aar ik uril!
Jndisfhf Hcniinib.icn.
Zondag t Mei 1904
48ste Jaargang No. 3936.
ij" yy E L> L BLAD.
Arrondissenients Recht
bank te Alkmaar.
FEUILLETON.
ÜRAWT.
Zitting vanDinsdag 26 April 1904
UITSPRAKEN.
tj poir, Egmond asn Zae, mishandeling,
t in - boete of 10 dagen hecht
J J. de Roo, Alkmaar, mishandeling-, f 16.—
boete of 6 dagen hecht.
p. Jonker, Berger, atrooperij, f 6.— boete
of 8 dagen hecht.
J Dijkman, Erkbnlzen, visschen in ver
kilt water zonder vergunning van dan recht-
hohbende f boete of 2 dagen hecht.
T T v d IJeel, Lisse, mishandeling, met
1.' „v van hetgeen hem meer is ten
jnjgpraek dat njet w)et m#t
'iStc f. Bmbten. te doen te hebben,
Tb - boete, subs. 6 dsgen hecht.
R Peereboom. Alkmaar mishandelmg,
f 8.— boete of 8 dagen hechi.
J. Buik, Callantsoog, vernieling, f 6.—
wederspRnnigheid,
boete of 6 dagen hecht
Jacob Bnis, Enkhnizen
10 dagen gevang.
Jacobns Appelman, geboren te Westwoud,
ongeveer een 36 tal jaren geleden zal t
7«n dat hij aldaar 't eerste levenslicht
asnschouwde, - had in 1892 't geluk, tot
uostbode te worden aangesteld m zijne ge
boorteplaats. Trouw bezorgde hij gedurende
een zegtal jaren, wat er te bezorgen viel
minnebrieven ondertronwkaartan, rouwbrie
ven couranten en al wat dies meer zij,
vond steeds goed zijn weg. Na dit half
dozijn dienstjaren genoot Jacobus het voor
recht, te worden aangesteld als brievengaar
der en wel op den lsten Jannari 1898. Dit
was een heel aardig „nieuwjaarscadeautje",
hetwelk door den nieuwen functionnaris ten
zeerste werd geappreciëerdhet laat zich
denken, dat Jacobus niet weinig in zijn schik
was. Eerst vervulde bjj zijn# taak ala brie
vengaarder naar behooren, doch helaas
het duurde niet zeer lang of hg begon iets
minder stipt in zijne bediening te worden
gaandeweg werd de slordigheid erger,
Iets wat meer plaats vindt in dergelijke omstan
digheden en de Directeur van het postkan
toor te Hoorn verklaarde, dat, tot niet geringen
last van het personeel op 't kantoor, de
geldzendingen van uit 't hulpkantoor te
Westwoud veeltijds te gering en over tijd
waren, zoodat genoemde Directeur bedoelde
geldzendingen zekerheidshalve steeds in 't
bijzijn van getuigen liet openen. Begrijnelijk
is bet, dat zulk een toestand niet zoo heel
lang knn blijven bestaande aanvragen om
postzegels van uit Westwoud aan t kantoor
te Hoorn gedaan, waren steeds opvallend
klein en tevens talrijk, en er kwamen meerdere
bewijzen, die aangaven, dat het geldelijk
beheer in Westwoud niet was zooals het
behoort te zjjn.
Da Directeur van het postkantoor te Hoorn,
de heer Frampis Adrianas de Klerck, stelde
dan ook den heer Franciscus Hendricus de
Meester, den te Amsterdam wonenden Inspec
teur van telegraphie en postwezen, met een
en ander in kennis, tengevolge waarvan deze
belde heeren „te zamen en in vereeniging"
op een goeden dag ('t was 26 Nov. 1903)
aanklopten bij bovengemelden Jacobns, die
bij dit bezoek wel een beetje opkeek, want
nadat de heeren hnnne inspectie hadden
geëindigd, bleek er aan 't kantoor West woud
een tekort te zijn van f 173 47.
