aar ilt teil!
Zondag 20 Maart 1904.
J ASsie J*argang- No* 3924<
TWEÊÏÏE BLAl).
INGEZONDEN.
Arrondissements- Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 15 Maartl904
FEUILLETON.
Ao1
nrsrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
.ten1" ii r
LU.
maar 'u onbeduidend, loei ijk
..ast1*»» we hot vrij groote station
P'*fj ,en', vrij groot volgens Indische begrip-
Ve^3 'altijd, had Ion we meer, hadden webeter
^V^oe^er was deze stad dan ook de drukke,
n Jonde hoofdplaats van het Gewest, de
tl van den „Kandjeng Resident", doch
,'hans is Bandoeng dit, Bandoeng „het Parijs
T. va" zooals ik 't heb hooren noemen,
cflu t/«* ïii
ijl Tjiandjoer, sinds de laatste tien ]aar,
if rd achteruitging en nu 'n doodsch Indisch
laatsis van ^eh v'erden rang geworden is.
vr0n heeft hier zelfs geen hotel meer Stel
lT eers voor onzen schrik, toea de dos a dos-
koetsier op 't bevel om naar de roemah
maken (eethuis of hotel) te rijden, in
ht zangerig Soendaneesch antv
Ten aja deue, djoeragan (Is er niet meer,
vroegen we ons af. We kenden
hier niemand, geen sterveling er ging geen
lt»i« trein meer en voor Sindanglaia, ginds
enkele trein W38 >t re6ds veel te laat.
hoog m t gebergte,
z n
antwoordde
•t Begon to regenen
heeo
«.w/i -
z'n donkere kijkers: „Waar-
Vragend keek de jeugdige pasrdenmonner
ons aan met
Daar schoot mo plotseling iets te binnen
Verleden jaar, op het Adoiinistratiebureau
Bintang Hiudia" te Amsterdam, had ik
Sens den titel „Djaksa van.Tjiandjoer" op 'n
binnengekomen Hbonnementslij.it zien prijken
Wat 'n uitkomstDe Inlander toch is bekend
om zijn hulpvaardigheid, om zijn zelfs wel eens
wat overdreven gastvrijheid. Daarom ben
ik er in beginsel togen, van die goede eigen
schappen te prefitoeren Maar nn, In dit geval,
brak nood wet en reed ik naar den
Diakss [Inlandsen Officier van Justitie] en
besloot ik onzen abonné vriendelijk te vragen
om een dak, om een maal
Nu, ik had het zeker slechter kunnen tref
fen Raden Brata di Widjaja, de zoon van
wijlen den beroemden Patih van Mangoenredja,
ontving me buitengewoon hartelijk en vroeg
ma dadelijk te logeeren.
Mijn gastheer, die op 't oogenblik dienst
heeft en naar z'n bureau is, verliet nog geen vijf
jaar geleden de Hoofdenschool op Bandoeng en
bracht het in minder dan geen tijd tot den
rang van Djaksa. Hij spreekt onze taal als
de meest beschaafde Nederlander, leest veel
[Heijermans is zijn lievelingsauteuren heeft
een zeer helderen kijk op de dingen.
Zijn jonge echtgenoote is wat maloe
[verlegen] uitgevallen en kwam tot heden
niet voor 't voetlicht, doch ze heeft uitste
kend voor alles gezorgd en na een werkelijk
fijn Europeesch dinertje, hebben da Djaksa
en ondergeteekende van nacht tot bij drieën
zitten redaneeren over alles en nog wat.
Wat gaan do Inlanders toch vooruit't Is
me werkelijk 'n genot 't U te kunnen zeggen,
en als ergens 't Gouvernement lof voor toe
komt, dan is 't wel voor de uitstekende op
leiding, die tegenwoordig de zonen der aan
zienlijken, onz a.s Ambtenaren, ontvangen. De
oude soort, nog al bekrompen on conservatief,
sterft uit, gelukkig! en jonge, frissche krachten
staan gereed, treden op den voorgrond, man
nen, die hebben leeren denken, die hun volk
en land liefhebben, willen leiden, willen voor
gaan, die 't volgaarne erkennen, dat zij hun
gaven van hart en geest danken aan ons,
hun vroeger gevreesde, doch toen ook gemin
achte „overheerschers", mannen der jonge
generatie, die onze trouwe vrienden, onze broe
ders willen zijn De Djaksa verzocht mo, dit
vooral eens in een mijner Penkrassen duide
lijk te maken en ik doe het thans reeds
dadelijk, omdat 's mans geestdrift me zoo
echt, zo) heerlijk oprecht gemeend toescheen.
