Liefdesmart. disrite |)entam .011 dag 30 Juli '05. TWEEDE BLAD. Oe Witte Samiei*. FEUILLETON. in. Sckusr CB „Nou." „Ik moest m'n Vader zoeken, was van nacht niet thuis Rubiiek onder Redactie der Afd. „Schagen e. o" van het N. O. G. „F A L. T A 5S." Het is 't „voorlees"uurtje. De onder wijzer neemt uit de kust een boek getiteld „Paljas." Het schildert in helle kleuren de gevolgen van het drankmisbruik. Dien dag komt er een aangrijpend tooneel. De held van het boek, Jacob Schiferi, bijge naamd Paljas, die een uitstekend leerling is, heeft bij het schoolexamen een prijs gekregen, waarnaar hij reeds lang harts tochtelijk had verlangdde geschiedenis der Fransche Revolutie. Opgetogen van vreugde was hij er meê thuis gekomen hij liet de platen aan moeder en zijn zusje zien, vertelde de geschiedenis, die er bij hoorde en raakte niet uitgepraat. Voor vader hield hij de boeken schuil. Vader dronk. Hij had altijd gebrek aan geld. Geld voor drank. Hij troggelde moeder d'r laatsten cent dikwijls al. Jacob voelde, dat 't mis zou zijn, als Vader z'n boeken zag, z'n mooie boeken, met keurige ban den, dia o, zoo veel waard waren 1 Lang wist ie ze verborgen te houden. Maar eens op een dag, toen Vader onver wacht binnen kwam, terwijl hij ze zat te bekijken, kon hjj ze niet gauw genoeg op een veilige plaats brengen. De dronkaard ontdekte ze. Z'n dierinsticct «ei 'm, dat daar jenever voor te krijgen zou zijn. Hjj wou ze grijpen. Maar Jacob, in een oog wenk beseffende, welk gevaar z'n kost baren schat liep, was hem vóór. Hij beproefde eerst, hem op «achten toon van zijn voornemen af te brengen, „Kg'k eens, Vaderdie heb ik gekregen in de school 1 De mooiste prijs 1 De ge schiedenis der Fransche Revolutie 1 Zie eens, wat mooie platen Vaderdat is de Bastille 1 Daar heb je Robespierre Eén oogenblik scheen 't, dat de man iets voelde van Jacob's geestdrift, of er iets van voldoening over z'n wezenloos gezicht trok. Maar slechts even. Hjj greep de boeken vast en ontrukte ze aan de handen van z'n zoon. Nu ontstond een wanhopig gevechtde wanstaltige, magere Jacob tegen z'n rousachtigen vader. Beiden woest van oplaaienden harts tocht: de zoon, doordat hjj z'n boeken, z'n schat, waar hg weken en maanden op had gehoopt, waar hjj 's nachts van droomde, in gevaar zagde vader, wijl het middel om z'n brandenden dorst naar drank te leaschan, hem werd betwsst. Maar Paljas moet het opgeven. De Vader verdwijnt met de boeken. Een woesten kreet van haat schreeuwt Jacob hem snerpend achterna Eenige oogenbiik- ken later ligt hg op z'n bed, gewond, koortsig, geheel afgetobd De kinderen zaten te luisteren, ver stomd, met tranen in de oogen, naar dat drama. De school ging uit. Eén der jongens bleef zitten. Toen de overige leerlingen weg waren, en de onderwijzer reeds ge- ruimen tjjd bezig was geweest met 't op ruimen van boeken enz., lag bjj nog steeds met het hootd op de armen. Eindelijk beurde hjj 't op. Hjj keek den onderwjjzer aan. 