Dit pleitte lang niet voor des heeren Ap-
pelman's soliditeit als brievengaarder en er
werd van dit feit dan ook terdege nota ge
nomen-, de heer Inspecteur stelde namelijk
de justitie onverwijld met zijue bevindingen
in kennis. Echter werd het erger nog;
de brievengaarder, die in den loop der tijden
de hnwelijksboot was binnengestapt, en thans
eene vrouw plns 4 kinderen heeft, begon de
gelden, hem uit hoofde zijner bediening toe
vertrouwd, ten bate der hnlshonding aan te
wenden. Op 16 Maart j 1. na, toen do heeren
Inspecteur enDlrecteur voornoemd ten tweeden
male een onderzoek bij Appelman instelden,
bleek er eventjes inplaats van f 956.92Vj,
welk bedrag zich als batig saldo in kas moest
bevinden, maar f 692.71'/j aanwezig te zijn,
zoodat een tekort van f 363.20'/» moest wor
den geconstateerd Eerst wilde bekl. daar
heelemaal niet wezen, maar toen het hem
glashelder werd voorgelegd, bekende hij ten
slotte hoewel hij eerst zich meende te knDnen
redden met te verklaren, dat 't hem wellicht
zou zijn ontstolen de gelden te hebben
verduisterd. WeAregen bijgelegenheid dezer
treurige historie een 10-tal getuigen te zien.
Een drietal getnigen waren om verschillende
redenen weggebleven.
Enfin 1 we konden 't met de sanwezigen
wel stellen. Behalve de beide eerste getnigen,
den Inspecteur, mijnheer De Meeeter, en den
Directeur van het postkantoor te Hoorn,
mijnheer De Klerck, kregen we te zien een
aantal getuigen die allen verschillende be
dragen aan den brievengaarder hadden afge
dragen, maar welke niet waren verantwoord.
De beklaagde intusscheD, die zich, zooals
de wereld zei, ook wel eens aan misbruik
van sterken drank overgaf, heeft het schan
delijk schenden van 't in hem gestelde ver
trouwen nog in zooverre trachten te vergoe
den, dat hij 't tekort ad f 363.20'/i gedeeltelijk
heeft gestopt door f 200.in mindering te
storten, hetgeen echter op verre na het begane
misdrijf niet ongedaan kon maken. Appelman
werd ep 16 Maart j 1. dan ook in zijn ambt
geschorst.
Toon de O. v. J. san het woord kwam,
wijdde Z.E.G. ook nog eenige woordje» aan
den bekl., die in deze toch tamelijk gewich
tige zaak niet van een rechtsgeleerd raads
man was voorzien. Spreker oordeelde,
dat, aangezien Appelman geen advo
caat had, de taak van 't Openbaar Minis
terie dezen keer nogal eenigszins werd ver
gemakkelijkt, hoewel Z E.G. volstrekt niet
wilde bewereu, dat 't de taak der advocaten
is, om het den Ambt. v. h. Openbaar Minis
terie altijd lastig te maken. Nn bekl. echter
een verdediger derven moest, achtte mr.
Cnopins 't niet overbodig, zelve even die taak
over te nemen; op den voorgrond stelde de
heer Officier, dat, uk veroordeeling door de
rechtbank, bekl. meer dan waarschijnlijk ge
heel ontslagen zal worden als postambtenaar,
zoodat de betrekkelijk jonge man met zijne
echtgenoote en kinderen dan geene broodwin
ning meer heeft. Appelman, die f 660.ver
diende, een tractement, dat er op berekend is,
dat de brievengaarder er wat anders bijdoet,
was echter door da inrichting der dienstaren
naar 't scheen, niet best in de gelegenheid
om er iets van bet«ekenis bij te doen. hoewel
hij overigens nog 'c timmervak heeft
beoefend. Bekl., ala brievengaarder in een
dorp toch zoo'n soort „heer", had dns geen
ander lnkomeo, ora voor slch en gezin als 't
ware „den stand" op te honden en begon
eerst kleine sommen weg te nemen, vervol
gens meer totdat hjj eindelijk hier als
bekl. moest terechtstaan.
Men kan echter eene kaart van twee kanten
bezien en de O. v. J. vond het dan ook aan
den anderen kant schandelijk van bekldat
deze, waar zijn vader, tevens zijn voorganger,
hem in eere 't brievengaarderschap had over
gedaan, dat nu zoo weinig in eere had ge
houden.
