J U L E.
Zondag 19 Febr. 1905.
49ste Jaargang. No. 4020.
TWEEDE BLAD.
v.
FEUILLETON.
Arrondisseraents Recht
bank te Alkmaar.
Wanneer ik zoo al die aanteekeningen zie,
die daar voor mij liggen, dan heb ik er zoo'n
voorgevoel van, dat deze Amsterdamsche
Brl6f" zal worden eeae «taal raart van nieuw
tjes. Of ik zou moeten smokkelen. En dat
ia ook al zoo erg niet, want ge kunt me niet
eontroleeren. Ja, 't Amsterdamsche nieuws
wèl, maar mijn santeekenboefeje niet. Toch
wil ik 't U eens laten zien, onder voorbehoud
niet over elk punt een kolom of iets meer of
minder te schrijven. In dit opzicht zijt ge
in geen gunstiger conditie dan een kerkbe
zoeker, die ook geen ander voorrecht heeft
dan te luisteren en zijn mond te honden Ja,
eigenlijk nog niet eens. Want een kerkbe
zoeker kan, als de preek geëindigd is, zijn
bedenkingen en zijn grieven den predikant
gaan meedeeien na de preek in de consistorie
en hem daar over eenig duister pnnt inlich
tingen vragen maar voor een courantenlezer
bestaat dat recbt niet. En indien er al een
lezer zou zijn, die mij in mijn dakkamertje
alias consistorie zou komen interpelleeren
over een of andere uitspraak of gezegde in
mgn brief dan zou ik kunnen antwoordeD,
wat Pilatus aan de Joden zei, toen zij 't op
schrift boven 't kruis veranderd wilden zien,
en zeggen„Wat geschreven is, blijft ge
schreven", of met eenige meer moderne
variatie: Wat gedrukt is, blijft gedrukt.—Ja,
't is altijd gevaarlijk, wanneer er twee par
tijen tegenover elkander staan, één hunner
een sterker wapen in handen te geven dan
zijn tegenstander. Hij zon er misbruik van
kunnen maken. Nu zeg ik niet, dat brief
schrijvers dit doen, en predikanten nog min
der, maar 't is gewaagd De woord
voerder en de briefschrijver als ze nooit
eens in de rede gevallen worden kunnen
ten slotte wel de grootste noDsens gaan ver-
koopen. Die aan 't woord is, heeft gelijk, en
met woorden kan je wit zwart praten Ik
denk altijd maar aan die koe en die kat, waar
ik U in ean vorigen brief over schreef.
Maar ik zon n de aanteekeningen laten zien,
waaruit deze brief moet worden opgebouwd.
En zie, hier zijn ze
1. Gemeenteraadtram.interpellatie-Douwes
over werkloosheid.
Kantteekeningprof. Huet. De Lesseps.
Gemeente-gebouwen.
2 Landsmeer wil ons straatvnil hebben.
Kantteekening Breek, plas 1826. Kippen
en eierhandel.
8 Leidsche straat. Kreijmborg. Kleermakers.
4 Gemeenteraad. Interpellatie. De nieuwe
instructie voor het onderwijzend personeel.
5. „Dolle Eien". (Ned. Tooneel).
Enzoovoort, enz enz.
Ik zal doen als de ziekenbezoeker nit
„Martha de Bruin" van Van Groeningen en
beginnen bij 't begin.
Discussiëérend over het tramtarief, werd de
Gemeenteraad geïnterpelleerd door den heer
Douwes over den droevigen toestand van vele
werkloozen. De commissie, die de toestanden
in handel en nijverheid onderzoekt en een
verzekering tegen de gevolgen van werk
loosheid tracht te vinden, heeft nog geen ant
woord kunnen geven. En dit antwoord moet
eerst worden afgewacht, eer naar de meenicg
van den Voorzitter eenig voorstel kan worden
gedaan.
De he8r Gerritsen beweerde dat de Raad
van Amsterdam voor de gemeente de ver
plichting had aanvaard, om te voorzien in de
nooden, door de in onze maatschappij gevolgde
wijze van productie veroorzaakt.
Wij zouden zoo zeggen Nog al natuurlijk
Welke vader voorziet niet zooveel hij kan in
de nooden van zijn kind of zijn pleegkind
Welk lar.da- of gemeentebestuur zon er niet
op bedacht zijn, zoo veel mogelijk het leed
van zijn burgers te keeren En dit ljjkt mij
zeer logisch en zeer natuurlijk.
De dichter van ons „Wilhelmus" schrift
dat gevoelen en die bedachtzaamheid ook toe
aan Prins Willem, waar hij hem laat zeggen
„Lijf en goed al te zamen
Heb ik u niet verschoond
Mgn broeders, hoog van namen,
Hebben 't u ook vertoond."
