J U L E. Zondag 19 Febr. 1905. 49ste Jaargang. No. 4020. TWEEDE BLAD. v. FEUILLETON. Arrondisseraents Recht bank te Alkmaar. Wanneer ik zoo al die aanteekeningen zie, die daar voor mij liggen, dan heb ik er zoo'n voorgevoel van, dat deze Amsterdamsche Brl6f" zal worden eeae «taal raart van nieuw tjes. Of ik zou moeten smokkelen. En dat ia ook al zoo erg niet, want ge kunt me niet eontroleeren. Ja, 't Amsterdamsche nieuws wèl, maar mijn santeekenboefeje niet. Toch wil ik 't U eens laten zien, onder voorbehoud niet over elk punt een kolom of iets meer of minder te schrijven. In dit opzicht zijt ge in geen gunstiger conditie dan een kerkbe zoeker, die ook geen ander voorrecht heeft dan te luisteren en zijn mond te honden Ja, eigenlijk nog niet eens. Want een kerkbe zoeker kan, als de preek geëindigd is, zijn bedenkingen en zijn grieven den predikant gaan meedeeien na de preek in de consistorie en hem daar over eenig duister pnnt inlich tingen vragen maar voor een courantenlezer bestaat dat recbt niet. En indien er al een lezer zou zijn, die mij in mijn dakkamertje alias consistorie zou komen interpelleeren over een of andere uitspraak of gezegde in mgn brief dan zou ik kunnen antwoordeD, wat Pilatus aan de Joden zei, toen zij 't op schrift boven 't kruis veranderd wilden zien, en zeggen„Wat geschreven is, blijft ge schreven", of met eenige meer moderne variatie: Wat gedrukt is, blijft gedrukt.—Ja, 't is altijd gevaarlijk, wanneer er twee par tijen tegenover elkander staan, één hunner een sterker wapen in handen te geven dan zijn tegenstander. Hij zon er misbruik van kunnen maken. Nu zeg ik niet, dat brief schrijvers dit doen, en predikanten nog min der, maar 't is gewaagd De woord voerder en de briefschrijver als ze nooit eens in de rede gevallen worden kunnen ten slotte wel de grootste noDsens gaan ver- koopen. Die aan 't woord is, heeft gelijk, en met woorden kan je wit zwart praten Ik denk altijd maar aan die koe en die kat, waar ik U in ean vorigen brief over schreef. Maar ik zon n de aanteekeningen laten zien, waaruit deze brief moet worden opgebouwd. En zie, hier zijn ze 1. Gemeenteraadtram.interpellatie-Douwes over werkloosheid. Kantteekeningprof. Huet. De Lesseps. Gemeente-gebouwen. 2 Landsmeer wil ons straatvnil hebben. Kantteekening Breek, plas 1826. Kippen en eierhandel. 8 Leidsche straat. Kreijmborg. Kleermakers. 4 Gemeenteraad. Interpellatie. De nieuwe instructie voor het onderwijzend personeel. 5. „Dolle Eien". (Ned. Tooneel). Enzoovoort, enz enz. Ik zal doen als de ziekenbezoeker nit „Martha de Bruin" van Van Groeningen en beginnen bij 't begin. Discussiëérend over het tramtarief, werd de Gemeenteraad geïnterpelleerd door den heer Douwes over den droevigen toestand van vele werkloozen. De commissie, die de toestanden in handel en nijverheid onderzoekt en een verzekering tegen de gevolgen van werk loosheid tracht te vinden, heeft nog geen ant woord kunnen geven. En dit antwoord moet eerst worden afgewacht, eer naar de meenicg van den Voorzitter eenig voorstel kan worden gedaan. De he8r Gerritsen beweerde dat de Raad van Amsterdam voor de gemeente de ver plichting had aanvaard, om te voorzien in de nooden, door de in onze maatschappij gevolgde wijze van productie veroorzaakt. Wij zouden zoo zeggen Nog al natuurlijk Welke vader voorziet niet zooveel hij kan in de nooden van zijn kind of zijn pleegkind Welk lar.da- of gemeentebestuur zon er niet op bedacht zijn, zoo veel mogelijk het leed van zijn burgers te keeren En dit ljjkt mij zeer logisch en zeer natuurlijk. De dichter van ons „Wilhelmus" schrift dat gevoelen en die bedachtzaamheid ook toe aan Prins Willem, waar hij hem laat zeggen „Lijf en goed al te zamen Heb ik u niet