Het beleg Tan Berlijn.
Wer braiileude lu.
Jndisclte pentassen.
tweede blad.
Zondag T Aug. l!)04.
FEUILLETON,
LUto
48ste Jaargang. No. 3964.
—000—
rr„ wandelden met dokter V. in de Avenue
de Ckamps-E y-:é?s en trachtten uit de
Jïr «rauateu doorboorde muren en uit het
Amv kogels vernielde plaveisel de geschiede-
van hot belegerde Parijs te lezen, toen de
j'kter, die even vóór mij aan het rond-point
['gtolle was gekomen, bleet stilstaan om
een van de mooie hoekhuizen aan te
die dan Are de Triomphe omringden,
i- Ziet gij, vroeg hij mij, die vier geslo
ten vecstei8 daarboven, die op het balcon
nitkomen? Ik werd daar geroepen in de
eerste dagen van Angastus, die vreeselijke
^48ad Augustus van het jaar zeventig,
waBrvan iedere dag door rampen en verlie
zen gekenmerkt werd, om hulp te verleenen
bij iemand, die door een beroerte getroffen
Het was bij den kolonel Jouve, een kn-
Bseier nit het eerste keizerrijk, een echt
soldaat vol vaderlandsliefde en roemzucht,
die dadelijk bij het uitbreken van den oor
log in de Champs-Elysées was komen wonen
en daar kamers met een balcon aan de straat
bad betrokkenRaad eens,waarom?
Om den zegevierenden intocht van onze
troepen bij te wonen Arme onde man
gij ontving het bericht over den afloop
van den slag bij Weissenbiirg op het oogen-
blik dat hij aan tafel kwam. Toen hij
den naam van Napoleon onder het bulletin
laa, dat deze nederlaag verkondigde, viel
bii'als door den bliksem getroffen neer.
'Ik vond den onden kurassier uitgestrekt
op den vloer der kamer liggen het gelaat
bloedde hevig en hg was zoo bewegingloos,
als had men hem met een knods op het
hoofd geslagen. Wat moest die man lang
7ij3, nis hij rechtop stond, want, zooals hij
daar la?, scheen hij mjj roosachtig toe.
Hij had mooie trekken, een prachtig ge
bit, dik, krullend, wit haar, een mau van
tachtig jaar, wlen men zestig zon gegeven
hebben.
Ziju kleindochter lag naast hem geknield
en weende diep bedroefd. Zij geleek op hem.
De smart van dit kind trof mij. Haar
vader, die, evenals haar grootvader, militair
was, behoorde tot den generalen staf van
Mnc-Mahon, en het beeld van dezen grooten
grijsaard, zooals hij daar uitgestrekt voor haar
lag, tooverde haar een ander beeld, dat niet
minder verschrikkelijk was, voor den geest.
Ik stelde haar zooveel mogelijk gerust,
maar in den grond van de zaak had ik weinig
hoop. Wij hadden hier te doen met een
verlamming van een der zijden en op tachtig-
jarigen leeftijd komt men dat zelden te boven.
Gedurende drie dagen bleef de zieke in
denzelfden toestand van dofheid en onbeweeg
lijkheid. Iatusschen kwam het bericht van
Reichshoffen te Parijs. Gij herinnert n, op
welk een vreemde wijze. Tot 's avonds ge
loofden allen, dat wij een grooto overwinning
behaald hadden, twintig duizend Pruisen
gedrod, de kroonprins gevangengenomen...
Ik weet niet door welk wonder, door weikon
magnetischen stroom een weerklank van de
algemeene vreugde tot onzen armen verlamde
doordrong, zeker is hot, dat ik dien avond,
toen ik bij zgn bed kwam, een geheel ander
man vond.
Het oog stond veel helderder en hij sprak
veel gemakkelijker. Hij had de kracht om
te glimlachen en stamelde twee malen
Vic-to-rie 1
Ja, kolonel, een groote overwinning
Naarmate ik meer uitweidde over de over
winning van Mac Mahon, zsg ik, hoe zijn
trekken zich ontspanden, hoe zijn gelaat
ophelderde.
Toen ik wegging, wachtte het jonge meisje
mij op. Zg stond voor de deur en zag er
ontdaan uit.
Zij knikte.
Maar hg is behouden riep ik haar toe,
terwijl ik haar handen greep.
Het arme kind had nauwelijks dan moed
mij te antwoorden. De ware toedracht der
zaak bij Reichshoffen was verspreid geworden.
Mac-Mahon gevlucht, het leger geheel uit
eengeslagen.
