medeplich- jipM aan verduistering, niet wettig en .„icrend bewezen, vrijgesproken. 0«rtÏC Venhuizen, (gedetineerd), diefstal oW gepleegd; van J stelen van l maa. b r vrLJKegprokenvoor t zwaan van eenden echter krijgt Jan stilte heerscht er stelen van den wordt <n 6 mnd. gevang. lom^stilto m'tbösch, sttlteonder 't grazende Iets dergelijks zou men van de zit ting van vandaag kunnen zeggen grooter r toch dan ru, hebben we nog nooit achter ons gehoord! 't Was dus rgehoord De gewoonlijk „z o o r u s 11 g e" baliekluivers verdrongen reeds bij de opening dezer zitting Ilkaar bij de deur, [die waarachtig wijd ge noeg isi met een ijver, eene betere zaak Dakwerkzaamheden werden vandaag be gonnen met de zaak van zekeren Jan Andries j),m geb. in de gem. Opsterland, wonende te Heerenveen. Deze beklaagde, die 't onge- lak heeft erg te stotteren, hetgeen zijn zaakje juist niet bespoedigde, is 37 jaren oud en van beroep zoo'n soort van lotenscharre- jaar Meneer is sedert eenigen tijd, [voor de sekurigheid, zie je,] opgepakt en in t Huis van Conservatie te Alkmaar gedeponeerd. Als men dit heertje voor een stipt eerlijk man aanzag, zou men zich echter deerlijk verkijken Op Zaterdag 23 Januari toch nam hij den 42-jarigen landbouwer j P. de Boer Jz. uit Grootebroek lee'nk in de maling hoor, zoodat diens spaar potje een kies is getrokken van wat ben je me. [tenminste als een spaarpot kiezen heeft] Mijnheer Dam was toen n.1. wel zoo vriende lijk om zich ten huize van zijn slachtoffer voor te stellen als agent van de firma Tibbe Co., effectenhandelaren te Amsterdam Ideze firma was vroeger Tamminga en hield kantoor in Amsterdam, Westerdokstraat, No 6- in Mei 1902 werd 't verplaatst naar No 7 van dezelfde straat7 Januari 1904 werd de firma verplaatst naar Haarlem, nu onder de firma „Tibbe Co.", die 't archief vanTammengahad overgenomen. Dat „en Uo. heeft echter alleen in Tibbe's vrouw bestaan, merkten we wel, want hij heeft geen enkelen anderen firmant aangewezen. Nu, we willen aannemen, dat de 33 jarige Johannes Her- manus Tibbe met zijne ega de zaakjes wat goed weet te drijven Maar om op Dam, den held van dezs historie, terug te komen. Op 23 Januari dan, zeiden we, kwam hij bij De Boer te Grootebroek, die in gezelschap van zijn vrouw en zijn schoonzoon, Cornelis Bakker, thuis was. Beklaagde wist een waar deloos 6tuk te verpatsen aan De Boer, voor eventjes f 120, waarop f 165 moest vallen en dat recht gaf op een 14-tal, nota-bene reeds uitgelote, serie-loten, o.a. van 3 pCt. Nederl. Werk. Schuld, van 2 pCt. Turkije, van 2 pCt. Servië (1881], van Brussel, Ant werpen, Finland en de drommel mag weten, wat nog meer,een heele snertzood in ieder geval. Hoewel spraakgebrekkig, wist Dam de zaken bijzonder mooi voor te stellen, en dat hij nogal, we zullen maar zeggen ondernemend is. heeft hij wel bewezen, door zich aan De Boer's schoonzoon brutaalweg als Inspecteur van de effecten-firma Tibbe voor te stellenhij was bij die gelegenheid nogal royaal, vroeg aan Bakker of deze nogal bevriend was met verschillende fami- liën en in staat connecties aan te knoopen, enz., en verklaarde verder, als inspecteur zoe kende te zijn naar een geschikt agenthij wilde als zoodanig dan gaarne Bakker heb ben, en maar de re6t zullen we cadeau geven. Het voor f 120 