verschoond Mgn broeders, hoog van namen, Hebben 't u ook vertoond." En om te bewijzen, dat deze dichterlijke ontboezeming niet enkel fantasie is, maar getoetst kan worden aan de historie, schrijf !k n een paar regels over uit „Honderd Jaren" van Prof. Hofstede de Groot. „Ter wille van land en volk verpandde Graaf Jan al zfln be- zlttingen.Willem maakte zijn juweelen, zgn zil Roman van CARL BUSSE. o 28. Maar telkens als het helder dag was en de zon scheen vrooljjk, vond Peter de gedachte om Jule te trouwen, weer ver bazend dwaas Zoo werd h\j door zgn ge dachten en gevoelens heen en weer geslin gerd. en dan kwam er nog bij, dat hg zich geheel uit zjjn gewone doen gehaald voelde. Hij was niet meer de oude Peter. Zelden slechts zag hij Ju. Met opzet liet hij steeds een paar dagen verloopen, eer hg een bezoek aan den kleinen winkel bracht En telkens had hij weer pech. Er waren veelal andere klanten, zoodat hij kon vertrekken soms zonder een woord met haar te hebben gewisseld. Toen hij eens langer dan gewoonlijk ge wacht had met komen, vond hjj 's morgens een briefje op zijn tafel. Slechts enkele woorden stonden er op: „Ik verlang zoo naar je. Ju." Lachend keek hg naar hare letters. Zg waren zeer ongelijk zg schreet bepaald niet veel. En het woordje „verlang" had ZÜ niet minder dan zevenmaal onderstreept. Het was toch een aardige meid. Toen ging hg 's middags heen. Hg trot het uitmuntend de winkel was leeg. Zjj verwerk en zelfs de kostbaarste meubelen van den Dillenburg te gelde. Wat zijn tuighuis aan wapenen, zijn stoetergen aan paarden, do voorraadschuren aan benoodlgdheden voor den veldtocht konden opleveren 't word te gelde gemaakt en allee blijmoedig ten beste gegeven. Lodewijk van Naeeau en de Gravin- Moeder Van Hoorn zonden elk 10 000 gulden Uit zijn eigen kas gaf Willem nog 60 000 gulden. De vrome Julfaua gaf meer nog dan haar goud en jaweelen zij gaf haar zonen bovendien." Het prijzenswaardige van de ie daden moet de heer Gerritsen zij 't ook onbewust gevoeld hebben, en wjj zonden zoo zeggen Ieder raadslid ongetwjjfelfl met hem. Maar neen De heer Fablns beschouwde het gemeen tebestuur niet als het orgaan der maatschappij, verplicht om de gevolgen der misstanden in die maatschappij weg te nemen. BomDe heer Zeehandelaar was 't met hem eens, en de heer Henrl Polak ten deele ook Een ging er zelfs werkloosheid door slecht weer bij halen. Alsof dit het princiep van Gerritsen raakte. Werkloosheid door gebrek aan vak kennis. Kwestie van armenzorg, 't Werd een disputeeren om de schadnw van den ezel, maar den ezel zelf zag men over 't hoofd. Bij zulke disputen krijg ik altijd een gevoel, alsof er rijke menschen aan 't woord zijn. En als lk dan naar den grond ga voelen van zulke uitingen, dan kom lk terecht bij: „onze schuld toch nietmoet ik daarvoor zorgen En dan denk ik altijd aan dien brutalen kerel, die God toesnauwde: „moet ik voor mijn broer zorgen Als ge zoo'n woord of 'n dergelgk woord hoort, klim dan maar eens over een schutting of 'n heg en ge zult zien dat ge 'n verslagene vindt, al heet hij dan ook geen Abel. Eu dan zou ik er bijna toe komen God te danken, dat Hij mij arm heeft gelaten, en mg het weinige dat ik nog had, ontnomen heeft, opdat mijn zielsoog niet verblind zou worden door zelfvoldaanheid en laatdunkendheid. Ik ken den heer Fabins niet, maar ik durf er mijn heele boekenkast om verwedden, dat hij meer dan goed bij kas is, En dat zon ik hem nooit verwijten, maar dat hij op een regeeringszetel zon plaats nemen en zeggen met Gallio: Daar trek ik me niets van aan, is minstens. Zeg het zelf maar. Werkloosheid Geen werk En de Zuider zee dan Is er geen geld genoeg 't Is niet de schuld van Prof. Abraham Huet. dat men er nog niet