Het beleg Tan Berlijn. Wer braiileude lu. Jndisclte pentassen. tweede blad. Zondag T Aug. l!)04. FEUILLETON, LUto 48ste Jaargang. No. 3964. —000— rr„ wandelden met dokter V. in de Avenue de Ckamps-E y-:é?s en trachtten uit de Jïr «rauateu doorboorde muren en uit het Amv kogels vernielde plaveisel de geschiede- van hot belegerde Parijs te lezen, toen de j'kter, die even vóór mij aan het rond-point ['gtolle was gekomen, bleet stilstaan om een van de mooie hoekhuizen aan te die dan Are de Triomphe omringden, i- Ziet gij, vroeg hij mij, die vier geslo ten vecstei8 daarboven, die op het balcon nitkomen? Ik werd daar geroepen in de eerste dagen van Angastus, die vreeselijke ^48ad Augustus van het jaar zeventig, waBrvan iedere dag door rampen en verlie zen gekenmerkt werd, om hulp te verleenen bij iemand, die door een beroerte getroffen Het was bij den kolonel Jouve, een kn- Bseier nit het eerste keizerrijk, een echt soldaat vol vaderlandsliefde en roemzucht, die dadelijk bij het uitbreken van den oor log in de Champs-Elysées was komen wonen en daar kamers met een balcon aan de straat bad betrokkenRaad eens,waarom? Om den zegevierenden intocht van onze troepen bij te wonen Arme onde man gij ontving het bericht over den afloop van den slag bij Weissenbiirg op het oogen- blik dat hij aan tafel kwam. Toen hij den naam van Napoleon onder het bulletin laa, dat deze nederlaag verkondigde, viel bii'als door den bliksem getroffen neer. 'Ik vond den onden kurassier uitgestrekt op den vloer der kamer liggen het gelaat bloedde hevig en hg was zoo bewegingloos, als had men hem met een knods op het hoofd geslagen. Wat moest die man lang 7ij3, nis hij rechtop stond, want, zooals hij daar la?, scheen hij mjj roosachtig toe. Hij had mooie trekken, een prachtig ge bit, dik, krullend, wit haar, een mau van tachtig jaar, wlen men zestig zon gegeven hebben. Ziju kleindochter lag naast hem geknield en weende diep bedroefd. Zij geleek op hem. De smart van dit kind trof mij. Haar vader, die, evenals haar grootvader, militair was, behoorde tot den generalen staf van Mnc-Mahon, en het beeld van dezen grooten grijsaard, zooals hij daar uitgestrekt voor haar lag, tooverde haar een ander beeld, dat niet minder verschrikkelijk was, voor den geest. Ik stelde haar zooveel mogelijk gerust, maar in den grond van de zaak had ik weinig hoop. Wij hadden hier te doen met een verlamming van een der zijden en op tachtig- jarigen leeftijd komt men dat zelden te boven. Gedurende drie dagen bleef de zieke in denzelfden toestand van dofheid en onbeweeg lijkheid. Iatusschen kwam het bericht van Reichshoffen te Parijs. Gij herinnert n, op welk een vreemde wijze. Tot 's avonds ge loofden allen, dat wij een grooto overwinning behaald hadden, twintig duizend Pruisen gedrod, de kroonprins gevangengenomen... Ik weet niet door welk wonder, door weikon magnetischen stroom een weerklank van de algemeene vreugde tot onzen armen verlamde doordrong, zeker is hot, dat ik dien avond, toen ik bij zgn bed kwam, een geheel ander man vond. Het oog stond veel helderder en hij sprak veel gemakkelijker. Hij had de kracht om te glimlachen en stamelde twee malen Vic-to-rie 1 Ja, kolonel, een groote overwinning Naarmate ik meer uitweidde over de over winning van Mac Mahon, zsg ik, hoe zijn trekken zich ontspanden, hoe zijn gelaat ophelderde. Toen ik wegging, wachtte het jonge meisje mij op. Zg stond voor de deur en zag er ontdaan uit. Zij knikte. Maar hg is behouden riep ik haar toe, terwijl ik haar handen greep. Het arme kind had nauwelijks dan moed mij te antwoorden. De ware toedracht der zaak bij Reichshoffen was verspreid geworden. Mac-Mahon gevlucht, het leger