i'
Zondag Sept. '05.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
I) 0 DI.
Ündischf fenferassen.
XX.
Op 't oogenblik, do ik al mijD paperassen
voor den d?g hafl, de bng ontdeksel, waarin
ik al mijn vodjes papier steek als in 'n spaar
pot, die op de meest ongelegen tijden weer
geleegd moet worden op dit oogenblik. nu
ik mijn vuile manchetten weer opschommel,
om te zien of er 'n hiëroglief, 'n spijker,
•n letter of zooiets op staat, waarvan m^n
arm, beproefd hoofd grijs voor den tijd
de bateeken is moet zien op te duikelenop
dit oogenblik, zeg ik, nu ik zie wat al nieuws
onvermeld bleef, wat al nieuws reeds oud
geworden is, nu sta ik voor al die aau-
teekeningen, strepen, uitknipsels als 'n huis
moeder voor een kast vol overschotjes. De
restjes hebben bij mij alleen andere namen
dan in de koelkast of pottenkast of aanrecht
de restjes hebben 't Is' geen roole kool ot
koud vleesch geen halve kip of n aange
sneden meloen, 't Zijn geen gepiepte kastanj e,
of 't is geen aangebroken flesch port. Maar
't is toch 'n allegaartje, waar 'n knap mensch
moeilijk visite op kan wachten aangenomen
dan, dat mijn restjes ook voor eetbaar door
gaan. 't Past zoo min bij elkaar als wortelen
met 'n petroleum-sausje, of garnalen met
'n vla van bessen, 't Is 'n toer, om er een
goed gerecht van te maken en op te dienen,
en daarom zal 't rijn 'n „Vrijdagsche pot,
een allegaartje, en 't is vandaag wat sommige
Amsterdammers met 'n vies woord noemen
"WT de lijst van mijn overgeschoten
„spijzen" eens oplezen, om er dan luk of raak
maar 'n greep uit te doen. Toen ik pos deze
brieven ging schrijven, toen dacht ikhoe
kom ik aan nieuws Toen ik aan den vijfden
■«as, zag ik al, dat mijD brieven te laug wer
den. Bri den tienden moest ik al smokkelen,
en nu. bij den twintigsten, verzoek ik beleefd
dcch dringend, om mg ten spoedigste te
zenden een kar, 'n schuit en nóg 'n kar, om
al het nieuws maar eens te komen halen,
want 't is vertrapt, als ik er meer raad mee
weet. En als ge komen mocht op 'n uur, dat
ik niet thuis ben, begin dan maar met in te
pakken al wat go ziet. Brokken van kranten,
uitknipsels, vuile manchetten, papieren met
groene en rooie en blauwe streepen, enz. Kijk
goed in alle cartonnen doozen en trek gerust
I alle kasten en laden open behalve die
eene, je weet wel, waar ik mijn ouë schoenen
in berg. En och, als ge dan toch zoo alles
weghaalt, doe me dan 'n genosgen, en neem
ook mijn inktpot mee en mijn doosje mot
pennenwant waarachtig, zoolang die op
mijn kamer staan, is er voor mij toch geen
genade, 't Witte schrijfpapier staat in 'n doos
naast 't buffet. Neem maar mee I En als je
den sleutel van de boekenkast kan vicden,
haal maar uit 'hoor, en sjouw maar mee.
Want eerlijk gezegd, zijn die boekea da oor
zaak van alles. Die'zgn de ramp van mijn
leven, net zoo goed als schrijfpapier en pen
nen. Salomo zei: „Het schrijven van veel
boeken heeft geen einde," en daarom hadden
de menschen er nooit aan moeten beginnen1)
Ik doe nu mijn best, om het lezen en sohrij-
ven af te leeren; om eindelijk eens van
't werken af te komea. De zetters van den
heer Trapman overwegen, dat ik in 't laatste
al tamelijk op weg ben, maar 't eerste af te
leeren is vreeselijk moeilijk. Maar als ge die
boeken meeneemt, doe me dan tooh 't ge
noegen en laat er 'n paar staann 1. den
Bijbel,Shakespeare, „Bronnen en Grondslagen"
van prof. Hoekstra, de Sprookjes van Moeder
de Gans en nog 'zoo'n paar, waar 'n ander
niets aan heeft, maar waar ik niet bulten
kan. Als ik eens lekker alleen ben, dan ga
ik me daaraan vergasten, en ik gmul er van
als van boterletters, en het voedt me als
boerekool met spek Maar de rest kunt ge
meenemen, de kast incluis, ofschoon het
'n heele tobbeiij zal wezen, om die uit elkaar
te krijgen, want zij zit heelemaal in elkaar
met houtschroeven en zwaluwstaarten.
