JULE.
bondag 25 Dec. 11X)4.
•^DERDE BLAD.
AANGIFTE
t0r Inschrijving voor de Militie.
Drankwe t.
Het Kerstfeest.
FEU I L L E T O N.
rendaris
(jemeente delingen.
BEKENDMAKINGEN.
Bo'gemeester en Wethouders der Gemeente Schaden
breng®11 ter kennis Tan W!« het aangaat, en meer bij.
londer van de in het jaar 1886 geboren m nnelijke
eraonen, of van hnn vader, moeder, voogd of cnrator.
j,t bij de Militiewet 1901 (Staatablad No. 212 van
1901), het vo'gende is bepaald
Art. 18 Voor de militie wordt ingeschreven:
1. ieder mind rjatig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Kijk of in het
Koning ijk België verblijf hoodt,
2 ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wieni
r der. moeder oi voogd binnen het Rijk, ia het
Doiieche Rjjk of in het Koning-gk Belgiëwoonplaatg
heeft,
8 ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rgk. in het Duitsche Rijk of in het
Koning-ijk België woonplaat» heeft,
4. ieder mannelyk iDgeeeteen niet-Nederlander,
zoo hij op deD laten Januarij Tan het jaar het 19de
grensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
Kj art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4:
A. de binnen het Rijk verblgf houdende minder
jarige niet-Nederlander
wieoa vader, moeder of voogd binnen bet Rjjk
woonplaats her ft en haar gelorende da voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezit
tingen des Rijks in andere werelldr-elen, gehad heeft
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijl of
baar overigden in het hierboven onder a omsoh even
ijsval verkeerde, al verkeert zjjn voogd niet in dat
geval of al ia deze buiten 'a lands gevestigd
c, die door zijn vader, moeder of voogd verlaten
ja, of die onderloos is, oi in we'telijken «in geen
rader oi moeder heeft en van wien niet bekend ia
dat hg een voogd heeft, indien hij gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het Rjjk verblijf
gebonden heeft
B, de meerderjarige met-Nederlander, die binnen
bet Rijk woonplna's heeft en haar gedurende de voor
afgaande ach'tien maanden in het Rjjk of dekolomëo
0f bezittingen des Rjjks in andere werelddeelen ge-
bad heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder A gehouden hg, die min
de jsrig is in den «in der Nederlandsche wet. Voo-
meerderjarig wordt voor de toepassing van het be
paalde hierboven onder B gehouden hg, die meerder
jarig ia in den «in van voo-melde wet.
Art. 14 De inschrjjving geschiedt
1. van hem, bedoeld in art. 18 eerste «inanede 1
zoo bij binnen het Rijk verbljjf hondt en «jjn
vrder, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in
de gemeente der woonplaats van vader, moeder oi
voogd
zoo hjj binnen het Rjjk verblijf hondt en «go
vader moeder of voogd elders dan binnen het Rjjk
woonplaats heelt, in de gemeente, waar hg verblijf
hondt
zoo hjj door zijn vader, moeder of voogd verlaten
ia onderloos ia of in wettelijken «in geen vader or
moeder heeft en het niet bekend is, dat bij «en voogd
heelt, in de gemeeDte, waar hjj verblijf houdt;
zoo hij in het Duitsche Rjjk verbljjf hondt, in oe
gemeente Amsterdam
loo hij in het Koningrgk België verb ijf hond-
in de gemeente Rotterdam
2. van hem, bedoeld in art. 13, eerste «insnede 2.
zoo «jjn vader, moeder of voogd woonplaats heelt
binnen het Rjjk, in de gemeente rler woonplaats van
vader, moeder of voogd;
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in
het Duitsche Rjjk, in de gemeente Amsterdam/
ia zij in het Koningrijk België, in de gemeente
Botterdam
3. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 8
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rjjk, in de
gemeente zijner woonplaats;
zoo hjj woonplaats heeft in het Duitsche Rjjk, in
de grmeente Amsterdam
zoo hg woonplaats heelt in het Koningrgk België
in de gemeente Rotterdam;
4. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste «inanede
4, indien hjj minderjarig ia;
zoo hg verkiert in het geval, in de tweede zin
snede van dat artikel onder Aa omschreven, in de
gemeente, waar zjjn vader, moeder of voogd woon«
plaats heeft
zoo hg verkeert in het geval, in die «inanede
onder Ab omechreven, in de gemeente, waar zjjn
voogd woonplaat! heeftis de woonplaats van dezen
baiten 'zlandi, dan geschiedt de inschrjjving in de
grmeente, waar de minderjarige verbljjf houdt,
no» hij verkeert in een der gevallen, in even-
bedoelde zinsnede onder Ac omschreven, in de ge
meente, waar hij verblijf houdt,
B. van hem, bedoeld in art. 18. eerste zinsnede
4 indien hij meerderjarig is:
in de gemeente, waar hij wconplaata heift.