aan begonnen is. Van den Gelder- schen Hoek ten NoordeD van Enkhnizen tot aan Stavoren kon een dijk gelegd wor den. Te beginnen in 't zachte jaargetijde, Mei b.v., kon die dijk in September, Ootober er al liggen. Met 1200 groote bakken en veel sleepbooten kan men in zes, zeven maanden heel wat zand en steenen vervoeren. En dit eenmaal klaar, kon men beginnen aan het groote werk. Minstens elf jaar werk voor twintig stoomgemalen en duizenden werklie den. Maar Prof. Huet heeft het dnidelijker uiteengezet, dan ik 't ooit zon vermogen. Mijn aanteekening van De Lesseps zon in haar uitwerking te breed worden en daar om kan ik daar niet op ingaan. Maar de gemeente-gebouwen. Als men nn op 't Singel ook eens zoo aan 't werk toog als op den Burgwal, en de derving van haar eens ten goede deed komen aan den arbeid, en ten goede ook aan de klerken, die nn in een atmosfeer van ik weet niet hoe vies, bleek en ziek worden Als nn toch eindelijk dat leeggejaagde huis maar eens afgebroken, en aan het nieuwe begonnen werdJe stoot er eiken dag je kop aan, en niemand ziet het. Leeggejaagd Ja, in Angnstns moest hals over kop de afdeeling der secretarie, die er gevestigd was, er uit, want morgen zouden ze gaan breken. Nu, zes of zeven maanden daarna, staat het er nog, en de eene steen is op den anderen gebleven alsof er van geen verbouwing ooit sprake zal zijn. De eenige verandering die we zien, is zoo nn en dan een kapotte rnit meer dan giste ren, waar de jongens van de drukkerij in de bnnrt uit en in klanteren om schuilevinkje te spelen. Ja, voor die jongens zal 't een droeve dag zijn, als de mannen met de breekijzers komen. Maar voorloopig schijnt daar nog geen vrees voor te bestaan. Aanteekening 2. Landsmeer wil ons straat- vuil hebben, om de zoogenaamde Breek te dempen. De Breek is een van de vele plassen, ontstaan bij de overstrooming van 1826 Amsterdammers kennen de Breek evengoed als Landsmeer zelf. Als men op schaatsen over de Kadoelen naar Zaandam gaat, moet men ook de Breek over. 't Is 't land van kippen en eieren, of. volgens een andere con sequentie, van eieren en kippen. Ze komen zoowel met 't een als met 't ander in stoom- en roeibootjes naar Amsterdam. Mooie pon lardes, mooie braadknikans, prachtige eieren, alle Amsterdammers kennen ze. En zoozeer is bij de Amsterdammers de idéé van kippen en kakelen één geworden met Landsmeer, dat bij hen de legende is ontstaan, dat in Landsmeer de kinderen eerst leeren kakelen en daarna praten. Volgt8. Leidsche straat. Hier kan ik met een enkel woord volstaan. Op den hoek van Heerengracht en Leidsche straat komt, keken elkaar aan en Ju werd bloedrood, maar zg verbood het hem niet, toen hg vlug het kamertje inwipte. „Ik heb je in lang niet gekust," mom pelde hg. En alsof ook zg gesmacht had naar zjjn kussen, zoo bood zg gaarne hem haar lippen. Misschien mengde zich in haar geluk reeds een droet gevoel, een eerste kleine vrees, omdat hg haar zoo lang had laten wachten. En in deze eerste, bijna nog on bewuste vrees, drukte zg zioh vaster en vaster tegen hem aan. Zij deden elkaar bijna pijn. Maar plotseling maakte Peter zich los. Hg werd rood. Hg streek zich over het haar. „Wat is er?" vroeg zg. „Niets werkelijk!" En toen zg het niet scheen te gelooven, zeide hg nog een paar maal„niets 1" Zij keek hem groot aan, als wilde zjj in zgn hart zien. Door de iets geopende lippen kwam haar warme adem nog steeds in korte, vlugge stooten naar buiten. Een brandende schaamte kleurde haar wangen, misschien was zij niet terughoudend genoeg geweest. Maar het was heel iets anders, dat hem plotseling beheerschte. Toen zg elkaar zoo omhelsden, was plotseling de gedachte bg hem opgekomen Wat moet daarvan wor den Waarheen moet dat