Wij zagen elkander ontsteld aan.
Zij sidderde bij de gedachte aan haar vader.
Ik beefde, als Ik aan den onden man dacht.
Ik was overtuigd, dat hij dezeD nieuwen
schok niet zou kunuen weerstaanEu
toch, wat moesten wij doen Hem zijn
vreugde laten, de illosies, die hem hadden
doen herleven Maar dan zonden wij
onwaarheid moeten spreken.
Welnu, ik zat er om liegen zeide het
moedige meisje, terwijl zij haar tranen dade
lijk afwischte, en opgewekt en vroolijk trad
zij de kamer van haar grootvader binnen.
Het was een moeilijke taak, die zij op
zich genomen had. Zij kon er zich de eerste
dagen gemakkelijk uitredden. Da goede man
was zwak van hoofd en liet zich als een
kind om den tuin leiden. Maar naarmate
hg gezonder werd, werden zijn gedachten ook
helderder.
Men moest hem op de hoogte honden van
de wegen, waarlangs de vorschilleBdo leger
korpsen oprukten, hem de legerbulletins
voorlezen. Men kon waarlijk medelijden met
het lieve kind krijgen, als men zag, hoe zij
nacht en dag over de kaart van Duitschland
gebogen zat en kleine vlaggetjas opprikte,
om op die wijze een roemrijken veldtocht
aan te gevenBazaine op marsch naar
Berlgn, Frossard strijdend in Beieren, en Mac-
Mahon noordwaarts oprukkend naar dekasten
van Noord- en Oostzee.
In alle» vroeg zij mg om raad en ik hielp
haar zooveel ik kon, maar het was voor
namelijk de grootvader, die ons bij deze denk
beeldige bezetting van dienst was. Hij had
Duitschland zoo dikwijls helpen veroveren,
onder het eerste keizerrijk.
Hij berekende vooruit, wat er moest ge
beuren Zie, nu gaan zij daarheen.nn gaan
zij dit doen.en zijn voorspellingen, die
altijd uitkwamen, vermeerderden niet weinig
zgn trots.
Ongelukkigerwijze konden wij zoovele
steden innemen en veldslagen wjnnen, wij
gingen voor hem nooit gauw genoeg vooruit.
Hg was niet te verzadigen, de oude man
Ik hoorde lederen dag, als ik weerkwam,
van een nieuw wapenfeitDokter, wij
hebben Mainz genomen, zeide het jonge
meisje, terwijl zij mij tegemoet kwam, met
een glimlach, die aandoening verried, en ik
hoorde door de deur een vroolijke stem, die
mg toeriep
Het gaat goed Binnen acht dagen
trekken wij Berlgn binnen
Op dat oogenblik waren de Pruisen geen
aeht dagen meer van Parij3 verwijderd.
Wij vroegen ons eerst af, of het niet beter
zon zijn, hem naar buiten te vervoeren, maar
nauwelijks buiten gekomen, zon ééa blik op
den treurigen toestand van het land hem
alles verraden hebben en ik vond hem nog
te zwak, te zeer onder den invloed van den
hevigen schok, om hem de waarheid te doen
weten. Wy besloten dus te blijven. Op den
eersten dag van het beleg bracht ik hem
mijn gewoon bezoek j ik herinner mg, hoe
het sluiten van alle poorten, de herhaaldelijke
gevechten, tot voor de muren van Parijs,
het denkbeeld, dat onze grenzen niet verder
lagen dan zoover het stadsgebied reikte, een
zeldzame ontroering en een zennwachtigen
angst op mij teweeg hadden gebracht.
Daar vond ik den goeden man uitgelaten
van vreugde en fier riep hij mij toe
Welnu, dokter, het beleg is dus begonnen!
Ik zag hem verwonderd aan.
Wat, kolonel, gg weet.
Zijn kleindochter keerde zich naar mg toe.
Welja, dokter, dat is hot groote nieuws.
Het beleg van Berlijn is begonnen.
Wat zeide zij dat overtuigd, terwijl zij
bedaard met haar naaiwerk voortging
Hoe had hij aan de waarheid harer woor
den kunnen twijfelen Hij kon het schieten
uit de forten niat hooren, het sombere on
rumoerige van het rampzalige Parijs niet
opmerken. Uit zgn ledikant kon hij slechts
één zijde van dan Arc do-Triomphe zien *c
in zjjn kamer had hij allerlei herinneringen
aan het eerste keizerrijk, die zeer geschikt
waren, om aan zijn illusies voedsel te goveu.