geheel uit eengeslagen. Wij zagen elkander ontsteld aan. Zij sidderde bij de gedachte aan haar vader. Ik beefde, als Ik aan den onden man dacht. Ik was overtuigd, dat hij dezeD nieuwen schok niet zou kunuen weerstaanEu toch, wat moesten wij doen Hem zijn vreugde laten, de illosies, die hem hadden doen herleven Maar dan zonden wij onwaarheid moeten spreken. Welnu, ik zat er om liegen zeide het moedige meisje, terwijl zij haar tranen dade lijk afwischte, en opgewekt en vroolijk trad zij de kamer van haar grootvader binnen. Het was een moeilijke taak, die zij op zich genomen had. Zij kon er zich de eerste dagen gemakkelijk uitredden. Da goede man was zwak van hoofd en liet zich als een kind om den tuin leiden. Maar naarmate hg gezonder werd, werden zijn gedachten ook helderder. Men moest hem op de hoogte honden van de wegen, waarlangs de vorschilleBdo leger korpsen oprukten, hem de legerbulletins voorlezen. Men kon waarlijk medelijden met het lieve kind krijgen, als men zag, hoe zij nacht en dag over de kaart van Duitschland gebogen zat en kleine vlaggetjas opprikte, om op die wijze een roemrijken veldtocht aan te gevenBazaine op marsch naar Berlgn, Frossard strijdend in Beieren, en Mac- Mahon noordwaarts oprukkend naar dekasten van Noord- en Oostzee. In alle» vroeg zij mg om raad en ik hielp haar zooveel ik kon, maar het was voor namelijk de grootvader, die ons bij deze denk beeldige bezetting van dienst was. Hij had Duitschland zoo dikwijls helpen veroveren, onder het eerste keizerrijk. Hij berekende vooruit, wat er moest ge beuren Zie, nu gaan zij daarheen.nn gaan zij dit doen.en zijn voorspellingen, die altijd uitkwamen, vermeerderden niet weinig zgn trots. Ongelukkigerwijze konden wij zoovele steden innemen en veldslagen wjnnen, wij gingen voor hem nooit gauw genoeg vooruit. Hg was niet te verzadigen, de oude man Ik hoorde lederen dag, als ik weerkwam, van een nieuw wapenfeitDokter, wij hebben Mainz genomen, zeide het jonge meisje, terwijl zij mij tegemoet kwam, met een glimlach, die aandoening verried, en ik hoorde door de deur een vroolijke stem, die mg toeriep Het gaat goed Binnen acht dagen trekken wij Berlgn binnen Op dat oogenblik waren de Pruisen geen aeht dagen meer van Parij3 verwijderd. Wij vroegen ons eerst af, of het niet beter zon zijn, hem naar buiten te vervoeren, maar nauwelijks buiten gekomen, zon ééa blik op den treurigen toestand van het land hem alles verraden hebben en ik vond hem nog te zwak, te zeer onder den invloed van den hevigen schok, om hem de waarheid te doen weten. Wy besloten dus te blijven. Op den eersten dag van het beleg bracht ik hem mijn gewoon bezoek j ik herinner mg, hoe het sluiten van alle poorten, de herhaaldelijke gevechten, tot voor de muren van Parijs, het denkbeeld, dat onze grenzen niet verder lagen dan zoover het stadsgebied reikte, een zeldzame ontroering en een zennwachtigen angst op mij teweeg hadden gebracht. Daar vond ik den goeden man uitgelaten van vreugde en fier riep hij mij toe Welnu, dokter, het beleg is dus begonnen! Ik zag hem verwonderd aan. Wat, kolonel, gg weet. Zijn kleindochter keerde zich naar mg toe. Welja, dokter, dat is hot groote nieuws. Het beleg van Berlijn is begonnen. Wat zeide zij dat overtuigd, terwijl zij bedaard met haar naaiwerk voortging Hoe had hij aan de waarheid harer woor den kunnen twijfelen Hij kon het schieten uit de forten niat hooren, het sombere on rumoerige van het rampzalige Parijs niet opmerken. Uit zgn ledikant kon hij slechts één zijde van dan Arc do-Triomphe zien *c in zjjn kamer had hij allerlei herinneringen aan het eerste keizerrijk, die zeer geschikt waren, om aan zijn illusies voedsel te