leiden „Ik trouw haar bepaald,'' was meteen de volgende gedachte geweest. Doch in hetzelfde moment, als ontsteld over deze gedachte, had hg zioh van haar los gemaakt. of is bijna klaar, een kleerenmagazijn, Ik zou zeggen een gevaarte van steen en staal en glaB. En dat scheen noodlg. Niet de steen of het staal, en 't glas ook niet. Maar 't kleerenmagazijn. Want als ge van 't Sin gel 't Koningsplein opgaat, dan passeert ge in twee minuten tijde er Ik weet niet hoe veel. Nlenw Engeland, Herbermann, Kreijm borg, Broekmans, Slnemns. dan de overige aan den overkant En er werd verlnid, dat Hollenkamp om de kieerenwinkels manie te voltooien, de huizen van De Meijere had aan gekocht, om ook daar. pal naaBt Kreijmborg, evecals in dc Vijzelstraat, nog een kleeren magazijn te stichten Maar een later bericht luidde, dat dit niet zal doorgaan. Nu, dat is erg jammer. Waar moeten we nn onze kleeren vandaan halen Ik vergat nog den winkel van Savelkonl op den hoek van den Heiligenweg en 't Singel, die zijn front ook naar 't Koningsplein heeft. Als ge van Schagen nsar hier mocht komen om kleeren te koopen, laat n dan maar geblinddoekt op 't Koningsplein neerzetten en loop maar toe. Ge kart zoo niet loopen, of ge komt een kleermakerij binnen. Als ge 't ziende wilt beproeven, is er 'n dag om eer ge besloten hebt, waar ge zult binnengaan. Noteer dit 't kan te pas komen. Volgt weer als aanteekening 4De Ge meenteraad Over de nieuwe Instructie voor het onderwijzend personeel. De heer Tak is voor de onderwijzers in de bres gesprongen. Hij acht hen smadelijk behandeld door bepa lingen alsde onderwijzer zal van alles wat belangrijk is, het hoofd mededeeling moeten doen. Wat is belangrijk Alles of niets, 't Ligt er maar aan, hoe men een ding bekijkt. Hij noemt deze bepaling practisch toegepast onzinnig. Een andere bepaling vindt hij kleingeestigen daar had hij reden toe. Luister. Vóór de school te verlaten, moet men gas- en waterkraan afsluiten. Welk verstandig man behoeft voor zooiets een instructie Art. 21 doet de vraag aan de hand, wat een onderwijzer doen moet, wiens vrouw of kind aan 'n besmettelijke ziekte lijdt. Moet hij dat huls verlaten, of behoort het als 'n vaststaanden regel te gelden, dat de onderwijzer bij zgn ziek gezin blijft? Hij noemt dit artikel de omgekeerde wereld, en beschul digt het gemeentebestuur van „Pruisische bepalingen" te maken, in plaats van alles te brengen op de banen van gemeen overleg, zooals een goed overwegend gemeentebestuur moet trachten. En de heer Van Hall, wsthouder, heeft den heer Tak geantwoord, evenmin op een woordje ziend als de lnterpallant. De Wet houder zei, dat hij niet zoo gauw ontstemd zou zijn als de heeren onderwijzers, al werd deze fnstruotle genoemdbureaucratisch, onmenschknndlg, Pruisisch, en wat niet al. B. en W. zijn niet voornemens deze instrnctie in nadere overweging te nemen. Ze is eer verzacht, dan verscherpt. In de onde instructie stond „de onderwijzers volgen de bevelen der hoofden," in de nieuwe wordt gesproken van voorschriften en aan wijzingen. Toch zou bevelen niet zoo erg geweest zijn, want in de instrnctie van den Directeur van Publieke Werken staat, dat hij „de bevelen volgt." Er werden nog andere voorbeelden van gelijke redactie aangehaald, tot eindelijk de Burgemeester zijn verwondering te kennen gaf, hoe er van deze instrnctie, ook door den heer Tak, gemaakt was, wat er van gemaakt is. Heeft men de instrncties van andere hooge ambtenaren wel eens gelezen en vergeleken met deze Artikel 14 van het Reglement van Orde van dezen Raad zegt „dat niemand het woord voert, zonder het van den Voorzitter te hebben gevraagd en verkregen."Dat legde de Raad zichzelf op, „maar en hier kreeg hij de lachers