J U L E. De „Witkiel." Zondag 26 Febr. 1905. TWEEDE BLAD. „O...." FEUILLETON. Arrondissements Recht bank te Alkmaar. 49ste Jaargang. No. 4022. door J. EVERTS Jr. Het perron dreunde, en met vervaarlijk geels, stampend en zuchtend, donderde de trein het schaars met flakkerende gaspitten verlichte station van Gouda binnen. Een weinig afgezonderd van het kleine groepje reizigers stonden meneer Unger en zqn logé Deze laatste, een goede zestiger, was een lange lichtelijk-gekromde gestalte met vollen grijzen baard en ietwat versleten en verslonsde kleeding. Hg hield zijn arm door dien van meneer Unger gestoken. Als eenige bagage droeg hij een kleiDe reistasch aan een riem over den schouder. Een blauwe bril bedekte zijn oogen en hg staarde onge woon, als droomend, voor zich uit in het leege. „Hij gaat toch niet voorbg boog hij zich "opeens laohend naar zijn metgezel, die wel een hoofd kleiner was. „Nee nee, wees maar niet bezorgd" lachte deze terug. „Hij stopt al." Knarsend en piepend stond de trein stil. De beambten liepen haastig de wagons langs, den naam van het station afroepend en hier en daar een portier openrukkend. Er was niet veel tijd, en min of meer zenuwachtig, zijn logé achter zioh aantrek kend, zocht meneer Unger een coupé derde klasse niet rooker.. „Alsjeblieft" zei hg, den ander behulp zaam zijnde bij het instappen. „Dank je, dank je" zei deze. Hij tastte na'ar de portierposten, en heesch zich stram naar binnen. „Goeien avond" zei hg rustig groetend met luide zware stem. Nee" lachte meneer Unger, die buiten gebleven was. „Je bent cavalier seul." "Heb je liever gezelschap? Wil ik een anderen ooupé voor je opzoeken „Nee nee, laat maar. 't Kan me niet sohelen." Hg was in den hoek bg het portier op de bank gaan zitten. Meneer Unger boog zich naar binnen, om het laatste moment met een praatje te korten „Is dat nou heusch niet gewaagd voor jon dat reizen alleen „Wel nee, niks waard. Ik doe 't wel meer. In Rotterdam neem ik een witkiel, en die brengt me thuis. Voilé tont." u „Ja, maar nou, met dat geld bg je „Geen nood, hoor. Ik zal je de goede aan komst melden." „Doe dan ten minste je jas dicht. De ander maakt als verontwaardigd een afwijzend gebaar met de hand „'t Is hier wèl bezorgd" laohte hg, op zijn binnenzak kloppend. „'t Is in zooverre veilig, dat je alléén zit. En je gaat in eens door naar de Delftsche- poort, dus „Meneer, as je blieft. We hebben geen tgd. We zgn toch al ten achter" werd hg door den conducteur gestoord. „Rotterdam Allen voor Rotterdam - brulde de man, en smakte meteen met een geweldigen slag het portier dicht. De locomotief floot, en de trein zette zich in beweging. De reiziger had het raampje neergelaten, en zgn arm naar buiten stekend, stamelde hg „Nogmoals m'n hartelgken dank. Adieu Adieu De woorden van meneer Unger mengden zich met de zijne „Geen dank. Wel thuis. Schrgf me De rest ging verloren. De ander bleef zwaaien tot hij dacht uit het gezicht te zgn. Toen trok hg zgn arm terug, en zonk op de bank neer. Hg deed zijn bril af, en wreef zich met een meê gebaar de toegeknepen oogen. De trein won in vaart, ronfelde voort, al sneller, al sneller, slingerend en schokk-nd Hg had zgn bril weer opgezet en bleef daarna peinzend voor zich uitstaren. Aardige dagen waren 't geweest bg Unger. Heel aardig Beste menschen, zoo wel hij als zgn vrouw. Ze wisten letterlijk van vriendelgkheid niet, wat ze'm aandoen zonden Als die twee zich zijn lot niet aangetrokken hadden indertijd, dan had ie met Agathe op straat gestaan En nu nog elke drie maanden vgftlg gulden Hij had er de huur vrij door. 