HARTERUST. Jndisfhf Ipfntascn. /ondag 21) Jan. 1905. DERDE BLAD. INGEZONDEN. Sclascr Cint. Novelle van C. THALEB. ooo Met gedrukt gemoed ging de kleine Ruth het huls uit, en peinzend, droomend, als oene nachtwandelaarster liep het meisje met de zware schooltasch aan den arm de straat af. Hoe lang reeds had ze zich op dezen dag verheugdReeds maanden geloden hadden hare ouders haar beloofd, dat zij dan dag na haar tienden verjaardag alleen naar school mooht gaan. Nu was dit langverbeide uur g.'komen. maar Ratlj) kon zich niet ver heugen in de vervulling van haren trotachen wensch Zi wist immers nauwelijks, dat ze oabegoloid door de straat stapte Hoe zon ze zioh ook over iets hebben kunnen blij maken Hiar lief moedertj i had immers door die ruzie met Pa vorgeten, haar vóór het weg gaan een zoen te geven Waarom groote menschen toch altijd zoo veel ruzie maken Hoe dikwijls had ze Pa en Moe hooren zeggen, dat verdraagzaamheid, toegevendheid en berusting schoone deugden waren, die kleine kinderen zich tot eiken prijs eigen moesten maken. Waarom bezaten bare ouders deze eigenschappen niet? Waren die deugden slechts geschikt voor kinderen en waren twisten en kijven voorrechten, die ds men schen zich verwerven als ze volwassen zijn Op den hoek van de straat bleef Ruth staan eu keek nog eens op naar het venBter, vanwaar hare moeder haar gewoonlijk na wuif Je. Maar vandaag vertoonde zich het door rgk, zwart haar omlijste moederlijk ge zicht niet. Zachtend ging het kleine meisje verder en bleef maar aau het peinzen. Ze was zoo verdiept in hare gedachten, dat ze de school voorbij liep zonder er aan te denken. Ze liep maar door, tot eindelijk eeDe groote, slanke dame haar in den weg ging staan. „Ruitje, wat doe jij hier order schooltijd vroeg de dame verbaasd. Het kind keek bedremmeld in het rond. „Ach Godriep ze uit, „ik had zooveel te denken, dat ik de heele school heb vergeten." De dame zag het kind onderzoekend aan. „Je bent bleek, Ruth. Ga mee, ik breng je raar huis". Ruth schudde het hoofd. „Ik moet om vijf uur naar pianoles". De dame keek op haar horloge en zeide toen „Het is nog geen drie uur, ga maar met mij mee koffie drinken." Ze nam de hand van de kleine, legde die op haren arm en drukte haar teeder tegen zich aan. Zonder te spreken wandelden beiden door de straten. Mathilde zag wel, dat hst kind tranen in de oogen had. maar ze deed alsof ze het niet merkte. Iu hare gezellige woon kamer was de koffietafel el gedekt. „Ga zitten, Ruthje", zeide Mathilde vrien delijk. „Hier heb je koffie en boek, na znl je wel weer kleur op de wangetjes krijgen. Ruth slurpte gretig de koffi®, om haar brandendeD dorst te lesschen. Van de koek at ze maar ééu hapje. „Waarom eet je niet, mijn hartje „Ik kan niet ik kan werkelijk niet." „Ga dan aan het venster staan, dan kun je de drnkte aan de kade zien." Het kind ging voor het raam 6taan en keek naar buiten, maar haar glazige blik verried, dat hare gedachten elders waren. Mathilde beschouwde het kind van hare plaats aan de koffietafel. Het bedroefde haar, dat het on gelukkig scheen. Als zacht, aanhankelijk kind en als dochter van hare liefste vriendin lag ze haar na aan het hart. Stilletjes ging ze naar het kleintje en vroeg„Waar denk je aan, Rnthje „Mevrouw Mathilde, mag men zich van het leven berooven, als men een ander daarmede een dienst bewijst „Kind, kind, doe toch zulke zondige vra gen niet. Hoe kom je daarbg „Mijne ouders zeggen zoo dikwijls: „Als het kind er maar niet waaEu nou dacht ik dacht ik Een heftig snikken verstikte hare woorden. Teeder nam Mathilde het kind op, zette het op haren schoot en poogde het te troosten. „Lief, klein gokklnnetje, hoe kun ja zulke eenvoudige woorden zoo verkeerd opvatten. Mama zal je dat alles vanavond wel verkla ren en kom non erls mee, dan zal je zien, wat ik voor je heb." Ze haalde haar gonddoosje voor den dag en nam er een gonden armband nit. „God behoede n," stond er op, een porte-bonheur uit oude dagen van verdwenen geluk. Ruth's tranen hielden op te vloeien. Een eerste armband is voor een klein meisje een zaak van gewicht. Mathilde zag, dat het verdriet van het kind Voorloop!