verkochte certifi caat van de genoemde firma, dat 't No. 3006 droeg en het jaartal 1302, [waarvan de 2 trouwens heel "brutaal in een 4 was veran derd, om 't van van 't jaar te doen zijn], was vandaag ter terechtzitting bij wijze van corpus delicti aanwezig, 't Stuk, waarop 's Rijks wapen prijkte, droeg blijken van ver schillende er op aangebrachte doorhalingen en was na 1902 natuurlijk waardeloos, 't Is dan ook maar wat goed, dat zoo'n zwende laar le kwaliteit als mijnheer Dam, is inge pikt geworden, zoodat hij momenteel on schadelijk is. Dam verklaarde nog, [voor de waarheid van zijn zeggen zullen we niet vast instaan], dat hij f 12.50 per week ver diende, en nog van 7 weken loon, alzoo f 87 50, had te vorderen van Tibbe. Bokl. gaf voor, de oplichting nit geldgebrek te hebben gepleegdin zijn gezin was het armoehij had reeds geld van een dokter en van een smid geleend naar 't schijnt, enz. De heer Off. betreurde de goedgeloovigheid van de boerenbevolking, die zoo maar f 120 voor een waardeloos certificaat geeft, inge palmd door de zeer mooie praatjes van een sinjeur als Dam voornoemd, die trouwers reeds meer zulke practijken heeft uitgeoefend, en in Groningen zelfs at eens is vervolgd, ech ter zonder te worden veroordeeld. Thans wenschte ZEG. als voorbeeid en tot leericg in dit arrondissem., een flink strafje te eischen, en stelde dan ook voor, dezen giooten op lichter en zwendelaar 6 maanden in de ge vangenis te „douwen". Mr. Kraakman Sr. trad [omdat Mr. Kraak man Jr. ziek was), op als toegevoegd ver dediger, wees met zeer veel nadruk op de groote lichtgeloovigheid der plattelands-be woners in zaakjes als dit, en riep eindelijk de clementie der rechtbank in voor bekl. Klaas Mantel Willemszoon van Andijk, die in den nacht van 6 December j.1. zoo'n beetje voor „Sunterklaas" speelde, of „zoo maar uit de lol" leelijk kattekwaad deed, was van daag zoowaar absent, doch 't hinderde niemendal't rit ging evengoed door. Met een paar „brave" kameraden, Klaas en Jan Dolf, die vandaag als getuigen fun geerden, (beiden 17 jaar ond), heeft hij een brugje of post voor het huis van W. Groot Pietermanszoon verniold en de stukken in de Dijkgracht te Andijk, waarover de post lag, gegooid. De geest van den „wereldberoem- den" of althans „arrondissements-beroemden" Petrus Stegeman, [die thans, Gode zij dank in Oosthuizen en- alzoo in 't arrond Haarlem woont), leeft hier in Andijk dus nog wel voort in de gemoederen van de, voor 't van Piet genoten onderricht zéér dankbare, jon gelingschap. De heer Off. verklaarde, dat er dien avond ergerlijk was huis gehouden en eischte tegen Mantel 't maximum der op te leggen straf voor straatschenderij [art. 424 van 't Wetb. van Strafr.), f 15 boete, subs. 3 dagen hecht. keukendeur kapot geslagen glasruit te laten maken voor zijne rekening „en of dan alles goed was" De legen? ent houdster oordeelde, dat, wanneer zulks door de politie werd goedgevonden, welnu, dan was 't haér ook goed. 