't Was mooi. En ze hadden 't ze'f niet breed. Nee, 't ging niet van een overvloed. Dat maakte 't nog Roman van CARL BUSSE. o 30. „Ik zal mgn lot beproeven," zeide Jule, „en zien, of ik geluk zal hebben." En snel boog zg zich voorover en slin gerde den bal vooruit. De kracht was te groot, de bal raakte uit de baan en vloog tegen het beschot. „Poedelschreeuwde de jongen. „Poe del!" herhaalden allen in koor, Tweemaal nog, telkenmaal met ernstiger gelaat en bg de derde maal met saêmge- perste lippen, beproefde Julde haar geluk Set hielp haar niets, steeds liep de bal *an de hardsteenen baan. Lachend had de referendaris op haar neergezien, toen zg gebukt met gespannen blik de kegelbaan afkeek. Toen zg zich evenwel oprichtte, schrikte ug. Zg was bleek, ernstig. Alsof zg hem ^at had te verwijten, zoo bedroefd keek ZÜ hem in de oogen. „Ik heb geen geluk," telde zg. „Ik wist het wel." „Neen, jg ook niet Een kalme stem uaast haar sprak deze woorden. Gustaaf JÜblke was langzaam naderbij gekomen. v*n de andere zgde kwam de dikke sla- ^er^Tr°UW me^ baar prijs. Wat een vette 1" triomfeerde zg.„Willem, mooier 't Was wel alweer een heele tgd geleden, dat-ie er voor het laa'st was. Maar er was nu afgesproken, dat ie elke drie maan den zelf dat geld zou komen halen, en dan een paar dagen bigven, net als nu Prachtig idéé! Dan was-tie er meteen eens uit. Dat moest een mensch toch af en toe eens hebben, anders vereenzelvigde-n-ie, zonder dat ie 't zelf wist Ea 't was voor Agathe ook beterdan had ze de handen eens vrg kon ze ook eens wat doen, waar ze zin in had. Als je altgd maar zoo dag-in dag-nit bg mekaar zat, en bgna niemand anders zag, dan wist je op 't laatst ntks meer te spreken. Non had ieder nog eens wat te vertellen De trein ronfelde, ronfelde steeds voort, soms plotseling kort heftig op-klikketikkend als 't dicht lange een stacion of wachthuisje ging. Hg geeuwde herhaaldelgk. Dat geluid vau dien trelu en dat geschok maakten 'm slape rig. Hij had tot Rotterdam den tgdruim twintig minuten een heele toer om niet in te dutten. Hg was moe. Drukke dagen ge weest ook kon 't goed voelen. Die kin deren waren zoo druk. Hg was 't niet meer gewend met kinderen om te gaan altgd al leen met Agathe. Aardige kinderen anders, vooral het jongste Hé, hij had de portretten toch wel bij zich gestoken voor Agathe Mevrouw had ze expres voor haar meegegeven „Dan kan je zuster ze ook eens zien Hg zocht In al z'n zakken Hè, waar had-le ze nou Hg was toch bijna zeker dat-ie ze bg zich ge Dat was een vervelende eigenschap van 'm, dat alles 'm zoo gauw door het hoofd ging In z'n reistaschWacht is, In z'n reistasch Hij knipte het ding open, rommelde alles door elkaar Ja, hier 's kijke Ja, daar had-ie ze. Laat-le non oppassenniks d'r uitleggen, want dan vorgat-ie 't, en dan was-tie 't kwgt. Als je in een spoorwagen iets liggen liet honderd tegen één, dat je 't nooit meer terugzag Zoo'n reistasch was wel gemakkelijk, je hadt 't altgd bg de hand, en geen kans dat je 't ergens liet liggen als je 't zoo over den schouder droeg. Wat was die Unger bezorgd voor'm, dat Ie gerold zou worden. „Doe dau tenminste je jas dicht." Ja, hg had mooi praten Zeker geen erg in gehad dat jasje was al meer