aar ilt teil! Zondag 20 Maart 1904. J ASsie J*argang- No* 3924< TWEÊÏÏE BLAl). INGEZONDEN. Arrondissements- Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 15 Maartl904 FEUILLETON. Ao1 nrsrecht uitdrukkelijk voorbehouden. .ten1" ii r LU. maar 'u onbeduidend, loei ijk ..ast1*»» we hot vrij groote station P'*fj ,en', vrij groot volgens Indische begrip- Ve^3 'altijd, had Ion we meer, hadden webeter ^V^oe^er was deze stad dan ook de drukke, n Jonde hoofdplaats van het Gewest, de tl van den „Kandjeng Resident", doch ,'hans is Bandoeng dit, Bandoeng „het Parijs T. va" zooals ik 't heb hooren noemen, cflu t/«* ïii ijl Tjiandjoer, sinds de laatste tien ]aar, if rd achteruitging en nu 'n doodsch Indisch laatsis van ^eh v'erden rang geworden is. vr0n heeft hier zelfs geen hotel meer Stel lT eers voor onzen schrik, toea de dos a dos- koetsier op 't bevel om naar de roemah maken (eethuis of hotel) te rijden, in ht zangerig Soendaneesch antv Ten aja deue, djoeragan (Is er niet meer, vroegen we ons af. We kenden hier niemand, geen sterveling er ging geen lt»i« trein meer en voor Sindanglaia, ginds enkele trein W38 >t re6ds veel te laat. hoog m t gebergte, z n antwoordde •t Begon to regenen heeo «.w/i - z'n donkere kijkers: „Waar- Vragend keek de jeugdige pasrdenmonner ons aan met Daar schoot mo plotseling iets te binnen Verleden jaar, op het Adoiinistratiebureau Bintang Hiudia" te Amsterdam, had ik Sens den titel „Djaksa van.Tjiandjoer" op 'n binnengekomen Hbonnementslij.it zien prijken Wat 'n uitkomstDe Inlander toch is bekend om zijn hulpvaardigheid, om zijn zelfs wel eens wat overdreven gastvrijheid. Daarom ben ik er in beginsel togen, van die goede eigen schappen te prefitoeren Maar nn, In dit geval, brak nood wet en reed ik naar den Diakss [Inlandsen Officier van Justitie] en besloot ik onzen abonné vriendelijk te vragen om een dak, om een maal Nu, ik had het zeker slechter kunnen tref fen Raden Brata di Widjaja, de zoon van wijlen den beroemden Patih van Mangoenredja, ontving me buitengewoon hartelijk en vroeg ma dadelijk te logeeren. Mijn gastheer, die op 't oogenblik dienst heeft en naar z'n bureau is, verliet nog geen vijf jaar geleden de Hoofdenschool op Bandoeng en bracht het in minder dan geen tijd tot den rang van Djaksa. Hij spreekt onze taal als de meest beschaafde Nederlander, leest veel [Heijermans is zijn lievelingsauteuren heeft een zeer helderen kijk op de dingen. Zijn jonge echtgenoote is wat maloe [verlegen] uitgevallen en kwam tot heden niet voor 't voetlicht, doch ze heeft uitste kend voor alles gezorgd en na een werkelijk fijn Europeesch dinertje, hebben da Djaksa en ondergeteekende van nacht tot bij drieën zitten redaneeren over alles en nog wat. Wat gaan do Inlanders toch vooruit't Is me werkelijk 'n genot 't U te kunnen zeggen, en als ergens 't Gouvernement lof voor toe komt, dan is 't wel voor de uitstekende op leiding, die tegenwoordig de zonen der aan zienlijken, onz a.s Ambtenaren, ontvangen. De oude soort, nog al bekrompen on conservatief, sterft uit, gelukkig! en jonge, frissche krachten staan gereed, treden op den voorgrond, man nen, die hebben leeren denken, die hun volk en land liefhebben, willen leiden, willen voor gaan, die 't volgaarne erkennen, dat zij hun gaven van hart en geest danken aan ons, hun vroeger gevreesde, doch toen ook gemin achte „overheerschers", mannen der jonge generatie, die onze trouwe vrienden, onze broe ders willen zijn De Djaksa verzocht mo, dit vooral eens in een mijner Penkrassen duide lijk te maken en ik doe het thans reeds dadelijk, omdat 's mans geestdrift me zoo echt, zo) heerlijk oprecht gemeend toescheen. Toen we gisteren samen de plaats eens