goveu. Van dezen dag af waren onze militaire bewegingen zeer vereenvoudigd. Berlijn in te nomen, was slechts een kwestie van geduld. Als de oude man zich erg verveelde, laa zijn kleindochter ham een brief van zgn zoon voor, wel te verstaan een denkbeeldigen brief, want ten eerste kon er geen enkel bericht meer in Parijs komen, en ten tweede, men had den adjudant van Mac-Mahon na den slag bij Sédan op een Duitsche vesting gebracht. Stel u nu eens den wanhoplgen toestand voor van ziju arm kind, dat daar brieven moest zitten voorlezen, waarin zij haar vader, van wien zij niets wist, dan dat hg ge?angengenomem was, die misschien ziek was en aan alles gebrek leed, sprekend moest invoeren met dien vroolijkon en opge- wekten toon van een soldaat, die in tijd van oorlog zegevierend door het vijandelijk land trekt. Somtijds ontbrak haar de kracht, wekenlang kwamen er geen berichten. Maar eindelgk werd de oude man ongerust en sliep slecht. Dan kwam er weer spoedig een brief uit Duitschland, dien zg hem op vroo- lijkea toon voorlas, terwijl zg met moc-ite haar tranen inhield. De kolonel luisterde aandachtig, glimlachte alsof hg er alles van begreep, keurde goed, critiseeröe en legde ons de gedeelten, die eenlgszing verward waren, uit. Maar vooral toonde hg, wie hg was in de antwoorden, die hij zond„Vergeet nooit, dat gij Franschman zijl", schreef hg hem „Wees edelmoedig voor die ongelukkige men- schen maak het hun niet te moeilijk". Het warea raadgevingen zonder einde, keurige preekjes over den eerbied, dien men eens anders eigendom verschnldigd is, de be leefdheid, die men jegens de dames in het oog moet houden, het was in één woord een echt krijgswet boek, ten gebruike van den overwinnaar. Hg voegde er enkele algemeene beschouwingen bij over de politiek, de vredes voorwaarden, die men den overwonnene moet stellen. In dat opzicht was hg, dat moet ik bekennen, niet veeleischend. „Oorlogsschatting en verder niets Waar toe zon het dienen hun provincies af te nemen? Kan men Fransch en Duitsch sa mensmelten Hij dicteerde dit mst een vaste stem en er sprak zulk een grootheid nit zijn woorden, zulk een echte trouw aan zgn vaderland, dat het onmogelijk was, zonder aandoening naar hem te luisteren. Intusscben vorderde hot beleg meer en meer, doch, helaas niet dat van Berlgn Het was de tijd van de grootste konde, van het bombardement, vjji de epidemieën en van den hongersnood. Maar dank zij onze zorgen, onze inspanning en de onafgebroken toe wijding, die zgn omgeving hem toedroeg, werd de rust van den grijsaard geen oogenblik verstoord. Tot op het laatste oogenblik kon hg nog zgn wittebrood en versch vlecsch ge bruiken. Er waa doorgaans slecht? voor hem alleen. Moeilijk kan men zich iets aangrij pendere voorsteilen dan dat ontbijt, zoo on schuldig en toch schijnbaar zoo zelfzuchtig. Die grgsaard te bed, vroolgk lachend, met het servet onder de kin vastgemaakt en naast hem zgn kleindochter met een door vssten verbleekt gelaat, die zijn handen leidt, hem bij het drinken helpt en hem aanmoedigt om al deze goede, door de omstandigheden eigen lijk verboden spijzen te gebruiken. Wanneer hg dan door het maal versterkt, zich zoo recht behaaglijk gevoelde in zijn warme kamer, terwijl do noordenwind over de daken gierde, en de sneeuw zich in de vensterkozijnen op stapelde, kwam den ouden kurassier zijn veldtocht in het Noorden voor den geest en vertelde hij ons voor de honderdste maal den trenrigen terugtocht uit Rusland, toen zij slechts bevroren beschuit en paardenvleesch te eten hadden. Kunt gij het u voorstellen, klein ding Wij aten paardenvleesch Ja waarlijk, zij kon het zich voorstellen sedert twee maanden at zij niet