Toen we gisteren samen de plaats eens
rondreden, merk'e ik al dadelijk, dat 't hier
wemelt van hadji's. Hadji's zijn personen, die
ter bedevaart naar Mekka en Medina togen
ou aldus aan eeu der vijf z. g. roekoen van
den Islam of Mohammedaansche geloofsleer
hebben voldaan.
Aangezien we thans gekomen zijn In dat
deel van Java, waar 't godsdienstig leven,
zeker meer dan elders, opgewekt genoemd
mag worden, zoo acht ik 't, tot goed begrip
ook van 't volkskarakter in 't algemeen, zeer
gewenscht U eerst een en ander van 't ge
loof en de kerkelijke gebruiken onzer bruine
broeders mede te deelen.
Ik twijfel niet, of vele lezers zullen gaarne i
iets meer daaromtrent vernemen en daarom
wil ik trachten er U een duidelijk beeld van
te geven.
Nu er van Tjiandjoer zelf toch bitter weinig
te vertellen valt en mijn gastheer met alle
geweid mo hier een weekje houden wil (ik
heb er in toegestemd, na de plechtige belofte
van den Raden, dat hij niet meer zoo uithalen
zal als gisteravond!] zal ik de uren, die hij
dienst heeft, gebrniken om iets over den
godsdienst vau den Arabischen Profeet te
schrijven, over den godsdienst, door de over
groots meerderheid in onzen Archipel beleden.
Waar ik hier en daar woorden eu uitdruk
kingen uit den Qiraan [Koran], den Bijbel
der Muzelmannen, zal moeten aanhalen, daar
gebruik ik eer. eigen spelling met Latijnsche
karakters, afwijkende van de officiëele Ara
bische, doch zooveel mogelijk in overeen
stemming met da juiste uitspraak. Den klem
toon zal ik door eeu teekon [accent-grave]
boven de lettergrepen aanduiden.
De Inlanders vergelijken hun godsdienst
meestal bij een klapper (kokosnoot].
1. De Sjariat (de uitwendige eeredienst,
de vormen, de ritns) is niet meer dan het
buitenste vezelig omkleedsel.
2. De Tarèkat [de graad van leerlingschap]
is de harde schil.
3. De Hakèkat [de graad der waarheid] is
het blanke witte vruchtvleesch,
4. De Marifat [*t geestelijk inzicht] is het
klapperwater, de kokosmelk, terwijl ten slotte
6. De Islam [het zich geheel overgeven
van den belijder der leer aan Allah's wil]
de klapperolie is, die niet in de vrucht is te
zien, maar er toch in verborgen ligt.
Voor de groote massa, voor de onontwik-
kelden, voor hen, die niet nadenken, die niet
wijsgeerig aangelegd zijn, wordt de trouwe
opvolging van de Sjariat reeds voldoende
geacht. Zjj, die er geschikt voor zijn, die met
de doode vormen geen genoegen meoi kun
nen nemen, die onderzoeken willen, die tel
kens 't „waarom op de lippen hebben, ont
vangen hoogere leering.
Tot de Sjariat behooren dan de vijf zooge
naamde „pilaren", in het „Arabisch" „roku",
in het Maleisch „roekoen" geheeten, de vijf
grondzuilen, waarop de uiterlijke geloofsleer
rust, de vijf hoofdplichten, waaraan ieder
moslim [muzelman] zich onderwerpen moet.
Ze zijn 1ste de Sjahadat of geloofsbelijde
nis, 2do de Salat, het gebed of de Ssmbah-
jang, zooals het in 't Maleisch heet. 8de de
Saoem, vasten, of poowasa, 4de de Zakat of
de verplichte aalmoezen, en ten 5de de Hadjdj
of de bedevaart naar de heilige steden Mekka
en Medina in Arabië.
De geheele. leer nn ligt feitelijk opgesloten
in de Sjahadat, de geloofsbelijdenis
„Er is geen Godheid dan Allah en Moham
med is de gezant van Allah
Zij moet, met volle overtuiging des harten,
in het Arabisch als volgt uitgesproken wor
den „Asjhadoe aulaa ilaba ilallah oewa
asjkaloe auna Moehammad' cèr Rascèl
1' Oèllah
De domme massa denkt, dat 't reeds vol
doende Is deze woorden in 't bijzijn van een
of meer moslimsche getuigen na te zeggen,
om tot de z g. „kaoem islam", d.w.z. het
mohammedaansche volk to behooren.
De meer iugewüdon stellen natuurlijk
hoogere eischen bij don overgang.
