lat ie vrouwen 's naÉx oui
m uur Mfpo.
J L E.
Zondag 15 Jan. 1905.
49ste Jaargang. No. 4010.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
IMPONEEREND?
Arrondissements Recht
bank te Alkmaar.
SÈpr Courant.
D00B
ALFRED HEDEN8TJERNA.
000
„Neen, en moeten wij toch waarlik naar
huls, ik tenminste", zei Bergboor, de senator,
toen hij in den Raadskelder zijn derde glas
grog geledigd had, en zich door een blik op
zijn groot gonden horloge een oud erf-
Biuk overtuigd had dat het al half tien was.
„Ja, ja, het is tijd," beaamde de heer
Ber.gtson en greep naar de schel.
„Drommels, ik vergat riep de jonge
kantonrechter Palm,opspringend, „dat je
geen baas bent in huis," voltooide spottend
burgemeester Lognbom, een vrijgezel
„Ja, kom, laten wij gaan," zei nu ook
Froberg, de ontvanger van de registratie,
terwijl hij zijne jas toeknoopts.
„Ln de eetzaal zijn groote, versche kreeften,"
zei de burgemeester schijnbaar zoo terloops,
maar hij zette daarbij een gezicht als Mephis-
topheles, wanneer hij tegen Fanst praat.
„Zoo Van Uddevalla vroeg Bergbom,
wiens oogen begonnen te glinsteren.
„Natuurlijk, ze zijn met den ochtendtrein
aangekomen. Ik hoorde ook van een paar
vette ganzen, nn en dat ze hier goed de'
kunst verstaan van die te braden, dat weten
we", zei Lngnbom met eene tronie als van
den lijfelijken duivel.
„Het zon in ééce moeite doorgaan, even
een stukje te eten," was Palm van meening.
„en dan subiet naar hnis."
Maar zoo vlug ging het niet. De booze
zelf scheen in den burgemeester gevaren te
zijn Hij vertelde dat hij een buitenkansje
gehad had en daarom op twee fleschen Rijn
wijn bij de kreeften tracteerde. En toen de
gebraden gans op tafel kwam, viel het den
senator in dat het heden juist zeventien jaar
en negen maanden geleden was, dat hij lid
van de club werd en liet hij drie flesschen
Pomméry aanrukken.
Daarna kwam de koffie met toebehooren.
De bnrgemeester was in zijne nopjesom
zijnn lippen speelde nog altijd de dnivelsche
glimlach.
„Ja vrienden, wat zullen de vrouwtjes wel
zeggen, als jullie thuiskomt vroeg hij.
„Goeden avond! zal de mijne zeggen. Het
zou mij tenminste voor haar spijten als zij
meer zei", bromde Alstrand, de riddergoed
bezitter, de wenkbrauwen fronsend.
IedereeD wist, dat Alstrand heer en meeRter
in hnis was, zooals men dat pleegt te noemen,
en dat zijne vrouw niets in de melk te brok
kelen had, waarom het antwoord van dien
kant zelfs den burgemeester voor een oogen-
blik ernstig stemde.
„Zie je," viel de jonge kantonrechter in,
„dat is tenminste iets heel anders dan die
ongetrouwde heeren zich verbeelden manig
arme vrouw doet nauwelijks een mond open.
Ha«r wij, zooals wij hier zitten, bebooren alle
maal tot de solide mannen, en als het eens
een enkelen keer voorkomt, dat wij wat
langer uitblijven, dan" „krijg je een^bed
sermoen, dat tot aan den ochtend dnnrt", zei
de burgemeester lachend.
„Neen Volstrekt nietDie legende van
het bedsermoen hebt jullie jongeheeren
verzonnen, of anders heeft de een of andere
malle, ongetrouwde schrijver het gedaan. In
elk geval, als er waarheid aan ten grondslag
ligt, zoo komt het in den tegenwoordigen
tijd toch niet meer vooreene vrouw, die
zoo'n eicdeloozen vloed van bestraffende, ver
wijtende woorden over haren man uitstort.
Maar er ie natuurlijk een andere soort
zuchtte Bergbom.
„Bravo! Tot welk soort behoort de jouwe
Prosit, Bergbomriep de burgemeester.
„Hm het is eigenlijk niet mooi van mij
maar Llna heeft zoo'a ontzettend goed
gehengen. ALs ik dan zoo togen één nar
thuis kom, is natuurlijk alles donker, en zij
slaapt, of houdt zich tenminste of zij sliep.