Maar 't is waar, ik moet aan mijn restjes
en overschotjes beginnen, anders komt er
heelemaal niets van terecht en 't fornuis
staat te branden voor niemendal.
Vooruit dus
„K unst aan het Volk" Tentoon
stelling van de werken van Vincent van
Gogh. 't Oordcel van Qaérido daarover. Nog
niet geweest.
Statistiek van Chicago, verge
leken met die van Amsterdam Nog niet
„adellijk" genoeg. Wachten tot de statistisohe
Roman
van
PAUL OSKAR EÖCKER.
o
10.
Vlug naderde de boot het land, de
lichten van de badplaats doken'meer en
meer op en al spoedig kon men enkele
g -bouwen herkennen. Eindelijk vertoonde
V(|uaf het strand de schaduw van een
eenzaam-staande villa. Deze had grootmama
gebuurd. Er waren daar nog maar weinig
vensters verlicht, de gansche familie scheen
uog aan tafel te zgn.
mo d' WR8 <^ers f°ch we' wat angstig te
°ecle( toen hg van zgn nieuwen kennis
scheid genomen had ej met Dodi aan
6 hand naar huis liep.
e kleine slingerde eerst, toen zg aan
Do' ®tapte. Een eind weegs nam Olfers
11 op den arm. maar deze wilde liever
gegevens van Amsterdam uitkomen. In de
koelkast.
Nationale Opera Kees van der
Linden rscldivus.
Kwartjesvinders. Geval Warmoes-
straat hoek Vijgendam.
Westeljjk viaduct. Gaen ver
stand van.
Het oude Beurs-terrein. Prachtige
plaats voor algemeens tram-halte.
Een loopbrug over het Rokin.
De Pont vervalt.
Gedenkteeken voor Isaao da
Costa in de Nieuwe Kerk. Zal geplaatst
worden.
Uitbaggering van de Reguliersgracht
hetzelfde van de Prinsengracht.
Het feestmaal bij Couturier, ter eere
van het britsche eskader. Het Menu.
Volksconcerten in het Rembrandt-
plantsoen, Dirigent Wolters. Stafmuziek dor
Schutter^. Het laatste concert zon den 28sten
Aug. gegeven worden, maar werd uitgesteld
tot den 268ten „vanwege de plasregens."
De Nieuwe Nachtwachtzaal. Met
October onder de kap.
Ziedaar mijn nieuwsrestjes, alias over
schotjes. Is ar nu eenig mensch, die daar
'n soep van weet te koken of 'n hutspot van
weet te bereiden Ik geloof 't niet.
't Een past bij het ander als 'n eerlijk
mensch bij 'n troep advocaten. Wie contact
wil breDgen b.v. tassohen de Naohtwachtzasl
en de loopbrug over hot Rokin, dien zal het
vergaan als dien Notaris, die 'n geweten ont
moette: ze kenden elkaar niet. Dat was te
Wiadiwostok, en die Notaris was 'd Rus.
Natuurlijk I Want oeh-och, die Russische
Notarissen zijn zoo gewetenloos Dat 's bar,
't Moet althans 'n kolossaal verschil wezen
met Notarissen op Bndere gedeelten van den
aardbol. Hèkè, 'k ben big, dat 't er uit is
ik was eerst nog bang, dat ik me verslik
ken zon.
Maar, omdat er nu geen soep van te koken
of geen hutspot van klaar te maken is, eu
er voor 'n fatsoenlijk gerecht eigenlijk niet
genoeg of te veel is, ben ik wel verplicht
mij tot 'n enkelen schotel te bepalen en valt
mijn aandacht met sympathie op het feest
maal bij Couterier.