rondreden, merk'e ik al dadelijk, dat 't hier wemelt van hadji's. Hadji's zijn personen, die ter bedevaart naar Mekka en Medina togen ou aldus aan eeu der vijf z. g. roekoen van den Islam of Mohammedaansche geloofsleer hebben voldaan. Aangezien we thans gekomen zijn In dat deel van Java, waar 't godsdienstig leven, zeker meer dan elders, opgewekt genoemd mag worden, zoo acht ik 't, tot goed begrip ook van 't volkskarakter in 't algemeen, zeer gewenscht U eerst een en ander van 't ge loof en de kerkelijke gebruiken onzer bruine broeders mede te deelen. Ik twijfel niet, of vele lezers zullen gaarne i iets meer daaromtrent vernemen en daarom wil ik trachten er U een duidelijk beeld van te geven. Nu er van Tjiandjoer zelf toch bitter weinig te vertellen valt en mijn gastheer met alle geweid mo hier een weekje houden wil (ik heb er in toegestemd, na de plechtige belofte van den Raden, dat hij niet meer zoo uithalen zal als gisteravond!] zal ik de uren, die hij dienst heeft, gebrniken om iets over den godsdienst vau den Arabischen Profeet te schrijven, over den godsdienst, door de over groots meerderheid in onzen Archipel beleden. Waar ik hier en daar woorden eu uitdruk kingen uit den Qiraan [Koran], den Bijbel der Muzelmannen, zal moeten aanhalen, daar gebruik ik eer. eigen spelling met Latijnsche karakters, afwijkende van de officiëele Ara bische, doch zooveel mogelijk in overeen stemming met da juiste uitspraak. Den klem toon zal ik door eeu teekon [accent-grave] boven de lettergrepen aanduiden. De Inlanders vergelijken hun godsdienst meestal bij een klapper (kokosnoot]. 1. De Sjariat (de uitwendige eeredienst, de vormen, de ritns) is niet meer dan het buitenste vezelig omkleedsel. 2. De Tarèkat [de graad van leerlingschap] is de harde schil. 3. De Hakèkat [de graad der waarheid] is het blanke witte vruchtvleesch, 4. De Marifat [*t geestelijk inzicht] is het klapperwater, de kokosmelk, terwijl ten slotte 6. De Islam [het zich geheel overgeven van den belijder der leer aan Allah's wil] de klapperolie is, die niet in de vrucht is te zien, maar er toch in verborgen ligt. Voor de groote massa, voor de onontwik- kelden, voor hen, die niet nadenken, die niet wijsgeerig aangelegd zijn, wordt de trouwe opvolging van de Sjariat reeds voldoende geacht. Zjj, die er geschikt voor zijn, die met de doode vormen geen genoegen meoi kun nen nemen, die onderzoeken willen, die tel kens 't „waarom op de lippen hebben, ont vangen hoogere leering. Tot de Sjariat behooren dan de vijf zooge naamde „pilaren", in het „Arabisch" „roku", in het Maleisch „roekoen" geheeten, de vijf grondzuilen, waarop de uiterlijke geloofsleer rust, de vijf hoofdplichten, waaraan ieder moslim [muzelman] zich onderwerpen moet. Ze zijn 1ste de Sjahadat of geloofsbelijde nis, 2do de Salat, het gebed of de Ssmbah- jang, zooals het in 't Maleisch heet. 8de de Saoem, vasten, of poowasa, 4de de Zakat of de verplichte aalmoezen, en ten 5de de Hadjdj of de bedevaart naar de heilige steden Mekka en Medina in Arabië. De geheele. leer nn ligt feitelijk opgesloten in de Sjahadat, de geloofsbelijdenis „Er is geen Godheid dan Allah en Moham med is de gezant van Allah Zij moet, met volle overtuiging des harten, in het Arabisch als volgt uitgesproken wor den „Asjhadoe aulaa ilaba ilallah oewa asjkaloe auna Moehammad' cèr Rascèl 1' Oèllah De domme massa denkt, dat 't reeds vol doende Is deze woorden in 't bijzijn van een of meer moslimsche getuigen na te zeggen, om tot de z g. „kaoem islam", d.w.z. het mohammedaansche volk to behooren. De meer iugewüdon stellen natuurlijk hoogere eischen bij don overgang. Grappig is 't, zoo dikwijis als Europeesche schrijvers, over