J U L E.
De „Witkiel."
Zondag 26 Febr. 1905.
TWEEDE BLAD.
„O...."
FEUILLETON.
Arrondissements Recht
bank te Alkmaar.
49ste Jaargang. No. 4022.
door
J. EVERTS Jr.
Het perron dreunde, en met vervaarlijk
geels, stampend en zuchtend, donderde de
trein het schaars met flakkerende gaspitten
verlichte station van Gouda binnen.
Een weinig afgezonderd van het kleine
groepje reizigers stonden meneer Unger en
zqn logé Deze laatste, een goede zestiger,
was een lange lichtelijk-gekromde gestalte
met vollen grijzen baard en ietwat versleten
en verslonsde kleeding. Hg hield zijn arm
door dien van meneer Unger gestoken. Als
eenige bagage droeg hij een kleiDe reistasch
aan een riem over den schouder. Een blauwe
bril bedekte zijn oogen en hg staarde onge
woon, als droomend, voor zich uit in het
leege.
„Hij gaat toch niet voorbg boog hij
zich "opeens laohend naar zijn metgezel, die
wel een hoofd kleiner was.
„Nee nee, wees maar niet bezorgd"
lachte deze terug. „Hij stopt al."
Knarsend en piepend stond de trein stil.
De beambten liepen haastig de wagons langs,
den naam van het station afroepend en hier
en daar een portier openrukkend.
Er was niet veel tijd, en min of meer
zenuwachtig, zijn logé achter zioh aantrek
kend, zocht meneer Unger een coupé derde
klasse niet rooker..
„Alsjeblieft" zei hg, den ander behulp
zaam zijnde bij het instappen.
„Dank je, dank je" zei deze. Hij tastte
na'ar de portierposten, en heesch zich stram
naar binnen.
„Goeien avond" zei hg rustig groetend
met luide zware stem.
Nee" lachte meneer Unger, die buiten
gebleven was. „Je bent cavalier seul."
"Heb je liever gezelschap? Wil ik een
anderen ooupé voor je opzoeken
„Nee nee, laat maar. 't Kan me niet
sohelen."
Hg was in den hoek bg het portier op de
bank gaan zitten. Meneer Unger boog zich
naar binnen, om het laatste moment met een
praatje te korten
„Is dat nou heusch niet gewaagd voor
jon dat reizen alleen
„Wel nee, niks waard. Ik doe 't wel meer.
In Rotterdam neem ik een witkiel, en die
brengt me thuis. Voilé tont." u
„Ja, maar nou, met dat geld bg je
„Geen nood, hoor. Ik zal je de goede aan
komst melden."
„Doe dan ten minste je jas dicht.
De ander maakt als verontwaardigd een
afwijzend gebaar met de hand
„'t Is hier wèl bezorgd" laohte hg, op
zijn binnenzak kloppend.
„'t Is in zooverre veilig, dat je alléén zit.
En je gaat in eens door naar de Delftsche-
poort, dus
„Meneer, as je blieft. We hebben geen tgd.
We zgn toch al ten achter" werd hg door
den conducteur gestoord.
„Rotterdam Allen voor Rotterdam -
brulde de man, en smakte meteen met een
geweldigen slag het portier dicht.
De locomotief floot, en de trein zette zich
in beweging. De reiziger had het raampje
neergelaten, en zgn arm naar buiten stekend,
stamelde hg
„Nogmoals m'n hartelgken dank. Adieu
Adieu
De woorden van meneer Unger mengden
zich met de zijne
„Geen dank. Wel thuis. Schrgf me
De rest ging verloren.
De ander bleef zwaaien tot hij dacht uit
het gezicht te zgn. Toen trok hg zgn arm
terug, en zonk op de bank neer. Hg deed
zijn bril af, en wreef zich met een meê gebaar
de toegeknepen oogen.
De trein won in vaart, ronfelde voort, al
sneller, al sneller, slingerend en schokk-nd
Hg had zgn bril weer opgezet en bleef
daarna peinzend voor zich uitstaren.