Naar aanleiding van het feit, dat bekl.
volledig bekende en daar 't getuigenverhoor
ook voldoende licht in de zaak had verspreid,
achtte de heer O. v. J. 't ten laste gelegde
wettig en overtuigend bewezen, tengevolge
waarvan Z E G. ten slotte, wegens het ver
duisteren van als ambtenaar onder zich heb
bende gelden, met toepassing van art. 369
van 't Wetb. v. Strafr., 4 mnd. gev. tegen
bekl. elschte.
Den Helder was, voor 't eerst weer eens sinds
lang, het tooneel der handeling van 't volgende
drama, dat om goede redenen voor de recht
bank ter beoordeeling werd gebracht. Jammer
was 't nu, dat van de verschillende in „het
stuk" voorkomende personen er één zoo licht
vaardig met zijne rol omsprong
Lichtvaardig mag men toch wel noemen
de handelwijze van getuige Nebbeling, die 't
zóó bont maakte, dat hij onder verdenking
van meineed de zaal kon verlaten Ook een
eerEnfiu, hij schopte den boel toch
maar zoodanig in de war, dat de zaak van
daag onafgehandeld bleef steken. Laten we
de geschiedenis even nader toelichten. Op 20
Maart j. 1. ging de sleepboot „Hercules" te
Den Helder de haven nit met Jan Rozendaal
als kapitein en Oerrit Rozendaal ais stuur
man of zooiets en verder van 't noodige
Roman van
FRIEDA VRLTVROUWE von BULOW.
000
34.
„Waarom is opgewondenheid gevaarlijk?"
vroeg Werner.
„Omdat het ons de teugels over onszelf
nit de handen neemt en omdat het ons
verleidt, de kracht die ons de overwinning
schonk, te overschatten en te verheerlijken
en zoodoende er een deel van te verliezen.
Went elk zichzeli-laten-gaan beteekent ver
liezen aan kracht, evenals een zichzelf-
meeeter-blyven is een toenemen van onze
kracht. En de eigenlijke, de eenige en
onszelf toebehoorende vrucht van elke
overwinning is de toename van onze kracht.
Geeft ge u over aan de vreugde der over
winning, dan verkleint ge dadelijk de waarde
van hetgeen ge verkregen hebt. Het is,
alsof gej een som gelds wint en dat later
utt pleizier weer opmaakt."
»Ï8 dan de vreugde zelf niets vroeg
Gunne.
„Zeker, zg is een genot. Maar bg den
waren overwinnaar, door Qods genade,
concentreert zich dat op een kort, goddelijk
schoon oogenblik en dat geniet hij geheel
voor zich alleen. Daarmede is dat afgedaan
en hij gaat met verzamelde krachten op-
wenw strijden en de overwinning tegemoet.
Wjj kunnen slechts één ding liefhebben
fien schijn van het groote, óf het groote
flf. En die het laatste kiest, die behoedt
Wchzelf voor duizend valstrikken der
ijdelheid."
„Ach George, wanneer ik toch maar steeds
bjj u kon zijn 1" riep Wercer begeesterd. En
zacht voegde hij eraan toe; „Ik geloof, dat
ik dan een goed mensch werd."
Gunne znchtte.
Zoo had zij het ook geroeid. Maar waar
was haar groot, vrooljjk, kinderlijk ver
trouwen gebleven
Hij was nog steeds mooi en begeerens-
waard in haar oogen, ook verheven, maar
zij voelde toch, dat er in zjjn wezen iets
was, dat niet eenvoudig en gezond was.
En daarom kon zij op alles, wat hjj deed
en oordeelde, niet ja en amen zeggen.
in den laatsten tijd was gewoonlijk
Werner bg hen, en zoowel Gunne als Bacha
voelden zijn tegenwoordigheid als een ver
lichting. Het gesprek werd dan hoofdza
kelijk tusschen Werner en Bacha gevoerd
en Gunne luisterde toe.
Bacha wist den knaap steeds wat te
zeggen. Hij had zjjn opvoeder willen zgn,
want hg had hem lief met de liefde van
een kunstenaar voor een mooi te bewerken
metaal het was hem een lust deze voor
indrukken zoo open geest te vormen.