Oostersche volken vertellende, die woorden door elkaar haspelen en on» b.v. willen wys maken, dat de Atjeher in 't ge vecht „laiüahl iaiilahibrult, ha weten er niemendal van en schijnen er maar iets van gemaakt te hebben. Verder is het de plicht van elk geloovig moslim, om minstens vijf maal daags te bid den [de Salat, de Sembahiang of tweede roekoen). Er zijn dus vijf gebeden, die alle, na reini ging, met 't gelaat gekeerd naar Mekka, op een reine plek moeten worden verricht. In Turkije en Algiers b.v. bidt men, zich wendende naar het Oosten, terwijl onze In landers hier dit naar het Westen doen. Ik sprak daar van de reiniging, de woed- loe zooals 't in 't Arabisch heet. Zoo mogelijk geschiedt deze met „moóia mosdiakh" of te wel zuiver water, waartoe dan gerekend worden alle rivier-, regen-, put-, zee- en bronwater. Al 't andere is „mcöia moetankdjis" of moöia nadjis, d.w.z. half of heelemial onrein water. Is er geen water te krijgen, b v. in een Arabische woestijn, dan mag men ook zuiver zand gebrniken. Over de wijze van reinigen en het gebed zelf zullen we 't een volgende maal hebben Mijn gastheer komt daar juist thuis, dus voor heden genoeg. Tjiandjoer. Lt. Clockkner Broüsson, b. d. L. 8.! Door onze Kaas commissie is, in verband met onze Kaasmarkt en met behulp van Al gemeen Belang, een beurtveer gesticht van Schagen op Rotterdam. Dit beurtveer is een noodzakelijk hulpmid del voor het blijven bestaan van onze Kaas markt, waarvan we o. m. hopen, dat ze in de toekomst een groote zegen voor onze omge ving en een milde bron van inkomsten voor onze gemeente zal zijc. Thans echter vindt da ondernemer van het beurtveer, de heer P. Kooij Gz. te Zaid-Schar- woude, in het vervoeren van kaas naar ver der dan Alkmaar gelegen plaatsen, nog geen voldoend middel van bestaan, omdat de Kaas markt nog te klein eu de handel dientenge volge te gering is. Andere vracht dan kaas moet ia dat tekort voorzien en die andere vracht ze is er nietmaar ze kon er naar onze meening wezen. De heer Kooij immers passeert met zijn motorLangedijk, Alkmaar, Krommenie, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft, Schiedam en Rotterdam, en kan door middel van over- vracht nog tal van andore plaatsen bereiken door U ze'f licht te raden. Hoeveel neringdoenden nu hebben wel eens zaken met kantoren te Rotterdam Hoeveel andere burgers ontvangen of ver zenden wel eens pakjes van en naar menschen, in het Zuiden woonachtig Als die allen eens meer dachten aan het Beurtveer Schagen Rotterdam, dat tegen zeer coneurreerenda prijzen vaart, en Kooij be gunstigden dan zouden klachten, als die op de Algemeene Vergaderiag van 19 Februari j i., over tekort vracht voor Kooij, niet meer gehoord behoeven te worden. Het is ook naar aanleiding van die klach ten en geheel in overeenstemming met onze wenschen voor den bloei onzer gemeente, dat het bestnur van Algemeen Belang zich door deze tot U wendt, met de driDgonde opwek king, het Beurtveer Schagen Rotterdam, zooveel in Uw vermogen is, te steunen. Steunt ge dat, dan steunt ge onze kaas markt Steunt ge onze kaasmarkt, dan helpt ge Uzelf Daarom s.v.p. bij voorkomende gelegen heden al Uwe aandacht voor het noodzakelijk Beurtveer van Kooij Namens het bestuur van „Algemeen Belang", H. FEISSER, Voorzitter. M. VISSER, 8ecretaris. Schagen, Maart 1904. UITSPRAKEN. Jac. Korver, H.