aar ik uril! Jndisfhf Hcniinib.icn. Zondag t Mei 1904 48ste Jaargang No. 3936. ij" yy E L> L BLAD. Arrondissenients Recht bank te Alkmaar. FEUILLETON. ÜRAWT. Zitting vanDinsdag 26 April 1904 UITSPRAKEN. tj poir, Egmond asn Zae, mishandeling, t in - boete of 10 dagen hecht J J. de Roo, Alkmaar, mishandeling-, f 16.— boete of 6 dagen hecht. p. Jonker, Berger, atrooperij, f 6.— boete of 8 dagen hecht. J Dijkman, Erkbnlzen, visschen in ver kilt water zonder vergunning van dan recht- hohbende f boete of 2 dagen hecht. T T v d IJeel, Lisse, mishandeling, met 1.' „v van hetgeen hem meer is ten jnjgpraek dat njet w)et m#t 'iStc f. Bmbten. te doen te hebben, Tb - boete, subs. 6 dsgen hecht. R Peereboom. Alkmaar mishandelmg, f 8.— boete of 8 dagen hechi. J. Buik, Callantsoog, vernieling, f 6.— wederspRnnigheid, boete of 6 dagen hecht Jacob Bnis, Enkhnizen 10 dagen gevang. Jacobns Appelman, geboren te Westwoud, ongeveer een 36 tal jaren geleden zal t 7«n dat hij aldaar 't eerste levenslicht asnschouwde, - had in 1892 't geluk, tot uostbode te worden aangesteld m zijne ge boorteplaats. Trouw bezorgde hij gedurende een zegtal jaren, wat er te bezorgen viel minnebrieven ondertronwkaartan, rouwbrie ven couranten en al wat dies meer zij, vond steeds goed zijn weg. Na dit half dozijn dienstjaren genoot Jacobus het voor recht, te worden aangesteld als brievengaar der en wel op den lsten Jannari 1898. Dit was een heel aardig „nieuwjaarscadeautje", hetwelk door den nieuwen functionnaris ten zeerste werd geappreciëerdhet laat zich denken, dat Jacobus niet weinig in zijn schik was. Eerst vervulde bjj zijn# taak ala brie vengaarder naar behooren, doch helaas het duurde niet zeer lang of hg begon iets minder stipt in zijne bediening te worden gaandeweg werd de slordigheid erger, Iets wat meer plaats vindt in dergelijke omstan digheden en de Directeur van het postkan toor te Hoorn verklaarde, dat, tot niet geringen last van het personeel op 't kantoor, de geldzendingen van uit 't hulpkantoor te Westwoud veeltijds te gering en over tijd waren, zoodat genoemde Directeur bedoelde geldzendingen zekerheidshalve steeds in 't bijzijn van getuigen liet openen. Begrijnelijk is bet, dat zulk een toestand niet zoo heel lang knn blijven bestaande aanvragen om postzegels van uit Westwoud aan t kantoor te Hoorn gedaan, waren steeds opvallend klein en tevens talrijk, en er kwamen meerdere bewijzen, die aangaven, dat het geldelijk beheer in Westwoud niet was zooals het behoort te zjjn. Da Directeur van het postkantoor te Hoorn, de heer Frampis Adrianas de Klerck, stelde dan ook den heer Franciscus Hendricus de Meester, den te Amsterdam wonenden Inspec teur van telegraphie en postwezen, met een en ander in kennis, tengevolge waarvan deze belde heeren „te zamen en in vereeniging" op een goeden dag ('t was 26 Nov. 1903) aanklopten bij bovengemelden Jacobns, die bij dit bezoek wel een beetje opkeek, want nadat de heeren hnnne inspectie hadden geëindigd, bleek er aan 't kantoor West woud een tekort te zijn van f 173 47. Dit pleitte lang niet voor des heeren Ap- pelman's soliditeit als brievengaarder en er werd van dit feit dan ook terdege nota ge nomen-, de heer Inspecteur stelde namelijk de justitie onverwijld met zijue bevindingen in kennis. Echter werd het erger nog; de brievengaarder, die in den loop der tijden de hnwelijksboot