Infehf |)fii tem Zondag 49ste Jaargang. 4006. TWEEDE BLAD. NIEUWJAAR. FEUILLETON. .1 U L K. „Moere er tn 1904 ramp of vreugde over TT komen", zoo spraken we een j*ar geleden, „behoudt de kracht en den moed om alles te dragon." Wenschen is altijd gemakkelijk. Woorden, woorden, woorden Maar achter die woorden moet een hart kloppen, het doode in den gelukweüsch moet zijn leven ontvangen van de warmblinkende zon der oprechte deelneming. Zóó vatte men ook onzen wenech op- De klok van middernacht sloeg nog niet. Nog leeft het jaar 1904, maar wij zitten aan zijn sterfbed. Met stille stem bespreken we, wat het ons elk voor zich aan Hef en ]ped bracht. Ook wat het de wereld bracht de schrikkelijke oorlog in het Oosten, de dood van zoovele belangrijke mannen groote ge beurtenissen in Enroi a gelukkig niet in ons land, dat had dan voorspoed der gelukkige volken geen geschiedenis. Maar in den kring der uwen Er zijn er niet weinigen, helaaswien het scheidlngBuur zwaar op het hart drukt. E<- is één plaats, er zijn misschien meer plaat sen ledig gevallen, nog bij den vorigeu jaars overgang bezet door een vriendelijke gestalte de mond, die toen met ons het heil en zegen uitsprak, is verstomdde oogen, die toen zoo vroolijk ons toelachten, zijn gesloten. Dat Is de tragedie, die van minuut tot minuut zich herhaalt, met telkens verandering van tooneel, en het kan niet anders, de onverbiddelijke hef voorbeeld van genotzucht uitoefent, ons karakter te stekken tegen de verleidingen d"r winzucht, onze begrippen van eerlijkheid te verhelderen. Naar alle zijden hebben wij de handen uit te strekken om den band te knoopen, die de indlviduën vereenigt tot menschheld, tot één groote familie, en dat werk is van dien aard, dat het alle afzonder lijke vorderingen tot haar recht kan doen kouten. Laten wij niet vertragen en niet versagen. Of morgen de hand machteloos zal neer vallen, die heden kloek het gereedschap aan vat, wij weten het niet en het bekommere ons niet. De nacht zal komen, maar róg is het voor odb dag. Dat wij arbeiden, met frissche opgewektheid, en moge de zegen des Allerhoogsten ons daarbij ten deel vallen. Veel gelnk in 19051 o—o—o— m. Alkmaar bij dag en Alkmaar bij nacht ver schillen ouderling niet zooveel, als Alkmaar in den zomer en Alkmaar in den winter. Wat Alkmaar in den zomer zoo heerlijk mooi maakt, dat verhoogt juist in den winter de naargeestigheid. Dat heb je altijd met boomen. lis den zomer zijn ze een genieting. Hel begint 's voorjaars al, als de boomen en struiken hier en daar een knop vertoonen terwijl ge wandelt in het mooie, mnar nog wat kille weer, en de zon n heel gezellig van die lieve, zacht-warme aaitjes geeft. Ai'rueer knoppen komen or en ze worden al dikker. Dan komen er van die zwoelige dagen met winden, die rechtstreeks uit betere oorden schijnen te komen. En van de kastanje begint dan de victorie. Eén voor één laten de knop. ters weg waren. En zoo ge n al niet bang maakt voor de boomen, de grond, bezaaid met vfeze bruine biaderen, is toch te smerig voor een wandeling. Zoo ia het in den winter, zooals wij dien thans beleven, de mooie dagen niet te na gesproken. Toch geven juist in dezen tjjd de Hont en de plantsoenen de meeste zorg, niet aan het werkvolk en dengene, die over hen gebiedt, maar aan het oppertoezicht, de plartsoencommissie en, geadviseerd door haar, de leden van het dagelijküch bestuur Want wat niet is. kan worden. Zooals het nu is, was het eiken winter, en altijd kwam weer 't leven na den dood, de zonneschijn na regen. Er dient dus nu gezorgd, dat van den zomer 't volgend jaar weer alles op zijn mooist is en in het allerschoonste kleed En die verandering van tooneel, intijds gereed te maken, verkrijgt