-Hugow&ard [thans gedeti neerd], diefstalin verband met artt. 216 en 220 van 't Wetb. v. Strafvord. wordt Jaap door de rechtbank vrijgesproken, met bevel tot iu-vrijheid-stelling. Jaap lekker W. de Graaf, Enkhuizen, 11 jaar oud, dief stal, [zonder oordeel des ondorschelds ge pleegd] de zaak wordt ambtshalve nog 8 dagen aangehouden. H. J. G. Raadmsns, Alkmaar, oplichting, 3 mnd. gevangenisstraf. Jb. Ellis, Bergen, wederspann., 7 d gevang. Joh. v. d Zei, Hoorn, straatschenderij en vernieling, 7 d. gevang. M. de Vries, Den Helder, vorduisteiing, 2 maal gepleegd, 6 mnd. gevang. Andr. Dekker, Medemblik, diefstal, gepleegd op leeftijd tnsschen 10 en 16 jaar, zonder dat is gebleken, dat hij met oordeel des onderscheids handelde, is, niet strafbaar zijnde, van alle rechtsvervolging ontslagon, met last tot opzending naar een rijksopvoe dingsgesticht tot zijn 18ie jaar. Kees v. d. Toorn van Beverwijk Woonde onlangs zoowat overal tegelijk. Hij gapte maar fiatsbanden stuk voor stuk, Totdat dit juist werd zijn ongeluk Want Kees Vlottes dacht: „'tGeduvel is [non nit, - Ik zal je eenR mores leeren, jij schavuit Wat zal dat Kees verveeld hebben, dat bjj, asjeblieft van 28 Januari j 1. af, al in voor arrest of preventieve hechtenis zit en zulks onder verdenking vau diefstalCornelis, die nogal op zijn eer lijkt te staan, zal de „bob- bert" terdeeg in hebben gehad 't is dan ook alles behalve lollig hoor, zon je wel zeggen, om zoo'n week of 6 op water en brood te zitten brommen. Maar, wat drommel't is z'n eigen schuld 1 Van der Toorn moet nu het spreekwoord maar betrachten „Wie z'n gat brandt, most op de blaren zitten." Waarom stal de kerel ook zooveel artikelen uit de werkplaats van Kees Vlottes te Uitgeest? Had hij dat niet gedaan, hij liep dan nog op vriie voeten hij heeft 't echter wél ge daan We zullen kortelijk uiteenzetten, hoe. Jammer was 't in de eerste plaats, dat de hoofdgetuige in deze zaak, de rijksveldw. Jan Rap van Uitgeest, wegens ziekte van daag afwezig wasbehalve dezen, waren er Roman van FRIEDA VRIJVROUWE vott BULOW. —000 22. Bacha lachte medelijdend. „Ziet ge,Gunne, met jouw „men doet" en „men voelt" zult ge met mij niet veel verder komen. „Men" doet veel anders dan ik. En dat is het juist, wat ik je zeg: je gelooft mij lief te hebben, maar je kent mij nog niet. Daarom stelt ge je het leven aan mijne zijde waarschijnlijk geheel anders voor, dan het worden moet. Ik ben niet voor det vreugde en de vroo- ljjkheid gemaakt, zoo'als je neef. Ik heb dag aan dag een zwaren strijdt egen het lage en booze in mijn natuur te vechten, en ik zou heel spoedig verloren zijn, als ik niet steeds V1*1 de tanden toe gewapend was. Kunt ge 3® dat voorstellen »Ik moet het wel, daar gij het zegt maar begrijpen doe ik het niet. Jij bent veel beter en vromer dan andere menschen." „Niets van waar, liefste,alleen wat Waakzamer. Het eenige goede, dat er in mij ui M, dat ik tegen de zonde strijd." „Maar wat zjjn dit dan voor zonden "Haar naam is hoogmoed, ijdelheid, ge notzucht, eerzucht, lust naar macht, Is dat niet voldoende Gunne dacht een poosje na. Dan zeide «Daarvan krijgt elk mensch zijn deel." "P4' verontschuldigt mij niet." «Maar men,de menschen meen ik, mjn evengoed opgewekt" echter nog eenige getuigen gedagvaard en uit hnnne verklaringen vernamen we onge veer het volgendeOp 8 Januari 1904 is meneer v d. Toorn zoo goed geweest uit de bergplaats voor rijwial-onderdeelen van Vlottes, staande aan het zoogenaamde „Padje" te Uitgeest, weg te,nemenoenige rijwiel banden en eeu dito binnenband, benevens een lantaarn, een paar bussen carbid, 1 platte buigtang en een flssch benzine. Vlottes merkte den volgenden dag het bezoek van den ongenoodeu gast, alsmede het verdwijnen van zijn „spullen". Hij wilde d'r meer van hebben en ging in gezelschap van een dienaar der wet, [den heer Rap voornoemd], eens een bezoek bij Keesje te Beverwijk afleggen, (die nog zoo'n soort van achter achter-neef van Vlottes isechter niet van de braafste soort], want Vlottes had een