't Kón geen minder adres wezen en
't mócht ook niet. Daar laat de Koningin-
Moeder Haar diner vandaan komen als P a r -
s i 7 a 1 in den Grooten Schouwburg gaat
daar heeft Li-Hnng-Chang gegeten, met zijn
gele knechtje achter zich, die hem zgn mond
afveegde en er dan 'n gouden tabakspijpje in
stakdaar heeft Verlaine de Hollandsche
kaas geprezen, en zijn indrukken opgedaan
voor zijn „Q aatre jours en Hol-
lando," een boekje van drie en 'n halve
bladzijde, dat met vier francs betaald werd
daar komen gezanten en ambassadeurs, minis
ters en prinsen van den bloede, en dergelijk
slag van menschen, hun uitgehongerde magen
wat op streek brengen. Daar kan, onaange
diend en onvoorbereid, de Prins der Neder
landen worden verwacht, voor 't geval dat
zijn Vrouw eens geen zin mocht hebben mid
dageten te koken. En daar heeft men dan
ook de officieren van het Britsche eskader
ontvangen, als gasten van den directeur
commandant der marine te Amsterdam, den
Schout-bij-Nacht J. H. J. L. Baron Sweerts
de Landas Wijborgh. Daar heeft de kapitein
ter-zee Van den Bosch aan het dessert een
toost uitgebracht cp de Britsche vloot en
omdat 't van 't jaar juist 100 jaar geleden
is, dat N e 1 s o n sneuvelde een rede
gehouden ter verheerlijking van dezen groo
ten admiraal. Het heele menu was dan ook
aan de herinnering van Nelson gewijd, Men
vond er „Raisonnable"-schildpadsoep, omdat
Nelson als tienjarig adelborst op het sohip
van dien dag zijn eerste zeereis maakte
Suprème de canatons „Agameunon," naar het
eerste schip waarover hij bavel voerdeFon-
duits a la „Victory," het sohip waarop hij
sneuveldeen dat alles werd in de reeds
genoemde toost door Kapitein Van den Bosch
rijk geïllustreerd in herinnering gebracht.
De Engalache Admiraal Wilson, die de eere
plaats aaD tafel had, heeft daar uit Holland-
schen mond een lesje gehad in de geschie
denis van Engeland, ea de mede-aanzittende
Engelsche officieren evenzeer. Ik deck, dat ze
Bis ze in Engeland, Da hun lange reis, zijn
teruggekeerd,nog dikwijls zullen spreken over
dien „well learced captain," die „so delightfull
spoke about their glorious Nelson."
Er zullen brieven over geschreven worden
en over tien jaar nog over gesproken, dat ze
nooit aan 'n tafel hebben s.angezeten, waar
zoo de waarde van het Britsohe volk en zgn
groote mannen gevoeld werd, als op dien
avond bij Coaturier.
De stemming was feestelijk en h.-t R u 1 e
Brittannia beeft daar het zijne toe bij
gedragen. Als 't „Wlen Neerland» bloed" ge
speeld was, of 't „Wilhelmus," zouden ze er
geen lor van begrepen hebben. Want dat
kennen ze niet, zelfs niet bg naam. Voor
algemeens ontwikkeling moet ge dan ook
niet in Engeland komen, 't Zijn beste
menschen, vriendelijk, hulpvaardig, gastvrij,
maar geborneerd. Wat ze weten, geldt Enge
land omdat Engeland eigenlijk het eenige
land op de wereld is, dat wat beteekent.
Koningin Victoria was de rijkste, de wijste,
de beste Koningin, die ooit leefdeen nu is
Koning Edward de beste en verstandigste
Koning, dien God in Zjjn genada en tot wel
zijn van 't menschdom schiep. De recht ge-
aarde EngelschmaD, die zijn standbo ld pas
seert, neemt dan ook den hoed af. In Engeland
verschijnt een weekblad, M. A. P. (Much
abont People) geheeten, dat 82 flinke blad
zijden dik is en voor negen tienden gewijd
aan den Koning en Zgn gezin. Waar ze alles
vandaan halen mag God weten, maar met
vermaak heb ik het week aan we8k gelezen.
Wat de goeie man zei van zgn schoenen
hoe hjj zijn hand uitstak, om te voelen of
't regende; hoe hij eerst 8sn grijzen fhphoed
en daarna 'n hoogen zijden opzette. Dat hij de
Koningin groette met 'u zoen op haar voor
hoofd, en tegen zijn eene kleinkind zei„Good
bya, mij dear" en tegen het andere „good
day, darling." Dat men nu herhaaldelijk had
opgemerkt, hoe de Koning steeds het eerst
met den reohtervoet zgn wandeling aanviDg
en tweemaal achter elkaar in de hofkapel
had laten zingen„Oaward Christian
soldiere."
