JUL E. Donderdag 5 Januari 1915 49ite JafcirgAftg JNo. 4007. EERSTE BLAD. INGEZONDEN. FEUILLETON. Drankwet. ZEEMILITIE. Staatspensionneering. AWT - k LaiilnilM Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. IVGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Rureau8CHAf3JtëW, ILsiast, D 4. Uitgever t P. TRAPMAN. ^iedewiTker J. W 1 K EL. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.26 iedere regel meer 6 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen Gemeente Schagen. BEKENDMAKINGEN. Burgemeester en Wethouders van Schagen Brengen ter openbare kennis, dat bij hen is inge komen een verzoekschrift om verlof voor den verkoop van alcoholhondenden drank, anderen dan aterken drank, van de navolgende ingezetenen dier gemeente: Naam van den verzoeker. Straat, wijk en num mer, waar het perceel is gelegen, waarin de verkoop zal geschieden. Kiezeling K. Visecher B. Heep, wijk C no. 23 Hoeg, wijk A no. 33 Binnen twee weken na de dag'.eekening dezer be kendmaking kan een ieder tegen het verleenen van dit verlof schriftelijk bezwaren hij Burgemeester en Wethouders inbrengen. Schagen, den 3 Jannari 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester a. i., P. BUIS Jz. De Secretaris, ROGGEVEEN. Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen brengen,ter voldoening aan art. 138 der Militiewet 1901, by deze ter kennis van wie het aangaat, dat de lotelingen voor de lichting der nationale militie van 1906, die voor volledige oefening by de militie te land zouden moeten worden ingelijfd, een der na te melden beroepen nitoefenen en verlangen by de zeemilitie te dienen, worden nitgenoodigd zich vóór 1 Februari eerstkomende te doen opgeven ter Gemeente-secretarie, tot welke opgave eiken werkdag, van 9 nnr voormiddags tot 4 uur namiddags, en meer by zonder op Maandag den 16 Jannari 1905, des voormiddags te 10 uren, te dier plaatse gelegenheid zal zijn. De bovenbedoelde, by beschikking van den Minister van Marine van 4 December 1903, Burean S B., No. 83, aangewezen beroepen zyn de volgende: Zeevarenden. A. Stnnrlieden, stuurmansleerlingen, matrozen, licht matrozen en jongens op koopvaardijschepen van de groote en kleine vaart en op zeesleepbooten. Stuur lieden, schippers en verdere opvarenden van looda- vaartuigen en tonnenleggers. Diepzeevisachers en Noordzeekust -visschers Binnenschippers. B, Stuurlieden, schippers en schippersknechts van Rijn schepen, aken, tjalken en kleinere vaartuigen. Stuur lieden, matrozen, schippers en schippersknechts van passagiers- en sleepbooten op binnenwateren. Znider- zeeviaschersVisschers op Zeenwsche wateren en op groote rivieren. Mossel- en oestorvisschers. Schuiten voerders, vletterlieden en veerlieden. Smeden, stokers, machinisten en bankwerkers. C Machinisten en machinist-leerlingen op schepen en vaartuigen by spoor- of tramwegen en op fabrieken en andere inrichtingen. Stokers als boven. Michine- dryvers. Smeden en smid bankwerkers. Machine bankwerkers en gewone bankwerkers (hieronder ook te verstaan rywielherstellers). Werktuigmakers. Kolen- tremmers. Metaalbewerkers (hieronder te verstaan koperslagers, ketelmakers, vijlenkappera en voorslagers). Electriciens. Overige ambachten. D. Scheepsbeschietera. Scheepstimmerlieden (scheep makers) E. Koek- en banketbikke'a of knechts. Koks en koksmaats, hetzy aan boord van scbopen of vaar tuigen, hetzy aan den wal. F. Koffiehuis» en hotelbedienden. Hofmeesters of kellners op schepen of booten. G. Ziekenverplegers, Barbiers. Apothekersbe dienden. H. Personeel van 'a Rijks werven. N.B. De personeo, genoemd onder A, B en D. komen allereerst in aanmerking voor inlijving als zeemilician-mstrooaonder C als zeemilicien-stoker onder E. F, G, H komen in aanmerking als zeemili cien-kok, zeemilicien-hofmeester, zeemilicien-zieken verpleger, zeemilicien-matroos of stoker, al naarmate van het beroep, dat zij nitoefenen. Uit