aar ik wil!
Zondag 6 Maart 1904.
48ste Jaargang No. 3919.
TWEEDE BLAD.
Arrondissement»- Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 1 Maart 1904.
■X Indische Ucnhrasscn.
FEUILLETON.
UITSPRAKEN,
g Heiman. Eokhuizen, wederspannigheid,
3 Hoorn, oplichting, 3 maal
ffonleeJd, 6 maanden gevang.
F Keeaen, Alkmaar, verduistering, f 7 boete,
f iq depen hecht.
T F Pias, Alkmaar, heling en medeplich-
jipM aan verduistering, niet wettig en
.„icrend bewezen, vrijgesproken.
0«rtÏC Venhuizen, (gedetineerd), diefstal
oW gepleegd; van J stelen van
l maa. b r vrLJKegprokenvoor t
zwaan van eenden echter krijgt Jan
stilte heerscht er
stelen van den
wordt
<n
6 mnd. gevang.
lom^stilto m'tbösch, sttlteonder 't grazende
Iets dergelijks zou men van de zit
ting van vandaag kunnen zeggen grooter
r toch dan ru, hebben we nog nooit
achter ons gehoord! 't Was dus rgehoord
De gewoonlijk „z o o r u s 11 g e" baliekluivers
verdrongen reeds bij de opening dezer zitting
Ilkaar bij de deur, [die waarachtig wijd ge
noeg isi met een ijver, eene betere zaak
Dakwerkzaamheden werden vandaag be
gonnen met de zaak van zekeren Jan Andries
j),m geb. in de gem. Opsterland, wonende
te Heerenveen. Deze beklaagde, die 't onge-
lak heeft erg te stotteren, hetgeen zijn
zaakje juist niet bespoedigde, is 37 jaren oud
en van beroep zoo'n soort van lotenscharre-
jaar Meneer is sedert eenigen tijd, [voor de
sekurigheid, zie je,] opgepakt en in t Huis
van Conservatie te Alkmaar gedeponeerd.
Als men dit heertje voor een stipt
eerlijk man aanzag, zou men zich echter
deerlijk verkijken Op Zaterdag 23 Januari
toch nam hij den 42-jarigen landbouwer
j P. de Boer Jz. uit Grootebroek
lee'nk in de maling hoor, zoodat diens spaar
potje een kies is getrokken van wat ben je
me. [tenminste als een spaarpot kiezen heeft]
Mijnheer Dam was toen n.1. wel zoo vriende
lijk om zich ten huize van zijn slachtoffer
voor te stellen als agent van de firma Tibbe
Co., effectenhandelaren te Amsterdam
Ideze firma was vroeger Tamminga en hield
kantoor in Amsterdam, Westerdokstraat,
No 6- in Mei 1902 werd 't verplaatst naar
No 7 van dezelfde straat7 Januari 1904
werd de firma verplaatst naar Haarlem, nu
onder de firma „Tibbe Co.", die 't archief
vanTammengahad overgenomen. Dat „en Uo.
heeft echter alleen in Tibbe's vrouw bestaan,
merkten we wel, want hij heeft geen enkelen
anderen firmant aangewezen. Nu, we willen
aannemen, dat de 33 jarige Johannes Her-
manus Tibbe met zijne ega de zaakjes wat
goed weet te drijven Maar om op Dam,
den held van dezs historie, terug te komen.
Op 23 Januari dan, zeiden we, kwam hij bij
De Boer te Grootebroek, die in gezelschap
van zijn vrouw en zijn schoonzoon, Cornelis
Bakker, thuis was. Beklaagde wist een waar
deloos 6tuk te verpatsen aan De Boer, voor
eventjes f 120, waarop f 165 moest vallen
en dat recht gaf op een 14-tal, nota-bene
reeds uitgelote, serie-loten, o.a. van 3 pCt.
