Liefdesmart.
disrite |)entam
.011 dag 30 Juli '05.
TWEEDE BLAD.
Oe Witte Samiei*.
FEUILLETON.
in.
Sckusr CB
„Nou." „Ik
moest m'n Vader zoeken,
was van nacht niet thuis
Rubiiek onder Redactie der Afd.
„Schagen e. o" van het N. O. G.
„F A L. T A 5S."
Het is 't „voorlees"uurtje. De onder
wijzer neemt uit de kust een boek getiteld
„Paljas." Het schildert in helle kleuren
de gevolgen van het drankmisbruik. Dien
dag komt er een aangrijpend tooneel. De
held van het boek, Jacob Schiferi, bijge
naamd Paljas, die een uitstekend leerling
is, heeft bij het schoolexamen een prijs
gekregen, waarnaar hij reeds lang harts
tochtelijk had verlangdde geschiedenis
der Fransche Revolutie. Opgetogen van
vreugde was hij er meê thuis gekomen
hij liet de platen aan moeder en zijn zusje
zien, vertelde de geschiedenis, die er bij
hoorde en raakte niet uitgepraat. Voor
vader hield hij de boeken schuil. Vader
dronk. Hij had altijd gebrek aan geld.
Geld voor drank. Hij troggelde moeder
d'r laatsten cent dikwijls al. Jacob voelde,
dat 't mis zou zijn, als Vader z'n boeken
zag, z'n mooie boeken, met keurige ban
den, dia o, zoo veel waard waren 1
Lang wist ie ze verborgen te houden.
Maar eens op een dag, toen Vader onver
wacht binnen kwam, terwijl hij ze zat te
bekijken, kon hjj ze niet gauw genoeg op
een veilige plaats brengen. De dronkaard
ontdekte ze. Z'n dierinsticct «ei 'm, dat
daar jenever voor te krijgen zou zijn. Hjj
wou ze grijpen. Maar Jacob, in een oog
wenk beseffende, welk gevaar z'n kost
baren schat liep, was hem vóór.
Hij beproefde eerst, hem op «achten toon
van zijn voornemen af te brengen,
„Kg'k eens, Vaderdie heb ik gekregen
in de school 1 De mooiste prijs 1 De ge
schiedenis der Fransche Revolutie 1 Zie
eens, wat mooie platen Vaderdat is de
Bastille 1 Daar heb je Robespierre
Eén oogenblik scheen 't, dat de man
iets voelde van Jacob's geestdrift, of er
iets van voldoening over z'n wezenloos
gezicht trok. Maar slechts even. Hjj greep
de boeken vast en ontrukte ze aan de
handen van z'n zoon. Nu ontstond een
wanhopig gevechtde wanstaltige, magere
Jacob tegen z'n rousachtigen vader.
Beiden woest van oplaaienden harts
tocht: de zoon, doordat hjj z'n boeken,
z'n schat, waar hg weken en maanden
op had gehoopt, waar hjj 's nachts van
droomde, in gevaar zagde vader, wijl
het middel om z'n brandenden dorst naar
drank te leaschan, hem werd betwsst.
Maar Paljas moet het opgeven. De Vader
verdwijnt met de boeken. Een woesten
kreet van haat schreeuwt Jacob hem
snerpend achterna Eenige oogenbiik-
ken later ligt hg op z'n bed, gewond,
koortsig, geheel afgetobd
De kinderen zaten te luisteren, ver
stomd, met tranen in de oogen, naar dat
drama.
De school ging uit. Eén der jongens
bleef zitten. Toen de overige leerlingen
weg waren, en de onderwijzer reeds ge-
ruimen tjjd bezig was geweest met 't op
ruimen van boeken enz., lag bjj nog steeds
met het hootd op de armen. Eindelijk
beurde hjj 't op. Hjj keek den onderwjjzer
aan. 't Scheen, dat ie wat zeggen wou.
„Vonat je 't zoo naar, Bertus
De jongen, begon te huilen.
„M'nheerik heb van morgen de waar
heid niet gezegd!"
„Wat dan
„Ik moest geen boodschap doen voor
m'n baas."