En om te bewijzen, dat deze dichterlijke
ontboezeming niet enkel fantasie is, maar
getoetst kan worden aan de historie, schrijf
!k n een paar regels over uit „Honderd Jaren"
van Prof. Hofstede de Groot. „Ter wille van
land en volk verpandde Graaf Jan al zfln be-
zlttingen.Willem maakte zijn juweelen, zgn zil
Roman van
CARL BUSSE.
o
28.
Maar telkens als het helder dag was en
de zon scheen vrooljjk, vond Peter de
gedachte om Jule te trouwen, weer ver
bazend dwaas Zoo werd h\j door zgn ge
dachten en gevoelens heen en weer geslin
gerd. en dan kwam er nog bij, dat hg zich
geheel uit zjjn gewone doen gehaald voelde.
Hij was niet meer de oude Peter.
Zelden slechts zag hij Ju. Met opzet liet
hij steeds een paar dagen verloopen, eer
hg een bezoek aan den kleinen winkel
bracht En telkens had hij weer pech. Er
waren veelal andere klanten, zoodat hij
kon vertrekken soms zonder een woord
met haar te hebben gewisseld.
Toen hij eens langer dan gewoonlijk ge
wacht had met komen, vond hjj 's morgens
een briefje op zijn tafel. Slechts enkele
woorden stonden er op: „Ik verlang zoo
naar je. Ju."
Lachend keek hg naar hare letters. Zg
waren zeer ongelijk zg schreet bepaald
niet veel. En het woordje „verlang" had
ZÜ niet minder dan zevenmaal onderstreept.
Het was toch een aardige meid.
Toen ging hg 's middags heen. Hg trot
het uitmuntend de winkel was leeg. Zjj
verwerk en zelfs de kostbaarste meubelen van
den Dillenburg te gelde. Wat zijn tuighuis
aan wapenen, zijn stoetergen aan paarden,
do voorraadschuren aan benoodlgdheden voor
den veldtocht konden opleveren 't word
te gelde gemaakt en allee blijmoedig ten beste
gegeven. Lodewijk van Naeeau en de Gravin-
Moeder Van Hoorn zonden elk 10 000 gulden
Uit zijn eigen kas gaf Willem nog 60 000
gulden. De vrome Julfaua gaf meer nog dan
haar goud en jaweelen zij gaf haar zonen
bovendien."
Het prijzenswaardige van de ie daden moet
de heer Gerritsen zij 't ook onbewust
gevoeld hebben, en wjj zonden zoo zeggen
Ieder raadslid ongetwjjfelfl met hem. Maar
neen De heer Fablns beschouwde het gemeen
tebestuur niet als het orgaan der maatschappij,
verplicht om de gevolgen der misstanden in
die maatschappij weg te nemen. BomDe
heer Zeehandelaar was 't met hem eens, en
de heer Henrl Polak ten deele ook Een ging
er zelfs werkloosheid door slecht weer bij
halen. Alsof dit het princiep van Gerritsen
raakte. Werkloosheid door gebrek aan vak
kennis. Kwestie van armenzorg, 't Werd een
disputeeren om de schadnw van den ezel,
maar den ezel zelf zag men over 't hoofd.
Bij zulke disputen krijg ik altijd een gevoel,
alsof er rijke menschen aan 't woord zijn.
En als lk dan naar den grond ga voelen van
zulke uitingen, dan kom lk terecht bij: „onze
schuld toch nietmoet ik daarvoor zorgen
En dan denk ik altijd aan dien brutalen
kerel, die God toesnauwde: „moet ik voor
mijn broer zorgen Als ge zoo'n woord of 'n
dergelgk woord hoort, klim dan maar eens
over een schutting of 'n heg en ge zult zien
dat ge 'n verslagene vindt, al heet hij dan
ook geen Abel. Eu dan zou ik er bijna toe
komen God te danken, dat Hij mij arm heeft
gelaten, en mg het weinige dat ik nog had,
ontnomen heeft, opdat mijn zielsoog niet
verblind zou worden door zelfvoldaanheid
en laatdunkendheid.
Ik ken den heer Fabins niet, maar ik durf
er mijn heele boekenkast om verwedden, dat
hij meer dan goed bij kas is, En dat zon ik
hem nooit verwijten, maar dat hij op een
regeeringszetel zon plaats nemen en zeggen
met Gallio: Daar trek ik me niets van aan,
is minstens. Zeg het zelf maar.