dan acht jaar oud, en hij scheen toch dikker geworden in den laatsten tgd, want dicht maken ho maar En m'n God, waarom ookZóó slecht waren de menschen toch niet. Een blinde bestelen ze niet. Maar overigens.je stondt voor de boevenstreken van tegenwoordig Ja, hij had toch wel gelgkals je 't nu aekuur wegstoppen kón.waarom dan niet Wat zou Agatha nou doen Theedrinken zeker. Jammer, dat ze zoo slecht ter been wasanders kon z'm komen halen, dan had ze ook nog eens een loopje. Ja, 'tkon toch wonderigk gaan in de wereld: hoe scheef 't soms ook ging, ten slotte kwam alles toch op z'n pooten terecht. Als Agathe nou toch eens getrouwd was wat best had kunnen gebeuren, 't had waaraohtig weinig gescheeld met wie had hg dan samen moeten wonen 't Is waar, d'r hnmeur had er wel wat onder geleden, maar achteraf bezien was 't d'r gelnk geweest, want die vent was dood gewoon een oplichter, die 'r al netjes van d'r spaarduitjes had afgeholpen, natuurlgk. Ploerten hadt je toch ook op de wereld! Gelukkig, dat er anderen waren, die zooveel goed maakten. De Ungers, dat waren nóbele menschen, zeldzaam nobel. Dat was een stéun, daar kon je op vertrouwen. Zoo ontmoette je er niet veel.En had ieder mensch eigenlijk niet z'n geluk in zich die menschen, bg al d'r zorgen, wéren geluk kig. Wat een ideaal huishouden Die kin deren dotten van kinderen Maar wel drnk.jè.wel druk.Maar toch beter zóóhg zag ze liever zóó,dan zoo. dan zoo. Met een schrik werd hg wakker. De trein stond stil. Het portier werd opengerukt. Een koude luehtgolf drong naar binnen. „Rottérdam RötterdamRotterd&m riepen de conducteurs den trein langs, met verschillende intonaties. Net bijtijds wakker sufte hg nog. Altijd gevaarlijkslapen in den trein. Gelukkig dat ze hier zoo'n lawaai maakten, anders was hg netjes door blijven slapen. En hoe dikwgis hoorde je niet, dat zoodoende iemand in moeilijkheden kwam Hg werkte zich behoedzaam naar buiten, die steile treden af. Op het perron voelde hg zich hulpeloos verloren tusschen al die drukte. „Witkielstentorde hg. „Meneer" hoorde hg bgna tegelgkertgd vlak naast zich een aanbiedende stem. „Kun ja me naar Houttuin 48 brengen „Houttuin 48? Jawel meneer." De besteller nam zgn arm, en ze gingen op weghg, met den onzekeren dansenden pas, die bgna allen blinden eigen is. Eerst ging 't langzaam en moeilgk door de perron- volte en langs do controle, maar buiten stap- ■■■—is 11 ÜyijflBfl wat een heerljjk gebraad voor de volgende week." „Het is niet om de eend sprak Jule nog zacht. Dan ging zg naar het fonteintje de kegelballen maakten de handen zoo vuil. Steeds nieuw bier moest er worden aangebracht. Het werd luidruchtig. Alles schaarde zich om den ouden Zühlke en Paul Fischer, die nu om den hoofdprijs, twee eenden, zouden kampen. „En ik krijg ze toch," riep de pedel, en trok zijn jas uit. „Let op, heer vice-koning Daar rolde de bal, maar bg pakte de baan niet zuiver genoeg en er vielen maar zeven kegels Maar ten slotte won hg de eenden wer kelijk. „Men moet maar pech hebben," schimpte de overwonnene. „Zie eeos, heer referendaris, ik heb een blessuur aan de hand, anders had ik het bepaald ge wonnen." Toen Peter, willend of niet, naderbg moest komen, ging Ju nieuwsgierig met hem mee. „Zal i k mgn geluk nu eens beproeven vroeg hij. En zg „Is dat nu nog noodig Zg volgde den bal in zgn loop. „Zie eens," zeide zg, „hoe mooi hg rolt." Ook de tweede gooi