Grappig is 't, zoo dikwijis als Europeesche
schrijvers, over Oostersche volken vertellende,
die woorden door elkaar haspelen en on» b.v.
willen wys maken, dat de Atjeher in 't ge
vecht „laiüahl iaiilahibrult, ha weten er
niemendal van en schijnen er maar iets van
gemaakt te hebben.
Verder is het de plicht van elk geloovig
moslim, om minstens vijf maal daags te bid
den [de Salat, de Sembahiang of tweede
roekoen).
Er zijn dus vijf gebeden, die alle, na reini
ging, met 't gelaat gekeerd naar Mekka, op
een reine plek moeten worden verricht.
In Turkije en Algiers b.v. bidt men, zich
wendende naar het Oosten, terwijl onze In
landers hier dit naar het Westen doen.
Ik sprak daar van de reiniging, de woed-
loe zooals 't in 't Arabisch heet.
Zoo mogelijk geschiedt deze met „moóia
mosdiakh" of te wel zuiver water, waartoe
dan gerekend worden alle rivier-, regen-, put-,
zee- en bronwater.
Al 't andere is „mcöia moetankdjis" of
moöia nadjis, d.w.z. half of heelemial onrein
water.
Is er geen water te krijgen, b v. in een
Arabische woestijn, dan mag men ook zuiver
zand gebrniken.
Over de wijze van reinigen en het gebed
zelf zullen we 't een volgende maal hebben
Mijn gastheer komt daar juist thuis, dus
voor heden genoeg.
Tjiandjoer.
Lt. Clockkner Broüsson, b. d.
L. 8.!
Door onze Kaas commissie is, in verband
met onze Kaasmarkt en met behulp van Al
gemeen Belang, een beurtveer gesticht van
Schagen op Rotterdam.
Dit beurtveer is een noodzakelijk hulpmid
del voor het blijven bestaan van onze Kaas
markt, waarvan we o. m. hopen, dat ze in de
toekomst een groote zegen voor onze omge
ving en een milde bron van inkomsten voor
onze gemeente zal zijc.
Thans echter vindt da ondernemer van het
beurtveer, de heer P. Kooij Gz. te Zaid-Schar-
woude, in het vervoeren van kaas naar ver
der dan Alkmaar gelegen plaatsen, nog geen
voldoend middel van bestaan, omdat de Kaas
markt nog te klein eu de handel dientenge
volge te gering is.
Andere vracht dan kaas moet ia dat tekort
voorzien en die andere vracht ze is er
nietmaar ze kon er naar onze meening
wezen.
De heer Kooij immers passeert met zijn
motorLangedijk, Alkmaar, Krommenie,
Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft, Schiedam
en Rotterdam, en kan door middel van over-
vracht nog tal van andore plaatsen bereiken
door U ze'f licht te raden.
Hoeveel neringdoenden nu hebben wel eens
zaken met kantoren te Rotterdam
Hoeveel andere burgers ontvangen of ver
zenden wel eens pakjes van en naar menschen,
in het Zuiden woonachtig
Als die allen eens meer dachten aan het
Beurtveer Schagen Rotterdam, dat tegen
zeer coneurreerenda prijzen vaart, en Kooij be
gunstigden dan zouden klachten, als die op
de Algemeene Vergaderiag van 19 Februari
j i., over tekort vracht voor Kooij, niet meer
gehoord behoeven te worden.
Het is ook naar aanleiding van die klach
ten en geheel in overeenstemming met onze
wenschen voor den bloei onzer gemeente, dat
het bestnur van Algemeen Belang zich door
deze tot U wendt, met de driDgonde opwek
king, het Beurtveer Schagen Rotterdam,
zooveel in Uw vermogen is, te steunen.
Steunt ge dat, dan steunt ge onze kaas
markt
Steunt ge onze kaasmarkt, dan helpt ge
Uzelf
Daarom s.v.p. bij voorkomende gelegen
heden al Uwe aandacht voor het noodzakelijk
Beurtveer van Kooij
Namens het bestuur van „Algemeen
Belang",
H. FEISSER, Voorzitter.
M. VISSER, 8ecretaris.
Schagen, Maart 1904.
UITSPRAKEN.
Jac. Korver, H.-Hugow&ard [thans gedeti
neerd], diefstalin verband met artt. 216 en
220 van 't Wetb. v. Strafvord. wordt Jaap
door de rechtbank vrijgesproken, met bevel
tot iu-vrijheid-stelling. Jaap lekker
W. de Graaf, Enkhuizen, 11 jaar oud, dief
stal, [zonder oordeel des ondorschelds ge
pleegd] de zaak wordt ambtshalve nog 8
dagen aangehouden.
H. J. G. Raadmsns, Alkmaar, oplichting,
3 mnd. gevangenisstraf.