Werkloosheid Geen werk En de Zuider
zee dan Is er geen geld genoeg 't Is niet
de schuld van Prof. Abraham Huet. dat men
er nog niet aan begonnen is. Van den Gelder-
schen Hoek ten NoordeD van Enkhnizen
tot aan Stavoren kon een dijk gelegd wor
den. Te beginnen in 't zachte jaargetijde,
Mei b.v., kon die dijk in September, Ootober
er al liggen. Met 1200 groote bakken en veel
sleepbooten kan men in zes, zeven maanden
heel wat zand en steenen vervoeren. En dit
eenmaal klaar, kon men beginnen aan het
groote werk. Minstens elf jaar werk voor
twintig stoomgemalen en duizenden werklie
den. Maar Prof. Huet heeft het dnidelijker
uiteengezet, dan ik 't ooit zon vermogen.
Mijn aanteekening van De Lesseps zon
in haar uitwerking te breed worden en daar
om kan ik daar niet op ingaan. Maar de
gemeente-gebouwen. Als men nn op 't Singel
ook eens zoo aan 't werk toog als op den
Burgwal, en de derving van haar eens ten
goede deed komen aan den arbeid, en ten
goede ook aan de klerken, die nn in een
atmosfeer van ik weet niet hoe vies, bleek
en ziek worden Als nn toch eindelijk dat
leeggejaagde huis maar eens afgebroken, en
aan het nieuwe begonnen werdJe stoot
er eiken dag je kop aan, en niemand ziet
het.
Leeggejaagd Ja, in Angnstns moest
hals over kop de afdeeling der secretarie, die
er gevestigd was, er uit, want morgen
zouden ze gaan breken. Nu, zes of zeven
maanden daarna, staat het er nog, en de
eene steen is op den anderen gebleven alsof
er van geen verbouwing ooit sprake zal zijn.
De eenige verandering die we zien, is zoo
nn en dan een kapotte rnit meer dan giste
ren, waar de jongens van de drukkerij in de
bnnrt uit en in klanteren om schuilevinkje
te spelen. Ja, voor die jongens zal 't een
droeve dag zijn, als de mannen met de
breekijzers komen. Maar voorloopig schijnt
daar nog geen vrees voor te bestaan.
Aanteekening 2. Landsmeer wil ons straat-
vuil hebben, om de zoogenaamde Breek te
dempen. De Breek is een van de vele plassen,
ontstaan bij de overstrooming van 1826
Amsterdammers kennen de Breek evengoed
als Landsmeer zelf. Als men op schaatsen
over de Kadoelen naar Zaandam gaat, moet
men ook de Breek over. 't Is 't land van
kippen en eieren, of. volgens een andere con
sequentie, van eieren en kippen. Ze komen
zoowel met 't een als met 't ander in stoom-
en roeibootjes naar Amsterdam. Mooie pon
lardes, mooie braadknikans, prachtige eieren,
alle Amsterdammers kennen ze. En zoozeer
is bij de Amsterdammers de idéé van kippen
en kakelen één geworden met Landsmeer,
dat bij hen de legende is ontstaan, dat in
Landsmeer de kinderen eerst leeren kakelen
en daarna praten.
Volgt8. Leidsche straat. Hier kan ik
met een enkel woord volstaan. Op den hoek
van Heerengracht en Leidsche straat komt,
keken elkaar aan en Ju werd bloedrood,
maar zg verbood het hem niet, toen hg
vlug het kamertje inwipte.
„Ik heb je in lang niet gekust," mom
pelde hg.
En alsof ook zg gesmacht had naar zjjn
kussen, zoo bood zg gaarne hem haar
lippen.
Misschien mengde zich in haar geluk
reeds een droet gevoel, een eerste kleine
vrees, omdat hg haar zoo lang had laten
wachten. En in deze eerste, bijna nog on
bewuste vrees, drukte zg zioh vaster en
vaster tegen hem aan.
Zij deden elkaar bijna pijn.
Maar plotseling maakte Peter zich los.
Hg werd rood. Hg streek zich over het
haar.
„Wat is er?" vroeg zg.
„Niets werkelijk!" En toen zg het
niet scheen te gelooven, zeide hg nog een
paar maal„niets 1"
Zij keek hem groot aan, als wilde zjj in
zgn hart zien. Door de iets geopende
lippen kwam haar warme adem nog steeds
in korte, vlugge stooten naar buiten. Een
brandende schaamte kleurde haar wangen,
misschien was zij niet terughoudend genoeg
geweest.