En als Ik binnen kom, steekt zij het licht
aan, zegt vriendelijk goeden avond, zet een
vroolijk gezicht, vraagt, hoe ik mij geamu
seerd heb, en als ik antwoord best, zegt zij,
dot haar dat genoegen doet. Ea wanneer zij
mij dan met htre vriendelijkheid als het ware
•verpletterd heeft, en Ik goed en wal lig, gaat
«ij opzitten, kijkt mij doordringend aan en
fluistert met een blik op het horloge :„Weet
je wel, Aibert, welke dag er zoo juist aange
broken is
Roman van
CARL BUSSE.
o
18.
Of hij dan niet wist, zoo zou Proppie
bepaald aan Peter vragen, dat hij die naïef
vroolijke stemming der anderen niet kon
zien zooveel te troosteloozer werd z ij n
hart, des te verlatener kwam hij zichzelf
voor hjj sloot dan de vensters en las zijn
wraakverzen.
Neen,met dien kerel was niets te beginnen.
De grootste massa ging eerst tegen zeven
uur naar het feest, had men Peter verteld,
dan was de eerste stijfheid er een wei-
nigje af.
Tegen zeven uur maakte Peter zich dan
ook marschvaardig
Nog steeds stroomden de menschen maar
toe. Die menigte wees hem den weg
want men moest goed twintig minuten
loopen eer men het feestterrein had bereikt.
De stadstuin, waar het feest was, was
een nogal uitgestrekt wandelpark. Onder
eeuwenoude hoornen wandelde men er heen,
over bruggen die over kleine beekjes lagen
over natuurlijke heuvels die met loof en
groen waren begroeid tot men aan bet
scbuttershuis en het feestterrein aankwam.
Een oorverdoovend lawaai kwam hem
tegemoet. Bijna vlak naast elkaar liepen
eenige draaiorgelmannen, en die lieten hun
instrumenten spelen dat hooren en zien
Ik schaam mij natuurlijk en antwoord, dat
ik best weet dat het vandaag een buitenge
woon gewichtige dag Is, maar dat het mij
voor het moment ontschoten is, welke.
En dan is het óf onze troaw-, óf onze
verlovingsdag, óf de verjaring van den dag
waarop zij mij voor het eerst gezleD heeft, óf
de sterfdag van haren vader, óf de verjaar
dag van onzen oudsten jongen, die dood is,
óf het ia haar naamdag zij heeft zeven
namen, die allemaal ln den almanak staan
óf de hemel weet welke andere gedenkdag.
„O, toen Albert, toen hadt je me nog lief
fluistert zij, mij liefkoozend, en ik voel mij
zolf het nietswaardigste schepsel op den
ganschen aardbodem, omdat ik zoo slecht kon
wezen, znlk 'een dag met thuiskomen uit de
bierkneip te beginnen."
„Haha Prosit, BergbommetjeIk drink
op de nog onbekende beteekonis van den
aanbrekenden dag
„Dan is de mijDe erger", zeï Bengtson, de
fabrikant. „Zij kan het niet helpen, maar zij
is zoo vreeselijk zenuwachtig en bang. Ale
ik thuiskom, zit zij in de eetkamer over een
heelen stapel kranten, waBrin zij al de onge
lukken en misdrijven heefc zitten lezen, ea
als ik den sleutel in het sleutelgat steek,
vliegt zij mij tegemoet, valt mij om den hals
en roept snikkend„Dode zij dank, dat je
terug bent, JonasEr is je toch niets over
komen
„Ik vraag, wat er mij overkomen zon zijn,
en zeg dat het mij verveelt, altijd dadelijk
voor aangerand of doodgeslagen te worden
gebonden, zoo gauw ik 's avonds eens uitga
„Dan leunt zij haar hoofd tegen mijne
borst en zegt schreiend „Vergeef mij. Jonas
Val er mij niet hard om! Je bent natuurlijk
viom te komen en te gaan wanneer je
wilt. Heb lk er ooit een woord over ge
zegd Maar zoolang mijn hart klopt, kan
niemand mij beletten, in je afwezigheid te
waken en te bidden en God te smeeken, dat
Hij je voor bekende en onbekende gevaren
behoede en je levend en gezond tot mij
en de kinderen, terngvoere."
Ais zij zoover gekomen is, pleegt mijne
schoonmoeder, die bij ons inwoont, in een
kort onderrokje en in haar nachtjak om den
hoek van de deur te kijken.
„Goeden morgen, JonasZoo zie je, mijn
kind, dat de hemel alles ten beste schikt
Je hebt hetü nu terug!"