was binnengestapt, en thans eene vrouw plns 4 kinderen heeft, begon de gelden, hem uit hoofde zijner bediening toe vertrouwd, ten bate der hnlshonding aan te wenden. Op 16 Maart j 1. na, toen do heeren Inspecteur enDlrecteur voornoemd ten tweeden male een onderzoek bij Appelman instelden, bleek er eventjes inplaats van f 956.92Vj, welk bedrag zich als batig saldo in kas moest bevinden, maar f 692.71'/j aanwezig te zijn, zoodat een tekort van f 363.20'/» moest wor den geconstateerd Eerst wilde bekl. daar heelemaal niet wezen, maar toen het hem glashelder werd voorgelegd, bekende hij ten slotte hoewel hij eerst zich meende te knDnen redden met te verklaren, dat 't hem wellicht zou zijn ontstolen de gelden te hebben verduisterd. WeAregen bijgelegenheid dezer treurige historie een 10-tal getuigen te zien. Een drietal getnigen waren om verschillende redenen weggebleven. Enfin 1 we konden 't met de sanwezigen wel stellen. Behalve de beide eerste getnigen, den Inspecteur, mijnheer De Meeeter, en den Directeur van het postkantoor te Hoorn, mijnheer De Klerck, kregen we te zien een aantal getuigen die allen verschillende be dragen aan den brievengaarder hadden afge dragen, maar welke niet waren verantwoord. De beklaagde intusscheD, die zich, zooals de wereld zei, ook wel eens aan misbruik van sterken drank overgaf, heeft het schan delijk schenden van 't in hem gestelde ver trouwen nog in zooverre trachten te vergoe den, dat hij 't tekort ad f 363.20'/i gedeeltelijk heeft gestopt door f 200.in mindering te storten, hetgeen echter op verre na het begane misdrijf niet ongedaan kon maken. Appelman werd ep 16 Maart j 1. dan ook in zijn ambt geschorst. Toon de O. v. J. san het woord kwam, wijdde Z.E.G. ook nog eenige woordje» aan den bekl., die in deze toch tamelijk gewich tige zaak niet van een rechtsgeleerd raads man was voorzien. Spreker oordeelde, dat, aangezien Appelman geen advo caat had, de taak van 't Openbaar Minis terie dezen keer nogal eenigszins werd ver gemakkelijkt, hoewel Z E.G. volstrekt niet wilde bewereu, dat 't de taak der advocaten is, om het den Ambt. v. h. Openbaar Minis terie altijd lastig te maken. Nn bekl. echter een verdediger derven moest, achtte mr. Cnopins 't niet overbodig, zelve even die taak over te nemen; op den voorgrond stelde de heer Officier, dat, uk veroordeeling door de rechtbank, bekl. meer dan waarschijnlijk ge heel ontslagen zal worden als postambtenaar, zoodat de betrekkelijk jonge man met zijne echtgenoote en kinderen dan geene broodwin ning meer heeft. Appelman, die f 660.ver diende, een tractement, dat er op berekend is, dat de brievengaarder er wat anders bijdoet, was echter door da inrichting der dienstaren naar 't scheen, niet best in de gelegenheid om er iets van bet«ekenis bij te doen. hoewel hij overigens nog 'c timmervak heeft beoefend. Bekl., ala brievengaarder in een dorp toch zoo'n soort „heer", had dns geen ander lnkomeo, ora voor slch en gezin als 't ware „den stand" op te honden en begon eerst kleine sommen weg te nemen, vervol gens meer totdat hjj eindelijk hier als bekl. moest terechtstaan. Men kan echter eene kaart van twee kanten bezien en de O. v. J. vond het dan ook aan den anderen kant schandelijk van bekldat deze, waar zijn vader, tevens zijn voorganger, hem in eere 't brievengaarderschap had over gedaan, dat nu zoo weinig in eere had ge houden. Naar aanleiding van het feit, dat bekl. volledig bekende en daar 't getuigenverhoor ook voldoende licht in de zaak had verspreid, achtte de heer O. v. J. 't ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, tengevolge waarvan Z E G. ten slotte, wegens het ver duisteren van als ambtenaar onder zich heb bende gelden, met toepassing van art. 369 van 't Wetb. v. Strafr., 4 mnd. gev. tegen bekl. elschte. Den Helder was, voor 't eerst weer eens sinds lang, het tooneel der handeling van 't volgende drama, dat om goede redenen voor de recht bank ter beoordeeling werd gebracht. Jammer was 't nu, dat van de verschillende in „het stuk" voorkomende personen er één zoo licht vaardig met zijne rol omsprong Lichtvaardig mag men toch wel noemen de handelwijze van getuige Nebbeling, die 't zóó bont maakte, dat hij onder verdenking van meineed de zaal kon verlaten Ook een eerEnfiu, hij schopte den boel toch maar zoodanig in de war, dat de zaak van daag onafgehandeld bleef steken. Laten we de geschiedenis even nader toelichten. Op 20 Maart j. 1. ging de sleepboot „Hercules" te Den Helder de haven nit met Jan Rozendaal als kapitein en Oerrit Rozendaal ais stuur man of zooiets en verder van 't noodige Roman van FRIEDA VRLTVROUWE von BULOW. 000 34. „Waarom is opgewondenheid gevaarlijk?" vroeg Werner. „Omdat het ons de teugels over onszelf nit de handen neemt en omdat het ons verleidt, de kracht die ons de overwinning schonk, te overschatten en te verheerlijken en zoodoende er een deel van te verliezen. Went elk zichzeli-laten-gaan beteekent ver liezen aan kracht, evenals een zichzelf- meeeter-blyven is een toenemen van onze kracht. En de eigenlijke, de eenige en onszelf toebehoorende vrucht van elke overwinning is de toename van onze kracht. Geeft ge u over aan de vreugde der over winning, dan verkleint ge dadelijk de waarde van hetgeen ge verkregen hebt. Het is, alsof gej een som gelds wint en dat later utt pleizier weer opmaakt." »Ï8 dan de vreugde zelf niets vroeg Gunne. „Zeker, zg is een genot. Maar bg den waren overwinnaar, door Qods genade, concentreert zich dat op een kort, goddelijk schoon oogenblik en dat geniet hij geheel voor zich alleen. Daarmede is dat afgedaan en hij gaat met verzamelde krachten op- wenw strijden en de overwinning tegemoet. Wjj kunnen slechts één ding liefhebben fien schijn van het groote, óf het groote flf. En die het laatste kiest, die behoedt Wchzelf voor duizend valstrikken der ijdelheid." „Ach George, wanneer ik toch maar steeds bjj u kon zijn 1" riep Wercer begeesterd. En zacht voegde hij eraan toe; „Ik geloof, dat ik dan een goed mensch werd." Gunne znchtte. Zoo had zij het ook geroeid. Maar waar was haar groot, vrooljjk, kinderlijk ver trouwen gebleven Hij was nog steeds mooi en begeerens- waard in haar oogen, ook verheven, maar zij voelde toch, dat er in zjjn wezen iets was, dat niet eenvoudig en gezond was. En daarom kon zij op alles, wat hjj deed en oordeelde, niet ja en amen zeggen. in den laatsten tijd was gewoonlijk Werner bg hen, en zoowel Gunne als Bacha voelden zijn tegenwoordigheid als een ver lichting. Het gesprek werd dan hoofdza kelijk tusschen Werner en Bacha gevoerd en Gunne luisterde toe. Bacha wist den knaap steeds wat te zeggen. Hij had zjjn opvoeder willen zgn, want hg had hem lief met de liefde van een kunstenaar voor een mooi te