„Dus je bent door eigen schuld te laat
gekomen
„Neen, m'nheer, maar ik moest
Met Moeder. Hjj
gekomen,"
„En heb je hem gevonden
„Ja, m'nheer, op Heemstede. Dronken,
En hg heelt m ij n centen gestolen, Die
heb ik verdiend met krantenloopen. Moe
der had ze opgeborgen, Maar hjj heeft ze
gevonden. En nu zjjn ze weg. En Moeder
zou er een pak voor koopen met Paschen I"
„Dat is jammer, BertusMaar je moet
niet op je vader schelden hoor, jongen 1
We moeten medelijden met hem hebben
Misschien wordt ie nog wel eens beter 1"
„Neen, m'nheer, 't wordt alle dagen
erger."
Geruimen tjjd stilte. Eindelijk gaat
Bertus weg. Hjj kijkt den onderwjjzer aan
en zegt„Maar i k zal nooit één droppeltje
drinken I"
„Goed, Bertus 1" en meester denkt bjj
zichzelf, als hjj den „voorbeschikte" na
ziet Als hjj zich niet aan zjjn woord
houdt, en er één drinkt, is hjj onherroe
pelijk verloren.
Hebt U 't gehoord
Wat?
„Jan" is dood, gestorven In 'fc gasthuis,
begraven van de armen en op z'n kist een
krans die niet betaald is.
Het eind is dan wel geweest een waardig
slot voor zijn leven.
In mijn eerste kiekje, dat ik in 't volkskof
fiehuis van den EdelAchtberen Heer Nolting
nam, wierp ik een blik op het eigenaardig
bestaantje van collectanten. Er zijn echter
nog meer personen, die op een minder ge
bruikelijke wijze aan den kost komen en
daaronder behooren ook de makelaars.
Een leder begrijpt wel, dat ik hierbij ntet
de serieuse makelaars op 't oog heb, die hun
zaken doen in Frascati, maar wel de beun
hazen, die, hoewel een bescheiden domicilie
gekozen hebbende op een eenvoudig boven-
hulsje, er toch vaak in slagen den kleinen
kosten, welk bedrag later van de provisie
werd afgetrokken.
Had men geen f 10.—, dan was Jan ook
niet de kwaadste en wel met twee rijks
daalders tevreden en een enkele maal maakte
hij wel eens een armen stumper gelukkig,
door genadig vijf-en-twintig stuivers van hem
te willen accepteeren.
Als men nu nagaat, dat de advertentie-
kosten bestonden nit één gecombineerde
annonce in een volksblaadje, waarvoor Jan
hoogstens twee cents per regel betaalde, dan
begrijpt men, hoe zelfs een klein winstje nog
een zoet winstje was.
Jan werd een groote meneer. Dat Co,"
achter zijn naam wao natuurlijk altijd maar
larie geweest, doch op zekeren dag plaatste
hjj een annonce in de „N. R. Ct." om een
compagnon en zie, een niet al te snugger
Velpenasr vloog er In en telde 80.000 mooie
Hollandsche guldentje» op Jan's bureau uit.
Maar 't zijn sterke beenen, die de weelde
dragen. Jan tenminste zag er geen kans toe.
Nn eerst zijn eerzuoht bevredigd te hebben
en zich voor f 200 een Belgische ridderorde
te hebben aangeschaft, ging hij aan den zwier.
En hij zwierde net zoolang, tot niet alleen de
80.000 pop op waren, maar zelfs het faillis
sement hem aangrjjnsde.
Maar zóó gauw vièl Jan Diet. Op zjjn
braspartjjen had hjj kennis gemaakt met een
paar groote heeren, die Jan in zjjn niet lang
geleden begonnen handel in wijnen en spiri
tualiën wel wilden steunen. Zij maakten er
oen maatschappij van, Jan kreeg f21.000.
i aan aandeeien, die hij echter bjj de hooge
oomes moest verpanden, wiji dezen zijn
I schalden betaalden. Daarentegen werd Jan
j aangesteld als directeur op een salaris van
I f 4000.hetzelfde honorarium dus, dat een
j rechter geniet.
Men zou zoo zeggen, daarmee had Jan
best zijn eindje kunnen halen. Maar die zoo
spreken, kennen Jantje en zijn avontuurlijken
aard niet. Hjj moest er een rijk kantoor bjj
hebben, deed andere zaken, die mislukten,
betaalde de leveranciers der Mg, niet geregeld.