De in de vorige ziDsnede als plaats van inachrg-
ving aangewezen gemeente i» die, waar het veibljjf
'f de woonplaats gevestigd in of wan op den lsten
Jannarg van het j ar, volgende op dat, waarin de
in te scht jjven perseon het 18de levensjaar volbragt,
tenzij het iemand geldt, wienz inschrijving te Amnter-
dam of te Potterdam moet geschieden wegens ver-
blijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche
Kyk or in he koningrijk België.
Art 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven:
1. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te
beboeren tot een S aat, waar de Nederlanders niet
aan den verplichten kujgdienst «tja onderworpen, of
waar .en aanzien van den dienitpligt het beginsel
van wederkeerighei 1 is aangenomen,
2. hjj, die bewgst in de koloniën of bezittingen
des Rjjkz in andere we-elddeelen verblgf te honden
of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, mieder,
voozd of cnrator woonplaats binnen het Rijk.
Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te
worden ingeschreven, is verpligt «ieh dsatoe bij
bugemeester en wethouders der gemeente, waar
volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan
te geven tnsschen den laten en den Sisten Jannarij
van het jaar, volgende op dat, waarin hjj het 18de
levensjaar volbragt.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter insch jjving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hierna in de vierde «inanede omschreven
rost de vsrp'.igtiog tot het doen der aangifte:
indien het een minderjarige betreft, op zjjn vader,
moeder cl voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder
cn ateele gesteld ia, op zijn enraror. De verpligting
van vader, moeder of voogd geldt evenwel alechta
zoo hg of zjj binnen het Rjjk, in het Dnitsche Rjjk
of in het Koningrgk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitionde ingen, bij de volgende zin
snede grmvakt. rust de «org voor het doen der aan
gifte uitsluitend op dvn in te aehrjjvea minde-jarige:
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen
het Rijk, in het Dnitsche Rjjk of in het Koningrgk
België woonplaats heeft,
indien «jjn vader of moeier of heiden de ouder-
ljjke magt missen,
indien hij door «jjn vader, moeder c.f voogd ver
laten is, of
indien hij onderloos is of in wetteljjken «in geen
vader of moeder heeft en het niet bekend ia, dat hij
een voogd heeft.
Hg. die door de bestuurders, in art. 22 vermeld,
ter insch jj'ing moet worden opgegeven, of die in
dienst is bjj de zeemagt, de marine-reserve en het
corps mariniers hieronder begrepen, bjj het leger hier
te lande of bij d, koloniale troepen, is tot het doen
van de aangifte tiet ve-pligt.
Voor hem of haar, die lot het doen der aangifte
verpligt ia, kaï de aangifte geschieden door een
ander, daartoe schriftelijk gemagtigd. De vo'magt
blijft onder burgemeester en wethouders berusten.
De wijte, waarop van de gedane aangifte moet
blijken, wordt door Ons bepaald
Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven,
of wordt opnienw ingeschreven
1. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na den lsten Jatmri van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór hei
intreden van het 21ite levensjaar ijjn verblgf binnen
het Rijk, in het Dnitsche Rjjk of in het Koningrgk
België gevestigd heeft;
2. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wieoa
vader, mieder of voogd na den lslen Jannarg van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige bet
181e levensjaar volbragt, en vóór het intreden van
diana 21ste levensjaar «jjne of ht e woonplaats binnen
het Rjjk, in het Dnitsche Rijs of io het Koaingrjjk
België gevestigd heeft
8. ieder mani.elijminderjarige, die na den laten
Jannarij van het jaar, volgende op dat, waarin hg
het 18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden
van het 2lste levensjaar, Nederlander of opnieuw
Nederlander ia geworden, zoo hij in een der hierboven
onder 1. omseh even gevallen verkeert, of wiens vader,
moeder of voogt verkeert in een der gevallen, hierboven
onder 2. omschreven;
4 ieder meerderjarig mannelijk Nede landnr, die
na den lsten Jannarjj van het jaar, volgende op dat,
waarin hjj he! 18de levensjaar volbragt, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar, «yne woonplaats
binnen het Rjjk, in het Duitsche Rjk of in het
Koningrijk België gevestigd of er woonplaats
vetkiegen heeft;
5. ieder manneljjk meerde jarige, die naden lsten
Jannarij van het jaar, volgende op dat, waarin hg
het 18de levensjaar volbragt, en vóór bet intreden
van het 21ste levensjaar, Nederlander of opnienw
Nederlander is geworden, zoo hj| in een der hierboven
onder 4. omschreven gevallen verkeert;
6. ieder manneljjk niet-Nederlander, die na den
lsten Janna-jj van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar, ingezetene of opnieuw
ingezetene ia geworden in den zin der tweede zinsnede
van art. 13.