* voorbij was. Gerustgesteld bracht zij Ruth naar de muziekschool. Maar vóór zij haar verliet, nam ze haar do belofte af, dat ze dadelgk na de les naar huls zon gaan. Toen de deur achter haar toeviel, gezoolde Mathilde, dat de last, dien de woorden van het fijngevoelige, bekommerde meisje haar op het kart hadden gewenteld, nog niet geweken was. Ze gevoelde behoefte, met Ruth's moe der te gaan spreken en deze te waarschuwen, en ze besloot, het nog heden, dadelijk te doen. Het dienstmeisje dat open deed bij Fellner, liet de huisvriendin onaangediend in de huls kamer. Klara was daar niet. Mevr. Mathilde deed hoed en bont af en tikte aan de deur van de slaapkamer harer vriendin. «Wie is daar vroeg Klara scherp. «Doe maar open." I De sleutel werd omgedraaid in het slot, de deur echter niet geopend. Dat verried groote ontstemming. Mathilde trad binnen, nam k»lm plaats op de canapé aan het voeteinde der bedden en keek zwijgend naar hare Vt'endln. Klara was in de vensternla gaan staan. Ze bleef er kalm staan, ademde tegen de ruiten en teekende daarop allerlei figuren. «Wat is er gebeurd?" vroeg Mathilde. «Wat er altgd gebeurt," zei de jonge vrouw, terwfjl ze een eenlgszins krijgshaftigen marsch °P de vensterruiten begon te trommelen. «Klara, houd toch op met die nuttelooze 'Qzie. Daarmede bereik je niets." «Ik ben dwaas genoeg te hopen, dat de ootsche scènes zijne liefde voor mij weer allen aanwakkeren. Nog pas een jaar gele- j*® kon ik hem altgd weer door hartstochte- uJM var wijten van dan dwaalweg afhouden." „Zoo gaat het altijd, Klara. De liefde ver dwijnt riet op eecs. De hoogopslaande vlam men g8»u liggen in het huwelijk de gloed wordt langzamerhand minder, maar de liefde heeft rog de klacht, nu en dan voor een oogenblik op te vlammen, vóór ze voorgoed sterft en verkoelt. Dan dient men verstandig en trotpch te zijn, zich eerie edele schsdeloos- stellir g te zoeken eu zich tevreden te stellen met de kameraadschap en vriendschip. Men kan niemand tot liefde dwingen. Klara" „Dat Is echter zeer treurig, Thilde," ant woordde de jonge vrouw. Terwijl ze langzaam van het venster wegging en dichter bij hare vriendin kwam staan, zeide deze „Dat is de loop van de wereld, Klara. Niets is blijvend, alles verandert, op de lente volgt zomer, herfst, winter. Maar ieder jaar getijde heeft zijne genoegens, maar die dient men te zoeken en ze te leeren genieten." „Alleen de liefde toch is in staat het leven te idealiseeren," zei Klara. „Da liefde in hare verschillende verschij ningsvormen, zeker", antwoordde de andere met nadruk. „Helaas echter leggen wjj vrou wen te veel waarde op wat gewoonlij liefde wordt genoemd, op de innerlijke verrukking, op het hemelhoogs juichen en het doodelijk bedroefd zijn. „Op dit punt moesten toch wij de mannen tot voorbeeld nemen ik meen niet die man nen, die kracht, geld en gezondheid er voor over hebben om zich Hefdesgenot te verschaf fen, maar mannen, die de liefde beschouwen alg eeae vriendelijke gelukbrengen de episode in het leven, maar waardoor zij zich niet laten afbroDgen van hoogere belangen, van hetgeen eer en plicht gebieden." „Ja, ja," zei Klara met peinzende gezichts uitdrukking. „Ik zal die dwaze liefdesdroo- men laten varen en mij aan het een of ander beroep wijden." „Neen, Klara, dan zou je heelemaal ver keerd handelen. Je hebt me verkeerd verstaan- Een beroep mag je niet bg de hand nemen." „En dat zeg jij, die zelf een beroep uit oefent „Ja, bjj mij is dat wat aDders, ik heb nooit een kind gehad. Ik mocht mijne kotenen verbreken, ik mocht den man van me af schudden, die mij tot speelgoed, tot slavin, tot martelaarster wilde maken. Maar