Het gevolg hier ven was, dat Jan werd
ontslagen. Dat gaf ms een opschudding.
Maar hij erkende dat ontslag niet, duizenden
en duizenden schadeloosstelling zon hjj krijgen,
men zou procedeeren
Intusschsn zat Jan er weidra weer dik in.
Hg leende en leende op de duizenden, die hjj
tegoed had, en een rijke baas bootwerker, die er
wófc trotseh op was, als hjj 's middags met
sje, er toch vaak in
winkelstand een niet onbelangrijke schade toe zoo'n fijnen meheer in de Kslverstraat mocht
te brengen.
Hoe zij komen en gaan, die eigenaardige
makelaars Sta mij toe, U de geschiedenis
van Jan te verhalen, van Jan die stierf een
veertien dagen geleden in 't gasthuis, op
wiens lijkbaar een krans ligt, waarvan de
leverancier nog de onbetaalbare kwitantie
rijk is.
't Ging den ouden heer Jan niet voor den
wind. Hij was timmerman van z'n metier en
stond een paar dagen per week met honten
trapjes, bankjes enz, op de Ninuwmarkt,
Maar hoewel ook z'n zoon Jan Junior met
schilderijlijsten ventte, bleef schraalhans
keukenmeester.
Daarom nam de jonge Jan een kloek
besluithjj teekende voor koloniaal.
Zee jaar later zien wij hem in Amsterdam
terng. Hij was groot geworden en had lange
knevels gekregen, zoodat men hem wel voor
een gepenslcnneerd officier zon kunnen honden.
De lust tot werken was er bij hem uitge
gaan, bjj meende voor iets hoogers, iets ge
makkelijkere geschapen te zijn. En niet lang
duurde het, of op den Achterburgwal kon
men boven een klein huisje lezen
Jan Co.
Makelaars in vaste goederen, hypotheken
eu assurantiën.
bitteren, vloog er zelfs voor f 800.— in
Hij had trucs om aan geld te komen, waar
door de slimsten zioh lieten vangen. Stel U
voorals makelaar was hem ten verkoop
gegeven een onverkoopbaar stok bouwterrein.
Natuurlijk had hjj dus een gezegelde opdracht
van den eigenaar, waarin vermeld stond, dat
hij 5% van de koopsom, zijnde f 1260.—, zon
ontvangen bij den verkoop. De betaling zou
gegchieden volgens usance, wanneer gebouwd
was tot aan de eerste étage. Want dan kon
den de bouwers ook hypotheek opnemen en
daarvan geheel of gedeelteljjk de koopsom
van den grond voldoen.
Jan vond koopers, die ook een contract
teekenden. Met die beide papieren geloofde
iedereen stellig, dat Jan vandaag of morgen
die f 1250.— zou ODtvangen en leende hem
er wat op.
Geleend heeft hjj er meer op dan f 1260.—,
maar ontvangen heeft hij ze nooit, want de
koopers waren zoo onsolide, dat zjj zelfs geen
steensn op crediet konden krijgen. Nimmer
werd dus gebouwd tot de eerste étage, nim
mer werd hypotheek verleend, nimmer had
betaling der koopsom plaats en nimmer kreeg
Jan provisie.
Maar eindelijk liep 't toch de spuigaten uit.
Jan werd failliet verklaard, toen Insolvent
en toen hjj kort daarna uit zijn huis werd
Jan wag makelaar geworden, makelaar in gezet, stond zjjn boeltje uren langopstraet
Geschiedenis van een vrouwenhart,
door
MARTE DIERS.
29.
Dan vroeg Anne nog met bevende
lippen aan den dokter„Wordt het kind
werkelgk. weder gezond?"
Hg draaide zich kort om. „Nu ja, nu ja
men moet niet dadeljjk te hoog vliegen.
Veel te feliciteereu ie er ook niet bjj deze
genezing. Het wurmpje is en bljjft een
kind van zorgen, aan wie zich het geringste
verzuim wreekt."
Hij was heengegaan. Anne had de lamp
uitgedaan en een der vensters geopend
irissche koude morgenlucht stroomde binnen.
Boven de velden met hun opgehoopte
sneeuwwallen lichtte een grjjze hemel.