Nederl. Werk. Schuld, van 2 pCt. Turkije,
van 2 pCt. Servië (1881], van Brussel, Ant
werpen, Finland en de drommel mag weten,
wat nog meer,een heele snertzood in ieder
geval. Hoewel spraakgebrekkig, wist Dam
de zaken bijzonder mooi voor te stellen, en
dat hij nogal, we zullen maar zeggen
ondernemend is. heeft hij wel bewezen, door
zich aan De Boer's schoonzoon brutaalweg
als Inspecteur van de effecten-firma Tibbe
voor te stellenhij was bij die gelegenheid
nogal royaal, vroeg aan Bakker of deze
nogal bevriend was met verschillende fami-
liën en in staat connecties aan te knoopen,
enz., en verklaarde verder, als inspecteur zoe
kende te zijn naar een geschikt agenthij
wilde als zoodanig dan gaarne Bakker heb
ben, en maar de re6t zullen we cadeau
geven. Het voor f 120 verkochte certifi
caat van de genoemde firma, dat 't No. 3006
droeg en het jaartal 1302, [waarvan de 2
trouwens heel "brutaal in een 4 was veran
derd, om 't van van 't jaar te doen zijn],
was vandaag ter terechtzitting bij wijze van
corpus delicti aanwezig, 't Stuk, waarop
's Rijks wapen prijkte, droeg blijken van ver
schillende er op aangebrachte doorhalingen
en was na 1902 natuurlijk waardeloos, 't Is
dan ook maar wat goed, dat zoo'n zwende
laar le kwaliteit als mijnheer Dam, is inge
pikt geworden, zoodat hij momenteel on
schadelijk is. Dam verklaarde nog, [voor de
waarheid van zijn zeggen zullen we niet vast
instaan], dat hij f 12.50 per week ver
diende, en nog van 7 weken loon, alzoo
f 87 50, had te vorderen van Tibbe. Bokl.
gaf voor, de oplichting nit geldgebrek te
hebben gepleegdin zijn gezin was het
armoehij had reeds geld van een dokter en
van een smid geleend naar 't schijnt, enz.
De heer Off. betreurde de goedgeloovigheid
van de boerenbevolking, die zoo maar f 120
voor een waardeloos certificaat geeft, inge
palmd door de zeer mooie praatjes van een
sinjeur als Dam voornoemd, die trouwers
reeds meer zulke practijken heeft uitgeoefend,
en in Groningen zelfs at eens is vervolgd, ech
ter zonder te worden veroordeeld. Thans
wenschte ZEG. als voorbeeid en tot leericg
in dit arrondissem., een flink strafje te eischen,
en stelde dan ook voor, dezen giooten op
lichter en zwendelaar 6 maanden in de ge
vangenis te „douwen".
Mr. Kraakman Sr. trad [omdat Mr. Kraak
man Jr. ziek was), op als toegevoegd ver
dediger, wees met zeer veel nadruk op de
groote lichtgeloovigheid der plattelands-be
woners in zaakjes als dit, en riep eindelijk
de clementie der rechtbank in voor bekl.
Klaas Mantel Willemszoon van Andijk, die
in den nacht van 6 December j.1. zoo'n beetje
voor „Sunterklaas" speelde, of „zoo maar uit
de lol" leelijk kattekwaad deed, was van
daag zoowaar absent, doch 't hinderde
niemendal't rit ging evengoed door. Met
een paar „brave" kameraden, Klaas en Jan
Dolf, die vandaag als getuigen fun
geerden, (beiden 17 jaar ond), heeft hij een
brugje of post voor het huis van W. Groot
Pietermanszoon verniold en de stukken in de
Dijkgracht te Andijk, waarover de post lag,
gegooid. De geest van den „wereldberoem-
den" of althans „arrondissements-beroemden"
Petrus Stegeman, [die thans, Gode zij dank
in Oosthuizen en- alzoo in 't arrond Haarlem
woont), leeft hier in Andijk dus nog wel
voort in de gemoederen van de, voor 't van
Piet genoten onderricht zéér dankbare, jon
gelingschap. De heer Off. verklaarde, dat
er dien avond ergerlijk was huis gehouden
en eischte tegen Mantel 't maximum der op
te leggen straf voor straatschenderij [art. 424
van 't Wetb. van Strafr.), f 15 boete, subs.