anders. Iatusschen werd ouzo taak bij den zieke naarmate hg in beterschap toenam, van dag tot dag moeilijker De verdooving van al zQn zinnen, de verlamming van zijn ledematen, die ons tot na toe zooveel diensten hadden bewezen, begonnen te wijken. Reeds een paar malen had het bombardement bij da Porte Maillot zgn aandacht getrokken hij spitste dan de ooron, gelijk de jachthond, die het knallen van het jachtgeweer hoort en wij waren verplicht, ten einde hem gerust te stellen, een nieuwe overwinning van Bazaine te verzinnen en het kanongedonder voor eeresalvo's ter verheerlijking van dit wapen feit te verklaren. Esnige dagen later, ik geloof dat het juist do Donderdag van Bouzinval was, had men zijn bed voor het venster geschoven, waar door hg zag dat de Nationale Garde op de Avenua de la Grande Atrnée z ch verrameido. Wat beteekecen die troepen daar vroeg de goede man, en wg hoorden hem tusschen do tanden brommen Wat ziou zij er slecht nitwat zien sg er slecht uit Het was volkomen waar, maar wg bogropen, dat wij voortaan op onze hoede moosten zijn. Ongelukkigerwijze namen wij nog niet genoeg voorzorgsmaatregelen. Op zekeren avond, toen ik weer kwam, vloog het meisje mij geheel ontstoid tegemoet: Morgan rukken zij de stad binnenriep zij mij toe. Stond grootvader's kamerdeur toen juist open Ik weet het niet, maar dit is zeker, dat ik later aan dezen avond terugdenkend», mg zeer goed herinnerde, dat het gelaat van dan oud-kolonel een goheel andere uit drukking had dan gewoonlgk. Waarschijnlijk had hg ons gehoord. Wij echter spaken met elkander over de Pruisen en de oude man dacht aan de Franschen, aan den zegevierenden intocht, dieu hy reads zoo lang verbeidde. Hg zag Mac-Mahon de avenue afkomen, ingehaald met bloeman en fanfares, zijn zoon te paard naast den maarschalk en hem, den ondon man, op het balkon, in groot tenue, ovenals bg Lflczen, om de doorschoten vaandels on do door kruitdamp zwart geworden adelaars te begroeten. Arme vader Jouve 1 Hij had zich ongetwijfeld voorgesteld, dat wg hem wiiden beletten om het voorbij trekken der troepen bij te wonen, nit vrees dat de aandoening hem te mechtig zon ziju. Hij paste wel op, er met niemand over te sprekenmaar den volgenden dag, op hot uur, waarop de Pruisische bataljons oprukten, om den langen weg af te leggen van de poort Maillot tot de Tuillerieën, werd het venster daar boven zachtjes geopend en de Roman van C. SCHROEDER. 000 Tweede Boek. 22. Op het terras aangekomen, vanwaar men een mooi gezicht had op het vuurwerk, vroeg Kitty Mr. Stanhope zelf, naast haar te komen zitten. Dat Robert met een don ker gelaat op den achtergrond uitweek, zag zij wel, maar dat hinderde haar niets. Op de eene of andere wijze moest hem toch duidelijk worden gemaakt, dat zg niet van plan was, haar oude vrienden ter wille van hem onheusch te behandelen. Spoedig daarop wss zij dit alles vergeten, Want zij dacht zich in een sprookje van De dui zend en één Nacht verplaatst Reeds de illumi natie van het paleis met de nevengebouwen was sprookjesachtig. Als schitterende parel snoeren liepen delichljes van het eene punt naar het andere en omringde alle vensters en deuropeningen. En dan het vuurwerk zelf. lammende fonteinen sprongen, de glans vsn de maan verblcekend, en plotseling verscheen hoog boven in de lucht een oor logsschip met spuwende vuurmonden. Dan vertoon de zich in vurige letters de naam van keizerin-koningin Victoria, die met luid gejubel werd begroet. Zoo volgde het eeM op het andere en daartusschen schoten kolonel verscheen op het balkon, met den helm op het hoofd, de groote sabel aan de zijde, gedost in de oude, roemrijk', nuiform van oud-knrassier van