de lotelingen, die een dezer beroepen uitoefenen, wordt de voorkeur gegeven aan hen, die zich over eenkomstig deze uitnoodiging voor den dienst ter zee hebben aangemeld of hebben doen opgevende overige voor dies dienst noodige manschappen worden te zyner tyd door loting aangewezen. De aandacht van de lotelingen wordt gevestigd op art. 116 der Militiewet 1901, luidende als volgt: „De bij de militie te land ingelijfden worden niet tot het aangaan van eene verbintenis voor de buiten- landsche zeevaatt toegelaten, zonder schriftelijke toe stemming vanwege CLzen Minister van Oorlog. Die toestemming wordt in gewone tijden niet geweigerd aan de lotelingen, die reeds vóór hunne inlyving by de militie hun beroep van de buiten- landsche zeevaart maakten en die zich overeenkomstig art. 138 voor de zeemilitie hebben aangeboden, doch daar bij niet hebben knnnen worden aangenomen." Schagen, den 4 Jannari 1905. Burgemeester en Wethouders, P. BUIS Jz. L.B. De Secretaris, ROGGEVEEN. Roman van CARL BUSSE. —o 16. De rechte stemming was verdwenen. Peter wist niet goed, wat hy den kleinen assessor zou antwoorden. En Proppie scheen zich geheel aan zyn gepeins te willen over geven. Daarom greep Peter de eerste de beste ge legenheid aan, om op te breken. „Dat moet ik eens zien willen wy betalen, Proppie Je gaat toch meê En na weinige minuten stonden zy reeds op straat. Met kleppende muilen liep een leerjongen voorby. Lampen werden voor de vensters geplaatst. Het was, of overal gloeiende oogen op de marktplaats uit keken. „Ben jy de aschgrauwe ellende reeds weer gelyk vroeg de referendaris, toen hy in het lichtschijnsel het gelaat van zyn metgezel zag. „Maar mensch. blyf toch eens wat meer meester van jezelf. Toe nou, do borst vooruit en rechtop het hoofd 1" De matte oogjes probeerden het, te schitteren. »Ja, ja," mompelde hy. „Je zult het beleven ik wil vry zyn ik ik ^aar by de eerste de beste straat ging hy heea. Hy wilde naar huis. ,-Men mocht hem eens zien I" dacht de referendaris ironisch. „Het mocht eens Mijnheer de Radacteur Met belangstelling nam ik kennis van het ingezonden stuk van den heer O. te Kolhorn, voorkomende in het nommer van 29 Dec. Mij geheel vereenigende met den wensch van den schrijver, dat door wrijving van gedachten de waarheid zal mogen worden bevorderd, wil ik trachten het door ds zooge naamde Wetenschappelijke Commissie aanbe volen overgangssteisel nog met een enkel woord te verdedigen. In de eerste plaats heb ik mij er over verbaasd van kwalijk nemen is geen sprake dat de heer O. tot de conclusie is gekomen, dat bij ons, schrijvers der bekends brochure B. B. Ehet gevoel te veel gesproken heeften wij daa-om eenzijdig zyn geworden. En wij waren van oordeel, dat de gevoelsmannen, de mannen die zich alléén door hna hart laten leiden, juist moesten worden gezocht in het kamp van mannen als de heer O. Straalt In het geheele stuk van den heer O. niet door een fijn besnaard gevoel? Immers, hij wil juist een ieder behoeden voor een pensioen, dat, naar zijne meening, nog te veel gelijkt op eene bedaeling, terwijl w ij ons, ter wille van de werkelijk behoefte-hebbenden, over die gevoeligheid hebben heeagezet. Niet. door gebrek aan gevoeligheid, maar omdat wij wat naar onze moening het zwaarste was, ook het zwaarste wilden laten wegen. Wij meenden, dat wanneer om fiaanciëele redenen niet aanstonds aan allen een pensioen kan worden gegeven, er begonnen moet worden met de on- en minvermogenden. Laat ons nu alle gevoeligheid eens op zijde zetten en de zaak voor een oogenblik nit een strikt zakelijk oogpunt beschouwen. De vrees voor armoede op den ouden dag het dreigend spook voor zoovelen noopt de menschen tot het slaiten van een zeer uitkomen, dat hij tot op dit uur in de kroeg had gezeten. Arme kerel Hij liet hem daarom gaan. Peter schudde ia den frisschen wind alle zorgen af. Met vlugge schreden, den