„Je moet naar Hans," zeide Gunther
tot haar. Geef hem te drinken en ga dan
ggen. Jo hebt nog een moeiljjke ver-
p'eging voor je."
- vóór me," sprak zij hem na, In die
moorden lag voor haar duizendvoudig leven,
a greep zjj zijne hand en drukte die
aan haar lippen. Hg liet haar begaan en
6 haar op haar en voorhoofd.
Sc Sc
De verpleging was lang en zwaar en
oen het werkelijk met rassche schreden
naar de genezing ging, was do kleine
patiënt ongeduldig en prikkelbaar, moeilijk
bevredigen en had doorloopend ver
pleging en hulp noodig.
<iit *Ur ^e,r. <^ac'lt eon paar maalzou Anne
aues lichameljjk wel kunnen verdragen
zaken met en zonder vergunning, in winkels
van een groot marufacturenmsgazgn af tot
een mangelkelder toe.
In goedkoops blaadjes had hij het genoeg
geannonceerd; ieder, die zijn zaak van de
hand wilde doen, moest zich tot hem begeven
en kon er dan zeker van zjjn, zijn doel te
bereiken. Geen wonder, dat de klanten zich
niet lieten waohten, want och, bijna ieder wil
zjjn zaak wel verkoopsn, mits hij er maar
genoeg voor krijgt.
Na de eerste kennismaking beloofde Jan
eens te znlk-n komen kijken. Hoewel de zaak
bjjv. hoogstens f 600 waard was, werd door
den verkoopsr als minimum prijs bjjv. f 1000.
genoemd. „Zou het dat kunnen opbrengen
„Zeker", was Jan's antwoord en op die
bevestiging kwam de overeenkomst spoedig
tot stand. Dat wil zeggen, de verkooper
moest een stuk teekenen, waarbij hjj zich
verbond bjj eventueelen verkoop van zjjn zaak,
onder welke omstandigheden ook, san Jan nit
te keeren 5% van de koopsomf 10.moest
echter vooruit gestort worden als tegemoet
koming voor advertentie- en administratie
Kan niet de hoogste begeestering vleugel
lam geslagen worden, als het lichaam de
verdere diensten opzegt?
Begeestering Maar was het wel begees
tering bjj Anne
Den last, de zwaarte, de raadselen des
levens te verstaan, en zjjne groot
heid ook in de harde feiten to erkennen,
de lasten te aanvaarden zonder morren,
maar uit liefde dat is geen begeestering,
dat is wedergeboorte.
Neen de natuur laat zich niet af
richten, zich dingen opdringen die zjj niet
gebaard heeft; niet het stiefmoederschap
in dat der moeder omtooveren.
Dat te probearen, is een dwaas, zwaar
en onvruchtbaar werk. Daar meê verscheurt
men het hart, dat naar alle zijden tegelijk
geven wil. Kwelling en dwaling zjjn hier
de leiders, en het werkeljjke doel is teleur
stelling of de dood.
Zoo arm is het leven niet, zoo arm nog
lang niet het menscheljjk hart, dat het
slechts den een, óf den ander geeft.
Wie er is, dien wordt gegeven. Eens had
Gunther in het aangezicht van den nood
moeten vragen„Kan de liefde leegten
geboren doen worden En eens had
Anne werkeljjk als een dwaas ge
rekend voor jou Hans heb ik zooveel
maar voor jelui, Wolf en Ellen, heb ik
slechts maar zooveel. Dat moet ik angstig
uit elkaar houden en alle dagen het jelui
voorhouden, zoodat gjj het ook gelooft.
Ja zoo arm was zjj geweest. Zoo
enghartig in hare armoede.
Wees toch gelukkig, menschenkind, dat
gjj in het leven zooveel hebt om lief te
hebben. Trek je zelf geen grenzen. Kan
niet de boom, die in onzen tuin staat, zjjn
vruchten in des buurmans tuin laten vallen
als-van-zelt sprekend, in vrooljjke over
daad
De winter giDg voorbjj. Langzamerhand
kwam Ellen weer op krachten en mocht
niemand wilde hem als huuider en moest het
eindeljjk door de politie naar den stadstimmer
man worden vervoerd.