In den beginne had hg geloofd, ook in
Guano zulk een volgzame pupil te bezitten,
maar dat was eea vergissing geweest.
Gunne bleef, wat zjj was. Zjj scheen hem,
ook in haar aard, als iets volkomens. Ver
anderen was hier het geheel verstoren, iets
breken. Zgn gansche invloed en daar
zjj bem liethad was het onmogelijk dat hg
dien niet bezat was verkeerd voor haar
geweest. Hg ontnam haar de rust, de ge
lukkige zekerheid. Zijne idééën kon zjj zich
niet werkelijk e:gen maken. Wat zjj daar
van opnam, zat haar als iets vreemds in de
personeel voorzier.
Onnoodig vond de bemanning echter een
drietal vletten, die achter de sleepboot waren
aangebonden. Oerrit Rozendaal wilde dan ook
de eerste vlet lossDijdeo, doch zulks gedaan
hebbende, zag bij. dat de vletterman Jacob
de Jong de vlet wéér aan den bolder van de
sleepboot bond. Rozendaal maakte zich ge
reed, andermaal het touw stuk te snijden,
maar nn zei Jacob de Jong in dreigende
houding, met een uitgetrokken mes in de
hand„als je 't touw lossnijdt, zal ik je met
't mes over je vingers snijden!" Zoo stonden
de zaken, toen men even buiten de haven,
zich op de reede bevond en De JoDg was in
zijne woede al san boord van de sleepboot
gekomen. Oerrit Rozendaal verwachtte van
den razen den vlettersgezel niet veel goeds en
verwijderde zich ten slotte maar, daar De
Jong hoe langer hoe boozer werd. De heer
Rozendeal heeft De Jong echter aangeklaagd,
zoodat laatstgenoemde vandaag als bekl.
terechtstond. De dreigende woorden, door De
JoDg geuit, werden gehoord door den lsten
en den 2en machinist van „De Hercules", die
beiden dan ook als getuige a charge van
daag optraden. Er waren echter ook een paar
getnigen k décharge en 't was een van
dezen, die zich zoodanig voor zjjn vriend op
de bres stelde, dat hij de verdenking op zich
laadde, na afgelegden eed te staan liegen.
Jobannos Nebbeling, de hier bedoelde geinige
k décharge beweerde, zóó ganw bij De Jong
en Rozendaal te zijn gekomen, dat er stellig
niet meer dan 3 woorden tusschen deze bei
den konden zijn gewisseld, vóór zijne aanwe
zigheid ter plaatse op de sleepboot.
Verder zegt Nebbeling, een 34-jarlg Hel-
dersch visscherman, geheel tot het einde toe
geweest te zgn bij alles wat er verder tcsschen
die beiden voorviel en ten slotte verklaarde, dat
De Jong niet gedreigd heeft, den heer Rozen
daal in de vingers te znllen snijden met 't mes,
maar dat bekl. tegen Rozendaal zei„als je
deze vlet lossnijdt, zal Ik de anderen achter
je hand lossnijden 1"
De O. v. J. verzocht, dat onderzoek omtrent
de verklaring van Johannes Nebbeling zou
worden gedaan en de heeren rechters gingen,
de zitting voor een half urntje schorsende,
in raadkamer. Na heropening werd Johannes
heel netjes zijn verklaring voorgelezen, waarbij
hij hardnekkig bleef persisteeren. Jammer
genoeg kon meneer niet schrijven, zoodat hij
van onderteekening vrjj was. Doordat Neb
beling onder verdenking van meineed stond,
werd de zaak vervolgens voor onbepaalden
tijd, naar aanleiding der artt. 104 en 270 van
't Wetb. van Strafvorder., geschorst.
Mr. Prins, de verdediger voor Jacob de
Jong, kon nu ook, (tot Z.Ed.'s onverdeeld ge
noegen?) onverrichterzake aftrekken.
Toen de heele Heldersche bezending opge
doekt was, kregen we een proefje uit Hoorn.