gelukte.Bg den derden rukte de bal de drie in het midden staande kegels 'weg met den koning erbij. „Hart!" riep de kegeljongen van be neden op. „Hart!" herhaalde Ju onwillekeurig. Toen sprong, nog in den roes over zgn overwinning van daareven.de pedel naderbg. Hart!" schreeuwde hg „zie mijnheer de ten ze stevig door. Na een poos begon de witkiel esn praatje: „Meneer is blind, zie ik." Hg lachte„Dat zie je goed." „Al lang?" „Negen jaar." „Zeker een ongeluk gehad „Uit do pokken overgehouden." „Tu tu" kiekte de ander ontzet met de tong. „Ik heb een lid in me familie" hernam hg na een kort zwggen „die is ook zoo goed als stekeblind geweest. As-tle met z'n neus op de klokaiel. kon die nog niet zieo, hoe laat 't was En weet je, hoe die zich genezen heeft „Nee." „Dood-eenvoudigdoor twintig maal per dag met koud water achter z'n ooren te betten." „Zoo." „Most je ook is probeere." Dank je vriend, mg helpt niets meer. Als je wist, wat ik al geprobeerd heb,...!" „'t Is anders een kleine moeite, en het water is goedkoop." „Ja, ik weet wel." Het gesprek stokte. „Voor plezier op reis geweest begon de man toen weer met de familiariteit, die onontwikkelden grootendeels uit medelijden tegenover gebrekkigen plegen aan te nemen „Nee, voor zaken" antwoorde hg kort met zekeren trots, waardoor hg den ander afstootte. Het zwggen hield no aan, werd alleen even afgebroken wanneer hg vroeg „Waar zgn we Uit de antwoorden kon hg zich een voor stelling maken van de ronte, die zij volgden: Stationsweg, Coolsingel Passage, Hoogstraat. Soms ried hg 't door een of andere aan duidende omstandigheid, en dan kon de besteller zgn verbazing niet Inhouden „Hoe Is 't mogelijkHoe is 't in 's Heerennaam mogelijk Op de Hoogstraat moesten ze oversteken. Maar de geleider scheen een ongunstig moment gekozen te hebben. Ze stonden op eens stil te midden van een geweldige herrie. Hg voelde dat de witkiel 'm losliet. Een rgtuig ratelde snel aan, vlak bg hem, waar schuwend geroep klonk van alle kanten „AohteruitTerug 1 Pag opOpeens kreeg hij een harden stoot tegen zijn borst, en hij hoorde de dringende stem van den witkiel dicht aan zgn oor „Terug meneer Terug 't Liep gelukkig nog goed af. Maar de besteller scheen geheel van zgn stuk, zwggend stapte hij door, sneller dan te voren. „Dat scheelde daar maar weinig, geloof ik" begon nu de ander ten laatste een praatje. „Ja" bromde de besteller norsch. „Dat komt, omdat je dat werk niet gewoon ben." „Zeker wèl." Hij trachtte het gesprek gaande te honden maar 't gelnkte niet. De besteller gaf slechts vluohtige weifelende antwoorden, scheen door iets anders in beslag genomen. „Houttuin" bromde hij eindelijk, toen zij weder een hoek omgeslagen waren. „No. 48" zei de ander, om nog eens te herinneren. „Ja ja. Voor een onaanzienlijk boven- en beneden huis naast een nauw steegje stonden ze stil. „Hier is 't" zei de besteller, hem los latend. „Zal ik maar bellen „Als je zoo vriendelijk wil zgn...." De bel ging over. Hg wachtte tot hg Agathe de trap af hoorde komen, toen wendde hij zich tot den Witkiel „Ziezoo, nou kan ik 't verder zelf wel. Bedankt voor je moeite. Hier is je kwartje." Hij tastte in het ronde, maar voelde geen hand om het geld aan te nemen. „NouWil je 't niet hebben zei hg een weinig ongeduldig. Maar 't bleef stil om hem heen. Op het zelfde oogenblik ging de denr open „Zoo, ben je daar klonk een schelle vrouwestem. „Ja, Agathe.... Maar.... is