kraag van zyn jas hoog opgeslagen, snelde hy de steeds levendiger wordende straten laDgs. De menschenstroom wees hem den weg. Maar ook het gloeiend rood, dat den hemel kleurde, had hem de richting kunnen wijzen. Rondom hem was het een druk geroep en gejcel. „By bakker Sieverts is het!" „Heerejé, wat zullen de zemelen dan droog worden." „Weineen, het is by den bottelaar Fehr." „Nu, dan moet men met bier spuiten. Water is daar niet op z'n plaats." „Ook nog uit je bed gekropen, moeder Kroeben En zoo riep men van links Daar rechts, terwy'l alles vooruit draafde. Peter moest lachen, want hy had overdag nooit zooveel menschen by elkaar gezien, als nu by nacht. Hot was ontzettend moei lijk, om er door te komen. Daar zag by van verre het brandende huis. Het was hem onverschillig, of het by den bakker, of by een ander was, maar hij moest toch ook aan zijn bewondering lucht geven, toen het schouwspel zich aan zyn oog vertoonde. Tegen den donkeren nachtolyken hemel sloegen de vurige tongen hoog op. Het was, of zij een wilden, teugelloozen serpentinedans bielden en overal grepen zij begecrig rondom zich, om alles met zich mee te sleepen en in hun gloed te verteren. hoog staand en moreel verbond, om elkan der voor daze zware ramp te behoeden. Man barekent, hoeveel daarvoor jaarlijks moet worden samengebracht en en ieder verklaart zich bereid, voor dat edelo doel naar draag- bracht bij te drsgSn. De zeer rijke zeer veel, de rijke veel, de mildeucnan minder, de weinig-besittende weinig eu de min- en onvermogende niets. Man weet wel, dat in gewone gevallen de kans op pensioen jaist in omgekeerde volgorde zal zijn, maar het lot kan zich ook tegen den rijke keeren en het kan das gebeuren, dat ook hij later niet j in eigen behoeften zal kannen voorzien. Op dezelfde wijze verzekert m»n zich immers ook tegen brandschade Man brsngt met I elkander de som bijeen, die moet worden j uitgekeerd aan hen, die door de ramp, brand genaamd, worden getroffen, alleen met dit onderscheid, dat hierbij niet op den voorgrond treedt het edele beginsel, dat de sterkere de zwikte moet steunen. En nu begrijp ik toch werkelijk niet goed, wanneer men heel zijn leven naar draag kracht tot dit schoone doel heeft bijgedra gen, dat men daD, als men zelf 65 jaar geworden is, het als eene bedeeling zou moe ten beschouwen, waaneer moo eindelijk zalf ook eens van deze nattige instelling gaat profiteeren. Neen, als een recht moet het pensioen in de wet worden neergelegd, in de eerste plaats voor hen, die het Dooöig hebben, in de tweede plaats voor hen, die het minder noo- dig hebben, doch bast kunnen gebruiken, en ia de allerlaatste plaats voor hen, die het heelemaal niet noodig hebben. Neen,dadelijk aan allen, zonder onderscheid, wensend de beer O. DAa verdwynt direct alle schijn van bcdseling, van gunst. Maar is dat geen s c h ij n, althans voor. een groot deel Gesteld, dat iemand van zijn 25e tot zijn 65e jaar voor het doel van den bond heeft bijge dragen 40 maal 2500 is f 100000, en hij van zijn 603 tot zijn 85e jaar 20 maal 20C0 is f 40000 daarvoor betaalt, terwijl hij san pensioen terug ontvangt 20 maal 260 is f 6200. den beefc hij voor het goede doel geofibrd: 1O30CO plus 40.000 min 5200 is f 134800. Men stelle daar nu eens tegen over iemand met een inkomen van f 6C0 a f 700, die van zijn 25a tot zijn 65e jaar f 10. belasting voor dit doel heeft betaald en dan gedurende 20 jaar van het pensioen kan proflteeren. Aan belasting heeft hij dan betaald 40 maal 10 is f 400, en aan pensioen ontvangt hij terug 20 maal 260 is f 6200. Ja, maar zóó groot zullen (le verschillen niet zijn, zal men zeker zeggen. Toch wel, geachte lezers. Voor een pensioen als door O. reeds dsddik wordt gewenscht, is 40 A 50 millioen gulden roodig, en tegenwoordig brengen personeel-, vermogens- en bedrijfsbelasting sam8n nog geen 25 millioen gulden op en hel successierecht