HARTERUST.
Jndisfhf Ipfntascn.
/ondag 21) Jan. 1905.
DERDE BLAD.
INGEZONDEN.
Sclascr Cint.
Novelle van C. THALEB.
ooo
Met gedrukt gemoed ging de kleine Ruth
het huls uit, en peinzend, droomend, als oene
nachtwandelaarster liep het meisje met de
zware schooltasch aan den arm de straat af.
Hoe lang reeds had ze zich op dezen dag
verheugdReeds maanden geloden hadden
hare ouders haar beloofd, dat zij dan dag
na haar tienden verjaardag alleen naar school
mooht gaan. Nu was dit langverbeide uur
g.'komen. maar Ratlj) kon zich niet ver
heugen in de vervulling van haren trotachen
wensch Zi wist immers nauwelijks, dat ze
oabegoloid door de straat stapte Hoe zon ze
zioh ook over iets hebben kunnen blij maken
Hiar lief moedertj i had immers door die
ruzie met Pa vorgeten, haar vóór het weg
gaan een zoen te geven
Waarom groote menschen toch altijd zoo
veel ruzie maken
Hoe dikwijls had ze Pa en Moe hooren
zeggen, dat verdraagzaamheid, toegevendheid
en berusting schoone deugden waren, die
kleine kinderen zich tot eiken prijs eigen
moesten maken. Waarom bezaten bare ouders
deze eigenschappen niet? Waren die deugden
slechts geschikt voor kinderen en waren
twisten en kijven voorrechten, die ds men
schen zich verwerven als ze volwassen zijn
Op den hoek van de straat bleef Ruth
staan eu keek nog eens op naar het venBter,
vanwaar hare moeder haar gewoonlijk na
wuif Je. Maar vandaag vertoonde zich het
door rgk, zwart haar omlijste moederlijk ge
zicht niet.
Zachtend ging het kleine meisje verder en
bleef maar aau het peinzen. Ze was zoo verdiept
in hare gedachten, dat ze de school voorbij
liep zonder er aan te denken.
Ze liep maar door, tot eindelijk eeDe groote,
slanke dame haar in den weg ging staan.
„Ruitje, wat doe jij hier order schooltijd
vroeg de dame verbaasd.
Het kind keek bedremmeld in het rond.
„Ach Godriep ze uit, „ik had zooveel te
denken, dat ik de heele school heb vergeten."
De dame zag het kind onderzoekend aan.
„Je bent bleek, Ruth. Ga mee, ik breng je
raar huis".
Ruth schudde het hoofd.
„Ik moet om vijf uur naar pianoles".
De dame keek op haar horloge en zeide
toen „Het is nog geen drie uur, ga maar
met mij mee koffie drinken."
Ze nam de hand van de kleine, legde die
op haren arm en drukte haar teeder tegen
zich aan.
Zonder te spreken wandelden beiden door
de straten. Mathilde zag wel, dat hst kind
tranen in de oogen had. maar ze deed alsof
ze het niet merkte. Iu hare gezellige woon
kamer was de koffietafel el gedekt.
„Ga zitten, Ruthje", zeide Mathilde vrien
delijk. „Hier heb je koffie en boek, na znl je
wel weer kleur op de wangetjes krijgen.
Ruth slurpte gretig de koffi®, om haar
brandendeD dorst te lesschen. Van de koek
at ze maar ééu hapje.
„Waarom eet je niet, mijn hartje
„Ik kan niet ik kan werkelijk niet."
„Ga dan aan het venster staan, dan kun je
de drnkte aan de kade zien."
Het kind ging voor het raam 6taan en keek
naar buiten, maar haar glazige blik verried,
dat hare gedachten elders waren. Mathilde
beschouwde het kind van hare plaats aan de
koffietafel. Het bedroefde haar, dat het on
gelukkig scheen.
Als zacht, aanhankelijk kind en als dochter
van hare liefste vriendin lag ze haar na aan
het hart. Stilletjes ging ze naar het kleintje
en vroeg„Waar denk je aan, Rnthje
„Mevrouw Mathilde, mag men zich van het
leven berooven, als men een ander daarmede
een dienst bewijst
„Kind, kind, doe toch zulke zondige vra
gen niet. Hoe kom je daarbg
„Mijne ouders zeggen zoo dikwijls: „Als
het kind er maar niet waaEu nou dacht
ik dacht ik
Een heftig snikken verstikte hare woorden.
Teeder nam Mathilde het kind op, zette het
op haren schoot en poogde het te troosten.
„Lief, klein gokklnnetje, hoe kun ja zulke
eenvoudige woorden zoo verkeerd opvatten.
Mama zal je dat alles vanavond wel verkla
ren en kom non erls mee, dan zal je zien,
wat ik voor je heb."