't Scheen, dat ie wat zeggen wou. „Vonat je 't zoo naar, Bertus De jongen, begon te huilen. „M'nheerik heb van morgen de waar heid niet gezegd!" „Wat dan „Ik moest geen boodschap doen voor m'n baas." „Dus je bent door eigen schuld te laat gekomen „Neen, m'nheer, maar ik moest Met Moeder. Hjj gekomen," „En heb je hem gevonden „Ja, m'nheer, op Heemstede. Dronken, En hg heelt m ij n centen gestolen, Die heb ik verdiend met krantenloopen. Moe der had ze opgeborgen, Maar hjj heeft ze gevonden. En nu zjjn ze weg. En Moeder zou er een pak voor koopen met Paschen I" „Dat is jammer, BertusMaar je moet niet op je vader schelden hoor, jongen 1 We moeten medelijden met hem hebben Misschien wordt ie nog wel eens beter 1" „Neen, m'nheer, 't wordt alle dagen erger." Geruimen tjjd stilte. Eindelijk gaat Bertus weg. Hjj kijkt den onderwjjzer aan en zegt„Maar i k zal nooit één droppeltje drinken I" „Goed, Bertus 1" en meester denkt bjj zichzelf, als hjj den „voorbeschikte" na ziet Als hjj zich niet aan zjjn woord houdt, en er één drinkt, is hjj onherroe pelijk verloren. Hebt U 't gehoord Wat? „Jan" is dood, gestorven In 'fc gasthuis, begraven van de armen en op z'n kist een krans die niet betaald is. Het eind is dan wel geweest een waardig slot voor zijn leven. In mijn eerste kiekje, dat ik in 't volkskof fiehuis van den EdelAchtberen Heer Nolting nam, wierp ik een blik op het eigenaardig bestaantje van collectanten. Er zijn echter nog meer personen, die op een minder ge bruikelijke wijze aan den kost komen en daaronder behooren ook de makelaars. Een leder begrijpt wel, dat ik hierbij ntet de serieuse makelaars op 't oog heb, die hun zaken doen in Frascati, maar wel de beun hazen, die, hoewel een bescheiden domicilie gekozen hebbende op een eenvoudig boven- hulsje, er toch vaak in slagen den kleinen kosten, welk bedrag later van de provisie werd afgetrokken. Had men geen f 10.—, dan was Jan ook niet de kwaadste en wel met twee rijks daalders tevreden en een enkele maal maakte hij wel eens een armen stumper gelukkig, door genadig vijf-en-twintig stuivers van hem te willen accepteeren. Als men nu nagaat, dat de advertentie- kosten bestonden nit één gecombineerde annonce in een volksblaadje, waarvoor Jan hoogstens twee cents per regel betaalde, dan begrijpt men, hoe zelfs een klein winstje nog een zoet winstje was. Jan werd een groote meneer. Dat Co," achter zijn naam wao natuurlijk altijd maar larie geweest, doch op zekeren dag plaatste hjj een annonce in de „N. R. Ct." om een compagnon en zie, een niet al te snugger Velpenasr vloog er In en telde 80.000 mooie Hollandsche guldentje» op Jan's bureau uit. Maar 't zijn sterke beenen, die de weelde dragen. Jan tenminste zag er geen kans toe. Nn eerst zijn eerzuoht bevredigd te hebben en zich voor f 200 een Belgische ridderorde te hebben aangeschaft, ging hij aan den zwier. En hij zwierde net zoolang, tot niet alleen de 80.000 pop op waren, maar zelfs het faillis sement hem aangrjjnsde. Maar zóó gauw vièl Jan Diet. Op zjjn braspartjjen had hjj kennis gemaakt met een paar groote heeren, die Jan in zjjn niet lang geleden begonnen handel in wijnen en spiri tualiën wel wilden steunen. Zij maakten er oen maatschappij van, Jan kreeg f21.000. i aan aandeeien, die hij echter bjj de hooge oomes moest verpanden, wiji dezen zijn I schalden betaalden. Daarentegen werd Jan j aangesteld als directeur op een salaris van I f 4000.hetzelfde honorarium dus, dat een j rechter geniet. Men zou zoo zeggen, daarmee had Jan best zijn eindje kunnen halen. Maar die zoo spreken, kennen Jantje en zijn avontuurlijken aard niet. Hjj moest er een rijk kantoor bjj hebben, deed andere zaken, die mislukten, betaalde de leveranciers der Mg, niet geregeld. Het gevolg hier ven was, dat Jan werd ontslagen. Dat gaf ms een opschudding. Maar hij erkende dat ontslag