ge niet door op een knop te drukken, zooais 't tegenwoordig gaat in nlk a grooten schouwburg. Ge hebt maar één vioer hier, en één stel boomen, en wat ge mooier makt-n wilt, dot kunt ge niet bekomen dan door hetgeen end is en versle ten, op te ruimen en 't nieuwe te groepeerön op de 1 et-ge plaats. Dat kost veel tijd en geld en onde boomen Het eerste schijnt hier nauwelijks beschik baar. Zoodra niet is een boom of struik den weg van alle leven opgegaan, of „ingezonden stukken" komen r.an van Xen en Yen op hnnne Rchterbeenon, om in éeD vloed van heetc ivoorden den omgebrachte te beweenen. en af Te vragen, waar het zoo naar toe moet gaan. Men wacht niet af, of ook iets anders in de plaats zal komen, laat staan, dat men geduld zou toonen om toe te zien, of 't jonge niet veel mooier wordt, dan 't onde ooit wel was. Men hakt er dadelijk maar op in, veel erger soms dan de commissie in den Hout het deed (waarom ze hier ook wel „Honthak- commiBsie" heet). En dan het geld! We hebben 't verleden boomen. Het is merkwaardig, met hoeveel liefde men aan dio oude boomen hangt figuurlijk gesproken natuurlijk. Ik bedoel nu niet, (dat zal men in Alkmaar wel begiijpen.) de plantsoencommissie, die zonder veel schroom zelfs, als 't haBr noodig lijkt, over jonge boomen het doodvonnis velt, en ook niet B. en W., of zelfs den Raad, die meegaat, msar alweer 't publiek in 't algemeen. Het ligt wel eenigszins voor de hand, dat de „men" niet graag bet bestaande ziet sloopen en vooral niet, wanneer het nog jonge boomen of jong hout betreft. Men ziet wel, wat men heeft, niet wat men krijgen zal, en de vrees voor hervormingen wordt nog zwaarder, als men zoo nu en dan gelooft versterkt te zijn in de meeDing, dat alle verandering geen verbetering is. Maar het is óók waar, dat menig klaaglied aangeheven is over den dood van meer dan driekwart vergane boomen, die te Bvond of te morgen zonder menschclijke hulp wel onderstboven gestreken zonden zjjn en die in geen geval duurzaam de plaats waar zij stonden, tot sieraad konden strekken. Het publiek heeft de toekomst dicht bij zich en ziet de boomen in de vertede com missie moet de boomen naderbij bekijken en in de verre toekomst zien. Laat ons hopen, dat zjj goed ziet. r pen blaadje voor blaadje zien en eindelijk staat de boom in een zoo prachtig lichtgroen j&ar gezien en onlangs weer opnieuwhoe de voorjaarskleed, als ge onmogelijk beschrijven uiterste behoedzaamheid in acht genomen macht aldus natuurwet, door een Hoogere geordend, schrijft het voor. Hebben wij dan, terwijl met betraanden blik wordt teruggezien naar de smart van het Jongst verleden en de gedachte weemoe dig stemt, dat ook de best gemeende wen schen niets vermogen, om de nadering van j het leed af te wenden, hebben we dan nog j het gevoel van dankbaarheid voor hetgeen de voor altijd heengegane ons geweest is en de ons overblijvenden doen om het lijden te hel pen dragen, dan is ook in die weemoedige stemming de Oudejaarsavond ons tot een zegen. Op het ijdele der wenschen, die wij op de grensljjn van twee jaren wisselen, is vaak gewezen. Wat kunnen zij wijzigen aan den loop der dingen Welken invloed kunnen zij hebben op de lotswisselingen, die ons boven het hoofd hangen Bovendien, veel daarbij is niets meer dan sleur en klank, het voldoen aan zekere eischen der gewoonte, het meedoen aan een mode, eigenlijk oen misbruik maken van woorden, die daardoor veel van hnn be- teekenis verliezen. Strijd en strijdgerncht vulden een groot deel van het jaar, op meer dan één plaats van den aardbol ontvloog het zwaard de scheede, werden de gruwelen van den oorlog vertoond als verkeerden wij nog in volle bar- baarschheid. En och ja, als de hartstochten zijn opgewekt, die op het oorlogsveld in volle werking fnJ--. 