Aardige dagen waren 't geweest bg
Unger. Heel aardig Beste menschen, zoo
wel hij als zgn vrouw. Ze wisten letterlijk
van vriendelgkheid niet, wat ze'm aandoen
zonden Als die twee zich zijn lot niet
aangetrokken hadden indertijd, dan had ie met
Agathe op straat gestaan En nu nog
elke drie maanden vgftlg gulden Hij
had er de huur vrij door. 't Was mooi. En
ze hadden 't ze'f niet breed. Nee, 't ging
niet van een overvloed. Dat maakte 't nog
Roman van
CARL BUSSE.
o
30.
„Ik zal mgn lot beproeven," zeide Jule,
„en zien, of ik geluk zal hebben."
En snel boog zg zich voorover en slin
gerde den bal vooruit.
De kracht was te groot, de bal raakte
uit de baan en vloog tegen het beschot.
„Poedelschreeuwde de jongen. „Poe
del!" herhaalden allen in koor,
Tweemaal nog, telkenmaal met ernstiger
gelaat en bg de derde maal met saêmge-
perste lippen, beproefde Julde haar geluk
Set hielp haar niets, steeds liep de bal
*an de hardsteenen baan.
Lachend had de referendaris op haar
neergezien, toen zg gebukt met gespannen
blik de kegelbaan afkeek.
Toen zg zich evenwel oprichtte, schrikte
ug. Zg was bleek, ernstig. Alsof zg hem
^at had te verwijten, zoo bedroefd keek
ZÜ hem in de oogen. „Ik heb geen geluk,"
telde zg. „Ik wist het wel."
„Neen, jg ook niet Een kalme stem
uaast haar sprak deze woorden. Gustaaf
JÜblke was langzaam naderbij gekomen.
v*n de andere zgde kwam de dikke sla-
^er^Tr°UW me^ baar prijs.
Wat een vette 1" triomfeerde zg.„Willem,
mooier 't Was wel alweer een heele tgd
geleden, dat-ie er voor het laa'st was. Maar
er was nu afgesproken, dat ie elke drie maan
den zelf dat geld zou komen halen, en dan
een paar dagen bigven, net als nu Prachtig
idéé! Dan was-tie er meteen eens uit. Dat
moest een mensch toch af en toe eens hebben,
anders vereenzelvigde-n-ie, zonder dat ie
't zelf wist Ea 't was voor Agathe ook
beterdan had ze de handen eens vrg
kon ze ook eens wat doen, waar ze zin in
had. Als je altgd maar zoo dag-in dag-nit
bg mekaar zat, en bgna niemand anders zag,
dan wist je op 't laatst ntks meer te spreken.
Non had ieder nog eens wat te vertellen
De trein ronfelde, ronfelde steeds voort,
soms plotseling kort heftig op-klikketikkend
als 't dicht lange een stacion of wachthuisje
ging.
Hg geeuwde herhaaldelgk. Dat geluid vau
dien trelu en dat geschok maakten 'm slape
rig. Hij had tot Rotterdam den tgdruim
twintig minuten een heele toer om niet in
te dutten. Hg was moe. Drukke dagen ge
weest ook kon 't goed voelen. Die kin
deren waren zoo druk. Hg was 't niet meer
gewend met kinderen om te gaan altgd al
leen met Agathe. Aardige kinderen anders,
vooral het jongste
Hé, hij had de portretten toch wel bij zich
gestoken voor Agathe Mevrouw had ze
expres voor haar meegegeven „Dan kan je
zuster ze ook eens zien Hg zocht In al
z'n zakken Hè, waar had-le ze nou
Hg was toch bijna zeker dat-ie ze bg zich
ge Dat was een vervelende eigenschap
van 'm, dat alles 'm zoo gauw door het hoofd
ging In z'n reistaschWacht is, In z'n
reistasch
Hij knipte het ding open, rommelde alles
door elkaar
Ja, hier 's kijke Ja, daar had-ie ze.
Laat-le non oppassenniks d'r uitleggen,
want dan vorgat-ie 't, en dan was-tie 't kwgt.
Als je in een spoorwagen iets liggen liet
honderd tegen één, dat je 't nooit meer
terugzag
Zoo'n reistasch was wel gemakkelijk, je
hadt 't altgd bg de hand, en geen kans dat
je 't ergens liet liggen als je 't zoo over den
schouder droeg. Wat was die Unger
bezorgd voor'm, dat Ie gerold zou worden.