Een oogenblik was Jan nn van de vlakte,
maar de nieuwe drankwet gaf hem gelegen
heid weer in den handel terug te keeren. Er
was nu wat te verdienen aan de weduwen, die
van de juiste bepalingen dier wet geen tittel
of jota begrepen en ook vooral door het op-
koopen van vergunningen. Maar 't was toch
het ware niet meer, Jan kon niet meer zoo
doen als hij wilde, tegen ontbering was zijn
lichaam niet bestend en het einde, U weet het.
De onbetaalde krans is van zijo broeder, die
als bediende in zjjn zaak wijze lessen heeft
opgedaan.
Jan is niet meer. Maar er zjjn nog zooveel
„Jannen" in 'tgroote Amsterdam die met mooie
praatjes en klinkende namen de centen uit
de zakken der provincialen weten te kloppen.
Ik meende daarom, dat 't niet ondienstig zon
zjjn het type wat nader te omschrjjven want
het spreekwoord zegt toch Een gewaarschuwd
mensch is twee man sterk-
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
CXVI-
Ik weet een nieuwtje, een nieuwtje dat
nog niemand weet, dat nog in geen Indische
courant gestaan heeft en dat zelfs in Buiten
zorg geheel onbekend is. De lezers en leze
ressen der Penkreeser. zullen dus de
piimeur hebben en de Indische Pers zal het
misschien nit Nederlandsche bladen moeten
overnemen.
Zijne Hoogheid de Soeaoehoenan wil nog
eene Ratos huw6n, ie de stille hoop, dat
AllahHem dan eecs'n echten Goesti schenkt,die
dan eenmaal als Pakoe Boewono XI den troon
of liever den dampar zijner vaderen bestjjgen
zal, waardoor, bjj eventuosl overigden van den
Vorst, alle mogelijke kwesties zonden worden
voorkomen. Ik echreef u vroeger reeds een
en ander nit Solo over de drie pretendenten-
kroonprins en hun aanhang. Het besluit van
den Soesoehoenan is dus wijs en zal ook der
Regeering zeer welgevallig wezen. Wie nu
echter de gelukkige uitverkorene zijn zal, Is
voor het moment nog een onoplosbaar geheim,
misschien weet de Keizer dat zelf nog niet
De jonge Prinsen waren recht hartelijk en
deelden mij mede, dat de Keizer ons om 9
uur 's avonds bij dan dans der Bedojo's ver
wachtte.
Nu, op het vastgestelde uur marcheer ik
dan ook in grcot tenne op, met de Prinsen
Koesoemo Joeddho en Hadiwidjojo.
Zijne Hoogheid ie meer dan vriendeijjk, in
formeert dadelijk naar Jogjakarta en is
blijkbaar ten zeerste gestreeld, als hjj hoort,
dat ik het aan het Solosche Hof zooveel
aangenamer vind, dan aan het meer stijve
Jogjasche.
Als ik den Soesoehoenan eindeljjk mededeel,
dat ik als „persman" per sé eens een oogen
blikje rond moet wandelen, om de omgeving
enz. op te nemen, gaat Zijne Hoogheid hier
dadelijk mede accoord en wordt de Kolonel
der Kratontroepen ontboden, om me do noo-
dige inlichtingen te geven,
Mijn oude vriend Raden Mas Ario Koe-
soemoe Winoto kwjjt zich uitstekend van die
opdracht.
Hij vertelt mjj, dat op het ruime erf vóór
's Vorsten verblijf alleen vrouwen mogen
nonlonnen (kijken), terwjjl bniten het hek de
mannen zich verdringen. Het Westersche
honnenr aux dames ook dns in het Oosten
toegepast, hoewel het wel een beetje tegen
de Oostersche begrippen indrnischt.
De Pradjoerits honden goede wacht en de
enkele sohalk, die, over het hek geklommen,
zich tusschen de dochteren Eva's waagt,
wordt met de noodige oorvijgen weer neijes
verdreven.
In oen ruime bangsal, vlak over de Pen-
dopo, zitten de gamelanspelers, alsmede de
zangers en zangeressen, die straks den dans
der Bedojo's zullen begeleiden.
Rechts daarvan zitten de onderregenten en
de subalterne officieren der cavalerie, allen
in de n reeds bekende silahhonding te wachten
op de dingen, die komen zullen.