niet, duizenden en duizenden schadeloosstelling zon hjj krijgen, men zou procedeeren Intusschsn zat Jan er weidra weer dik in. Hg leende en leende op de duizenden, die hjj tegoed had, en een rijke baas bootwerker, die er wófc trotseh op was, als hjj 's middags met sje, er toch vaak in winkelstand een niet onbelangrijke schade toe zoo'n fijnen meheer in de Kslverstraat mocht te brengen. Hoe zij komen en gaan, die eigenaardige makelaars Sta mij toe, U de geschiedenis van Jan te verhalen, van Jan die stierf een veertien dagen geleden in 't gasthuis, op wiens lijkbaar een krans ligt, waarvan de leverancier nog de onbetaalbare kwitantie rijk is. 't Ging den ouden heer Jan niet voor den wind. Hij was timmerman van z'n metier en stond een paar dagen per week met honten trapjes, bankjes enz, op de Ninuwmarkt, Maar hoewel ook z'n zoon Jan Junior met schilderijlijsten ventte, bleef schraalhans keukenmeester. Daarom nam de jonge Jan een kloek besluithjj teekende voor koloniaal. Zee jaar later zien wij hem in Amsterdam terng. Hij was groot geworden en had lange knevels gekregen, zoodat men hem wel voor een gepenslcnneerd officier zon kunnen honden. De lust tot werken was er bij hem uitge gaan, bjj meende voor iets hoogers, iets ge makkelijkere geschapen te zijn. En niet lang duurde het, of op den Achterburgwal kon men boven een klein huisje lezen Jan Co. Makelaars in vaste goederen, hypotheken eu assurantiën. bitteren, vloog er zelfs voor f 800.— in Hij had trucs om aan geld te komen, waar door de slimsten zioh lieten vangen. Stel U voorals makelaar was hem ten verkoop gegeven een onverkoopbaar stok bouwterrein. Natuurlijk had hjj dus een gezegelde opdracht van den eigenaar, waarin vermeld stond, dat hij 5% van de koopsom, zijnde f 1260.—, zon ontvangen bij den verkoop. De betaling zou gegchieden volgens usance, wanneer gebouwd was tot aan de eerste étage. Want dan kon den de bouwers ook hypotheek opnemen en daarvan geheel of gedeelteljjk de koopsom van den grond voldoen. Jan vond koopers, die ook een contract teekenden. Met die beide papieren geloofde iedereen stellig, dat Jan vandaag of morgen die f 1250.— zou ODtvangen en leende hem er wat op. Geleend heeft hjj er meer op dan f 1260.—, maar ontvangen heeft hij ze nooit, want de koopers waren zoo onsolide, dat zjj zelfs geen steensn op crediet konden krijgen. Nimmer werd dus gebouwd tot de eerste étage, nim mer werd hypotheek verleend, nimmer had betaling der koopsom plaats en nimmer kreeg Jan provisie. Maar eindelijk liep 't toch de spuigaten uit. Jan werd failliet verklaard, toen Insolvent en toen hjj kort daarna uit zijn huis werd Jan wag makelaar geworden, makelaar in gezet, stond zjjn boeltje uren langopstraet Geschiedenis van een vrouwenhart, door MARTE DIERS. 29. Dan vroeg Anne nog met bevende lippen aan den dokter„Wordt het kind werkelgk. weder gezond?" Hg draaide zich kort om. „Nu ja, nu ja men moet niet dadeljjk te hoog vliegen. Veel te feliciteereu ie er ook niet bjj deze genezing. Het wurmpje is en bljjft een kind van zorgen, aan wie zich het geringste verzuim wreekt." Hij was heengegaan. Anne had de lamp uitgedaan en een der vensters geopend irissche koude morgenlucht stroomde binnen. Boven de velden met hun opgehoopte sneeuwwallen lichtte een grjjze hemel. „Je moet naar Hans," zeide Gunther tot haar. Geef hem te drinken en ga dan ggen. Jo hebt nog een moeiljjke