Van dezen dag af waren onze militaire
bewegingen zeer vereenvoudigd. Berlijn in
te nomen, was slechts een kwestie van geduld.
Als de oude man zich erg verveelde, laa zijn
kleindochter ham een brief van zgn zoon
voor, wel te verstaan een denkbeeldigen brief,
want ten eerste kon er geen enkel bericht
meer in Parijs komen, en ten tweede, men
had den adjudant van Mac-Mahon na den
slag bij Sédan op een Duitsche vesting
gebracht. Stel u nu eens den wanhoplgen
toestand voor van ziju arm kind, dat daar
brieven moest zitten voorlezen, waarin zij
haar vader, van wien zij niets wist, dan dat
hg ge?angengenomem was, die misschien
ziek was en aan alles gebrek leed, sprekend
moest invoeren met dien vroolijkon en opge-
wekten toon van een soldaat, die in tijd van
oorlog zegevierend door het vijandelijk land
trekt. Somtijds ontbrak haar de kracht,
wekenlang kwamen er geen berichten.
Maar eindelgk werd de oude man ongerust
en sliep slecht. Dan kwam er weer spoedig
een brief uit Duitschland, dien zg hem op vroo-
lijkea toon voorlas, terwijl zg met moc-ite
haar tranen inhield. De kolonel luisterde
aandachtig, glimlachte alsof hg er alles van
begreep, keurde goed, critiseeröe en legde ons
de gedeelten, die eenlgszing verward waren,
uit. Maar vooral toonde hg, wie hg was in
de antwoorden, die hij zond„Vergeet nooit,
dat gij Franschman zijl", schreef hg hem
„Wees edelmoedig voor die ongelukkige men-
schen maak het hun niet te moeilijk".
Het warea raadgevingen zonder einde,
keurige preekjes over den eerbied, dien men
eens anders eigendom verschnldigd is, de be
leefdheid, die men jegens de dames in het
oog moet houden, het was in één woord een
echt krijgswet boek, ten gebruike van den
overwinnaar. Hg voegde er enkele algemeene
beschouwingen bij over de politiek, de vredes
voorwaarden, die men den overwonnene moet
stellen. In dat opzicht was hg, dat moet ik
bekennen, niet veeleischend.
„Oorlogsschatting en verder niets Waar
toe zon het dienen hun provincies af te
nemen? Kan men Fransch en Duitsch sa
mensmelten
Hij dicteerde dit mst een vaste stem en er
sprak zulk een grootheid nit zijn woorden,
zulk een echte trouw aan zgn vaderland, dat
het onmogelijk was, zonder aandoening naar
hem te luisteren.
Intusscben vorderde hot beleg meer en
meer, doch, helaas niet dat van Berlgn
Het was de tijd van de grootste konde, van
het bombardement, vjji de epidemieën en van
den hongersnood. Maar dank zij onze zorgen,
onze inspanning en de onafgebroken toe
wijding, die zgn omgeving hem toedroeg,
werd de rust van den grijsaard geen oogenblik
verstoord. Tot op het laatste oogenblik kon
hg nog zgn wittebrood en versch vlecsch ge
bruiken. Er waa doorgaans slecht? voor hem
alleen. Moeilijk kan men zich iets aangrij
pendere voorsteilen dan dat ontbijt, zoo on
schuldig en toch schijnbaar zoo zelfzuchtig.
Die grgsaard te bed, vroolgk lachend, met
het servet onder de kin vastgemaakt en naast
hem zgn kleindochter met een door vssten
verbleekt gelaat, die zijn handen leidt, hem
bij het drinken helpt en hem aanmoedigt om
al deze goede, door de omstandigheden eigen
lijk verboden spijzen te gebruiken. Wanneer
hg dan door het maal versterkt, zich zoo
recht behaaglijk gevoelde in zijn warme kamer,
terwijl do noordenwind over de daken gierde,
en de sneeuw zich in de vensterkozijnen op
stapelde, kwam den ouden kurassier zijn
veldtocht in het Noorden voor den geest en
vertelde hij ons voor de honderdste maal den
trenrigen terugtocht uit Rusland, toen zij
slechts bevroren beschuit en paardenvleesch
te eten hadden.
Kunt gij het u voorstellen, klein ding
Wij aten paardenvleesch
Ja waarlijk, zij kon het zich voorstellen
sedert twee maanden at zij niet anders.