op zijn hand. Raadsleden zijn geen onderwijzers In de instrnctie voor de Commissarissen der Koningin staat, dat zij zorgen voor de Griffie een zoo hoogstaand ambtenaar stoot zioh niet aan deze bepaling. En ofschoon de Bur gemeester toen nog een vergelijking maakte tnsschen de protesteerdere en een heel klein plantje met blaadjes die zich sluiten als men er maar naar wijst, was de heer Tak niet te overtuigen en bleef bij zijn gevoelen. De interpellatie echter werd gesloten. En nu ten laatste is „Dolle Fien" aan de beurt. Maar die benrt krijgt ze niet. Ik vrees, dat ik anders mijn brief terug zou ontvangen om er een en ander nit te schrappen. En kreeg ik 't al niet met den heer Trapman aan den stok, dan toch zeker met de zetters, die wel eens znllen foeteren bij de ont warring van al die hanepooten en krabbels. Toch moet ik nog even zeggen, dat Dolle Fien" 'n machtig aardig stak is, al dengt het slot niet. Vooral 't tweede bedrijf is om te proesten, en als het Ned. Tooneel het soms in Schagen mocht komen vertoonen, ga er dan heen, ge kant dan nog eens lachen, en vergeet misschien voor 'n oogenbllk het leed, dat alle menachenkinderen met zich dragen. Ja, 't is soms weemoedig ook, o, zoo wee moedig, tot schreiens toe. Maar 't is mooi en zeer waar, al dengt ik herhaal 't 't slot niet. En bovenal, ge knnt er wat nit leeren. En nu, saluut 1 Tot over 14 dagen. Maar, „Die Proppie, die vervloekte Proppie!" zeide Peter op den terugweg tot zichzelt. Heel zgn kalme rust had dat kleine kereltje hem ontnomen. Hij wist zelf niet meer, wat hg wilde. Hg, die immer zoo tevreden was, was nu bepaald heel erg ontevreden met zichzelf. Hg beviel zichzelf niet meer, en de boosheid over zgn eigen onzekerheid schoof hg op den kleinea assessor. Korten tgd daarna ontving hg een mooi gedrukte kaart van de kegelclub „Gooi r-ak." die zich de eer gaf om „Den hoog- welgeb heer Referendaris Peter Kömer4 uit te noodigen tot „het prjjskegelen met dames." De Zaterdagnamiddag en -avond daarvoor was bestemdhet feestlokaal was in het hotel Barkow, een dichtbij gelegen dorp de prjjzen bestonden in eendvogels. Hg draaide de kaart een paar maal om. Was het werkelijk geen vergissing? Neen, het klopte precies. Hoofdschuddend wierp hg de kaart op tafel. Hoe ter wereld kwamen deze men schen er toe, om hem uit te noodigen Wie had hem die nitnoodiging gezonden Müöelmann Dat was bepaald onmogelijk. Die had te veel respect voor hem, om dat te durven doen. Maar anders bende hg alleen den ouden Fischer. Er was geen twjjfel aan, of die sigaren winkelier stak daarachter. Wilde die oude vos hem zoodoende voor zijn eeuwige rechtszaken wat nauwer aan zich verbinden Of had hg daarbij nog verdere plannen Plannen, waarin Ju. zgn mooie doohter, een rol speelde Ja, was zoo iets niet de be doeling met deze uitnoodiging Hg weerde die verdenking van zioh af, maar de gansche zaak maakte hem geduoht dit wil ik u wel zeggen, en daar zon lk haast een vloek op durven doen ik laat n nooit meer mijn boekje met aanteekeningen zien. Nooit meer! Wat 'n papier! En wat Is 't al laat geworden 'f Is waarachtig half twee en morgenochtend zeven nur moet ik weer op. Neen, dat boekje is voortaan voor mij alleen, en ik verklap er niet meer alt dan tijd en nachtrust gedoogen. H. d. H. Zitting van Dinsdag 14 Februari 1905. Uitspraken reeds in ons vorig Dommer opgenomen. Simon Vos, 67 jaren, te Avenhorn wonende is van beroep wild lager en heeft door 't schieten van vele exemplaren van het zoo schadelijke wi d zich als zoodanig een onsteifelijken roem verworven. Als schutter heeft deze geharde jager dan ook zgn weêrga niet. Behalve zijn geoefend w i 1 djagersoog, heeft hij ook zeer geoefende spieren ten spijt van zijn reeds tamelijk hoogen leeftijd, en van die laatste benijdenswaardige eigenschap liet Vos den eersten Jannari j.1. meer blijken dan noodig was. 