JULE. bondag 25 Dec. 11X)4. •^DERDE BLAD. AANGIFTE t0r Inschrijving voor de Militie. Drankwe t. Het Kerstfeest. FEU I L L E T O N. rendaris (jemeente delingen. BEKENDMAKINGEN. Bo'gemeester en Wethouders der Gemeente Schaden breng®11 ter kennis Tan W!« het aangaat, en meer bij. londer van de in het jaar 1886 geboren m nnelijke eraonen, of van hnn vader, moeder, voogd of cnrator. j,t bij de Militiewet 1901 (Staatablad No. 212 van 1901), het vo'gende is bepaald Art. 18 Voor de militie wordt ingeschreven: 1. ieder mind rjatig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Kijk of in het Koning ijk België verblijf hoodt, 2 ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wieni r der. moeder oi voogd binnen het Rijk, ia het Doiieche Rjjk of in het Koning-gk Belgiëwoonplaatg heeft, 8 ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rgk. in het Duitsche Rijk of in het Koning-ijk België woonplaat» heeft, 4. ieder mannelyk iDgeeeteen niet-Nederlander, zoo hij op deD laten Januarij Tan het jaar het 19de grensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der Kj art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4: A. de binnen het Rijk verblgf houdende minder jarige niet-Nederlander wieoa vader, moeder of voogd binnen bet Rjjk woonplaats her ft en haar gelorende da voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezit tingen des Rijks in andere werelldr-elen, gehad heeft b. van wiens ouders de langstlevende bij zijl of baar overigden in het hierboven onder a omsoh even ijsval verkeerde, al verkeert zjjn voogd niet in dat geval of al ia deze buiten 'a lands gevestigd c, die door zijn vader, moeder of voogd verlaten ja, of die onderloos is, oi in we'telijken «in geen rader oi moeder heeft en van wien niet bekend ia dat hg een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rjjk verblijf gebonden heeft B, de meerderjarige met-Nederlander, die binnen bet Rijk woonplna's heeft en haar gedurende de voor afgaande ach'tien maanden in het Rjjk of dekolomëo 0f bezittingen des Rjjks in andere werelddeelen ge- bad heeft. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hg, die min de jsrig is in den «in der Nederlandsche wet. Voo- meerderjarig wordt voor de toepassing van het be paalde hierboven onder B gehouden hg, die meerder jarig ia in den «in van voo-melde wet. Art. 14 De inschrjjving geschiedt 1. van hem, bedoeld in art. 18 eerste «inanede 1 zoo bij binnen het Rijk verbljjf hondt en «jjn vrder, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder oi voogd zoo hjj binnen het Rjjk verblijf hondt en «go vader moeder of voogd elders dan binnen het Rjjk woonplaats heelt, in de gemeente, waar hg verblijf hondt zoo hjj door zijn vader, moeder of voogd verlaten ia onderloos ia of in wettelijken «in geen vader or moeder heeft en het niet bekend is, dat bij «en voogd heelt, in de gemeeDte, waar hjj verblijf houdt; zoo hij in het Duitsche Rjjk verbljjf hondt, in oe gemeente Amsterdam loo hij in het Koningrgk België verb ijf hond- in de gemeente Rotterdam 2. van hem, bedoeld in art. 13, eerste «insnede 2. zoo «jjn vader, moeder of voogd woonplaats heelt binnen het Rjjk, in de gemeente rler woonplaats van vader, moeder of voogd; is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rjjk, in de gemeente Amsterdam/ ia zij in het Koningrijk België, in de gemeente Botterdam 3. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 8 zoo hij woonplaats heeft binnen het Rjjk, in de gemeente zijner woonplaats; zoo hjj woonplaats heeft in het Duitsche Rjjk, in de grmeente Amsterdam zoo hg woonplaats heelt in het Koningrgk België in de gemeente Rotterdam; 4. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste «inanede 4, indien hjj minderjarig ia; zoo hg verkiert in het geval, in de tweede zin snede van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente, waar zjjn vader, moeder of voogd woon« plaats heeft zoo hg verkeert in het geval, in die «inanede onder Ab omechreven, in de gemeente, waar zjjn voogd woonplaat! heeftis de woonplaats van dezen baiten 'zlandi, dan geschiedt de inschrjjving in de grmeente, waar de minderjarige verbljjf houdt, no» hij verkeert in een der gevallen, in even- bedoelde zinsnede onder Ac omschreven, in de ge meente, waar hij verblijf houdt, B. van hem, bedoeld in art. 18. eerste zinsnede 4 indien hij meerderjarig is: in de gemeente, waar hij wconplaata heift. De in de vorige ziDsnede als plaats van inachrg- ving aangewezen gemeente i» die, waar het veibljjf 'f de woonplaats gevestigd in of wan op den lsten Jannarg van het j ar, volgende op dat, waarin de in te scht jjven perseon het 18de levensjaar volbragt, tenzij het iemand geldt, wienz inschrijving te Amnter- dam of te Potterdam moet geschieden wegens ver- blijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Kyk or in he koningrijk België. Art 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven: 1. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te beboeren tot een S aat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten kujgdienst «tja onderworpen, of waar .en aanzien van den dienitpligt het beginsel van wederkeerighei 1 is aangenomen, 2. hjj, die bewgst in de koloniën of bezittingen des Rjjkz in andere we-elddeelen verblgf te honden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, mieder, voozd of cnrator woonplaats binnen het Rijk. Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is verpligt «ieh dsatoe bij bugemeester en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tnsschen den laten en den Sisten Jannarij van het jaar, volgende op dat, waarin hjj het 18de levensjaar volbragt. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter insch jjving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde «inanede omschreven rost de vsrp'.igtiog tot het doen der aangifte: indien het een minderjarige betreft, op zjjn vader, moeder cl voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder cn ateele gesteld ia, op zijn enraror. De verpligting van vader, moeder of voogd geldt evenwel alechta zoo hg of zjj binnen het Rjjk, in het Dnitsche Rjjk of in het Koningrgk België woonplaats heeft. Behoudens de uitionde ingen, bij de volgende zin snede grmvakt. rust de «org voor het doen der aan gifte uitsluitend op dvn in te aehrjjvea minde-jarige: indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Dnitsche Rjjk of in het Koningrgk België woonplaats heeft, indien «jjn vader of moeier of heiden de ouder- ljjke magt missen, indien hij door «jjn vader, moeder c.f voogd ver laten is, of indien hij onderloos is of in wetteljjken «in geen vader of moeder heeft en het niet bekend ia, dat hij een voogd heeft. Hg. die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter insch jj'ing moet worden opgegeven, of die in dienst is bjj de zeemagt, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, bjj het leger hier te lande of bij d, koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte tiet ve-pligt. Voor hem of haar, die lot het doen der aangifte verpligt ia, kaï de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemagtigd. De vo'magt blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijte, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven, of wordt opnienw ingeschreven 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Jatmri van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór hei intreden van het 21ite levensjaar ijjn verblgf binnen het Rijk, in het Dnitsche Rjjk of in het Koningrgk België gevestigd heeft; 2. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wieoa vader, mieder of voogd na den lslen Jannarg van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige bet 181e levensjaar volbragt, en vóór het intreden van diana 21ste levensjaar «jjne of ht e woonplaats binnen het Rjjk, in het Dnitsche Rijs of io het Koaingrjjk België gevestigd heeft 8. ieder mani.elijminderjarige, die na den laten Jannarij van het jaar, volgende op dat, waarin hg het 18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden van het 2lste levensjaar, Nederlander of opnieuw Nederlander ia geworden, zoo hij in een der hierboven onder 1. omseh even gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogt verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2. omschreven; 4 ieder meerderjarig mannelijk Nede landnr, die na den lsten Jannarjj van het jaar, volgende op dat, waarin hjj he! 18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, «yne woonplaats binnen het Rjjk, in het Duitsche Rjk of in het Koningrijk België gevestigd of er woonplaats vetkiegen heeft; 5. ieder manneljjk meerde jarige, die naden lsten Jannarij van het jaar, volgende op dat, waarin hg het 18de levensjaar volbragt, en vóór bet intreden van het 21ste levensjaar, Nederlander of opnienw Nederlander is geworden, zoo hj| in een der hierboven onder 4. omschreven gevallen verkeert; 6. ieder manneljjk niet-Nederlander, die na den lsten Janna-jj van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, ingezetene of opnieuw ingezetene ia geworden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbjj gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrjjving of de insch ij ving opnienw, moet geachieden en van de verpligtÏDg tot het doen van aaugif.e ter inzchr jjving of ter inschrijving opnienw, gelden de eerste zinsnede van art. 14 en den laatste vjjf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter inschrjjving op nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede vin dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen, of, weid hg reeds vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Nederlanderschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblgf of de veitiging of het verkrjjgen van woonplaats binnen het Rjjk, in het Dnitsche Rijk of in het Koningrgk België. De inschrijving geschiedt in het register betri ffende de ligting van het jaar, waartoe de in de eerste «insnede van dit artikel bedoelde persoon volgens «ijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftigcents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Zg, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen in deze Gemeente voor de militie moeten wurdeD ioge- senreven, moeten mitsdien hier tos bij hen, Bnrge- meester en Wethouders, ter Gemeentesecretarie, tnuehen den lsten en den 31sten Jmnt-ij 1905 worden aangegeven. Voor het ontvangen van de asngifse «al meer be paald srtting wo den gebonden op Haandig den 16 Januari 1905, des voormidlegt te 10 nren. Mea wordt veriocht, zich «ooveel mogelijk op dat tnd- stip tot het doen der aangifte ter Gemeente-secretarie aan te melden. Gedaan voor de tweede maal te Schagen, den 23 December 1904. Burgemeester en Wethonde s voornoemd, De Burgemeester H. J. POT. De Secretaris: ROGGEVEEN. Burgemeester ea Wethouders der ge meente Schagen Gelet op de Drankwet Vestigen de aandacht van b3langheb- bor dan op de volgende, bij de laatste herziening dier wet opgenomen bepalin gen lo. Eeue voor 1 Mei 1904 verleende vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein in eene voor het publiek toegankelijke localiteit, blijft, behoudens intrekkeo cf vervallen, van kracht tot 1 Mei 1905, voor den verkoop bij hoeveelheden van minder dan twee liter. Indien een houder van eene zoodanige vergunning het bedrijf na 30 April 1905 wenscht voort te zetten, dan zal hij voor 1 Maart 1905 tot Burgemeester en Wet houders een verzo' k tot wijziging van do akte van vergunning en van het afschrift daarvan moeten richten, waarbij wordt overgelegd opgave van de opper vlakte der localiteit of lociliteiten, waar voor vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein is verleend. Bjj gebreke van een dergelijk verzoek vervalt de hiervoren bedoelde vergun ning met 1 Mei 1905. 