Hierbjj gelden de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrjjving
of de insch ij ving opnienw, moet geachieden en van
de verpligtÏDg tot het doen van aaugif.e ter inzchr jjving
of ter inschrijving opnienw, gelden de eerste
zinsnede van art. 14 en den laatste vjjf zinsneden van
art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrjjving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede vin
dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen
dertig dagen na het verkrijgen, of, weid hg reeds
vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd,
na het terug erlangen van het Nederlanderschap of
van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblgf
of de veitiging of het verkrjjgen van woonplaats
binnen het Rjjk, in het Dnitsche Rijk of in het
Koningrgk België.
De inschrijving geschiedt in het register betri ffende
de ligting van het jaar, waartoe de in de eerste
«insnede van dit artikel bedoelde persoon volgens
«ijnen leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vijftigcents
en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding
van de artt. 16, 18 en 22.
Zg, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen in
deze Gemeente voor de militie moeten wurdeD ioge-
senreven, moeten mitsdien hier tos bij hen, Bnrge-
meester en Wethouders, ter Gemeentesecretarie,
tnuehen den lsten en den 31sten Jmnt-ij 1905 worden
aangegeven.
Voor het ontvangen van de asngifse «al meer be
paald srtting wo den gebonden op Haandig den 16
Januari 1905, des voormidlegt te 10 nren. Mea
wordt veriocht, zich «ooveel mogelijk op dat tnd-
stip tot het doen der aangifte ter Gemeente-secretarie
aan te melden.
Gedaan voor de tweede maal te Schagen, den 23
December 1904.
Burgemeester en Wethonde s voornoemd,
De Burgemeester
H. J. POT.
De Secretaris:
ROGGEVEEN.
Burgemeester ea Wethouders der ge
meente Schagen
Gelet op de Drankwet
Vestigen de aandacht van b3langheb-
bor dan op de volgende, bij de laatste
herziening dier wet opgenomen bepalin
gen
lo. Eeue voor 1 Mei 1904 verleende
vergunning voor den verkoop van sterken
drank in het klein in eene voor het
publiek toegankelijke localiteit, blijft,
behoudens intrekkeo cf vervallen, van
kracht tot 1 Mei 1905, voor den verkoop
bij hoeveelheden van minder dan twee
liter.
Indien een houder van eene zoodanige
vergunning het bedrijf na 30 April 1905
wenscht voort te zetten, dan zal hij voor
1 Maart 1905 tot Burgemeester en Wet
houders een verzo' k tot wijziging van
do akte van vergunning en van het
afschrift daarvan moeten richten, waarbij
wordt overgelegd opgave van de opper
vlakte der localiteit of lociliteiten, waar
voor vergunning voor den verkoop van
sterken drank in het klein is verleend.
Bjj gebreke van een dergelijk verzoek
vervalt de hiervoren bedoelde vergun
ning met 1 Mei 1905.
2o. Verkoop van sterken drank in
het klein in een logement alleen aan
logeergasten kan zonder vergunning ge
schieden tot 1 Mei 1905.
Indien men na 30 April 1905 dezen
verkoop wil voortzetten, moet aan Gede-
putoerde Staten dezer Provincie de ver-
eischte Vergunning worden gevraagd.
3o. Het is verboden, in eene localiteit,
waarvoor niet eene vergunning voor den
verkoop van sterken drank ia het klein is
verleend,zonder een door Burgemeester en
Wethouders verleend verlof, a'coholhou-
denden drank, anderen dan sterken
drank, f uitsluitend alcoholvrijen drank
voor gebruik ter plaatse van verkoop
te veikoopen.