't Was op dien dag, dat zgn zoon Dirk bij gelegenheid van een avonddanspartijtje mot kreeg met een varensgezel. Het zorgzaam en scherp ziend vaders- en j a g e r s oog van den onden Vos bemerkte, wat er gaande was. Ik zeg „Doen dat non niet(papa gesproken), „gaan liever stil met vader nel huis 1" Dirk echter, hoewel anders altgd op de eerste vordering aan de onderlijke roepstem gehoor gevende, vertikte znlks nn en maakte zich zóó druk, dat de caféhonder hem ten slotte de denr nit transporteerde, meenende dat ook de onde Vos was vertrokken. Vader en zoon waren dan ook bniten, doch keerden terug, daar oom Willem en tante Grietje nog mee zonden. Oom was tot vertrek gereed, doch de onde heer Simon Vos moest zijn snaartje (schoonznster) nog heel achter nit de zaal roepen. Nn wilde het toeval dat de 66-jarige Jacobas Mul, volgens Vos een drinkebroer zooals ze er zeldzaam zjjn, ons Dirkje zag, dezen toebnlderende„zeg ereis, jij Dirkje Vos, jij apekop 1 je heb me voor smeerlap nitskolden 1" Kastelein Vet, begrijpende dat zooiets op Dirk's strijdlust niet zeer kal meerend zou werken, wou de ln ld jet, dolgraag kwijt en gelastte dan ook „bedaard zijn" of den aftocht blazen. De onde Vos was echter langzamerhand ook in een niet te best hnmenr gekomen en pakte op een gegeven oogenblik Vet, die in het buffet stond, ongemakkelijk in zijn larven en liet hem niet los voor hg behoorlijk bewerkt, was. Dat daarop proces-verbaal volgde, zal niemand verwonderen en hoe stellig Vos Senior de mishandeling ook ontkende, hoe hij ook zijn onschnld door 't geven van plas tische voorstellingen en wijdloopige expli- catiën glashelder trachtte aan te toonen, de heer Officier wou hem maar niet gelooven en eischte wegens mishandeling f6.boete of 4 dagen hechtenis. Evenals 't bovenstaande gevalletje, is ook hetgeen we hieronder zullen relateeren, een aardigheidje dat ter gelegenheid van de vlerlDg van den nienwj aars dag, alzoo in den nacht van 1 op 2 Jannari, plaats vond. 't Was zoowat half twaalf en Simon Brommer's herberg, die in 't Oostetnd van Dirkshorn staat, was al gesloten, toen eenige leden van de bloem van Haringcarspel's jongelingschap dat café passeerden. De 2l-jarige Kees Hoo- geboom, een boereknecht van Kalverdijk, wou „efkes inglouwe", maar kreeg een „homp", van een zijner metgezellen, van wien dat wist hij nieten raakte daardoor, gehoor zamende aan de wetten der zwaartekracht, door 't glasruit heen, echter niet heelemaal naar binnen, 't Was een leelijk geval, Toen de heer Brommer echter als ordelijk burger des anderen daags bij 't eerste hanen gekraai ontwaakte en bemerkte, wat de onmatige en ongednrige jeugd ten zijnen nadeele had bedreven, maakte hij er sabiet werk van. Edelmoedig kwam echter Hooge- boom hem dienzelfden Maandag de schade ad f 1.— vergoeden. Raarder gescharrel met 't getuigenverhoor, dan In dit prnlzaakje, hebben we nog niet gehoord. Wat bij den rechter commissaris was verklaard,werd op de zitting weer grootelijks tegengesproken. De heer Officier kon dan ook met den besten wil van de wereld geen voldoend wettig bewgs nit 't verhoor constrneeren dan heettB 't, dat „Kees" er ingegooid was, iets later hoorde men weer, dat hg het rnit zelf „stik-slegen" had, enz. Mr. Cnopius achtte het dan ook het meest doeltreffend, wanneer de zaak werd geschorst tot de volgende zitting, om den rijksveldwachter Van der Meijden, die Kees gehoord had, dan als getuige er bij te halen. Na een oogen blik ter overweging van 's Heeren Officier's voorstel in raadkamer te zijn geweest, vond de rechtbank voor schorsing geen