't Ruit heeft de „koopman" er dan ook laten inzetten en nu zon 't verder wel goed zijn afgekomen, maar de wed. Brantenaar heeft zich door hare buren laten ompraten, [als men Piet tenminste mag gelooven, hetgeen zeer te betwijfelen valt, want hij was van daag op de zitting knapjes dronken en in dien toestand lolde hij er op los, non!.... om te schateren] „Ja", zei Kiezeling, „ze heeft zich laten opwarreme, om het proces te laten doorgaan, teneinde de 6 gnlden getui- gengeld te kunnen inpikken", enz. „Maar heeren", vervolgde hij op een zeer vertrouwe- Ijjken en gemeenzamen toon, „maak 't asje blief 'n beetje met me ik ben ook 'n sjochte jonge". van den marinier le klasse F. W. Marcus, allen te Den Helder waren vroeger nogal vriendinnetjes, doch thans „gebrouilleerd". 't Was een heel gescharrel, vóór dat de „dames" op hare plaatsen, als getnige en beklaagde, waren; 't had er een klein poosje veel van weg, of ze de quadrille wilden dansen, of wel, dat ze een ouderwetsche „schots" met „doorloopen" wilden doen voor een verzetje. Daar beide dametjes beurtelings als beklaagde moesten compareeren, wisten ze zeker niet, wie 't graagst er naar was, om eerst te mogen. Van de feiten valt weinig anders te mel den, dan dat ze lang niet mooi zijn. Juffrouw Oudehoven dan, de eerste beklaag de, stond terecht, omdat zij een halve flesch cognac, die in December door mevr. Marcus respect voor, maar die misselijke Djambiëra doen niks als verstoppertje spele en late een mensch z'n tong uit z'n lijf loopen „En als je dan nog maar je cente kreeg", merkte een ander fuselier op, „doch 't gebeurt soms wel, dat je er drie maande en langer naar fluite kan. Ik heb wel 's in de kranten geleze, dat 't zoo in Turkije ook toegaat, maar 't is en blijft beroerd, want je het te velde juist je geld zoo verd... hard noodig." „Ja meneer", zei een korporaal, „de bur gers hebben daar zoo geen verstand van, neem me niet kwalik, als dat ik 't zóó maar zeg, doch vind Uwes 't ook geen schande, dat daar, waar de officiere toch te velde ook meer traktement hebben, dat daar onderoffi- ciere en mindere, behalve dr stroozakke- geld niks geen „toelage" krjjge Je stroozakkengeld" bromde de jonge was gestolen, hetgeen bekl. heeft gezien, als ge- geschenk van deze heeft aangenomen, [alzooj fuselier weer. „Eèn cent per nacht, omdat 't heling,) en verder, omdat zij zelve in Januari Gouvernement je geen stroozak hoeft te De A Heeren hadden eigenlijk, onder 1904 een flesch abrikozen-brandewijn heeft geve, en je gemodereerd op de planke of 't ons gezegd, ook terdege moeite, om bij de gestolen. Beide artikelen werden aan den gras slaapt. Eén cent per nacht, daar wint 't vreemdsoortige ontboezemingen van den won- drankhandelaar Hendricns Johannes Antonius j nog op!" De heer Pieter Kiezeling, wonende te Lei den en geboren te Schagen, van beroep koop man, is ook een zeer net exemplaar. Meneer was 't met zichzelf oneens, of hij voor dezen keer de getuigen plaats zou innemen, dan wel of hij de beklaagdenbank de hooge eer zou aandoen. Toen hij in zijn quaüteit als be klaagde no. 3 de laatstgenoemde (hem ook „van rechtswege" toekomende) plaats had j gekozen, hoorden we dat bij op 17 Januari jl. j 's avonds bij mej. Tannetje Bootsma, wed. van Aqtonie Brantenaar te Schagf n, heeft aange klopt,en op den roep: „wie is daar?" antwoordde dat hij haar zoon Nicolaas was en „er in" J móést en zóu, en anders den boel kapot zon slaan. Vrouw Brantenaar-Bootsma hield voor zichtigheidshalve de deur op een kiertje, op derlijken Piet, hunne gezichten in een stem mige plooi te houden. De heer Off. deed van Piet een paar