Jb. Ellis, Bergen, wederspann., 7 d gevang.
Joh. v. d Zei, Hoorn, straatschenderij en
vernieling, 7 d. gevang.
M. de Vries, Den Helder, vorduisteiing, 2
maal gepleegd, 6 mnd. gevang.
Andr. Dekker, Medemblik, diefstal, gepleegd
op leeftijd tnsschen 10 en 16 jaar, zonder
dat is gebleken, dat hij met oordeel des
onderscheids handelde, is, niet strafbaar
zijnde, van alle rechtsvervolging ontslagon,
met last tot opzending naar een rijksopvoe
dingsgesticht tot zijn 18ie jaar.
Kees v. d. Toorn van Beverwijk
Woonde onlangs zoowat overal tegelijk.
Hij gapte maar fiatsbanden stuk voor stuk,
Totdat dit juist werd zijn ongeluk
Want Kees Vlottes dacht: „'tGeduvel is
[non nit, -
Ik zal je eenR mores leeren, jij schavuit
Wat zal dat Kees verveeld hebben, dat bjj,
asjeblieft van 28 Januari j 1. af, al in voor
arrest of preventieve hechtenis zit en zulks
onder verdenking vau diefstalCornelis, die
nogal op zijn eer lijkt te staan, zal de „bob-
bert" terdeeg in hebben gehad 't is dan ook
alles behalve lollig hoor, zon je wel zeggen,
om zoo'n week of 6 op water en brood te
zitten brommen. Maar, wat drommel't is
z'n eigen schuld 1 Van der Toorn moet nu het
spreekwoord maar betrachten „Wie z'n gat
brandt, most op de blaren zitten." Waarom
stal de kerel ook zooveel artikelen uit de
werkplaats van Kees Vlottes te Uitgeest?
Had hij dat niet gedaan, hij liep dan nog
op vriie voeten hij heeft 't echter wél ge
daan We zullen kortelijk uiteenzetten,
hoe. Jammer was 't in de eerste plaats, dat
de hoofdgetuige in deze zaak, de rijksveldw.
Jan Rap van Uitgeest, wegens ziekte van
daag afwezig wasbehalve dezen, waren er
Roman van
FRIEDA VRIJVROUWE vott BULOW.
—000
22.
Bacha lachte medelijdend. „Ziet ge,Gunne,
met jouw „men doet" en „men voelt" zult ge
met mij niet veel verder komen. „Men" doet
veel anders dan ik. En dat is het juist, wat
ik je zeg: je gelooft mij lief te hebben,
maar je kent mij nog niet. Daarom stelt
ge je het leven aan mijne zijde waarschijnlijk
geheel anders voor, dan het worden moet.
Ik ben niet voor det vreugde en de vroo-
ljjkheid gemaakt, zoo'als je neef. Ik heb dag
aan dag een zwaren strijdt egen het lage en
booze in mijn natuur te vechten, en ik zou
heel spoedig verloren zijn, als ik niet steeds
V1*1 de tanden toe gewapend was. Kunt ge
3® dat voorstellen
»Ik moet het wel, daar gij het zegt
maar begrijpen doe ik het niet. Jij bent
veel beter en vromer dan andere menschen."
„Niets van waar, liefste,alleen wat
Waakzamer. Het eenige goede, dat er in mij
ui M, dat ik tegen de zonde strijd."
„Maar wat zjjn dit dan voor zonden
"Haar naam is hoogmoed, ijdelheid, ge
notzucht, eerzucht, lust naar macht, Is dat
niet voldoende
Gunne dacht een poosje na. Dan zeide
«Daarvan krijgt elk mensch zijn deel."
"P4' verontschuldigt mij niet."