Dat de Koningin onder hst hofpersoneel
dan bijnaam had van „Qaeen of beauiy", en
verleden week bjj de Hertogin van Fife hot
kind in slaap had gezongen. Eu al die ge
wichtigheden worden 's avonds en 's morgens
besproken in geheel Engeland, alsof anders
de aarde niet draaien zon. Ik zat in Birming
ham bij een familie aan tafel, waar dan ook
al de deugden en voortreffelijkheden van 't
Koninklijk echtpaar besproken werden, naar
aanleiding van „M. A. P." Toen dan een
van de dames maar geen einde kon vinden
aan haar loftuitingen over de Koningin, vroeg
ik haar, of zij de Koningin wel eens gezien
had, waarop zij mij kalm antwoordde: „No,
but her umbrella". Weiken indruk nu zoo'n
antwoord in Holland maken zon na zoo'n
enthousiaste rede, waag ik niet neer te
schrijven. Maar ik hield mij goed, evenals
een andere Hollander, die mede aanzat. Maar
later „on the loan" hebben we 't uitgegild,
en we spraken af, 't woord „umbrella'' niet
meer te gebruiken, om niet 't gevaar te loopen
in leohan uit te barsten. Ze weten verhaaltjes
van Koningin Wilhelmlna, die ons met ont
steltenis vervulden. Hoe onze Koningin bij
zekere gelegenheid aan Koningin Victoria
schreef, wat deze in dit of dat geval doen
zon, en bij een verschil met een onzer Minis
ters kwam hst parool van hoe te handelen
nit Windsor.
De vroegere Shah van Perzië zat eens te
peinzen, en toen een zijner hooge staats
ambtenaren vroeg, wat Z. M kon hinderen,
antwoordde deze: Waarom heeft de God van
hemel en aarda nlot allen heerschers dezelfde
mate van wijsheid en doorzicht gegeven
Waarom ben ik niet zoo wijs als Koningin
Victoria en waarom is mijn volk niet zoo ge
lukkig als de onderdanen dier hooge Majes
teit Toen de man dan ook ter gelegener
tjjd Engeland bezocht, was hg van alles
„delighted", most delighted, delighted van de
Thaines, delighted van de Bank, delighted
van de Zoo [dierentuin], delighted van alles
wat ze 'm hebben laten zien. Nog al natuur-
lijk, zou ik zoo zeggen. Dat brengt 't fatsoen
mee, al geloof ik er niets van. Maar die
halzen slikken alles, alles, alles wat „M. A.
P." ze voorliegt. Hier heeft diezelfde Shah
van Perzië, die dan in Londen zoo „delighted"
was, zijn nens uitgesnoten In de gordijnen
van 't Amstel-hó:el, en wat ze nog verder
met 'm overbracht hebben zal ik maar zwijgen.
Er zgn vijf werelddelen, en één daarvan
heet Engeland met nog 'n stuk, dat continent
heet. Daar, in Engeland, is de echte post, da
echte spoorwegdienst, de echte handel, de
echte eerlijkheidai 't andere ie namaak.
Eerbied voor Nelson, ongetwijfeldmaar
toen wij ia Birmingham voor zijn mooie stand
beeld stonden en spraken over groote mannen,
en ik in mijn eenvoud Napoleon noemde, toen
hinderde 't mij verschrikkelijk, dat miju
Engalsch gezelschap geen waardsering voor
hem had niet alleen, maar een hnnner zelfs
zgn rede eindigde met „until he fonnd hls
master, and that mastei' was Nelson." 2)
Maar in weerwil van dit alles, dat 'n mensch
onaangenaam kan stemmee, iu weerwil van
„the scornful insnlar wsy" sj door Tina van
der Feen vertaald als de „eilandertrots" der
Eageischeo, die hen op alles, wat niet-
Engelsoh is, neer doet zien, is 'teen wonder
lijk sympathiek volk. Mijn liefste herinne
ringen zijn déér. In bijzondere mate gastvrij,
bescheiden tegenover andermans inzichten,
vol eerbied voor iemand, die in geleerdheid
of geestesgaven boven hen uitmunt, opoffe
rend, voorkomend, nauwgezet. Een volk, waar
wij veel van leeren kunnen. Ik teu minste
heb er veel geleerd, en het land met zijn
heerlijke lucht en zgn hulpvaardige bevolking
lief gekregen. Daar ban ik genezen van te
praten over die flinke Hollandsche jongens,
wier flinkheid gewoonlijk bestaat in onbe
schoftheid en rnwe woorden Daar staat het
hoogst aangeschreven 'n gentleman, dat
is iemand met goede manieren en eerlijke be
doelingen. Daar is, althans in de kringen
waar ik verkeerde, kwade trouw en wan
trouwen uitgesloten. Daar gelooft, men n op
uw woord en kunt gij anderen op hmt woord
gelooven. Menig bewjjs zou ik daarvoor
kannen aanhalen.