Milhand. Nog vraag ik mijzelven af, waar hij de wilskracht van daan heeft gehaald, om zich zonder hnlp te kleeden en zoover te loopan. Hoe dit ook tg, hij stond daar, rechtop achter de balustrade, zich er over verwonderend, dat de straten zoo verlaten, zoo doodsch, dat zelfs de zon neblinden voor de hn.'zen neergelaten waren. Parijs zag er zoo «omber uit, het geleek mejr op een groot ziekenhuis, dan op esn feest vierende stad. Wel wapperden er vele vlag gen, maar zij zagen er zoo vreemd nit, wit met een rood kruis in het midden. Ea was er dan niemand, cm onze soldaten tege moet te gaan Een oogenblik meende hg, dat hg zich vergist had Maar neen daar ginds achter den Arc-de- Triomphe deed zich een dof gedruis hooren weldra zag men in het doorbrekend morgenlicht een zwarte Iija, die zich voort bewoog. Het schitteren der koperen pnnten op de helmen kon men reeds duidelijk onder scheiden daar roffelden de trommen der tamboers van Jena bg den zwaren tred v»n marcheerende troepen en bij het geklikkak van geweren schetterde de zegemaisch van Sehubert. Toen werd de doodsche stilte, die op het plein heerschte, afgebroken door den luiden, vreeselijken kreet: Te wapen te wapende Pruisenen de vier nhlanen der voorhoede konden daar boven op het balkon een forschen grgsaard zien wankelen, met de armen in de lacht zwsaien en op den grond neerstorten. Dit maal was kolonel Jouve werkelijk dood Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. LXXI. We zitten reeds ecnige dogen op Solo, de zoo typisch Indische hoofdplaats van het Rijk Soerakarta„Op Solo I" roepen de lezers met eenlge verbazing uit, „op Solo, twee dagreizen van Bandoeng?!" Ja zeker, 't lijkt vreemd, maar toch is i 't zoo en ik acht me dan ook verplicht u er eerst even den noodigen tekst en uitleg vau te geven. De vorige Penkras werd u van nit de Preanger toegezonden,ter wijl we nn opeens van hier uit, van uit het hartje van Java, schrijven Al dadelijk moet ik u echter opmerken, dat de laatste Peukras reeds gerulmen tijd geleden werd geschreven en dat er tusschen die Penkras en deze nog eenige gereed lagen ter verzending. Mijn plotselinge verplaatsing nn vindt voor namelijk haar oorzaak in een schrijven van den Heer Redacteur der Kamper Courant, die zoo welwillend was me eenige vingerwgzin- gen te geven en me o.a. ook wat meer afwisseling in m'n schetsen aanried. An fond ben ik 't met dien geachten briefschrijver volkomen eens, doch in Penkras LX wees lk er reeds op is niet gemakke lijk, waar ik rekeniug heb te honden met 'n pnbliek, dat vooral in détailzaken moet worden voorgelicht. Inlusschtsn, ik zal voortaan zooveel mogelijk naar afwisseling streven en de noodige details dan maar geleidelijk weg van uit de verschil lende plaatsen behandelen. Openlijk hier mijn oprechten dank aan dien Redacteur voor zijn zóó vriendelijk en zóó wuardeerend schrijven. Ik hond mg steeds voor welwillende op- en aanmerkingen aanbe volen. Da recruut-publicist heeft leiding van vakmannen noodig en wil gaarne leeren, vooral ook omdat hg zgn verder leven zooveel mogelijk nan de Pers zou willen wijden. Daarom verzoek ik bij dezen beleefd too- ending van die bladen, waarin een en ander naar aanleiding mijner Indische Penkrassen beweerd wordt. Men heeft o.a. eigens aan merking gemaakt over de geschiedenis van den aanval der Baliërs op Lombok, doch 't niat noodig geoordeeld, mij hiermede in kennis te stellen. Dit nu is, geloof ik, niet volgens den adat in de journalistiek en beleefd verzoek ik daarom in dergelijke gevallen de courant te adressceren aan bet Kantoor Bintaüg Hindia te Bandoeng. De Administratie déir zal dan wel voor verdere doorzending zorg dragen. Men mag mg