bladzijdjes nit diens boekje open en had „de mooiste" juist niet uitge zocht, want er werd in vermeld, dat deze ongunstig bekend staat en dat hij in den militairen dienst meermalen is gestraft geworden. Piet heeft het, volgens des heeren Off.'s meening, wel aan zichzelf te wijten, dat hij de qualifleatie „gesjochte jongen" daareven kon bezigen. Ten overvloede meldde Z.E.G. nog, dat ons Pietje zoo ongeveer doorloopend in de olie is, waarven sinjeur vandaag staande de zitting wel een sprekend bewijs heeft geleverd. Hoewel Kiezeling verklaarde, door Klaas Brantenaar heel zwaar te zijn mishandeld, waarvan de politie zelfs getuige was en niettegenstaande Piet 't allervreeselijkst vond, dat Klaas zich nog als getuige durfde op dringen en zoo erg veel praatjes had naar zijn (Piet's) hooggeëerde meening, in weerwil van dit alles, zeggen we, was de O. v. J. toch niet geneigd, Piet straffeloos te laten. Z E.G. heeft het echter een beetje gemaakt, omdat Piet „zoo'n gesjochte jon ge" is, en daarom wegens de vernieling en de mishandeling, door Piet bedreven toepassing van artt. 350 en 300 v. h. W. „slechts" 14 dagen gevang, geëischt 't hooien van dien eisch zeide KiezelingI „Als 't door de menschen in Schagen wordt onderzocht, dan zal aan 't licht komen, dat, als i k word gestraft, „het oDreeht" wordt gestraft". Piet versprak zich zeker 'n beetje nu, waarlijk niet voor de eerste maal van daag De heeren rechters beduidden Piet met veel Dadruk, dat hij de volgende week niet weerom behoefde te komenPiet maakte het van middag als baliekluiver onder 't publiek zóó bont, (na afloop van z'n zaakje], dat de Bijksveldwacht hem ver wijderde en hem later in het Alkmaarsche arrestantenhok oppakte. Wiechselman, Spoorstraat, Helder, ontvreemd. Bekl. sprak maar van „achtbare heeren" voor en achtbare heeren na, en had zelfs nog een verdediger, n.1. Mr. A. Prins, die haar van den diefstal wenschte vrijgesproken te zien en die, a 1 s ze voor heling moest wor den veroordeeld, dan op een .zeer kleine straf aandrong. De heer Off. had n.1. [we zouden 't haast vergeten te zeggen], 8 dagen gevang, geëischt wegens heling en diefstal. Nu kwam mevr. Marcus—geboren Co- bussen op de proppen, die geen rechtsgeleerd raadsman had ,en tegen wie wegens den cougnacdiefstal ook 8 dagen gevang, werd geëischt. 't Slottooneel speelt te Egmond aan Zee, waar P. Zwaan, die vandaag niet present was, op 24 Januari j.1. zich aan mishande ling schuldig maakte; Zwaan, die al eens 14 dagen en daarna nog eens 3 maanden, beide malen voor mishandeling heeft gehad, werd nu ook vrij goed bedachtde O. v. J. eischt 6 weken gevang. Alle nitspraken zullen plaats vinden heden over 8 dagen. Sietze van der Zee, een exemplaartje nit Bovenkarspel, sloeg op 17 Januari te Enk- huizen een glasruit kapot, zonder gegronde reden, van den herbergier S. Vijzelaar, ter waarde van f 6.'t Was dus te Enkhuizen en te Schagen op denzelfden dag „onweer in de glasruiten De pas 16-jarige beklaagde was dronkenwat 'n eerHij kon nu ter ont nuchtering den eisch te hooren krijgen van f 10.