Maar het was heel iets anders, dat hem
plotseling beheerschte. Toen zg elkaar zoo
omhelsden, was plotseling de gedachte bg
hem opgekomen Wat moet daarvan wor
den Waarheen moet dat leiden
„Ik trouw haar bepaald,'' was meteen de
volgende gedachte geweest.
Doch in hetzelfde moment, als ontsteld
over deze gedachte, had hg zioh van haar
los gemaakt.
of is bijna klaar, een kleerenmagazijn, Ik zou
zeggen een gevaarte van steen en staal en
glaB. En dat scheen noodlg. Niet de
steen of het staal, en 't glas ook niet. Maar
't kleerenmagazijn. Want als ge van 't Sin
gel 't Koningsplein opgaat, dan passeert ge
in twee minuten tijde er Ik weet niet hoe
veel. Nlenw Engeland, Herbermann, Kreijm
borg, Broekmans, Slnemns. dan de overige
aan den overkant En er werd verlnid, dat
Hollenkamp om de kieerenwinkels manie te
voltooien, de huizen van De Meijere had aan
gekocht, om ook daar. pal naaBt Kreijmborg,
evecals in dc Vijzelstraat, nog een kleeren
magazijn te stichten Maar een later bericht
luidde, dat dit niet zal doorgaan. Nu, dat
is erg jammer. Waar moeten we nn onze
kleeren vandaan halen Ik vergat nog den
winkel van Savelkonl op den hoek van den
Heiligenweg en 't Singel, die zijn front ook
naar 't Koningsplein heeft. Als ge van
Schagen nsar hier mocht komen om kleeren
te koopen, laat n dan maar geblinddoekt op
't Koningsplein neerzetten en loop maar toe.
Ge kart zoo niet loopen, of ge komt een
kleermakerij binnen. Als ge 't ziende wilt
beproeven, is er 'n dag om eer ge besloten
hebt, waar ge zult binnengaan. Noteer dit
't kan te pas komen.
Volgt weer als aanteekening 4De Ge
meenteraad Over de nieuwe Instructie voor
het onderwijzend personeel. De heer Tak is
voor de onderwijzers in de bres gesprongen.
Hij acht hen smadelijk behandeld door bepa
lingen alsde onderwijzer zal van alles wat
belangrijk is, het hoofd mededeeling moeten
doen. Wat is belangrijk Alles of niets,
't Ligt er maar aan, hoe men een ding
bekijkt. Hij noemt deze bepaling practisch
toegepast onzinnig. Een andere bepaling vindt
hij kleingeestigen daar had hij reden toe.
Luister. Vóór de school te verlaten, moet men
gas- en waterkraan afsluiten. Welk verstandig
man behoeft voor zooiets een instructie
Art. 21 doet de vraag aan de hand, wat
een onderwijzer doen moet, wiens vrouw of
kind aan 'n besmettelijke ziekte lijdt. Moet
hij dat huls verlaten, of behoort het als
'n vaststaanden regel te gelden, dat de
onderwijzer bij zgn ziek gezin blijft? Hij noemt
dit artikel de omgekeerde wereld, en beschul
digt het gemeentebestuur van „Pruisische
bepalingen" te maken, in plaats van alles te
brengen op de banen van gemeen overleg,
zooals een goed overwegend gemeentebestuur
moet trachten.
En de heer Van Hall, wsthouder, heeft den
heer Tak geantwoord, evenmin op een
woordje ziend als de lnterpallant. De Wet
houder zei, dat hij niet zoo gauw ontstemd
zou zijn als de heeren onderwijzers, al werd
deze fnstruotle genoemdbureaucratisch,
onmenschknndlg, Pruisisch, en wat niet al.
B. en W. zijn niet voornemens deze
instrnctie in nadere overweging te nemen. Ze
is eer verzacht, dan verscherpt. In de onde
instructie stond „de onderwijzers volgen de
bevelen der hoofden," in de nieuwe wordt
gesproken van voorschriften en aan
wijzingen. Toch zou bevelen niet
zoo erg geweest zijn, want in de instrnctie
van den Directeur van Publieke Werken
staat, dat hij „de bevelen volgt."
Er werden nog andere voorbeelden van
gelijke redactie aangehaald, tot eindelijk de
Burgemeester zijn verwondering te kennen
gaf, hoe er van deze instrnctie, ook door den
heer Tak, gemaakt was, wat er van gemaakt
is. Heeft men de instrncties van andere hooge
ambtenaren wel eens gelezen en vergeleken
met deze Artikel 14 van het Reglement van
Orde van dezen Raad zegt „dat niemand het
woord voert, zonder het van den Voorzitter
te hebben gevraagd en verkregen."Dat legde
de Raad zichzelf op, „maar en hier kreeg
hij de lachers op zijn hand. Raadsleden zijn
geen onderwijzers
In de instrnctie voor de Commissarissen der
Koningin staat, dat zij zorgen voor de Griffie
een zoo hoogstaand ambtenaar stoot zioh
niet aan deze bepaling. En ofschoon de Bur
gemeester toen nog een vergelijking maakte
tnsschen de protesteerdere en een heel klein
plantje met blaadjes die zich sluiten als men
er maar naar wijst, was de heer Tak niet te
overtuigen en bleef bij zijn gevoelen.