In de helverüohte Pendopo zien we, hoe
de Keiïsr zich mat Zijne broeders Prins
Praboenlngrat en Prins Noto Kcesomo aan
het edele belegeringspel wijdt, terwijl linke
van Hem de overige Prinsen, de Hoofdoffi
cieren van het Kratonleger, de Regenten en
de vier zoons van Prins Mangkoe Negoro,
die hier gast zijn, op den grond hebben plaats
genomen.
De Keizerin blgft in hare vertrekken, doch
enkele hofdames zjjn op het alignement, om
den Keizer te bedienen.
Heeft de eecigszins klassiek aangelegde
Sultan van Jogjakarta steeds edel knapen om
zioh heen, de meer modern denkende Soesoe
hoenan prefereert „damesbediening"
De volle maan schiet hare matgouden stra
len naar omlaag Zjj belicht de schilderach
tige omgeving met dat goddelijke sohjjnsel
der tropennachten, dat wij in Europa slechts
uiterst zelden genieten bjj helder vriezend
weer.
Nog altijd is Iudië mij dan het liefst, als
die prachtige maan door de boomen schijnt
en de gamelan haar droomerig-schoone melo
dieën hooren laat. O! dè,n ruil ik Java niet
voor Amsterdam, Parjjs of Londen, dan zon
ik hier willen blijven tot mijn laatsten snik,
om eenmaal te mogen rusten onder het loo-
ver der palmen.
Ik ga thans weer een genot smaken, zóó
hemeleoh goddelijk, zóó intens hoog verheven
boven óns banaal Westersch gedoe, dat ik de
talenten van 'n Henri Borel, 'n Otto Knaap,
'n Couperus sou behoeven, om er u slechts
een zeer vaag begrip van te kunnen geven.
Dezen Penkras heb ik wel tienmaal omge
werkt, en telkens weer verscheurde ik mis
troostig het geschrevene, omdat 't zoo ont
zettend ver bleef van 't geen ik te Penging
genoot.
De Indische nachten zijn onzegbaar wee
moedig schoon, harmoniëeren zoo geheel
volkomen san het droef geluid van de ga
melan.
„Luisterluister met aandacht.houd
de tonen met uw gehoor vast en neem se op
in n, doe ze samenvloeien met uw stemming,
teweeggebracht door den wonderstatigen
nacht.
„'n Droeve melodie! stillezacht geprevel,
'n kisgelijke wjjs, toch helder en sonoor, ge
lijk, het maanlicht schijnend in 'n land van
nevei, of als 'n klare stem, zich uitend wan
den door. Hoe droomerige klank, zoo won
dervol van beving, komt sohnchter en vol
schroom den luisteraar tegemoet.
„'t Is teere droefenis, melancholie's her
leving, aanrnischend, in een kalmen reinen
tonenvloed
„Daar breekt 'n zwaar slaginstrument de
weeke stemming de maat wordt dra versneld
en de rhytmiek verkort'n Woeste tonen -
horde klankt op zonder stremming, ais bad
zij zich, tot strijd, de lendenen omgord. Zjj
deint nu hevig op, ze dondert door do luchten
en vaart en woedt en stormt, verzadigd van
de smart.
„Slechts hier en daar, wat weif'lend nage-
galm van zuchten, al spoedig door den wil
den luiden drom overstemd.
„Eén teere, broozetcon maar bljjft gestadig
klinken, trots overmacht en praal van al het
krachtgeluid
Hoor, hjj wint veld Hoor, hoe de
luchtbestormars zinken'n Wijle nog en het
geweld is plots gestuit.
„Thans ranken om dien teeren toon zioh
klankfiguren, heel fijn en ijl gehelmnisvol,
subtiel.
„En vrederijk blgft deze stemming lange
durende stemming van gelatenheid dor
moede ziel
Zóó schreef de begaafde Sastro Prawiro
(Otto Knaap) in het Muziektijdschrift Csecilia
van 16 November 1902 en al is zijn rhytmisch
proza ook ver verheven boven mijn een
voudig Pee gekras, tóch geeft onze talentvolle
kunstcriticus van de Telegraaf, onze hier op
Java geboren auteur, wien 't Oostersch bloed
door de aderen vloeit, m. i. slechts zeer flauw
weer, wat ik nu weer op Penging te genie
ten krjjg.