Iatusschen werd ouzo taak bij den zieke
naarmate hg in beterschap toenam, van
dag tot dag moeilijker De verdooving van
al zQn zinnen, de verlamming van zijn
ledematen, die ons tot na toe zooveel diensten
hadden bewezen, begonnen te wijken. Reeds
een paar malen had het bombardement bij
da Porte Maillot zgn aandacht getrokken
hij spitste dan de ooron, gelijk de jachthond,
die het knallen van het jachtgeweer hoort en
wij waren verplicht, ten einde hem gerust te
stellen, een nieuwe overwinning van Bazaine
te verzinnen en het kanongedonder voor
eeresalvo's ter verheerlijking van dit wapen
feit te verklaren.
Esnige dagen later, ik geloof dat het juist
do Donderdag van Bouzinval was, had men
zijn bed voor het venster geschoven, waar
door hg zag dat de Nationale Garde op de
Avenua de la Grande Atrnée z ch verrameido.
Wat beteekecen die troepen daar vroeg
de goede man, en wg hoorden hem tusschen
do tanden brommen
Wat ziou zij er slecht nitwat zien sg
er slecht uit
Het was volkomen waar, maar wg bogropen,
dat wij voortaan op onze hoede moosten zijn.
Ongelukkigerwijze namen wij nog niet genoeg
voorzorgsmaatregelen. Op zekeren avond, toen
ik weer kwam, vloog het meisje mij geheel
ontstoid tegemoet:
Morgan rukken zij de stad binnenriep
zij mij toe.
Stond grootvader's kamerdeur toen juist
open Ik weet het niet, maar dit is zeker,
dat ik later aan dezen avond terugdenkend»,
mg zeer goed herinnerde, dat het gelaat van
dan oud-kolonel een goheel andere uit
drukking had dan gewoonlgk. Waarschijnlijk
had hg ons gehoord. Wij echter spaken met
elkander over de Pruisen en de oude man
dacht aan de Franschen, aan den zegevierenden
intocht, dieu hy reads zoo lang verbeidde.
Hg zag Mac-Mahon de avenue afkomen,
ingehaald met bloeman en fanfares, zijn zoon
te paard naast den maarschalk en hem, den
ondon man, op het balkon, in groot tenue,
ovenals bg Lflczen, om de doorschoten vaandels
on do door kruitdamp zwart geworden adelaars
te begroeten.
Arme vader Jouve 1
Hij had zich ongetwijfeld voorgesteld, dat
wg hem wiiden beletten om het voorbij
trekken der troepen bij te wonen, nit vrees
dat de aandoening hem te mechtig zon ziju.
Hij paste wel op, er met niemand over te
sprekenmaar den volgenden dag, op hot
uur, waarop de Pruisische bataljons oprukten,
om den langen weg af te leggen van de
poort Maillot tot de Tuillerieën, werd het
venster daar boven zachtjes geopend en de
Roman van
C. SCHROEDER.
000
Tweede Boek.
22.
Op het terras aangekomen, vanwaar men
een mooi gezicht had op het vuurwerk,
vroeg Kitty Mr. Stanhope zelf, naast haar
te komen zitten. Dat Robert met een don
ker gelaat op den achtergrond uitweek, zag
zij wel, maar dat hinderde haar niets. Op
de eene of andere wijze moest hem toch
duidelijk worden gemaakt, dat zg niet van
plan was, haar oude vrienden ter wille van
hem onheusch te behandelen.
Spoedig daarop wss zij dit alles vergeten,
Want zij dacht zich in een sprookje van De dui
zend en één Nacht verplaatst Reeds de illumi
natie van het paleis met de nevengebouwen
was sprookjesachtig. Als schitterende parel
snoeren liepen delichljes van het eene punt
naar het andere en omringde alle vensters en
deuropeningen. En dan het vuurwerk zelf.
lammende fonteinen sprongen, de glans
vsn de maan verblcekend, en plotseling
verscheen hoog boven in de lucht een oor
logsschip met spuwende vuurmonden. Dan
vertoon de zich in vurige letters de naam van
keizerin-koningin Victoria, die met luid
gejubel werd begroet. Zoo volgde het
eeM op het andere en daartusschen schoten
kolonel verscheen op het balkon, met den
helm op het hoofd, de groote sabel aan de
zijde, gedost in de oude, roemrijk', nuiform
van oud-knrassier van Milhand. Nog vraag
ik mijzelven af, waar hij de wilskracht van
daan heeft gehaald, om zich zonder hnlp te
kleeden en zoover te loopan. Hoe dit ook tg,
hij stond daar, rechtop achter de balustrade,
zich er over verwonderend, dat de straten
zoo verlaten, zoo doodsch, dat zelfs de zon
neblinden voor de hn.'zen neergelaten waren.