3 dagen hecht.
keukendeur kapot geslagen glasruit te laten
maken voor zijne rekening „en of dan alles
goed was" De legen? ent houdster oordeelde,
dat, wanneer zulks door de politie werd
goedgevonden, welnu, dan was 't haér ook
goed. 't Ruit heeft de „koopman" er dan ook
laten inzetten en nu zon 't verder wel goed zijn
afgekomen, maar de wed. Brantenaar heeft
zich door hare buren laten ompraten, [als
men Piet tenminste mag gelooven, hetgeen
zeer te betwijfelen valt, want hij was van
daag op de zitting knapjes dronken en in
dien toestand lolde hij er op los, non!....
om te schateren] „Ja", zei Kiezeling, „ze
heeft zich laten opwarreme, om het proces
te laten doorgaan, teneinde de 6 gnlden getui-
gengeld te kunnen inpikken", enz. „Maar
heeren", vervolgde hij op een zeer vertrouwe-
Ijjken en gemeenzamen toon, „maak 't asje
blief 'n beetje met me ik ben ook 'n
sjochte jonge".
van den marinier le klasse F. W. Marcus,
allen te Den Helder waren vroeger nogal
vriendinnetjes, doch thans „gebrouilleerd".
't Was een heel gescharrel, vóór dat de
„dames" op hare plaatsen, als getnige en
beklaagde, waren; 't had er een klein poosje veel
van weg, of ze de quadrille wilden dansen,
of wel, dat ze een ouderwetsche „schots"
met „doorloopen" wilden doen voor een
verzetje. Daar beide dametjes beurtelings
als beklaagde moesten compareeren, wisten
ze zeker niet, wie 't graagst er naar was,
om eerst te mogen.
Van de feiten valt weinig anders te mel
den, dan dat ze lang niet mooi zijn.
Juffrouw Oudehoven dan, de eerste beklaag
de, stond terecht, omdat zij een halve flesch
cognac, die in December door mevr. Marcus
respect voor, maar die misselijke Djambiëra
doen niks als verstoppertje spele en late een
mensch z'n tong uit z'n lijf loopen
„En als je dan nog maar je cente kreeg",
merkte een ander fuselier op, „doch 't gebeurt
soms wel, dat je er drie maande en langer
naar fluite kan. Ik heb wel 's in de kranten
geleze, dat 't zoo in Turkije ook toegaat,
maar 't is en blijft beroerd, want je het te
velde juist je geld zoo verd... hard noodig."
„Ja meneer", zei een korporaal, „de bur
gers hebben daar zoo geen verstand van,
neem me niet kwalik, als dat ik 't zóó maar
zeg, doch vind Uwes 't ook geen schande,
dat daar, waar de officiere toch te velde ook
meer traktement hebben, dat daar onderoffi-
ciere en mindere, behalve dr stroozakke-
geld niks geen „toelage" krjjge
Je stroozakkengeld" bromde de jonge
was gestolen, hetgeen bekl. heeft gezien, als
ge- geschenk van deze heeft aangenomen, [alzooj fuselier weer. „Eèn cent per nacht, omdat 't
heling,) en verder, omdat zij zelve in Januari Gouvernement je geen stroozak hoeft te
De A Heeren hadden eigenlijk, onder 1904 een flesch abrikozen-brandewijn heeft geve, en je gemodereerd op de planke of 't
ons gezegd, ook terdege moeite, om bij de gestolen. Beide artikelen werden aan den gras slaapt. Eén cent per nacht, daar wint 't
vreemdsoortige ontboezemingen van den won- drankhandelaar Hendricns Johannes Antonius j nog op!"
De heer Pieter Kiezeling, wonende te Lei
den en geboren te Schagen, van beroep koop
man, is ook een zeer net exemplaar. Meneer
was 't met zichzelf oneens, of hij voor dezen
keer de getuigen plaats zou innemen, dan wel
of hij de beklaagdenbank de hooge eer zou
aandoen. Toen hij in zijn quaüteit als be
klaagde no. 3 de laatstgenoemde (hem ook
„van rechtswege" toekomende) plaats had j
gekozen, hoorden we dat bij op 17 Januari jl. j
's avonds bij mej. Tannetje Bootsma, wed. van
Aqtonie Brantenaar te Schagf n, heeft aange
klopt,en op den roep: „wie is daar?" antwoordde
dat hij haar zoon Nicolaas was en „er in" J
móést en zóu, en anders den boel kapot zon
slaan. Vrouw Brantenaar-Bootsma hield voor
zichtigheidshalve de deur op een kiertje, op
derlijken Piet, hunne gezichten in een stem
mige plooi te houden. De heer Off. deed
van Piet een paar bladzijdjes nit diens boekje
open en had „de mooiste" juist niet uitge
zocht, want er werd in vermeld, dat deze
ongunstig bekend staat en dat hij in den
militairen dienst meermalen is gestraft
geworden.