De interpellatie echter werd gesloten.
En nu ten laatste is „Dolle Fien" aan de
beurt.
Maar die benrt krijgt ze niet. Ik vrees, dat
ik anders mijn brief terug zou ontvangen om
er een en ander nit te schrappen. En kreeg
ik 't al niet met den heer Trapman aan den
stok, dan toch zeker met de zetters, die wel
eens znllen foeteren bij de ont warring van al
die hanepooten en krabbels.
Toch moet ik nog even zeggen, dat Dolle
Fien" 'n machtig aardig stak is, al dengt het
slot niet. Vooral 't tweede bedrijf is om te
proesten, en als het Ned. Tooneel het soms
in Schagen mocht komen vertoonen, ga er
dan heen, ge kant dan nog eens lachen, en
vergeet misschien voor 'n oogenbllk het leed,
dat alle menachenkinderen met zich dragen.
Ja, 't is soms weemoedig ook, o, zoo wee
moedig, tot schreiens toe. Maar 't is mooi en
zeer waar, al dengt ik herhaal 't 't slot
niet. En bovenal, ge knnt er wat nit leeren.
En nu, saluut 1 Tot over 14 dagen. Maar,
„Die Proppie, die vervloekte Proppie!"
zeide Peter op den terugweg tot zichzelt.
Heel zgn kalme rust had dat kleine kereltje
hem ontnomen. Hij wist zelf niet meer,
wat hg wilde. Hg, die immer zoo tevreden
was, was nu bepaald heel erg ontevreden
met zichzelf. Hg beviel zichzelf niet meer,
en de boosheid over zgn eigen onzekerheid
schoof hg op den kleinea assessor.
Korten tgd daarna ontving hg een mooi
gedrukte kaart van de kegelclub „Gooi
r-ak." die zich de eer gaf om „Den hoog-
welgeb heer Referendaris Peter Kömer4
uit te noodigen tot „het prjjskegelen met
dames." De Zaterdagnamiddag en -avond
daarvoor was bestemdhet feestlokaal was
in het hotel Barkow, een dichtbij gelegen
dorp de prjjzen bestonden in eendvogels.
Hg draaide de kaart een paar maal om.
Was het werkelijk geen vergissing? Neen,
het klopte precies.
Hoofdschuddend wierp hg de kaart op
tafel. Hoe ter wereld kwamen deze men
schen er toe, om hem uit te noodigen Wie
had hem die nitnoodiging gezonden
Müöelmann Dat was bepaald onmogelijk.
Die had te veel respect voor hem, om dat
te durven doen. Maar anders bende hg
alleen den ouden Fischer.
Er was geen twjjfel aan, of die sigaren
winkelier stak daarachter. Wilde die oude
vos hem zoodoende voor zijn eeuwige
rechtszaken wat nauwer aan zich verbinden
Of had hg daarbij nog verdere plannen
Plannen, waarin Ju. zgn mooie doohter, een
rol speelde Ja, was zoo iets niet de be
doeling met deze uitnoodiging
Hg weerde die verdenking van zioh af,
maar de gansche zaak maakte hem geduoht
dit wil ik u wel zeggen, en daar zon lk haast
een vloek op durven doen ik laat n nooit
meer mijn boekje met aanteekeningen zien.
Nooit meer! Wat 'n papier! En wat Is 't al
laat geworden 'f Is waarachtig half twee
en morgenochtend zeven nur moet ik weer op.
Neen, dat boekje is voortaan voor mij
alleen, en ik verklap er niet meer alt dan
tijd en nachtrust gedoogen.
H. d. H.
Zitting van Dinsdag 14 Februari 1905.
Uitspraken reeds in ons vorig Dommer
opgenomen.
Simon Vos, 67 jaren, te Avenhorn wonende
is van beroep wild lager en heeft door 't
schieten van vele exemplaren van het zoo
schadelijke wi d zich als zoodanig een
onsteifelijken roem verworven.