Mijnheer Cornelis van der Kooij had zich
eu lang niet voor de eerste maal, als
iemand van onberispelijke opvoeding doen
kennen. Zijn geschooldheid sis vechtersbaas
enz., zal geen enkele Hoornsche polltie-agent,
die 't genoegen heeft gehad, met Kees kennis
te maken, in twijfel willen trekken. Nu had
den we slechts 3 agenten als getuigen, wél
een bewijs, dat v. d. K. van „anpakken"
hondt, als ie bezig is. Sinjenr was '20 Maart
j.1. aardig in de olie en de agenten van politie
De Rooi, Fisau en Schontsen wilden hem dan
ook, toen hij in kennelijken staat bij de
weduwe Egelman vandaan kwam, (braaf
zwetsende en razende,) voor meerdere veilig
heid hun geleide aanbieden, doch hij verzette
zich zóó geweldig, dat we, om onze lezeressen
éi te schrille tooneelen te besparen, alleen
znllen melden, dat Kees door den heer Officier
bedacht werd met een eisch van 6 maanden
gevang.
We zullen van dat rumoerige Hoorn ons
verplaatsen naar 't stille, rnstige Medembllk,
waar behalve dat er wel eens een krankzin
nige langs den „meer en meer gebruikel jjkon
weg" ontsnapt, niet veel bijzonders voorvalt.
Toch was 'ter 18 Maart j.1. ook een beetje
„oorlog", niet zooals tuaachsn Japan en Rus
land, doch zoo'n klein „burgeroorlogje" tnaar
de 12 jarige Johan Alberts sloeg de 12-jarige
Antje Schoenmaker en toen sloeg haar vader
Oerrit Jan Schoenmaker, [die eigenlijk brood
bakker is], Johan weer en nogal raak ook,
met een bezemde jongen had vandaag nog
den geraakten arm in een doek. Hieraan kan
leden, het stak haar gezond organisme aan.
Zoo waren en bleven zij elkaar vreemd.
Hg had haar ziel lief, evenals een schoone
blöem, met stille bewondering voor de rein
heid ervan, maar zonder verlacgen. Zij
prikkelde hem niet tot den strijd, en de
strgd was hem het levenselement.
Hg moest sterk geprikkeld worden, om
lief te kunnen hebben. En hij wist, dat hg
Gunne kwelde en nooit anders zou kunnen
doen dén haar kwelleD, want zoodoende
kon hij alleen een zekere opwinding aan
zgn ziel bezorgen, en dat had hjj noodig
om levendiger voor haar te kunnen voelen.
Zjj had zjjn zinnen zoo sterk geprikkeld,
maar zjjn geest zoo weinig I Dat verlamde
hem in haar tegenwoordigheid, maakte hem
stom en mat, deed hem ven zichzelf een
afschuw krijgen.
Op de weide, waar de nieuwe dorsch-
machine aan het werk was, was het feest.
De geladen wagens met het graan sponden
klaar en de machine draaide lustig door.
Rondom lagen vrouwen en kinderen in 'tgras
die de eene of andere lekkernjj hadden mee
gebracht, en die vrooljik toekeken naar het
voor haar zoo nieuwe werk.
Leonhart liep als een vriendeljjke mees
ter de schare door. Hjj had voor een elk
j een vriendeljjk woord. Hjj prees de huis
moeders of plaagde ze, de kinderen riep
hij lachend bij de doopnamen, den boeren
vroeg hij naar den oogst. Met de bedieners
van de machine sprak bjj over de inrichting
daarvan, over de bediening en allerlei an
dere zaken.
De hier verzamelde boeren en boerinnen
vereerden in hun domicé den trouwen
vriend en verstandigen raadgever, aan wien
i zjj veel hadden te danken.
men alweer zien, hoe waar 't is, dat van kip
pen en kleine jongens de meeste herrie komt.
De O. v. J. elschte tegen Schoenmaker
f 10.boete subs. 7 dagen hecht.
Oude liefde roest nietNeen
Maar schimmelen doet ze toch zeker!..
Dit kan men duidelijk waarnemen aan den
beklaagde en den aanklager in deze &e
[laatstej zaak.