Piet heeft het, volgens des heeren Off.'s
meening, wel aan zichzelf te wijten, dat hij
de qualifleatie „gesjochte jongen" daareven
kon bezigen. Ten overvloede meldde Z.E.G.
nog, dat ons Pietje zoo ongeveer doorloopend
in de olie is, waarven sinjeur vandaag
staande de zitting wel een sprekend bewijs
heeft geleverd.
Hoewel Kiezeling verklaarde, door Klaas
Brantenaar heel zwaar te zijn mishandeld,
waarvan de politie zelfs getuige was en
niettegenstaande Piet 't allervreeselijkst vond,
dat Klaas zich nog als getuige durfde op
dringen en zoo erg veel praatjes had naar
zijn (Piet's) hooggeëerde meening, in
weerwil van dit alles, zeggen we, was de
O. v. J. toch niet geneigd, Piet straffeloos
te laten. Z E.G. heeft het echter een beetje
gemaakt, omdat Piet „zoo'n gesjochte jon
ge" is, en daarom wegens de vernieling en
de mishandeling, door Piet bedreven
toepassing van artt. 350 en 300 v. h. W.
„slechts" 14 dagen gevang, geëischt
't hooien van dien eisch zeide KiezelingI
„Als 't door de menschen in Schagen wordt
onderzocht, dan zal aan 't licht komen, dat,
als i k word gestraft, „het oDreeht" wordt
gestraft". Piet versprak zich zeker 'n beetje
nu, waarlijk niet voor de eerste maal van
daag De heeren rechters beduidden Piet
met veel Dadruk, dat hij de volgende week
niet weerom behoefde te komenPiet
maakte het van middag als baliekluiver onder
't publiek zóó bont, (na afloop van z'n
zaakje], dat de Bijksveldwacht hem ver
wijderde en hem later in het Alkmaarsche
arrestantenhok oppakte.
Wiechselman, Spoorstraat, Helder, ontvreemd.
Bekl. sprak maar van „achtbare heeren"
voor en achtbare heeren na, en had zelfs
nog een verdediger, n.1. Mr. A. Prins, die
haar van den diefstal wenschte vrijgesproken
te zien en die, a 1 s ze voor heling moest wor
den veroordeeld, dan op een .zeer kleine straf
aandrong. De heer Off. had n.1. [we zouden
't haast vergeten te zeggen], 8 dagen gevang,
geëischt wegens heling en diefstal.
Nu kwam mevr. Marcus—geboren Co-
bussen op de proppen, die geen rechtsgeleerd
raadsman had ,en tegen wie wegens den
cougnacdiefstal ook 8 dagen gevang, werd
geëischt.
't Slottooneel speelt te Egmond aan Zee,
waar P. Zwaan, die vandaag niet present
was, op 24 Januari j.1. zich aan mishande
ling schuldig maakte; Zwaan, die al eens
14 dagen en daarna nog eens 3 maanden,
beide malen voor mishandeling heeft
gehad, werd nu ook vrij goed bedachtde
O. v. J. eischt 6 weken gevang.
Alle nitspraken zullen plaats vinden heden
over 8 dagen.
Sietze van der Zee, een exemplaartje nit
Bovenkarspel, sloeg op 17 Januari te Enk-
huizen een glasruit kapot, zonder gegronde
reden, van den herbergier S. Vijzelaar, ter
waarde van f 6.'t Was dus te Enkhuizen
en te Schagen op denzelfden dag „onweer in
de glasruiten De pas 16-jarige beklaagde was
dronkenwat 'n eerHij kon nu ter ont
nuchtering den eisch te hooren krijgen van
f 10.— boete of 7 dagen hechtenis.