bewerken metaal het was hem een lust deze voor indrukken zoo open geest te vormen. In den beginne had hg geloofd, ook in Guano zulk een volgzame pupil te bezitten, maar dat was eea vergissing geweest. Gunne bleef, wat zjj was. Zjj scheen hem, ook in haar aard, als iets volkomens. Ver anderen was hier het geheel verstoren, iets breken. Zgn gansche invloed en daar zjj bem liethad was het onmogelijk dat hg dien niet bezat was verkeerd voor haar geweest. Hg ontnam haar de rust, de ge lukkige zekerheid. Zijne idééën kon zjj zich niet werkelijk e:gen maken. Wat zjj daar van opnam, zat haar als iets vreemds in de personeel voorzier. Onnoodig vond de bemanning echter een drietal vletten, die achter de sleepboot waren aangebonden. Oerrit Rozendaal wilde dan ook de eerste vlet lossDijdeo, doch zulks gedaan hebbende, zag bij. dat de vletterman Jacob de Jong de vlet wéér aan den bolder van de sleepboot bond. Rozendaal maakte zich ge reed, andermaal het touw stuk te snijden, maar nn zei Jacob de Jong in dreigende houding, met een uitgetrokken mes in de hand„als je 't touw lossnijdt, zal ik je met 't mes over je vingers snijden!" Zoo stonden de zaken, toen men even buiten de haven, zich op de reede bevond en De JoDg was in zijne woede al san boord van de sleepboot gekomen. Oerrit Rozendaal verwachtte van den razen den vlettersgezel niet veel goeds en verwijderde zich ten slotte maar, daar De Jong hoe langer hoe boozer werd. De heer Rozendeal heeft De Jong echter aangeklaagd, zoodat laatstgenoemde vandaag als bekl. terechtstond. De dreigende woorden, door De JoDg geuit, werden gehoord door den lsten en den 2en machinist van „De Hercules", die beiden dan ook als getuige a charge van daag optraden. Er waren echter ook een paar getnigen k décharge en 't was een van dezen, die zich zoodanig voor zjjn vriend op de bres stelde, dat hij de verdenking op zich laadde, na afgelegden eed te staan liegen. Jobannos Nebbeling, de hier bedoelde geinige k décharge beweerde, zóó ganw bij De Jong en Rozendaal te zijn gekomen, dat er stellig niet meer dan 3 woorden tusschen deze bei den konden zijn gewisseld, vóór zijne aanwe zigheid ter plaatse op de sleepboot. Verder zegt Nebbeling, een 34-jarlg Hel- dersch visscherman, geheel tot het einde toe geweest te zgn bij alles wat er verder tcsschen die beiden voorviel en ten slotte verklaarde, dat De Jong niet gedreigd heeft, den heer Rozen daal in de vingers te znllen snijden met 't mes, maar dat bekl. tegen Rozendaal zei„als je deze vlet lossnijdt, zal Ik de anderen achter je hand lossnijden 1" De O. v. J. verzocht, dat onderzoek omtrent de verklaring van Johannes Nebbeling zou worden gedaan en de heeren rechters gingen, de zitting voor een half urntje schorsende, in raadkamer. Na heropening werd Johannes heel netjes zijn verklaring voorgelezen, waarbij hij hardnekkig bleef persisteeren. Jammer genoeg kon meneer niet schrijven, zoodat hij van onderteekening vrjj was. Doordat Neb beling onder verdenking van meineed stond, werd de zaak vervolgens voor onbepaalden tijd, naar aanleiding der artt. 104 en 270 van 't Wetb. van Strafvorder., geschorst. Mr. Prins, de verdediger voor Jacob de Jong, kon nu ook, (tot Z.Ed.'s onverdeeld ge noegen?) onverrichterzake aftrekken. Toen de heele Heldersche bezending opge doekt was, kregen we een proefje uit Hoorn. Mijnheer Cornelis van der Kooij