Die noodlottige Afrikaansche oorlog heeft
het volk en zgn regeering in de waardeering
der volken goen goed gedaan Die arme
Boeren, wat hebben ze geleden 1 En dan die
arme onda Kruger, w&t heeft hij moeten
dwalen I
MaarJa, er is een „maar". Voor je volk
te laten bsdelenen kwartjes en dubbeltjes
eu centen, schoenen en flanellen en tabakte
profiteeren van de goedgeefschhald van een
hoop mal-gelogeu Hollanders, en zelf met
esulga mlllioeneu in je zak te loopen,is
dit dan nobel
„Alles zal rech kom," is een ge-
vlengeld woord geworden. Nn ja, voor iemand,
die zeven ogfers noodig heeft, om zgn ver
mogen neer te schrijven, komt een zaak al
gauw „rech". Heeft niemand van de familie
iets kannen doen voor Plet Cronjé, die, na
zija heele bezit te hebben opgeofferd voor de
zaak van zijn land, verplioht is In Amerika
kunsten te vertoonen, om in zjjn onderhoud
te voorzien Voor hem is alles „niet rech
sokom". Hij ljjdt armoê els hij niet op zijn
kop staat.
Ik ken heele Plet Cronjé Diet, en Kruger
nog minder, al heb ik den laatsten wel eens
in 'n rijtuig zien zitten, toen hier de Kruger-
koorts tot 40 komma zooveel gestegen was,
maar waar voor 'n doceurtje van twee, drie
pond aan den kleinzoon, de gelegenheid ge
kocht kon worden om den President-groot
vader 'n aartje eer te spreken te krijgen,
daar is iets niet in den haak.
En toch. wat is er hier in die dagen op
die Eugelschen gescholden 1
„Dan deugde het gouvernement niet,"
hoorde ik opmerken.
Weet ge dan één gouvernement, dat deugt
vroeg ik.
„Ja."
Welnu, dan feliciteer ik u Niet zoozeer met
uw gouvernement, dan wel met nw kunst,
om door dwaling gelukkig te zijn, als de
waarheid u niet gelukkig maken kan.
H. d. H.
Het stuk „The school for soandal"
(Lastertongen), waarover in Brief XIX ge-
soureven werd, is veel oader dan ik vermoedde.
De schrijver Richard Brinsley S h ridan
werd in 176L te Dublin geboren. Het stuk
kan dns tussohen ||de 120 en 180 jaren ond
zijn. De schrijver was, behalve blijspeldichter,
ook staatsman, en later secretaris van de
kunselarjj der schatkist. Hij stierf in 1816
x). Bericht aan den zetterDe Genitivns
van Salomo (zie briefXIX) is SalomonlB,
en niet 8 a 1 o m o n i s'. Het genitiefteeken
achter de s maakt het woord tot 'n pleonasmós.
2). Voor hen, die ooit in Birmingham
komen, deel ik mee, dat 't standbeeld van
den éénarmigen admiraal staat aan den
zuidelijken ingang van de Market. Het is 'n
prachtig mooi beeld.
Aurora Leigh by Elisabeth Barrott
Browning. Sixfch book.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
CXXI.
De armoede onder de micontwikkelde
Indo's is groot en toch ziet men er slechts
zeer weinigen bepaald haveloos langs den
weg gaan.
'n Europeaan hier in Indië is en bljjft
nu eenmaal steeds „toean" en zgn echt
genoot» wordt met „mevrouw" aangesproken.
Al wonen die paupers dan ook in ellendige
hutten, ja, al gaan ze dikwjjls hongerig
naar bed, voor de buitenwereld moet dat
verborgen blgven, ze zgn immers „Euro
peanen" 1
De stomste, onbeduidendste Indo acht
zich ver, ver verheven boven Inlanders en
Chineezen, en al haat hg ook den volbloed-
Nederlander als een natuurlijken vijand,
als een vreemden indringer in „zgn" land,
tóch wil hg niet op één ljjn gesteld worden
met den niet-Europeaan 1
Trotsch, wantrouwend, lui, indolent,
onbetrouwbaar, leugenachtig, pronkziek en
stompzinnig, ziedaar de voornaamste
karaktereigenschappen van het gros der
hier wonende sinjo's en nonna's.
