SCH AGER COUR V l\T Landbouwproefvelden Noord-Holland. 1903. van Zondag 20 Maart 1904. DERDE BLAD. Uitbetaling op gehalte. Rij den aanleg der proefvelden, de uitvoering der voorschriften het opmaken der oogstcijfers verleenden weer verschillende heeren hunne medewerking. De heer D. Koolhaas te Opperdoes belastte zich met de heele uitvoering der proeven te Opperdoes de heer G. Nobel te wjewinkel nam het initiatief en zorgde voor de uitvoering van roeven in zijne omgeving de heer N. W. J. Schumaker te Texel voerde de proef uit in zijne omgeving, de heer O. Bosker te Wieringen ,je proeven op Wieringen de heer D. van den Abeele, hoofd van den «intercursus te Wognum, zorgde met hulp van den heer A. Komen aldaar voor de proeven te Wognum, de heer Ruyterman, hoofd van den «intercursus te Hauwert, met de hulp van den heer A. Kroon te Hauwert voor de proeven te Nibbikswoud, de heer S. Hoekstra, f ifd van den wintercursus te Sijbecarspel, voor de proeven in zijne te' de heer J. H. Steggerda,hoofd der school te Oosterleek,leidde f^croev'en in zijne omgeving, de heer A. Meilink, gewezen hoofd den wintercursus te Terschelling, de proeven op zijn eiland, de j Xeer, later de heer C. G. Dekker, hoofd van den winter- •ursus te Wijdewormer, de proeven te Wijde- en Engewormer, de heer P Blokker Tz., hoofd van den wintercursus te Purmer, het 1 oefvel'd te Upendam de heer C. Schram te Blaricum verrichtte de werkzaamheden voor de proefveldjes te Huizen. De proefvelden te Andijk stonden onder de leiding van den ]ieer T. IJpma, destijds hoofd van den wintercursus aldaar en werden mede bekostigd door de Yereeniging „Akkerbouw" aldaar. Al naarmate deze heeren zich meer of minder moeite getroostten om te zorgen, dat de uitvoering der proeven niets te wenschen overliet de oogstcijfers met zorg werden vastgesteld en alle voor een iuist en volledig verslag gewenschte inlichtingen werden verstrekt, ben ik hen daarvoor meer of minder dank verschuldigd. Verscheidene hunner hebben zich daarvoor veel moeite getroost. Ik hoop zeer, dat zij daarmede zullen voortgaan en navolging zullen vinden, want ik ben overtuigd, dat de gepubliceerde uitkomsten daardoor zeer veel aan vertrouwbaarheid winnen, en dat zij daarmeê dus het algemeen belang in hooge mate dienen. P Ook aan die heeren proefnemers, die zich beijverden om de aan huifte zorg toevertrouwde proeven zoo goed mogelijk te doen slagen en daarvan zorgvuldig aanteekening hielden en verslag deden, mag een woord van welgemeenden dank niet worden onthouden. I. Proefvelden, aangelegd met het doel aan te toonen, dat bemesting met uitsluitend kunst mest den grond niet uitput, als slechts alle stoffen, waaraan de grond behoefte heeft, in voldoende hoeveelheid worden aangevoerd. 1. P. Jonqeet Kz. Hoogcarspel. Kalkrijke kleigrond. Vroege aardappelen; daarna bloemkool. Dit proefveld, aangelegd in 1899, bestaat uit 2 gedeelten, waarvan perceel 1, groot 1 Are, in 1899, 1900 en 1901 telkens met slootaarde werd bemest, in 1902 en 1903 met trammest, terwijl perceel 2, groot 2 Are, vanaf 1899 telken jare uitsluitend kunst mest ontving. Perceel 1 ontving vóór het spitten 33750 K.G. trammest per bunder, kostende f155. Perceel 2 werd vóór 't spitten bemest met 450 K.G. zwavelzure ammoniak, 300 K.G. patentkali en 400 K.G. superphosphaat, en bjj het poten op 3 April met 200 K.G. chilisalpeter, terwijl op 11 Mei, na 't opkomen, nog eene overbemesting met 200 K.G. chilisalpeter werd gegevenkostende totaal f 153. Het kunstmestperceel was het andere van den aanvang af vooruit. De aardappels zijn gerooid op 8 Juli en de uitslag was als volgt Aardappelen Groote Kleine Kriel Opbrengst Bemesting», per H.A. per H.A. per H.A. in guldens kosten H.L. H.L. H.L. per