jij! De heerlijkste liefde van de vrouw is de moeder liefde. Die most je koesteren in je hart, daarvoor moet ja leveD." „Ruth heeft geene behoefte aan zoo'n romantische liefde. Za heeft hare school, hare spelen, hara vriendinnen, haar prent kaarten." „Nu weet je het toch niet goed. Ze heeft velerlei ja gunstige fiaanclëele omstandig heden stellen je in staat, aan de kleine veel aangenaams te bieden maar één ding man keert haar harterust. Zs is verontrust door jullie voortdurende kijfpartijen. Bjj het leeren ontbreekt hat haar aan de coodige oplettend heid en bjj het spel aan de noodige onbe vangenheid." Nu vertelde zij aan de verbaasd toehoorende moeder, wat er 's middags was gebeurd en hoe bitter Ratbje had geweend. Klara sloeg haar belde handen tegen het gezicht en steunde hare ellebogen op de knieën. Weende ze, of dacht ze slechts na. Het kwam Mathilda voor, dat dit berouwvolle peinzen slechts aan de kleine Ruth ten goede kon komen. Daarom kuste zij Klara zacht op het haar en ging heen. Toen werd er licht aan de deur geklopt en een zoet kinderstemmetje vroeg smeekend „Mag ik naar binnen De moeder vloog naar da deur, trok die open en pieste hartstochtelijk het kind aan haar hart. „Beste, beste Rnthje," riep de moedernit en omarmde het kind heftiger dan ze ooit had gedaan. „Hebt U Rathje toch nog een beetje lief?' „Niet een beetje, gekkinnetje. Wat kun je toch domme vragen doen. Kom, lieveling, ga je boterham opeten." „Al gebeurd mamaatje. Maar ik moet nog eene kleine thema maken. Als u bij me komt zitten, gaat het nog éécs zoo ving." Weldra zaten de twee tegenover elkaar, het kind met haar thema, de moeder met een handwerk. Rnth werkte ijverig, alleen van tjjd tol tijd wierp ze een blik naar hare moe der. Bleef deze ernstig, dan kwam er een smee- kende, vleiende blik in de oogen van het klDd als de moeder echter glimlachte, dan knikte Rnth hare moeder zalig toe. „Papa zal dadelijk komen, kindje." „O, dan moet ik afmaken," zei Ruth en krabbelde ijverig door. Nog enkele oogen blikken, en ze drukte het vloeiblad over de natte letters en sloeg het cahier toe. Toen klonk de schel. Vlug ruimde het kind de boeken op en Klara nam het schrijf gereedschap van taiel. Met geraas ging de huisdeur open en op den drempel verscheen de heer des huizes, een deftig, breed geschou derd man met zwart krulhaar en een bruinen baard, gloeiende oogen en genotzuchtig dikke onderlip. „Goeden avond," zeiden moeder en kind bijna eenstemmig. „Goeden avond," antwoordde hij, terwijl hij zijnen hoed op een stoel lei. „Waarom is het kind nog op, Klare Kinderen van haren leeftijd behooren op dit uur in bed te zijn." „Ze wilde je nog goeden nacht zeggen," antwoordde Klara. „Nu, kom hier dan," zei hij tamelijk vriende lijk. Het kind snelde toe en reikte hem hare lippen tot een kus. „Nacht kindje, ga nu slapen". Het kind stond daar bedroefd en bedrem meld. „Klara, lk zal niet thnfg soapeeren. Ik beD in de opera gevraagd." Toen ging hij naar de aangrenzende slaap kamer en draaide het electrische licht op. Klara legde hare hand llefkoozend op den schedel van het kind. „Ga naar je kamer, hartje en begin je maar nit te kleeden. Ik kom dadelijk." „Vergeet het niet moedertje. Ik ga niet slapen voor U me een nachtkns hebt gegeven". „Ik kom bepaald," zei Klara en ging naar haren man in de slaapkamer, terwijl Rnth door de andere deur wegging. „Wie heeft je ultgenoodigd vroeg Klara. „De barones Von Mohren". „Zoo". „Wat meen je?" vroeg hij scherp. „Ik meen heelemaal niets ik heb maar onverschillig „zoo" gezegd." Hij zag haar verrast aan, zeide echter niets, maar ging voort met het wasschen van zijue welverzorgde handen. Klare legde de kleedlngstnkken, die hij noodig had, op het bed en hg begon zich te kleeden voor de komedie. „Daok j9 wel," zei hij beleefd. „Heel Hef van j', dat ja me helpt. De barones zou dat niet doen. Die giog daar op de