termen. Toen zag Z.E G. zich genoodzaakt, bij gebrek uit zgn humeur. Eerst was hg van plan geweest, naar Ju te gaan, maar nu deed hg het niet. Den volgenden morgen kreeg hg een brief, waarin zg hem hg haar riep: Zg moest hem bepaald sprekenhg moest bepaald komen. En toen hg kwam, zeide zg haastig, zonder bjjna zgn groet te beantwoorden „Je hebt een uitnoodiging gekregen ga niet I Zeg het af. Ik vind het zoo ver schrikkelijk." Hg stond verbaasd. Niets had hem meer kunnen overbluffen. Maar dan kwam de vreugde hg had haar onrecht gedaan En dadelgk, als een smeekbede om vergiffenis, fluisterde hg haar duizend lief des woordjes in het oor en drukte haar verstolen de handen. Hij beloofde haar alles Of hg soms de uitnoodiging aan haar vader had te danken Dan wilde hg liever mondeling bedanken en zich verontschuldigen. Heimeljjk vroeg hg zich afWaarom wenscht zg mg daar vandaan te houden Vreest zg, dat ik daar dingen zal zien, die mg zullen doen schrikken Maar Jule ant woordde op een dergelgke, schertsend ge stelde vraag slechts: „Ik kan mij daar jou niet voorstellen. Het zou te pjjnljjk voor mg zgn." Zoo bedankte hg den volgenden morgen den heer Fischer zeer voor de uitnoodiging. Peter vond het jammer, maar die avond was reeds bezet, dus was het hem onmogeljjk om te komen. Dat deed den sigarenhandelaar bitter leed. Maar verschuiven liet zich het feest niet meer. Wie was gelukkiger dan Peter Hg aan bewgs vrijspraak te vragen, waarop beklaagde niets bleek aan te merken te hebben. De volgende beklaagde, Cornelis Jacobas Wortel, was absent en woont te Wognum. Hij kreeg den 6den Jannari j.1 bijna gelgktgdlg twee bezoekers bij zich en wel de heeren Gert Reek, schoenen- en pettenkoop- man nit Hoorn en Louw Deugd, een 81-jsrig slager, nit Wognnm, die hedeD, door 't missen van den trein, oorzaak was dat 't zaakje half afgewerkt werd geschorst, om na den middag in Dengd's tegenwoordigheid te worden beëindigd Op dien gedenk waardijen Donderdagmid dag dan werd door Reek getikt en Btapte bij Wortel binnen met de gewichtige mededee ling, dat ze de compelementen van alle Hoornschen moesten hebben. Hoe vereerd ook door de plichtplegingen van den koopman, deed vrouw Wortel toch 't tegenbescheid dat ze liever 'n kwartje had, dan kon ze hare schulden bij Reek afdoen, „want je krijgt immers nog geld van ons vervolgde zij, zich al meer opwindende, „dat heb je hier ln de bnnrt althans verteld en, hoewel ik schoenen voor mijn man en een pet voor mgn zoontje wil koopen, jij krijgt die klandisie niet, hoor je 1" Reek. die schander genoeg, direct al in de gaten had, dat hij niet als vriend was geroe pen, dacht bij zichzelf„lk ga vort, hoor je 1" en toen de heer des huizes ook nog 'n duit in het zakje gooide, zeide hij„welnu, als jelui niet wilt koopen, stap ik weer op, maar dan wil ik inderdaad de 70 cents die ik nog op u heb te vorderen, graag ont vangen „Je krijg geen cent!" bulderde Wortel hem toe, die weieens bg hem borgde en niterst taai 1d het betalen was volgens Reek, en smeet dezen eerst tegen de tafel, zoodat bg met den arm in een met water gevulde kom geraakte en daarna het scheen nog niet mooi genoeg! kwakte hij Reek tegen de gangdeur, zoodat deze zoo spoedig hg kon maar zgn biezen pakte en het onmiddellijk aangaf. De O. v. J. achtte het bewijs geleverd en eischte wegens mishandeling naar aanleiding van art. 800 W. v. 8. f 7.