Als schutter heeft deze geharde jager dan
ook zgn weêrga niet. Behalve zijn geoefend
w i 1 djagersoog, heeft hij ook zeer geoefende
spieren ten spijt van zijn reeds tamelijk hoogen
leeftijd, en van die laatste benijdenswaardige
eigenschap liet Vos den eersten Jannari j.1.
meer blijken dan noodig was. 't Was op
dien dag, dat zgn zoon Dirk bij gelegenheid
van een avonddanspartijtje mot kreeg met
een varensgezel. Het zorgzaam en scherp
ziend vaders- en j a g e r s oog van den
onden Vos bemerkte, wat er gaande was. Ik
zeg „Doen dat non niet(papa gesproken),
„gaan liever stil met vader nel huis 1"
Dirk echter, hoewel anders altgd op de eerste
vordering aan de onderlijke roepstem gehoor
gevende, vertikte znlks nn en maakte zich
zóó druk, dat de caféhonder hem ten slotte
de denr nit transporteerde, meenende dat ook
de onde Vos was vertrokken. Vader en zoon
waren dan ook bniten, doch keerden terug,
daar oom Willem en tante Grietje nog mee
zonden. Oom was tot vertrek gereed, doch
de onde heer Simon Vos moest zijn snaartje
(schoonznster) nog heel achter nit de zaal
roepen.
Nn wilde het toeval dat de 66-jarige
Jacobas Mul, volgens Vos een drinkebroer
zooals ze er zeldzaam zjjn, ons Dirkje zag,
dezen toebnlderende„zeg ereis, jij Dirkje
Vos, jij apekop 1 je heb me voor smeerlap
nitskolden 1" Kastelein Vet, begrijpende dat
zooiets op Dirk's strijdlust niet zeer kal
meerend zou werken, wou de ln ld jet, dolgraag
kwijt en gelastte dan ook „bedaard zijn"
of den aftocht blazen.
De onde Vos was echter langzamerhand ook
in een niet te best hnmenr gekomen en pakte
op een gegeven oogenblik Vet, die in het
buffet stond, ongemakkelijk in zijn larven en
liet hem niet los voor hg behoorlijk bewerkt,
was. Dat daarop proces-verbaal volgde, zal
niemand verwonderen en hoe stellig Vos
Senior de mishandeling ook ontkende, hoe hij
ook zijn onschnld door 't geven van plas
tische voorstellingen en wijdloopige expli-
catiën glashelder trachtte aan te toonen, de
heer Officier wou hem maar niet gelooven
en eischte wegens mishandeling f6.boete
of 4 dagen hechtenis.
Evenals 't bovenstaande gevalletje, is ook
hetgeen we hieronder zullen relateeren, een
aardigheidje dat ter gelegenheid van de vlerlDg
van den nienwj aars dag, alzoo in den nacht
van 1 op 2 Jannari, plaats vond. 't Was
zoowat half twaalf en Simon Brommer's
herberg, die in 't Oostetnd van Dirkshorn
staat, was al gesloten, toen eenige leden van
de bloem van Haringcarspel's jongelingschap
dat café passeerden. De 2l-jarige Kees Hoo-
geboom, een boereknecht van Kalverdijk, wou
„efkes inglouwe", maar kreeg een „homp",
van een zijner metgezellen, van wien dat
wist hij nieten raakte daardoor, gehoor
zamende aan de wetten der zwaartekracht,
door 't glasruit heen, echter niet heelemaal
naar binnen, 't Was een leelijk geval,
Toen de heer Brommer echter als ordelijk
burger des anderen daags bij 't eerste hanen
gekraai ontwaakte en bemerkte, wat de
onmatige en ongednrige jeugd ten zijnen
nadeele had bedreven, maakte hij er sabiet
werk van. Edelmoedig kwam echter Hooge-
boom hem dienzelfden Maandag de schade
ad f 1.— vergoeden.
Raarder gescharrel met 't getuigenverhoor,
dan In dit prnlzaakje, hebben we nog niet
gehoord. Wat bij den rechter commissaris was
verklaard,werd op de zitting weer grootelijks
tegengesproken.
De heer Officier kon dan ook met den
besten wil van de wereld geen voldoend
wettig bewgs nit 't verhoor constrneeren dan
heettB 't, dat „Kees" er ingegooid was,
iets later hoorde men weer, dat hg het rnit
zelf „stik-slegen" had, enz. Mr. Cnopius
achtte het dan ook het meest doeltreffend,
wanneer de zaak werd geschorst tot de
volgende zitting, om den rijksveldwachter
Van der Meijden, die Kees gehoord had,
dan als getuige er bij te halen. Na een oogen
blik ter overweging van 's Heeren Officier's
voorstel in raadkamer te zijn geweest, vond
de rechtbank voor schorsing geen termen.