Ze haalde haar gonddoosje voor den dag
en nam er een gonden armband nit. „God
behoede n," stond er op, een porte-bonheur
uit oude dagen van verdwenen geluk.
Ruth's tranen hielden op te vloeien. Een
eerste armband is voor een klein meisje een
zaak van gewicht.
Mathilde zag, dat het verdriet van het kind
Voorloop!* voorbij was. Gerustgesteld bracht
zij Ruth naar de muziekschool. Maar
vóór zij haar verliet, nam ze haar do belofte
af, dat ze dadelgk na de les naar huls zon
gaan.
Toen de deur achter haar toeviel, gezoolde
Mathilde, dat de last, dien de woorden van het
fijngevoelige, bekommerde meisje haar op het
kart hadden gewenteld, nog niet geweken
was. Ze gevoelde behoefte, met Ruth's moe
der te gaan spreken en deze te waarschuwen,
en ze besloot, het nog heden, dadelijk te doen.
Het dienstmeisje dat open deed bij Fellner,
liet de huisvriendin onaangediend in de huls
kamer.
Klara was daar niet. Mevr. Mathilde deed
hoed en bont af en tikte aan de deur van de
slaapkamer harer vriendin.
«Wie is daar vroeg Klara scherp.
«Doe maar open."
I De sleutel werd omgedraaid in het slot, de
deur echter niet geopend. Dat verried groote
ontstemming. Mathilde trad binnen, nam
k»lm plaats op de canapé aan het voeteinde
der bedden en keek zwijgend naar hare
Vt'endln.
Klara was in de vensternla gaan staan. Ze
bleef er kalm staan, ademde tegen de ruiten
en teekende daarop allerlei figuren.
«Wat is er gebeurd?" vroeg Mathilde.
«Wat er altgd gebeurt," zei de jonge vrouw,
terwfjl ze een eenlgszins krijgshaftigen marsch
°P de vensterruiten begon te trommelen.
«Klara, houd toch op met die nuttelooze
'Qzie. Daarmede bereik je niets."
«Ik ben dwaas genoeg te hopen, dat de
ootsche scènes zijne liefde voor mij weer
allen aanwakkeren. Nog pas een jaar gele-
j*® kon ik hem altgd weer door hartstochte-
uJM var wijten van dan dwaalweg afhouden."
„Zoo gaat het altijd, Klara. De liefde ver
dwijnt riet op eecs. De hoogopslaande vlam
men g8»u liggen in het huwelijk de gloed
wordt langzamerhand minder, maar de liefde
heeft rog de klacht, nu en dan voor een
oogenblik op te vlammen, vóór ze voorgoed
sterft en verkoelt. Dan dient men verstandig
en trotpch te zijn, zich eerie edele schsdeloos-
stellir g te zoeken eu zich tevreden te stellen
met de kameraadschap en vriendschip. Men
kan niemand tot liefde dwingen. Klara"
„Dat Is echter zeer treurig, Thilde," ant
woordde de jonge vrouw. Terwijl ze
langzaam van het venster wegging en
dichter bij hare vriendin kwam staan, zeide
deze
„Dat is de loop van de wereld, Klara.
Niets is blijvend, alles verandert, op de lente
volgt zomer, herfst, winter. Maar ieder jaar
getijde heeft zijne genoegens, maar die dient
men te zoeken en ze te leeren genieten."
„Alleen de liefde toch is in staat het
leven te idealiseeren," zei Klara.
„Da liefde in hare verschillende verschij
ningsvormen, zeker", antwoordde de andere
met nadruk. „Helaas echter leggen wjj vrou
wen te veel waarde op wat gewoonlij liefde
wordt genoemd, op de innerlijke verrukking,
op het hemelhoogs juichen en het doodelijk
bedroefd zijn.
„Op dit punt moesten toch wij de mannen
tot voorbeeld nemen ik meen niet die man
nen, die kracht, geld en gezondheid er voor
over hebben om zich Hefdesgenot te verschaf
fen, maar mannen, die de liefde beschouwen
alg eeae vriendelijke gelukbrengen de episode in
het leven, maar waardoor zij zich niet laten
afbroDgen van hoogere belangen, van hetgeen
eer en plicht gebieden."
„Ja, ja," zei Klara met peinzende gezichts
uitdrukking. „Ik zal die dwaze liefdesdroo-
men laten varen en mij aan het een of ander
beroep wijden."
„Neen, Klara, dan zou je heelemaal ver
keerd handelen. Je hebt me verkeerd verstaan-
Een beroep mag je niet bg de hand nemen."