3 - ujva ^nn u.oBju beschavingsvernis Jb, »ai.rmeie wr) denken al een mooi figuur te maken. Aan den anderen kant mogen wij niet onvermeld laten, dat voor het veldwinnen der vredeaidée het jaar dat achter ons ligt, niet geheel onvrucht baar is geweest. President Roosevelt's idéé voor nieuwe vredesconferenties is bekend ge worden. En op meer plaatsen is iets be moedigends. Moedig voortg6werkt dus, wsnt er is zeer veel te doen eer voor ons de nacht daalt. Er zijn muren omver te halen, welker fnndee- rii gen diep zijn nedergelegd en waarvan de soliditeit den 3anval van vele houweelen weerstaat, muren van egoïsme, waardoor scheiding gemaakt wordt tnsschen menschen mnren van verbittering, die desamenwerking tot gemeenschappelijke verheffing onmogelijk maken. Al kunnen wij slechts één steen dar-rvan losrukken, dan is dat toch wel de moeite waard, om er onze krachten voor in te spannen. Ook zijn wij nog altijd zoekende naar het ge'nk, en wat gevonden Ib, geeft moed om de naspoiingen «oort te zetten. Wij hebben de zegen lopen van den arbeid leeren kennen en hare heerlijkheid wekt ons op om ze in steeds ruimer mate te veroveren. Wij oude ren hebben een jong geslacht aan te kweeken, dat, beter dan wij vermochten te doen, do ge zamenlijke Hak zal voortzetten, en die op leiding eischt al onze zorgen, omdat wij weten, dat alleen door haar goed te behartigen, de toekomst der maatschappij is gewaarborgd. Wij hebben ons krachtiger dan ooit te wape nen tegen de nederdrnkkende invloeden, die kunt. Dan volgen de anderen, langzamerhand, maar ze komen alle, en eer de zacht warme aaitjes van de zon overgegaan zijn in fel brandende steken, zijn daar weer de tiendui zendtallen van bladertjes, die een beschutting vormen zoo volkomen, als menschen handen niet kunnen maken. O, in den zomer is Alkmaar interessant mooi In de plantsoenen rondom de stad veel frisch groen gras met keur van bonte bloe menperken en door de lage boomen heen zoo bier en daar een sardig kijkje over 't water of wel een rustig zitje onder een dicht lom merdak. Ia den Hout komt, nog eer de boomen alle schaduw g6ven, het varenkruid omhoog. Eerst een praohtig groen kleed, reikt het ras tot de knieënhet wordt nog dichter dan dicht kreupelhout, ea als het Pinkster is, dan bloeien de zoo verachte „toeters" op bijna manshoogte in een kenrig witten dos. Tot aan dat tijdstip zijn de „toeters" werkelijk mooi en ongetwijfeld een verfraaiing van den Hont. Maar op de blijde brniloft zou de muziek ontbreken, waren er niet de tallooze vogeltjes, die bij elke tien stappen die ge doet, uit wel tien keeltjes n tienderlel wijsjes voorzingen. De krant schreef 't vorig jaar: er waren minder vogels, maar dat kan niet waar zijn, want dan zon het tjilpen vroeger oorverdoovend geweest zijn, wat 't nooit was en nergens ls en ook niet worden moet. Nachtegalen die waren er niet meer, zoo zei de krantalleen de boerenachtegalen zongen nog. 't Ib heusck jok, lezerIk was dagelijks iSg"t-êöi"*nfe«rTian-ii: ei- norfaignac En elkea avond ging ik luisteren naar 't godd'lijk fluiten, van d'een naar d'ander, dat de nachtegale» deden. Niet één hoorde ik er, neen, wol altijd drie, of vijf of meer, en wat de een niet kon, kon de ander. Ik zal van den hertenkamp niet spreken, of van den eendenvijver, want noemt ge die woorden in 't bijzijn van een verstokten hou- de-la-dicht-Alkmsarder, dan gijjiist hij, als iemand, die op de kermis uit het somnam- bnle-ter.tje komt en ondervraagd wordt, „hoe hij 't vond." Toch zijn die kamp en vijver dezen zomer voor duizenden er duizenden menschen, vooral voor hen, die 't worden moeten nog, een aangename en immer amu sante pleisterplaats