ongeveer 12. En nu zijn er reeds zeer velen, die meer dan f 2000 aan directe belastingen moeten betalon. Zal nn deze rijkaard hetzelfde gevoel hebben, wan neer hij zijn pensioen haalt - dat hij niet noodig heeft en waarvoor hij duizenden en duizenden heeft moeten offrreD ten bate van anderen als die bescheiden burger, die zijn pensioen haalt, dat hij heel goed kan gebruiken en waarvoor hij bijna niets heeft betaald Neen, wil men het gevoel geheel verbannen, dat men pre fi-eert van een ander, dan moet er een andere weg worden ingeslagen. Dan voere men in verplichte levensver zekering en late een ieder, die kan, de volle premie betalen. Natuurlijk zullen dan allen, die later liever armoede willen lijden dan pensioen genieten, waarop zij recht hebben gekregen, trouw die volle premie betalen, om later ook het volle genot van het pensioen te hebben, zonder den wansmaak, dat anderen het voor het grootste deel hebben betaald. De heer O. wil persé een wet, die verbiedt, dat men zich op den ouden dag zelf redt, omdat die wet moet bepalen, dat een deel van het inkomen, dat men op zijn ouden dag geniet, nit de Staatskas, de kas van 't algemeen, moet komen- Dat heeft toch ook zijn bedenkelijke zijde, zou ik zeggen. Niet meer te mogen zorgen voor zichzelf, maar aan het pensioen de be deeling te moeten worden onder worpen. Ik erken gaarne, dat ons stelsel nog niet volmaakt is, dat het pensioen nog wel wat hooger kan en dat de grenslijn, die we trokken, ook nog wat moet worden verhoogd, maar wanneer bijvoorbeeld aan allen, die op hun 65e jaar een inkomen hebben van f 700 of minder, een pensioen van f 300 werd ver strekt en aan allen, die op dien leeftijd een inkomen hebben van f 700 A f 1000, een aanvallingspensioen, dan geloof ik, dat onze Bond wel zal uitsterven, omdat dan wel weer voor noodiger zaken de millioenen zullen moeten worden opgebracht, dan voor een pensioen aan hen, die uit eigen middelen reads een inkomen hebben van meer dan f 1000. Da heer O. schrijft, dat da millioenen ons tot ons stelsel hebben geleid. Precies, niets anders dan de millioenen. Maar daarop hadden wij geen goeden blik, zegt de heer O. Eén, tien of honderd millioen, het ia gelijk. Het geld moet wel worden opge bracht, maar keert weer terug tot hen, die het opbrachten. Alleen met dit verschil, ge achte heer O., dat het grootste deel van het bsnoodigde geld opgebracht moet worden door enkelen, terwijl het voor het grootste döel terugkeert tot valen, tot a n d o r e n Precies als met zoovele andere zaken. Hoeveel millioenen worden er opgebracht, die voor onderwijs moeten worden besteed, die voor de tractemeuten van ambtenaren noodig zijn, die voor leger, vloot, gevangen wezen, justitie, enz. moeten worden gebruiktZe keeren allen terug, maar in hoofdzaak tot ande ren dan die ze opbrachten, want het geld blijft rollen en wordt niet in da sloot gegooid. Deze milloenen rollen dus precies ais de millioenen voor het ouderdomspensioenvan den een naar den ander. Maar opgebracht moe ten zo worden, en volgens art. 1 der statuten door middel van bestaande of nog te heffm belastingen. Ja, door die akelige be lastingen, waaraan ieder het land heeft, als Z8 wat hoog worden daar weer ik van mee te praten. En nu kan men wel zeggen voor dat doel heeft een leder graag wat over Maar wanneer eenmaal de zaak geregeld is, dan went men zoo ganw aan het pensioen! je, maar die telken jare terugkeerende aanslag biljetten, waarop die 40 millioen moeten wor den ingevorderd, beginnen hoe langer hoe meer te bezwaren en te drukken. Een ieder vrage zich maar eens af, hoe hij het vinden zou, wanneer hij al zijns belastingbiljetten, alleen voordit doel, drie maal zoo hoog zag worden. Dan bleef het niet bij den vroeger zoo gehaten tienden penning Onze Begeering meende dit jaar, wegens het slecht-vlocien der middelen, voor te moe ter) stellen den accijns op het gedistilleerd te verhoogen met f7.