weinigje achterdocht op „neef", 'tgeen niet weinig versterkt werd, toen ze bij de werkplaats van Van der Toorn, die bankwerker is en tevens ook rijwielher steller, aankwamen. Vlottes toch werd dan maar alles behalve vriendelijk ontvangen, want „neef" ontzegde.hem en zijn metgezel, den dienaar van den H. Hermandad, den toegang tot zijn lokaal. Dit gesloten honden van de werkplaats was dan ook geen bewjjs van Van der Toorn's gerust geweten en deze deed het dan ook nergens anders om, dan om de ge stolen artikelen zooveel mogelijk goed weg te stoppen, 't Tweetal buiten echter kon, zooals te begrijpen is, zijn schik heel best op, en stelde dan ook den burgemeester van Beverwijk met het geval in kennis, die in hoogst eigen persoon meeging, waarna men zich met geweld toegang tot bekl.'s woning verschafte en een en ander vond. Glad ging dit echter niet, want v. d. Toorn ver dedigde met leeuwenmoed zijn rechtmatig eigendom en is onder meer asjeblieft nog met een revolver opgetreden. De ont vreemde artikelen zijn toch, trots dit alies, in beslag genomen. Kees v. d. Toorn be weerde stoutweg, op 't Amstelveld inkoopen te hebben gedaan, eu dat een en ander zijn eigendom was, maar, wat althans een paar banden, geleverd door de machine-, rijwiel en automobiel-fabriek „Simplex" te Amster dam aangaat, daérvan was stellig bewijs, dat ze hebben toebehoord en door die fabriek zijn verzonden aan C. Vlottes. We hadden wat deftige getuigen in deze zaak b.v. Chris- tiaau Jacobus van Ledder Hulzebos, apothe ker en chemicus te Amsterdam, dan den heer Adolf Hendrik Karei de Groot, directeur van „Simplex", den heer Theodorus Slnijter, rijwielhandelaar, Alkmaar, enz. De eerst genoemde moest als deskundige eenige doos jes vetachtige stoffen onderzoeken, aangezien slot en sleutel van Vlottes' bergplaatsdeur met vet of zeep bleken besmeerd te ziju en de inhoud van een dor doosjes, die van beklaagde afkomstig waren, was coriform de „smurrie", waarmee 't slot was „besmie- kerd". Bekl. sprak op zjjn manier „nogal van zich af" en ontkende halstarrig, maar zijne verklaringen leden wel eens schipbreuk, want soms „sneed hij met zijn eigen mos zijn keel af". SiDjeur staat niet best bekend. De O. v. J. verklaarde tenminste, dat hij aan 't verdwijnen van sommige koperen voorwer pen van de Holl. IJzeren Spoorweg-Maat schappij hoogstwaarschijnlijk niet vreemd zal zijn, en dat hij bij 't Parket te Haarlem ook niet als zwaanwit bekend staat, blijkt wel hieruit, dat bekl. daardoor reeds eenige malen is ver volgd onder verdenking van strafbare daden echter [tot heden] nog zonder gevolg. Bekl die den laatsten tijd zwerft, stroopt als „zwerver" zoo hard als hij maar kan, dus jachtwet-overtreding, nu, geen beetje! Met toepassing der artt. 310311 van het Wetb. v. Strafr. eischte de heer Off 6 mnd. gevang. De verdediger, Mr. J. Verdam, concludeerde tot vrijspraak. D. A. Klomp, een zeer vervelend en aller- brutaalst ventje uit Alkmaar, [die zeii's den O. v. J. in diens requisitoir wilde onderbre ken] had 't een beetje met den dienaar der wet, den heer Piet Korst anje te Alkmaar, „aan den stok gehad", 't Lust ons niet, dit (iiuwe zaakje in bijzonderheden weer te geven, 't Zij genoeg, dat Klomp wegens eenvoudige beleediging van een dieostd. ambten, naar aanleiding van de artt. 266-67 van 't Wetb. van Strafr. een eisch te hooren kreeg, luidende f 16 boete of 14 dagen hecht. H. C. Snijders was ook niet erg aardig, toen er op 15 Januari j 1. in 't lokaal op de Oudegracht te Alkmaar eene godsdienstige openbare bijeenkomst was van 't Leger des j Heils hij maakte 't tijdens 't zingen van godsdienstige liederen zóó bont, dat hij „d'r uit" moest. De O. v. J. beschreef hem als iemand, die vaak hinderlijk is geweest bij zoo iets en eischte wegens het opzettelijk veroorzaken van wanorde gedurende eene godsdienstige bijeenkomst met toepassing van art. 146 van 'c Wetb. v. Strafr. 