ver- p'eging voor je." - vóór me," sprak zij hem na, In die moorden lag voor haar duizendvoudig leven, a greep zjj zijne hand en drukte die aan haar lippen. Hg liet haar begaan en 6 haar op haar en voorhoofd. Sc Sc De verpleging was lang en zwaar en oen het werkelijk met rassche schreden naar de genezing ging, was do kleine patiënt ongeduldig en prikkelbaar, moeilijk bevredigen en had doorloopend ver pleging en hulp noodig. <iit *Ur ^e,r. <^ac'lt eon paar maalzou Anne aues lichameljjk wel kunnen verdragen zaken met en zonder vergunning, in winkels van een groot marufacturenmsgazgn af tot een mangelkelder toe. In goedkoops blaadjes had hij het genoeg geannonceerd; ieder, die zijn zaak van de hand wilde doen, moest zich tot hem begeven en kon er dan zeker van zjjn, zijn doel te bereiken. Geen wonder, dat de klanten zich niet lieten waohten, want och, bijna ieder wil zjjn zaak wel verkoopsn, mits hij er maar genoeg voor krijgt. Na de eerste kennismaking beloofde Jan eens te znlk-n komen kijken. Hoewel de zaak bjjv. hoogstens f 600 waard was, werd door den verkoopsr als minimum prijs bjjv. f 1000. genoemd. „Zou het dat kunnen opbrengen „Zeker", was Jan's antwoord en op die bevestiging kwam de overeenkomst spoedig tot stand. Dat wil zeggen, de verkooper moest een stuk teekenen, waarbij hjj zich verbond bjj eventueelen verkoop van zjjn zaak, onder welke omstandigheden ook, san Jan nit te keeren 5% van de koopsomf 10.moest echter vooruit gestort worden als tegemoet koming voor advertentie- en administratie Kan niet de hoogste begeestering vleugel lam geslagen worden, als het lichaam de verdere diensten opzegt? Begeestering Maar was het wel begees tering bjj Anne Den last, de zwaarte, de raadselen des levens te verstaan, en zjjne groot heid ook in de harde feiten to erkennen, de lasten te aanvaarden zonder morren, maar uit liefde dat is geen begeestering, dat is wedergeboorte. Neen de natuur laat zich niet af richten, zich dingen opdringen die zjj niet gebaard heeft; niet het stiefmoederschap in dat der moeder omtooveren. Dat te probearen, is een dwaas, zwaar en onvruchtbaar werk. Daar meê verscheurt men het hart, dat naar alle zijden tegelijk geven wil. Kwelling en dwaling zjjn hier de leiders, en het werkeljjke doel is teleur stelling of de dood. Zoo arm is het leven niet, zoo arm nog lang niet het menscheljjk hart, dat het slechts den een, óf den ander geeft. Wie er is, dien wordt gegeven. Eens had Gunther in het aangezicht van den nood moeten vragen„Kan de liefde leegten geboren doen worden En eens had Anne werkeljjk als een dwaas ge rekend voor jou Hans heb ik zooveel maar voor jelui, Wolf en Ellen, heb ik slechts maar zooveel. Dat moet ik angstig uit elkaar houden en alle dagen het jelui voorhouden, zoodat gjj het ook gelooft. Ja zoo arm was zjj geweest. Zoo enghartig in hare armoede. Wees toch gelukkig, menschenkind, dat gjj in het leven zooveel hebt om lief te hebben. Trek je zelf geen grenzen. Kan niet de boom, die in onzen tuin staat, zjjn vruchten in des buurmans tuin laten vallen als-van-zelt sprekend, in vrooljjke over daad De winter giDg voorbjj. Langzamerhand kwam Ellen weer op krachten en mocht niemand wilde hem als huuider en moest het eindeljjk door de politie naar den stadstimmer man worden vervoerd. Een oogenblik was Jan nn van de vlakte, maar de nieuwe drankwet gaf hem gelegen heid weer in den handel terug te