2o. Verkoop van sterken drank in het klein in een logement alleen aan logeergasten kan zonder vergunning ge schieden tot 1 Mei 1905. Indien men na 30 April 1905 dezen verkoop wil voortzetten, moet aan Gede- putoerde Staten dezer Provincie de ver- eischte Vergunning worden gevraagd. 3o. Het is verboden, in eene localiteit, waarvoor niet eene vergunning voor den verkoop van sterken drank ia het klein is verleend,zonder een door Burgemeester en Wethouders verleend verlof, a'coholhou- denden drank, anderen dan sterken drank, f uitsluitend alcoholvrijen drank voor gebruik ter plaatse van verkoop te veikoopen. Deze verkoop kan echter in de boven bedoelde localiteiten zonder het vereischte verlof geschieden tot 1 Januari 1906. Een verzork om verlof voor de voort zetting van den verkoop na 31 December 1905 wordt voor 1 Januiri 1905 bij Burgemees'er en Wethouders ingediend. De hierboven onder 1 en 3 genoemde, aan Burgemeester en Wethouders te rich ten verzoeken, kunnen geschieden vol gens modellen, ter secretarie aanwezig. Schagen, den 13 December 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN. Een afschuwelijke oorlog woedt in het verre Oosten vanwaar de Wijzen kwamen, die de ster van Bethlehem volgden. Nochtans is het wederom het feest van den vrede Vrede terwijl in Azië de giuwelijke krijg wordt gevoerd en terwjjl overal tweedracht valt te ontdekken. Dan is het ook geen wonder, dat wij met een angstig gemoed vragen, boe lang het neg wel dnren zal, eer wij het Kerstnacht-ideaal zullen zien Daderbij komen. Negentien eeuwen zijn voorbijgegaan cd er is nog geen werke lijkheid het is niet Gods eer, die de menschen vereeDigt in één broederbond, die een onver- brekelijken vrede sticht, gegrond op welbe hagen. Dat wordt Jaarlijks In herinnering gebracht en met ieder Kerstfeest is het niet andersde viering loopt uit in een klacht en de feeststemming ii een telkens zich her- halende teleurstelling. Maar dan sou het misschien geraden zijn de Kerstmisklokken stil te zetten, gelijk in de Middeleeuwen geen klok mocht lulden ge durende den tgd, da® een schuldige stad, wegeus binnen haar wallen gepleegd misdrijf, met interdict was getrcffsE? Ware hst niet billijk, dat eerst de voorwaarde werd vervuld, aan welke de deelneming aan feest betoon ls verbonden, en dat er dan eerst sprake van kon zijn, als er eeclge vooruitgang ln de richting van den vrede was te bespeuren Is niet de lanwheid, waarmede wij aan het feest meedoen, een kenteeken van een gering geloof aan rijn Inhoud Herinnerd zg aan den nacht van 26 Decem ber, drie jaar geleden. In de Kaapkolonie, niet ver van de Transvaalsche grens, was dien dag hevig gestreden en nog waren de vijandige strijdmachten In elkacders nabijheid i gelegerd, om bjj bet aanbreken van den dag de worsteliog te hervatten. Op eenmaal, daar klonk in de nachtelijke stilte het lied alt de vlakte van Bethlehem van aandoening trillende mannenstemmen vereenigden zich In één koor, dat het „Eere zij God, Vrede op Aarde, in de menscben een welbehagen 1" deed weergalmen. Zoo mege ook ons lied de pauze vullen van de worstelingen, die de menschheid beeft te ondergaan op den weg der volmaking. Want de Kerstzang is niet het triomflied van de vervulling. Hij is de leuze der be schaving. de formnleericg van het ideaal. Hii is een profetie en belofte. Een belofte voor wie hopen, een profetie des