Pieter Jes van Noord-Scharwoude was in
gezelschap van eenige andere Langedijker
ook al op den 17 Jacuari j.1.,
't hooren van 't welwillend aanbod, dat jongelui, 00* al,0P,o A -A
Plets laatste zinsnede inhield, 't geen echter 's nachts zoo wat te 12 ure aangeUnd m de
niet wegneemt, dat hij haar nog terdege in herberg des heeren S. Brommer te Dirkshorn
den arm wist te knijpen. Deze gevoelige be- waar uitvoering was. Heelemaal zwaanwit
handeling van onzen allerliefsten Pierre kon waren
de 69-jarige Tannetje, die in Schagen loge-ooK
menthondster is, zich daags daarna nog goed
herinneren, door de pijn die ze toen nog in
den arm had. Verder heeft Piet zijne bedrei
ging in zooverre volbracht, dat hij een ruit
in Tannetje's woning heeft verbrijzeld. De
35-jarige zoon Nicolaas, die thuis was, ging
bij 't hooren van 't rumoer eens zien en
kreeg al heel spoedig van Kiezeling een mep
op zijn hoofri, die terdege raak was Pieter
behandelt de zaken nogal forsch, moet men
weten. Den volgenden dag, 18 Januari, kwam
Kiezeling aanbieden, het in de buiten-achter-
de heeren niet, en ze begonnen dan
wat lastig te worden, zoodat de heer
Jacob Homan, de gemeente-veld wachter van
Dirkshorn, hen op verzoek van Brommer
aanmaande te vertrekken. Allen gaven ten
laatste aan 't herhaald dringend verzoek van
den veldwachter gehoor, behalve Jes, die
zich, toen Homan hem „pakte", terdege ver
zette. Piet, die absent was, is weieens
meer op 't beklaagden-bankje, geweest en de
Officier eischte nu 14 dagen gevang.
Liuise Johanna Rookers, inniggeliefde
echtgenoote van Louis Oudehoven, en Hen-
drica Cobussen, de teerbeminde wederhelft
Ig OU
top W -Jp
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
L.
In den trein zaten een zestigtal militairen,
Europeanen en Amboineezen, d'e terugkwa
men van Djambi en nu naar Tjimahi, het
gezonde, koude Tjimahi, gingen. Er waren
toevallig geen oude bekenden van me bij. Ik
vond dat wèl zoo geschikt, want nu kon ik
gemakkelijker ongedwongen en kameraad
schappelijk met die braven mréboomen L>e
kerels zagen er maar bleekjes en afgewerkt
uitMen kon 't ze zoo aanzien, dat er heel
wat van hun krachten was gevergd gewor
den, en toen ik een betrekkelijk jongen Euro
peaan vroeg„Wel makker, blij dat je weer
op Java zit kwam er een hartgrondig
„Nou, of ik over 's mans lippen. „Of 't er
dan niet goed en prettig dienen was net als
op Atjeh indertijd?" waagde ik te vragen.
„Hoe 't op Atjeh is, weet ik niet", ant
woordde de fuselier „daar ben ik nog niet
heen geweest, maar Djambi is 'n echt pest-
land, waar ik nooit meer hoop te komma.
Kijk meneer, dat we vechte motte, dat weie
we vooruit, daar hè je voor geteekend, niet
maar dat eeuwige heen en weer getippel,
dagen lang, zonder iets van die sloebers te
zien, of dat gehang in de bivaks, dat maakt
een mensch sjagreinig. Met de expeditie
tegen Koriniji heb ik nog 't bnitenkausje
gehad, om een aardig vorrekie meê te pikken.
We zijn toen met nog geen veertig bajonette
onder de luitenants Gusdorf en Hajenius
dwars door het land getiokke, elf dagen
lang, dat mot je niet uitvlakkeDie kleine
Amboineesche korpraal, daar in de hoek, was
er ook bij, een brani hoorWe zijn toen
van 27 Juni tot 9 Augustus op ons eige
houtje uit geweest en hebben sterke bentings
bij Limpoer, Poesako en Lolo genomen, en
9 Augustus waren we bij de inname van
Poeloe Tengah, semen met 't 9de en 16de
Bataljon. Dat waren me kerels, die Korin-
tiërs kerels met lef in d'ren ook de
wijven deden mee, daar het een soldaat
„Hoe was de voeding?" vroeg ik.