keeren. Er was nu wat te verdienen aan de weduwen, die van de juiste bepalingen dier wet geen tittel of jota begrepen en ook vooral door het op- koopen van vergunningen. Maar 't was toch het ware niet meer, Jan kon niet meer zoo doen als hij wilde, tegen ontbering was zijn lichaam niet bestend en het einde, U weet het. De onbetaalde krans is van zijo broeder, die als bediende in zjjn zaak wijze lessen heeft opgedaan. Jan is niet meer. Maar er zjjn nog zooveel „Jannen" in 'tgroote Amsterdam die met mooie praatjes en klinkende namen de centen uit de zakken der provincialen weten te kloppen. Ik meende daarom, dat 't niet ondienstig zon zjjn het type wat nader te omschrjjven want het spreekwoord zegt toch Een gewaarschuwd mensch is twee man sterk- Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. CXVI- Ik weet een nieuwtje, een nieuwtje dat nog niemand weet, dat nog in geen Indische courant gestaan heeft en dat zelfs in Buiten zorg geheel onbekend is. De lezers en leze ressen der Penkreeser. zullen dus de piimeur hebben en de Indische Pers zal het misschien nit Nederlandsche bladen moeten overnemen. Zijne Hoogheid de Soeaoehoenan wil nog eene Ratos huw6n, ie de stille hoop, dat AllahHem dan eecs'n echten Goesti schenkt,die dan eenmaal als Pakoe Boewono XI den troon of liever den dampar zijner vaderen bestjjgen zal, waardoor, bjj eventuosl overigden van den Vorst, alle mogelijke kwesties zonden worden voorkomen. Ik echreef u vroeger reeds een en ander nit Solo over de drie pretendenten- kroonprins en hun aanhang. Het besluit van den Soesoehoenan is dus wijs en zal ook der Regeering zeer welgevallig wezen. Wie nu echter de gelukkige uitverkorene zijn zal, Is voor het moment nog een onoplosbaar geheim, misschien weet de Keizer dat zelf nog niet De jonge Prinsen waren recht hartelijk en deelden mij mede, dat de Keizer ons om 9 uur 's avonds bij dan dans der Bedojo's ver wachtte. Nu, op het vastgestelde uur marcheer ik dan ook in grcot tenne op, met de Prinsen Koesoemo Joeddho en Hadiwidjojo. Zijne Hoogheid ie meer dan vriendeijjk, in formeert dadelijk naar Jogjakarta en is blijkbaar ten zeerste gestreeld, als hjj hoort, dat ik het aan het Solosche Hof zooveel aangenamer vind, dan aan het meer stijve Jogjasche. Als ik den Soesoehoenan eindeljjk mededeel, dat ik als „persman" per sé eens een oogen blikje rond moet wandelen, om de omgeving enz. op te nemen, gaat Zijne Hoogheid hier dadelijk mede accoord en wordt de Kolonel der Kratontroepen ontboden, om me do noo- dige inlichtingen te geven, Mijn oude vriend Raden Mas Ario Koe- soemoe Winoto kwjjt zich uitstekend van die opdracht. Hij vertelt mjj, dat op het ruime erf vóór 's Vorsten verblijf alleen vrouwen mogen nonlonnen (kijken), terwjjl bniten het hek de mannen zich verdringen. Het Westersche honnenr aux dames ook dns in het Oosten toegepast, hoewel het wel een beetje tegen de Oostersche begrippen indrnischt. De Pradjoerits honden goede wacht en de enkele sohalk, die, over het hek geklommen, zich tusschen de dochteren Eva's waagt, wordt met de noodige oorvijgen weer neijes verdreven. In oen ruime bangsal, vlak over de Pen- dopo, zitten de gamelanspelers, alsmede de zangers en zangeressen, die straks den dans der Bedojo's zullen begeleiden. Rechts daarvan zitten de onderregenten en de subalterne officieren der cavalerie, allen in de n reeds bekende silahhonding te wachten