geloofs. Hij is de voorspiegeling van het groote feest der meoschheid, aangericht daar, waar de liefde een overwinning behaalt. Lvten wij het oog geopend houden voor de onvolmaaktheden, die overal ons omringen. Een optimisme, dat eeovoudig ontkent, is nit deD booze. Laten we het met ernst betreureD, niet meer macht te bezitten om vrede te kweeken, niet meer Invloed te hebben om oorzaken van strijd weg te nemendat zal tegelijk de vraag doen rijzen, of we dat weinige, waarover wij beschikken, dat munt stukje van betrekkelijk geringe waarde, toch niet beter knnnen besteden, dan wjj tot dasver gedaan hebben. De Kerstzang moge doen denken aan een ver verwijderd tijdstip, dat niemand onzer zal beleveD, er is toch iets in voor het hedeD. Zalig zjj die vrede stichten, en kan wel iemand beweren, dat hem daartoe de gelegenheid geheel ontbreekt Ziet, wjj klagen, en met grond, OTer de strijdzucht, die maar niet wijkeD wil alt de harten der men- schen, maar bedenken wjj dan wel, dat zij één algemeene oorzaak heeft, het egcï.me, en dat wij alvast knnnen beginnen, die oorzaak daa- aan te tasten, waar zij binnen ons bereik ligt, n.1. in eigen gemoed En leert O: s dan niet de ondervinding, dat zelfs de kleinste zegepraal, op dat gebied behaald, een juichkreet doet rijzen, aan het lied der engelen nauw verwant Ook mogen wjj er wel de aandacht op vestigen, dat ondanks al betgeen den Chris telijker geeBt onderdrukt, iu weerwil ook van het vele, dat den naam in een verdacht licht plaatst wegens den valschen schijn cener bedrlegelijke lenze, hjj toch doordringt in het leven ook der volken. Z-tlfs waar men zich geen rekenschap getft van zijn invloed en zijn werking zou willen ontkennen, baant bij zich toch een weg. De stemmen dia om vrede roepen, worden luider; de pogingen aangewend om vrede te stichten, worden krachtiger, en aan deu drang naar vreedzame oplossingen Dngs den weg der gerechtigheid of door middel van eerlijke onderhandeling, wordt meer en meer toegegeven. Er is veel donkerheid, veel schaduw Maar dat het licht niet daaraan zou evenredig zijn, is orjuist. Als eenmaal een grootscbe gedachte heeft wortel geschoten, is haar groeikracht niet te onderdrnkken, en wanneer nu de begeerte naar vrede uit de hoofden, wiar zij tot dusver heeft gezeteld, overgaat ia de harten van velen, vau allen, dan zuilen toch nog de bewjjzen ons te beurt vallen, dat de hoop op een betere toekomst niet ijdel is geweest, dat wij niet ten oprechte zijn blijven getooven. Maar daartoe hebben wij niet lijdelijk af te wachten. Ook ons, kleinen, is de plicht opgelegi, op de aarde vrede te brecgeD. Geachte Redacteur, ge vraagt mjj, of ik U Diet eens een brief zou kunnen schrjjven over Amsterdam, eu over het meest merkwaardige, dat er in de laatste dagen alhier heeff plaats gehad. En aan dat verzoek voldoe ik gaarne eu zoo spoedig mogelijk, om twee redeneD. Ten eerste, omdat ik graag pi ast over Amster dam, want 't is een eenlge stad en ten tweede, omdat ik dan waarschjjnljjk in de gelegenheid kom, een blokje meer op mjjn haard te gooien, wanten hier moogt ge aw ooren Bpit- sen een uitgever doet nooit een verzoek, of 't kost hem dubbeltjes. Ge begrijpt me. 't I* een kwestie van vraag en aanbod, van geven en aannemen, van arbeid en loon, van 's nachts opzitten en postwisseltjes. Wie voor 't altaar staat, zal van 't altaar leven, of zooals we een paar weken geleden nog in de Tweede Kamer konden hooren „de arbeider is zijn loon, althans zijn eten waard." Ik zou willen, dat er eens sen heel geleerd man kwam, om over dat onderwerp hier een leziDg ts houden. Ds verhouding tusschsn arbeid en loon is hier nog volstrekt niet har monisch, eD 't zon geen kwaad doen en den bar.d, die de Amsterdammers samenhoudt, zelfs goed, als we eens op dat donkere pad