„Doe dau tenminste je jas dicht." Ja, hg
had mooi praten Zeker geen erg in gehad
dat jasje was al meer dan acht jaar oud,
en hij scheen toch dikker geworden in den
laatsten tgd, want dicht maken ho maar
En m'n God, waarom ookZóó slecht waren
de menschen toch niet. Een blinde bestelen
ze niet. Maar overigens.je stondt voor
de boevenstreken van tegenwoordig Ja, hij
had toch wel gelgkals je 't nu aekuur
wegstoppen kón.waarom dan niet
Wat zou Agatha nou doen Theedrinken
zeker. Jammer, dat ze zoo slecht ter been
wasanders kon z'm komen halen, dan had
ze ook nog eens een loopje. Ja, 'tkon toch
wonderigk gaan in de wereld: hoe scheef
't soms ook ging, ten slotte kwam alles toch
op z'n pooten terecht. Als Agathe nou toch
eens getrouwd was wat best had kunnen
gebeuren, 't had waaraohtig weinig gescheeld
met wie had hg dan samen moeten wonen
't Is waar, d'r hnmeur had er wel wat onder
geleden, maar achteraf bezien was 't d'r
gelnk geweest, want die vent was dood
gewoon een oplichter, die 'r al netjes van
d'r spaarduitjes had afgeholpen, natuurlgk.
Ploerten hadt je toch ook op de wereld!
Gelukkig, dat er anderen waren, die zooveel
goed maakten. De Ungers, dat waren nóbele
menschen, zeldzaam nobel. Dat was een
stéun, daar kon je op vertrouwen. Zoo
ontmoette je er niet veel.En had ieder
mensch eigenlijk niet z'n geluk in zich
die menschen, bg al d'r zorgen, wéren geluk
kig. Wat een ideaal huishouden Die kin
deren dotten van kinderen Maar wel
drnk.jè.wel druk.Maar toch beter
zóóhg zag ze liever zóó,dan zoo.
dan zoo.
Met een schrik werd hg wakker.
De trein stond stil. Het portier werd
opengerukt. Een koude luehtgolf drong naar
binnen.
„Rottérdam RötterdamRotterd&m
riepen de conducteurs den trein langs, met
verschillende intonaties.
Net bijtijds wakker sufte hg nog. Altijd
gevaarlijkslapen in den trein. Gelukkig
dat ze hier zoo'n lawaai maakten, anders
was hg netjes door blijven slapen. En hoe
dikwgis hoorde je niet, dat zoodoende iemand
in moeilijkheden kwam
Hg werkte zich behoedzaam naar buiten,
die steile treden af. Op het perron voelde
hg zich hulpeloos verloren tusschen al die
drukte.
„Witkielstentorde hg.
„Meneer" hoorde hg bgna tegelgkertgd
vlak naast zich een aanbiedende stem.
„Kun ja me naar Houttuin 48 brengen
„Houttuin 48? Jawel meneer."
De besteller nam zgn arm, en ze gingen
op weghg, met den onzekeren dansenden
pas, die bgna allen blinden eigen is. Eerst
ging 't langzaam en moeilgk door de perron-
volte en langs do controle, maar buiten stap-
■■■—is 11 ÜyijflBfl
wat een heerljjk gebraad voor de volgende
week."
„Het is niet om de eend sprak Jule
nog zacht. Dan ging zg naar het fonteintje
de kegelballen maakten de handen zoo
vuil.
Steeds nieuw bier moest er worden
aangebracht. Het werd luidruchtig. Alles
schaarde zich om den ouden Zühlke en
Paul Fischer, die nu om den hoofdprijs,
twee eenden, zouden kampen. „En ik krijg
ze toch," riep de pedel, en trok zijn jas
uit. „Let op, heer vice-koning
Daar rolde de bal, maar bg pakte de
baan niet zuiver genoeg en er vielen maar
zeven kegels
Maar ten slotte won hg de eenden wer
kelijk. „Men moet maar pech hebben,"
schimpte de overwonnene. „Zie eeos, heer
referendaris, ik heb een blessuur aan
de hand, anders had ik het bepaald ge
wonnen."
Toen Peter, willend of niet, naderbg
moest komen, ging Ju nieuwsgierig met
hem mee.
„Zal i k mgn geluk nu eens beproeven
vroeg hij.
En zg „Is dat nu nog noodig
Zg volgde den bal in zgn loop. „Zie
eens," zeide zg, „hoe mooi hg rolt."