„Arme JonasDat HQem ik een prettig
thuiskomenKan ja die twee tot tijdpas-
seering niet een groote polis van eene maat
schappij van verzekering tegen ongelukken
geven Laten wij daar eens op klinken,
vrienden, dat Jonas ongedeerd vanavond in
de echtelijke woning terngkeere."
„Mijn oudje is meer voor hst praktische",
begon de ontvanger Froberg. „Zij wordt niet
sentimenteel en zij denkt ook niet, dat ik
mijn nek gebroken heb, als ik een beetje
later thuiskom. Zij is de vriendelijkheid
zelve en vraagt mij, of ik ook wat nieuws
gehoord heb. En alles gaat opperbest, totdat
wij het licht uitgeblazen hebben Dan begint zij
„Dat Is waar ook, bij Kaufmann hangen
Dieuwe mantels voor het raam Ik zon er
wel een willen hebben, vóór al de goede er
uitgezocht zijn. Je weet, dat ik met mijn oude
a! drie winters geloopen heb Het schoeisel
van de kinderen is ook slecht. Hans, Ma-
rietje en Karei moeten nieuwe laarzen hebben,
die van August kunnen misschien nog ver
zoold worden. Emma heeft om 20 kronen
vooorschot gevraagd op haar loon. Er moet
noodig een nieuwe rand om het kleed in de
eetkamer gezet worden. Morgen is bet
zuster Anna's naamdag. Bij Janssen zijn
zulke mooie lianen zakdoeken te koop voor
zeven kronen vijftig öre het dozijn. Anna
heeft juist zakdoeken noodig. Ons baaltje
koffie is ook opZeg ik dan, dat ik werke
lijk nies weet, of mijn geld toereikend zal zijn
om al die onkosten te bestrijden, dan 'ligt zij
eerst een heelen tijd stil, en strijkt mij daar
op met hare kleine, mollige hand in bet
donker liefkoozend over mijn gezicht, „Weet
je, waaraan ik nu denk, Gustaaf vraagt zij
ten slotte. Ik streel haar ook de wangen en
zeg, dat hot mij oprecht spijt, maar dat ik het
niet weet. Waarop zij een diepen zucht
slaakt en met geroerde stem voortgaat„Ik
dank er aan, Gnstaaf, wat een geluk het voor
je zou zijn, als je eene vrouw hadt, die beter
dan ik, arme sukkel, de kunst verstond om
je te boeien en het je thnis aangenaam te
maken. Dan zon je buitenaf geen verstrooiing
hoeven te zoeken, wat toch altijd min of
meer kostbaar is, Denk niet, dat ik je
misgun dat je eens uitgaatIk begrijp heel
goed, dat je dat noodig hebt. Maar de kin
deren worden al zoo groot, dat zij over alles
beginnen na to denken, en als de stumperts
met kapotte schoenen moeten loopen
Ach, Gustaaf, wat is het leven toch moeilijk
„Hiep, hiep, hiep, hoera, voor mevrouw
Froberg riep de burgemeester „Aan haar
is een minister van financiën verloren ge
gaan zij zon zelfs kans zien de Tweede Kamer
duiten ef te persen. Nu is het jouw beurt,
Palm." Je zachte engel van een vrouwtje
heeft zeker de waschkom volgeschreid, als je
thuiskomt
„Schaam je, LugnbomNeeD, weet je,
je verging. Van een half dozijn draaimolens
dreunden eveneens de orgels voor de tenten
stonden de directeuren mot hunne helpers
te schreeuwen, in een menagerie brulden de
dieren en daartusschen knalden de schoten,
of rolden in de kegelbaan de ballen, en het
eigen muziekcorps van de burgerwacht
trompette en blies naar hartelust het
oor moest eerst aan al die geluiden ge
wennen.
„Is u ook hier vroeg lachend een
jonge dokter, die met Peter aan tafel zat
bij Netje Bötzow. „Dat is na die aller
ellendigste verveling dan nu toch eindelijk
eons wat anders. Kom, ga meê ik breng
je naar je liefje."
„Naar wie?"
„Nu, zet maar niet zoo'n onschuldig ge
zicht. Alleen terwille van jou heb ik Juultje
gerespecteerd. Oudere rechteu vandaag
is het de dag, dat men een meisje vraagt.
Straks reed zjj nog op een olifant die
Jute."
„Is dan vandaag de heele wereld dwaas
zeide Peter hoofdschuddend. Een papieren
slang had zich in de lucht afgerold en zich in
bonte kronkelingen om Peters hoofd en hoed
geslagen
„Jawel, jjj man van het gerecht. Koopje
een pauweveer heidaar, vriendje."