werden voorgelicht en niet telkens verdwaal den, öf, wat even erg is, niet mét elkaar in boteiDg kwamen. Over dit onderwerp zouden wel eiken dag brieven geschreven kunnen worden. Mssr er .zjjn meer zaken in Amsterdam, die den menschen belet ten allen tjjde een drachtig nam te gaan Waarover in hek jaar, dat nu bijna voorbjj is, hier wel het meest geklaagd, geschreven en gekeven Is. ls het vraagstuk der opengebroken straten. De vertooning van dit treurspel gaat alle verbeel ding te boven. Als we ods tweehonderd meter hoog boven den grond hadden knnnen vcr- heffin, dan hadden we, naar beneden ziende, geloof ik, den indruk gekregen, dat Amster dam door een onderaardschen vijand beschoten was geworden. Want de groDd was vol gaten. Heele straten, waaronder zelfs de voornaamste, waren totaal onbegaanbaar. Men liep kwar tleren en halfuren om, om toch maar niet de Leidschestraat b v., of ds Utrechtschestraat door te moeten. We hebben ons óver 't halfjaar kunnen oefenen in 't polspringen en bergbeklimmen. En 't grappige wee als de eene tak van dienst 2ijo taak vol biecht had en da straat weer zoo-zoo op zijn verhaal begon te komen, er weer een andere tak van dienst kwam, om den boel opnienw op te breken en het zand, de rommel, de slik, ds herrie weer van voren af aan begon. Ge kunt denken, wat die revolutie beteekende voor de winkeliers, die hun straten zagen vermijden, alsof er een besmetteljjke ziekte heerschte. En nu is het jaar hasst voorbjj, maar de straten zijn nog niet overal dicht. Nu zie ik ze weer bezig op het Tulpplein, vlak bjj 't Amstel-Eöiel, meters diep in den grond, waar ze tot laat ln den nacht met fakkels en ander spookachtig kunstlicht op en in de aarde klantereD, alsof ze geboren kabouters zijn, die naar verborgen schatten zoeken. En dat er hier schatten verborgen liggen, is een ver moeden, dat bjj meer dan één stadgenoot en vreemdeling is opgekomen. Hoe konden ze anders zoo kwistig met geld omgaan Een andere oorzaak van dispuut an gehar rewar, maar van meer recenten datum, laeen tentoonstelling van prenten en teekeningen, die hier in het stedelijk museum (Snesso- museum] gehouden is. Naar den voornaam- sten inzender, had deze tentoonstelling den naam gekregen van „Steinlen tentoonstelling", eD er was te zien van alles, wat we van dezen kunstenaar konden verwachten. „Kunst aan het Volk" was het parool, waarmede men haar had aangekondigd, en een bittere, wreede waai held. maar een waérheid werd daar luid en duidelijk verkondigd. De kwestie tnsschen werkgever en werkman, tusschen nietsdoener en arbeider, tnsschen den genieter en zijn slachtoffer, tusschen kapitaal en armoede. B.v. een prent, voorstellende een ouden armen man, met een gestolen brood onder den arm, en aan den kraag voortgeduwd door twee polltle-sgtnten, die hem gegrepen hebben. Ea desronder de veizuchttng van don dief „Als ik een mlllioen gestolen had, dan zouden ze mij wel anders behandelen." Prenten met werkkerels, die geen ander leven kennen dan van werken, zeulen, zwoegen, en daarvan alleenen dsarnasst de fat, de leegloopor, de pronker, die een zeer vermoelenden och tend heeft, als bij zijn kleermaker moet ont vangen, of handschoenen moet gaan koopen. Werkmeiden, warkvrouwen, ploeterende moe ders, armcêljjdende huisvrouwen, geboren slavinnen en eenmaal als slavinnen stervend, en daarnaast de vrouw van de wereld, schaam teloos haar lichaam tentoonstellend aan be- geerige mar.ner.oogen en smadelijk spreker,4 over allen, die zjj met haar geld regeert. Zoo was deze tentoonstelling een duide i,k uitzeggen van den huldigen maatschappelijk -a toestand, de in zooveel prenten en potlood- krassen gedane vraag Wie heefr meer waarde, de man die schoenen maakt, of da man, die er niets ander mtê weet te doen, dan se te verslijten Wie