Voor Alle zekerheid wjjs ik er nóg eens
op, dat ik niét spreek over die Indo's,
welke hier ot in Holland een goede op
voeding genoten, ook al bréchten zg het
nu juist niet tot een first-class-position in
de maatschappij. Men heeft onder dezulken,
aristocraten van den geest,hoogst beschaafde,
beminnelijke menschen en ook flinke kleine
burgers, die aller achting verdienen.
Met sinjo's en nonna's bedoel ik het
gedegenereerde zoodje „Europeanen" van
gamengden bloede, erfelijk belast met de
j ondeugden van twee rassen, bedoel ik het
bezinksel der Indo-maatschappij, dat niéts
kent, zelfs geen verstaanbaar flollandsch,
dat niéts presteert en zich toch wónderwat
verbeeldt.
De onbeschaafde, onontwikkelde Indo's
zullen weldra geen bordje rjjst meer kunnen
verdienen, ik bedoel verdienen op eerlijke
wijze, want zelfs de slechtst betaalde en
meest inferieure baantjes, tot nog toe door
„Europeanen" waargenomen, raken s.ji kwijt,
verdrongen als ze worden door den veel
gaschikteren Inlander of Chinees.
Reeds nü leven er zeer velen van dief
stal, straatroof en prostitutie en vooral de
rustige ialandsche bevolking heeft ont
zettend veel last van dien nasleep der
blanda's.
Er zal spoedig moeten worden ingegrepen,
zeer spoedig, en radicaal I
Het gros van die sinjo's en nonna's nu,
stamt van de Europeescho soldaten af en
nog steeds wordt dat onverantwoordelijke
concubinaat in het Leger niet belet.
De heer Van Kol heeft in zgn boek „Uit
onze Koloniën" een zeer lezenswaardig opstel
aan „de kinderen der kazerne" gewijd.
Mijn vriend Van der Steur, de anti-revo-
lutionnair, is het volkomen met den socialist
eens, terwijl ik me gaarne bg dio beide
mannen aansluit.
In de missive van den Legercommandant
van 21 Juni 1902, 1ste Afd. no. 8, lezen
we, dat er op dien datum een totaal, van
1287 kinderen van Europeescho militairen
werd aangetroffen, 1287 kinderen in het
eerste Indische degeneratie-proces1287
kinderen, die zich straks belasten gaan
met de instandhouding der soort 1 1
Voor de groote meerderheid dier kleinen
is er geen plaats in de Indische maat
schappij, absoluut geen plaats 1
De jongens zouden nog wel soldaat kun
nen worden, als het gros maar niet zoo'n
belabberd physiek had. Een zeer klein
gedeelte slechts is geschikt voor den
militairen dienst en als ze dan jong, als
pupil* b.v., de uniform aantrekken en onder
een streng regime komen, zgn er van dit
eerste geslacht nog wel bruikbare onder
officieren te maken. Ik heb er heele goede
in het leger gekend, vlotte kerels, uit
stekende schutters, vlugge gymnasten en
schermers, die ook op Atjeh een flink
figuur maakten.
't Zgn de uitzonderingen echter, die den
regel bevestigen.
Slecht gevoed in hun jeugd, waar de
soldaat, al drinkt hg ook geen borrel, van
33 cent daags al zeer moeiljjk zgn „gezin"
kan onderhouden, vroeg ontwikkeld na
tuurlijk op sexueel gebied in die omgeving
van jonge ruwe mannen, zjjn de meeste
knapen op achttien-jarigen leeftijd óp en
hun handgeldje niet meer waard 1
Bovendien gaat het gros der „papa's"
reeds zeer spoedig terug naar Europa en
wordt de verdere „opvoeding," physiek en
moreel, aan Sarinah of Minah overgelaten I
Arm, ongelukkig soldatenkind
De bleeke magere „njo" voor den dienst
afgekeurd, leeft dan al ganw, op zijn zes
tiende of zeventiende jaar, met 'n even
bleeke magere kazerne-nonna of'n attandsche
leeljjke Inlandsche meid en wordt zoo de
stamvader van een nieuw „Europeesch"
paupergeslacht, dat crescendo achteruitholt
in physieke eu moreele waarde.