geweest, ze zullen dat steeds m6er worden en nog laug zijn. Daarom, 'k herhaal, dat Alkmaar in zomertijd voor hem, die veel genieten wil voor niets en in de frisohe buitenlucht, onschatbaar mooi is. Maar in dan winterIk doel nu niet op dagen zooals met Kerstmis, toen de mnggen op en neer dansten of 't altijd zoo geweest was sedeit van den zomor, en toen een over jas zoo lastig was, als veeren kussens in Augustus.' Maar op die nare dagen zooals laatst, met stinkende grijze dampe luchten, waarin de kledderige boomen hnn konde naakte takken omhoog steken. Dan geven diezelfde boomen, die 's zomers zoo mooi zijn, zoo'n huiverig, verkleumd gevoel en ge zondt wenschen, dat alle huizen heel dicht naast elkander stonden, zooals de kindertjes zich 's avonds om 't vuur echaren, en dat al die akelig doode takken en natte druiperlge hees- wordt, als in den Raad dcor B. en W. een voorstel wordt gedaan, om voor den Hont en de plantsoenen vier-, vijf-, zeshonderd gul den toe te staan. Niet, dat betwist wordt, dat vernieuwing hier en daar wel noodig Is, maar 't is maar, hoe, en waar het eerst, en „wie zal dat betalen." Over het algemeen heeft de opvatting vooral bij het pnbliek wel de overhand, dat de Hont en de plantsoenen luxe-artikelen zijn, die maar 't liefst zoo min mogelijk moeten kosten. Toch is het gelukkig, dat die meening niet algemeen gedeeld wordt. Het komt mjj voor, dat Alkmaar in die plantsoenen en Hontwel zoo'n prachtig rentebriefje heeft, dat tsl^ van andere plaatsen Het Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. LXXXVII Inlanders en vreemde Oosterlingen worden hier in Indië door blanke en bruine Europeanen dikwijls op zeer onhensche wijze bejegend. Wanneer nu zoo'n min of meer donkere broeder nog niet tot het juiste besef zijner menschenwaarde is gekomen, wanneer hij 't zelf nog maar goedig belieft te erkennen, dat hij een heel erg inferieur schepsel ls, och, soedah dan, dan is het zoo heel erg nog niet 1 Ik wees er reeds vroeger op, in m'n Max Havelaars-beschonwingen, dat recht en onrecht op slot van rekening al zeer betrekkelijke begrippen zijn en dat het van het standpunt eens lndividos feitelijk afhangt, of hij zich onrechtvaardig, dan wel geheel comme U fant behandeld weet. Daarom Is het per gé veel onbillijker en veel slechter en ookveel onpolitieker, om b. v. een beschaafd, ontwikkeld niet- Enropeaan door trotsche, minachtende behan deling en woorden te grieven, dan dat men een dommen Chiceeschen koeli op Deli of een - - - luien huisjongen hier op Java eens een fer- t haar benijden zullen. Hoevele tienduizenden men draai om z'n ooren geeft. Wie het er guldens, ja tonnen zon men elders niet willen geven voor onze omgeving? En terecht. Ik laat nu daar, hoe onschatbaar veel de arme menschen, de „kleine man" en de „burger man", hier kunnen genieten, wat zij elders moeten missen. Ge moet 's zomers eens een wandeling me ken, dan blijkt het u allerwegen, hoeveel duizenden menschen van dezen rijkdom pro- fiteeren, die met hnn allen ternauwernood de kosten van een enkel bloemperkje bijdragen Ik zal ook niet in beschouwingen treden, van welken zedelijken invloed die mooie omgeving is, die zoo tot wandelen uitlokt, gedachtig aan de waarheid, dat een mensch maar op ééne plaats tegeljjk kan zijn, en dat hij, die in den Hout wandelt, althans niet in de kroeg zit of met de buurwijven kletst. Dat «Vjxioxxir ~smr nwviErcik ür«g in den tegenwoordigen tijd zeker ook een leek wel zeggen. Maar waar ik op wijzen wilde, is dit*: dat het voor Alkmaar van het allergrootste belang is, Immer te zorgen, dat ze voor de „groote heeren" een genietbare woonplaats ie. Do erkenning daarvan moge aan velen moei lijk vallenhet is toch zoo. De