t'-er niemand bij me „Welnee Ik zie geen mensch." Ze kwam de straat op, keek naar beide kanten en het steegje in „Nee hoor, geen levende sterveling." „Nou begrijp ik er niks meer van. Ik heb toch een witkiel bg me gehad „Een witkiel Nou maar, die heeft 'm gepoetstGeen witkiel te zien Als-tie je maar niet bestolen heeftVoel is of je wel alles heb je portemonnaie, je hor loge Hij klopte zich op zgn jas, op alle zakken „Ja, ik ik heb toch alles. Heeregod, m'n portefeuille Een wijle stonden ze verbgsterd, allebei. „Weet je den man z'n nummer niet vroeg ze opeens snel „Nee. Hoe zou ik dat weten „Was 't wel 6ens een witkiel?" snauw de ze. „Ja, o ja Nee, ik weet 't ook eigenlijk niet. Ik weet 't niet... 't Kan best zgn van referendaris eens aan zoo maar heeft hg hart 1" 't Le8k wel, of bg zich halfdood wilde lachen. „Wat denkt ge daar nu van, dochter Juultje Die kan het beter dan mgn Filius. Met de vrouwen moet men met een beetje handigheid omgaan, Juist zooals mijnheer Kömer dat doet. Vlug, Juultje geraakt heelt hg hethart hart Met den wjjsvinger wees hg op de plek, waar hij vermeende dat haar hart zat. Alles lachte vergenoegd over dezen scherts, profeteerde den jongelui alles goeds, kortom men amuseerde zich er kostelijk over. Jule had een geweldige kleur gekregen en PeterKörner niet minder.„Hoeveel heb ik dan eigenlijk riep hg steeds opnieuw, om het gevaarlijke thema af te snijden. Maar een heesche, krakende stem was sterker. Zg kwam van den achtergrond. „Mg wat verbieden Jg Is dat het noodige respect hebben voor zijn ouders Jg, ridder van de droevige figuur." De oude Zühlke stond tegenover zgn zoon. „Kalm, kalm," zeide de gemeente secretaris. „Hier is het toch niet de plaats?" „Begin dan zelf niet. Ik ben hier de koning, ik heb hier te bevelen. Hg wil bg een onschuldig grapje Toen nam Hermann Fischer hem onder den arm en nam hem meê, en Joseph Schramke van den wijnhandel trok den gemeente-secretaris den anderen kant op. „Steeds vredig, kinderen! Wij zgntoch gezellig onder ons. Gustaaf, nu ben jij aan de beurt." „Ja," zeide Jule vleiend, „ja, nu moet jij het probeeren." Hij knikte haar toe. „Wanneer jg het niet." Ze wond zich hoe langer hoe meer op, stond te stampvoeten in de stille straat. „Maar, maar dat je er niks van gevoeld heb 1 jg, die toch anders zoo fgn gevoelig ben 1 Heb-le niks gevoeld „Nee, nee Niet dat ik weet. Of ja toch Op de Hoogstraat, 't Scheelde weinig of ik werd overreden, en toen kreeg ik een stomp hier op m'n borst." „Ja natuurlgk. Eu toen heeft-ie t'm net geleverd! Natuurlgk! De smiekerd 1 De gauwdief „Maar dat is gemeen, dat is laag om een blind mensch te bestelenriep hg, hui lend bijna. Er waren menschen om hen heen stil bigven staan. „Kom" pakte Agathe hem heftig bg den arm. „Kom, ga maar mee naar binneu. Met al dat gelamenteer schiet je toch óók niks op. Dat geld is weg en blgft weg." Met een harden slag wierp ze de denr achter hem dicht. „Non maar, dat is de eerste eu de laatste keer dat jg naar Gonda gaat om dat geld te halenrelde ze binnen voort. „Is 't geen schande, geen zonde voor het goeie geld. En waar halen we non het geld voor de huur vandaan met je snnggeren streek Hg antwoordde niet op haar verwgten, te verslagen om zich te kunnen verdedigen. Als versuft zat hg neer, zwakjes het hoofd schuddend. „Als ik dat ooit van dien man had kannen denken" jammerde hg zaoht voor zich