„Met honderden," zegt Van Kol. „huizen
deze afstammelingen van het blanke ras
in de achterbuurten onzer Indische steden
en in de verpeste kampongs bij de ka
zernes. Ongeschikt ot onwillig tot eerlijken
arbeid, leven zg daar werkeloos in krotten
in een demoraliseerende omgeving, hun
leven rekkende door eenig clacdistien
bedrijf. De een laat in het geheim dobbelen,
de ander smokkelt opium of trekt winsten
uit bordeelen, dan wel verkoopt de eer
zijner dochter. Anderen leven van bedelen
of afpersing
En nog steeds is het Leger-concubinaat
getolereerd, nog steeds dórft men niet
radicaal ingrijpen.
De heer Van Rees, thans Algemeen
Secretaris, toen Voorzitter van de Pau
perisme Commissie, schreef 3 Februari 1908
over de ongelukkige kinderen der kazerne
aan Gouverneur-Generaal Rooseboom o.a.
„Welke belangstelling in hun lot de
Regeering aan den dag legge, hoe de
particuliere liefdadigheid hare beste krach
ten aan hunne opvoeding wjjde, in den
wedstrijd om het bestaan met de talrjjke
betere elementen der Enropeesche samen
leving, is voor het gros dier kinderen, be
last met een staat (i), dien zg veelal niet
°'8rde|ippen,
8;moeke zoo onderbrak zg
d»n plotseling en stormde een naderende
aame tegemoet.
otn n«oW£S °P.we8 .^8ar do landingsbrug,
het ki'ri l6 ^en' Jubelend sprong
iig omhe? °P' storm -
"8 omhelzend. Tot huis toe was de
kleine steeds aan het woord. Zij betrok haar
vader steeds mede in het gesprekhjj
moest dit en dat, wat zjj haar moeder
vertelde, bevestigen Offers amuseerde zich
over de hartstochtelijke wijze, waarop Dodi
zich over haar tochtje uitliet, maar meende
tenslotte, dat er nu genoeg gebabbeld was,
en dat zjj vlug naar bed gebracht moest
worden. Hg ging daarop zelf met haar naar
boven. Dodi's dankbaarheid was roerend.
Zg dronk de warme melk, die Christine
haar bracht en liet zich uitkleeden.
Tot op dat oogenblik had het echtpaar
nog geen woord gesproken. Toen Dodi in
bed lag en haar avondgebedje uitsprak,
reeds half in slaap, greep Msx naar de hand
van zgn vrouw. Zg gat hem die, maar I
beantwoordde den druk niet. Zoo bleven zg
naast elkaar staan.
Dodi gaapte geweldig, bleef nog een
poosje woelen, legde haar kopje opzjjde en
sliep weldra als een roos.
Op de teenen verlieten boiden de kamer.
Mia nam het licht meê.
Op goedmoedigen toon, terwijl hg op de
trap staan bleef, zeide MaxHoor eens,
dat zal toch niets tusschen ons doen blgven,
wel
Zjj bleef eveneens staan, haalde even de
schouders op, zonder te antwoorden.
„Weet ge wat, Mia Wjj zetten Christine
in onze kamer, zjj kan dan op het kind
letten on wjj loopen nog wat rond. Hé,
wil je Daar zg zweeg, kwam hjj dichter
naar haar toe, blies het licht nit en greep
beide haar handen. „Foei, dat gezicht wil
ik in de eerste plaats niet meer zien.
Kind, wat is er toch gebeurd om 's hemels
wil Wees verstandig, maak een eind
aan de zaak en kom meê I" Hjj kon haar
gelaat niet meer zien en wachtte dus met
ongeduld op een antwoord van haar. „Dat
is een pracht van een man, die Krosta,"
ging hg na een kleine pauze op tuchtigen
toon voort. „Wjj zijn elkaar, geloof ik,
wederkeerig uitstekend bevallen. Laat ons
nog een unrtje naar het strandhotel gaan,
in de restauratie treffen we hem aan
hjj moest zieh eerst de hand nog laten
verbinden het zal hem zooveel genoegen
doen. Kom kind, die man heeft wat
beleefd."
Aan de trapleuning zich steunend, zette
zjj aarzelend haar weg voort. „Neen, voor
gezelschap deng ik vanavond niet meer,
ik gevoel mg te ellendig."
„Wjj zullen je wel opvrooljjken. Kom
maar nota bene, ik heb natuurlijk
honger,"
„Er staat voor jou binnen nog gedekt."