Voorheen was 't alles „harmonie" entwee
barten, één slag, en thans keken
beiden naar elkaar, of de een den ander wilde
verslinden
Was 't vroeger onverstoorb're vreê,
Dien men bij beiden vond,
Thans haten beiden alle twee
Elkaar als kat en hond
De zoete eendracht van weleer
Helaas, die is sinds lang niet meer 1
Medio Augustns 1903 kwam zich in de
onde Victorie stad vestigen mej affronw Catha-
rina Dorothea van der Wal, geboren te
Assen, afkomstig nit „Groot Mokum" en den
aanvailigen Iseftjjd van 42 jaren hebbende
bereikt. Het is ons, o jammer, niet mogelijk,
met zekerheid op te geven, welk beroep deze
dame op het oogenblik uitoefent Zjj kwam
echter niet alléén in Alkmaar, maar had een
metgezel, die sigarenmaker ia en Jan Hendrik
Erard heet. Beiden leefden ala broeder en
znster in hun verbljjf op de Ondegracht.
Gehuwd warem ze niet, maar dit verhinderde
niet, iat za op 27 Maart j.1. na, voor de
spijsvertering zeker ettelijke glaasjes bitter
of wat dan ook te hebben gedronken, een
zóó hoog loopende twist kregen, dat Catha-
rioa, die in haar poezelig knuistje een mes
had, haren boezemvriend hiermede esn gewel
digen veeg toebracht onder het oor, zoodat hjj
nu nog met een ver vaar Ijjk litteeken pronkte.
Erard diende een aanklacht ln tegen de
nn niet meer met hem samenlevende
schoone en de O. v. J. elschte 8 maand gevang.
Mej. v. d. Wal, die voor diefstal en ook al
eens eerder voor miehandeling heeft terecht
gestaan, smolt op 't hooren van dien eisch
weg in een zee van tranen, zoodat we nit
vrees voor natte voeten, ons ook haastig
wegpakten.
Uitspraken over 8 dagen, behalve in de
zaak van J. de Jong, welke zaak aangehou
den wordt.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
LVIII.
Ik noemde in de vorige Penkras den
Regent van Lebak „slecht". Dit adjectief is
bij ongeluk aan mijn pen ontvloeid. Die uit
drukking was verkeerd, neen, wat meer zegt)
onrechtvaardig, lezers
Alle begrippen van goed en kwaad zgn
slechts 'n gevolg van conventie, een conventie
geboren uit het beschavings- en ontwikke
lingsstadium, dat Individu, volk of ras heeft
bereikt
Een Daj akker, die zijn aangebedene afge
slagen hoofden offreert, menschen hoofden
door handigen sluipmoord vei kregen, is niet
slecht. Hij meent een held to zijn, die door
z'n koppensneller ssucces pas recht verkreeg
op een bruid
De domme, fanatieke Russen, die Joden
knuppelen en mishandelen, zijn Diet slecht.
Ze meenen den Alvader niet beter te dienen
dan door de verdelging van Jezns, rasgenoo-
ten
Onze bekrompen voorouders, die al even
fanatiek als nu de Russen, elkander hebben
verbrand, gewurgd en geradbraakt, waren
niet slecht. Ze meenden er den hemel meê
te verdienen. Slecht waren ze niet, wel dom
De tegenwoordige jager en visscher, die
onschuldige dieren dooden, zijn nog niet
slecht, al staan ze daarin natuurlijk niet zoo
hoog els een volgeling van Boeddha
De soldaten, die vol woede zich op hou
medemenschen werpen en met bajonet en
kogel dooden, wie hun in den weg treedt,
zijn daarem niet slecht, »1 zal eenmaal een
nageslacht ons oordealen als barbaren.
En U, Mevrouw, U dis zoo heerljjk smult
van allerlei vleesch- en vischgerechten, U is
heusch niet slecht, al komt er wellicht nog
eens een tijd, dat men walgen zal van zulk
voedsel
Eu zoo ook beweer lk, dat de toenmalige
M I .1111111 HU I IIII J.1 IJJ li.——»
Maar zjj bogen zich niet voor hem. maar
keken hem vrjj in de oogen en hadden een
ongedwongen, bijna kameraadschappelijke!!
toon, wanneer zjj met hem spraken.