„En dat zeg jij, die zelf een beroep uit
oefent
„Ja, bjj mij is dat wat aDders, ik heb
nooit een kind gehad. Ik mocht mijne kotenen
verbreken, ik mocht den man van me af
schudden, die mij tot speelgoed, tot slavin,
tot martelaarster wilde maken. Maar jij! De
heerlijkste liefde van de vrouw is de moeder
liefde. Die most je koesteren in je hart,
daarvoor moet ja leveD."
„Ruth heeft geene behoefte aan zoo'n
romantische liefde. Za heeft hare school,
hare spelen, hara vriendinnen, haar prent
kaarten."
„Nu weet je het toch niet goed. Ze heeft
velerlei ja gunstige fiaanclëele omstandig
heden stellen je in staat, aan de kleine veel
aangenaams te bieden maar één ding man
keert haar harterust. Zs is verontrust door
jullie voortdurende kijfpartijen. Bjj het leeren
ontbreekt hat haar aan de coodige oplettend
heid en bjj het spel aan de noodige onbe
vangenheid."
Nu vertelde zij aan de verbaasd toehoorende
moeder, wat er 's middags was gebeurd en hoe
bitter Ratbje had geweend.
Klara sloeg haar belde handen tegen het
gezicht en steunde hare ellebogen op de
knieën. Weende ze, of dacht ze slechts na.
Het kwam Mathilda voor, dat dit berouwvolle
peinzen slechts aan de kleine Ruth ten
goede kon komen. Daarom kuste zij Klara
zacht op het haar en ging heen.
Toen werd er licht aan de deur geklopt
en een zoet kinderstemmetje vroeg smeekend
„Mag ik naar binnen
De moeder vloog naar da deur, trok die
open en pieste hartstochtelijk het kind aan
haar hart.
„Beste, beste Rnthje," riep de moedernit en
omarmde het kind heftiger dan ze ooit had
gedaan.
„Hebt U Rathje toch nog een beetje
lief?'
„Niet een beetje, gekkinnetje. Wat kun je
toch domme vragen doen. Kom, lieveling,
ga je boterham opeten."
„Al gebeurd mamaatje. Maar ik moet nog
eene kleine thema maken. Als u bij me komt
zitten, gaat het nog éécs zoo ving."
Weldra zaten de twee tegenover elkaar, het
kind met haar thema, de moeder met een
handwerk. Rnth werkte ijverig, alleen van
tjjd tol tijd wierp ze een blik naar hare moe
der.
Bleef deze ernstig, dan kwam er een smee-
kende, vleiende blik in de oogen van het
klDd als de moeder echter glimlachte, dan
knikte Rnth hare moeder zalig toe.
„Papa zal dadelijk komen, kindje."
„O, dan moet ik afmaken," zei Ruth en
krabbelde ijverig door.
Nog enkele oogen blikken, en ze drukte het
vloeiblad over de natte letters en sloeg het
cahier toe.
Toen klonk de schel. Vlug ruimde het
kind de boeken op en Klara nam het schrijf
gereedschap van taiel. Met geraas ging de
huisdeur open en op den drempel verscheen
de heer des huizes, een deftig, breed geschou
derd man met zwart krulhaar en een bruinen
baard, gloeiende oogen en genotzuchtig dikke
onderlip.
„Goeden avond," zeiden moeder en kind
bijna eenstemmig.
„Goeden avond," antwoordde hij, terwijl hij
zijnen hoed op een stoel lei. „Waarom is het
kind nog op, Klare Kinderen van haren
leeftijd behooren op dit uur in bed te zijn."
„Ze wilde je nog goeden nacht zeggen,"
antwoordde Klara.
„Nu, kom hier dan," zei hij tamelijk vriende
lijk. Het kind snelde toe en reikte hem hare
lippen tot een kus.
„Nacht kindje, ga nu slapen".
Het kind stond daar bedroefd en bedrem
meld.
„Klara, lk zal niet thnfg soapeeren. Ik beD
in de opera gevraagd."
Toen ging hij naar de aangrenzende slaap
kamer en draaide het electrische licht op.
Klara legde hare hand llefkoozend op den
schedel van het kind.
„Ga naar je kamer, hartje en begin je maar
nit te kleeden. Ik kom dadelijk."
„Vergeet het niet moedertje. Ik ga niet
slapen voor U me een nachtkns hebt gegeven".
„Ik kom bepaald," zei Klara en ging naar
haren man in de slaapkamer, terwijl Rnth
door de andere deur wegging.
„Wie heeft je ultgenoodigd vroeg Klara.
„De barones Von Mohren".
„Zoo".
„Wat meen je?" vroeg hij scherp.
„Ik meen heelemaal niets ik heb maar
onverschillig „zoo" gezegd."
Hij zag haar verrast aan, zeide echter niets,
maar ging voort met het wasschen van zijue
welverzorgde handen.