Ook de tweede gooi gelukte.Bg den derden
rukte de bal de drie in het midden staande
kegels 'weg met den koning erbij.
„Hart!" riep de kegeljongen van be
neden op.
„Hart!" herhaalde Ju onwillekeurig.
Toen sprong, nog in den roes over zgn
overwinning van daareven.de pedel naderbg.
Hart!" schreeuwde hg „zie mijnheer de
ten ze stevig door.
Na een poos begon de witkiel esn praatje:
„Meneer is blind, zie ik."
Hg lachte„Dat zie je goed."
„Al lang?"
„Negen jaar."
„Zeker een ongeluk gehad
„Uit do pokken overgehouden."
„Tu tu" kiekte de ander ontzet met de
tong.
„Ik heb een lid in me familie" hernam
hg na een kort zwggen „die is ook zoo
goed als stekeblind geweest. As-tle met z'n
neus op de klokaiel. kon die nog niet zieo,
hoe laat 't was En weet je, hoe die zich
genezen heeft
„Nee."
„Dood-eenvoudigdoor twintig maal per
dag met koud water achter z'n ooren te
betten."
„Zoo."
„Most je ook is probeere."
Dank je vriend, mg helpt niets meer. Als
je wist, wat ik al geprobeerd heb,...!"
„'t Is anders een kleine moeite, en het
water is goedkoop."
„Ja, ik weet wel."
Het gesprek stokte.
„Voor plezier op reis geweest begon
de man toen weer met de familiariteit, die
onontwikkelden grootendeels uit medelijden
tegenover gebrekkigen plegen aan te nemen
„Nee, voor zaken" antwoorde hg kort
met zekeren trots, waardoor hg den ander
afstootte.
Het zwggen hield no aan, werd alleen even
afgebroken wanneer hg vroeg
„Waar zgn we
Uit de antwoorden kon hg zich een voor
stelling maken van de ronte, die zij volgden:
Stationsweg, Coolsingel Passage, Hoogstraat.
Soms ried hg 't door een of andere aan
duidende omstandigheid, en dan kon de
besteller zgn verbazing niet Inhouden
„Hoe Is 't mogelijkHoe is 't in
's Heerennaam mogelijk
Op de Hoogstraat moesten ze oversteken.
Maar de geleider scheen een ongunstig
moment gekozen te hebben. Ze stonden op
eens stil te midden van een geweldige herrie.
Hg voelde dat de witkiel 'm losliet. Een
rgtuig ratelde snel aan, vlak bg hem, waar
schuwend geroep klonk van alle kanten
„AohteruitTerug 1 Pag opOpeens
kreeg hij een harden stoot tegen zijn borst,
en hij hoorde de dringende stem van den
witkiel dicht aan zgn oor „Terug meneer
Terug
't Liep gelukkig nog goed af. Maar de
besteller scheen geheel van zgn stuk, zwggend
stapte hij door, sneller dan te voren.
„Dat scheelde daar maar weinig, geloof
ik" begon nu de ander ten laatste een
praatje.
„Ja" bromde de besteller norsch.
„Dat komt, omdat je dat werk niet
gewoon ben."
„Zeker wèl."
Hij trachtte het gesprek gaande te honden
maar 't gelnkte niet. De besteller gaf slechts
vluohtige weifelende antwoorden, scheen
door iets anders in beslag genomen.
„Houttuin" bromde hij eindelijk, toen
zij weder een hoek omgeslagen waren.
„No. 48" zei de ander, om nog eens te
herinneren.
„Ja ja.
Voor een onaanzienlijk boven- en beneden
huis naast een nauw steegje stonden ze stil.
„Hier is 't" zei de besteller, hem los
latend. „Zal ik maar bellen
„Als je zoo vriendelijk wil zgn...."
De bel ging over. Hg wachtte tot hg
Agathe de trap af hoorde komen, toen wendde
hij zich tot den Witkiel
„Ziezoo, nou kan ik 't verder zelf wel.
Bedankt voor je moeite. Hier is je kwartje."
Hij tastte in het ronde, maar voelde geen
hand om het geld aan te nemen.
„NouWil je 't niet hebben zei hg
een weinig ongeduldig.