Haastig droDg een handelaar nader,
die een gansche bos veeren in zjjn armen
droeg.
„Het is een beleediging, als vandaag een
meisje ongestreeld naar huis gaat. Vandaag
ziet men eerst, wie temperament beeft
de heele bende heb ik reeds gek gemaakt.
Hé, blondje."
En hjj kittelde een aardig blond meisje
in den hals, die zioh lachend draaide en
eene vrouw die in het geheel niets zegt, fs
de ergste. Als ik zoo tegen één uur in den
hoek van mijne straat omsla, zie lk licht op
onze slaapkamer en door een reetje van het
gordijn zie ik het gezicht van mijne vrouw.
Zg schijnt er echter geen erg ia to hebben,
dat ik dat zien kan. Want als ik dan in de
slaapkamer kom, is alles donker en Lanra
haalt rustig en geregeld adem, zij schijnt vast te
slapen Den volgenden morgen glimlacht zij
zoo vroolijk als een engel en zegt„Je bent
zeke- gisteravond niet vóór Le ien thuisgeko
men Ik sliep zoo heerlijk dat ik je in het
geheel niet gehoord heb." En daD heeft zij
den heelen tijd wakker gelegen en na midder
nacht haast oen nur aan het venster gestaan
Zij meent mg op ,die mauier genoegen te
doen, maar, o, zij drukt er mij zoo door neer,
ja, bepaald, dat doet zij En 's morgens zorgt
zij dat het doodstil ln hnis is, en zij zet ha
ringsla, geroosterd brood en een blikje kreeft
tot ontbijt voor mij neer. En 's avonds
steekt zij de gaskroon aan en speelt en zingt
mij al mijne lievelingstnkken voor, en zij heeft
wafels bfj de koffie gebakken, en lacht en
babbelt en is lieftallig als eene bekoorlijke
kleine fee. Maar zoodra ik mij naar de denr
wend, verbleekt zij telkens, ofschoon zij veel
te trotsch is om mij te vragen thuis te blijven,
zelfs al zon ik lederen avond uitgaan."
„Eu schreit en mokt zij nooit?"
„Nooit
„Hm, hmzegt de burgemeester, van wiens
gezicht de spotachtige glimlach verdwenen
is, en hij neemt eene flinken teng nit zijn glas.
„Wat een zot en onnoozel geklap buldert
kapitein Sven. „Een mensch is toch vrij en
zelfstandig, al is hij getrouwd Ik ga nit,
wauueer ik wil en kom thnis als het mij
goeddunkt, en nooit zet mijne Jnlie een brom
mend gezicht. Wat zij zegt willen jullie het
weten Zij zegt„Goeden avond en vraagt
„Heb je je goed geamuseerd en daarop
zegt zij„Goeden nacht, Hansje verder
geen woord. Soms verzoekt zij mij zelfs
uit te gaan en een beetje afleiding te nemen,
en zegt, dat dat bepaald noodig voor mij is.
Zie je, zoo gedraagt zich eene verstandige
vrouw. Maar nu zal zij mij dan ook waar
achtig binnen tien minuten thuis zien."
En hij staat op en vertrekt.
De achterblijveaden prijzen mevrouw Sven,
de kapiteinsvrouw.
De bnrgemeester echter grijnslacht weer en
zegt schouderophalend
„Als ik met zoo'n mamgel getrouwd was,
dan zou ik al drie nur geleden naar hnis zijn
gegaan, om eens te kijken wat zij eigenlijk
uitvoert, als zij mij zoo graag wat kwijt wil
zijn
En hij pocht weer op zijne vrijheid en zelf
standigheid.
Tien maanden later is hij met eene dame
getrouwd, die, als hij 's avonds om elf nnr
van eene vergadering thuiskomt, de slaap
kamerdeur van binnen heeft afgesloten, en
voor hem op de sofa in de eetkamer een
hoofdkussen, een wollen deken, een stichte
lijk boek en een weinig teederen brief heeft
neergelegd.
Daar mag hij dan liggen totdat den vol
genden morgen de meid komt om de kamer
te doen, en van haar, die tot het heilsleger
behoort, te vernemen, dat zij den heelen nacht
voor hem gebeden heeft. (N. R, Crt.)
De heer minister-president heeft de eigen
aardigheid behouden van dr. Kuyper, om r.u
en dan in korte, bijtende zinnetjes zijn op
vattingen made te deeien en men moet toe
geven, dat hij dan althans dnidelijk is
wat men niet altijd kan zeggen van zijn gemo
tiveerde uitlatingen over de soteriologische
beginselen, over paganisme en andere dingen,
die hij met zulke stadhuiswoorden aanduidt.