beteekent meer, hjj die arbeidt, cf hjj die niets uitvoert? Waarom ls bjj 't eene deel der ratie arbeid en arbeider veracht, en waaraan hebben die belde ooit die verachting verdiend Waarom mag een mensch, die geld heeft, heerschappij voeren, desnoods misdadige heerschappij, over het lichaam en het leven van anderen, die het niet hebben En al dese vragen kwamen ongewild op bij den bezoeker van deze Stelnlen-tentoon- stelllng. Ea de ernstigen onder hen zijn met et n verslagen hart heengegaan, en waren gedwongen na te denken over die verwijtende Roman van CARL BUSSE. 12. lege Westerhausen kon zich na de laatste uitdrukking van Peter niet stil houden. .U schijnt zeer gaarne voorbeelden uit ^0 dierenwereld aan te halen, mijnheer de referendaris, Eerst een schildpad en nu een papegaai Hij lachte hartelijk. «Juffrouw, u heeft geljjk. Ik ben, moet 11 weten, een groot dierenvriend. Ik ben °0s niet geschikt om te debatteeren. Dan Ka ik mg zoo üetit te buiten. En wanneer mocht zjjn gebeurd, vraag ik u heel gaarne om excuus." _»Toch niet," antwoordde de heer des &lMs, „het is bepaald belangwekkend, de inzichten van de jonge heeren te ®0r0n kennen. Maar vóór wjj aan tafel f440 zou ik de heeren gaarne een kleine rochure toonen en aanbevelen. Een oogen- "k| ik kom dadeljjk terug." dg verdween. Inge verschikte de plooien au haar blouse wat en zeide „Behoort aan j grga-bltuwe dog, mijnheer de refe- «Jawel, juffrouw. Bevalt het beest u?'1 «G toch 1" Zjj lachte, zjj had het scHt- Werk i-aa °°80a bemerkt. „U schijnt m.-J 0611 gioot dierenvriend te zjjn, ttmn «egt steeds, dat dierenvrienden ook pessimisten zijn. Zjj zoeken bjj de viervoeters datgene, wat zjj bjj de men schen niet kunnen vinden." „Neen," lachte hij. „Ik ben ook met de menscben recht tevreden. Ik kan met een elk omgaan. En waar dat eens een enkele maal niet gaat, welnu, daar maak ik een omwegje die laat ik passeeren." „Wanneer dat maar altyd mogelijk is," antwoordde zjj. Gedurende al dien tgd had zjj de oogen, de eenigszins koele, grgze oogen, op hem laten rusten, als wilde zjj hem doorgronden. „Mjjn broeder is officier, die dacht ook zoo. Maar nu hjj bjj het regiment is schouderophalend, „men heeft toch zgn meerderen. Miin broeder staat onder den commandant. Wat wil hij er tegen doen l Dieckminn knikte lachend. „Theoretisch 8aa^ ^a^ a^^® he&l goed, maar in de practjjk „Gaat het ook goed. Werkelijk. Ik zie in het geheel geen zwarigneden. Olfacier ben ik niet. En ik weet ook niet, of ik wel rechter word. Waarschijnlijk advocaat. Dan is men tenminste minder gebonden. Met ongehoorde verbazing keken hem drie paar oogen aan. Advocaat?" vroeg Proppie, die tot dit oogenblik nog steeds had geluu terd. „Ja. Misschien. Ik heb nog tgd genoeg, om" te overleggen." Zjj staarden hem alle drie aan, alsof hg A«n wild dier was. „Dan stamt u ook niet af van een ambtenaarsfamiiie. mgnhear Höra"> derbrak Inge Weaterhausen de^stilte. Nf>«n miin vader is dokter. "U heeft een zeer scherpen blik, mejuf frouw," meende de heer Dieckmanm ^Wte in de ambtenaarswereld is groot geworden— neen, neen, zoo wordt ook veel van mjjn waarde collega verklaard." „Dat weerspannige," lachte Inge. „Dat is toch heel aardig. De vreem-1 deling in onze alleen-heerschappij. Weet u u komt mjj voor als een Amerikaan, die naar Europa is overgekomen. Alles, wat óns in het bloed ligt, ontbreekt u." Het was vriendeljjker en interessanter gezegd, dan al het andere „Is dat nu lof óf afkeuring?" vroeg Peter Körner. „Maar ik buig mjj gaarne Het beste aan het dokter-zijn is, dat hij de menschen ziet in toestanden waarin tij rang en stand en kleeren vergeten. Koning en bedelaar, minister en schrjjver het omhulsel valt en de arme aardwurm bljjft °ver. „Dat heb ik reeds als jongen zoó dik wijls gehoord, dat mg het echte