Maar 't bleef stil om hem heen. Op het
zelfde oogenblik ging de denr open
„Zoo, ben je daar klonk een schelle
vrouwestem.
„Ja, Agathe.... Maar.... is t'-er niemand bij
me
„Welnee Ik zie geen mensch."
Ze kwam de straat op, keek naar beide
kanten en het steegje in
„Nee hoor, geen levende sterveling."
„Nou begrijp ik er niks meer van. Ik heb
toch een witkiel bg me gehad
„Een witkiel Nou maar, die heeft 'm
gepoetstGeen witkiel te zien Als-tie
je maar niet bestolen heeftVoel is of je
wel alles heb je portemonnaie, je hor
loge
Hij klopte zich op zgn jas, op alle zakken
„Ja, ik ik heb toch alles. Heeregod,
m'n portefeuille
Een wijle stonden ze verbgsterd, allebei.
„Weet je den man z'n nummer niet
vroeg ze opeens snel
„Nee. Hoe zou ik dat weten
„Was 't wel 6ens een witkiel?" snauw
de ze.
„Ja, o ja Nee, ik weet 't ook eigenlijk
niet. Ik weet 't niet... 't Kan best zgn van
referendaris eens aan zoo maar heeft hg
hart 1" 't Le8k wel, of bg zich halfdood
wilde lachen. „Wat denkt ge daar nu van,
dochter Juultje Die kan het beter
dan mgn Filius. Met de vrouwen moet men
met een beetje handigheid omgaan, Juist
zooals mijnheer Kömer dat doet. Vlug,
Juultje geraakt heelt hg hethart
hart
Met den wjjsvinger wees hg op de plek,
waar hij vermeende dat haar hart zat.
Alles lachte vergenoegd over dezen scherts,
profeteerde den jongelui alles goeds, kortom
men amuseerde zich er kostelijk over.
Jule had een geweldige kleur gekregen en
PeterKörner niet minder.„Hoeveel heb ik dan
eigenlijk riep hg steeds opnieuw, om het
gevaarlijke thema af te snijden. Maar een
heesche, krakende stem was sterker. Zg
kwam van den achtergrond.
„Mg wat verbieden Jg Is dat het
noodige respect hebben voor zijn ouders
Jg, ridder van de droevige figuur."
De oude Zühlke stond tegenover zgn
zoon. „Kalm, kalm," zeide de gemeente
secretaris. „Hier is het toch niet de plaats?"
„Begin dan zelf niet. Ik ben hier de
koning, ik heb hier te bevelen. Hg wil bg
een onschuldig grapje
Toen nam Hermann Fischer hem onder
den arm en nam hem meê, en Joseph
Schramke van den wijnhandel trok den
gemeente-secretaris den anderen kant op.
„Steeds vredig, kinderen! Wij zgntoch
gezellig onder ons. Gustaaf, nu ben jij aan
de beurt."
„Ja," zeide Jule vleiend, „ja, nu moet
jij het probeeren."
Hij knikte haar toe. „Wanneer jg het
niet."
Ze wond zich hoe langer hoe meer op,
stond te stampvoeten in de stille straat.
„Maar, maar dat je er niks van gevoeld
heb 1 jg, die toch anders zoo fgn gevoelig
ben 1 Heb-le niks gevoeld
„Nee, nee Niet dat ik weet. Of ja toch
Op de Hoogstraat, 't Scheelde weinig of
ik werd overreden, en toen kreeg ik een
stomp hier op m'n borst."
„Ja natuurlgk. Eu toen heeft-ie t'm net
geleverd! Natuurlgk! De smiekerd 1 De
gauwdief
„Maar dat is gemeen, dat is laag om een
blind mensch te bestelenriep hg, hui
lend bijna.
Er waren menschen om hen heen stil
bigven staan.
„Kom" pakte Agathe hem heftig bg den
arm. „Kom, ga maar mee naar binneu. Met
al dat gelamenteer schiet je toch óók niks op.
Dat geld is weg en blgft weg."
Met een harden slag wierp ze de denr
achter hem dicht.
„Non maar, dat is de eerste eu de laatste
keer dat jg naar Gonda gaat om dat geld te
halenrelde ze binnen voort. „Is
't geen schande, geen zonde voor het goeie
geld. En waar halen we non het geld voor
de huur vandaan met je snnggeren streek
Hg antwoordde niet op haar verwgten, te
verslagen om zich te kunnen verdedigen. Als
versuft zat hg neer, zwakjes het hoofd
schuddend.