Deze verkoop kan echter in de boven
bedoelde localiteiten zonder het vereischte
verlof geschieden tot 1 Januari 1906.
Een verzork om verlof voor de voort
zetting van den verkoop na 31 December
1905 wordt voor 1 Januiri 1905 bij
Burgemees'er en Wethouders ingediend.
De hierboven onder 1 en 3 genoemde,
aan Burgemeester en Wethouders te rich
ten verzoeken, kunnen geschieden vol
gens modellen, ter secretarie aanwezig.
Schagen, den 13 December 1904.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
Een afschuwelijke oorlog woedt in het
verre Oosten vanwaar de Wijzen kwamen,
die de ster van Bethlehem volgden.
Nochtans is het wederom het feest van den
vrede
Vrede terwijl in Azië de giuwelijke krijg
wordt gevoerd en terwjjl overal tweedracht
valt te ontdekken.
Dan is het ook geen wonder, dat wij met
een angstig gemoed vragen, boe lang het neg
wel dnren zal, eer wij het Kerstnacht-ideaal
zullen zien Daderbij komen. Negentien eeuwen
zijn voorbijgegaan cd er is nog geen werke
lijkheid het is niet Gods eer, die de menschen
vereeDigt in één broederbond, die een onver-
brekelijken vrede sticht, gegrond op welbe
hagen. Dat wordt Jaarlijks In herinnering
gebracht en met ieder Kerstfeest is het niet
andersde viering loopt uit in een klacht en
de feeststemming ii een telkens zich her-
halende teleurstelling.
Maar dan sou het misschien geraden zijn
de Kerstmisklokken stil te zetten, gelijk in
de Middeleeuwen geen klok mocht lulden ge
durende den tgd, da® een schuldige stad,
wegeus binnen haar wallen gepleegd misdrijf,
met interdict was getrcffsE? Ware hst
niet billijk, dat eerst de voorwaarde werd
vervuld, aan welke de deelneming aan feest
betoon ls verbonden, en dat er dan eerst sprake
van kon zijn, als er eeclge vooruitgang ln de
richting van den vrede was te bespeuren
Is niet de lanwheid, waarmede wij aan het
feest meedoen, een kenteeken van een gering
geloof aan rijn Inhoud
Herinnerd zg aan den nacht van 26 Decem
ber, drie jaar geleden. In de Kaapkolonie,
niet ver van de Transvaalsche grens, was
dien dag hevig gestreden en nog waren de
vijandige strijdmachten In elkacders nabijheid i
gelegerd, om bjj bet aanbreken van den dag
de worsteliog te hervatten. Op eenmaal,
daar klonk in de nachtelijke stilte het lied
alt de vlakte van Bethlehem van aandoening
trillende mannenstemmen vereenigden zich In
één koor, dat het „Eere zij God, Vrede op
Aarde, in de menscben een welbehagen 1"
deed weergalmen. Zoo mege ook ons lied
de pauze vullen van de worstelingen, die de
menschheid beeft te ondergaan op den weg
der volmaking.
Want de Kerstzang is niet het triomflied
van de vervulling. Hij is de leuze der be
schaving. de formnleericg van het ideaal.
Hii is een profetie en belofte.
Een belofte voor wie hopen, een profetie
des geloofs. Hij is de voorspiegeling van
het groote feest der meoschheid, aangericht
daar, waar de liefde een overwinning behaalt.
Lvten wij het oog geopend houden voor
de onvolmaaktheden, die overal ons omringen.
Een optimisme, dat eeovoudig ontkent, is nit
deD booze. Laten we het met ernst betreureD,
niet meer macht te bezitten om vrede te
kweeken, niet meer Invloed te hebben om
oorzaken van strijd weg te nemendat zal
tegelijk de vraag doen rijzen, of we dat
weinige, waarover wij beschikken, dat munt
stukje van betrekkelijk geringe waarde, toch
niet beter knnnen besteden, dan wjj tot dasver
gedaan hebben.