op de dingen, die komen zullen. In de helverüohte Pendopo zien we, hoe de Keiïsr zich mat Zijne broeders Prins Praboenlngrat en Prins Noto Kcesomo aan het edele belegeringspel wijdt, terwijl linke van Hem de overige Prinsen, de Hoofdoffi cieren van het Kratonleger, de Regenten en de vier zoons van Prins Mangkoe Negoro, die hier gast zijn, op den grond hebben plaats genomen. De Keizerin blgft in hare vertrekken, doch enkele hofdames zjjn op het alignement, om den Keizer te bedienen. Heeft de eecigszins klassiek aangelegde Sultan van Jogjakarta steeds edel knapen om zioh heen, de meer modern denkende Soesoe hoenan prefereert „damesbediening" De volle maan schiet hare matgouden stra len naar omlaag Zjj belicht de schilderach tige omgeving met dat goddelijke sohjjnsel der tropennachten, dat wij in Europa slechts uiterst zelden genieten bjj helder vriezend weer. Nog altijd is Iudië mij dan het liefst, als die prachtige maan door de boomen schijnt en de gamelan haar droomerig-schoone melo dieën hooren laat. O! dè,n ruil ik Java niet voor Amsterdam, Parjjs of Londen, dan zon ik hier willen blijven tot mijn laatsten snik, om eenmaal te mogen rusten onder het loo- ver der palmen. Ik ga thans weer een genot smaken, zóó hemeleoh goddelijk, zóó intens hoog verheven boven óns banaal Westersch gedoe, dat ik de talenten van 'n Henri Borel, 'n Otto Knaap, 'n Couperus sou behoeven, om er u slechts een zeer vaag begrip van te kunnen geven. Dezen Penkras heb ik wel tienmaal omge werkt, en telkens weer verscheurde ik mis troostig het geschrevene, omdat 't zoo ont zettend ver bleef van 't geen ik te Penging genoot. De Indische nachten zijn onzegbaar wee moedig schoon, harmoniëeren zoo geheel volkomen san het droef geluid van de ga melan. „Luisterluister met aandacht.houd de tonen met uw gehoor vast en neem se op in n, doe ze samenvloeien met uw stemming, teweeggebracht door den wonderstatigen nacht. „'n Droeve melodie! stillezacht geprevel, 'n kisgelijke wjjs, toch helder en sonoor, ge lijk, het maanlicht schijnend in 'n land van nevei, of als 'n klare stem, zich uitend wan den door. Hoe droomerige klank, zoo won dervol van beving, komt sohnchter en vol schroom den luisteraar tegemoet. „'t Is teere droefenis, melancholie's her leving, aanrnischend, in een kalmen reinen tonenvloed „Daar breekt 'n zwaar slaginstrument de weeke stemming de maat wordt dra versneld en de rhytmiek verkort'n Woeste tonen - horde klankt op zonder stremming, ais bad zij zich, tot strijd, de lendenen omgord. Zjj deint nu hevig op, ze dondert door do luchten en vaart en woedt en stormt, verzadigd van de smart. „Slechts hier en daar, wat weif'lend nage- galm van zuchten, al spoedig door den wil den luiden drom overstemd. „Eén teere, broozetcon maar bljjft gestadig klinken, trots overmacht en praal van al het krachtgeluid Hoor, hjj wint veld Hoor, hoe de luchtbestormars zinken'n Wijle nog en het geweld is plots gestuit. „Thans ranken om dien teeren toon zioh klankfiguren, heel fijn en ijl gehelmnisvol, subtiel. „En vrederijk blgft deze stemming lange durende stemming van gelatenheid dor moede ziel Zóó schreef de begaafde Sastro Prawiro (Otto Knaap) in het Muziektijdschrift Csecilia van 16 November 1902 en al is zijn rhytmisch proza ook ver verheven boven mijn een voudig Pee gekras, tóch geeft onze talentvolle kunstcriticus van de Telegraaf, onze hier op Java geboren