Klare legde de kleedlngstnkken, die hij
noodig had, op het bed en hg begon zich te
kleeden voor de komedie.
„Daok j9 wel," zei hij beleefd. „Heel Hef
van j', dat ja me helpt. De barones zou dat
niet doen. Die giog daar op de canapé zitten,
en ik moest mijne bullen zelf zoeken. Eene
moderne vrouw, weet je, pikant, niet iief,
niet gted, maar duivels mooi en interessant.
Overigens ben Jij ook ultgenoodigd, maar Ik
h9b beleefd bedankt. Dat is geen omgang
voor mijee vrouw. Ziezoo, nu ban ik klaar.
Neen, de das zit scheef."
Klara stond kalm met de ar man over elkaar,
leunde tegen de commode en bleef naar haren
man kijken, rustig, met iets var achter dl In
haren blik. Z9 voelde gaone behoefte, nit te
varen. Het was zoo stil in haar geworden,
zoo heerlyk stil, zoo zalig moederlijk. Waar
om stond ze nog hier Ginds lag immers
haar heerlijk kindje, dat zoo naar haar ver
langde en hier was ze overbodig.
Aarzelend ging de heer Fellner naar de
deur. Plotseling draaide hij zich om en zeide
„Als je wilt, blijf ik nog een poosje bij je."
„Eo dan
„Dan ga ik naar de barones."
„Ga maar liever dadelijk."
„Zoo als je wilt. Goeden nacht."
Hij ging-
Klara hoorde de deur van den gang dicht
slaan. Ze legde de hand op het hart. Het
trok nog pijnlijk samen, eene laatste zwakte.
„O, als het kind er niet was, dan liep lk
weg 1"
Toen ging de deur van de zijkamer open
eu een kleine, lichtende gestalte in golvend
nachthemd en een anreool van glanzend gon
den haar boven het liefelijk kindergezicht
verscheen op den drempel.
„Mijn kindMijn Rnthje 1"
Het kind vloog in de armen der moeder
en brak alt in een heftig anikken.
„Klad, waarom huil je toch zoo? Kijk, ik
heb je tooh zoo lief."
„Neen, moedertje, U zegt toch zoo vaak:
„Als het kind er niet was
„Ja, dat zeg ik ook vaak en weetje,wat
ik daarmee meen Als Ruthje er niet was,
zou ik niet op de wereld willen zijn. Als ik
Buthje niet had, dan was ik eene arme, arme
vrouw. Maar door jou. mijn klein goed hartje,
ben ik rgk, o zoo rijk
Den Heer Uitgever der
Schager Courant I
In uw nommer van 16 Jannari j.1. wordt
gesproken over Vischguano.
Ds inzender van het stuk, daarover hande
lende, die vergeten heeft zijn naam er bij te
zetten, een scheikundige, vertelt ons, dat hij
van twee monsters de ontleding heeft gedaan,
en komt tot de slotsom, dat die guano hoog
stens f 2.72 per 100 kilo vraard Is.
In het Noorden van Frankrijk wordt deze
meststof met ongeveer een gelijk gehalte aan
organieke stikstof, phosphorznur en kali, vol
gens prijscourant verhandeld a 21 francs
de 100 kilo, hetgeen een bedrag maakt, de
franc gerekend tegen 43 cent, van tien gnlden
en acht cent en een verschil geeft met uw
inzender van f 7.36.
We moeten veronderstellen, dat die Fran-
scbea in het Noorden van Frankrijk van
lotje getikt zijn, want welk verstandig mensch
zal f 10 08 betalen voor een waar, die slechts
f 2 72 waarde heefi
Eene teleurstelling vond ik het, dat de
inzendar, die de organieke stikstof waardeert
op 20'/i cent, niet de bron genoemd heeft,
waaruit hij geput heeft. De verslaggever der
Landbouwkroniek *van het Nieuws van den
Dag, die zich Van den Akker noemt, heeft
tenminste, bij een bespreking der
nieuwe' m es t s t o f J „gedroogde beer,
Bteijaert en Co. te Gent," wearvoor ik ver
tegenwoordiger ben voor Noord-Holland,
namen genoemd Wagner en Pfeiffer kwamen
op het tapijt laatstgenoemde, die 14 cent
per percent org. stikstof hooger kwam
dan eerstgenoemde, evenwel slechts als
figurant, en hoewei aan een dergelijke
berekening weinig waarde kan toegekend
worden, (het zijn gaten in de lucht), waa er
dan toch een uitgangspunt en kwam hg voor
de waardebepaling der organieke stikstof op
60'/i cent, alzoo SO'/i cent per percent org.
stikstof hooger dan uw inzender.