canapé zitten, en ik moest mijne bullen zelf zoeken. Eene moderne vrouw, weet je, pikant, niet iief, niet gted, maar duivels mooi en interessant. Overigens ben Jij ook ultgenoodigd, maar Ik h9b beleefd bedankt. Dat is geen omgang voor mijee vrouw. Ziezoo, nu ban ik klaar. Neen, de das zit scheef." Klara stond kalm met de ar man over elkaar, leunde tegen de commode en bleef naar haren man kijken, rustig, met iets var achter dl In haren blik. Z9 voelde gaone behoefte, nit te varen. Het was zoo stil in haar geworden, zoo heerlyk stil, zoo zalig moederlijk. Waar om stond ze nog hier Ginds lag immers haar heerlijk kindje, dat zoo naar haar ver langde en hier was ze overbodig. Aarzelend ging de heer Fellner naar de deur. Plotseling draaide hij zich om en zeide „Als je wilt, blijf ik nog een poosje bij je." „Eo dan „Dan ga ik naar de barones." „Ga maar liever dadelijk." „Zoo als je wilt. Goeden nacht." Hij ging- Klara hoorde de deur van den gang dicht slaan. Ze legde de hand op het hart. Het trok nog pijnlijk samen, eene laatste zwakte. „O, als het kind er niet was, dan liep lk weg 1" Toen ging de deur van de zijkamer open eu een kleine, lichtende gestalte in golvend nachthemd en een anreool van glanzend gon den haar boven het liefelijk kindergezicht verscheen op den drempel. „Mijn kindMijn Rnthje 1" Het kind vloog in de armen der moeder en brak alt in een heftig anikken. „Klad, waarom huil je toch zoo? Kijk, ik heb je tooh zoo lief." „Neen, moedertje, U zegt toch zoo vaak: „Als het kind er niet was „Ja, dat zeg ik ook vaak en weetje,wat ik daarmee meen Als Ruthje er niet was, zou ik niet op de wereld willen zijn. Als ik Buthje niet had, dan was ik eene arme, arme vrouw. Maar door jou. mijn klein goed hartje, ben ik rgk, o zoo rijk Den Heer Uitgever der Schager Courant I In uw nommer van 16 Jannari j.1. wordt gesproken over Vischguano. Ds inzender van het stuk, daarover hande lende, die vergeten heeft zijn naam er bij te zetten, een scheikundige, vertelt ons, dat hij van twee monsters de ontleding heeft gedaan, en komt tot de slotsom, dat die guano hoog stens f 2.72 per 100 kilo vraard Is. In het Noorden van Frankrijk wordt deze meststof met ongeveer een gelijk gehalte aan organieke stikstof, phosphorznur en kali, vol gens prijscourant verhandeld a 21 francs de 100 kilo, hetgeen een bedrag maakt, de franc gerekend tegen 43 cent, van tien gnlden en acht cent en een verschil geeft met uw inzender van f 7.36. We moeten veronderstellen, dat die Fran- scbea in het Noorden van Frankrijk van lotje getikt zijn, want welk verstandig mensch zal f 10 08 betalen voor een waar, die slechts f 2 72 waarde heefi Eene teleurstelling vond ik het, dat de inzendar, die de organieke stikstof waardeert op 20'/i cent, niet de bron genoemd heeft, waaruit hij geput heeft. De verslaggever der Landbouwkroniek *van het Nieuws van den Dag, die zich Van den Akker noemt, heeft tenminste, bij een bespreking der nieuwe' m es t s t o f J „gedroogde beer, Bteijaert en Co. te Gent," wearvoor ik ver tegenwoordiger ben voor Noord-Holland, namen genoemd Wagner en Pfeiffer kwamen op het tapijt laatstgenoemde, die 14 cent per percent org. stikstof hooger kwam dan eerstgenoemde, evenwel slechts als figurant, en hoewei aan een dergelijke berekening weinig waarde kan toegekend worden, (het zijn gaten in de lucht), waa er dan toch een uitgangspunt en kwam hg voor de waardebepaling der organieke stikstof op 60'/i cent, alzoo SO'/i cent per percent org. stikstof hooger dan uw inzender. Bg het lezen van dat ingezonden stuk met zijn schendend, eerroovend slot, waarvoor niet de minste reden bestond, (integendeel, de heer Joh. C de Wit en zijn vertegenwoor diger, de heer C. M. Koorn alhier, hebben de Vischguano, het was maar een restant je, ver beneden verkoopswaarde van de hand gedaan) kwam onwillekeurig de vraag bij mij op, of er in Nederland nog wel nieuwe meststoffen mogen worden ingevoerd, met andere woor den, of de groothandelaars meesters zijn ge worden van het marktterrein het heeft er veel van Mijn vriendelijke gioete en mjjn dank voor de plaatsing, D. W. Coninck Westenberg. Texel, 26 Jannari 1905. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. XCI. Het Mohammedaansche vasten bestaat in eene volstrekte onthouding van alle spijs en drank. Van den vroegsten morgenstond (kwart over vier) tot na zonsondergang (kwart over zes) moet de moslim onafge broken zich verzetten tegen alle zinnelijke neigiDgenen behoeften.Bebalveeten en drinker, is ook het rooken, zich parfumeeren en opium schuiven ten strengste verboden, ja, zelfs het inslikken van het speeksel maakt de vasten voor zoo'n dag ongeldig, zoodat het zaak Is, om steeds een paar koperen kwispedoren (tampat loeda) in huis te hebben, wanneer men in de vastenmaand op inlandsch bezoek rekenen kan. lederen nacht moet de moslim njjjah, d. w. z. het voornemen formuleeren om den daaropvolgenden d»g den plicht vbu het vasten behoorlijk te vervullen en wel als een Gode aangena.-.m werk. Zonder die ngjah zen de onthouding eenvoudig geen doel trtffen. Verder Is het aanbevelenswaardig [«oecnah], om de vastendagen in een gepaste godvruch tige stemming door te brengen, ernstige godsdienstige gesprekken te voeren, vooral niet te twisten, te toornen, te liegen, of kwaad te sprekeo, zoo mogelijk weldadig te zijn jegens de armen, veel in den Q mar te lezen, stipt zijn vijf gebeden te verrichten, de mos kee te bezoeken en Allah's namen en eigen schappen dikwijls bij zichzelf op te zeggen. [Allah heeft honderd namen, die elk een eigenschap aanduiden. Bij het opdreunen daarvan gebruiken de moslims een rozen krats [tasbih] van ICO korrels]. Geleerde moslims hebben mij verzekerd, dat Mohammed's bedoeling met de vasten uit sluitend was een jaarlgksche o«fenlng voor te schrijven, ter versterking van 's menschen wilskracht. Ziel en lichaam, zoo zeiden ze m^, zijn steeds met elkander in strijd. De geest Is gewillig, maar het vleesch is zwak en daar het toegeven aan z'n stoffelijke be geerten den mensch ten verderve voert, daar om vond de Prcfeet het noodig en goed, den wil van de ziel te doen trainen voor den strijd met het zondige lichaam Eén maand per jaar vond Hg voldoende en wanneer men zich werkeljjk trouw gedu rende Ramadf&i, aan het voorschrift der vasten houdt, zal men de maand SjawwS-l krachtiger ingaan, zal de ziel voorloopig weer gestaald zijn voor de worsteling met het lichaam. Mohammed gaf dispensatie aan zieken, aan reizigers, aan personen die zwaren arbeid te verrichten hebben, aan zwangere en zoo- genda vrouwen, die allen dan later echter de verzuimde dagen moeten inhalen, terwijl oude lieden ook vrijgesteld zgn, doch daar zij uit den aard der zaak niet meer inhalen kannen, moeten deze dan, bij wijze van ver goeding, een vaste hoeveelheid levensmiddelen aan de armen afstaan. Ieder meerderjarig moslim [d. w. z. boven de tien jaar!], in het volle bezit zijner verstandelgke vermogens, is verder tot vasten verplicht. Wanneer men 'n dag wettig of onwettig verzuimt, dan is men botjor of „lek" en moet zoo'n dag vóór de volgende vastenmaand ingehaald zijn. Dit inhalen, het Arabische kadha, moet liefst zoo spoedig mogelgk geschieden. Bij verzuim van langer dan een jaar heeft men een bepaalde hoeveelheid levensmiddelen aan de armen nit te reiken. Zooals we hierboven reeds zagen, is de onthouding alleen gedurende den dag ver plichtend. Ia de Qrraai lezen we in hoofd stuk [soerah] II jvers'[ajah] 183' of Q >r II: 183 „netgis ulteden geoorloofd in den nacht der vasten dat gij eet en drinkt, totdat gg in den morgen een witten draad van een zwar ten knnt onderscheiden, dan moet gij de vasten volbrengen tot den nacht." Het eerste voedsel, dat gebruikt wordt na zonsondergang, heet fatoer, terwijl het voedsel, even voor den