Bacha stond daar met de armen over elkaar
geslagen en keek naar de bedrjjvigbeid
rondom hem, en Gunne stond naast hem.
Voor zjjn oogen werd het beeld, dat hjj
aanschouwde, grooter en wjjder. Hjj meende
te zien, hoe het opvoedingsmiddel van God
de arbeid, een zelfzuchtig drjjven werd,
hoe de mensohen als verblinde stieren op
ééa punt, het fioanciëele resultaat, aan
stormden en zoodoende veel gewichtiger en
hooger gezichtspunten uit het oog verloren
nameljjk het eeuwige na het tjjdeljjke.
Menige gedachte bestormde hem met
een snelheid en kracht, alsol zij door drijf
riemen gegrepen, met het vlugge tempo
dezer machine op hem insnorden.
In weinige minuten had hjj een preek
voor den volgenden Zondag.
Gunne was intusschen zeer treurig. Zjj
keek Bacha aan en zag, hoe hjj aan alles
dacht, maar niet aan haar.
„Hjj heeft mij niet lief," voelde zjj, „neen,
dat is geen liefde."
Eindeljjk wendde bij zich tot haar.
„Ik moet gaan, Gunne. Verontschuldig
mij bjj de anderen. Zjj rijn zoo jjverig bezig,
dat ik hen niet mag storen
Zjj verroerde zich niet. zeide geen woord,
en boog alleen even het hoofd.
Anders was zjj steeds zoo ongelukkig,
wanneer hjj van haar scheidde, dan bracht
zjj hem zoo ver als mogeljjk was weg en
verzocht hem dringend, spoedig terug te
komen.
Haar rust viel hem op. Vragend keek bjj
haar aan.
ongeschoolde Regent van Lebak niet slecht
was. Hg met z'n echt-Oostersche heerschers-
begrippen wist wel, dat „dat domme Gou
vernement" en die gekke blanda's 't afkeur
den, doch hij voor zich heeft geen oogeDblik
gemeend, iets slechts te doen.
Ik herhaal nog eensalles Is een kwestie
van cultuur, van beschaving, van ontwikke
ling
Indië is nog lang niet rijp voor onze
democratische denkbeelden. De massa hier voelt
het onrecht niet, vraagt niet om recht, het
moet haar van boven-af gegeven worden.
Leert de zonen der Intandsche aristocratie
NederlandschVormt hun hart en hoofd,
doch hnn hart vooralGeeft hun op de Op-
leidlngscholen voor Inlandsche Ambtenaren
meer rechtsgevoel, dan wettenkennls, dan
rechtsgeleerdheid Laat hen eenige jaren in
Holland verblijven en pient hen daar Wes-
tersche begrippen van recht en billijkheid in
en zij zullen den kleinen man nit eigen aan
drift beter gaan behandelen.
't Is toch maar een feit, dat onder de
degelijkste, vertrouwbaarste Inlandsche Amb
tenaren, mannen die werkelgk hart voor hun
volk, voor hnn dienst hebben, die den orang
ketjil (kleinen man) willen opheffen en op
Westersche wijze behandelen, juist sjj behoo
ren, die onze taal uitstekend spreken en
verstaan.
Ik vroeg dezer dagen aan een twaalf-jarig
Soendaneesje, leerling der Hollandsche school
op Bandoeng, welke figuren nit de Geschie
denis der Nederlanders hjj wel 't mooist vond.
Weet ge, wie de jeugdige edelman opnoemde?
Floris V, der Keerlen God, en Willem den
Zwijger, den Vader des Vaderlands! Zoo
iets teekent I
Uit dien Jongen groeit later een recktvaar-
dig Inlandsch Ambtenaar
Maar de toenmalige Regent van Lebak
nn ja soedah 1 Uit een vaatje bier kan men
geen wjjn tappen
Hoe meer de Inlandsche adel zich van
haar plichten bewust wordt, hoe beter het
lot van de massa hier worden zal.
Karei Frederik Holle heeft dat begrepen
en deze, bjj velen in Nederland onbekend
gebleven voorvechter, heeft heel wat meer
zegen gebracht aan de Soendaneezen van
West-Java, dan de schetterende auteur van
den Max Havelaar, de Minnebrieven ens. enz.