Bg het lezen van dat ingezonden stuk met
zijn schendend, eerroovend slot, waarvoor
niet de minste reden bestond, (integendeel,
de heer Joh. C de Wit en zijn vertegenwoor
diger, de heer C. M. Koorn alhier, hebben de
Vischguano, het was maar een restant je, ver
beneden verkoopswaarde van de hand gedaan)
kwam onwillekeurig de vraag bij mij op, of
er in Nederland nog wel nieuwe meststoffen
mogen worden ingevoerd, met andere woor
den, of de groothandelaars meesters zijn ge
worden van het marktterrein het heeft er
veel van
Mijn vriendelijke gioete en mjjn dank voor
de plaatsing,
D. W. Coninck Westenberg.
Texel, 26 Jannari 1905.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XCI.
Het Mohammedaansche vasten bestaat in
eene volstrekte onthouding van alle spijs en
drank. Van den vroegsten morgenstond
(kwart over vier) tot na zonsondergang
(kwart over zes) moet de moslim onafge
broken zich verzetten tegen alle zinnelijke
neigiDgenen behoeften.Bebalveeten en drinker,
is ook het rooken, zich parfumeeren en opium
schuiven ten strengste verboden, ja, zelfs het
inslikken van het speeksel maakt de vasten
voor zoo'n dag ongeldig, zoodat het zaak Is,
om steeds een paar koperen kwispedoren
(tampat loeda) in huis te hebben, wanneer
men in de vastenmaand op inlandsch bezoek
rekenen kan. lederen nacht moet de moslim
njjjah, d. w. z. het voornemen formuleeren
om den daaropvolgenden d»g den plicht vbu
het vasten behoorlijk te vervullen en wel als
een Gode aangena.-.m werk. Zonder die
ngjah zen de onthouding eenvoudig geen
doel trtffen.
Verder Is het aanbevelenswaardig [«oecnah],
om de vastendagen in een gepaste godvruch
tige stemming door te brengen, ernstige
godsdienstige gesprekken te voeren, vooral
niet te twisten, te toornen, te liegen, of kwaad
te sprekeo, zoo mogelijk weldadig te zijn
jegens de armen, veel in den Q mar te lezen,
stipt zijn vijf gebeden te verrichten, de mos
kee te bezoeken en Allah's namen en eigen
schappen dikwijls bij zichzelf op te zeggen.
[Allah heeft honderd namen, die elk een
eigenschap aanduiden. Bij het opdreunen
daarvan gebruiken de moslims een rozen krats
[tasbih] van ICO korrels].
Geleerde moslims hebben mij verzekerd, dat
Mohammed's bedoeling met de vasten uit
sluitend was een jaarlgksche o«fenlng voor
te schrijven, ter versterking van 's menschen
wilskracht. Ziel en lichaam, zoo zeiden ze
m^, zijn steeds met elkander in strijd. De
geest Is gewillig, maar het vleesch is zwak
en daar het toegeven aan z'n stoffelijke be
geerten den mensch ten verderve voert, daar
om vond de Prcfeet het noodig en goed, den
wil van de ziel te doen trainen voor den
strijd met het zondige lichaam
Eén maand per jaar vond Hg voldoende
en wanneer men zich werkeljjk trouw gedu
rende Ramadf&i, aan het voorschrift der
vasten houdt, zal men de maand SjawwS-l
krachtiger ingaan, zal de ziel voorloopig
weer gestaald zijn voor de worsteling met
het lichaam.
Mohammed gaf dispensatie aan zieken, aan
reizigers, aan personen die zwaren arbeid te
verrichten hebben, aan zwangere en zoo-
genda vrouwen, die allen dan later echter de
verzuimde dagen moeten inhalen, terwijl
oude lieden ook vrijgesteld zgn, doch daar
zij uit den aard der zaak niet meer inhalen
kannen, moeten deze dan, bij wijze van ver
goeding, een vaste hoeveelheid levensmiddelen
aan de armen afstaan. Ieder meerderjarig
moslim [d. w. z. boven de tien jaar!], in het
volle bezit zijner verstandelgke vermogens, is
verder tot vasten verplicht.
Wanneer men 'n dag wettig of onwettig
verzuimt, dan is men botjor of „lek" en moet
zoo'n dag vóór de volgende vastenmaand
ingehaald zijn. Dit inhalen, het Arabische
kadha, moet liefst zoo spoedig mogelgk
geschieden. Bij verzuim van langer dan een
jaar heeft men een bepaalde hoeveelheid
levensmiddelen aan de armen nit te reiken.
Zooals we hierboven reeds zagen, is de
onthouding alleen gedurende den dag ver
plichtend. Ia de Qrraai lezen we in hoofd
stuk [soerah] II jvers'[ajah] 183' of Q >r II:
183 „netgis ulteden geoorloofd in den nacht
der vasten dat gij eet en drinkt, totdat gg in
den morgen een witten draad van een zwar
ten knnt onderscheiden, dan moet gij de
vasten volbrengen tot den nacht."