H.A. per HA. 250 23 53 f 870 f155 292 24 57 „1010 „153 De groote aardappelen zijn per H.L. f3.25, de kleinere f 1.80 en het kriel f 0.30 waard. Hoewel de bemestingskosten gelijk waren, heeft de bemesting met kunstmest f 140.meer opbrengst gegeven. De aardappelen waren zeer goed in de kook en vrij van zieken. Den 9en Juli is het land beplant met bloemkool. Door het natte weer was het gewas niet best. Op het kunstmestperceel groeiden zij iets beter dan in den trammest. Evenals in voorgaande jaren, is het doel der proef bereikt, terwijl ditmaal zelfs de uitkomst van den kunstmest veel beter was dan van den trammest. Perc. 1 trammest 2 kunstmest Overzicht van de resultaten over alle proefjaren Proef-: V r u c h t 1899 1900 1901 1902 1903 Vr. aardapp. Bloemkool Vr. aardapp. Vr. aardapp. Bloemkool Vr. aardapp. Slaboonen Vr. aardapp. Totaal Perceel 1 Bemesting per H.A. Opbrengst per H.A. Slootaarde f 100 Niets Slootaarde 100 125 Niets Trammest 154 Niets Trammest - 155 gew. mest f 634 f5087 _2gl'reigst na aftrek der bemestingskosten f 4453 Perceel 2 Bemesting per H.A. f1067 i) vrij sleoht 2) f1223 f858 3) vry slecht 3) f1069 4) mislukt f870 Kunstmest 153 Kunstmest n n n Niets f 140 116 50 92 20 142 Opbrengst per H.A. f 1065') vrij slecht 2) f 13221) 9123) vrij slecht f 10024) mislukt f 1010 f713 f 5311 f 4598 Perceel 2, groot 12.35 Are, is sedert 1899 ieder jaar uitsluitend bemest met kunstmest. In 1903 werd het bemest met 600 K.G. superphosphaat, 400 K.G. patentkali (28 Febr.), 400 K.G. zwavelzure ammoniak (14 Maart), en 200 K.G. chilisalpeter (2 April, 14 Mei en 28 Mei) per H.A. Perceel 3, groot 2.02 Are, is sedert 1899 en dus ook dit jaar, steeds precies zoo bemest als perceel 2, doch met dit verschil evenwel, dat hier nimmer met kalk werd bemest, terwijl perceel 2 in den herfst van 1900 2000 K.G. kalk en in 1901 3000 K.G. kalk per H.A. ontving. In den herfst van 1898 ontving dit perceel, evenals perceel 2, eene bemesting met 3000 K.G. kalk. Op het kunstmestgedeelte kwamen de aardappelen en ook de pinksternakels het eerst op, en het aardappelgewas bleef dat van het stalmestgedeelte steeds ver vooruit. Het loof is driemaal besproeid telkens met 1400 Liter pap per H.A., nl. op 12 Juni (dit is er afgeregend), op 20 Juni en op 23 Juli. De aardappelen zijn gerooid van 17 tot 22 Augustus, op het perceel 3 zonder kalk het eerst en het laatst op het perceel 1 met koemest. Dit is van eenigen invloed geweest op de oogstcijfers. Deze zijn Aardappelen Paatinaken Bemest.- iiiH.L. perH.A. In kosten Opbrengst Groote Kleine guldens In K.G. In geld per H.A. totaal Perc. 1. Stalmest 120 37 f502 13700 f246 f180 f 748 2. Kunstmest 183 52 „765 23500 413 135 1178 3. Als 2, geen kalk19750 355 135 1120 De groote aardappelen waren per H.L. f 4.waard, de kleine f0.60, de pastinaken zijn berekend tegen f 18.per 1000 K.G. (Opgaaf van den proefnemer.) Zieke aardappelen zijn er weinig gevonden. De kwaliteit der aardappelen was, volgens den heer Ruyterman, (krachtens eigen ervaring), op het kunstmestgedeelte heel goedvolgens den proefnemer was de sipaak van de aardappelen op het kunstmest gedeelte lang niet zoo goed als van de koemest, waar zij dus uit muntend van smaak moeten zijn geweest. Omtrent de nawerking der kalkbemesting is geen conclusie te trekken, omdat bij de aardappelen de beide perceelen 2 en 3 hij elkander zijn gevoegd. In ieder geval is door de bemesting met kunstmest dit jaar een voordeel van f 400.boven den stalmest verkregen. Overzicht van de resultaten over alle proefjaren s? 1899 1900 1901 1909 1908 V rucht. Knollen- zaad. Aardapp. Erwten. Bruine Mosterd. Aardapp. Perceel 1. Bemesting per H.A. Onbemest Stalmest f 200 Onbemest Koemest n 180 Opbrengst