natuurlijk bestrijden, ik heb dit zelfs graag, mits men mg d* gelegenheid geve, dat ik zoo noodig antwoorden kan. Nu weet ik b. v. alleen maar van hooren zeggen, dat ik over dia Lombok-affaire ben aangevallen. Door wie en hoe, op welke gronden en in welk blad, is mg geheel onbekendOp die I manier kan men al zeer gemakkelijk het laatste woord krijgen. I Tot zoover was ik gekomen, toen de Inlandsche postlooper mij een ongefrankeer- den anoniemen brief nit Den Haag bracht, j een brief waarvoor ik 25 cent strafport hf d moeten betalen. Ook dat is niet geheel in den haak, zon ik zoo zeggen. Iemand, zich Censor noemende, schrijft me als volgt Den Haag, 1 Mei 19.4. Luitenant Ciocke.ner Brousson „Lu Uwe volgende penkrassen zult gg nog eens over de Haveiaar-zaak schrijven. .ffoch den etgi, noch de poëzie van i). D. kuat gg ooit evenaren, doordat gg die niet eens begrijpt. Wat inca niet begrijpt, kan men ook niet beoordeeien. Kleine zijlen bejpo'.teu zoo iets gewoonlijk. Of Saïdj i(n) het lied zong in 't SoendaneMch of ia 't Maleisoh, wat doal dat er toe. Hot big ft eenig mooi. Het roert iemand tot in 't diepst dar ziel. Die weeklachtIk west niet wasr ik sterven zal. Ook gg schrgft goed. Uwe penkrassen amaseerea. Ze zgn boeiend. Doch er zijn schrg7ers en schnjverB. Als uwe penkrassen vergeten zya, leeft Multatuli's lied nog altgd voort. Lrat dooda leeuwen rusten, val ze niet aan. Ze kunnen niet antwoorden uit hun graf. Leefde hij nog, ééa woord van h9m zou u teniet maken. De mortius nil nisi bene. Bedenk dit." Ik antwoord hier alleen op, dat ik den hear Donwes Dekker niet heb bespot om zijn stijl of poëzie, ik zon niet graag Als Censor kalm had gelezen, hij zon zgn briefje niet geschreven hebben en mg voor strafport hebben bewaard. Ik heb alleen willen aantoonen, dat de Assis tent-Resident Douwes Dekker als zoodanig ongeschikt was, en dat de letterkundige Donwes Dekker later zgn meesterschap over de taal heeft misbruikt, door ons de zaken niet geheel naar waarheid voor te stellen, 't Pnbliek genoot van zijn stiji en liet zich beliegen. Ook Censor nn nog Wat zijn briefje bewijst! Mundus vnlt decipi, decipiatnr ergo Zoo'n beetje Latijn er bij, staat wel gekleed zal ik nn ook maar denken Toen ik dan den brief nit Kampen in handen kreeg, waren er reeds over Bandoeng en om streken eenige Penkrassen gereed, daar ik nog al vrij lang op Bandoeng ben gebleven. Ten eerste moest ik toch van uit dit Centrale punt velschillende uitstapjes door West-Java maken, tsn tweede heb ik persoonlijk gedu rende eenigen tijd de propaganda voor het u reeds bekende Maleische tjjdschrijft geleid en last not least wilde ik, op advies van den dokter te Sindanglaja, vóór ik de vermoeiende reis door do meer warmere streken begon, in het goddelijk Preangerklimaat geheel bekomen van de malaria-infectie, indertijd in het onge zonde Batavia opg6loopen. 'Dit laatste nu is mij uitstekend gelukt. De geneesheer te Bandoeng heeft mg thans vol komen hersteld bevonden en dat, terwijl ik op Buitenzorg indertgd, als rgp kon worden beschouwd voor 'n z. g. „Certificaat naar Europa 1" Ik heb dit toen maar ver zwegen, doch nu we toch aan 't ophelderen zijn, vind ik het tot goed begrip der zaak maar beter, alles openbaar te maken. De lezer heeft recht om te weten, wat mij fei telijk noodzaakte tot wgziging van m'n oor spronkelijk reisplan. Liever dan mj]n nauw aangevangen taak al dadelijk op te geven en weer naar Holland terug te gaan, wiide ik trachten in de gezonde bergstreken van West-Java nieuwe kracht te vergaren. Ik ben daarin wel gelukkig geslaagd. Thans rest mij nog u uit te leggen, waar om ik nu juist zoo'n grooten sprong heel naar Solo nam. Eanige