Zoo mogen we herinneren aan de waar
schuwing, die hij deed hooren tegen de man
nen met dubbele namen, een waarschuwing,
die nu al lang tot de oude plunje behoort
zóó is de uitdrukkingniemand wil hier
reactie, die wel dnidelijk, maar daarom nog
niet juist is gebleken te zijn, want op velerlei
gebied zijn we juist met volle zeilen do
reactie ingestevend op militair gebied zelfs
reeds zóó sterk, dat onlangs de Standaard
een waarschuwing aan het departement van
oorlog moest bevatten, een waarschnwing,
die in het redactioneel gedeelte voorko
mende toch zeker niet zonder instemming
van hen, die gezag hebben over het blad,
zal zijn geplaatst.
Bij het jongste begrootingsdebat heeft de
heer minister-president weer eens in een kor
ten zin zijn indrnk willen weergeven, door
te zeggen, dat hem gerustheid gafhet ont
breken van eene imponeerende oppositie.
Het is een bekende waarheid, dat, wat men
van bovenaf ziet, altijd kleiner blijkt dan het
is, en de heer Knyper heeft zijn „eenzamen
post" zóó hoog geplaatst boven ons gewone
stervelingen, dat alles wat in onze laagte
voorvalt, hem klein moet voorkomen, en ver
klaarbaar is het ook. dat hy niet goed ziet,
wat daar eigenlijk gebeurt.
Dit blijkt duidelijk nit hetgeen Zijn Excel
lentie liet volgen
wendde.
Toen werd Peter, die zich nog niet recht
op zijn plaats gevoelde, door deze vroolgk-
heid aangestoken.
„Wat hebt ge zooeven van juffrouw
Fischer gezegd Rjjdt ze op een oli'ant
„Aha nu wordt hij werkelijk toch
nieuwsgierig. Natuurlijk, op Jimbo. Vandaag
vliegen ze hier allemaal uit. De stijfste
linialen maken nu een buiteling Zelfs de
dames, hoe zedig en bedaard anders, nemen
het vandaag niet zoo nauw. Wanneer gij
niet reeds zoo ver met haar heen waart
zou zelfs Jule Fischer vandaag geen kus
in eer en deugd aan mü weigeren. Maar,
daar is Marietje Marie I"
„Halt even!" zeide de referendaris en
greep hem bij den arm. „Zoo komt ge met
mij niet klaar. Wat is dat met juffrouw
Fischer Hoe komt ge er bij om haar met
mij in verbinding te brengen
„Nu houdt de wereldgeschiedenis toch
op. Heel Groszkirchen weet immers, dat je
rondom haar heensluipt als een marter om
een duiventil en dat mensch vraagt
waarom? neen maar, dat is è.1 te mooi."
Peter Körner was rood geworden.
„Heel Groszkirchen Uitstekend Dan
weet het meer dan ik. Maar dat is altijd
zoo, en loochenen helpt niet. Zeg mij eens
is de heele wereld in opstand, of hoe is
het Wanneer juffrouw Fischer in een
draaimolen zit en jij hier met pauweveeren
kittelt en ik dito, dat is reeds fameus maar
de menschen hier vertrouw ik niet zooveel
vrooljjkheid toe. Sluiten de autoriteiten zich
niet uit
De jonge dokter lachte „Wat 1 Gelooft
ge soms dat de dochter van den majoor in
een draaimolen zal gaan Of dat Inge
„Wanneer ik dus van eene niet-imponeerende
oppositie spreek, dan bedoel ik, dat die op
positie als zoodanig mij niet imponeert. In
zoover niet, dat ik, al ig natuurlijk dnidelijk
genoeg te kennen gegeven, dat men de tegen
woordige leden van het kabinet liever ver
vangen zag door anderen, een dlsconrs ministro
van iemand, die werkelijk, als aanvoerder,
de oppositie ter overwinning zon leiden, niet
gehoord heb. De eenige, van wien men dat
nog het zon knnnen zeggen,was de geachte af
gevaardigde uit Zutfen maar werd in zijne
rede nn het positieve program V3n de vrij
zinnigen aangegeven Wat waren de num
mers van dit program Ten eerste vrijheid,
dan geen laisser faire, voorts onderwgs, daarbij
nog vrije verkeer op ds grenzen en dan ten
slotte het fameuze blanco-grondwetsartikel
Maar was dat nu als program bedoeld, eilieve, j
wie zal dan beweren, dat een dergelijk
program imponeert
En verderIk zeg niet dat er geen talen
ten in de oppositie zijn, die mijn talenten
zelfs verre overtreffen, maar wanneer men
mij vraagt, of die georganiseerde anti-clericale
oppositie mij zóó Imponeert, dat ik met een
profetisch oog kan uitroepen daar komt het
dan zeg ik neen."