De Kerstzang moge doen denken aan een
ver verwijderd tijdstip, dat niemand onzer
zal beleveD, er is toch iets in voor het
hedeD. Zalig zjj die vrede stichten, en kan
wel iemand beweren, dat hem daartoe de
gelegenheid geheel ontbreekt Ziet, wjj
klagen, en met grond, OTer de strijdzucht, die
maar niet wijkeD wil alt de harten der men-
schen, maar bedenken wjj dan wel, dat zij
één algemeene oorzaak heeft, het egcï.me, en
dat wij alvast knnnen beginnen, die oorzaak
daa- aan te tasten, waar zij binnen ons
bereik ligt, n.1. in eigen gemoed En leert
O: s dan niet de ondervinding, dat zelfs de
kleinste zegepraal, op dat gebied behaald,
een juichkreet doet rijzen, aan het lied der
engelen nauw verwant
Ook mogen wjj er wel de aandacht op
vestigen, dat ondanks al betgeen den Chris
telijker geeBt onderdrukt, iu weerwil ook van
het vele, dat den naam in een verdacht licht
plaatst wegens den valschen schijn cener
bedrlegelijke lenze, hjj toch doordringt in het
leven ook der volken. Z-tlfs waar men zich
geen rekenschap getft van zijn invloed en
zijn werking zou willen ontkennen, baant bij
zich toch een weg. De stemmen dia om
vrede roepen, worden luider; de pogingen
aangewend om vrede te stichten, worden
krachtiger, en aan deu drang naar vreedzame
oplossingen Dngs den weg der gerechtigheid
of door middel van eerlijke onderhandeling,
wordt meer en meer toegegeven.
Er is veel donkerheid, veel schaduw Maar
dat het licht niet daaraan zou evenredig zijn,
is orjuist. Als eenmaal een grootscbe
gedachte heeft wortel geschoten, is haar
groeikracht niet te onderdrnkken, en wanneer
nu de begeerte naar vrede uit de hoofden,
wiar zij tot dusver heeft gezeteld, overgaat
ia de harten van velen, vau allen, dan zuilen
toch nog de bewjjzen ons te beurt vallen,
dat de hoop op een betere toekomst niet ijdel
is geweest, dat wij niet ten oprechte zijn
blijven getooven. Maar daartoe hebben wij
niet lijdelijk af te wachten. Ook ons, kleinen,
is de plicht opgelegi, op de aarde vrede te
brecgeD.
Geachte Redacteur, ge vraagt mjj, of ik U
Diet eens een brief zou kunnen schrjjven over
Amsterdam, eu over het meest merkwaardige,
dat er in de laatste dagen alhier heeff plaats
gehad. En aan dat verzoek voldoe ik gaarne
eu zoo spoedig mogelijk, om twee redeneD.
Ten eerste, omdat ik graag pi ast over Amster
dam, want 't is een eenlge stad en ten tweede,
omdat ik dan waarschjjnljjk in de gelegenheid
kom, een blokje meer op mjjn haard te gooien,
wanten hier moogt ge aw ooren Bpit-
sen een uitgever doet nooit een verzoek,
of 't kost hem dubbeltjes. Ge begrijpt me.
't I* een kwestie van vraag en aanbod, van
geven en aannemen, van arbeid en loon, van
's nachts opzitten en postwisseltjes. Wie voor
't altaar staat, zal van 't altaar leven, of
zooals we een paar weken geleden nog in de
Tweede Kamer konden hooren „de arbeider
is zijn loon, althans zijn eten waard."
Ik zou willen, dat er eens sen heel geleerd
man kwam, om over dat onderwerp hier een
leziDg ts houden. Ds verhouding tusschsn
arbeid en loon is hier nog volstrekt niet har
monisch, eD 't zon geen kwaad doen en den
bar.d, die de Amsterdammers samenhoudt,
zelfs goed, als we eens op dat donkere pad
werden voorgelicht en niet telkens verdwaal
den, öf, wat even erg is, niet mét elkaar in
boteiDg kwamen. Over dit onderwerp zouden
wel eiken dag brieven geschreven kunnen
worden.
Mssr er .zjjn meer zaken in Amsterdam,
die den menschen belet ten allen tjjde een
drachtig nam te gaan Waarover in hek
jaar, dat nu bijna voorbjj is, hier wel het
meest geklaagd, geschreven en gekeven Is. ls
het vraagstuk der opengebroken straten. De
vertooning van dit treurspel gaat alle verbeel
ding te boven. Als we ods tweehonderd meter
hoog boven den grond hadden knnnen vcr-
heffin, dan hadden we, naar beneden ziende,
geloof ik, den indruk gekregen, dat Amster
dam door een onderaardschen vijand beschoten
was geworden. Want de groDd was vol gaten.