„Non, daar hadde we geen klage over,"
antwoordde een der fuseliers. „Je kunt 't te
velde natnnrlik niet altijd zóó krijge als in 't
garnizoen, dat spreekt, maar de officieren dede
wat ze konde
„Ja, de officieren konden er al niet veel
aan doen, mij uheer", beweerde een jeugdig ser«
geant, die tot nog toe maar toegelnisterd had.
„De officieren hadden al net zoo hard 't land
als de rest. Oók zij moesten niks van Djambi
hebben, en ik heb wel eens hooren beweren,
dat ze steeds overhoop lagen met de ambte
naren van het civiele bestuur. Twee kapiteins
op één boot, dat gaat ook niet en de boel op
Djambi loopt leelijk in de war."
Het gesprek boezemde mij steeds meer en
meer belang in, daar het dan toch maar waar
bleek,wat ik reeds had hooren fluisteren, n.1 dat
de geest onder de militairen in Djambi tegen
woordig veel te wenschen overliet.
„Daar hè je non bevoorbeeld de kleeding-
kwestie", begon weer een ander. „We hebbe
soms weeke lang zonder schoene geloope en
zage er op 't laast nit als schooiers, want de
lappe hinge der bjj.
„Als er dan een preces-verbaal gemaakt
werd door de officiere voor nieuw goed, dan
duurde 't maande voor 't af kwam van Bata
via, en als 't goed er dan eindelijk was, dan
was je zelf weer den marsch in, ergens an
ders heen, zonder schoene aan je poote."
„Ja," zeide de sergeant „waarom heeft toch
elk permanent bivak geen eigen kleeding-
magezijntje in verantwoording
„Vroeger op Atjeh krege we twee borrels
per dag, dat komt een soldaat in den oorlog
toe," meende een oude infanterist 1ste klasse.
„Hoe dikwijls zit je niet tot je nek in de
kali of zak je in de rawah weg.
„Je wordt dsn kond en beroerd en van een
borrel kikker je op, doch jawel hoor, op
Djambi krege we er maar eentje, dat was
zoo verordineerd door de hooge meneeren in
Holland, zei de luitenant, doch die pakke
dtr stikum op hun soos ook wel eens eentje
meer, als 't motregent, wat zegt U
Ik zei niets, doch dacht aan de woorden,
indertijd door Minister Cremer op het Bir»
nsnhof gesproken, toen Zijne Excellentie mjj
de eer aandeed een en ander uit mijne Mili
taire Penkrassen in het N. v. N. over dit
onderwerp aan te halen
„Wij krijgen heelemaal geen oorlam," zei
ean Amboineesje in het Maleisch.
Hij had ons Hollandsch blijkbaar kannen
volgen. „Wij niet, en de Javanen niet. Of wij
't al kond hebben, 't komt er niets op aan,
we kunnen kaliwater drinken om warm te
worden."
Algemeen gelach onder de Amboineesche
soldaten.
„Maar van avond, hé oom, op Tjimahi, dan
gaan we pret maken besloot onze zoon der
Molukken.
„Jullie zitte daar nou te kankere over
allerlei kleinigbede", meende een oude korpo
raal „en daar doe ik niet aan mee. Wat ik
echter wel schandalig vind, is, dat ze nog
steeds niet die machines met de x-strale late
komme. Krijg je een kogel in je bast, soedah,
daar ben je voor, maar dat ze dan in het
Hospitaal aan 't kerve en snije gaan om 'm
te zóéke, terwijl ze tegeswoordig er machi
nes op nahouwe om je van binnen te bekij-
ke, dat vind ik erg treurig."
En ik vond 't met hem, lezers
Roman van
FRIEDA YRIJVROUWE VON BULOW.
000—
18.
„Die plaatsen kan men herkennen aan
den plantengroei," verzekerde Gunne.