Ais de heer minister zich op gelijk peil
met zijn tegenstanders had bevonden, zon hij
zeker wel een weinig meer geïmponeerd zijn
door de oppositie; immers, dan had hij alles
meer op ware grootte kunneu waarnemen
en zelfs aan de rechterzijde het een en ander
gezien, wat hem minder genoegelyk zou heb
ben gemaakt, d .n hij cn scheer. Immers, het
zijn toch geen kleinigheden, voor welker ver
krijging of behoud de oppositie in het krijt
wenscht te treden.
Vrijheid noemt de minister het eerst en het
blanco-grondwetsartikel het laatst.
Een nieuw bewijs, hoe klein de minister
alles by zijn tegenpartij ziot.
De eisch van deelneming van het gansche
volk aan de wetgeviDg, die toch voor allen
verbindend is, ironisch aan te dniden als iets
„fameus
Inderdaad, de dagen van 1894 liggen verre
aohter ons, toen de heer Kuypei met de paga-
nisten optrok tegen de mannen met de dub
bele namen, die thans zijn lijfgarde vormen.
Heeft de minister heusch niet het gevoel
gehad vandaar komt het, toen de beide
groote deelen van de linkerzijde op dit punt
elkander ontmoetten Heeft hy niet iets
voelen popelen, toen Treab's gezaghebbend
woord weerklonk en onwederlegbaar voor
gacscb het land deed uitkomen, dat het niet
noodig is om de gewaagde proefneming met
het tarief te ondernemen, die ons transit-
verkeer zal dooien ea den kleinen man voor
zijn schamele behoeften zooveel meer zal doen
betalen
Heeft hij niets gevoeld, toen hem gewezen
werd op de ontzettende toeneming van de
uitgaven voor oorlog en marine
Heeft hij niet begrepen, dat zijn onderwijs
politiek toch eindelijk de geesten zou wakker
schudden
Ja, de rede van den heer Trenb noemde
Zijne Excellentie interessant, maar „hy heeft
niet gezegd, of hij de porte-parole was van
de geheele overzijde." Alsof de wereld gere
geerd werd door coalities en niet door de
ideeën van de mannen, wier bekwaamheid
hen gezag deed krijgen op hun gebied
De heer Kuyper ie werkelijk zeer opti
mistisch. De regeering mag, meende hij,
dankbaar zijn, waar zij nn allengs aan het
einde van deze eerste (wetgevende) periode
komende, mag zeggen, „dat de coalitie vaster
staat dan ooit, veei vaster dan in het begin,"
„Zij (dat zijn de liberalen) hebben beurte
lings èn op den heer De Savornin Lohman
en de zijnen, èn op deRoomsch-Katholieken,
èn op de anti-revolutionnairen niet zelden de
proef pers gezet, om te zien, of het cement nog
hield, en zij hebben zelfs, toen zij zagen dat
het hield, nog sterker krachtproeven aange
wend, om de deugdelijkheid van het cement
nog eens extra te doen uitkomen."
Ook deze tirade doet weer daghelder uit
komen, dat de heer Knyper wat al te hoog
boven het alledaagsche staat, om goed te
kannen onderscheiden.
De schenren in het bloc heeft hy en hg
alleen niet gezien nn, zoo laDg het ding
stil ligt, blijven die ook onzichtbaar, maar
zoo gauw er beweging in komt, ziet men, dat
zij tot in den bodem doorloopen.
Is de heer Knyper werkelijk al vergeten,
dat de regeering bij de Militiewet bakzeil
moest halen Heeft hy niet zelf bij de drank
wet herhaaldelijk water in zgn wijn moeten
doen en sommige bepalingen er alleen door
knnnen halen met de paganistische hnlp van
de sociaal-democraten
Was bij de hooger onderwijswet alles zoo
pays en vrede
Moet hg zelf niet den heer De Savornin
Lohman en de zgnen een apart smaldeel
noemen
Maar wat verwachtte de minister dan wel
van de oppositie
Dat zij nu eens iets spiksplinternieuws zou
hebben uitgevonden, om de kiezers te lokken
Iets, dat nog eerst zou moeten rijpen, alvo
rens invloed te knnnen nitoefenen op de
Westerhausen in een hippodróme op een
paard zal rgden Of dat ik hier met een
pauweveer zou rondloopen, als ik niet reeds
had ingezien, dat het met mgn praktgk
hier toch niets is, en ik dus weer weg
moet Kgk maar eens rondom je uit
onze kringen gaan wel een paar families
hier rond, om naar het feest te kijken,
maar zg zgn weer spoedig verdwenen. Wie
hier werkelijk feest viert, dat is de kleine
man."