per H.A. f 307 best gewas f 240 238 502 Totaal gewone mest f 380 f 1287 (Kunstmest f 433 f 1854 Opbrengst na aftrek der bemestingskoateii f907 f1421 Perceel 2, met kalk. Bemesting per H.A. Kunstmest f 83 Slecht wik- kengewas tc en kunstm. Kunstmest „45 7) V H5 135 Opbrengst per H.A. Perceel 3, zonder kalk. Bemes ting p. H.A» f 440 best gewas f 250 399 765 f 83 55 23 85 *135 Op- brengst p. H.A. f4131) best gewas. f 275 475 765 f381 f1928 f 1547 V 1) Perceel 8 heeft in 1899, evenals perceel 2, 3000 K.G. kalk ontvangen. Volgens de uitkomst van een ander deel van het proefveld werkte een bemesting met 4000 K.G. kalk perHJL, in den herfst ondergeploegd, nadeelig, ook naar den stand van het gewas te oordeelen. 2) Tengevolge van ziekte in het loof, waren de oogstcijfers geheel onbetrouwbaar. Door "de bemesting met kunstmest is dus hier tegenover gewone bemesting eene belangrijke winst verkregen. Een bemesting met kalk heeft zich hier niet voordeelig getoond. 3. D. Eütiee. Nibbikswoud. Kalkarme zavelgrond. Gerst. Dit proefveld is aangelegd in den zomer van 1900. Het bestaat uit drie gedeelten. Perceel 1, groot 3.02 Are, werd in den herfst van 1900 bemest met f 150.stalmest per H.A. en bleef in de volgende jaren onbemest. Perceel 2, groot 8.30 Are, bracht in den herfst van 1900 een welig gewas wikken voort, dat in den zomer was gezaaid en in het voorjaar van 1901 voor groenbemesting werd ondergeploegd; In 1901, 1902 en 1903 werd dit perceel steeds bemest met niets dan kunstmest. In 1903 bestond die bemesting uit 400 K.G. super phosphaat, op 27 Februari ingeëgd, en 300 K.G. chilisalpeter per H.A., gestrooid in 3 porties nl. op 1, 15 en 29 April. Perceel 3, groot 1.8 Are, is dit jaar evenzoo bemest als per ceel 2, en in vorige jaren ook, met dit verschil evenwel, dat perceel 2 in den herfst van 1900 bemest werd 2000 K.G. kalk per H.A. en in den herfst van 1901 met 1000 K.G., terwijl perceel 3 nimmer met kalk werd bemest. De gerst (wintergerst) is op 11 Maart gezaaidveel te dik, doch de vogels hebben gelukkig veel weggepikt. Op 1 Mei is het veld met een hark goed opengekrabd, omdat het erg dichtgeslibd was door de zware regens. Den geheelen zomer onderscheidden de kunstmestperceelen zich sterk van het gewoon bemeste (thans onbemeste) perceelhet droeg een bij uitstek zwaar gewas op de perceelen 2 en 3, zoodat het ten slotte ging legeren. Daar dit op perceel 1 veel minder het geval was, hebben de musschen er nog al wat kwaad gedaan. De oogstcijfers worden opgegeven als volgt per H.A. Gerst in H.L. Stroo in K.G. In geld. Bemestings kosten. Perc. 1 onbemest 31 1209 f 163 2 kunstmest 3 als 2, nimmer kalk Daar verzuimd is, de oogst van perceel 3 afzonderlijk te houden, is het niet mogelijk, een oordeel over de nawerking der kalk uit te spreken. De stroo-opbrengst op het kunstmestperceel is zóó groot in ver houding tot die van het andere perceel, dat eenige twijfel omtrent de juistheid mij geoorloofd toeschijnt. Hoe het ook zij, het is aan geen twijfel onderhevig, dat de kunstmest zeer groot geldelijk voordeel heeft gegevendat was alleen aan het gewas reeds zeer duidelijk waar te nemen, want toen het kunstmestperceel nog niet was gaan legeren, trok het zeer groote verschil tussohen perceel 1 en de rest, ieders aandacht in hooge mate. Overzicht van de resultaten van alle proefjaren 57 6588 390 f 48 Gerekend groote aardappelen a f '2.50, kleine a f 1.20, kriel a f 0.50 per H.L. 2) Gevolg van droogte geen verschil tusschen beide perceelen. Gerekend erroote aardappelen a f 8.kleine a f 1.50, kriel a f 0.50 per ILL. .ti.- taan .foso BlJ de gewone bemesting is dus de opbrengst, na aftrek der tnestiiigskosten, no8 iets lager geweest dan bij bemesting met jüets dan kunstmest, zoodat tot nog toe de kunstmest niet uitputtend heeft gewerkt. 