«Maar men,de menschen meen ik,
mjn evengoed opgewekt"
echter nog eenige getuigen gedagvaard en
uit hnnne verklaringen vernamen we onge
veer het volgendeOp 8 Januari 1904 is
meneer v d. Toorn zoo goed geweest uit
de bergplaats voor rijwial-onderdeelen van
Vlottes, staande aan het zoogenaamde „Padje"
te Uitgeest, weg te,nemenoenige rijwiel
banden en eeu dito binnenband, benevens een
lantaarn, een paar bussen carbid, 1 platte
buigtang en een flssch benzine. Vlottes
merkte den volgenden dag het bezoek van
den ongenoodeu gast, alsmede het verdwijnen
van zijn „spullen". Hij wilde d'r meer van
hebben en ging in gezelschap van een dienaar
der wet, [den heer Rap voornoemd], eens een
bezoek bij Keesje te Beverwijk afleggen, (die
nog zoo'n soort van achter achter-neef van
Vlottes isechter niet van de braafste soort],
want Vlottes had een weinigje achterdocht
op „neef", 'tgeen niet weinig versterkt werd,
toen ze bij de werkplaats van Van der Toorn,
die bankwerker is en tevens ook rijwielher
steller, aankwamen. Vlottes toch werd
dan maar alles behalve vriendelijk ontvangen,
want „neef" ontzegde.hem en zijn metgezel, den
dienaar van den H. Hermandad, den toegang
tot zijn lokaal. Dit gesloten honden van de
werkplaats was dan ook geen bewjjs van Van
der Toorn's gerust geweten en deze deed het
dan ook nergens anders om, dan om de ge
stolen artikelen zooveel mogelijk goed weg
te stoppen, 't Tweetal buiten echter kon,
zooals te begrijpen is, zijn schik heel best op,
en stelde dan ook den burgemeester van
Beverwijk met het geval in kennis, die in
hoogst eigen persoon meeging, waarna men
zich met geweld toegang tot bekl.'s woning
verschafte en een en ander vond. Glad
ging dit echter niet, want v. d. Toorn ver
dedigde met leeuwenmoed zijn rechtmatig
eigendom en is onder meer asjeblieft
nog met een revolver opgetreden. De ont
vreemde artikelen zijn toch, trots dit alies,
in beslag genomen. Kees v. d. Toorn be
weerde stoutweg, op 't Amstelveld inkoopen te
hebben gedaan, eu dat een en ander zijn
eigendom was, maar, wat althans een paar
banden, geleverd door de machine-, rijwiel
en automobiel-fabriek „Simplex" te Amster
dam aangaat, daérvan was stellig bewijs, dat
ze hebben toebehoord en door die fabriek
zijn verzonden aan C. Vlottes. We hadden
wat deftige getuigen in deze zaak b.v. Chris-
tiaau Jacobus van Ledder Hulzebos, apothe
ker en chemicus te Amsterdam, dan den
heer Adolf Hendrik Karei de Groot, directeur
van „Simplex", den heer Theodorus Slnijter,
rijwielhandelaar, Alkmaar, enz. De eerst
genoemde moest als deskundige eenige doos
jes vetachtige stoffen onderzoeken, aangezien
slot en sleutel van Vlottes' bergplaatsdeur
met vet of zeep bleken besmeerd te ziju
en de inhoud van een dor doosjes, die van
beklaagde afkomstig waren, was coriform
de „smurrie", waarmee 't slot was „besmie-
kerd". Bekl. sprak op zjjn manier „nogal
van zich af" en ontkende halstarrig, maar
zijne verklaringen leden wel eens schipbreuk,
want soms „sneed hij met zijn eigen mos
zijn keel af". SiDjeur staat niet best bekend.
De O. v. J. verklaarde tenminste, dat hij aan
't verdwijnen van sommige koperen voorwer
pen van de Holl. IJzeren Spoorweg-Maat
schappij hoogstwaarschijnlijk niet vreemd zal
zijn, en dat hij bij 't Parket te Haarlem ook niet
als zwaanwit bekend staat, blijkt wel hieruit,
dat bekl. daardoor reeds eenige malen is ver
volgd onder verdenking van strafbare daden
echter [tot heden] nog zonder gevolg. Bekl
die den laatsten tijd zwerft, stroopt als
„zwerver" zoo hard als hij maar kan, dus
jachtwet-overtreding, nu, geen beetje!
Met toepassing der artt. 310311 van het
Wetb. v. Strafr. eischte de heer Off 6 mnd.
gevang. De verdediger, Mr. J. Verdam,
concludeerde tot vrijspraak.
D. A. Klomp, een zeer vervelend en aller-
brutaalst ventje uit Alkmaar, [die zeii's den
O. v. J. in diens requisitoir wilde onderbre
ken] had 't een beetje met den dienaar der
wet, den heer Piet Korst anje te Alkmaar,
„aan den stok gehad", 't Lust ons niet, dit
(iiuwe zaakje in bijzonderheden weer te geven,
't Zij genoeg, dat Klomp wegens eenvoudige
beleediging van een dieostd. ambten, naar
aanleiding van de artt. 266-67 van 't Wetb.
van Strafr. een eisch te hooren kreeg, luidende
f 16 boete of 14 dagen hecht.
