HENRIK GEHRTS.
Donderdag 28 December 1905.
49stt> Jaargang No. 4109
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTËNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3,Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERÏENTIEN van 1 tot 5 regels f 0 25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Aangifte
Inschrijving voor de Militie.
Uit de Tweede Kamer.
FEUILLETON.
sprak met hem over de treurige
SSiireaaiCMACilf, jLaafi, D 4.
Uitgever: P. TRAPMAN.
Uemeente Schagen.
BEKENDMAKINGEN.
TEE
Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen
brengen ter kennis van wie het aangaat, en meer bij»
aonder van de in het jaar 1S87 geboren mannelijke
personen, of Tan hun vader, moeder, voogd of cnrator,
dat by de militiewet 1901 (Staatsblad No. 212 van
1901), het volgende is bepaald;
Art 18. Voor de militie wordt ingeschreven;
1*. ieder minderjarig mannelgk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Kjjk of in het Ko
ninkrijk België verblijf houdt,
2°. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wieris
vader, moeder cf voogd binnen het Rrjk, in het
Duitsche Rgk of in het Koninkrijk België noooplsats
heeft,
8°. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rrjk, in het Dnitsche Rgk of in het
Koninkrijk Belg woonplaats heeft,
4". ieder mannelgk ingezetene niet-Nederlander,
zoo hy op deD lsten Januari van h8t jaar het 19de
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in eeb
der bij art. 16 omschreven gevallen.
Ingfzrtene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 49.
A. de binnen het Rgk verblgfhoudendende min
derjarige niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of de koloniën of
brzittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad
heeft
b. van wiens ouders de langstlevende by zijn of
haar overigden in het hierboven onder a omschreven
geval ve keerde, al verkeert zijn voogd niet in dat
geval of al is deze bniten 's lands gevestigd;
c. die door zyn vader, moeder of voogd verlaten
is, of die ouderloos is, of in wettelgken zin geen
vader of moeder beeft en ven wien niet bekend is
hy dat een voogd heeft, indien hy gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het Rijk ver blij;
gehouden heeft
B. de meerdeijarige niet-Nederlander, die binnen
het Rgk woonplaats heeft en haar gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de
kolon si of bezittingen des Rgks in andere wereld
deelen gehad heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van
het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die
minderjarig is in den zin der NederlancLche wet.
Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meer
derjarig is in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrgving geschiedt:
1°. van hem bedoeld in art 18, eerste zinsnede
1».
zoo hij binnen het Rgk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats neeft, in de
gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd
zoo hij binnen het Rgk verblgf hoadt en zyn
vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verblgf
houdt
zoo hy dcor zijn vader, moeder of voogd verlaten
is, onderloos is, of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en het niet bekend is dat hg een voogd
heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt;
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf hondt, in de
gemeente Amsterdam;
zoo hy in het Koninkrijk België verblgf hondt, in
de gemeente Rotterdam;
2°. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
zoo zgn vader, moeder cf voogd woonplaats heeft
binnen het Rgk, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder cf voogd;
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het
Dnitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam,
is zij in het Koninkryk België, in de gemeente
Rotterdam,
8°. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
s°.
zoo hij woonplaats heef; binnen het Rgk, in de
gemeente zijner woonplaats,
zoo hg woonplaats heeft in het Dnitsche Rijk, iB
de gemeente Amsterdam,
zoo hg woonplaats heeft in het Koninklijk België,
in de gemeente Rotterdam,
4'. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zin
snede 4°., indien hij minderjarig is
zoo hg vet keert in het geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente,
waar zijn vader, moeder oi voogd woonplaats heeft,
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnsde onder
Ab omschreven in de gemeente, waar zijn voogd
woonplaats heeft, is de woonplaats van dezen bniten
's lands, dan geschiedt de inschrgving in de gemeente,
waar de minderjarige verblgf hondt,
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbe-
doelde zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente,
waar hg verblg f houdt,
B. van hem, bedoeld in art. 18, eerste zinsnede
4*., indien hg meerderjarig is;
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als phats van inschrgving
aangewezen gemeente is die, waar het verblgf of de
woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de inteschrg-
ven persoon het 18e levensjaar volbracht, temij het
iemand geldt, wiens inschrgving te Amsterdam of
te Rotterdam moet gtschiedeu wegens verblgf of woon
plaats onderscheidenlgk in het Dnitsche Rgk of in het
Koninkrijk België
Art. 15Voor de militie wordt niet ingeschreven
1*. de ingezetene niet-Nederlander, die bewjjst te
behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet
aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen, of
waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel
van wede. keerigheid is aangenomen,
2°. hg, die bevijst in de koloniën of bezittingen
des Rijks in ande e werelddeelen verblijf te houden of
woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder,
voogd, of curator woonplaats binnen het Rgk.