regsering is nooit erg gsneigd om zonder noodzaak hare ambtenaren in „gaten" te stoppan ze weet wel, dat dit veel gemor geeft en veel ver- hnizingskosten, hooger tractementen enz Het ia dan ook niet hoelemaal toevallig, en ook niet alleen aan de gunstige ligging te danken, dat Alkmaar in de latere jaren de zetel is geworden vroeger al van de recht bank van een districts schoolopziener, eea militie-commissaris, een landweer-districts commandant, een inspecteur van den arbeid, een rijksbetaalmeester, een agent van de Rijksverzekeringsbank en zoovele andere ambtenaren en commissiën meer. Onwillekeurig groeit daardoor vanzelf het aantal menschen aan, die verteringen vertier aanbrengen wat per slot van rekening door de straks genoemde hou-de-la dicht Alkmaar- ders nog het meest gewenscht wordt. Daarom, als Alkmaar mooi gemaakt kan worden, laat het dan maar, als 't noodig is, wat geld kosten. Het is goed belegd. De winkelier, die de minste zorg aan zijn uit stalling besteedt, maakt in den regel de slechtste zaken. Dat is achter-den wagen- politiek In de derde plaats sprak niet meê eens is, heeft geen fiauwen kijk op de zaken hier I Alvorens nn de lichting aan te wijzen, die m. i. moet worden ingeslagen, wil ik u tot goed begrip van de kwestie eerst eens 'n paar staaltjes schetsen, zooals ik die zelf bij woonde, of wel opteekende nit den mond van vertrouwde personen. Toen ik het vorige jaar bij den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid op bezoek was, vertelde die hoofdambtenaar mij het volgende: Een Regentenzoon van vorstelijken bloede had mat goeden altslag het eindexamen aan de Hoogere Burgerschool afgelegd, was daarna als Inlandsch Ambtenaar bij het Binnenlandsch wacht natuurlijk later een veel hoo- Nn wilde het toeval, dat één nccie mecsch geren rang. zijner vroegere klasgenooten van de H. B. 8. als Controlenr in dezelfde afdeeUng geplaatst werd. Diens vader, een eenvoudig commiesje van zeer burgerlijke afkomst, had hem bij eene Javaansche huishoudster verwekt en ook op de schoolbanken was de donkerbruine con troleur steeds de mindere vau dien lichtgelen Javaan geweest. Zonder nn, jammer genoeg, eeist eens een paar jaar in Holland aan 'n Universiteit wat meer moderne begrippen in zich op te nemen, had onze Indo te Batavia verder gestudeerd en met succes het Groot- Ambtenaarsexamen afgelegd. Deze jengdige titularis nn liet door niets den Assistent Wedono merken, dat hij in hem den ouden schoolkameraad herkende, maar hij sprak hem kond en trotsch in het laag-Javaansch toe en liet hem als een mindere sila (op-den grond hnrken). Zoo iets is volgens mijne meening duizend maal erger, dan dat er op Deli eens een twintigtal luie, brutale koelies wat hardhandig worden aangepakt. Zoo'n Controleur moest, wanneer hij dan al niet volgens de wet kan vervolgd worden, onmiddellijk nit het corps worden ontslagen, als totaal ongeschikt voor zijn gewichtig en kiesch^ambt. Een mijner Chineesche vriendeD van Ban- doeng, een jongmensch, dat zeer vloeiend Hollandsch en vrij aardig Engelsch spreekt, wilde aan het Post- en Telegraafkantoor te Ik van onde j Weltevreden een telegram verzenden, een handelstelegram, waar haast bij was. D« Indc-Enropeesche ambtenaar nam er niet di minste notitie van, toen onze geslaarte broe der op het loket, „afdeellng telegrafie," trom melde en klopte om zijn aandacht te trekkeD De commies stond heel gezollig een boom op te zetten met zijn collega's en toen de Chinees, eindelijk ongednidig geworden, hem in goed-Hollandsch toeriep „Maar, Meneer word ik r.u eindelijk eens geholpen. Ik heb hier een dringend telegramtoen riep de Europeaan,vertoornd overzooveei „brutaliteit", hem in het platste passer-Male'sch toe: „Wil jij je mond wel eenB honden, hanggat (ecboit). „Je hebt maai te wachteD, totdat ikj bij je kom, verstaan Stel n nu zóó iets eens in Holland voor, lezer De Chinees was gelukkig verstandig en flink genoeg, om zich dadelijk bij de hoogste antoriteiten te beklagen. In den trein van Bandoeg naar Tjiandjoer reisde een dokter dwaja, derde klasse natuur lijk, want de tarieven eerste en tweede zijn hier schreeuwend duur Onze Inlandsche Arts had een hoekplaatsje veroverd en was ernstig verdiept in de lectuur van een Dnitsch medisch tijdschrift, toen een groote, zwaar gebouwde Europeaan te Tjimahi instapte. Het was blikbaar een gegageoru militair, uit het land der Germanen afkomstig. Met echt Pruisische kszerne-onbeschoftheid gelastte de bullebak, dat de dokter djawa verhuizen zon. Hij, als Europeaan, moest de gemakkelijke boekplaats hebbeD 1 Zjjn onbeschoft „bevel", in plat passer-Maleisch gegeven, werd ge lukkig door den Inlandschen Arts niet opge volgd, terwijl één der Enropeesehe passagiers en ook ondergeteekende hem onmiddellijk bijsprongen en den brntalen vlegel aan het verstand braohten, dat bij hier niets niemen dal te commandeeren had. De conducteur, ook een gegageerd militair, wilde eerst nog den dokter djawa naar een koeliewagon jagen, doch toen ik hem mijn visitekaartje liet zien en dreigde met een klacht bij den Chef der exploitatie te Bandoerg, toen krabbelde de beambte wat achteruit en de dokter djawa bleef in zijn hoekplaats gehandhaafd. Aan elk stationsloket-kaarijes-derde-klasse, alsmede aan elk postkantoor hier in Icdië, kan men dagelijks getuige zijn van het brutale optreden van üommige Europeanen en Indo's. Stel n het volgende voor Een twintig Inlanders, Chineezen en Ara bieren, waaronder ook een paar ond-leerlingen Hoogere Burgerschool, staan aan zoo'n loket geduldig op bun beurt te wachten. Met veel bombari komt er plotseling een haveloos ge- kleede blanke of brnlne representant van het overheerschende ras aangestapt, jaagt met een paar vloeken en scheldwoorden de wach tenden op zij en wordt dan het eerst door den ambtenaar geholpen 1 En zóó zon ik nn voort kannen gaan en een dozijn penkrassen vullen met verschillende staaltjes als hierboven. Ik geloof, dat nn alle lezers in Holland het met mij eens zullen zijn, dat op de eene of andere wijze verhinderd moet worden, dat niet-Enropeesehe intellectuele aan dergelijke behandeling blootstaan. 't Is een kwestie van nationaal, politiek belang 1 De Chineezen hier hebben er eindelijk iets op gevonden. Zij snijden hnn „staart" een- juist de groote dag, dat een paar dnizend Chineezen hier op Java, volgens afspraak, zich van hnn thowtjang of „staart" zullen ontdoen om daardoor, want dat is dan feite lijk de bedoeling, geen last meer te hebben van Enropeesehe onbeschoftheid. Er heerscht bij vele ambtenaren en particulieren hier in Indië een typisch misverstand. Omdat het hier in Indië natuurlijk, als overal ln de beschaafde wereld, ten streDgste verboden is zich te vermommen of onkenbaar te maken, daarom meenen velen, dat b.v. de Javaan niet op schoenen zou mogen loopen, dat een In lander zonder „sarong om de lendenen" straf baar is en een Chinees feitelijk z'n „staart." moet laten groeien. Ten bewijze, dat deze dwaze opvatting In het geheel niet door de Regeering gedeeld wordt. laten we hier een afschrift volgen van een officiëel schrijven aan den Resident van Semarang. Dit luidt dan als volgt No. 11001/43. Semarang, 16 December 1902. Gezonden aan den Majoor-titulair der Chineezen te Semarang tot informatie. De AssisteDt-Resident, (w- g.) Hooenwaad." Roman van CARL BUSSE. o 14, De waard ontving de heeren vriendelijk, het bier was er lekber en koel. Proppie liet het zich