dageraad geenttigd, sahoer genoemd wordt. In den nacht worden de geloovigon gewaarschuwd, opdat die sahoer- maaltgd tijdig toebereid zal zgn. Hier in Nederlandsch-Indië geschiedt dit door het bg tusschecpoozen [ongeveer van een tot drie uur 's nachts] doen slaan op de bedorg's of groote trommen der missigit's. Gedurende de maand Ramadkan staan bijna alle bezigheden stil en zoo hebben b. v. de Inlandsche scholen hier in Indië dan groote vacantie, terwijl ook de Landraad zittingen worden verdaagd. Tot mijne ver bazing werden dit jaar drie ter dood veroor deelden te Meester-Cornelis, gedurende de Foeasa, opgehangen, iets wat zeker geheel ln strijd is met de opvattingen van vele recht zinnige moslims. Als ik van rechtzinnige moslims spreek, dan bedoel ik hiermede nog geen 5g/o van de Javaansche en Soendaneesche bevolking hier op Java, en niettegenstaande het vasten overal elders in de Mohammedaansche wereld als een der voornaamste plichten van den meBsch wordt beschouwd, zoo treft men hier millioenen niet-vasters aan. Menigeen is bovendien niet opgewassen tegen de zware onthouding en er zijn honderdduizenden op Java, die ieder jaar weer, met het heiligste voornemen bezield, de maand Ramadhli ingaan, het 'n twee of drie dagen dan vol houden, om daarna te bezwijken en onder een zuchtend terlaloe brat (te zwaar) verder maar net te doen, alsof do Profeet niets niemendal verordineerd heeft. Bij de Maleiers op Sumatra is dit anders, die houden zich wel degelijk aan de voor schriften en zijn over het algemeen veel gedadienstiger dan de bewoners van Java, waarvan de groote meerderheid alleen de besnijdenis aanvaardt en voor het overige Allah's water maar over Allah's Sawah laat vloeien 1 Grappig is het cck, dat niet weini gen hun geweten in slaap sussen, door althans den eersten en den la&tsten, soms ook nog den middelsten dag te vasten. Uit het bovenstaande moet men nu weer niet besluiten, dat er onder de Javanen en Soendaneezen vele bepaalde viijdenkers ge vonden worden, menschen, die door rede neering of napraten tot de conclusie meenen te moeten komen, dat alle godsdienst feitelijk overbodig Is Ik heb neg maar zelden een bepaald ongeloovige onder de belde hoofd rassen ontmoet en het waa dan nog altijd een der meer ontwikkelden, die Büchner's „Kracht en Stof" gelezen had, zonder te begrg- pen. Onthond dus vooral ditdat, al worden ook alle godsdienstplichten door 'n Javaan of Soend snees verwaarloosd, hij zichzelf steeds als 'n goed Moslim beschouwen blijft. Wie hiervan meer weten wil, leze slechts het werkje van Dr. C. Snouck Hurgronje, den bekenden Nederlandschen Hadji Abdul G*f- far, over „de beteekenls vsn den Islam voor zgn belijders in Oost-Indië," uitgegeven bij E. J. Brill te Leiden. Zij, die 7roeger in Indië gewoond hebben, zullen zich zeker nog wel herinneren, hoe in dc Poeasamaand 's avonds laat dikwijls een luid, onheilspellend geschreeuw in de de6sa's of kampongs gehoord werd, een moslimsche krijgskreet, die angstigen in de Binnenlanden weleen8 griezelig fanatiek in de ooren zal geklonken hebben Herhaalde molen nn heb ik het vorige jaar en ook thans weer, die heusch zeer ongevaar- Igke „godsdienstoefeningen" bijgewoond, We hebben hier te doen met de z g. Salat at - tar- awih, welke haar naam ontleent aan de tar- awrhs of tnsachenpoozen, volgende op elk viertal raki a s, waaruit de Salat of 't Gebed bestaat. In mgn beschrijving van het bidden indertgd, heb ik u reeds uitgelegd, wat zoo'n r&ktat is. Deze Salat begint altijd 's avonds na achten en dnnrt dan tot ongeveer tien nur.OpJava mogen alleen manDen en knepen er aan deelnemen, op Snmatra echter ook vrou wen, en het wordt door velen op Java als een pretje beschouwd, als een welkome gele genheid tot gezellig bijeenzijn, waarbg vroo- lijk gelachen en gepraat wordt. Dat geschreenw in de kampongs heeft das niets niemendal met fanatisme te maken. Is zelf