— per H L. en 6 opcenten, te heffen op de bedirjfs- en vermogensbe lasting. Deze opcenten zouden nog geen één millioen galden opbrengen eD heeft de heer O. gezien, hoe daartegen reeds van alle kan ten werd opgekomen Onze Regeering wil uit de Invoerrechten 9 millioen gulden meer halen door het invoer recht op verschillende artikelen te verhoogen teneinde daarvan 7 millioen te gebruiken voor sommige sociale doeleinden. Ook daartegen loopt men te hoop, omdat zoovelen geen verhoogde invoerrechten willen. Maar hoe wilt ge anders aan de milloenen komen vraagt de Regeering aan de tegenstanders van invoerrechten. In ons laatste pensioen blaadje kan de heer O. lezen, hoe de heer Trenb, een der meest bekwame en meest democratische mannen van oeb land, zich moet inspannen om op aannemelijke w ij z e aan te toonen, hoe of hij aan die 7 millioen zou willen komeD. En 7 millioen is nog lang geen 40 a 60 millioen Dat behoeft toch zeker niet nader te worden betoogd. Werkelijk, geachte heer O., laten wij stap voor stap komen tot een toestand, die allen kan bevredigen, zij het dan niet aan allen ten volle. Maar laten wij er voor oppassen! dat ods Diet het lid op den nens valt, omdat wij het onderste uit de kan willen hebben. Blijf gerust strijden voor uw ideaal, hoe meer hoe liever, maar stoot niet van u hen, die met de beste bedoelingen willen zorgen, dat zoo spoedig mogelijk „gebrek 1 ij den op den ouden dag" niet meer mogelijk zal zijn. Met dank voor de verleende plaatsruimte, mijnheer de Redacteur, gaarne Uw dw., H. FEISSER, coo Mijnheer de Redacteur Verleen mij s.v p. eenige plaatsruimte in uw veel gelezen blad. Ik heb in de courant van j Donderdag 29 Dec. 1904 gelezen het verslag van den Raad, en daarin gezien, dat B. en W. en de raadsleden der gemeente Anaa Paulowna een adres van H v. Twuijver tegenover Broedersz als 't ware terzijde hebben gelegd. Tot mijn verwondering las ik, dat Voorzitter Broedersz steunt in een recht van contract, dat onhoud baar is voor eenige landbouwers, die hun pro ducten over het pont aau Breazand moetea vervoeren. Bijv. eenige landbouwers met mij vervoeren de melk, een hoofdbron van inkomst voor ons bestaan, over dat pont naar Den Helder en daarvoor gebruiken wij de tns- schenkomst van Van Tvrnijver. Als nu Broedersz het contract stipt handhaaft en eiken overgang, die vóór 1 uur voor Zons opgang geschieden moet, weigert, zon de melk tegenwoordig eerst te 7 20 uur kunnen worden overgezet en dus niet voor 9 uur Nieuwediep kannen bereiken. Dat is een uur waarop de melk, een artikel dat aan bederf onderhevig is, niet meer kan worden verbruikt. Naar mijn oordeel is het vreemd, dat B. enW. niet warmer zijn, om de belangen van vele ingezetenen der gemeente te bevorderen ea zoodoende alle krachten inspannen, om deze bepaling uit het contract weggenomen te krijgen Ik stel mij voor, dat het den ministers dot bekead zal zijn, in hoeverre deze bepaling schade en ongerief kan meebrengen. Ik ben vanaf 1854 gebruiker van dat pont en dus ook geheel van de bediening afhan kelijk geweest. De eerste pontbeambte In mijn tijd w»g 8 Groet, toen C. Boon, vervol gens J. Wiering, later J. Smit en toen weer J. Wiering. Al die pontvaardets hebben mij nooit meer gevrasgd dan 8 ct. voor een paard en tweewielig rijtuig en 10 ct. voor paard en viei w.elig rijtuig, en nooit één enkelen cent voor passagiers. Als vrachtrijder zelfs ook nooit voor den voerman van het rijtuig. Nu is mijn vraag: zdudeu dan al die pontvaar- ders maar steeds hebben geschipperd zooals Nieuwe menschen drongen maar steeds aan en met de anderen werd de referen daris vooruitgoduwd. Hoe nader bij kwam, hoe meer het beeld het fantastische verloor. Er was ook geen gevaar de brand zou zich beslist tot dit perceel bepalen. Maar de vry- wiilige brandweer arbeidde en zwoegde in het zweet haars aanschyns, tenminste naar bet leven