Heele straten, waaronder zelfs de voornaamste,
waren totaal onbegaanbaar. Men liep kwar
tleren en halfuren om, om toch maar niet de
Leidschestraat b v., of ds Utrechtschestraat
door te moeten. We hebben ons óver
't halfjaar kunnen oefenen in 't polspringen
en bergbeklimmen. En 't grappige wee als
de eene tak van dienst 2ijo taak vol biecht
had en da straat weer zoo-zoo op zijn verhaal
begon te komen, er weer een andere tak van
dienst kwam, om den boel opnienw op te
breken en het zand, de rommel, de slik, ds
herrie weer van voren af aan begon. Ge
kunt denken, wat die revolutie beteekende
voor de winkeliers, die hun straten zagen
vermijden, alsof er een besmetteljjke ziekte
heerschte.
En nu is het jaar hasst voorbjj, maar de
straten zijn nog niet overal dicht. Nu zie ik
ze weer bezig op het Tulpplein, vlak bjj 't
Amstel-Eöiel, meters diep in den grond, waar
ze tot laat ln den nacht met fakkels en ander
spookachtig kunstlicht op en in de aarde
klantereD, alsof ze geboren kabouters zijn,
die naar verborgen schatten zoeken. En dat
er hier schatten verborgen liggen, is een ver
moeden, dat bjj meer dan één stadgenoot en
vreemdeling is opgekomen. Hoe konden ze
anders zoo kwistig met geld omgaan
Een andere oorzaak van dispuut an gehar
rewar, maar van meer recenten datum, laeen
tentoonstelling van prenten en teekeningen,
die hier in het stedelijk museum (Snesso-
museum] gehouden is. Naar den voornaam-
sten inzender, had deze tentoonstelling den
naam gekregen van „Steinlen tentoonstelling",
eD er was te zien van alles, wat we van dezen
kunstenaar konden verwachten. „Kunst aan
het Volk" was het parool, waarmede men
haar had aangekondigd, en een bittere, wreede
waai held. maar een waérheid werd daar luid
en duidelijk verkondigd. De kwestie tnsschen
werkgever en werkman, tusschen nietsdoener
en arbeider, tnsschen den genieter en zijn
slachtoffer, tusschen kapitaal en armoede.
B.v. een prent, voorstellende een ouden armen
man, met een gestolen brood onder den arm,
en aan den kraag voortgeduwd door twee
polltle-sgtnten, die hem gegrepen hebben.
Ea desronder de veizuchttng van don dief
„Als ik een mlllioen gestolen had, dan zouden
ze mij wel anders behandelen." Prenten met
werkkerels, die geen ander leven kennen dan
van werken, zeulen, zwoegen, en daarvan
alleenen dsarnasst de fat, de leegloopor,
de pronker, die een zeer vermoelenden och
tend heeft, als bij zijn kleermaker moet ont
vangen, of handschoenen moet gaan koopen.
Werkmeiden, warkvrouwen, ploeterende moe
ders, armcêljjdende huisvrouwen, geboren
slavinnen en eenmaal als slavinnen stervend,
en daarnaast de vrouw van de wereld, schaam
teloos haar lichaam tentoonstellend aan be-
geerige mar.ner.oogen en smadelijk spreker,4
over allen, die zjj met haar geld regeert.
Zoo was deze tentoonstelling een duide i,k
uitzeggen van den huldigen maatschappelijk -a
toestand, de in zooveel prenten en potlood-
krassen gedane vraag Wie heefr meer waarde,
de man die schoenen maakt, of da man, die
er niets ander mtê weet te doen, dan se te
verslijten Wie beteekent meer, hjj die
arbeidt, cf hjj die niets uitvoert? Waarom
ls bjj 't eene deel der ratie arbeid en arbeider
veracht, en waaraan hebben die belde ooit
die verachting verdiend Waarom mag een
mensch, die geld heeft, heerschappij voeren,
desnoods misdadige heerschappij, over het
lichaam en het leven van anderen, die het
niet hebben
En al dese vragen kwamen ongewild op
bij den bezoeker van deze Stelnlen-tentoon-
stelllng. Ea de ernstigen onder hen zijn
met et n verslagen hart heengegaan, en waren
gedwongen na te denken over die verwijtende
Roman van
CARL BUSSE.
12.
lege Westerhausen kon zich na de laatste
uitdrukking van Peter niet stil houden.