meende vroeger ook, dat slechts geloofsdrift z oveel leven kon veroorzaken, doch weet thans precies, hoe onschuldig het er toegaat. De lui zitten op een rg van 30 a 40 man, de Imam voorop, allen met het aangezicht naar het Westen gekeerd. Plaats van samenkomst is natnurlgk de Lacggar of het dorpsbede huis. Telkens du, als de Imam of voorganger zijn Amln aan het eind van 'n rakta uit spreekt, valt de geheele gemeente luidruchtig in, met een gejoel en 'n geschreeuw, dat al heel weinig stichtend werken kan en wel iets heeft ven een al te levendige godsdierst- oefening bij het Leger des Heils. In Atjeh is de Salat geheel ontaard tot een carricatuur van 'rr godsdienstoefening, waarom dan ock vrome menschen daar maar liever thuis blgven. Elke Salat bestaat bg de Sa'fit at-tarawrh uit twintig rak-ii's, waarvan iedere tw«e ven de volgende weer worden gescheiden door de tas iansh of het zittend, met het hoold eerst naar rechts eu dan naar links, uitspreken van het bekende „Ueil over n en de genade Gods[asallamoe Allahichoem !j De Inlanders normen dien tsiawia-dienst met een verbasterd woord tiawèh, na tfioop waarvan meestal door geoefende lezers, stok ken nit den Qrreaa gereciteerd en sems ook vertaald worden, tot ongeveer I uur 's nachts. Lt. Clockknbr Ehodsson b.d. Jogjakarta. VL Als lk vandaag eens wat over de jongste uit voering van Toonkunst ga praten, dan zal mg zeker niet het verwgt treffen, dat ik daar te vroeg mee ben. Als deze regeltjes in de courant komen, is die uitvoering al haast weer ver geten door het groote publiek, dat inmiddels zgn kunst-, of althans smnsementszin aan onderscheidene latere voorstellingen en uit voeringen heeft kannen te goed doen. Het is goed, om de kunst en de amusementen uit elkander te houden, want het ia hier al net als overal elders al wat het publiek wordt voorgezet, hoe smakelijk het soms moge zijn, komt niet uit de keuken van mevrouw kunst. Integendeel, onder de talrijke „avondjes" zijn er maar heel weinig kunstavonden. De rethorica wordt hier druk beoefend en al zal niemand afbreuk willen doen aan de goede krachteD, die elke tooneelvereeDiging in haar midden heeft, niemand zal toch ook willen beweren, dat gewoonlijk bij die gezelschappen do kunst aan het woord is. Dat is op het platteland zoo, maar dat is in de stad net eender. En evenals bulten, hebben ook hier de rederijkersnitvooringen nog het minst te klagen over gebrek aan belangstelling. Het tooneel spreekt rechtstreeks en in zeer bevat- telgken vorm tot de menschen. Daarmede wint het de groote massa, die niet meel verlangt, dan wat ze zonder moeite kan begrijpen. Daarbij komt, dat de meeste menschen ja, helaas, de meeste! met bijzondere voorliefde hun grienspleren in beweging gebracht zien en dat de tooneel- schrgvers, wel wetend», waar do grootste vraag naar is, bij voorkeur huilerige (geestes-) kinderen de wereld inzenden. Maar ik zou het over Toonkunst ik bedoel de afdeeling Alkmaar van de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst hebben en als ik zoo door ga, komt er van daag niets van. Toonkunst dan, bracht in zgn 69zte uitvoering op 17 dezer Liszt's oratorium „Die Legende von der Heiligen Elisabeth" ten gehoore. Zij, die zich nog de schoone nitvoering verleden jaar van Haydn's „Schöpfnng" herinnerden, behoefden niet iang to twijfelen, of zij opnieuw zouden opgaan om het concert bg te wonen. Want vrat er mogelijk op onze Afdeeling van Toonkunst valt aan te merken,niet,dat men er geen liefde voor de kunst heeft. De uit voeringen getuigen steeds van grooten ernst en van toewijding aan de kunst. Hoe zeer dilettsntengezelschep, zingt men er geen liedjes louter om te zingen, maar legt men zich toe op werken van groote kunstwaarde, met het ernstig voornemen om die kunst waarde door de uitvoering niet verloren te doen gaan. Een pogen, dat met succes be kroond wordt en aller waardeering verdient. Toch