„En als het dan donker is?"
De moeder liepen de rillingen langs den
rug.
„Gunne, Gunne, als men eraan denkt,
wat er had kunnen gebeuren
„Maar het is niet gebeurd."
Gunne leek wel nergens meer zwaar
over te denken. Zij dronk met smaak haar
thee en scheen met zeer veel appetijt haar
broodje met worst te verorberen Zij kon
zich onmogelijk berouwvol aanstellen. De
keve God had haar immers het geluk
geschonken 1
„Was ik maar meegegaan," zuchtte
Biensaam weer.
Gunne keek hem spottend aan „Nu, en
Wat was er dan gebeurd,mijnheer Biensaam?"
„Dan waren wjj beslist niet verdwaald."
Gunne zweeg.
„Die vergist zich mooi", dacht zij, „want
hjj weet nooit waar hij loopt en laut mij
steeds de leiding. Maar dat andere was
bepaald niet gebeurd... in de kolenbrauders-
hut. 0 God hoo gelukkig ben ik, dat Bien
saam er niet bij was."
Neef Max bekeek haar met aandacht en
verwonderde er zich over, dat zij er op een
maal zoo vrouwelijk uitzag en zoo lief en
aanvallig. Zij was zoo heelemaal om op te
verlieven dezen avond.
Men zat nog een poesje pratend bij
elkaar, tot baron Hollen eindelek in zijn
jachtwagen van Milsfeld terugkwam, waar
hij ter markt was geweest.
HOOFDSTUK XVII.
Toen Gunne en de kinderen in het rijtuig
waren weggereden, bleef Bacha voor de
deur van de hut onbeweeglijk staan en
luisterde naar het wegstervende ge
ratel van het voertuig.
Binnen was Zuster Christine nog druk
aan het werk met alles weer in te pakken.
De bewoner van de hut, die uit de herberg
gehaald was, hielp haar daarbij.
„Nu, mijn beste, dat hadt ge niet kunnen
droomen, nog zulk hoog bezoek in je hut,"
zeide Zuster Christine.
„Den jongenheer is het bepaald goed
bevallen," lachte de man.
„Maar het kleine juffertje heeft slechts
geslapen."
„En de groote juffer neen maar
wat zag die er mooi uit. Zij heeft daar
gezeten, als een engel, zoo blank en met
goud haar."
„En het is zulk een lieve juffer, in het
geheel niet trotsch. Nu, slaap maar goed de grond van den Moor is zoo drassig, dat
Hendrik, en droom van wat moois. Ik men er tot over de enkels in wegzakt, en
mag den dominé niet langer laten wachten." dan nog die twee kinderen meesjouwen.
„Goeden nacht, Zuster." 't Was ook een dwaas idéé, over den hoogen
Met de groote hengselmand aan den arm Moor te willen. Dat heb ik waarachtig nog
trad de Zuster de hut uit. nooit gehoord."
Bacha draaide zich naar haar om. Hij Het hinderde haar niet, dat Bacha
was verlegen, maar dat kon zij niet zweeg. Dat was zij van hem wel gewoon,
merken. Wanneer zjj lust had tot redeneeren, hieid
„Welk een hcerljjke nachtzeide Zus- zij alleenspraken. Hjj luisterde wel.
ter Christine, „men moet aan het lied Steeds babbelde zjj door over datgene,
denken
Lieflijk was de Meinacht,
Zilverwolkjes zweelden
„Dat lied heb ik steeds zoo mooi gevonden.
Weet ge wat er dan nog meer op volgt j
Sluimerend lagen wei en hei,
Elk pad was verlaten.
Niemand dan de maneschijn
Hield de wacht daarbuiten.
„Dat lied komt mij steeds in de gedachten
in een nacht als deze."
„Ja, het is een mooi lied," zeide Bacha
hg aam haar de mand af. „Die draag ik."
Hij dacht: „Wat is zij vrooljjk. Zij kan
met zichzelf tevreden zijn en zg heeft een
goed geweten. Maar ik De Meibetoovering,
die haar dit lied in de gedachten brengt,
heeft rag nietswaardige van mjjn bezinning
en zelfbeheersching beroofd 1 Wat heb ik
gedaan En nu is het geschied."