.U schijnt zeer gaarne voorbeelden uit
^0 dierenwereld aan te halen, mijnheer de
referendaris, Eerst een schildpad en nu een
papegaai
Hij lachte hartelijk.
«Juffrouw, u heeft geljjk. Ik ben, moet
11 weten, een groot dierenvriend. Ik ben
°0s niet geschikt om te debatteeren. Dan
Ka ik mg zoo üetit te buiten. En wanneer
mocht zjjn gebeurd, vraag ik u heel
gaarne om excuus."
_»Toch niet," antwoordde de heer des
&lMs, „het is bepaald belangwekkend,
de inzichten van de jonge heeren te
®0r0n kennen. Maar vóór wjj aan tafel
f440 zou ik de heeren gaarne een kleine
rochure toonen en aanbevelen. Een oogen-
"k| ik kom dadeljjk terug."
dg verdween. Inge verschikte de plooien
au haar blouse wat en zeide „Behoort aan
j grga-bltuwe dog, mijnheer de refe-
«Jawel, juffrouw. Bevalt het beest u?'1
«G toch 1" Zjj lachte, zjj had het scHt-
Werk i-aa °°80a bemerkt. „U schijnt
m.-J 0611 gioot dierenvriend te zjjn,
ttmn «egt steeds, dat dierenvrienden
ook pessimisten zijn. Zjj zoeken bjj de
viervoeters datgene, wat zjj bjj de men
schen niet kunnen vinden."
„Neen," lachte hij. „Ik ben ook met de
menscben recht tevreden. Ik kan met een
elk omgaan. En waar dat eens een enkele
maal niet gaat, welnu, daar maak ik een
omwegje die laat ik passeeren."
„Wanneer dat maar altyd mogelijk is,"
antwoordde zjj.
Gedurende al dien tgd had zjj de oogen,
de eenigszins koele, grgze oogen, op hem
laten rusten, als wilde zjj hem doorgronden.
„Mjjn broeder is officier, die dacht ook zoo.
Maar nu hjj bjj het regiment is
schouderophalend, „men heeft toch zgn
meerderen. Miin broeder staat onder den
commandant. Wat wil hij er tegen doen l
Dieckminn knikte lachend.
„Theoretisch 8aa^ ^a^ a^^® he&l goed,
maar in de practjjk
„Gaat het ook goed. Werkelijk. Ik zie
in het geheel geen zwarigneden. Olfacier
ben ik niet. En ik weet ook niet, of ik
wel rechter word. Waarschijnlijk advocaat.
Dan is men tenminste minder gebonden.
Met ongehoorde verbazing keken hem
drie paar oogen aan.
Advocaat?" vroeg Proppie, die tot dit
oogenblik nog steeds had geluu terd.
„Ja. Misschien. Ik heb nog tgd genoeg,
om" te overleggen."
Zjj staarden hem alle drie aan, alsof hg
A«n wild dier was.
„Dan stamt u ook niet af van een
ambtenaarsfamiiie. mgnhear Höra">
derbrak Inge Weaterhausen de^stilte.
Nf>«n miin vader is dokter.
"U heeft een zeer scherpen blik, mejuf
frouw," meende de heer Dieckmanm ^Wte
in de ambtenaarswereld is groot geworden—
neen, neen, zoo wordt ook veel van mjjn
waarde collega verklaard."
„Dat weerspannige," lachte Inge.
„Dat is toch heel aardig. De vreem-1
deling in onze alleen-heerschappij. Weet
u u komt mjj voor als een Amerikaan, die
naar Europa is overgekomen. Alles, wat
óns in het bloed ligt, ontbreekt u."
Het was vriendeljjker en interessanter
gezegd, dan al het andere
„Is dat nu lof óf afkeuring?" vroeg
Peter Körner. „Maar ik buig mjj gaarne
Het beste aan het dokter-zijn is, dat hij de
menschen ziet in toestanden waarin tij
rang en stand en kleeren vergeten. Koning
en bedelaar, minister en schrjjver het
omhulsel valt en de arme aardwurm bljjft
°ver.
„Dat heb ik reeds als jongen zoó dik
wijls gehoord, dat mg het echte onderda-
i nige respect is gaan ontbreken. En dan,
het leven in een groote stad. Mjjn vader
was er niet voor, zjjn jongen zoo precies
op te voeden, de man had er ook den tgd
niet voor. Tob zoo niet over al die beuze
lingen,
alles vanzelf wel af. Slechts vogels, die in
kooitjes leven, moeten de snavels worden
atgevjjld, de anderen doen dat zelf, als
de snavels te lang worden."
loge Westerhausen keek tusschen de
portière8 door in do andere kamer.