Toen zag Z.E G. zich genoodzaakt, bij gebrek
uit zgn humeur. Eerst was hg van plan
geweest, naar Ju te gaan, maar nu deed
hg het niet. Den volgenden morgen kreeg
hg een brief, waarin zg hem hg haar riep:
Zg moest hem bepaald sprekenhg moest
bepaald komen.
En toen hg kwam, zeide zg haastig,
zonder bjjna zgn groet te beantwoorden
„Je hebt een uitnoodiging gekregen ga
niet I Zeg het af. Ik vind het zoo ver
schrikkelijk."
Hg stond verbaasd. Niets had hem meer
kunnen overbluffen. Maar dan kwam de
vreugde hg had haar onrecht gedaan En
dadelgk, als een smeekbede om vergiffenis,
fluisterde hg haar duizend lief des woordjes
in het oor en drukte haar verstolen de
handen.
Hij beloofde haar alles Of hg soms de
uitnoodiging aan haar vader had te danken
Dan wilde hg liever mondeling bedanken
en zich verontschuldigen.
Heimeljjk vroeg hg zich afWaarom
wenscht zg mg daar vandaan te houden
Vreest zg, dat ik daar dingen zal zien, die
mg zullen doen schrikken Maar Jule ant
woordde op een dergelgke, schertsend ge
stelde vraag slechts: „Ik kan mij daar jou
niet voorstellen. Het zou te pjjnljjk voor
mg zgn."
Zoo bedankte hg den volgenden morgen
den heer Fischer zeer voor de uitnoodiging.
Peter vond het jammer, maar die avond was
reeds bezet, dus was het hem onmogeljjk
om te komen.
Dat deed den sigarenhandelaar bitter
leed. Maar verschuiven liet zich het feest
niet meer.
Wie was gelukkiger dan Peter Hg
aan bewgs vrijspraak te vragen, waarop
beklaagde niets bleek aan te merken te
hebben.
De volgende beklaagde, Cornelis Jacobas
Wortel, was absent en woont te Wognum.
Hij kreeg den 6den Jannari j.1 bijna
gelgktgdlg twee bezoekers bij zich en wel de
heeren Gert Reek, schoenen- en pettenkoop-
man nit Hoorn en Louw Deugd, een 81-jsrig
slager, nit Wognnm, die hedeD, door
't missen van den trein, oorzaak was dat
't zaakje half afgewerkt werd geschorst, om
na den middag in Dengd's tegenwoordigheid
te worden beëindigd
Op dien gedenk waardijen Donderdagmid
dag dan werd door Reek getikt en Btapte bij
Wortel binnen met de gewichtige mededee
ling, dat ze de compelementen van alle
Hoornschen moesten hebben.
Hoe vereerd ook door de plichtplegingen
van den koopman, deed vrouw Wortel toch
't tegenbescheid dat ze liever 'n kwartje had,
dan kon ze hare schulden bij Reek afdoen,
„want je krijgt immers nog geld van ons
vervolgde zij, zich al meer opwindende, „dat
heb je hier ln de bnnrt althans verteld en,
hoewel ik schoenen voor mijn man en een
pet voor mgn zoontje wil koopen, jij krijgt
die klandisie niet, hoor je 1"
Reek. die schander genoeg, direct al in de
gaten had, dat hij niet als vriend was geroe
pen, dacht bij zichzelf„lk ga vort,
hoor je 1" en toen de heer des huizes ook nog
'n duit in het zakje gooide, zeide hij„welnu,
als jelui niet wilt koopen, stap ik weer op,
maar dan wil ik inderdaad de 70 cents die
ik nog op u heb te vorderen, graag ont
vangen
„Je krijg geen cent!" bulderde Wortel hem
toe, die weieens bg hem borgde en niterst
taai 1d het betalen was volgens Reek, en
smeet dezen eerst tegen de tafel, zoodat bg
met den arm in een met water gevulde
kom geraakte en daarna het scheen nog
niet mooi genoeg! kwakte hij Reek tegen
de gangdeur, zoodat deze zoo spoedig hg kon
maar zgn biezen pakte en het onmiddellijk
aangaf.
De O. v. J. achtte het bewijs geleverd en
eischte wegens mishandeling naar aanleiding
van art. 800 W. v. 8. f 7.— boete of 7 dagen
hechtenis.
De winkelier Willem Kok Lz. te Egmond
had de jachtwet overtreden en zoodoende
bracht de rijksveldwachter Dekker op 2
Jannari een dagvaarding.
Marijtje Abie, huisvrouw van Kok ontzag
zich niet om aan Dekker te vragen, of dit
geen „valsche calansie" was, zooals Dekker
er wel meer opmaakte.