10 dagen gevang. 't Leger des Heils ondervindt hier in Alk maar bepaald ook wel niet alles rozengeur en maneschijn. Eene bijeenkomst op de Oude gracht in 't lokaal daartoe aangewezen, en gehoadenop 1 Febiaari '04, werd gestoord, doordat de 17-jarige Reindert Peereboom een glasruit in 't gebouw stuksloeg. De Off. v. J. eischte tegen den dader 6 d. gevang. In Uitgeest heb je ook lekkere jongens, hoor Daar heb je de heeren Willem van Riesen en Arie Willem Schoehuis, een prachtig stel. Toen Simon Duin, [een Uitgeester tuin knecht] op 1 Februari j.L langs den Zaan- landsehen communicatie-weg hen passeerde, werd, na den gebruikeirjken groet van weers kanten, door het drietal, dat alreeds van binnen nat was, gestoeid en eene wedden schap aangegaan als volgt„nis ik jou „in sloot gooi, krijg i k 'n lekker slokkie en as jij main in sloot gooie, dan krijg jij 'n heerlijk pierenverschrikkertje." De snuggere Duin werd voor de lol in-sloot-'gooid en ver loor het „slokkie". Echter raakte Schoehuis ook moe te water. Hij, Duin, kwam er uit en werd door het tweetal beklaagden nogeens voor de lol, weerin sloot gesmeten. Later nog eens, maar „de lol" ging er toch zoo zoetjes-aan af, want Simon, die er de laatste maal uitgekropen was op een stuk land, wilde over de sloot springen om weer op den weg te komen, doch miste zjjn sprong en tuimelde pardoes er nog eens in. Toen was hij van buiten ook al eenigszins nat geworden door al die frissche baden hij vond het dan ook lang geen „droge ge schiedenis" meer, maar gaf het met bekwa men spoed an en zoodoende hadden we vandaag nog het genoegeneen vierden 4op- den - eersten - Februari 1904-langs - den-Zaan- landschen—communicatie—weg- passeerenden- broeder-van-de-natte-gemeente te hooren spreken. Dit was een Zon, een zéér lang zaam ondergaandeZon, die voor het minst wel 5 minnten werk had eer hij, méér dan doodkalm, van nit de getuigenbank naar het getuigenhek sjokte. Deze 18-jarige Zon bracht echter niet veel licht in de zaak. De beide „heeren" beklaagden konden zich verheugen in den eisch van 7 dagen gevang, voor elk. Thans zullen we, om van den rommel af te komen, eens 4 beklaagden tegelijk presen- teeron en wel de heerenF. L. Steltenpohl, P. Dekker, E. Molenaar en K. Hoffer, No. 1 is een 29-jarig visscher, no. 2 een 21-jarig ar beider, r.o. 3 een 18-jarig schilder van Wer- vershoof en no. 4 woont te Venbnlzen, doch was absent jammer genoegOm de partijen zoowat gelijk te maken, waren er juist 4 getuigen ook en wel de heeren Ariën Gorter, rijksveldw. te Andijk, Jacob Grooteman, gem. yeldw. te Wervershoof, Ewoud Com mandeur [een neef van den bekl. E. Molenaar] en arbeider te Luijebroek, gem. Grootebroek, en Pieter Broersen, landsverdediger te Hoorn. Hoe men 't zij in 't voorbijgaan gezegd dezen milicien *'t exerceeren nog beeft kunnen leeren 't Is ons een raadselhij was vandaag ternauwernood in staat om na een keer of vijf, zes struikelen, den eed behoorlijk af te leggen en een getuigenverklaring deed hij van „lik-m'n-vessie De strafzaak zelve Och „Jan die sloeg Lijsie en Lijsie die sloeg Jan Al met de koekepan 't Dreunde er van Zelfs de Wervershover politieman Kreeg'n tik, dien hjj zich nóg hengen kan; En Steltenpohl, de hoofdpersoon, Die veegt voor zich het baantje schoon, Eu vloekt en zwetst en raast en tiert, Dat het publiek van lachen giert Er was op Zondagavond 31 Januari j.1. een illnstre gezelschap verzameld bij den kastelein Hcrmanus van Wetering te Wer vershoof. Do