weken geleden kvram Prins Haiyo Mataiam met echtgenoote en gevolg op Ban doeng. De hooge gasten waren naar Batavia geweest om twee zoontjes van Zijne Hoogheid den Soesoehoenan van Soerakarta aan boord te brengen van het stoomschip Ardjoeno, met bestemming naar Holland. De beida pi lusjes zullen er hunne opvoe ding ia Westerschen geest zien voltooien, want de „Keizer van Java", die nooit de Hollandsche school bezocht, betreurt dit thans zeer en wil zorg dragen dat, zijne telgen in betere conditie komen. Al zijne zoons en dochters spreken dan ook Hollandsch, ver telde mij Prins Haryo Mataram [vroeger Radhen Mas Motthea, aldus genaamd naar den Resident Matthes) die zelf met zijn broeder Rudheu Mas Pandji Haryo Piniiih (vroegor Radhen Mas van Son naar den Luit. Kolonel Van Son) gedurende drie jaar in Nederland iB geweest en ook de voornaamste landen van Europa heeft bezocht. Zijn vader, thans overleden, werd gedurende de Kronings feesten naar Holland afgevaardigd, om de-u Soesoehoenan bij Hare Majesteit te vertegen woordigen. Al dadelijk kreeg ik een zeer aangenamer? indruk van den jongen levenslustigen Prins, alsook van zijne schcone echtgenoote. de Toean Retoe Alit, eene dochter van Zijne Hoogheid den Soesoehoenan. Zij deelden mij zulke belangwekkende zaken van Solo mede, dat mg plotseling de lust bekioop, zoo spoedig mogelijk naar de Javaansche Keizerstad af te reizen, vooral ook, omdat er groote feesten etonden gevierd te w oi den, feesten waarover ik reeds veel gehoord en gelezen had. de vuurpijlen hoog op. Toen men eindelgk opstond kwam Kathlin direct uit den zevenden hemel op de aarde, want Mr. Stanhope merkte echt laatdunkend op„Ja, ja, iets moois in elkaar te zetten, dat kunnen die zwarte kerels maar goed." „Da mensohen ziju toch verschillend," dacht zij, en haar oog dwaalde langs de getraliede vensters van het paleis en zij j hoopte oprecht, dat de gevangenen ook een vergenoegden avond hadden gehad. De gevangenen antwoordde Mr. Stan hope verwonderd, haar oogen volgend. Aha u meent zeker de vrouwen van dezen Indischen vorst „Miarriep Kathlin ontzet, „die zitten daar toch niet achter de tralies „Aohter die tralievensters, zeker." „En komen zg nooit buiten?" „Jawel, maar in goed gesloten rjjtuigen." „Vreeeelijk." Daardoor had voor haar het sprookje een leelijken bgsmaak gekregen, en terwgl de Indische vorst in de vestibule de dames bg het vertrek een takje rozen gat en eigen handig den heeren een paar druppels rozen olie op den zakdoek deed, moest Kathlin steeds denken„O, jou leelyke slaven handelaar, jou waakhond Uit den grond van haar hart had zg steeds een arme Hicdoevrouw beklaagd, die zoo geheel het lastdier van haar man is, maar deze kon ten minste nog gaan en blyven waar zij wilde. Licht en lucht en omgang met haar medemenschen waren haar gelaten. „Ongelukkige vrouwen, wat hebt ge aan uw leven 1" zoo sprak zg in zichzelf. „Bob, het was te mooi," zeide zg, toen zg was thuisgekomen en van plan was I naar haar kamer te gaan. „Slechts die getraliede Haremvensters hebben mg ten slotte het plezier vergald. Dat in een land, dat door een vrouw wordt ge regeerd, de vrouwen zoo gekrenkt mogen worden, begryp ik niet." „Gekrenkt antwoordde hij met een gezicht en op een toon, die haar duidelijk bewezen, dat hg nog in een booze bui was. „Onzin 1 deze vrouwen voelen zich, met juweelen behangen en met zoetigheden overladen, als in Abrahams schoot. Bega de dwaasheid niet, dat jij jo met je grenzenlooze vrijheidsideeën voor haar op de bres stelt". „Ik met mgn grenzenlooze vrijheids ideeën antwoordde zg halt geërgerd, hall vroolgk. „Wat moet dat eigecigk beteeke- nen, Robert „Dat ik mg vans-vond