Zuster Christine ratelde levendig voort
„Wat een eind hebben die kinderen ge
loopen. Om halt drie vanmiddag waren zij
reeds van huis gegaan, zeide juffrouw Von
Hóllen mij, enrpm half negen zijn zij
eerst in behouden haven aangekomen. Dat
maakt" zg telde op haar vingers
„half vier, half vjjt, halt zes, half zeven,
half acht, half negen, zes volle uren. En
wat er het laatste half uur zoo al was
gepasseerd.
Bjj de eerste dorpshutten bleef zg zuch- l
tend staan. De romantische Meinachtsdroom
was voor haar nu uit. Haar ambtsplicht
riep haar reeds W6er.
„Ik moet hier nog even binnen. Martha
heeft een kleinen joDgen gekregen."
„Weder een onecht kind!" zeide hij
streng.
„Onecht of niet," meende de Zuster
kalmpjes, „geboren is het nu eenmaal."
„Jawelmet smart en gevaar. Dat is
voor de jonge vrouw zoenoffer genoeg. Ik
zou denken, meer dan genoegmaar God
weet het beter. Doch die Bemdt, die ge-
wetenlooze kerel!"
„Komt u nog naar het gemeentehuis voor
het avondeten
„Neen, dank je. Ik heb in de hut zooeven
het een en ander gebruikt. Dat is voldoende."
„Veel was het niet, dominé I"
„Maar genoeg."
„Nu, goeden nacht dan."
Zjj geeuwde. Zg was moe van het
gedraat, dat zij dien dag achter den rug
had.
Bacha bleef staan totdat Christine in de
hut was verdwenen.
„Zij is zoo moe," dacht hg geroerd, „en
zij heeft nooit rust."
Plotseling moest hg er aan denken, dat
zijn ambtsbroeder Leonhart er laatst over
gesproken had, dat hij Zuster Christine tot
vrouw moest nemen. En hg had zich grof
uitgelaten ten opzichte van de gedachte, dat
hij zou gaan trouwen. Het was hem toen
ernst geweest.
En nu was bg op eenmaal verloofd. Hg
kon nog niet helder denken; te machtig werk
te nog de betoovering van 't gebeurde op hem
na. Welk een heerlijkheid had hg doorleefd.
Een zoet gift was het 1 Evenals een dronk
aard naar alcohol verlangt, zoo verlangde
hg nu naar het verrukkelijke meisje, om
haar aan zijn hart te drukken en te kussen.
Hg streed tegen dezen roes, dien hg als
hoogst verderfelijk gevoelde, maar steeds
weer werd hg er door overmand.
Daar stond hg voor zijn oud, vervallen
huis. Dit oude krot, zoo schilderachtig door
zijn ouderdom, was hem. lief en dierbaar.
Maar wanneer hij zich een vrouw in dit
vervallen rattecnest dacht de lieftallige
Gunne Hij schudde het hoofd.
Maar niet nadenken. Hij wilde, hjj kon
nog niet denken. Hjj wilde liever de oogen
sluiten en verder droomen van een
goudharig meisje met blanke huid en
roode lippen. Maar ongeroepen verdrong
een ander herinneringsbeeld het lieflijke
gelaat van Gunne. Hjj zag zich weder in
de huiskamer van dominé Retzlob in Kal-
tenfranken. Op diens uitgeteerd gelaat had
een uitdrukking van bange zorg gelegen.
Hjj had gehoest en gekuchtEn de kin
deren hadden luidruchtig het huis op stel
ten gezet.
Zij hadden er zes het jongste pas eenige
weken oud, het oudste acht jaar. Bacha
had zijn zieken ambtsbroeder hartelg k en
opbeurend toegesproken De man had voor
zichzell niets moer te eischen,de dood schrik
te hem niet ai. „Wanneer mjjn arme vrouw
maar niet alleen bleef en de kleinen niet
vaderloos achterbleven," had bij gezucht.
De domicó'svrouw was slecht en armoedig
gekleed. Zij zag er oververmoeid uit, meer
als een meid. De oogen van de arme vrouw
gingen van rechts naar links, steeds in angst