Parijs zag er zoo «omber uit, het geleek mejr
op een groot ziekenhuis, dan op esn feest
vierende stad. Wel wapperden er vele vlag
gen, maar zij zagen er zoo vreemd nit, wit
met een rood kruis in het midden. Ea
was er dan niemand, cm onze soldaten tege
moet te gaan Een oogenblik meende hg,
dat hg zich vergist had
Maar neen daar ginds achter den Arc-de-
Triomphe deed zich een dof gedruis
hooren weldra zag men in het doorbrekend
morgenlicht een zwarte Iija, die zich voort
bewoog. Het schitteren der koperen pnnten
op de helmen kon men reeds duidelijk onder
scheiden daar roffelden de trommen der
tamboers van Jena bg den zwaren tred v»n
marcheerende troepen en bij het geklikkak
van geweren schetterde de zegemaisch van
Sehubert.
Toen werd de doodsche stilte, die op het
plein heerschte, afgebroken door den luiden,
vreeselijken kreet:
Te wapen te wapende Pruisenen
de vier nhlanen der voorhoede konden daar
boven op het balkon een forschen grgsaard
zien wankelen, met de armen in de lacht
zwsaien en op den grond neerstorten. Dit
maal was kolonel Jouve werkelijk dood
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
LXXI.
We zitten reeds ecnige dogen op Solo, de
zoo typisch Indische hoofdplaats van het Rijk
Soerakarta„Op Solo I" roepen de
lezers met eenlge verbazing uit, „op Solo,
twee dagreizen van Bandoeng?!"
Ja zeker, 't lijkt vreemd, maar toch is i
't zoo en ik acht me dan ook verplicht u er
eerst even den noodigen tekst en uitleg vau
te geven.
De vorige Penkras werd u van nit de
Preanger toegezonden,ter wijl we nn opeens van
hier uit, van uit het hartje van Java, schrijven
Al dadelijk moet ik u echter opmerken, dat
de laatste Peukras reeds gerulmen tijd geleden
werd geschreven en dat er tusschen die Penkras
en deze nog eenige gereed lagen ter verzending.
Mijn plotselinge verplaatsing nn vindt voor
namelijk haar oorzaak in een schrijven van
den Heer Redacteur der Kamper Courant, die
zoo welwillend was me eenige vingerwgzin-
gen te geven en me o.a. ook wat meer
afwisseling in m'n schetsen aanried.
An fond ben ik 't met dien geachten
briefschrijver volkomen eens, doch in Penkras
LX wees lk er reeds op is niet gemakke
lijk, waar ik rekeniug heb te honden met
'n pnbliek, dat vooral in détailzaken moet
worden voorgelicht.
Inlusschtsn, ik zal voortaan zooveel mogelijk
naar afwisseling streven en de noodige details
dan maar geleidelijk weg van uit de verschil
lende plaatsen behandelen.
Openlijk hier mijn oprechten dank aan dien
Redacteur voor zijn zóó vriendelijk en zóó
wuardeerend schrijven. Ik hond mg steeds
voor welwillende op- en aanmerkingen aanbe
volen. Da recruut-publicist heeft leiding van
vakmannen noodig en wil gaarne leeren,
vooral ook omdat hg zgn verder leven zooveel
mogelijk nan de Pers zou willen wijden.
Daarom verzoek ik bij dezen beleefd too-
ending van die bladen, waarin een en ander
naar aanleiding mijner Indische Penkrassen
beweerd wordt. Men heeft o.a. eigens aan
merking gemaakt over de geschiedenis van
den aanval der Baliërs op Lombok, doch
't niat noodig geoordeeld, mij hiermede in
kennis te stellen. Dit nu is, geloof ik, niet
volgens den adat in de journalistiek en beleefd
verzoek ik daarom in dergelijke gevallen de
courant te adressceren aan bet Kantoor Bintaüg
Hindia te Bandoeng.
De Administratie déir zal dan wel voor
verdere doorzending zorg dragen. Men mag
mg natuurlijk bestrijden, ik heb dit zelfs
graag, mits men mg d* gelegenheid geve,
dat ik zoo noodig antwoorden kan. Nu weet
ik b. v. alleen maar van hooren zeggen, dat
ik over dia Lombok-affaire ben aangevallen.