goed smaken. Het duurde niet lang, of hij begon ver/en op te zeggen, en weidra zong hij het hoogste lied. „Wat is het tegenwoordig een ellendige tijd! Alles wil men ons ontnemen. Niet driuken mag men meer, want het kan schadelijk zijn niet rookeo, want nicotine is vergifniet kussen, want dat kan de bacillen overbrengen heilige stroozak, en wat al niet meer 1 Wij zullen eens zien, waar dat op uitloopteen jammerlijk mensch, in de watten gewikkeld, een mensch •zonder bloed en hersens.Wereldvrede heb je er al reeds wat van gemerkt De wapens ne9rkan jij je voorstellen, dat een krachtig volk zoo denkt? De bloed- leegen kunnen geen bloed meer zien. De zwakheid wil de kracht in discrediet brengen eD schimpt en smaalt er op. De sentimen teels stelt zich aan als wereldverbeteraar, 't Is om gek te worden niet waar En met een boos gelaat nam Proppie weer een fikschen slok. „Je bent vanavond als bezeten," lachte Peter, en klapte met het deksel van zijn glas. „Omdat groote voorbeelden werken," schreeuwde de assessor- Exempla docent. Dat exemplaar ben jij. Dat zegt den chef in zijn gezicht, dat ouderdom geen ver dienste is Vordert ook eerbied en rechten voor do jeugd Drinkt een glas wijn, neen een flesch wijn leeg. Stelt geen belang in den blauwen knoop Wil advocaat worden. Zegt tot juffrouw Inge, dat hij nóg een dame kent Jule Fischer, met wie zij nog op school heeft gegaan. „Als een auder mij dat alles vertelde, ik zou hem toeschreeuwen je liegt 1 Maar met mijn eigen ooren heb ik het gehoord. Hei- daar waar blijft het nieuwe glas?Ik ben gewroken. Alle referendarissen zijn gewroken 1" En plotseling rustiger: „Hoe kom jij nu jezelf voor Ik denkals een Alexinder, of Bismarck, of Luther." „Zoo iets," antwoordde Peter. „Maar nu wordt ge op eenmaal verstandig. Ik kan je verzekeren, dat je rekening niet sliut. Ik ben van avond weinig verrukt over mijzelf. Daar binnen klemt wat dat is een teeken, dat ik niet geheel over mijzelf tevreden ben. En ik ben anders zoo heel gemakkelijk tevreden te stellen. Maar jelui hier, in dat verdraaide Groszkirchen Hij trommelde met de vingers op de tafel. „God in den hemel, men raakt hier bui ten zichzelf. En mij is eeD licht opgegaan. Het was donker in mij als in een tunnel. Maar toen jij daar zooeven als een dolle gedroeg, werd het ook in mjj je helder als de dag. En weet ge, hoe hot mjj nu is In de school heeft meester ons eens verteld, dat het menscbelijk lichaam steeds in stofwisseling is. En in een tijd van zeven jaar is geen velletje meer aan hem, dat hij nu heeft. Alles is veranderd, ver nieuwd. Of dat zoo heel precies uitkomt, dat weet ik niet. Maar het gaf steed", vond ib, zoo'n onaangenaam gevoel direct griezelig En in het licht dat er nu voor mij is opgegaan, nu voel ik, of liever zag ik, dat ik midden in een huidswisseling was, dat wil zeggeD, ten opzichte van mijn ziel. Misschien vergis ik mij. Misschien heeft het reeds lang daarbinnen gezeten en wist ik het niet. Misschien Hij schudde het hoofd, hij schudde het bier in zijn glas, dat het bijna over den rand stortte. „Ziet ge, Proppie, dit is nu juist al het gekke van het geval, dat ik zulke gedach ten in mijn bol heb." De assessor had het gelaat in een jam merlijken plooi getrokken. „Dat is volstrekt geen dwaasheid," sprak hij met het armoedigste gezicht van de wereld, „dat is een zonde. Denk jij toch niet, denken verzwakt elke kracht denken is als morphine. Is men er eenmaal mede begonnen, dan hebt ge steeds grootere porties noodig, om je te verdooven. En gjj waart zoo een mooi oprecht mensch." Toen moest Peter lachen. „Jij vervalt direct weer tot de uitersten, krijtwit cf koolzwart, Blijf dan t®ch eens in het midden Maar Proppie zuchtte. „Weet ge