Art. 16. Hy, die volgens art. 13 behoort te wor
den ingeschreven, is verplicht zich daartoe bg burge
meester en wethonders der gemeente, waar volgens
art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te
geven tnsschen den lsten en den 31sten Jannari van
het jaar, volgende op dat waarin hij het 18de levens
jaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hierna in de vieide zinsnede omschreven,
rust de verplichting tot het doen der aangifte:
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd;
indiea het een mee derjarige betreft, die onder
curatele gesteld is, op zijn curator. De ve plichting
van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo
hg of zij binnen het Rgk, in het Dnitsche Rijk of
in het Koninkryk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitzondsiingen, bij de volgende zinsnede
gemaakt, rnst de zorg voor het doen der aangifte
uitsluitend op den in te achiijven minderjarige:
indien zgn vader, moeder of voogd niet binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkryk
België woonplaats heeft, t
indien zgn vader of moeder of beiden deoulerlgke
macht missen
indien hij door zgn vader, moeder of voogd ver
laten iaof
indien hg onderloos is of in wettelijken zin geen
vader of moeder hteft en het ziet bekend is, dat hij
een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermsld,
ter inschrijving moet worden opgegeven, of die in
dienst is bg de zeemacht, de marine-rejeve en het
corps mariniers hieronder begrepen, bg het leger
hier te lande of bij de koloniale troepen, is tot het
doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte
verplicht is, kan de aangifte geschieden door e-n ander,
daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmscht bljjft
onder burgemeester en wethonders berusten.
De wyze,, waarop van de gedane aangifte moet
blgken, wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven
of wordt opnieuw inschreven:
l9. ieder minderjatig mannelijk Nederlander, die na
den lsten Jannar> van het jaar, volgende op dat,
waarin hg het 18de levensjaar volbracht, en vóót het
intreden van het 21ste levensjaar zijn ve blijf binnen
het Rgk, in het Dnitsche Rijk of in het Koniuktijk
België gevestigd heeft.
29. ieder minderjarig mannelgk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd na den lsten Jannari van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens
21ste levensjaar, zijne of hare woonplaats binnen het
Rijk, in het Dnitsche Rjjk of in het Koningrgk België
gevestigd heeft;
b°. ieder mannelgk minde-jarige, die na den lsten
Jannari van het jaar, volgende op dat, waarin bg het
18e levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar, Nederlander of opnieuw Neder
lander is geworden, zoo hij in een der hierboven
onder 1°. omschreven gevallen verkeert, of wiens
vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen,
hierboven onder 2°. omschreven
4°. ieder meerderjarig mannelgk Nederlander, die
na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hg het 18de levensjaar volbracht, en róó
het intreden van het 21ste levensjaar, zijne woonplaats
binnen het Rijk, in het Dnitsche Rgk of in het
Koninkrijk België gevestigd of er woonplaats ver
kregen heeft
6°. ieder mannelijk meeids'jarige, die na den lsten
Januari van hst jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en tóó het intreden van
het 21ste levensjaar,Nederlander of opnienw Nederlander
is geworden, zoo hg in een der hierboven onder 4°.
omschreven gevallen verkeert;
69. ieder mannelgk niet Nederlander, die na den
lsten Jannari van het jaar, volgende op dat, waarin
hg het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar, ingezetene of opnienw inge
zetene is gewotden in den zin der tweede zinsnede
van art. 18.
Hierbg gelden de laatste zinsneds van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrgving
of de inschrgving opnieuw moet geschieden en van
de verplichting tot bet doen van aangifte ter insch ij-
ving of ter inschrijving opnieuw, gelden do eerste
zinsnede van art. 14 en de laatste vyf zinsneden
van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving
opnienw van hem, die volgens de eers'e zinsnede van
dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen
dertig dagen na het verkrijgen of, werd hy reeds
vrofger ingeschreven doch van het register afgevoerd,
na het te ugerlangen van het Nederlanderschap of
van het ingeietcnachap,of na de vestiging van zijn verblgf
of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats
binnen het Rijk, in het Dnitsche Rgk of in het
Koninkrgk België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste
zinsnede van dit artikel bedoelde persoon volgens
zjjnen leefigd behoort.
Art. 166. Met b:ete van tenminste vijftig cents
en ten hoogste 100 gulden wordt gestraft de
overtreding van de artt. 16. 18 en 22.
Zij, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen in
deze gemeente voor de militie mceten worden ir.go
schreven, moeten mitsdien hiertoe bg hen, Bnrge-
mees'er en Wethouders, te: Gemeentesecretarie, tusschen
den lsten en den 31sten Januari 19C6 worden aan
een geheel andere zijde, dan waarvan hij bij
zijn eerste optreden, vóór de Kamer, blijk had
gegeven. Wat hij toen in eens bedierf, maakte
hij nu op eenmaal weer In orde: de minister
had partij getrokken van al wat er over hem
gespreken was en had ervan geleerd.