Door wie en hoe, op welke gronden en in
welk blad, is mg geheel onbekendOp die
I manier kan men al zeer gemakkelijk het
laatste woord krijgen.
I Tot zoover was ik gekomen, toen de
Inlandsche postlooper mij een ongefrankeer-
den anoniemen brief nit Den Haag bracht,
j een brief waarvoor ik 25 cent strafport hf d
moeten betalen. Ook dat is niet geheel in den
haak, zon ik zoo zeggen.
Iemand, zich Censor noemende, schrijft me
als volgt
Den Haag, 1 Mei 19.4.
Luitenant Ciocke.ner Brousson
„Lu Uwe volgende penkrassen zult gg
nog eens over de Haveiaar-zaak schrijven.
.ffoch den etgi, noch de poëzie van i). D.
kuat gg ooit evenaren, doordat gg die
niet eens begrijpt. Wat inca niet begrijpt,
kan men ook niet beoordeeien.
Kleine zijlen bejpo'.teu zoo iets gewoonlijk.
Of Saïdj i(n) het lied zong in 't SoendaneMch
of ia 't Maleisoh, wat doal dat er toe. Hot
big ft eenig mooi. Het roert iemand tot in
't diepst dar ziel. Die weeklachtIk west
niet wasr ik sterven zal.
Ook gg schrgft goed. Uwe penkrassen
amaseerea. Ze zgn boeiend. Doch er zijn
schrg7ers en schnjverB. Als uwe penkrassen
vergeten zya, leeft Multatuli's lied nog altgd
voort.
Lrat dooda leeuwen rusten, val ze niet
aan. Ze kunnen niet antwoorden uit hun
graf. Leefde hij nog, ééa woord van h9m
zou u teniet maken. De mortius nil nisi bene.
Bedenk dit."
Ik antwoord hier alleen op, dat ik den hear
Donwes Dekker niet heb bespot om zijn stijl
of poëzie, ik zon niet graag Als Censor kalm
had gelezen, hij zon zgn briefje niet geschreven
hebben en mg voor strafport hebben bewaard.
Ik heb alleen willen aantoonen, dat de Assis
tent-Resident Douwes Dekker als zoodanig
ongeschikt was, en dat de letterkundige
Donwes Dekker later zgn meesterschap over
de taal heeft misbruikt, door ons de zaken
niet geheel naar waarheid voor te stellen,
't Pnbliek genoot van zijn stiji en liet zich
beliegen.
Ook Censor nn nog Wat zijn briefje bewijst!
Mundus vnlt decipi, decipiatnr ergo
Zoo'n beetje Latijn er bij, staat wel gekleed
zal ik nn ook maar denken
Toen ik dan den brief nit Kampen in handen
kreeg, waren er reeds over Bandoeng en om
streken eenige Penkrassen gereed, daar ik nog
al vrij lang op Bandoeng ben gebleven.
Ten eerste moest ik toch van uit dit Centrale
punt velschillende uitstapjes door West-Java
maken, tsn tweede heb ik persoonlijk gedu
rende eenigen tijd de propaganda voor het u
reeds bekende Maleische tjjdschrijft geleid en
last not least wilde ik, op advies van den
dokter te Sindanglaja, vóór ik de vermoeiende
reis door do meer warmere streken begon, in
het goddelijk Preangerklimaat geheel bekomen
van de malaria-infectie, indertijd in het onge
zonde Batavia opg6loopen.
'Dit laatste nu is mij uitstekend gelukt. De
geneesheer te Bandoeng heeft mg thans vol
komen hersteld bevonden en dat, terwijl ik
op Buitenzorg indertgd, als rgp kon
worden beschouwd voor 'n z. g. „Certificaat
naar Europa 1" Ik heb dit toen maar ver
zwegen, doch nu we toch aan 't ophelderen
zijn, vind ik het tot goed begrip der zaak
maar beter, alles openbaar te maken. De
lezer heeft recht om te weten, wat mij fei
telijk noodzaakte tot wgziging van m'n oor
spronkelijk reisplan. Liever dan mj]n nauw
aangevangen taak al dadelijk op te geven en
weer naar Holland terug te gaan, wiide ik
trachten in de gezonde bergstreken van
West-Java nieuwe kracht te vergaren. Ik
ben daarin wel gelukkig geslaagd.
Thans rest mij nog u uit te leggen, waar
om ik nu juist zoo'n grooten sprong heel
naar Solo nam.