H. C. Snijders was ook niet erg aardig,
toen er op 15 Januari j 1. in 't lokaal op de
Oudegracht te Alkmaar eene godsdienstige
openbare bijeenkomst was van 't Leger des
j Heils hij maakte 't tijdens 't zingen van
godsdienstige liederen zóó bont, dat hij „d'r
uit" moest. De O. v. J. beschreef hem
als iemand, die vaak hinderlijk is geweest
bij zoo iets en eischte wegens het opzettelijk
veroorzaken van wanorde gedurende eene
godsdienstige bijeenkomst met toepassing
van art. 146 van 'c Wetb. v. Strafr. 10 dagen
gevang.
't Leger des Heils ondervindt hier in Alk
maar bepaald ook wel niet alles rozengeur en
maneschijn. Eene bijeenkomst op de Oude
gracht in 't lokaal daartoe aangewezen, en
gehoadenop 1 Febiaari '04, werd gestoord,
doordat de 17-jarige Reindert Peereboom
een glasruit in 't gebouw stuksloeg. De Off.
v. J. eischte tegen den dader 6 d. gevang.
In Uitgeest heb je ook lekkere jongens,
hoor
Daar heb je de heeren Willem van Riesen
en Arie Willem Schoehuis, een prachtig
stel.
Toen Simon Duin, [een Uitgeester tuin
knecht] op 1 Februari j.L langs den Zaan-
landsehen communicatie-weg hen passeerde,
werd, na den gebruikeirjken groet van weers
kanten, door het drietal, dat alreeds van
binnen nat was, gestoeid en eene wedden
schap aangegaan als volgt„nis ik jou „in
sloot gooi, krijg i k 'n lekker slokkie en as
jij main in sloot gooie, dan krijg jij 'n heerlijk
pierenverschrikkertje." De snuggere Duin
werd voor de lol in-sloot-'gooid en ver
loor het „slokkie". Echter raakte Schoehuis
ook moe te water. Hij, Duin, kwam er uit
en werd door het tweetal beklaagden nogeens
voor de lol, weerin sloot gesmeten.
Later nog eens, maar „de lol" ging er toch
zoo zoetjes-aan af, want Simon, die er de
laatste maal uitgekropen was op een stuk
land, wilde over de sloot springen om weer
op den weg te komen, doch miste zjjn sprong
en tuimelde pardoes er nog eens in. Toen
was hij van buiten ook al eenigszins
nat geworden door al die frissche baden
hij vond het dan ook lang geen „droge ge
schiedenis" meer, maar gaf het met bekwa
men spoed an en zoodoende hadden we
vandaag nog het genoegeneen vierden 4op-
den - eersten - Februari 1904-langs - den-Zaan-
landschen—communicatie—weg- passeerenden-
broeder-van-de-natte-gemeente te hooren
spreken. Dit was een Zon, een zéér lang
zaam ondergaandeZon, die voor het
minst wel 5 minnten werk had eer hij, méér
dan doodkalm, van nit de getuigenbank naar
het getuigenhek sjokte. Deze 18-jarige
Zon bracht echter niet veel licht in de
zaak. De beide „heeren" beklaagden konden
zich verheugen in den eisch van 7 dagen
gevang, voor elk.
Thans zullen we, om van den rommel af
te komen, eens 4 beklaagden tegelijk presen-
teeron en wel de heerenF. L. Steltenpohl,
P. Dekker, E. Molenaar en K. Hoffer, No. 1
is een 29-jarig visscher, no. 2 een 21-jarig ar
beider, r.o. 3 een 18-jarig schilder van Wer-
vershoof en no. 4 woont te Venbnlzen, doch
was absent jammer genoegOm de
partijen zoowat gelijk te maken, waren er
juist 4 getuigen ook en wel de heeren Ariën
Gorter, rijksveldw. te Andijk, Jacob Grooteman,
gem. yeldw. te Wervershoof, Ewoud Com
mandeur [een neef van den bekl. E. Molenaar]
en arbeider te Luijebroek, gem. Grootebroek,
en Pieter Broersen, landsverdediger te Hoorn.
Hoe men 't zij in 't voorbijgaan gezegd
dezen milicien *'t exerceeren nog beeft kunnen
leeren 't Is ons een raadselhij was
vandaag ternauwernood in staat om na een
keer of vijf, zes struikelen, den eed behoorlijk
af te leggen en een getuigenverklaring deed
hij van „lik-m'n-vessie
De strafzaak zelve Och
„Jan die sloeg Lijsie en Lijsie die sloeg Jan
Al met de koekepan
't Dreunde er van
Zelfs de Wervershover politieman
Kreeg'n tik, dien hjj zich nóg hengen kan;
En Steltenpohl, de hoofdpersoon,
Die veegt voor zich het baantje schoon,
Eu vloekt en zwetst en raast en tiert,
Dat het publiek van lachen giert
Er was op Zondagavond 31 Januari j.1.
een illnstre gezelschap verzameld bij den
kastelein Hcrmanus van Wetering te Wer
vershoof. Do leden van deze „vergadering"
waren al spoedig een beetje „pisancor." De
heer Broersen zong met ziju schoone baryton-
stem een solo, en toen waren er, die „allernaar
'n aar lied" zonge en toekrege ze rnzie,
en Steltenpohl wou Broersen te lijf, doch
Commandeur zei: „die aan Pietje Broersen
komt, [onze soldaat is lang niet lang,] komt
aan mij," en in minder dan geen tijd was de
oorlog verklaard.