Hjj lachte even en stak zgn arm door
den hare. Zg kwamen nu in het schijnsel
van het licht in den corridor. „En daar
troont de gansche lieve familie en zullen zjj
mg met hun verontwaardigde blikken door
boren. Neen, Mia, vanavond wil ik me
niet meer ergeren. Kom, laten we nu eens
een enkele maal lichtzinnig zjjn. Wjj drin
ken met Krosta samen een enkele flesch
Rgnwjjn en zjjn vrooljjk."
„Wanneer ge nog wilt uitgaan, moet ge
alleen maar gaan. Na hetgeen ik heb uit
gestaan
„Mia," viel hjj haar in de rede, haar
loslatend. „Je doet mg een groot onrecht
aan
„Ik kan niet anders. Jjj jij hebt
mjj niet lief. Je bent zoo egoïstisch, zoo
liefdeloos."
Zg brak in luid snikken uit, Toen hjj
haar verschrikt de handen van het gelaat
trok en haar vorschend in de oogen keek,
wendde zjj het hootd van hem at, „Laat
mjj ik moet dat eerst weer overwinnen 1"
riep zjj uit.
Nu liet hg slap de armen zinken, erg
teleurgesteld. Voor een seconde had hjj het
I beeld voor oogen met Dodi in de boot,
dronken van geluk, opkjjkend naar de
sterren, terwjjl de wind haar kleine neusje
hoogrood gekleurd had. Hjj kon maar niet
begrjjpen, wat hjj dan toch wel miadnnn
had Langzaam liep hjj de trap af. Toen
hjj beneden was aangekomen, draaide hjj
zich nog eenmaal om en keek nog eens
naar haar.
„Over vjjf dagen gaat mjju schip, Mia,
denk je daar wel aan
„Je hebt mjj niet lief je hebt mjj niet
lief," snikte zjj.
„Zoo, zoo." Alles sidderde en trilde aan
hem. Plotseling steeg de toorn in hem op
„Jouw familie neen, die heb ik niet lief
die haat ik 1 Omdat zjj ons geluk willen
vernietigen daarom haat ik ze."
Dien avond wandelde hjj nog lang op
het strand rond. Naar bet strandhotel ging
hg niet meer. Hg zocht een herberg in
het dorp op, waar hjj tot middernacht
achter een courant bleef zitten, doch waarin
hjj nauwelijks twee regels las.
Bg zjjn thuiskomst zag hjj reeds van 1
verre, dat er in de beide gevelkamers van
de villa licht brandde. Christine had bjj
zjjn bellen dadeljjk de huisdeur voor hem
geopend.
„Ach, luitenant," zeide het meisje cp
zenuwachtigen toon, „met de kleine is het
niet goed."
„Dodi?!"
„Ja, zg heeft haar melk teruggegeven
en is koortsig 6n mevrouw zegt, dat zjj
pjjn moet hebben de dokter is gehaald
ik ben reeds naar het strandhotel ge
weest om den luitenant te halen
Twee treden tegeljjk nemend, stormde
Msx de trap op.
Mia hoorde hem komen en kwam hem
bg de deur tegemoet; „Stit, stil, juist gaat
zij wat slapen."
„De dokter is er geweest? Wat heoft
hjj gezegd?
Ook Alwin en Elisabeth kwamen uit de
kamer. Zjj wilden hem beiden het onverant
woordelijke van zjjn gedrag eens goed
laten voelen, Er lag in hun blikken iets
zoo verwjjtends, dat Msx op zjjn beenen
stond te trillen.
„De koorts is niet meer zoo hoog, negen
en-dertig," berichtte Mia, „het kan een
kleine ongesteldheid zjjn, een vuile maag,
maar ook een gevatte kou Zjj begrn
plotseling te weenen en draaide zich om.
„Wanneer zich niet de eene of andero
ontsteking daaruit ontwikkelt 1" viel
Elisabeth in.
Als door den donder getroffen, geheel
gebroken, herhaalde Msx deze woorden;
nog ongeloovig, maar ontzet staarde hg
naar de kamerdeur.
„Zjj was zoo dun gekleed gewaar
schuwd hebben wjj genoeg."
„Elisabethsmeekte Mia wanhopig.
Kille haat flikkerde er in Msx' oogen,
toen hjj den scherpen blik van de beide
anderen ontmoette. Het was, of al zjjn boos
heid en haat zich nu wilden ontlasten. Maar
het was slechts een steunen, dat er uit zjjn