over je heb ge schaamd," barstte hij toornig los. „Hoe durf je in het gezicht van al die babbel kousen met een verloopen sujet een wande ling maken in den maneschijn Dit van Robert te moeten hooren, die tot op heden voor haar altgd even aardig en hartelijk was geweest, dat verdroot haar bovenmate. „Belachelijk 1" verklaarde zg, terwijl zg de schouders ophaalde. „Wat gaan mg die kletskousen aan En dat verloopen sujet is de oudste en de beste vriend, dien ik heb." „Kijk eens aan I" zoo hoonde Robert, „die vriendschap heb je dan knap weten geheim te houden. Maar gelukkig is die oudste en beate vriend ook een hoog regeerings- ambtenaar en z< o ik hoor op weg om heel hoog te stijgen misschien wel tot re- geerirgspresident, gouverneur-stadhouder of nog hocger. Gefeliciteerd gefeliciteerd!" Zij mat hem met trotschen blik. „Ik weet niet, wat je mankeert, Bob," zeide zg. „Wel, ik weet nu, dat johet heel aardig zouat vinden om mevrouw Stanhope te worden." „Robert, hoe durf je het wegen, mg zoo te beleedi^en Meer dan de woorden die zg sprak, deden de tranen, die uit haar oc-gen sprongen, agn boosheid temperen. „Zoo, heb je hem dan niet lief?" vroeg hg, zich voorover buigend en haar harts tochtelijk aanziende. „Wat gaat jou dat aanriep zij snikkend uit. „Kitty I Dat was een kreet, die let diepste h&rte- leed verried, en toen zij hevig ontsteld in zijn verwrongen gelaat keek, werd zg zich be wust van het vreeselijke gevaar, dat haai dreigde en dat zg afwenden moest tot eiken prgs. „Jij... jij bent niet meer jezelf, Robert," stotterde zg, terwijl zij zich angstig naar de deur wendde. Je hebt zeker vanavond rijkelijk champagne gedronken en Goeden nacht." Toen had hij plotseling haar arm vast gegrepen. „Kitty." bezwoer bg haar met heesctie stem, „heb erbarmenl Wanneer je mg niet razend maken wilt, zeg dan, zeg mij dan slechts dat eene dat je hem niet liothebt." „Robert 1" riep zij, zich met geweld los rukkend. „Je weet niet meer wat ja zegt. Gaga slapen. Morgen vroeg komt Usa terug met je kinderen." Dat werkte eindelijk ontnuchterend. Als door een slag getroffen, zoo tuimelde hg achteruit. Berde handen voor het gelaat, steunde hg „O, mgn Godik had het niet gewild heb al het mogelijke gedaan en nu op den laatsten avond Kitty, Kitty, vergeef mg 1" Als een kind lag hjj voor haar cp de knieën, de groote, sterke man, snikkend en weenend. Zij had wel kunnen meêwetnen, maar dan was het woord uitgesproken, dat voor geeD geld ter wereld gezegd mocht worden. Het moest als een wilde örocm in de herinnering blgven rondfladderen. Met oneindige inspanning zich tot een c pge- ruimden toon dwingend, verzocht zg „Laat dat nu maar, Robert. Waarvoor je zoo vreesalijkcp te winden?Het beteekent immers niets, ik zeide het reedsde champagne." Maar hier deden de met geweld uitbre kende tranen haar zwggen. HOOFDSTUK VIH. Kathlin was het te moede als iemand, die argeloos over een vulkaan had gewandeld en nu plotseling zich omringd ziet door stroomen lava Waarheen, om zich te redden Zich te redden, ach! Zij zelf kwam eerst in de tweede plaats. UnaUna was de gedachte, waarmede zg in dien nacht haar ziel folterde. Wat kon zg doen, wat moest zg beginnen, om Una terug te gevc-n, wat haar voor God en naar recht toekwam Una, het trouwe moedertje, dat haar had behoed, Una, de liefhebbende zuster, d?e haar in haar eigen huis een toevlucht had geschonken, terwijl anders niemand cp de wereld iets van haar had willen weter, Una, die zoo vol vertrouwen naar Landcur was gereisd, zoo innig ervan overtuigd, dat zij haar dierbaarste goed, haar man, dien z\j boven alles lielhad, in geen beter handen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 5