Van Wetering wilde echter niet dat zijn
herberg voor „slagveld" dienen zou en liet
door de politie den heelen boel ontruimen.
Toen buiten „an de veert," geen klein beetje.
Dekker pakte Pietje Broersen en Molenaar,
die in den walkant stond, nam den buit van
Dekker over, door Broersen aan de beenen te
trekken, om hem in de sloot te krijgen en
vervolgens te „verzuipen".
't Lukte nietPietje werd gelukkig ontzet
zoodat we, als wij dan nog leven, over 100
jaar, alzoo op 31 Januari 2004, 't eeuwfeest
kannen vieren van 't ontzet van den milicien
P. Broersen. Er stond wel een 26 man om
heen, dat 't was een herrie van belang.
Steltenpohl viel als een biieschende leeuw
op Commandeur aan, doch verklaarde heden,
van dezen met een tabaksdoos een klap om
zijn „kop" te hebben gekregen, dat hij [S.] er
van suizebolde, hetgeen Commandeur echter
ontkende. Of nn verder Wout Piet sloeg
en of Frans een lik kreeg van Klaas,
't is ons tameljjk onverschillig en we zullen 't
niet verder trachten nit te pluizen ,,'t is zoo
vér weg Zooveel is echter zeker, dat Stel-
„In velen is heUbooze minder sterk, dan
in mij, omdat zijzelf minder sterk zjjn dan
ik. Anderen rekenen op een oppervlakkige
manier af met het onchristelijke in zich,
nog anderen zjjn er zich nauwelijks van
bewust, Maar over anderen wil ik niet
gaarne richten. Ik voor mijn deel echter ben
met allerlei krachten toegerust geworden
en onderscheid scherp Bij mjj is het daarom
erop, of eronder. Ik kan zegevieren, oi
ondergaan in den strijd hem uit den
weg gaan, kan ik niet."
Gunne haalde diep adem, met beklemd
hart. Zij zeide: Misschien vreest ge, dat ik
u bii dezen strijd zou kunnen storen
„Neen Gunne, daarin kan niemand mij
storen ik zou dat aan niemand toestaan,
aan niemand ook niet aan mijn vrouw.
Slechts moet gij weten wat gij op uw
schouders neemt. Het is geen licht en
vroolijk leven, dat ik u kan aanbieden.
Mijn vrouw moet zich harden en een
dappere medestrijdster zjjn. Zjj moet zich
veel ontzeggen en veel ontberen. Zij moet
een leven ljjden van zelfverloochening en de
armoede vrijwillig verkiezen. Ik zal dui
zendmaal lijden over haar brengen en geen
ander geluk voor haar hebben, dan dat wat
in het zich-overwinnen zelf ligt."
Gunne zag hem groot en open aan.
„Wanneer ge mij lief hebt gaarne
De vrijmoedigheid en de diepe, warme
teedarheid in haar uitdrukking waren zoo
meeslepend, dat zij als vuur op hem over
sprongen.
Daar was op eenmaal weer die groote
ontroering en dat vurige begeeren naar
haar Hjj had haar het liefst weer tegen
zich aangedrukt en met kussen overdekt.
Doch nu beheerschte hij zich. Hjj had
zich ook beheerscht, wanneer zij niet op den
straatweg geloopen hadden, met Biensaam
en Leonhart een honderd schreden voor
zich uit.
Gunne begreep niet, wat er in hem om
ging, terwijl hij zweeg en met gefronst
voorhoofd naast haar voortliep.
Zij trachtte zich dat leven van ontharing,
waarover hij haar had gesproken, met de
zwartste kleuren te schilderen, maar het
wilde haar maar niet verschrikkelijk schijnen.
Met hem, bij hem, voor hem neen, daar
voor kon zij zich onmogelijk bang maken.
Zij was bevreesd voor één toekomst: voor
een toekomst zonder hem.