Ik moet er nog meer van zeggen, 't On
derwerp sleept me meê. 't Is nn jnist de
gelegenheid, om dwaalbegrippen te bestrjjden
Met den dag leer ik den Inlander beter
kennen enbegrijpen. Ik ga hier in
Indië bijna niet met Europeanen om, heb er
geen tijd toe en acht 't ook onaoodig voor
mijn reisdoel. Mjjn geheele conversatie bepaalt
zich dus tot Inlanders en nog eens Ixlanders,
en daarom durf ik beweren, zoo langzamer
hand recht van mbespreken te krjjgen.
Welnu, ik beweer dan, dat onze begrippen
van 8lecht en goed, rechtvaardig, en on
rechtvaardig, billijk en onbilljjk, niet altijd
pasklaar zijn voor 't bruine ias, voor een ras,
dat zoo kemelsbreed in denken, voelen en
waardeeren verschilt met ons Nederlanders
van de koude, natte stranden der Noordzee I
Ook ik beweer, een oprecht vriend van den
Inlander te zijn en toch als ik mjjn
bediende betrap op een fout, op nalatigheid,
op gebrek aan toewijding, dan geef ik hem
'n draai om z'n ooren.
Volgens de wet ben ik dan feitelijk straf
baar. Als de „jongen" mg aanklaagde, ver
beurde ik 26 pop boete, vermeerderd met
de kosten van't geding
De bediende, 't is nog wel een r&s-Maleier
van Bondjol, van Sumatra's Westkust, denkt
echter niet aan „techt" zoeken, bljjft me, trcts
zoo'n klsp, even genegen en tronw en zal
overal vertellen, dat ik een heele beste toean
(mijnheer) voor hem hen I
Waarom? Omdat hjj dien slag verdiende.
Betaal zoo'n jongen goed, kort hem niet
tel kers op zgn loon (wat velen hier bjj wjjre
van straf gewoon zija te doen) en verdient
hij eens wat, geef hem dan gerust, doch on
der vier oogen, een paar gevoelige klap
pen. Ik zeg onder vier oogen, omdat hij nu
eenmaal niet gaarne maioe (verlegen) is tegen
over zjjn kornuiten, die, als ze hem om zoo'n
afstraffing bespotten, het gevoel van wraak
wakker roepen Is een klap onder getuigen gege
ven, beken dan schuld enjbicd hem ln 't bijzijn
van die anderen de hand ter verzoening
„Waarom ben je vandaag zoo koel,
GuDne
„Ik?!" riep zij. Haar lippen trilden.
„Heb ik je leed gedaan
Zgn toon was zacht en dwingend. Teen
kon zg hasr tranen niet meer Inhouden.
Vlug wendde zg zich van hem af.
Hg zag haar tranen niet, maar hoorde
haar daarentegen op vroolgken toon zeggen
„Daar komt Dieter aan."
„Vaarwel dan," zeide hg en ging heen.
Maar san zgn preek kon hg niet meer
denken, Steeds zag hg Gunne's treurige
oogen.
HOOFDSTUK XXXVII.
Toen Bacha den volgenden Zondag bg
het betreden van den kansel vluchtig een
blik wierp op de bank van de grafelgke
familie, zag hg dadeigk, dat Gunne ontbrak.
Voor de eerste maal sedert zg verloofd
waren, was zg niet in de kerk, en daarop
had zg hem met geen enkel woord voor
bereid.
Eg moest zijn gedachten dwingen, zich
tot de preek te bepalen.
Overigens was de geheele familie present.
De fce'de graven, hun vrouwen, Werner en
de logé's.
Wat kon Gunne teruggehouden hebben?
Het weer was heerlgk, maar zelts het on
gunstigste weer had haar nimmer verhinderd
te komen.
Ea gister, ofschoon zg wist dat hg
wachtte, was zij zoo laat mogelijk bg de
Lvonharta gekomen, en had hem bg het
afscheid den rug toegedraaid, oogensebgn-
lgk meer bezig met haar broers dan met
hem.
Wat wsa dat met baar Wilde zjj pro-