„Als ik dat ooit van dien man had kannen
denken" jammerde hg zaoht voor zich
heen. „Hij praatte zoo aardig. Hoe is 't mo
gelijk, hoe is 't mogelgk
Ze gingen vroeg naar bed. Hg was moe
en verdrietig, en Agathe's slecht humear
vierde hoogtij dien avond. Het vertellen der
wedervaringen kwam geen van beiden in de
gedachte.
Als altgd ging ze hem voor naar de alkoof,
waar hg sliep, om eerst nog het een en ander
te ordenen
Opeens hoorde ze hem roepen in de voor
kamer
„Agathe
„Wat zal 't nou weer wezen" wierp ze
nijdig de sprei neer, die ze bezig was op te
nemen.
„Agathe
„Ja jaNon beet ze hem toe, lang
zaam aanstrompelend in de gang.
„M'n portefeuille 1 ik heb m'n portefenllle
terug. Hg zat in de reistasch. Ik was 't glad
vergeten, dat ik 'm in den conpé daarin gedaan
had, jnist omdat Unger me zoo bang gemaakt
had voor zakkenrollers."
„Stommerik" zei ze ruw, uit den grond
van haar hartmaar haar trekken stonden
opeens veel zachter.
„En... en die besteller heeft niet eens geld
van me au willen nemen" stotterde hg
schuldbewust.
[N. R. Ct
Zitting van Dinsdag 21 Februari 1905.
Veel schoteltjes werden er vandaag juist
niet opgedischtslechts een tweetal gerechten
kregen we, die bovendien lang niet smakelgk
waren.
't Eerste was een poging tot moord of
althans tot „zware verwonding," en 't andere
een driedubbele brandstichting.
Naar de volgorde van de rol znllen we dan
maar Leendert Kok Arieszoon de eerste beurt
geven.
Op den eersten December des vorigenjaars
was hg jagende te Egmond aan Zee in gezel
schap van zijn oom Cornelis Kok, benevens
zekeren Jan Zwart, allen met een jachtgeweer
gewapend, waarmee ze af en toe naast
een haag schoten. Toch maakten ze nog een
tweetal langooren bnit, waarmee Jan Zwart
wegging.
Dirk Gorter, de onbezoldigde rgksveld-
wachter en jachtopziener aldaar, werd door
die schoten op de heeren Nimrods opmerk
zaam, die, zooals later is gebleken, niet de
benoodigde documenten bg zich hadden, om
gerechtigd te heeten tot het jagen op wild
in Jonkheer Six's bosschen, waarvan het
jachtrecht behoorde aan den heer Tadema,
die Gorter daarvoor speciaal als bewaker had
aangesteld.
Hg (Gorter) volgde de heeren dan ook op
de hielen. Dezen bemerkten echter onraad en
gingen Bpoedig vau den reeds eeuigszlns ver
snelden pas in galop en vervolgens in draf over,
om een eventueel verbaaltje te ontloopen.
Leendert nu, die, zooals hij later heeft ver
klaard, verbazend het land had, dat hg voor
zoo'n boerenkerel zich zoo uit den naad
moest loopen, vertikte zulks ten slotte en
stelde dra andere middelen in het werk, om
de vervolging gestaakt te zien. Hg draaide
zich om en legde (geoefend schatter als hg
Ib) aan op Gorter. Deze, zulks ziende, frischte
daar na niet bepaald van op en toen het
sohot weerklonk, vlogeus de korrels hem
wilt," beteekende dat knikken, „dan zal
ik het doen."
„Den referendaris haalt hg toch niet in,"
riep de kruidenier Gemeenhart.
Maar de beide eerste worpen gelukten
uitstekend.
„Zie maar/ riep Jule, die hem dank
baar was, „het gaat prachtig."
„Toch niet," antwoordde hg zacht. „Het
hart krjjg ik niet."
„Heeregod," lachte Peter Kömer, „word
ik dan overwinnaar
Hg werd het. Jufirouw Fisoher bracht
hem de eend. „Bgna de vetste van allen,
voel maar eens. Daar kan ik u meê
f eliciteeren.