heen. „Hij praatte zoo aardig. Hoe is 't mo gelijk, hoe is 't mogelgk Ze gingen vroeg naar bed. Hg was moe en verdrietig, en Agathe's slecht humear vierde hoogtij dien avond. Het vertellen der wedervaringen kwam geen van beiden in de gedachte. Als altgd ging ze hem voor naar de alkoof, waar hg sliep, om eerst nog het een en ander te ordenen Opeens hoorde ze hem roepen in de voor kamer „Agathe „Wat zal 't nou weer wezen" wierp ze nijdig de sprei neer, die ze bezig was op te nemen. „Agathe „Ja jaNon beet ze hem toe, lang zaam aanstrompelend in de gang. „M'n portefeuille 1 ik heb m'n portefenllle terug. Hg zat in de reistasch. Ik was 't glad vergeten, dat ik 'm in den conpé daarin gedaan had, jnist omdat Unger me zoo bang gemaakt had voor zakkenrollers." „Stommerik" zei ze ruw, uit den grond van haar hartmaar haar trekken stonden opeens veel zachter. „En... en die besteller heeft niet eens geld van me au willen nemen" stotterde hg schuldbewust. [N. R. Ct Zitting van Dinsdag 21 Februari 1905. Veel schoteltjes werden er vandaag juist niet opgedischtslechts een tweetal gerechten kregen we, die bovendien lang niet smakelgk waren. 't Eerste was een poging tot moord of althans tot „zware verwonding," en 't andere een driedubbele brandstichting. Naar de volgorde van de rol znllen we dan maar Leendert Kok Arieszoon de eerste beurt geven. Op den eersten December des vorigenjaars was hg jagende te Egmond aan Zee in gezel schap van zijn oom Cornelis Kok, benevens zekeren Jan Zwart, allen met een jachtgeweer gewapend, waarmee ze af en toe naast een haag schoten. Toch maakten ze nog een tweetal langooren bnit, waarmee Jan Zwart wegging. Dirk Gorter, de onbezoldigde rgksveld- wachter en jachtopziener aldaar, werd door die schoten op de heeren Nimrods opmerk zaam, die, zooals later is gebleken, niet de benoodigde documenten bg zich hadden, om gerechtigd te heeten tot het jagen op wild in Jonkheer Six's bosschen, waarvan het jachtrecht behoorde aan den heer Tadema, die Gorter daarvoor speciaal als bewaker had aangesteld. Hg (Gorter) volgde de heeren dan ook op de hielen. Dezen bemerkten echter onraad en gingen Bpoedig vau den reeds eeuigszlns ver snelden pas in galop en vervolgens in draf over, om een eventueel verbaaltje te ontloopen. Leendert nu, die, zooals hij later heeft ver klaard, verbazend het land had, dat hg voor zoo'n boerenkerel zich zoo uit den naad moest loopen, vertikte zulks ten slotte en stelde dra andere middelen in het werk, om de vervolging gestaakt te zien. Hg draaide zich om en legde (geoefend schatter als hg Ib) aan op Gorter. Deze, zulks ziende, frischte daar na niet bepaald van op en toen het sohot weerklonk, vlogeus de korrels hem wilt," beteekende dat knikken, „dan zal ik het doen." „Den referendaris haalt hg toch niet in," riep de kruidenier Gemeenhart. Maar de beide eerste worpen gelukten uitstekend. „Zie maar/ riep Jule, die hem dank baar was, „het gaat prachtig." „Toch niet," antwoordde hg zacht. „Het hart krjjg ik niet." „Heeregod," lachte Peter Kömer, „word ik dan overwinnaar Hg werd het. Jufirouw Fisoher bracht hem de eend. „Bgna de vetste van allen, voel maar eens. Daar kan ik u meê f eliciteeren. Hg was zoo in de war, dat hg nauwe- lgks woorden kon vinden, om te antwoorden. „Maar wat moet ik met dat beest beginnen Ik ben toch niet getrouwd. Ik kan die eend toch niet meenemen. Beste mevrouw Fischer, wilt u mg