had zich eu lang niet voor de eerste maal, als iemand van onberispelijke opvoeding doen kennen. Zijn geschooldheid sis vechtersbaas enz., zal geen enkele Hoornsche polltie-agent, die 't genoegen heeft gehad, met Kees kennis te maken, in twijfel willen trekken. Nu had den we slechts 3 agenten als getuigen, wél een bewijs, dat v. d. K. van „anpakken" hondt, als ie bezig is. Sinjenr was '20 Maart j.1. aardig in de olie en de agenten van politie De Rooi, Fisau en Schontsen wilden hem dan ook, toen hij in kennelijken staat bij de weduwe Egelman vandaan kwam, (braaf zwetsende en razende,) voor meerdere veilig heid hun geleide aanbieden, doch hij verzette zich zóó geweldig, dat we, om onze lezeressen éi te schrille tooneelen te besparen, alleen znllen melden, dat Kees door den heer Officier bedacht werd met een eisch van 6 maanden gevang. We zullen van dat rumoerige Hoorn ons verplaatsen naar 't stille, rnstige Medembllk, waar behalve dat er wel eens een krankzin nige langs den „meer en meer gebruikel jjkon weg" ontsnapt, niet veel bijzonders voorvalt. Toch was 'ter 18 Maart j.1. ook een beetje „oorlog", niet zooals tuaachsn Japan en Rus land, doch zoo'n klein „burgeroorlogje" tnaar de 12 jarige Johan Alberts sloeg de 12-jarige Antje Schoenmaker en toen sloeg haar vader Oerrit Jan Schoenmaker, [die eigenlijk brood bakker is], Johan weer en nogal raak ook, met een bezemde jongen had vandaag nog den geraakten arm in een doek. Hieraan kan leden, het stak haar gezond organisme aan. Zoo waren en bleven zij elkaar vreemd. Hg had haar ziel lief, evenals een schoone blöem, met stille bewondering voor de rein heid ervan, maar zonder verlacgen. Zij prikkelde hem niet tot den strijd, en de strgd was hem het levenselement. Hg moest sterk geprikkeld worden, om lief te kunnen hebben. En hij wist, dat hg Gunne kwelde en nooit anders zou kunnen doen dén haar kwelleD, want zoodoende kon hij alleen een zekere opwinding aan zgn ziel bezorgen, en dat had hjj noodig om levendiger voor haar te kunnen voelen. Zjj had zjjn zinnen zoo sterk geprikkeld, maar zjjn geest zoo weinig I Dat verlamde hem in haar tegenwoordigheid, maakte hem stom en mat, deed hem ven zichzelf een afschuw krijgen. Op de weide, waar de nieuwe dorsch- machine aan het werk was, was het feest. De geladen wagens met het graan sponden klaar en de machine draaide lustig door. Rondom lagen vrouwen en kinderen in 'tgras die de eene of andere lekkernjj hadden mee gebracht, en die vrooljik toekeken naar het voor haar zoo nieuwe werk. Leonhart liep als een vriendeljjke mees ter de schare door. Hjj had voor een elk j een vriendeljjk woord. Hjj prees de huis moeders of plaagde ze, de kinderen riep hij lachend bij de doopnamen, den boeren vroeg hij naar den oogst. Met de bedieners van de machine sprak bjj over de inrichting daarvan, over de bediening en allerlei an dere zaken. De hier verzamelde boeren en boerinnen vereerden in hun domicé den trouwen vriend en verstandigen raadgever, aan wien i zjj veel hadden te danken. men alweer zien, hoe waar 't is, dat van kip pen en kleine jongens de meeste herrie komt. De O. v. J. elschte tegen Schoenmaker f 10.boete subs. 7 dagen hecht. Oude liefde roest nietNeen Maar schimmelen doet ze toch zeker!.. Dit kan men duidelijk waarnemen aan den beklaagde en den aanklager in deze &e [laatstej zaak. Voorheen was 't alles „harmonie" entwee barten, één slag, en thans keken beiden naar elkaar, of de een den ander wilde verslinden Was 't vroeger onverstoorb're vreê, Dien men bij beiden vond, Thans haten beiden alle twee Elkaar als kat en hond De zoete eendracht van weleer Helaas, die is sinds lang niet meer 1 Medio Augustns 1903 kwam zich in de onde Victorie stad vestigen mej affronw Catha- rina Dorothea van der Wal, geboren te Assen, afkomstig nit „Groot Mokum" en den aanvailigen Iseftjjd van 42 jaren hebbende bereikt. Het is ons, o jammer, niet mogelijk, met zekerheid op te geven, welk beroep deze dame op het oogenblik uitoefent Zjj kwam echter niet alléén in Alkmaar, maar had een metgezel, die sigarenmaker ia en Jan Hendrik Erard heet. Beiden leefden ala broeder en znster in hun verbljjf op de Ondegracht. Gehuwd warem ze niet, maar dit verhinderde niet, iat za op 27 Maart j.1. na, voor de spijsvertering zeker ettelijke glaasjes bitter of wat dan ook te hebben gedronken, een zóó hoog loopende twist kregen, dat Catha- rioa, die in haar poezelig knuistje een mes had, haren boezemvriend hiermede esn gewel digen veeg toebracht onder het oor, zoodat hjj nu nog met een ver vaar Ijjk litteeken pronkte. Erard diende een aanklacht ln tegen de nn niet meer met hem samenlevende schoone en de O. v. J. elschte 8 maand gevang. Mej. v. d. Wal, die voor diefstal en ook al eens eerder voor miehandeling heeft terecht gestaan, smolt op 't hooren van dien eisch weg in een zee van tranen, zoodat we nit vrees voor natte voeten, ons ook haastig wegpakten. Uitspraken over 8 dagen, behalve in de zaak van J. de Jong, welke zaak aangehou den wordt. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. LVIII. Ik noemde in de vorige Penkras den Regent van Lebak „slecht". Dit adjectief is bij ongeluk aan mijn pen ontvloeid. Die uit drukking was verkeerd, neen, wat meer zegt) onrechtvaardig, lezers Alle begrippen van goed en kwaad zgn slechts 'n gevolg van conventie, een conventie geboren uit het beschavings- en ontwikke lingsstadium, dat Individu, volk of ras heeft bereikt Een Daj akker, die zijn aangebedene afge slagen hoofden offreert, menschen hoofden door handigen sluipmoord vei kregen, is niet slecht. Hij meent een held to zijn, die door z'n koppensneller ssucces pas recht verkreeg op een bruid De domme, fanatieke Russen, die Joden knuppelen en mishandelen, zijn Diet slecht. Ze meenen den Alvader niet beter te dienen dan door de verdelging van Jezns, rasgenoo- ten Onze bekrompen voorouders, die al even fanatiek als nu de Russen, elkander hebben verbrand, gewurgd en geradbraakt, waren niet slecht. Ze meenden er den hemel meê te verdienen. Slecht waren ze niet, wel dom De tegenwoordige jager en visscher, die onschuldige dieren dooden, zijn nog niet slecht, al staan ze daarin natuurlijk niet zoo hoog els een volgeling van Boeddha De soldaten, die vol woede zich op hou medemenschen werpen en met bajonet en kogel dooden, wie hun in den weg treedt, zijn daarem niet slecht, »1 zal eenmaal een nageslacht ons oordealen als barbaren. En U, Mevrouw, U dis zoo heerljjk smult van allerlei vleesch- en vischgerechten, U is heusch niet slecht, al komt er wellicht nog eens een tijd, dat men walgen zal van zulk voedsel Eu zoo ook beweer lk, dat de toenmalige M I .1111111 HU I IIII J.1 IJJ li.