— boete of 7 dagen hechtenis. De winkelier Willem Kok Lz. te Egmond had de jachtwet overtreden en zoodoende bracht de rijksveldwachter Dekker op 2 Jannari een dagvaarding. Marijtje Abie, huisvrouw van Kok ontzag zich niet om aan Dekker te vragen, of dit geen „valsche calansie" was, zooals Dekker er wel meer opmaakte. Nu is het waar, dat Dekker bij de familie Kok, waar hij ambtsbehalve ettelijke malen met „pampiertjes" moet verschijnen, alles behalve bemind is en de lieftallige Marijtje achtte het dan ook haar plicht, om hem eventjes nit te maken voor enfin, ieder die haar kent, zal begrijpen, dat Dekker zich wel eenigszins beleedigd gevoelde en ook hiér een dagvaarding liet geworden. Nu hadden beide echtelieden er eentje. Willem kan het voor het kantongerecht afmaken, maar zijn wederhelft moest voor de „groote rechtbank" en was vandaag stipt op tijd present om als beklaagde haar belangen met vuur te verdedigen, „'t Was alles lengen wat Dekker zeihg loog dat hij en toen volgde een heel verhaal. De heer Officier eischte wegens beleediging van een dienstdoend ambtenaar ten slotte f7,boetr, uf 14 dugea lioclll. Hoewel Cornelis Molenaar van Heilo nog slechts elf jaren ond is, belooft hij voor de toekomst bitter weinig goeds. Op 8 Jannari j.1. ging hij met zijn jonger broertje Johannes en hnn kameraadje Piet Ruiter uit stelen, 't Drietal kwam bg de woning van Marijtje de Vries, Wed. K. Kraakman, die een klein winkeltje drijft en dien morgen ter kerke was getogen. Rniter speelde voor schildwacht en de 2 anderen verschaften zich door inklimming door 't kelderraampje toegang tot de woning en kaapten daar eene portemonnaie met onge veer f 6.De wed. miste na hare thuiskomst, toen zg iemand geld moest wisselen, direct het ontvreemde en deed aangifte, waarna weldra de daders met zekerheid konden wor den aangewezen. Bg zekere vrouw Strooper kaapten zg nog gauw 76 cents weg en weldra wandelde het drietal naar Alkmaar en maakte goeden sier, door in verschillende winkels allerlei „zoetig heden" ln den vorm van chocolade, koekjes, wafeltjes etc. te koopen. Voor den terugtocht gaf CorneliB zijn twee helpers tramgeld en reisde zelf zonder be talen ook per tram huiswaarts. Thuis ge komen, werd de portemonnaie na eenig beraad in de kerkelaan verstopt, terwgi een paar kleinoodfën,die ook in de portemonnaie waren, bg 't hek van de Wed. Koning aan den schoot der aarde werden toevertrouwd. Bg Simon Salomons, een bunrman van de Wed. Kraak man, werd door den snoeplostigen Kees nog voor 'n kwartje sinaasappelen gekocht, wat bij dezen wei argwaan opwekte, zoodat hij verzekerde nog eens, dat hg anders met het grootste genoegen was gekomen en drukte den heer Fischer de hand. Maar lang zou hij zich in dat pleizier niet verheugen. Daar het Donderdag eu Vrjjdag regenachtig was, verschoof de kegelclub „Gooi raak haar feestavond en berichtte den heer referendaris, dat zg nu acht dagen later bepaald hoopte, dat hjj de club de eer zou aandoen, enz., enz. „Drommels!" dacht Peter,„nu zit ik er in." En eigenlgk, misschien was het wel goed. Nu leerde hg Ju in wat grooter kring kennen, in een omgeving waarin zg gewoon was zich te bewegen. Dacht hg werkelgk aan trouwen, dan was deze ken nismaking bepaald noodig. En juist omdat zg hem zoo hartstochtelijk smeekend had gevraagd, er niet heen te gaan, werd hg toch nieuwsgierig. Hg geloofde niet aan haar voorwendsel, dat zg zich voor al die menschen niet goed houden kon. Hg dacht er maar eens aan, met welk een tegen woordigheid van geest zg toen de winkel deur had gesloten, toen zg beiden in het zijkamertje waren en er volk in den winkel kwam. Neen, er was bepaald nog een andere reden voor. Dat moest hg te weten zien te komen. Ju zeide niets meer, toen zjj hoorde dat hjj deze uitnoodiging moest aannemen. Zjj knikte alleen maar. Zjj was stil, gedrukt, en keek, als zjj alleen was, maar strak voor zich uit,als in de verre toekomst, die zich voor haar oog ontsloot. HOOFDSTUK XI, Voor het hotel in Barkow stonden twee

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5