een groote eer bewijzen, wilt u mg veroorloven, dat ik u dit pracht stuk cadeau doe? Waarachtig, u doet mg daarmee een zeer, zeer groot genoegen." Zg bedankte, maar zg keek daarbij toch stralend in het rond. Een vette eend was voor een huisvrouw geen kleinigheid, Men kan er zoovéél meê doen, men had ook de veeren. en dan op Zondag een gebraden eend, jongen, dat was niet te versmaden. Maar eerst wilde zg haar man om advies vragen, En met de kwakende eend vast tegen zich aan gedrukt, zocht zg haar echtgenoot. Hg scheen eerst niet recht te willen, maar dan werd het goedgevonden. Peter Kömer was in de wolken, dat hg het beest met goed fatsoen kwgt was, en juffrouw Fisoher, geb, Meger, had hem dan ook rakelings lange de ooren. Begrijpelijkerwijze „schrok" Gorter wel een beetje, maar toch wist hg Cornelis Kok nog te verbaliseeren.Leendert echter, die inmid dels zgn geweer ergens in de duinen iu veilig heid had gebracht, kwam gewapend met den laadstok ervan opdagen en bood op de hem eigen hartelijke wgze aan, Gorter met dat dingetje eventjes op z'n bovenkamertje te timmeren Dat Gorter met inachtneming van de In zulke gevallen voorgeschreven beleefd heidsvormen voor de „eer" allervrlendschap- pelgkst bedankte, zal ieder begrijpen. Trouwens, er waren dien heldhaftigen amb tenaar nog meer verrassingen beschoren. Onverhoeds toch pakte Leendert het geweer van „Oome Kees" en ging daar gezwind meê aan den haal. Op een 40 Meter afstand ongeveer maakte hg halt en front. Hg legde vrg handig ten tweeden male op Gorter aan, die hem echter met ernst waarschuwde voor zulk een zeker niet al te prijzenswaardig kunstjeook oome Kees beduidde Leendert, dat het beter waa maar op te hoepelen, zoodat het ten slotte bg het dreigen van Leendert bleef en hij geen schot loste. Toch deed hij met luider stemme de geruststellende verzekering, dat hg niet zou verzuimen Gorter „neer te leg gen", als hij maar eens 't geluk had om hem alleen aan te treffen. Spoedig ua dit dreigement werd Leendert als gedetineerde in 't Huis van Bewaring in Alkmaar geïnstalleerd. Kok ontkende vandaag op de zitting, een en ander ten stelligste. Op Gorter had hg heelemaal niet geschoten, o neenHg had alleen maar even naar hem gewezen, omdat hg oome Kees aanhield. De bedoeling was dan ook beslist niet anders geweest, dan eventjes Gorter bang te maken ook toen hg ten laatste aftrok [hg erkende dan toch te elfder nre, wèl geschoten, maar niet aange legd te hebben], had hg geen andere beweeg redenen Aangezien Oome Kees tot den beklaagde binnen den vierden graad van bloedverwant schap staat, behoefde hg geen getuigenis ouder eede af te leggen, hetwelk hg dan ook niet deed, en daar de rechtbank het op hare beurt weer niet noodig vond, hem buiten eede te hooren, kon sinjeur zgn mat ten gauw oprollen. Zekere Cornelis Gouda, een 16-jarig varensgezel, was geen familielid in zoo nauwe verwantschap en vertelde d'r alles van. Ook de heer Jacobns Cornelis van Dnborg, eerste lnitenant aan de Cadettenschool te Alk maar, werd gehoord en moest als deskundige verschillende ophelderingen en wsarschijnlijk- heidsberekingen van het al of niet doode- ïgke van het door den beklaagde op Gorter gerichte schot, (als het dezen laatsten op den bestaanden afstand had geraakt,) over leggen. Volgens de afgelegde, zeer dnideigke verklaringen van dezen heer moet er met het geval niet te schertsen zgn geweest beklaagde