——» Maar zjj bogen zich niet voor hem. maar keken hem vrjj in de oogen en hadden een ongedwongen, bijna kameraadschappelijke!! toon, wanneer zjj met hem spraken. Bacha stond daar met de armen over elkaar geslagen en keek naar de bedrjjvigbeid rondom hem, en Gunne stond naast hem. Voor zjjn oogen werd het beeld, dat hjj aanschouwde, grooter en wjjder. Hjj meende te zien, hoe het opvoedingsmiddel van God de arbeid, een zelfzuchtig drjjven werd, hoe de mensohen als verblinde stieren op ééa punt, het fioanciëele resultaat, aan stormden en zoodoende veel gewichtiger en hooger gezichtspunten uit het oog verloren nameljjk het eeuwige na het tjjdeljjke. Menige gedachte bestormde hem met een snelheid en kracht, alsol zij door drijf riemen gegrepen, met het vlugge tempo dezer machine op hem insnorden. In weinige minuten had hjj een preek voor den volgenden Zondag. Gunne was intusschen zeer treurig. Zjj keek Bacha aan en zag, hoe hjj aan alles dacht, maar niet aan haar. „Hjj heeft mij niet lief," voelde zjj, „neen, dat is geen liefde." Eindeljjk wendde bij zich tot haar. „Ik moet gaan, Gunne. Verontschuldig mij bjj de anderen. Zjj rijn zoo jjverig bezig, dat ik hen niet mag storen Zjj verroerde zich niet. zeide geen woord, en boog alleen even het hoofd. Anders was zjj steeds zoo ongelukkig, wanneer hjj van haar scheidde, dan bracht zjj hem zoo ver als mogeljjk was weg en verzocht hem dringend, spoedig terug te komen. Haar rust viel hem op. Vragend keek bjj haar aan. ongeschoolde Regent van Lebak niet slecht was. Hg met z'n echt-Oostersche heerschers- begrippen wist wel, dat „dat domme Gou vernement" en die gekke blanda's 't afkeur den, doch hij voor zich heeft geen oogeDblik gemeend, iets slechts te doen. Ik herhaal nog eensalles Is een kwestie van cultuur, van beschaving, van ontwikke ling Indië is nog lang niet rijp voor onze democratische denkbeelden. De massa hier voelt het onrecht niet, vraagt niet om recht, het moet haar van boven-af gegeven worden. Leert de zonen der Intandsche aristocratie NederlandschVormt hun hart en hoofd, doch hnn hart vooralGeeft hun op de Op- leidlngscholen voor Inlandsche Ambtenaren meer rechtsgevoel, dan wettenkennls, dan rechtsgeleerdheid Laat hen eenige jaren in Holland verblijven en pient hen daar Wes- tersche begrippen van recht en billijkheid in en zij zullen den kleinen man nit eigen aan drift beter gaan behandelen. 't Is toch maar een feit, dat onder de degelijkste, vertrouwbaarste Inlandsche Amb tenaren, mannen die werkelgk hart voor hun volk, voor hnn dienst hebben, die den orang ketjil (kleinen man) willen opheffen en op Westersche wijze behandelen, juist sjj behoo ren, die onze taal uitstekend spreken en verstaan. Ik vroeg dezer dagen aan een twaalf-jarig Soendaneesje, leerling der Hollandsche school op Bandoeng, welke figuren nit de Geschie denis der Nederlanders hjj wel 't mooist vond. Weet ge, wie de jeugdige edelman opnoemde? Floris V, der Keerlen God, en Willem den Zwijger, den Vader des Vaderlands! Zoo iets teekent I Uit dien Jongen groeit later een recktvaar- dig Inlandsch Ambtenaar Maar de toenmalige Regent van Lebak nn ja soedah 1 Uit een vaatje bier kan men geen wjjn tappen Hoe meer de Inlandsche adel zich van haar plichten bewust wordt, hoe beter het lot van de massa hier worden zal. Karei Frederik Holle heeft dat begrepen en deze, bjj velen in Nederland onbekend gebleven voorvechter, heeft heel wat meer zegen gebracht aan de Soendaneezen van West-Java, dan de schetterende auteur van den Max Havelaar, de Minnebrieven ens. enz. Ik moet er nog meer van zeggen, 't On derwerp sleept me meê. 