Zulk een vader zou menigen jongen
I u
passen.
i Ja," meende Peter Körner, „ik heb een
fameuzen ouden heer."
Toen kwam de president terug. Hjj ver
ontschuldigde zich, dat hjj zoo lang op
gich h»d laten wachten. Onder den mm
leef toch vrjj uit, dan sljipt
droeg hjj een pak vlugschriften.
„De heeren kennen geheel mijn stand
punt," zeide bjj, „maar men kan in het
belang van het algemeen, daarop niet te
dikwjjls terugkomen. Daar heb ik hier iets
kijken de heeren het eerst maar eens in.
Weet ge, wat dit is?"
Hjj toonde met gespannen, vragend ge
zicht een afbeelding.
„Dit, mijneheeren (men moet het wel bjj
d6n rechten naam noemen), is de lever van
een zuiper."
„Groote hemel," flapte Peter Körner er
uit
„Een door alcoholgebruik verschrompelde
lever," zeide de president triomfeerend.
„Daarnaast staan de nieren, eveneess in-
eeagekrompen. Moest men zoo iets niet in
elke herberg, in ieder schoollokaal, in elk
i openbaar gebouw ophangen Zou men het
voor mogeljjk houden, dat, trots dit, er
nog meoschen zjjn, die alcohol drinken,
ja, het gebruik er van verdedigen Be
hoef ik hier wel te wijzen op den samen
hang, die er bestaat tusschen het al-cobol-
getot en krankzinnigheid, alcoholgebruik
en onzedelijkheid
„Mijneheeren, 25C0 millioen mark, twee
duizend vijfhonderd millioen, worden alle
i jaren in Duitschland door het keelgat
gejaagd.
„Over elke nieuwe belasting mort het
volkdeze reuzensom offert het vrjjwillig.
Het offert die som, om daarvoor zjjn ge
zondheid, zjjn zedelijke kracht, zijn eer,
zijn welstand te ondermjjnen. Is dat niet
vreeseljjk En moeten wjj, mannen van
kennis en macht, daar bjjstaan en toezien,
hoe het volk zich ruïneert? Of daaraan
meedoen
„Mijneheeren, ik denkwjj hebben plich
ten. Juist wjj, die rechters zjjn of worden
willen over hen, die wjj dageljjks zien in
de herberg, het voorhof van de gevangenis.
Ik doe steeds alle moeite, dadeljjk de jonge
heeren daarop te wijzen, dat zjj, niet alleen
voor zichzelf, zich spenen van het gebruik
van alcohol, maar ook, opdat hun
goed voorbeeld in wjjden kring zal werken.
Er is een heerijjke bond, mijneheeren. gij
kent hem de „Blauwe Knoop." Hem te
steunen, houd ik voor den plicht van eiken
staatsburger, voornamelijk voor dien van
eiken ambtenaar. Ik weet niet, of gij van
doel, verbreiding en organisatie van de
Blauwe Knoop" voldoende op de hoogte zijt
veroorloof mjj daarom, dat ik er u het een
en ander van mcêieel."
Hjj vouwde de handen over zijn buik en
begon nit te wjjden over het onderwerp.
Daarbij keek hjj dan den een, dan weer
den ander ernstig in de ogen, Hjj trachtte
zich ia zijn woorden zeer gematigd uit te
drukken, maar men voelde den kouden
hartstocht van den fanatieken man.
Evenals alle fanatieke dwepers, sprak hjj
goed. Allen luisterden opmerkzaam toe,
behalve lage. Zjj leuida met het hoofd
tegen den stoel en keek lusteloos voor zich
heen. At en toe wierp zjj een blik op
Peter Körner.
„Niemand mag ooit zeggen," eindigde
de president, „dat hjj geen gelegenheid
had, voor de goede zaak te werken. De
heeren kennen mjj, en zoo ik hoop wel zoo
goed, dat ik van mij» eigen verdiensten
geen ophef zal maken. Maar hoeveel ismjj
al niet gelukt 1 Bijvoorbeeld Müffelmann
Oaze goede MüffelmannDien heb ik
gered, die is bondslid, die raakt geen druppel