auteur, wien 't Oostersch bloed door de aderen vloeit, m. i. slechts zeer flauw weer, wat ik nu weer op Penging te genie ten krjjg. Misschien is onze taal te kond, misschien zou men Italiaansch of Spaansch moeten schrjjven, of wellicht ook heeft Otto Knaap het slechts gehad over een gamelan van Batavia, die zich van verhoudt tot eene van 't Solosche Hof als een troepje Dnitsche straatmuzikanten tot het bekende strijk orkest der Grenadiers. Hemelsche klanken begeleiden er een stem- menkoor, waarin nu eens het zachtviouwelijke, dan weer de diepe bastoon van mannen, of de heldere knapenzang domineert. De bedojo's, negen zwevende zielen, komen langzaam aangetrild. In extase zien we toe. Die zachte gratie grenst aan het onstoffelijke Ons hoogere ik ontwaakt nn, 't herinnert zich z'n astraalleven in de hoogere gebieden, ontworstelt zich aan het plompe, grofstoffeljjke lichaam van deze aarde en weent van heim wee. Dóór is dus de hemelsche sfeer als ge openbaard aan 't oog van den nietigen aard bewoner. Mijn God, mijn God, wat Ie dót schoon Dat kan niemand beschrijven De Muziek zwjjgt. De Javaansche hofdan seressen zijn er weer zacht weggegleden en ik hoor plots achter mij de stem van mjjn vriend Pinilih„Hé. boy, hoe vindt je dat nu Dat is tóch nog wat anders dan jullie cakewalk 1" Ja, zeker, brave kerelWij Europeanen zijn je tot nog toe de baas in allerlei exacte kennis, maar, ik erken 't volmondig, wij zjjn niet zoo ver in deze kunst. Déérin zjjn de Indiërs ons verre vooruit eD vooral de Javanen met hun Hindoezielen moeten wjj op dit ge bied als superieur beschouwen We gaan weer naar boven en maken ons welgemeend compliment aan Zijne Hoogheid over den meer dan bevaiiigen netunrdsns Zijner bedojo's. „Ook in de krent schrjjven, hoorzoo zegt mij de Vorst niet begrijpende, dat slechts ean groot Meester in de woordenkunst zou kunnen weergeven, wat mijn zie! zoo jnist genoot. Na de bedojo's krjjgen we witèng, een dsnsspel voor mannen. Dit is niet zoo mooi, alhoewel toch nog heel wat verheffender dan onze kruispolka I De jongere broeder van Zjjne Hoogheid Bendoro Raden Mas Norojono, veertien jaar oud, is als 'n oud-Javaansch Prins gekleed voorzichtig onderwijs ontvangen. Doch des dokters duidelgke waarschuwing bleef bestaan„De geringste verwaarloozing wreekt zich op haar." Dat hield Anne steeds voor oogen. En wat zjj zich eens j had gedacht, eer zjj moeder werdhoe schoon zou het zjjn, al die lieve eigen schappen van Lu in dit kind aan te moe- digen en de slechte nit te roeien dat werd nu een groot en gelukschenkend levensdoel voor haar. Wolf had er tenslotte ook niets meer tegen, dat zjj hem 's avonds weer goeden nacht kuste. Na Ellen's beterschap was j dat alles vanzelf weer zoo gekomen. Ook tegen Hans had hjj niets meer. j Slechts zjjn huilen vond Wolt onaangenaam. j „Jonge honden zjjn werkeljjk verstandiger, moeder. Werkeljjk." Anne streek hem het haar van het ver-1 hitte gelaat. Hoe dringend keek hjj haar dan met zjjn verstandige oogen aan zjj moest hem nu toch gelooven. Zij verklaarde dan ook, dat zjj daar in het geheel niet aan twjjfelde. maar de ontwikkeling van den hond stond aanstonds stil, terwjjl het kind enz. „Ah zool" zoide Wolf, en vanaf dat oogenblik was bjj over Hans gerust. Zjjn jong hart was spoedig gems:gesteld. Zoo'n jongen maakt het zieleljjden der groo- t.en nog niet meê, en zjjn eigen leed is te spoedig vergeten. Hoe