In een ommezien had hij zich onder een
troepje handwerkslieden gedrongen, zwaaide
met de pauweveer of het een vrjjheidsvlag
was, en riep, in het algemeen rumoer
nauwelijks verstaanbaar
„Mgneheeren, de kleine man moet gehol
pen worden. Op den kleinen man rust de
toekomst van Duilschland. De kleine man
is de drager van alle grooten. De kleine
man is bij het schuttersfeest de hoofdzaak."
Peter Körner wrong zich door de menigte
heen, hg drong den kant uit naar den
draaimolen.
Er was hem wat in zgn soep gevallen
een bittere druppel in alle vrooljjkheid.
Natuurlijk houdt het betere publiek zich
terug het was immers van-zelf-sprekend,
hij had dat niet behoeven te vrageo.
Maar Jule Fischer vierde het feest mede
Ook dè,t was niet verwonderlijk. Het viel
niemand op.
Waarom niet Wel, zg behoorde ook niet
tot het betere publiek.
Nu ergerde hg zich. Over wie Over
Jule, omdat zij mee feestvierde? Over die
deftigen, die dat niet deden Hjj wist het
zelf niet.
Een paar draaimolens had hjj reeds
tevergeefs gemonsterd.
praktische politek
Daarvoor is hg te goed pollticns.
Neen, hg meent jnlst, dat wat wordt voort
gebracht, nog niet rgp is, nog geen weerklank
vindt bg de natie.
Maar daarin kon hg zich wel eens bedriegen.
In 1901 sloeg de wind onverwaoht in zijne
zeilen. Niemand weet, welken wind Juni 1905
zal brengen, maar dat sta vast, dat, wanneer
de vrijzinnigen trouw zijn aan de beginselen,
die zij steeds hebben beleden, zij spoediger
dan men wellicht denkt, de zaak ter over
winning znllen leiden, waaraan zg ook in de
donkerste uren niet hebben getwijfeld.
Imponeeren behoeven zg daarvoor niet, zij
behoeven die beginselen slechts eenvondig en
klaar voor het volk te leggen.
En het is een zonderlinge ironie van de
geschiedenis, dat zij daarbg moeten optrekken
tegen den man, die zijn loopbaan begon met
de vernietiging van de conservatieve staats
partij, tot welker herlevicg hg onwillens
thans de aanleiding is.
Of bg den polltieken stryd dar toekomst
ooit weer eene vereeniging tusschen de demo
cratische ffactiën links en rechts mogelijk zou
zijn, zooals dr. Kuyper niet geheel onmoge-
lijk scheen te achten, wie zal het zeggen
maar dat hij door zijn scheiding van het
volk in „christenen" en „heidenen", die moge-
lgkheid naar een zeer verre toekomst heeft
verschoven, staat vasten is tot dusver slechts
een bate geweestvoor het conservatisme
Zitting van Dinsdag 10 Januari 1905.
UITSPRAKEN
J. de Jong, Den Helder, overtreding van
art. 284 Wetb. v. 8trafr. (bedreiging), 6 weken
gevang.
J. Tames, Grootebroek, en R. Hglkema,
Gaasterland (prov. Fr.), het zich op eens
anders erf bevinden, zonder toestemming des
eigenaars en znlks in den voor den nacht
bestemden tijd, ieder 6 dagen gevang.
J. Berger, Heilo, mishandeling, f 10 boete
of 10 dagen hechtenis.
A. Hniberts, Dirkshorn, diefstal bg recidive,
6 weken gevang.
W. Loots, P. Hoogland en P. Loots, allen
te Spanbroek, 't zich 's nachts zonder toe
stemming des eigenaars op eens anders erf
bevinden, elk 6 dagen gevang.
W. Loots, en P. Hoogland, beiden te Span
broek, nog eens 't zioh 'g nachts zonder toe
stemming des eigenaars op eens anders
erf bevinden, wederom elk 5 dagen gevang.
Nou hebben ze brood op de plank
D. Mulder, Alkmaar, mishandeling, 14 dagen
gevang.