houdt hij voor een ferm schutter, wiens geweer bij onderzoek bleek, ruimschoots ver genoeg te dragen om iemand op 40 M. afstand vreeselijk, ja zelfs doodelijk te verwon den. De heer Officier nam van een en ander goede nota en stelde op den voorgrond, dat tus schen hem en den raadsman van beklaagde wel verschil van gevoelen zou ontstaan, iets dat Z.E.G. ook tnsschen pleiter en het E. A. rechtscollege hoopt te mogen constateeren. Na eerst de hoofdpunten der zaak nog eeDS te hebben geresumeerd (en wel speciaal die, waarover eigenlijk weinig verschil van opvatting kon zgn) begon deze ambtenaar zgne eigen beschouwing over het misdrijf in breede trekken niteen te zetten en eischte ten slotte tegen den zgns inziens werkelijk zeer gevaarlijken beklaagde met toepassing der aitt. 180 en 286 van 't W. v. Strafr., 1 jaar gevang. Als men na in aanmerking neemt, dat overtreding van het laatstge noemde artikel alleen al twee jarsn gevang, kan doen opleggen, (al is dat dan ook het maximum,) dan kwam Leendert Kok er nog vrg goed af. Toch vond Mr. A. Prins, de verdediger, het veel te erg en hij vroeg vrij spraak, subsidiair een (heel wat) lichtere straf. Hoewel Albert Kater, zood van Simon Kater en Antje Gorter, eerst den 14den April 1894 te Wieringerwaard werd geboren en alzoo nog slechts lOjaren ond is, heeft hg al heel wat op zijn kerfstokje. Op Zondag 11 December j.1. was de jonge heer in gezelschap van eenige kameraadjes eens wezen kgken naar een brand te Anna Paulowna, wat blgkbeai een zeer diepen indruk op zgn gemoed heeft gemaakt, want reeds Woensdag 14 December d. a. v. begon hij een dergelgk tooneeltje te organiseeren door bg den korenmolenaar den heer J. Rezelman, een bnurman van zgn vader, die als knecht bg dezen werkt, brand in diens pakhnis te stichten. Te dien einde was hg stil dat gebonw, hetwelk aan het woonhuis grenst, ingeslopen, na eerst even met het zoontje des huizes achter de koeien te hebben gespeeld, daar hij toch even moest het liefst voor het cadeau omhelsd. Later werd er in de zaal gedanst. De vensters stonden open en buiten was het een heerlijke zomernacht. Zühlke van het gymnasium danste in zgn hemds mouwen met jufirouwBöhm de kui pers vrouw. Müffelmann, die zich niet meer aan dergelijke evolutiön waagde, stampte de maat. Jufirouw Schramke bewerkte de piano en Hermann Fischer blies op -L trompet. Het grootste genoegen scIk bestaan in het langst volhouden. St; zweet kostte het. Peter Kömer keek naar den f secretaris om. Hg was verdwenr vroeg hg Jule ten dans. Zg V bigven zitten, want het was im. zelf-sprekend, dat zij voor den reieren- daris was. Van alle zijden gestooten en geduwd, dansten zg een paar maal rond. Dan liepen zg door de zaal. Plotseling zeide het meisje, als was zg aan het eind van een lange reeks van ge dachten „Ik zou zoo gaarne nog eens eenmaal met je wandelen, als toen wij naar het fazantenhuis zgn geweest." „Maar dat kunnen wjj immers ook, Jule." Haar oogen schitterden, maar slechts kort. „Het komt niet weer," antwoordde zg. En in hetzelfde oogenblik had hg het gevoel, alsof zg gelgk had, alsof te veel daartusschen lag. Dat deed hem pjjn, zoo rein en schoon stond die dag in zgne herinnering aangeschreven. Het w&s hem, alsof hg evenals zij oprecht kon verzekeren, dat bg nooit gelukkiger dag had beleefd. Omdat hg geen antwoord vond, herinnerde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5