— boete of 7 dagen hechtenis. Pieter Jes van Noord-Scharwoude was in gezelschap van eenige andere Langedijker ook al op den 17 Jacuari j.1., 't hooren van 't welwillend aanbod, dat jongelui, 00* al,0P,o A -A Plets laatste zinsnede inhield, 't geen echter 's nachts zoo wat te 12 ure aangeUnd m de niet wegneemt, dat hij haar nog terdege in herberg des heeren S. Brommer te Dirkshorn den arm wist te knijpen. Deze gevoelige be- waar uitvoering was. Heelemaal zwaanwit handeling van onzen allerliefsten Pierre kon waren de 69-jarige Tannetje, die in Schagen loge-ooK menthondster is, zich daags daarna nog goed herinneren, door de pijn die ze toen nog in den arm had. Verder heeft Piet zijne bedrei ging in zooverre volbracht, dat hij een ruit in Tannetje's woning heeft verbrijzeld. De 35-jarige zoon Nicolaas, die thuis was, ging bij 't hooren van 't rumoer eens zien en kreeg al heel spoedig van Kiezeling een mep op zijn hoofri, die terdege raak was Pieter behandelt de zaken nogal forsch, moet men weten. Den volgenden dag, 18 Januari, kwam Kiezeling aanbieden, het in de buiten-achter- de heeren niet, en ze begonnen dan wat lastig te worden, zoodat de heer Jacob Homan, de gemeente-veld wachter van Dirkshorn, hen op verzoek van Brommer aanmaande te vertrekken. Allen gaven ten laatste aan 't herhaald dringend verzoek van den veldwachter gehoor, behalve Jes, die zich, toen Homan hem „pakte", terdege ver zette. Piet, die absent was, is weieens meer op 't beklaagden-bankje, geweest en de Officier eischte nu 14 dagen gevang. Liuise Johanna Rookers, inniggeliefde echtgenoote van Louis Oudehoven, en Hen- drica Cobussen, de teerbeminde wederhelft Ig OU top W -Jp Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. L. In den trein zaten een zestigtal militairen, Europeanen en Amboineezen, d'e terugkwa men van Djambi en nu naar Tjimahi, het gezonde, koude Tjimahi, gingen. Er waren toevallig geen oude bekenden van me bij. Ik vond dat wèl zoo geschikt, want nu kon ik gemakkelijker ongedwongen en kameraad schappelijk met die braven mréboomen L>e kerels zagen er maar bleekjes en afgewerkt uitMen kon 't ze zoo aanzien, dat er heel wat van hun krachten was gevergd gewor den, en toen ik een betrekkelijk jongen Euro peaan vroeg„Wel makker, blij dat je weer op Java zit kwam er een hartgrondig „Nou, of ik over 's mans lippen. „Of 't er dan niet goed en prettig dienen was net als op Atjeh indertijd?" waagde ik te vragen. „Hoe 't op Atjeh is, weet ik niet", ant woordde de fuselier „daar ben ik nog niet heen geweest, maar Djambi is 'n echt pest- land, waar ik nooit meer hoop te komma. Kijk meneer, dat we vechte motte, dat weie we vooruit, daar hè je voor geteekend, niet maar dat eeuwige heen en weer getippel, dagen lang, zonder iets van die sloebers te zien, of dat gehang in de bivaks, dat maakt een mensch sjagreinig. Met de expeditie tegen Koriniji heb ik nog 't bnitenkausje gehad, om een aardig vorrekie meê te pikken. We zijn toen met nog geen veertig bajonette onder de luitenants Gusdorf en Hajenius dwars door het land getiokke, elf dagen lang, dat mot je niet uitvlakkeDie kleine Amboineesche korpraal, daar in de hoek, was er ook bij, een brani hoorWe zijn toen van 27 Juni tot 9 Augustus op ons eige houtje uit geweest en hebben sterke bentings bij Limpoer, Poesako en Lolo genomen, en 9 Augustus waren we bij de inname van Poeloe Tengah, semen met 't 9de en 16de Bataljon. Dat waren me kerels, die Korin- tiërs kerels met lef in d'ren ook de wijven deden mee, daar het een