Eanige weken geleden kvram Prins Haiyo
Mataiam met echtgenoote en gevolg op Ban
doeng. De hooge gasten waren naar Batavia
geweest om twee zoontjes van Zijne Hoogheid
den Soesoehoenan van Soerakarta aan boord te
brengen van het stoomschip Ardjoeno, met
bestemming naar Holland.
De beida pi lusjes zullen er hunne opvoe
ding ia Westerschen geest zien voltooien,
want de „Keizer van Java", die nooit de
Hollandsche school bezocht, betreurt dit thans
zeer en wil zorg dragen dat, zijne telgen in
betere conditie komen. Al zijne zoons en
dochters spreken dan ook Hollandsch, ver
telde mij Prins Haryo Mataram [vroeger
Radhen Mas Motthea, aldus genaamd naar
den Resident Matthes) die zelf met zijn
broeder Rudheu Mas Pandji Haryo Piniiih
(vroegor Radhen Mas van Son naar den Luit.
Kolonel Van Son) gedurende drie jaar in
Nederland iB geweest en ook de voornaamste
landen van Europa heeft bezocht. Zijn vader,
thans overleden, werd gedurende de Kronings
feesten naar Holland afgevaardigd, om de-u
Soesoehoenan bij Hare Majesteit te vertegen
woordigen.
Al dadelijk kreeg ik een zeer aangenamer?
indruk van den jongen levenslustigen Prins,
alsook van zijne schcone echtgenoote. de
Toean Retoe Alit, eene dochter van Zijne
Hoogheid den Soesoehoenan.
Zij deelden mij zulke belangwekkende
zaken van Solo mede, dat mg plotseling de
lust bekioop, zoo spoedig mogelijk naar de
Javaansche Keizerstad af te reizen, vooral
ook, omdat er groote feesten etonden gevierd
te w oi den, feesten waarover ik reeds veel
gehoord en gelezen had.
de vuurpijlen hoog op.
Toen men eindelgk opstond kwam
Kathlin direct uit den zevenden hemel op
de aarde, want Mr. Stanhope merkte echt
laatdunkend op„Ja, ja, iets moois in
elkaar te zetten, dat kunnen die zwarte
kerels maar goed."
„Da mensohen ziju toch verschillend,"
dacht zij, en haar oog dwaalde langs de
getraliede vensters van het paleis en zij j
hoopte oprecht, dat de gevangenen ook een
vergenoegden avond hadden gehad.
De gevangenen antwoordde Mr. Stan
hope verwonderd, haar oogen volgend. Aha
u meent zeker de vrouwen van dezen
Indischen vorst
„Miarriep Kathlin ontzet, „die zitten
daar toch niet achter de tralies
„Aohter die tralievensters, zeker."
„En komen zg nooit buiten?"
„Jawel, maar in goed gesloten rjjtuigen."
„Vreeeelijk."
Daardoor had voor haar het sprookje een
leelijken bgsmaak gekregen, en terwgl de
Indische vorst in de vestibule de dames bg
het vertrek een takje rozen gat en eigen
handig den heeren een paar druppels rozen
olie op den zakdoek deed, moest Kathlin
steeds denken„O, jou leelyke slaven
handelaar, jou waakhond Uit den grond
van haar hart had zg steeds een arme
Hicdoevrouw beklaagd, die zoo geheel het
lastdier van haar man is, maar deze kon
ten minste nog gaan en blyven waar zij
wilde. Licht en lucht en omgang met haar
medemenschen waren haar gelaten.
„Ongelukkige vrouwen, wat hebt ge aan
uw leven 1" zoo sprak zg in zichzelf.
„Bob, het was te mooi," zeide zg, toen
zg was thuisgekomen en van plan was
I
naar
haar kamer te gaan. „Slechts die
getraliede Haremvensters hebben
mg ten slotte het plezier vergald. Dat in
een land, dat door een vrouw wordt ge
regeerd, de vrouwen zoo gekrenkt mogen
worden, begryp ik niet."
„Gekrenkt antwoordde hij met een
gezicht en op een toon, die haar duidelijk
bewezen, dat hg nog in een booze bui was.
„Onzin 1 deze vrouwen voelen zich, met
juweelen behangen en met zoetigheden
overladen, als in Abrahams schoot. Bega de
dwaasheid niet, dat jij jo met je grenzenlooze
vrijheidsideeën voor haar op de bres stelt".