leden van deze „vergadering" waren al spoedig een beetje „pisancor." De heer Broersen zong met ziju schoone baryton- stem een solo, en toen waren er, die „allernaar 'n aar lied" zonge en toekrege ze rnzie, en Steltenpohl wou Broersen te lijf, doch Commandeur zei: „die aan Pietje Broersen komt, [onze soldaat is lang niet lang,] komt aan mij," en in minder dan geen tijd was de oorlog verklaard. Van Wetering wilde echter niet dat zijn herberg voor „slagveld" dienen zou en liet door de politie den heelen boel ontruimen. Toen buiten „an de veert," geen klein beetje. Dekker pakte Pietje Broersen en Molenaar, die in den walkant stond, nam den buit van Dekker over, door Broersen aan de beenen te trekken, om hem in de sloot te krijgen en vervolgens te „verzuipen". 't Lukte nietPietje werd gelukkig ontzet zoodat we, als wij dan nog leven, over 100 jaar, alzoo op 31 Januari 2004, 't eeuwfeest kannen vieren van 't ontzet van den milicien P. Broersen. Er stond wel een 26 man om heen, dat 't was een herrie van belang. Steltenpohl viel als een biieschende leeuw op Commandeur aan, doch verklaarde heden, van dezen met een tabaksdoos een klap om zijn „kop" te hebben gekregen, dat hij [S.] er van suizebolde, hetgeen Commandeur echter ontkende. Of nn verder Wout Piet sloeg en of Frans een lik kreeg van Klaas, 't is ons tameljjk onverschillig en we zullen 't niet verder trachten nit te pluizen ,,'t is zoo vér weg Zooveel is echter zeker, dat Stel- „In velen is heUbooze minder sterk, dan in mij, omdat zijzelf minder sterk zjjn dan ik. Anderen rekenen op een oppervlakkige manier af met het onchristelijke in zich, nog anderen zjjn er zich nauwelijks van bewust, Maar over anderen wil ik niet gaarne richten. Ik voor mijn deel echter ben met allerlei krachten toegerust geworden en onderscheid scherp Bij mjj is het daarom erop, of eronder. Ik kan zegevieren, oi ondergaan in den strijd hem uit den weg gaan, kan ik niet." Gunne haalde diep adem, met beklemd hart. Zij zeide: Misschien vreest ge, dat ik u bii dezen strijd zou kunnen storen „Neen Gunne, daarin kan niemand mij storen ik zou dat aan niemand toestaan, aan niemand ook niet aan mijn vrouw. Slechts moet gij weten wat gij op uw schouders neemt. Het is geen licht en vroolijk leven, dat ik u kan aanbieden. Mijn vrouw moet zich harden en een dappere medestrijdster zjjn. Zjj moet zich veel ontzeggen en veel ontberen. Zij moet een leven ljjden van zelfverloochening en de armoede vrijwillig verkiezen. Ik zal dui zendmaal lijden over haar brengen en geen ander geluk voor haar hebben, dan dat wat in het zich-overwinnen zelf ligt." Gunne zag hem groot en open aan. „Wanneer ge mij lief hebt gaarne De vrijmoedigheid en de diepe, warme teedarheid in haar uitdrukking waren zoo meeslepend, dat zij als vuur op hem over sprongen. Daar was op eenmaal weer die groote ontroering en dat vurige begeeren naar haar Hjj had haar het liefst weer tegen zich aangedrukt en met kussen overdekt. Doch nu beheerschte hij zich. Hjj had zich ook beheerscht, wanneer zij niet op den straatweg geloopen hadden, met Biensaam en Leonhart een honderd schreden voor zich uit. Gunne begreep niet, wat er in hem om ging, terwijl hij zweeg en met gefronst voorhoofd naast haar voortliep. Zij trachtte zich dat leven van ontharing, waarover hij haar had gesproken, met de zwartste kleuren te schilderen, maar het wilde haar maar niet verschrikkelijk schijnen. Met hem, bij hem, voor hem neen, daar voor kon zij zich onmogelijk bang maken. Zij was bevreesd voor één toekomst: voor een toekomst zonder hem. „Dit alles hebt ge wel niet geweten, lieve GuDne," zeide hij nu op zachteu toon, „je kondt het niet weten. Toen je mjj