2. M. Dekker. Nibbikswoud. Kalkarme kleigrond. Blauwe aardappelendaarna pastinaken. Bit proefveld, aangelegd in 1899, bestaat uit 3 gedeelten, aarvan perceel 1, groot 4.97 Are, in 1899 gedeeltelijk onbemest, gedeeltelijk sterk bemest was met kunstmest, in 1900 gedeeltelijk jüeï stalmest, gedeeltelijk met stikstofkunstmest, in 1901 onbemest, 1902 onbemest en op 16 Nov. 1902 bemest per H.A. met 140 'arren koemest, geschat op een waarde van f 180. isoi ia» 1903 V rucht. Aardapp. Vr.aardapp. Voeder bieten Gerst Perceel 1 Bemesting Opbrengst per hectare per hectare Stalmest Niets ij f 150 f 7131) 375 168 163 Kunstmest f 80' f 787 en Wikken f 150 f 1419 Opbrengst na aftrek der bemestingskostenf 1269 Perceel 2, met kalk. Bemesting Opbrengst per hectare per hectare 115 Niets 505 200 Kunstmest 48} 390 f 2431 f f 1882 1639 Perceel 3, zonder kalk. Bemes ting p. heet. Op brengst p. heet. f 60 f 105 48 f213 505? 390? 1) De prijs der aardappelen is gerekend per H.L.: groote f 2^0, poters f Lr-, kriel f 0.30. Daar in 1903 de opbrengst van het perceel zonder kalk niet afzonderlijk is gewogen en in 1902 de cijfers niet vergelijkbaar waren, omdat de aardappelen op perceel 3 14 dagen later waren gepoot, kan omtrent de uitkomst der kalkbemesting geen bepaalde gevolgtrekking worden gemaakt. Overigens blijkt uit de cjjfers duidelijk, dat de bemesting met uitsluitend kunstmest (en wikken in het eerste jaar) voordeeliger is geweest dan de gewone bemesting. ooo Uit een paar ingezonden stukjes in de Schager Courant blijkt, dat er nog heel wat vooroordeel bestaat tegen het betalen van de melk naar de innerlijke waarde. Aangezien daar, waar deze regeling reeds langer is toegepast, er zooveel vóór blijkt te zeggen, kan ik niet nalaten uit de prak tijk enkele voorbeelden aan te halen, die althans aantoonen, dat de gelijkmatige be taling, zooals die tot heden wordt gevolgd, niet de ware is. Eerst echter de vraag wat kan de reden zijn. dat vooral in Hol land deze methode zoo weinig ingang vindt? Elders toch is de strijd tegen deze regeling van betalen reeds uitgestreden het moet dus wel met de manier van wer ken hier in verband staan, en dit blijkt ook het geval, wanneer we weten, dat in Holland de melk in kaas, en elders in hoofdzaak in boter, of boter èn kaas wordt omgezet. En de berekening der innerlijke waarde geschiedt gewoonlijk uit de bepa ling van het vetgehalte, soms dit in verband met het gehalte aan kaasstof. Waar men enkel in verhouding van het vetgehalte hier wilde uitbetalen, lag het in den aard der zaak, dat men verzet zou uitlokken nu echter èn vet èn kaasstof tot maatstaf genomen kunnen worden, is er m. i. geen verschil tusschen Holland en elders, en gel den de argumenten van vóór en tegen de methode zoowel hier als in andere streken. Een der bezwaren tegen de waardebe paling naar gehalte is wel het onderzoek en tot voor eenige jaren kon dit werkeljjk een bezwaar zijn. Met de tegenwoordige werktuigen echter is dit geheel opgeheven, omdat met de meeste juistheid het gehalte kan bepaald wordenbovendien is het onderzoek zeer eenvoudig en is het enkel een kwestie van nauwkeurig werken en een gemiddeld monster nemen. Vertrouwt men desnoods het onderzoek niet, dan is het gemakkelijk, den onderzoeker te con troleeren, Wordt geregeld de melk onder zocht aan een inrichting, waar verschillende veehouders de melk leveren, dan zal dit altijd leiden tot een beweging ten gunste van betaling naar gehalte. Immers, juist din komt aan het licht, hoe verschillend de melk is, welke geleverd wordt. En even min als voor een lichtere koe men even veel geld zal vragen als voor een zwaar dere van gelijke