hartstochteljjk bjj ook eecs in den stal had geweend, nu wist hjj dat al niet meer. En wanneer hjj door het een of ander daaraan werd herinnerd, dan vond hjj dat hjj dwaas was geweest, Moeder had hen allen even lief. Zjj had hen allen even lief! zoo kwam het tenminste tot uitdrukking, ook van haarzelf. Zjj had weder links en rechts haar liefdesmart j Maar de lieide, die deze smart, dezen nood beheerschte, wss nog sterker, groo- ter, levenskrachtiger, dan ooit was geweest. Want hare wortelen lagen in den geza genden bodem van haar volwassen vrouw- zjjn. Op een Zondag in Maart zeide Gunther „Kom Anne, wjj gaan vandaag samen naar oom Erick te kerk." Zjj keek hem ver baasd aan van hem gingen zulke vragen gewoonljjk niet uit. Doch hjj liet zich haar verwondering kalm aanleunen en drong met merkwaardig ongeduld op voortmaken aan. Over de weide klonken de vrooljjke zangen der vogels. De eekhoorns sprongen van tak op tak. Zjj kwamen voorbjj den steenhoop, Cae6ar's graf. „Anne," zeide Gunther plotseling, „weet ge, waarover oom Erick vandaag preekt „Neen „Over de spjjziging der vjjfduizend in de woestjjn." Anne bleef onwillekeurig staan. Een stroom van herinneringen ging haar door het hoofd. De oude hotprediker in de residentie de moderne roman en heel de lange reeks van haar leven En tegen alle ontkenning en alle geroep van ellende, de groote en sterke mensch- heidsvraag „Vanwaar nemen wjj het brood voor zoovelen Toen zag zjj Gunther's schitterende oogen. „Wist gjj dan vroeg zjj. Maar zeker, zji had het hem indertjjd zelf gezegd. En daaraan dacht hjj heden nog. Midden op de weide bleef hjj staan en kuste haar. „Weet ge nu het antwoord vroeg hjj, gelukkig lachend. In de kleine dorpskerk was het vol, zooals alle Zondagen. Tegenover den preekstoel zat tante Emma ei^ knikte hen bjiden met een ernstig gelaat toe. Door de beschilderde vensters viel de vrooljjke Maartzon in roode, blauwe en groene streepen binnen. Oom Erick was in de laatste jaren veel grjjzer geworden, ook zjjn rug was ge bogen en spaarzaam bedekte het haar zjjn schedel. Als een vader in den kring zjjner kin deren, zoo stond hjj voor zjjn boeren. Toen de oude geschiedenis, de triomf- geschiedenis der opofferende liefde, door de ruimte klonk, greep Gunther onwille keurig de hand van zjjn vrouw en hield die vast. Het was niet iets, dat in de kerk mode was en ofschoon oom Erick het zag, nam hjj dit niet kwaljjk. Hjj meende, dat de zoogenaamde mode en gewoonten er alleen voor de menschen waren, die zelf geen goeden smaak hebben. Die goede smaak echter dien vertrouwde hjj diea twee daar wel toe. Ja, het ging eigenljjk nog verder mot den oudetoen hjj over de geschiecenis sprak, moest hjj meer dan eenmaal aan zjjn nichtje denken. En het kwam hem voor, als zag hjj Anne onder de jongeren, die het brood uitdeelden. Toen klonk zjjn st-m vol triomf „Vanwaar nemen wjj het brood hier voor zoo- velen Ziet toch, een armzalig zaadkorreltje draagt honderdvoudige vrucht, een arm menschenwoord kan duizendvoudigen zegen brengen. Een arm, behoeftig mecschechart kan overvloeien van rjjkdom, die nooit raakt uitgeputSta en vraag, vanwaar dat komt 1 Ja, ik kan het je niet voorrekenen. Dat is Gods hand onder Zjjn kinderen I „En het grootste aller wonderen ook heden nog op aarde, dageljjks ook hier onder onsdat is de liefde I - EINDE

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5