Hg was zoo in de war, dat hg nauwe-
lgks woorden kon vinden, om te antwoorden.
„Maar wat moet ik met dat beest beginnen
Ik ben toch niet getrouwd. Ik kan die
eend toch niet meenemen. Beste mevrouw
Fischer, wilt u mg een groote eer bewijzen,
wilt u mg veroorloven, dat ik u dit pracht
stuk cadeau doe? Waarachtig, u doet mg
daarmee een zeer, zeer groot genoegen."
Zg bedankte, maar zg keek daarbij toch
stralend in het rond. Een vette eend was
voor een huisvrouw geen kleinigheid, Men
kan er zoovéél meê doen, men had ook de
veeren. en dan op Zondag een gebraden
eend, jongen, dat was niet te versmaden.
Maar eerst wilde zg haar man om advies
vragen, En met de kwakende eend vast
tegen zich aan gedrukt, zocht zg haar
echtgenoot. Hg scheen eerst niet recht te
willen, maar dan werd het goedgevonden.
Peter Kömer was in de wolken, dat hg
het beest met goed fatsoen kwgt was, en
juffrouw Fisoher, geb, Meger, had hem
dan ook rakelings lange de ooren.
Begrijpelijkerwijze „schrok" Gorter wel
een beetje, maar toch wist hg Cornelis Kok
nog te verbaliseeren.Leendert echter, die inmid
dels zgn geweer ergens in de duinen iu veilig
heid had gebracht, kwam gewapend met den
laadstok ervan opdagen en bood op de hem
eigen hartelijke wgze aan, Gorter met dat
dingetje eventjes op z'n bovenkamertje te
timmeren Dat Gorter met inachtneming van
de In zulke gevallen voorgeschreven beleefd
heidsvormen voor de „eer" allervrlendschap-
pelgkst bedankte, zal ieder begrijpen.
Trouwens, er waren dien heldhaftigen amb
tenaar nog meer verrassingen beschoren.
Onverhoeds toch pakte Leendert het geweer
van „Oome Kees" en ging daar gezwind meê
aan den haal.
Op een 40 Meter afstand ongeveer maakte
hg halt en front. Hg legde vrg handig ten
tweeden male op Gorter aan, die hem echter
met ernst waarschuwde voor zulk een zeker
niet al te prijzenswaardig kunstjeook oome
Kees beduidde Leendert, dat het beter waa
maar op te hoepelen, zoodat het ten slotte bg
het dreigen van Leendert bleef en hij geen
schot loste. Toch deed hij met luider
stemme de geruststellende verzekering, dat
hg niet zou verzuimen Gorter „neer te leg
gen", als hij maar eens 't geluk had om hem
alleen aan te treffen.
Spoedig ua dit dreigement werd Leendert
als gedetineerde in 't Huis van Bewaring
in Alkmaar geïnstalleerd.
Kok ontkende vandaag op de zitting,
een en ander ten stelligste. Op Gorter had
hg heelemaal niet geschoten, o neenHg
had alleen maar even naar hem gewezen,
omdat hg oome Kees aanhield. De bedoeling
was dan ook beslist niet anders geweest, dan
eventjes Gorter bang te maken ook toen hg
ten laatste aftrok [hg erkende dan toch te
elfder nre, wèl geschoten, maar niet aange
legd te hebben], had hg geen andere beweeg
redenen
Aangezien Oome Kees tot den beklaagde
binnen den vierden graad van bloedverwant
schap staat, behoefde hg geen getuigenis
ouder eede af te leggen, hetwelk hg dan
ook niet deed, en daar de rechtbank het op
hare beurt weer niet noodig vond, hem
buiten eede te hooren, kon sinjeur zgn mat
ten gauw oprollen. Zekere Cornelis Gouda, een
16-jarig varensgezel, was geen familielid in
zoo nauwe verwantschap en vertelde d'r
alles van.
Ook de heer Jacobns Cornelis van Dnborg,
eerste lnitenant aan de Cadettenschool te Alk
maar, werd gehoord en moest als deskundige
verschillende ophelderingen en wsarschijnlijk-
heidsberekingen van het al of niet doode-
ïgke van het door den beklaagde op Gorter
gerichte schot, (als het dezen laatsten op
den bestaanden afstand had geraakt,) over
leggen.