kwaliteit, zal men melk, die minder kaas of botei opbrengt, gelijk willen stellen met melk, die meer oplevert. De onbillijkheid in gelijke waardeschatting valt dan direct op. Of zou men haver van 50 pond gelijk willen betalen aan haver van 60 pond Geen denken aan I Toon aan, welk een verschil er is in vet gehalte en kaasstoflaat zien, hoe eenvou dig, maar tevens hoe nauwkeurig dit ver schil met de moderne werktuigen is te bepalen, en van een onverschillige is een belangstellende, van een twijlelaar een voor stander van de idéé van uitbetaling naar gehalte gemaakt. Is het eigenlijk noodig om aan te toonen, dat er verschil is tus schen melk van de eene, en melk van de andere koe? Iedere veehouder kent dit toch uit ervaring al, alleen is het veelal niet nauwkeurig onderzocht en niet onder cijfers gebracht. Toch wil ik een enkel voorbeeld noemen en wel van den zuivel- consulent Mesdag, die van twee koeien uit een boerderij vond, dat de eerste per jaar leverde 3962 K.G. melk met een gemid deld vetgehalte van 2.07 pCt., en de andere 4824 K.G. met een gemiddeld vetgehalte van 8.58 pCt. De eerste koe was 4, de andere 5 jaar oud, er werd aan beide het zelfde voer toegediend. Uit de getallen valt te berekenen, dat de eerste per jaar 85 K.G., de tweede niet minder dan 178 K.G. boter heeft voortgebracht. Dit waren twee uitersten, maar de hellt van het verschil zou ook nog een bewijs leveren voor de onbillijkheid van geljjke-waarde-stelling. Het verschil in vet in verband met kaasstof zou wellicht een weinig minder groot zijn geweest, maar buiten twijfel had de kaas producent van 3962 K.G. melk ad 2.07 pCt. belangrijk minder gemaakt,dan van 4824 Kg. ad 8.53 pCt. Uit mijn practijk in de zuivel herinner ik mij twee koeien bij den heer V. te G., waarvan de een leverde melk van 815 pCt. en de andere melk van 2.45 pCt. de eerste gaf ruim l'/j maal de hoeveelheid van de andere. Deze dieren waren even oud, werden op een stal ge lijk gevoederd en hadden eenige dagen na elkaar gekalfd. Bijzonder hoog was de opbrengst van een koe van den heer K. te J., n.1. in 821 dagen 6851 K.G. melk met een opbrengst van 201 K.G. boter. Deze voorbeelden toonen meer aan nog dan de verschillen in opbrengster blijkt n.1. uit, dat veel melk kan samengaan met melk van een hoog gehalte. Men zal dus niet alleen op veel melk zich behoeven toe te leggen zooals thans, ook het gehalte zal verhoogd kunnen worden. En dit is naast de billijkheid in de wijze van betaling naar gehalte, de voordeelige, eigenlijk de voor naamste, zjjde. Want zoodra uitbetaald wordt naar gehalte, zal men zijn melkvee afzonderlijk laten onderzoeken, en aanhou den wat goed en veel geeft, en verwijderen of vetmesten wat de voederkosten niet kan opbrengen. Dit zal niet in één of twee jaren kunnen geschieden, maar na verloop van enkele jaren zal het gunstige gevolg niet uitblijven. Vooral ook, als men weet, en dit is van algemeene bekendheid, dat veel-melk-geven en vetrijke-melk-geven eigenschappen zijn, die erfelijk blijken. Bij het fokken zal men dus rekening houden met den aard van de koe en, vooral ook, van den stier, en de kalveren uit elkaar zetten als goede en minder voordeelige kostgangers. Het behoeft geen betoog, dat overdrijving in deze niet gewenscht is; men zal wèl doen, naast aanleg als melkdier, op vormen enz. te letten. Maar dat langs dezen weg na eenige jaren een hoogere opbrengst het gevolg is, bleek mij te G., waar een gemiddeld gehalte van alle melk aan de fabriek geleverd, in enkele jaren steeg van 2.85 pCt. tot bijna 8 pCt. Aan de fabriek te W. was dit gemiddelde in 5 jaren iijds van beneden 8 tot 8.20 pCt. gestegen. Als men weet, dat in G. verwerkt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 9