soldaat „Hoe was de voeding?" vroeg ik. „Non, daar hadde we geen klage over," antwoordde een der fuseliers. „Je kunt 't te velde natnnrlik niet altijd zóó krijge als in 't garnizoen, dat spreekt, maar de officieren dede wat ze konde „Ja, de officieren konden er al niet veel aan doen, mij uheer", beweerde een jeugdig ser« geant, die tot nog toe maar toegelnisterd had. „De officieren hadden al net zoo hard 't land als de rest. Oók zij moesten niks van Djambi hebben, en ik heb wel eens hooren beweren, dat ze steeds overhoop lagen met de ambte naren van het civiele bestuur. Twee kapiteins op één boot, dat gaat ook niet en de boel op Djambi loopt leelijk in de war." Het gesprek boezemde mij steeds meer en meer belang in, daar het dan toch maar waar bleek,wat ik reeds had hooren fluisteren, n.1 dat de geest onder de militairen in Djambi tegen woordig veel te wenschen overliet. „Daar hè je non bevoorbeeld de kleeding- kwestie", begon weer een ander. „We hebbe soms weeke lang zonder schoene geloope en zage er op 't laast nit als schooiers, want de lappe hinge der bjj. „Als er dan een preces-verbaal gemaakt werd door de officiere voor nieuw goed, dan duurde 't maande voor 't af kwam van Bata via, en als 't goed er dan eindelijk was, dan was je zelf weer den marsch in, ergens an ders heen, zonder schoene aan je poote." „Ja," zeide de sergeant „waarom heeft toch elk permanent bivak geen eigen kleeding- magezijntje in verantwoording „Vroeger op Atjeh krege we twee borrels per dag, dat komt een soldaat in den oorlog toe," meende een oude infanterist 1ste klasse. „Hoe dikwijls zit je niet tot je nek in de kali of zak je in de rawah weg. „Je wordt dsn kond en beroerd en van een borrel kikker je op, doch jawel hoor, op Djambi krege we er maar eentje, dat was zoo verordineerd door de hooge meneeren in Holland, zei de luitenant, doch die pakke dtr stikum op hun soos ook wel eens eentje meer, als 't motregent, wat zegt U Ik zei niets, doch dacht aan de woorden, indertijd door Minister Cremer op het Bir» nsnhof gesproken, toen Zijne Excellentie mjj de eer aandeed een en ander uit mijne Mili taire Penkrassen in het N. v. N. over dit onderwerp aan te halen „Wij krijgen heelemaal geen oorlam," zei ean Amboineesje in het Maleisch. Hij had ons Hollandsch blijkbaar kannen volgen. „Wij niet, en de Javanen niet. Of wij 't al kond hebben, 't komt er niets op aan, we kunnen kaliwater drinken om warm te worden." Algemeen gelach onder de Amboineesche soldaten. „Maar van avond, hé oom, op Tjimahi, dan gaan we pret maken besloot onze zoon der Molukken. „Jullie zitte daar nou te kankere over allerlei kleinigbede", meende een oude korpo raal „en daar doe ik niet aan mee. Wat ik echter wel schandalig vind, is, dat ze nog steeds niet die machines met de x-strale late komme. Krijg je een kogel in je bast, soedah, daar ben je voor, maar dat ze dan in het Hospitaal aan 't kerve en snije gaan om 'm te zóéke, terwijl ze tegeswoordig er machi nes op nahouwe om je van binnen te bekij- ke, dat vind ik erg treurig." En ik vond 't met hem, lezers Roman van FRIEDA YRIJVROUWE VON BULOW. 