is het hier met die waardeering maar matig. Niet, dat de concerten slecht bezocht worden, of dat men op de goede hoedanig heid daarvan afdiDgt. Maar het gewone publiek ziet in Toonkunst een groep men schen met ondragelijke staan-uit of „groote kak," zcoals men 't plat en leelijk uitdrukt, die personen van beneden hun „stand," dien ze altijd heel hoog houden, hooger dikwijls dan ze kunnen, liefst uit hun club weren, of voorzoover ze dat niet kunnen, met den nek aanzien. Aan deze voorstelling zal wel het antagonisme van de kleine en de groote lui ten grondslag liggen. Iu ieder geval heeft men bij die voorstelling minder de heeren- afdeeling, dan de dames op het oog. De heeren behooren geenszins alle tot de high life van Alkmaar, ja, een, als ik mij niet vergis socialistischen bakkersknecht legt onder den roomtchen directeur een gver san den dag, die moeilijk kan voortkomen nit een gevoel van achteraistelling. En zco behoort het ook. Muar om hetzelfde resultaat te krijgen, heeft men bij de dames nog iets meer te overwinnen, dan stands vooroordeel. De heeren mogen kun vrienden hebbenin het dagelijkech leven komen ze veel te veel met allerlei menschen in aanraking, om het op repetitie-avonden niet gemakkelijk buiten hun vrienden te kunnen stellen. De dames daarentegen ieder, die met dames In ver- eenigingen zit of heeft gezeten, zal het mg dadelgk toegeven zoo ze al alle standsidée thuis gelaten hebben kannen nooit dien voor buitenstaanders zco vervsl?aden clubgeest ifl ggen. Zij vormen zich' en erfelgk tot grooter of kleine» rir»:o u van vriendinnen en waar ze ock met cLN .icndtnnen tezamen zgn, immer zoeken x* 'kaar op en ze zien er volstrekt, geen been fn, om nieuwelingen in verveling alleen te laten zitten. De kring is ondoordringbaar voor wie er niet door veiBcbillende emstrndigheden na verloop van langer of korter tijd bij de gratie der gratiën in wordt opgenomen. Die eigenschap van de dames heeft in vereenigingen misschien al meer kwaad gedaan, dan zij zelf ver moeden. Het lijkt mij althans zeer waar schijnlijk toe, dat ook bg Toonkunst de club geest een van de grootste en dsarbg misschien een van do onoverkomelgkste beletselen zal zijn voor een rnime toetreding van dsmesleden. En men kan moellgk ont kennen, dat die rn mere toetreding voor het koor zeer gewenscht zou zijn. Zonder op de prestatiën van thans sf te dingen, zou een versterking vsn de partijen geen geheel over bodige luxe kunnen heeten. Waarbg kemt, dat in een stad als Alkmaar toch zonder twgfel veel goede krachten niet tot de ver- eeniging behooren. Men doe zijn best eens in dit opzicht. De uitvoering was een heerlijk genot voor hen, die luisterden. Het kunstwerk verplaatst u in de eeiste helft van de 18e eeuw en gei ft een aangrijpend verhaal van de hoofd momenten uit het droevige leven van Elisabeth, dochter van koning Andreas II van Hongarge, in 1221 gehuwd met Lodewijk, regeerend landgraaf van Thnringen en in 1286 door Gregorius IX heilig verklaard. Het werk is niet voor dilettanten geschre ven en het stelt daarom aan hen meermalen te hooge eiechen. Van Toonkunst mag gezegd worden, dat zij voldoende die moeilgkheden heeft overwonnen. Nergens kreeg men den ir,d-uk van onafgedaan werk. Voor de sopraan-soliste is in de Elisabeth- partij een dankbare taak weggelegd, waar mede mej. Van Linden vsn den Heuvel van Den Haag dan ook alle eer inlegde. Zoo waren aangapend schooDe momentenhet afscheid van haar echtgenoot, die ter kruis vaart gaat „Ach, lass an Deiner Brnst mich weinen, „Sieh Deiner Kinder holden Bliek," en waar s>g na den dood van Lodewijk door haar heerschznchtlge schoonmoeder met haro kinderen van het grafelijk slot wordt ver jaagd „Hier ist des Mltlelds Stimme todt 1 „O Dn, mein Gatte, 1 ah'st Dn meine Noth 1 „Hab' Dank für alle guten Tage, „Do Hans, daa mir die Heimath gabl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 9