te oordeelen, waaronder het ge schiedde E!k oogenblik weerklonk er een nieuw commando en in de grootste opge wondenheid schreeuwde men links en rechts er was niet de minste orde of regel. Eindelyk kwam, door een donderend hoera van de menigte begroet, de eeiste water straal. „Een weinig achteruit, mijueheeran," zoo maanden de politie-agenten en tracht ten de nieuwsgierigen terug te houden. Daartusschen weerklonk het gejammer van den eigenaar van het huis. Handenwringend vertelde hij aan ieder die het hooren wilde, dat hy zich niet kon begrypon, hoe het was gebeurd. Peter Körner, die lang niet van de kleinsten was, kon gemakkelyk zien, en amuseerde zich kostelyk. Hy had te dik wijls de besliste rust en kalmte be wonderd, waarmede de brandweer te Berlijn optrad, om hier nu niet hartelijk te moeten lachen. Vooral een dikke brandmeester viel hem op die in een keurige uniform gest.- ken, zich door het publiek bewonderen liet, maar doorloopend niet wist, wat hij moest uitvoeren. Uit de voorste rjjen draaiden zich een paar hooiden naar den lacher om. En op eenmaal lachte hy riet meer. Daar vooraan die dikke haarknot, die op den hoogen mantelkraag rustte en half. voor hem onzichtbaar was. wanneer dat niet Jule Fischer was, dan liet hij zich teren. Maar dat zij nu, zoo laat, nog cp straat was wat had zij hier voor den drommel te zoeken Hij voelde weer een lichten steek, even als toen hij haar voor de eers'e maal hoorde spreken. Doch in het volgende oogenblik schudde hy het onaangename gevoel van zich ai en begon langzaam, langzaam vooruit te schui ven. Het was lang geen gem&kkelyk werk. Ten slotte wAs hij er nu stond hy achter haar. Maar wat hij eerst reeds meende te bemerken, dat werd nu bewaar heid ook zij deed al haar best, om naar voren te komen. „Laat my toch eens even door," verzocht Jule een paar maal. Vergeefsche moeite. Niemand wilde de met moeite verkregen p'aats inruimen. Toen drong Poter zich, tot levendig mis noegen der omstanders, er tusschen. „Kan ik u ook ergens aan helpen, mejuffrouw Zij schrikte en draaide het hoofd halt naar hem toe. In haar oogen A kkerde de weerschyu van het vuur. „Ah I U En blozend zichzeli verbete rend „U, mjjnheer de referendaris Ik moot naar mjjn vader, moet hemditgoven. Hy heelt het noodig." Z j droeg een pakje. „En waar is uw vader Ook by de vrij willige brandweer Daar vooraan Nu, dat kan toch geen kunststuk zyn." Twee breedgeschouderde mannen stonden voor hem, als in den grond vastgegroeid. Peter tikte den een op den schouder. „Ueeren laat u deze dame even door." Geen antwoord, „U zult toch wel zoo beleefd zyn, om deze dame even door te laten „Niet meer vragen," verzocht zy zacht- kens, daar zij bemerkte, dat iedereen naar haar keek. „Waar ik sta, is geen passage," bromde een der beide mannen. „Ik verzoek u nogmaals de dame moet naar haar vader." „Neen!" kwam er flegmatiek terug. Toen boog Peter Körner zich over Jule „Ga, maar vlug." Zoo zacht hij kon, maar toch met fameuze kracht,drong hy de beide mannen van elkaar. Als werktuigelijk zijn bevel gehoorzamend, sloop het meisje door de opening. Maar vlug bleef zij weer staan, met het hoofd gedraaid angstig terugkijkend. „Wat durft ge wagen Hoe komt ge er toe, my aan te pakken Wil je een pak slaag hebben, jongetje hé „Kalm," zeide Peter, en keek den kerel ferm aaD. Eon dof gemompel liep door de rijen der omstanders. Niemand keek naar den brand. „Niet zoo dringen," riepen een paar stemmen. Daar hief de kerel den arm op. Te voren even een schelle kreet, bjjna onder drukt. Een luid roepen om politie. „Jammer 1" zeide de referendaris slechts. Nog steeds keken de beide tegenstanders elkaar aan, totdat de kerel zich omdraaide en ruw lachend zeide: „Wat een held!" Maar hy gat er de voorkeur aan, de ze<-k niet verder door te drjjven, want een politie agent naderde. WOJPDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 1