000— 18. „Die plaatsen kan men herkennen aan den plantengroei," verzekerde Gunne. „En als het dan donker is?" De moeder liepen de rillingen langs den rug. „Gunne, Gunne, als men eraan denkt, wat er had kunnen gebeuren „Maar het is niet gebeurd." Gunne leek wel nergens meer zwaar over te denken. Zij dronk met smaak haar thee en scheen met zeer veel appetijt haar broodje met worst te verorberen Zij kon zich onmogelijk berouwvol aanstellen. De keve God had haar immers het geluk geschonken 1 „Was ik maar meegegaan," zuchtte Biensaam weer. Gunne keek hem spottend aan „Nu, en Wat was er dan gebeurd,mijnheer Biensaam?" „Dan waren wjj beslist niet verdwaald." Gunne zweeg. „Die vergist zich mooi", dacht zij, „want hjj weet nooit waar hij loopt en laut mij steeds de leiding. Maar dat andere was bepaald niet gebeurd... in de kolenbrauders- hut. 0 God hoo gelukkig ben ik, dat Bien saam er niet bij was." Neef Max bekeek haar met aandacht en verwonderde er zich over, dat zij er op een maal zoo vrouwelijk uitzag en zoo lief en aanvallig. Zij was zoo heelemaal om op te verlieven dezen avond. Men zat nog een poesje pratend bij elkaar, tot baron Hollen eindelek in zijn jachtwagen van Milsfeld terugkwam, waar hij ter markt was geweest. HOOFDSTUK XVII. Toen Gunne en de kinderen in het rijtuig waren weggereden, bleef Bacha voor de deur van de hut onbeweeglijk staan en luisterde naar het wegstervende ge ratel van het voertuig. Binnen was Zuster Christine nog druk aan het werk met alles weer in te pakken. De bewoner van de hut, die uit de herberg gehaald was, hielp haar daarbij. „Nu, mijn beste, dat hadt ge niet kunnen droomen, nog zulk hoog bezoek in je hut," zeide Zuster Christine. „Den jongenheer is het bepaald goed bevallen," lachte de man. „Maar het kleine juffertje heeft slechts geslapen." „En de groote juffer neen maar wat zag die er mooi uit. Zij heeft daar gezeten, als een engel, zoo blank en met goud haar." „En het is zulk een lieve juffer, in het geheel niet trotsch. Nu, slaap maar goed de grond van den Moor is zoo drassig, dat Hendrik, en droom van wat moois. Ik men er tot over de enkels in wegzakt, en mag den dominé niet langer laten wachten." dan nog die twee kinderen meesjouwen. „Goeden nacht, Zuster." 't Was ook een dwaas idéé, over den hoogen Met de groote hengselmand aan den arm Moor te willen. Dat heb ik waarachtig nog trad de Zuster de hut uit. nooit gehoord." Bacha draaide zich naar haar om. Hij Het hinderde haar niet, dat Bacha was verlegen, maar dat kon zij niet zweeg. Dat was zij van hem wel gewoon, merken. Wanneer zjj lust had tot redeneeren, hieid „Welk een hcerljjke nachtzeide Zus- zij alleenspraken. Hjj luisterde wel. ter Christine, „men moet aan het lied Steeds babbelde zjj door over datgene, denken Lieflijk was de Meinacht, Zilverwolkjes zweelden „Dat lied heb ik steeds zoo mooi gevonden. Weet ge wat er dan nog meer op volgt j Sluimerend lagen wei en hei, Elk pad was verlaten. Niemand dan de maneschijn Hield de wacht daarbuiten. „Dat lied komt mij steeds in de gedachten in een nacht als deze." „Ja, het is een mooi lied," zeide Bacha hg aam haar de mand af. „Die draag ik." Hij dacht: „Wat is zij vrooljjk. Zij kan met zichzelf tevreden zijn en zg heeft een goed geweten. Maar ik De Meibetoovering, die haar dit lied in de gedachten brengt, heeft rag nietswaardige van mjjn bezinning en zelfbeheersching beroofd 1 Wat heb ik gedaan En nu is het geschied." Zuster Christine ratelde levendig voort „Wat een eind hebben die kinderen ge loopen. Om halt drie vanmiddag waren zij reeds van huis gegaan, zeide juffrouw Von Hóllen mij, enrpm half negen zijn zij eerst in behouden haven aangekomen. Dat maakt" zg telde op haar vingers „half vier, half vjjt, halt zes, half zeven, half acht, half negen, zes volle uren. En wat er het laatste half uur zoo al was gepasseerd. Bjj de eerste dorpshutten bleef zg zuch- l tend staan. De romantische Meinachtsdroom was voor haar nu uit. Haar ambtsplicht riep haar reeds W6er. „Ik moet hier nog even binnen. Martha heeft een kleinen joDgen gekregen." „Weder een onecht kind!" zeide hij streng. „Onecht of niet," meende de Zuster kalmpjes, „geboren is het nu eenmaal." „Jawelmet smart en gevaar. Dat is voor de jonge vrouw zoenoffer genoeg. Ik zou denken, meer dan genoegmaar God weet het beter. Doch die Bemdt, die ge- wetenlooze kerel!" „Komt u nog naar het gemeentehuis voor het avondeten „Neen, dank je. Ik heb in de hut zooeven het een en ander gebruikt. Dat is voldoende." „Veel was het niet, dominé I" „Maar genoeg." „Nu, goeden nacht dan." Zjj geeuwde. Zg was moe van het gedraat, dat zij dien dag achter den rug had. Bacha bleef staan totdat Christine in de hut was verdwenen. „Zij is zoo moe," dacht hg geroerd, „en zij heeft nooit rust." Plotseling moest hg er aan denken, dat zijn ambtsbroeder Leonhart er laatst over gesproken had, dat hij Zuster Christine tot vrouw moest nemen. En hg had zich grof uitgelaten ten opzichte van de gedachte, dat hij zou gaan trouwen. Het was hem toen ernst geweest. En nu was bg op eenmaal verloofd. Hg kon nog niet helder denken; te machtig werk te nog de betoovering van 't gebeurde op hem na. Welk een heerlijkheid had hg doorleefd. Een zoet gift was het 1 Evenals een dronk aard naar alcohol verlangt, zoo verlangde hg nu naar het verrukkelijke meisje, om haar aan zijn hart te drukken en te kussen. Hg streed tegen dezen roes, dien hg als hoogst verderfelijk gevoelde, maar steeds weer werd hg er door overmand. Daar stond hg voor zijn oud, vervallen huis. Dit oude krot, zoo schilderachtig door zijn ouderdom, was hem. lief en dierbaar. Maar wanneer hij zich een vrouw in dit vervallen rattecnest dacht de lieftallige Gunne Hij schudde het hoofd. Maar niet nadenken. Hij wilde, hjj kon nog niet denken. Hjj wilde liever de oogen sluiten en verder droomen van een goudharig meisje met blanke huid en roode lippen. Maar ongeroepen verdrong een ander herinneringsbeeld het lieflijke gelaat van Gunne. Hjj zag zich weder in de huiskamer van dominé Retzlob in Kal- tenfranken. Op diens uitgeteerd gelaat had een uitdrukking van bange zorg gelegen. Hjj had gehoest en gekuchtEn de kin deren hadden luidruchtig het huis op stel ten gezet. Zij hadden er zes het jongste pas eenige weken oud, het oudste acht jaar. Bacha had zijn zieken ambtsbroeder hartelg k en opbeurend toegesproken De man had voor zichzell niets moer te eischen,de dood schrik te hem niet ai. „Wanneer mjjn arme vrouw maar niet alleen bleef en de kleinen niet vaderloos achterbleven," had bij gezucht. De domicó'svrouw was slecht en armoedig gekleed. Zij zag er oververmoeid uit, meer als een meid. De oogen van de arme vrouw gingen van rechts naar links, steeds in angst

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5