Misschien is onze taal te kond, misschien
zou men Italiaansch of Spaansch moeten
schrjjven, of wellicht ook heeft Otto Knaap
het slechts gehad over een gamelan van
Batavia, die zich van verhoudt tot eene van
't Solosche Hof als een troepje Dnitsche
straatmuzikanten tot het bekende strijk
orkest der Grenadiers.
Hemelsche klanken begeleiden er een stem-
menkoor, waarin nu eens het zachtviouwelijke,
dan weer de diepe bastoon van mannen, of
de heldere knapenzang domineert.
De bedojo's, negen zwevende zielen, komen
langzaam aangetrild. In extase zien we toe.
Die zachte gratie grenst aan het onstoffelijke
Ons hoogere ik ontwaakt nn, 't herinnert
zich z'n astraalleven in de hoogere gebieden,
ontworstelt zich aan het plompe, grofstoffeljjke
lichaam van deze aarde en weent van heim
wee. Dóór is dus de hemelsche sfeer als ge
openbaard aan 't oog van den nietigen aard
bewoner. Mijn God, mijn God, wat Ie dót
schoon Dat kan niemand beschrijven
De Muziek zwjjgt. De Javaansche hofdan
seressen zijn er weer zacht weggegleden en
ik hoor plots achter mij de stem van mjjn
vriend Pinilih„Hé. boy, hoe vindt je dat
nu Dat is tóch nog wat anders dan jullie
cakewalk 1"
Ja, zeker, brave kerelWij Europeanen
zijn je tot nog toe de baas in allerlei exacte
kennis, maar, ik erken 't volmondig, wij zjjn
niet zoo ver in deze kunst. Déérin zjjn de
Indiërs ons verre vooruit eD vooral de Javanen
met hun Hindoezielen moeten wjj op dit ge
bied als superieur beschouwen
We gaan weer naar boven en maken ons
welgemeend compliment aan Zijne Hoogheid
over den meer dan bevaiiigen netunrdsns
Zijner bedojo's.
„Ook in de krent schrjjven, hoorzoo
zegt mij de Vorst niet begrijpende, dat slechts
ean groot Meester in de woordenkunst zou
kunnen weergeven, wat mijn zie! zoo
jnist genoot.
Na de bedojo's krjjgen we witèng, een
dsnsspel voor mannen.
Dit is niet zoo mooi, alhoewel toch nog
heel wat verheffender dan onze kruispolka I
De jongere broeder van Zjjne Hoogheid
Bendoro Raden Mas Norojono, veertien jaar
oud, is als 'n oud-Javaansch Prins gekleed
voorzichtig onderwijs ontvangen. Doch des
dokters duidelgke waarschuwing bleef
bestaan„De geringste verwaarloozing
wreekt zich op haar." Dat hield Anne
steeds voor oogen. En wat zjj zich eens j
had gedacht, eer zjj moeder werdhoe
schoon zou het zjjn, al die lieve eigen
schappen van Lu in dit kind aan te moe-
digen en de slechte nit te roeien dat
werd nu een groot en gelukschenkend
levensdoel voor haar.
Wolf had er tenslotte ook niets meer
tegen, dat zjj hem 's avonds weer goeden
nacht kuste. Na Ellen's beterschap was j
dat alles vanzelf weer zoo gekomen.
Ook tegen Hans had hjj niets meer. j
Slechts zjjn huilen vond Wolt onaangenaam. j
„Jonge honden zjjn werkeljjk verstandiger,
moeder. Werkeljjk."
Anne streek hem het haar van het ver-1
hitte gelaat. Hoe dringend keek hjj haar
dan met zjjn verstandige oogen aan zjj
moest hem nu toch gelooven.
Zij verklaarde dan ook, dat zjj daar in
het geheel niet aan twjjfelde. maar de
ontwikkeling van den hond stond aanstonds
stil, terwjjl het kind enz.
„Ah zool" zoide Wolf, en vanaf dat
oogenblik was bjj over Hans gerust.
Zjjn jong hart was spoedig gems:gesteld.