Het eerste voedsel, dat gebruikt wordt na
zonsondergang, heet fatoer, terwijl het voedsel,
even voor den dageraad geenttigd, sahoer
genoemd wordt. In den nacht worden de
geloovigon gewaarschuwd, opdat die sahoer-
maaltgd tijdig toebereid zal zgn. Hier in
Nederlandsch-Indië geschiedt dit door het
bg tusschecpoozen [ongeveer van een tot drie
uur 's nachts] doen slaan op de bedorg's of
groote trommen der missigit's.
Gedurende de maand Ramadkan staan
bijna alle bezigheden stil en zoo hebben b. v.
de Inlandsche scholen hier in Indië dan
groote vacantie, terwijl ook de Landraad
zittingen worden verdaagd. Tot mijne ver
bazing werden dit jaar drie ter dood veroor
deelden te Meester-Cornelis, gedurende de
Foeasa, opgehangen, iets wat zeker geheel ln
strijd is met de opvattingen van vele recht
zinnige moslims.
Als ik van rechtzinnige moslims spreek,
dan bedoel ik hiermede nog geen 5g/o van
de Javaansche en Soendaneesche bevolking
hier op Java, en niettegenstaande het vasten
overal elders in de Mohammedaansche wereld
als een der voornaamste plichten van den
meBsch wordt beschouwd, zoo treft men hier
millioenen niet-vasters aan. Menigeen is
bovendien niet opgewassen tegen de zware
onthouding en er zijn honderdduizenden op
Java, die ieder jaar weer, met het heiligste
voornemen bezield, de maand Ramadhli
ingaan, het 'n twee of drie dagen dan vol
houden, om daarna te bezwijken en onder
een zuchtend terlaloe brat (te zwaar) verder
maar net te doen, alsof do Profeet niets
niemendal verordineerd heeft.
Bij de Maleiers op Sumatra is dit anders,
die houden zich wel degelijk aan de voor
schriften en zijn over het algemeen veel
gedadienstiger dan de bewoners van Java,
waarvan de groote meerderheid alleen de
besnijdenis aanvaardt en voor het overige
Allah's water maar over Allah's Sawah laat
vloeien 1 Grappig is het cck, dat niet weini
gen hun geweten in slaap sussen, door
althans den eersten en den la&tsten, soms
ook nog den middelsten dag te vasten.
Uit het bovenstaande moet men nu weer
niet besluiten, dat er onder de Javanen en
Soendaneezen vele bepaalde viijdenkers ge
vonden worden, menschen, die door rede
neering of napraten tot de conclusie meenen
te moeten komen, dat alle godsdienst feitelijk
overbodig Is Ik heb neg maar zelden een
bepaald ongeloovige onder de belde hoofd
rassen ontmoet en het waa dan nog altijd
een der meer ontwikkelden, die Büchner's
„Kracht en Stof" gelezen had, zonder te begrg-
pen. Onthond dus vooral ditdat, al worden
ook alle godsdienstplichten door 'n Javaan
of Soend snees verwaarloosd, hij zichzelf
steeds als 'n goed Moslim beschouwen blijft.
Wie hiervan meer weten wil, leze slechts het
werkje van Dr. C. Snouck Hurgronje, den
bekenden Nederlandschen Hadji Abdul G*f-
far, over „de beteekenls vsn den Islam voor
zgn belijders in Oost-Indië," uitgegeven bij
E. J. Brill te Leiden.
Zij, die 7roeger in Indië gewoond hebben,
zullen zich zeker nog wel herinneren, hoe in
dc Poeasamaand 's avonds laat dikwijls een
luid, onheilspellend geschreeuw in de de6sa's
of kampongs gehoord werd, een moslimsche
krijgskreet, die angstigen in de Binnenlanden
weleen8 griezelig fanatiek in de ooren zal
geklonken hebben
Herhaalde molen nn heb ik het vorige jaar
en ook thans weer, die heusch zeer ongevaar-
Igke „godsdienstoefeningen" bijgewoond, We
hebben hier te doen met de z g. Salat at - tar-
awih, welke haar naam ontleent aan de tar-
awrhs of tnsachenpoozen, volgende op elk
viertal raki a s, waaruit de Salat of 't Gebed
bestaat. In mgn beschrijving van het bidden
indertgd, heb ik u reeds uitgelegd, wat zoo'n
r&ktat is. Deze Salat begint altijd 's avonds
na achten en dnnrt dan tot ongeveer tien
nur.OpJava mogen alleen manDen en knepen er
aan deelnemen, op Snmatra echter ook vrou
wen, en het wordt door velen op Java als
een pretje beschouwd, als een welkome gele
genheid tot gezellig bijeenzijn, waarbg vroo-
lijk gelachen en gepraat wordt. Dat geschreenw
in de kampongs heeft das niets niemendal
met fanatisme te maken. Is zelf meende
vroeger ook, dat slechts geloofsdrift z oveel
leven kon veroorzaken, doch weet thans
precies, hoe onschuldig het er toegaat. De
lui zitten op een rg van 30 a 40 man, de
Imam voorop, allen met het aangezicht naar
het Westen gekeerd. Plaats van samenkomst
is natnurlgk de Lacggar of het dorpsbede
huis. Telkens du, als de Imam of voorganger
zijn Amln aan het eind van 'n rakta uit
spreekt, valt de geheele gemeente luidruchtig
in, met een gejoel en 'n geschreeuw, dat al
heel weinig stichtend werken kan en wel
iets heeft ven een al te levendige godsdierst-
oefening bij het Leger des Heils.