't Is nn jnist de gelegenheid, om dwaalbegrippen te bestrjjden Met den dag leer ik den Inlander beter kennen enbegrijpen. Ik ga hier in Indië bijna niet met Europeanen om, heb er geen tijd toe en acht 't ook onaoodig voor mijn reisdoel. Mjjn geheele conversatie bepaalt zich dus tot Inlanders en nog eens Ixlanders, en daarom durf ik beweren, zoo langzamer hand recht van mbespreken te krjjgen. Welnu, ik beweer dan, dat onze begrippen van 8lecht en goed, rechtvaardig, en on rechtvaardig, billijk en onbilljjk, niet altijd pasklaar zijn voor 't bruine ias, voor een ras, dat zoo kemelsbreed in denken, voelen en waardeeren verschilt met ons Nederlanders van de koude, natte stranden der Noordzee I Ook ik beweer, een oprecht vriend van den Inlander te zijn en toch als ik mjjn bediende betrap op een fout, op nalatigheid, op gebrek aan toewijding, dan geef ik hem 'n draai om z'n ooren. Volgens de wet ben ik dan feitelijk straf baar. Als de „jongen" mg aanklaagde, ver beurde ik 26 pop boete, vermeerderd met de kosten van't geding De bediende, 't is nog wel een r&s-Maleier van Bondjol, van Sumatra's Westkust, denkt echter niet aan „techt" zoeken, bljjft me, trcts zoo'n klsp, even genegen en tronw en zal overal vertellen, dat ik een heele beste toean (mijnheer) voor hem hen I Waarom? Omdat hjj dien slag verdiende. Betaal zoo'n jongen goed, kort hem niet tel kers op zgn loon (wat velen hier bjj wjjre van straf gewoon zija te doen) en verdient hij eens wat, geef hem dan gerust, doch on der vier oogen, een paar gevoelige klap pen. Ik zeg onder vier oogen, omdat hij nu eenmaal niet gaarne maioe (verlegen) is tegen over zjjn kornuiten, die, als ze hem om zoo'n afstraffing bespotten, het gevoel van wraak wakker roepen Is een klap onder getuigen gege ven, beken dan schuld enjbicd hem ln 't bijzijn van die anderen de hand ter verzoening „Waarom ben je vandaag zoo koel, GuDne „Ik?!" riep zij. Haar lippen trilden. „Heb ik je leed gedaan Zgn toon was zacht en dwingend. Teen kon zg hasr tranen niet meer Inhouden. Vlug wendde zg zich van hem af. Hg zag haar tranen niet, maar hoorde haar daarentegen op vroolgken toon zeggen „Daar komt Dieter aan." „Vaarwel dan," zeide hg en ging heen. Maar san zgn preek kon hg niet meer denken, Steeds zag hg Gunne's treurige oogen. HOOFDSTUK XXXVII. Toen Bacha den volgenden Zondag bg het betreden van den kansel vluchtig een blik wierp op de bank van de grafelgke familie, zag hg dadeigk, dat Gunne ontbrak. Voor de eerste maal sedert zg verloofd waren, was zg niet in de kerk, en daarop had zg hem met geen enkel woord voor bereid. Eg moest zijn gedachten dwingen, zich tot de preek te bepalen. Overigens was de geheele familie present. De fce'de graven, hun vrouwen, Werner en de logé's. Wat kon Gunne teruggehouden hebben? Het weer was heerlgk, maar zelts het on gunstigste weer had haar nimmer verhinderd te komen. Ea gister, ofschoon zg wist dat hg wachtte, was zij zoo laat mogelijk bg de Lvonharta gekomen, en had hem bg het afscheid den rug toegedraaid, oogensebgn- lgk meer bezig met haar broers dan met hem. Wat wsa dat met baar Wilde zjj pro-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5