onderda- i nige respect is gaan ontbreken. En dan, het leven in een groote stad. Mjjn vader was er niet voor, zjjn jongen zoo precies op te voeden, de man had er ook den tgd niet voor. Tob zoo niet over al die beuze lingen, alles vanzelf wel af. Slechts vogels, die in kooitjes leven, moeten de snavels worden atgevjjld, de anderen doen dat zelf, als de snavels te lang worden." loge Westerhausen keek tusschen de portière8 door in do andere kamer. Zulk een vader zou menigen jongen I u passen. i Ja," meende Peter Körner, „ik heb een fameuzen ouden heer." Toen kwam de president terug. Hjj ver ontschuldigde zich, dat hjj zoo lang op gich h»d laten wachten. Onder den mm leef toch vrjj uit, dan sljipt droeg hjj een pak vlugschriften. „De heeren kennen geheel mijn stand punt," zeide bjj, „maar men kan in het belang van het algemeen, daarop niet te dikwjjls terugkomen. Daar heb ik hier iets kijken de heeren het eerst maar eens in. Weet ge, wat dit is?" Hjj toonde met gespannen, vragend ge zicht een afbeelding. „Dit, mijneheeren (men moet het wel bjj d6n rechten naam noemen), is de lever van een zuiper." „Groote hemel," flapte Peter Körner er uit „Een door alcoholgebruik verschrompelde lever," zeide de president triomfeerend. „Daarnaast staan de nieren, eveneess in- eeagekrompen. Moest men zoo iets niet in elke herberg, in ieder schoollokaal, in elk i openbaar gebouw ophangen Zou men het voor mogeljjk houden, dat, trots dit, er nog meoschen zjjn, die alcohol drinken, ja, het gebruik er van verdedigen Be hoef ik hier wel te wijzen op den samen hang, die er bestaat tusschen het al-cobol- getot en krankzinnigheid, alcoholgebruik en onzedelijkheid „Mijneheeren, 25C0 millioen mark, twee duizend vijfhonderd millioen, worden alle i jaren in Duitschland door het keelgat gejaagd. „Over elke nieuwe belasting mort het volkdeze reuzensom offert het vrjjwillig. Het offert die som, om daarvoor zjjn ge zondheid, zjjn zedelijke kracht, zijn eer, zijn welstand te ondermjjnen. Is dat niet vreeseljjk En moeten wjj, mannen van kennis en macht, daar bjjstaan en toezien, hoe het volk zich ruïneert? Of daaraan meedoen „Mijneheeren, ik denkwjj hebben plich ten. Juist wjj, die rechters zjjn of worden willen over hen, die wjj dageljjks zien in de herberg, het voorhof van de gevangenis. Ik doe steeds alle moeite, dadeljjk de jonge heeren daarop te wijzen, dat zjj, niet alleen voor zichzelf, zich spenen van het gebruik van alcohol, maar ook, opdat hun goed voorbeeld in wjjden kring zal werken. Er is een heerijjke bond, mijneheeren. gij kent hem de „Blauwe Knoop." Hem te steunen, houd ik voor den plicht van eiken staatsburger, voornamelijk voor dien van eiken ambtenaar. Ik weet niet, of gij van doel, verbreiding en organisatie van de Blauwe Knoop" voldoende op de hoogte zijt veroorloof mjj daarom, dat ik er u het een en ander van mcêieel." Hjj vouwde de handen over zijn buik en begon nit te wjjden over het onderwerp. Daarbij keek hjj dan den een, dan weer den ander ernstig in de ogen, Hjj trachtte zich ia zijn woorden zeer gematigd uit te drukken, maar men voelde den kouden hartstocht van den fanatieken man. Evenals alle fanatieke dwepers, sprak hjj goed. Allen luisterden opmerkzaam toe, behalve lage. Zjj leuida met het hoofd tegen den stoel en keek lusteloos voor zich heen. At en toe wierp zjj een blik op Peter Körner. „Niemand mag ooit zeggen," eindigde de president, „dat hjj geen gelegenheid had, voor de goede zaak te werken. De heeren kennen mjj, en zoo ik hoop wel zoo goed, dat ik van mij» eigen verdiensten geen ophef zal maken. Maar hoeveel ismjj al niet gelukt 1 Bijvoorbeeld Müffelmann Oaze goede MüffelmannDien heb ik gered, die is bondslid, die raakt geen druppel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1904 | | pagina 9