Q. Koedooder, Wervershoof, diefstal, f 25
of 12 dagen hechtenis.
P. Roozendaal, Wervershoof, het zich uit
de opbrengst van eenig door misdrijf ver
kregen goed voordeel trekken, niet wettig
en overtuigend bewezen, vrijgesproken.
De eerste straf-zitting in 't jaar 1905 ken
merkte zich door iets eigenaardigs, dat we
niet kunnen nalaten met een enkel woord te
vermelden. We hebben hier 't oog op de
groote belangstelling, vandaag op de zitting
aan den dig gelegd niet a lleen toch,dat er een
enorme massa baliekluivers was opgekomen,
maar de belangstelling der pers groeit ook
blgkbaar, zoo niet met den dag, dan toch
met 't jaar aan. Waren er ten vorigen
jare geregeld een vgftal gezeten, thans waren
wel zeven verslaggevers aanwezig.
De een weinig hinkende, 30 jarige, Ouden
dijker koopman, amateur-fotograaf en ex-ageDt
van 't Alkmaarsche weekblad„DeAlkmaarder."
Gerrlt Schouten genaamd, genoot vandaag
de min of meer dubieuze eer, om als „ope
ningsnummer" voor dit jaar dienst te doen.
In den nacht van 20 op 21 November j.1.
was sinjeur Schouten een beetje zenuwach
tig en driftig, een kwaal, waaraan hij wel
eens meer lijdt, vooral bij feestelijke gelegen
heden. Er was dien nacht bal te Oudendijk
in 't café van Corneiis de Reus, waar inden
vooravond tooneeluitvoering was gegeven.
Op dat bal was Johannes Pels met Trgntje
Bierman en haar broer Markus met Aafje
Schuitenmaker heel genoegelyk „nit", 't vier
tal had veel pret en danste, dat 't een aard
had, toen te balf twaalf ongeveer onze foto
graaf binnenstapte of liever hinkte, niet om
„'n kiekje" van den boel te nemen, maar met
't kennelijk doel, om zoo veel mogelgk herrie
te schoppen. Dat doel bereikte hij, dank zij
zijn vindingrijken geest, uitstekend.
't „Deuntje" was nog niet ten einde, of
Gert wist al een voorwendsel te vinden, om
Johannes Pels 'nmep te verkoopen, dien Pels
echter behendig ontweek.
Nijdig smeerde Schouten 'm toen, doch
kwam weldra terug en begaf zioh naar
t tooneel, waar de twee straks genoemde
paartjes aan een tafel gezellig „onder een
glaasje zaten. Hg had heel wat meer
praatjes dan noodig was, en liet ten bewgze
zijner dapperheid bebloede stukken papier
zien, zoodat de lieve schoonen er kippevel van
kregen. Ook de jongeheeren hadden 't op
Nu kwam hg aan den laatsten en grootsten.
De honderden lampen waren reeds aan
gestoken. In zilveren en gouden sieraden,
in duizenden van witte parelen brak zich'
het schgneel. Daar galoppeerden schimmels
en zwarten voorbij, daar hadden zich
leeuwen tot den sprong gerekt, kameelen
lagen geknield om hun last te ontvangen
en olifanten stonden in hun gansche gewicht,
witte zwanen trokken gondels en hun hall-
opgezette vleugels vormden zelf nog een
aardig wagentje. En om dat zoo schitte
rende en blinkende ding verdrong zich
een groote menschenmassa een levende
ringmuur, die nauwelgks te doorbreken was.
zij 'tetdacht de referendaris
„Ia zg dat?" Daar gloeiden honderd vroo-
lgke, jonge meisjesgezichten en de oogen
schitterden zoo vroojgk en big.
Jimbo droeg Jule Fischer niet, dat zag
Peter duidelijk genoeg.
En plotseling voelde hg, hoe iemand hem
aankeek.
Daar was zg.
In een door een zwaan getrokken bootje
zat zg, heel alleen, als een koningin. En
haar wit kleed deed het wonderlgk goed
tegen het vuurroode bekleedsel van den
gondel. Zij lag achterover geleund en haar
handen rustten in haar schoot. Als spelende
grepen haar vingers in een bosje kert
afgebroken pauweveeren, die zg had buit
gemaakt. Heur haar v as door het vele
rijden los geraakt, het was nog kroeziger
dan anders
Met het boofd wat ter zgde gebogen,
keek zg naar Peter.
Maar als geneerde zg zich, dat zg hier
draaide, kleurde op hetzelfde oogenblik een
donkere blos haar wangen, en werktuigelijk