In Atjeh is de Salat geheel ontaard tot
een carricatuur van 'rr godsdienstoefening,
waarom dan ock vrome menschen daar maar
liever thuis blgven.
Elke Salat bestaat bg de Sa'fit at-tarawrh
uit twintig rak-ii's, waarvan iedere tw«e ven
de volgende weer worden gescheiden door de
tas iansh of het zittend, met het hoold eerst
naar rechts eu dan naar links, uitspreken
van het bekende „Ueil over n en de genade
Gods[asallamoe Allahichoem !j
De Inlanders normen dien tsiawia-dienst
met een verbasterd woord tiawèh, na tfioop
waarvan meestal door geoefende lezers, stok
ken nit den Qrreaa gereciteerd en sems ook
vertaald worden, tot ongeveer I uur 's nachts.
Lt. Clockknbr Ehodsson b.d.
Jogjakarta.
VL
Als lk vandaag eens wat over de jongste uit
voering van Toonkunst ga praten, dan zal mg
zeker niet het verwgt treffen, dat ik daar te
vroeg mee ben. Als deze regeltjes in de courant
komen, is die uitvoering al haast weer ver
geten door het groote publiek, dat inmiddels
zgn kunst-, of althans smnsementszin aan
onderscheidene latere voorstellingen en uit
voeringen heeft kannen te goed doen. Het
is goed, om de kunst en de amusementen uit
elkander te houden, want het ia hier al net
als overal elders al wat het publiek wordt
voorgezet, hoe smakelijk het soms moge zijn,
komt niet uit de keuken van mevrouw kunst.
Integendeel, onder de talrijke „avondjes" zijn
er maar heel weinig kunstavonden. De
rethorica wordt hier druk beoefend en al
zal niemand afbreuk willen doen aan de goede
krachteD, die elke tooneelvereeDiging in haar
midden heeft, niemand zal toch ook willen
beweren, dat gewoonlijk bij die gezelschappen
do kunst aan het woord is. Dat is op het
platteland zoo, maar dat is in de stad net
eender. En evenals bulten, hebben ook hier
de rederijkersnitvooringen nog het minst te
klagen over gebrek aan belangstelling. Het
tooneel spreekt rechtstreeks en in zeer bevat-
telgken vorm tot de menschen. Daarmede
wint het de groote massa, die niet meel
verlangt, dan wat ze zonder moeite kan
begrijpen. Daarbij komt, dat de meeste
menschen ja, helaas, de meeste! met
bijzondere voorliefde hun grienspleren in
beweging gebracht zien en dat de tooneel-
schrgvers, wel wetend», waar do grootste
vraag naar is, bij voorkeur huilerige (geestes-)
kinderen de wereld inzenden.
Maar ik zou het over Toonkunst ik
bedoel de afdeeling Alkmaar van de Maat
schappij tot bevordering der Toonkunst
hebben en als ik zoo door ga, komt er van
daag niets van. Toonkunst dan, bracht in
zgn 69zte uitvoering op 17 dezer Liszt's
oratorium „Die Legende von der Heiligen
Elisabeth" ten gehoore. Zij, die zich nog de
schoone nitvoering verleden jaar van Haydn's
„Schöpfnng" herinnerden, behoefden niet
iang to twijfelen, of zij opnieuw zouden
opgaan om het concert bg te wonen. Want
vrat er mogelijk op onze Afdeeling van
Toonkunst valt aan te merken,niet,dat men
er geen liefde voor de kunst heeft. De uit
voeringen getuigen steeds van grooten ernst
en van toewijding aan de kunst. Hoe zeer
dilettsntengezelschep, zingt men er geen
liedjes louter om te zingen, maar legt men
zich toe op werken van groote kunstwaarde,
met het ernstig voornemen om die kunst
waarde door de uitvoering niet verloren te
doen gaan. Een pogen, dat met succes be
kroond wordt en aller waardeering verdient.