Nu is het waar, dat Dekker bij de familie
Kok, waar hij ambtsbehalve ettelijke malen
met „pampiertjes" moet verschijnen, alles
behalve bemind is en de lieftallige Marijtje
achtte het dan ook haar plicht, om hem
eventjes nit te maken voor enfin, ieder
die haar kent, zal begrijpen, dat Dekker zich
wel eenigszins beleedigd gevoelde en ook
hiér een dagvaarding liet geworden. Nu
hadden beide echtelieden er eentje.
Willem kan het voor het kantongerecht
afmaken, maar zijn wederhelft moest voor de
„groote rechtbank" en was vandaag stipt op
tijd present om als beklaagde haar belangen
met vuur te verdedigen, „'t Was alles lengen
wat Dekker zeihg loog dat hij
en toen volgde een heel verhaal.
De heer Officier eischte wegens beleediging
van een dienstdoend ambtenaar ten slotte
f7,boetr, uf 14 dugea lioclll.
Hoewel Cornelis Molenaar van Heilo nog
slechts elf jaren ond is, belooft hij voor de
toekomst bitter weinig goeds. Op 8 Jannari
j.1. ging hij met zijn jonger broertje Johannes
en hnn kameraadje Piet Ruiter uit
stelen, 't Drietal kwam bg de woning van
Marijtje de Vries, Wed. K. Kraakman, die
een klein winkeltje drijft en dien morgen ter
kerke was getogen.
Rniter speelde voor schildwacht en de 2
anderen verschaften zich door inklimming
door 't kelderraampje toegang tot de woning
en kaapten daar eene portemonnaie met onge
veer f 6.De wed. miste na hare thuiskomst,
toen zg iemand geld moest wisselen, direct
het ontvreemde en deed aangifte, waarna
weldra de daders met zekerheid konden wor
den aangewezen.
Bg zekere vrouw Strooper kaapten zg nog
gauw 76 cents weg en weldra wandelde het
drietal naar Alkmaar en maakte goeden sier,
door in verschillende winkels allerlei „zoetig
heden" ln den vorm van chocolade, koekjes,
wafeltjes etc. te koopen.
Voor den terugtocht gaf CorneliB zijn twee
helpers tramgeld en reisde zelf zonder be
talen ook per tram huiswaarts. Thuis ge
komen, werd de portemonnaie na eenig beraad
in de kerkelaan verstopt, terwgi een paar
kleinoodfën,die ook in de portemonnaie waren,
bg 't hek van de Wed. Koning aan den schoot
der aarde werden toevertrouwd. Bg Simon
Salomons, een bunrman van de Wed. Kraak
man, werd door den snoeplostigen Kees nog
voor 'n kwartje sinaasappelen gekocht, wat
bij dezen wei argwaan opwekte, zoodat hij
verzekerde nog eens, dat hg anders
met het grootste genoegen was gekomen
en drukte den heer Fischer de hand.
Maar lang zou hij zich in dat pleizier
niet verheugen. Daar het Donderdag eu
Vrjjdag regenachtig was, verschoof de
kegelclub „Gooi raak haar feestavond en
berichtte den heer referendaris, dat zg nu
acht dagen later bepaald hoopte, dat hjj
de club de eer zou aandoen, enz., enz.
„Drommels!" dacht Peter,„nu zit ik er in."
En eigenlgk, misschien was het wel
goed. Nu leerde hg Ju in wat grooter
kring kennen, in een omgeving waarin zg
gewoon was zich te bewegen. Dacht hg
werkelgk aan trouwen, dan was deze ken
nismaking bepaald noodig. En juist omdat
zg hem zoo hartstochtelijk smeekend had
gevraagd, er niet heen te gaan, werd hg
toch nieuwsgierig. Hg geloofde niet aan
haar voorwendsel, dat zg zich voor al die
menschen niet goed houden kon. Hg dacht
er maar eens aan, met welk een tegen
woordigheid van geest zg toen de winkel
deur had gesloten, toen zg beiden in het
zijkamertje waren en er volk in den winkel
kwam.
Neen, er was bepaald nog een andere
reden voor. Dat moest hg te weten zien
te komen.
Ju zeide niets meer, toen zjj hoorde dat
hjj deze uitnoodiging moest aannemen. Zjj
knikte alleen maar. Zjj was stil, gedrukt,
en keek, als zjj alleen was, maar strak
voor zich uit,als in de verre toekomst, die
zich voor haar oog ontsloot.
HOOFDSTUK XI,
Voor het hotel in Barkow stonden twee