„Dit alles hebt ge wel niet geweten, lieve
GuDne," zeide hij nu op zachteu toon, „je
kondt het niet weten. Toen je mjj beloofde
mjj toe te behooren, wist je niet, wat dat
beteekecde. Daarom zal ik je niet aan je
woord binden. Ik geef het je terug. Trouw
een ander, die je een vriendelijker lot kan
bereiden... en word gelukkig"
Gunne schudde het hoofd. Toen hij haar
onder den rand van den hoed keek, stonden
haar oogen vol tranen.
Toen kwam het hem eerst sterk tot be
wustzijn, hoezeer het in zijn hand lag, dit
heerlijke, jonge leven te kwellen of geluk
kig te maken.
En tegelijkertijd voelde hij, dat het hem
groot leed zou doen, als zjj zijn raad zou
opvolgen.
Dit heerlijke wezen aan een ander toe-
behooren Een ander zou die zoete, roode
lippen kussen
„Neen 1" zeide hjj plotseling hard op
Zjj keek hem vragend aan.
„Neen, ik wil je niet missen, Gunne,
wanneer je, ondanks dat alles, mjjn vrouw
worden wilt."
Zij lachte hem gelukzalig toe.
„Ik wil je gehoorzaam zijn als een dienst
meid. Ik heb je liet."
„Gunne waren wij hier niet midden
op den weg. je zoudt voelen, dat ik je lief
heb Mijn hart! Mijn sprookjeskind Mijn
zoet geluk 1"
Hij moest haar tenminste met harts
tochtelijke woorden liefkcozen.
Zijn stem beefde van ontroering. Geheel
nieuwe gevoelens werden in hem wakker
het trotsche geluk van de vrijwillig over
genomen verantwoording voor een ander
leven. Hij twijfelde er op dit oogenblik
niet aan, of hij zou de kracht hebben, niet
slechts voor zijn eigen, maar ook voor het
leven van deze vrouw te zorgen, zooals hjj
het wilde.
Zoo werd dan hunne verloving bezegeld.
HOOFDSTUK XXIII.
Leonhart was alleen teruggekeerd.
Aan de tuintatel, dicht bjj het huis zaten
Nathalie met de kinderen. Maar juist kwam
de kindermeid de kinderen binnenroepen
om hnn boterham te eten.
Nathalie keek naar de naderbijkomenden.
Zjj herkende dadelijk Gunne en Biensaam,
maar de derde? dat was Mbx toch niet?
Neen, die was te paard naar Dieterhausen
gereden. Wie zou het anders kuanen zijn
Zij gaf Hilmar, die er nooit lust in
had naar bed te gaan. als vader niet tbu's
was, een geducht standje, zoodat de jongen
verschrikt naar binnen stoof.
Dan ging zjj met groote nieuwsgierigheid
de komenden tegemoet.
Bij dezen was het onderhoud, sedert
Leonhart zich van hen had gescheiden,
nauwelijks verder gevoerd geworden. Bacha
was geheel met zijn gedachten bezig. Gunne
vond het zeer onaangenaam, dat zjj hem in
tegenwoordigheid van Biensaam weer met
u moest aanspreken en zweeg daarom maar.
En Biensaam had zich zooeven tegenover
Leonhart zoo hard over Bacha uitgelaten,
dat hjj nu niet dadelijk een onbevangen
toon kon aanslaan.
„De barones?" vroeg Bacha, toen hjj
Nathalie zag naderen.
„Ja," antwoordden Gunne en Biensaam
tegeljjk.
Hoe weinig in 't geheel niets ge
leek zij haar dochter. Deze teere, kleine
brunette,met dien vriendelijken beleefdheids
trek op het gelaat. Zjj lachte het bekende
begroetingslachje der dames vol onechte har
telijkheid en onechte vroolijke verrassing.
„Mama, domicé Bacha.. van Wüsten-
kaitheim," zeide Gunne.
Nu verheugde Nathalie zich evenwel
werkeljjk. Haar lachje werd nog een graadje
vriendelijker.
Bacha boog beleefd en zeide iet3 ver-
on t schuldigen da over het late uur van zjjn
visite.
„Ach, mijn beste dominé," zeide Nathalie
sentimenteel, „wjj zjjn u zoo oneindig veel
dank verschuldigd. Wat was er anders van
onze arme kinderen gekomen, zonder uwe
zoo tjjdige hulp Mijn man had u wel reeds
zelf bedankt, maar er is zoo ontzettend veel
arbeid op het veld, dat hjj tot niets tjjd
heelt. Als een echte Samaritaan hebt ge
tegenover d? kinderen gehandeld, ja recht
en waarachtig ehristeljjk."
„R°cht eu waarachtig ehristeljjk," klonk
het in Bacha's binnenste ca.
Deze barones, zijne toekomstige schoon-