Toch is het hier met die waardeering maar
matig. Niet, dat de concerten slecht bezocht
worden, of dat men op de goede hoedanig
heid daarvan afdiDgt. Maar het gewone
publiek ziet in Toonkunst een groep men
schen met ondragelijke staan-uit of „groote
kak," zcoals men 't plat en leelijk uitdrukt,
die personen van beneden hun „stand," dien
ze altijd heel hoog houden, hooger dikwijls
dan ze kunnen, liefst uit hun club weren, of
voorzoover ze dat niet kunnen, met den nek
aanzien. Aan deze voorstelling zal wel het
antagonisme van de kleine en de groote lui
ten grondslag liggen. Iu ieder geval heeft
men bij die voorstelling minder de heeren-
afdeeling, dan de dames op het oog. De
heeren behooren geenszins alle tot de high
life van Alkmaar, ja, een, als ik mij niet
vergis socialistischen bakkersknecht legt
onder den roomtchen directeur een gver san
den dag, die moeilijk kan voortkomen nit
een gevoel van achteraistelling. En zco
behoort het ook. Muar om hetzelfde resultaat
te krijgen, heeft men bij de dames nog iets
meer te overwinnen, dan stands vooroordeel.
De heeren mogen kun vrienden hebbenin
het dagelijkech leven komen ze veel te veel
met allerlei menschen in aanraking, om het
op repetitie-avonden niet gemakkelijk buiten
hun vrienden te kunnen stellen. De dames
daarentegen ieder, die met dames In ver-
eenigingen zit of heeft gezeten, zal het mg
dadelgk toegeven zoo ze al alle standsidée
thuis gelaten hebben kannen nooit dien
voor buitenstaanders zco vervsl?aden clubgeest
ifl ggen. Zij vormen zich' en erfelgk
tot grooter of kleine» rir»:o u van vriendinnen
en waar ze ock met cLN .icndtnnen tezamen
zgn, immer zoeken x* 'kaar op en ze zien
er volstrekt, geen been fn, om nieuwelingen
in verveling alleen te laten zitten. De kring
is ondoordringbaar voor wie er niet door
veiBcbillende emstrndigheden na verloop van
langer of korter tijd bij de gratie der gratiën
in wordt opgenomen. Die eigenschap van
de dames heeft in vereenigingen misschien
al meer kwaad gedaan, dan zij zelf ver
moeden. Het lijkt mij althans zeer waar
schijnlijk toe, dat ook bg Toonkunst de club
geest een van de grootste en dsarbg
misschien een van do onoverkomelgkste
beletselen zal zijn voor een rnime toetreding
van dsmesleden. En men kan moellgk ont
kennen, dat die rn mere toetreding voor het
koor zeer gewenscht zou zijn. Zonder op de
prestatiën van thans sf te dingen, zou een
versterking vsn de partijen geen geheel over
bodige luxe kunnen heeten. Waarbg kemt,
dat in een stad als Alkmaar toch zonder
twgfel veel goede krachten niet tot de ver-
eeniging behooren. Men doe zijn best eens
in dit opzicht.
De uitvoering was een heerlijk genot voor
hen, die luisterden. Het kunstwerk verplaatst
u in de eeiste helft van de 18e eeuw en
gei ft een aangrijpend verhaal van de hoofd
momenten uit het droevige leven van Elisabeth,
dochter van koning Andreas II van Hongarge,
in 1221 gehuwd met Lodewijk, regeerend
landgraaf van Thnringen en in 1286 door
Gregorius IX heilig verklaard.
Het werk is niet voor dilettanten geschre
ven en het stelt daarom aan hen meermalen
te hooge eiechen. Van Toonkunst mag gezegd
worden, dat zij voldoende die moeilgkheden
heeft overwonnen. Nergens kreeg men den
ir,d-uk van onafgedaan werk.
Voor de sopraan-soliste is in de Elisabeth-
partij een dankbare taak weggelegd, waar
mede mej. Van Linden vsn den Heuvel van
Den Haag dan ook alle eer inlegde. Zoo
waren aangapend schooDe momentenhet
afscheid van haar echtgenoot, die ter kruis
vaart gaat
„Ach, lass an Deiner Brnst mich weinen,
„Sieh Deiner Kinder holden Bliek,"
en waar s>g na den dood van Lodewijk door
haar heerschznchtlge schoonmoeder met haro
kinderen van het grafelijk slot wordt ver
jaagd
„Hier ist des Mltlelds Stimme todt 1
„O Dn, mein Gatte, 1 ah'st Dn meine Noth 1
„Hab' Dank für alle guten Tage,
„Do Hans, daa mir die Heimath gabl