beloofde mjj toe te behooren, wist je niet, wat dat beteekecde. Daarom zal ik je niet aan je woord binden. Ik geef het je terug. Trouw een ander, die je een vriendelijker lot kan bereiden... en word gelukkig" Gunne schudde het hoofd. Toen hij haar onder den rand van den hoed keek, stonden haar oogen vol tranen. Toen kwam het hem eerst sterk tot be wustzijn, hoezeer het in zijn hand lag, dit heerlijke, jonge leven te kwellen of geluk kig te maken. En tegelijkertijd voelde hij, dat het hem groot leed zou doen, als zjj zijn raad zou opvolgen. Dit heerlijke wezen aan een ander toe- behooren Een ander zou die zoete, roode lippen kussen „Neen 1" zeide hjj plotseling hard op Zjj keek hem vragend aan. „Neen, ik wil je niet missen, Gunne, wanneer je, ondanks dat alles, mjjn vrouw worden wilt." Zij lachte hem gelukzalig toe. „Ik wil je gehoorzaam zijn als een dienst meid. Ik heb je liet." „Gunne waren wij hier niet midden op den weg. je zoudt voelen, dat ik je lief heb Mijn hart! Mijn sprookjeskind Mijn zoet geluk 1" Hij moest haar tenminste met harts tochtelijke woorden liefkcozen. Zijn stem beefde van ontroering. Geheel nieuwe gevoelens werden in hem wakker het trotsche geluk van de vrijwillig over genomen verantwoording voor een ander leven. Hij twijfelde er op dit oogenblik niet aan, of hij zou de kracht hebben, niet slechts voor zijn eigen, maar ook voor het leven van deze vrouw te zorgen, zooals hjj het wilde. Zoo werd dan hunne verloving bezegeld. HOOFDSTUK XXIII. Leonhart was alleen teruggekeerd. Aan de tuintatel, dicht bjj het huis zaten Nathalie met de kinderen. Maar juist kwam de kindermeid de kinderen binnenroepen om hnn boterham te eten. Nathalie keek naar de naderbijkomenden. Zjj herkende dadelijk Gunne en Biensaam, maar de derde? dat was Mbx toch niet? Neen, die was te paard naar Dieterhausen gereden. Wie zou het anders kuanen zijn Zij gaf Hilmar, die er nooit lust in had naar bed te gaan. als vader niet tbu's was, een geducht standje, zoodat de jongen verschrikt naar binnen stoof. Dan ging zjj met groote nieuwsgierigheid de komenden tegemoet. Bij dezen was het onderhoud, sedert Leonhart zich van hen had gescheiden, nauwelijks verder gevoerd geworden. Bacha was geheel met zijn gedachten bezig. Gunne vond het zeer onaangenaam, dat zjj hem in tegenwoordigheid van Biensaam weer met u moest aanspreken en zweeg daarom maar. En Biensaam had zich zooeven tegenover Leonhart zoo hard over Bacha uitgelaten, dat hjj nu niet dadelijk een onbevangen toon kon aanslaan. „De barones?" vroeg Bacha, toen hjj Nathalie zag naderen. „Ja," antwoordden Gunne en Biensaam tegeljjk. Hoe weinig in 't geheel niets ge leek zij haar dochter. Deze teere, kleine brunette,met dien vriendelijken beleefdheids trek op het gelaat. Zjj lachte het bekende begroetingslachje der dames vol onechte har telijkheid en onechte vroolijke verrassing. „Mama, domicé Bacha.. van Wüsten- kaitheim," zeide Gunne. Nu verheugde Nathalie zich evenwel werkeljjk. Haar lachje werd nog een graadje vriendelijker. Bacha boog beleefd en zeide iet3 ver- on t schuldigen da over het late uur van zjjn visite. „Ach, mijn beste dominé," zeide Nathalie sentimenteel, „wjj zjjn u zoo oneindig veel dank verschuldigd. Wat was er anders van onze arme kinderen gekomen, zonder uwe zoo tjjdige hulp Mijn man had u wel reeds zelf bedankt, maar er is zoo ontzettend veel arbeid op het veld, dat hjj tot niets tjjd heelt. Als een echte Samaritaan hebt ge tegenover d? kinderen gehandeld, ja recht en waarachtig ehristeljjk." „R°cht eu waarachtig ehristeljjk," klonk het in Bacha's binnenste ca. Deze barones, zijne toekomstige schoon-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5