niet, dat juist de uitersten de valstrikken zijn voor alle zwakkelingen Wij geknakten worden daar steeds naar toe getrokken. Maar praat jij maar, praat over het innerlijk proces in je. Daar kan ik over meêpraten, ik heb veel te veel na gedacht is mijn leven." Afschrift. No. 4186. Bijlagen 9. Buitenzorg, den 8en Bec. 1902. Blijkens het hiernevensgaand voor Uw ar chief bestemd extract nit het beslnit van heden No. 26 is op het verzoek van Mr. C. W. baron van Heeckeren, ten deze handelende als ge machtigde voor en namens den Majoor-titnlair De referendaris had een nieuwe sigaar opgestoken. Hij hnlde zich geheel in den rook. „Het zal wel weer niets te beteekenen hebben, Proppie, 't is een gevolg van de stemming van hedenavond. Ik kom mijzelf voor als een machine, die steeds vroolijk en lustig heelt rondgedraaid, maar die nu plotseling hapert. Dat ban aan de machine liggen, maar ook aan iets anders. Ik geloof, dat ik hier in een scheeve positie ben ge komen, hier in dit vervloekte nest. Zoo oprecht vergenoegd kwam ik hier aan, en nu denk ik reeds menigmaal, dat elk ge noegen mg hier vergald wordt. Ik ben soms in stille woede ik vreet mijzelf soms op. En dat past niet voor mij. Zin in tegenspreken heelt elk mensch, ik ook, maar niet eens zoo heel erg maar hier in dit nest wordt men te sterk geprikkeld. Daar binnen zit het, daar wurmt en wroet wat, en om niets niemendal verlies ik mijn oprechte vergenoegdheid, mijn goede luim. O, wat dom!" „Wie winnen wil, moet leeren verliezen," zcide de kleine assessor en keek Peter aan Hij zeide het, omdat zooiets klónk. „Ach wat," antwoordde de referendaris, „ik wil in het geheel niets winnen. Maar ik wil ook niet verliezen. Ik was steeds zoo tevreden met mijzelf. Dat is wel heel oppervlakkig, maar daarbij is het toch heel goed leren. En ik maak er ook niet de minste aanspraak op, meer en beter te zjjn dan de gewoDe doorsnee menschen. 't Komt niet in mjjn bol op. En om al die redenen voel ik mjj zoo gekrenkt. Ik ben gekrenkt, omdat dit nest het klaar krijgt, mij te krenken. Wat drommel, wat gaat het mij aan, of de lui hier nog stommer en ezelaohtiger zijn, dan in een andere plaats 1 Maar ik voel, dat ik hier op een heel anderen weg word gedrongen, Ik ben bang, dat, als ik hier laDger blijf, ik mjj steeds tot krachtiger op positie zal laten verleiden, en daarbij dom heden zal begaan, die werkelijk niet in mijn natuur liggen. „Verstaat ge dat, gij krachtmensch Verstaat ge en begrijpt ge, dat men in Berlijn solide kan zijn en hier onsolide niet voor je genot, maar uit woede over een aantal ongerechtigheden Die drijven mij steeds vooruit. Ook vanavond werd ik voortgedreven. Dat was menigmaal zelfs niet noodig." Proppie schudde bezorgd het hoofd. „Vermorzel nu toch je eigen beeld niet, Peter Körner. Laat mij dat ideaal bewaren Voor den duivel, zulk een mensch als jij, die moet handelen, lachen, drinken maar niet peinzen." „Ik erger mij alleen maar, voor den drommel, mag dat ook niet „Tienmaal," zeide de assessor- „Maar eerst steek jij den godentempel aan en dan heb je berouw. Eerst slaat ge, en dan doet het je leed. Mensch, ik heb je toch al menigmaal het gedicht gezegd, waarin het heeten lachend - droog ik mijn zwaard aan de manen van mijn zwarte paard. Peter, droog je zwaard ook lachend." Toen lachte deze werkaljjk. „Proppie, je bent een bezienswaardigheid. Ik zal en moet dus naar het beeld leven, dat jij van mij hebt gemaakt. Maar dé&r- over kan ik je geruststellen dat ik van avond die heiligen daar nit hun huisje heb gejaagd, dat doet mjj geen oogenblik leed. Maar de rest van al die gedachten en ge voelens, die mjj bezighouden, d&t is het l

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5