Zoo'n jongen maakt het zieleljjden der groo-
t.en nog niet meê, en zjjn eigen leed is te
spoedig vergeten. Hoe hartstochteljjk bjj
ook eecs in den stal had geweend, nu wist
hjj dat al niet meer. En wanneer hjj door
het een of ander daaraan werd herinnerd,
dan vond hjj dat hjj dwaas was geweest,
Moeder had hen allen even lief.
Zjj had hen allen even lief! zoo kwam
het tenminste tot uitdrukking, ook van
haarzelf. Zjj had weder links en rechts
haar liefdesmart j
Maar de lieide, die deze smart, dezen
nood beheerschte, wss nog sterker, groo-
ter, levenskrachtiger, dan ooit was geweest.
Want hare wortelen lagen in den geza
genden bodem van haar volwassen vrouw-
zjjn.
Op een Zondag in Maart zeide Gunther
„Kom Anne, wjj gaan vandaag samen naar
oom Erick te kerk." Zjj keek hem ver
baasd aan van hem gingen zulke vragen
gewoonljjk niet uit. Doch hjj liet zich haar
verwondering kalm aanleunen en drong met
merkwaardig ongeduld op voortmaken aan.
Over de weide klonken de vrooljjke zangen
der vogels. De eekhoorns sprongen van tak
op tak. Zjj kwamen voorbjj den steenhoop,
Cae6ar's graf.
„Anne," zeide Gunther plotseling, „weet
ge, waarover oom Erick vandaag preekt
„Neen
„Over de spjjziging der vjjfduizend in
de woestjjn."
Anne bleef onwillekeurig staan. Een
stroom van herinneringen ging haar door
het hoofd. De oude hotprediker in de
residentie de moderne roman en
heel de lange reeks van haar leven
En tegen alle ontkenning en alle geroep
van ellende, de groote en sterke mensch-
heidsvraag „Vanwaar nemen wjj het brood
voor zoovelen
Toen zag zjj Gunther's schitterende
oogen. „Wist gjj dan vroeg zjj. Maar
zeker, zji had het hem indertjjd zelf
gezegd. En daaraan dacht hjj heden nog.
Midden op de weide bleef hjj staan en
kuste haar.
„Weet ge nu het antwoord vroeg hjj,
gelukkig lachend.
In de kleine dorpskerk was het vol,
zooals alle Zondagen. Tegenover den
preekstoel zat tante Emma ei^ knikte hen
bjiden met een ernstig gelaat toe. Door
de beschilderde vensters viel de vrooljjke
Maartzon in roode, blauwe en groene
streepen binnen.
Oom Erick was in de laatste jaren veel
grjjzer geworden, ook zjjn rug was ge
bogen en spaarzaam bedekte het haar zjjn
schedel.
Als een vader in den kring zjjner kin
deren, zoo stond hjj voor zjjn boeren.
Toen de oude geschiedenis, de triomf-
geschiedenis der opofferende liefde, door
de ruimte klonk, greep Gunther onwille
keurig de hand van zjjn vrouw en hield
die vast. Het was niet iets, dat in de kerk
mode was en ofschoon oom Erick het zag,
nam hjj dit niet kwaljjk. Hjj meende, dat
de zoogenaamde mode en gewoonten er
alleen voor de menschen waren, die zelf
geen goeden smaak hebben. Die goede
smaak echter dien vertrouwde hjj diea
twee daar wel toe.
Ja, het ging eigenljjk nog verder mot
den oudetoen hjj over de geschiecenis
sprak, moest hjj meer dan eenmaal aan zjjn
nichtje denken. En het kwam hem voor,
als zag hjj Anne onder de jongeren, die
het brood uitdeelden. Toen klonk zjjn st-m
vol triomf
„Vanwaar nemen wjj het brood hier voor zoo-
velen Ziet toch, een armzalig zaadkorreltje
draagt honderdvoudige vrucht, een arm
menschenwoord kan duizendvoudigen zegen
brengen. Een arm, behoeftig mecschechart
kan overvloeien van rjjkdom, die nooit
raakt uitgeputSta en vraag, vanwaar dat
komt 1 Ja, ik kan het je niet voorrekenen.
Dat is Gods hand onder Zjjn kinderen I
„En het grootste aller wonderen ook
heden nog op aarde, dageljjks ook
hier onder onsdat is de liefde I
- EINDE