„Ik met mgn grenzenlooze vrijheids
ideeën antwoordde zg halt geërgerd, hall
vroolgk. „Wat moet dat eigecigk beteeke-
nen, Robert
„Dat ik mg vans-vond over je heb ge
schaamd," barstte hij toornig los. „Hoe
durf je in het gezicht van al die babbel
kousen met een verloopen sujet een wande
ling maken in den maneschijn
Dit van Robert te moeten hooren, die
tot op heden voor haar altgd even aardig
en hartelijk was geweest, dat verdroot haar
bovenmate.
„Belachelijk 1" verklaarde zg, terwijl zg
de schouders ophaalde. „Wat gaan mg die
kletskousen aan En dat verloopen sujet
is de oudste en de beste vriend, dien ik
heb."
„Kijk eens aan I" zoo hoonde Robert, „die
vriendschap heb je dan knap weten geheim
te houden. Maar gelukkig is die oudste en
beate vriend ook een hoog regeerings-
ambtenaar en z< o ik hoor op weg om heel
hoog te stijgen misschien wel tot re-
geerirgspresident, gouverneur-stadhouder of
nog hocger. Gefeliciteerd gefeliciteerd!"
Zij mat hem met trotschen blik. „Ik weet
niet, wat je mankeert, Bob," zeide zg.
„Wel, ik weet nu, dat johet heel aardig
zouat vinden om mevrouw Stanhope te
worden."
„Robert, hoe durf je het wegen, mg zoo
te beleedi^en
Meer dan de woorden die zg sprak, deden
de tranen, die uit haar oc-gen sprongen, agn
boosheid temperen.
„Zoo, heb je hem dan niet lief?" vroeg
hg, zich voorover buigend en haar harts
tochtelijk aanziende.
„Wat gaat jou dat aanriep zij
snikkend uit.
„Kitty I
Dat was een kreet, die let diepste h&rte-
leed verried, en toen zij hevig ontsteld in zijn
verwrongen gelaat keek, werd zg zich be
wust van het vreeselijke gevaar,
dat haai dreigde en dat zg afwenden moest
tot eiken prgs.
„Jij... jij bent niet meer jezelf, Robert,"
stotterde zg, terwijl zij zich angstig naar de
deur wendde. Je hebt zeker vanavond
rijkelijk champagne gedronken en
Goeden nacht."
Toen had hij plotseling haar arm vast
gegrepen. „Kitty." bezwoer bg haar met
heesctie stem, „heb erbarmenl Wanneer je
mg niet razend maken wilt, zeg dan, zeg
mij dan slechts dat eene dat je hem
niet liothebt."
„Robert 1" riep zij, zich met geweld los
rukkend. „Je weet niet meer wat ja zegt.
Gaga slapen. Morgen vroeg komt
Usa terug met je kinderen."
Dat werkte eindelijk ontnuchterend. Als
door een slag getroffen, zoo tuimelde hg
achteruit. Berde handen voor het gelaat,
steunde hg „O, mgn Godik had het
niet gewild heb al het mogelijke
gedaan en nu op den laatsten avond
Kitty, Kitty, vergeef mg 1"
Als een kind lag hjj voor haar cp de
knieën, de groote, sterke man, snikkend en
weenend. Zij had wel kunnen meêwetnen,
maar dan was het woord uitgesproken, dat
voor geeD geld ter wereld gezegd mocht
worden. Het moest als een wilde örocm
in de herinnering blgven rondfladderen.
Met oneindige inspanning zich tot een c pge-
ruimden toon dwingend, verzocht zg „Laat
dat nu maar, Robert. Waarvoor je zoo
vreesalijkcp te winden?Het beteekent immers
niets, ik zeide het reedsde champagne."
Maar hier deden de met geweld uitbre
kende tranen haar zwggen.
HOOFDSTUK VIH.
Kathlin was het te moede als iemand, die
argeloos over een vulkaan had gewandeld
en nu plotseling zich omringd ziet door
stroomen lava Waarheen, om zich te
redden
Zich te redden, ach! Zij zelf kwam eerst
in de tweede plaats. UnaUna was de
gedachte, waarmede zg in dien nacht haar
ziel folterde. Wat kon zg doen, wat moest
zg beginnen, om Una terug te gevc-n, wat
haar voor God en naar recht toekwam
Una, het trouwe moedertje, dat haar had
behoed, Una, de liefhebbende zuster, d?e
haar in haar eigen huis een toevlucht had
geschonken, terwijl anders niemand cp de
wereld iets van haar had willen weter,
Una, die zoo vol vertrouwen naar Landcur
was gereisd, zoo innig ervan overtuigd, dat
zij haar dierbaarste goed, haar man, dien z\j
boven alles lielhad, in geen beter handen