Volgens de afgelegde, zeer dnideigke
verklaringen van dezen heer moet er met
het geval niet te schertsen zgn geweest
beklaagde houdt hij voor een ferm schutter,
wiens geweer bij onderzoek bleek, ruimschoots
ver genoeg te dragen om iemand op 40 M.
afstand vreeselijk, ja zelfs doodelijk te verwon
den.
De heer Officier nam van een en ander goede
nota en stelde op den voorgrond, dat tus
schen hem en den raadsman van beklaagde
wel verschil van gevoelen zou ontstaan, iets
dat Z.E.G. ook tnsschen pleiter en het E. A.
rechtscollege hoopt te mogen constateeren.
Na eerst de hoofdpunten der zaak nog
eeDS te hebben geresumeerd (en wel speciaal
die, waarover eigenlijk weinig verschil van
opvatting kon zgn) begon deze ambtenaar
zgne eigen beschouwing over het misdrijf
in breede trekken niteen te zetten en eischte
ten slotte tegen den zgns inziens werkelijk
zeer gevaarlijken beklaagde met toepassing
der aitt. 180 en 286 van 't W. v. Strafr.,
1 jaar gevang.
Als men na in aanmerking neemt,
dat overtreding van het laatstge
noemde artikel alleen al twee jarsn gevang,
kan doen opleggen, (al is dat dan ook het
maximum,) dan kwam Leendert Kok er nog
vrg goed af. Toch vond Mr. A. Prins, de
verdediger, het veel te erg en hij vroeg vrij
spraak, subsidiair een (heel wat) lichtere
straf.
Hoewel Albert Kater, zood van Simon
Kater en Antje Gorter, eerst den 14den
April 1894 te Wieringerwaard werd geboren
en alzoo nog slechts lOjaren ond is, heeft
hg al heel wat op zijn kerfstokje.
Op Zondag 11 December j.1. was de jonge
heer in gezelschap van eenige kameraadjes
eens wezen kgken naar een brand te
Anna Paulowna, wat blgkbeai een zeer diepen
indruk op zgn gemoed heeft gemaakt, want
reeds Woensdag 14 December d. a. v. begon
hij een dergelgk tooneeltje te organiseeren
door bg den korenmolenaar den heer J.
Rezelman, een bnurman van zgn vader, die
als knecht bg dezen werkt, brand in diens
pakhnis te stichten. Te dien einde was hg
stil dat gebonw, hetwelk aan het woonhuis
grenst, ingeslopen, na eerst even met
het zoontje des huizes achter de koeien te
hebben gespeeld, daar hij toch even moest
het liefst voor het cadeau omhelsd.
Later werd er in de zaal gedanst. De
vensters stonden open en buiten was het
een heerlijke zomernacht.
Zühlke van het gymnasium danste in zgn
hemds mouwen met jufirouwBöhm de kui
pers vrouw. Müffelmann, die zich niet meer
aan dergelijke evolutiön waagde, stampte
de maat. Jufirouw Schramke bewerkte de
piano en Hermann Fischer blies op -L
trompet. Het grootste genoegen scIk
bestaan in het langst volhouden. St;
zweet kostte het.
Peter Kömer keek naar den f
secretaris om. Hg was verdwenr
vroeg hg Jule ten dans. Zg V
bigven zitten, want het was im.
zelf-sprekend, dat zij voor den reieren-
daris was.
Van alle zijden gestooten en geduwd,
dansten zg een paar maal rond. Dan liepen
zg door de zaal.
Plotseling zeide het meisje, als was zg
aan het eind van een lange reeks van ge
dachten „Ik zou zoo gaarne nog eens
eenmaal met je wandelen, als toen wij naar
het fazantenhuis zgn geweest."
„Maar dat kunnen wjj immers ook, Jule."
Haar oogen schitterden, maar slechts
kort.
„Het komt niet weer," antwoordde zg.
En in hetzelfde oogenblik had hg het
gevoel, alsof zg gelgk had, alsof te veel
daartusschen lag. Dat deed hem pjjn, zoo
rein en schoon stond die dag in zgne
herinnering aangeschreven. Het w&s hem,
alsof hg evenals zij oprecht kon verzekeren,
dat bg nooit gelukkiger dag had beleefd.
Omdat hg geen antwoord vond, herinnerde