Verschillend kan worden geoordeeld over
minister Staal, maar dit staat vest: hij is een
kranige persoonlijkheid, een man vsn karakter
en kennis, een militair in hart en nieren,
maar een joviaal man, wars van kneeierij en
dubbelzinnigheid, een man van de daad en
van het woord. Wij twijfelen dan ook niet,
of hij zal geheel terugwinnen het vertrouwen
dat hij verspeeld had, voer de helft althans,
na de verdediging van zijn houding en fce-
grootlng.
De minister wil streven naar bezuiniging
d w.z. bezuinigen daar, waar het kètn, maar
niet op een wijze dat de zuinigheid de wijs
heid bedriegt: met zijn begicselen zal hg
niet „marchandeeren" hier maakte Z E. een
aardige woordspeling op den naam des heeren
Marchant, vrjjz-dem., die hem namens de
vrijz.-dem. Ksmerclnb het vertrouwen had
opgezegd en de Kamer kon gerust zyn
ten opzichte van die beginselen- Heel zyn
verleden was daar, cm aan te toonen dat by
niet onderwetsch was, ongeschikt om in zich
ii1z
op te nemen de meer moderne beschouwingen
ii... ui.-J u:i
gegeven.
Voor het ontvangen van de aangifte zal meer be
paald zitting worden gehonden op Maandag, den 16
Jannari 1906, des voormiddags te 10 uren M»n wordt
verzocht, zich zooveel mogelijk op dat tjjdstip tot het
doen der aangifte ter Grmeente-secreiarie san te melden.
Gedaan voor de tweede maal teSchagen.den 22 D. c 1905.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Scc etaris De Burgemeester,
ROGGEVEEN. H. J. POT.
De Minister van Oorlog heeft Donderdag
middag rustig kunnen eten.
Onder de grootst mogelyke belangstelling
van de Kamer en het publiek de tribunes
waren stampvol hield de minister de rede
die hem redde en die hem deed kennen van
j «J- -V.
op sociaal zoowel als op militair gebied hy
I was in dit Kabinet juist (aa cm opgenomen,
en hij verloochende zich niet. Hij is een
j voorstander van het volksleger, maar kan niet
plotseliDg met zoo'n leger voor de volksver-
tegenwoordiging verschijnenzoo'n volks
leger eischt een langdurige voorbereiding
onderwijs en militaire oefening moeten elkaar
aanpassen en aanvullen daarem houdt zelfs
het onderwijs nanw verband met het mili
taire. Voorafgaan moet ook populariseering
van het leger.
De minister eindigde met op welsprekende
wijze te verzekeren, dat hy uitsluitend 's Lands
belang op 't oog had, met verbreking zelfs
van alle vriendschapsbanden gaarne wrs by
bereid heen te gaan, ala 't bleek dat hij het
vertrouwen miste. Men zegge het hem dan
spoedig, want nocdig Is het, dringend nocdig,
dat iemand aan het. hoofd staat, die het ver
trouwen hteft vsn de Kroon en van de S;aten-
Generaal.
De heer Thcmeon verklaarde al dadelyk,
dat hy voor dit jaar den minister zijn volle
vertrouwen schonk, en zelfs de heer Troelstra
moest begiDnen met den minister hnlde te
brengen voor zijn flink en joviaal optreden Maar
deze spreker kon geen rekenirg honden met
persoonlijke waardeering, hij beoordeelde den
minister in dit Kabinet en stelde daarom
deze motie voor
De Kamer
corstateerende, dat het optreden van den
Minister van Oorlog niet den waarborg biedt
dat zijn bewind in overeenstemming zal zyn
met de eischen, door de vrijzinnige concen
tratie bij de afgeloopen verkiezingen gesteld,
gaat over tot de orde van den óeg.
Dat is 'n motie, die eigenlijk in een Vrij
zinnig onder-onsje had moeten gesteld worden,
zei de heer Heemskerkwe znllen er echter
maar tegen stemmen, anders kannen jelai 't
nog niet eens nitvechten, door onvoltallfgheid.
Met 66 tegen 20 stemmen viel do motie.
Vóór stemden de heeren Troelstra, Van Kol,
Schaper, Tak, Van der Zwaag, Ter Laan,
Hugenholtz, NolttDg, Treub, Ketelaar, Bes,
Van Deventer, Limbnrg, V. d. Bergh (Helder),
Thomson, Mees, Drucker, Marchant, J&nnink
en Smidt.
By de artikelen betoonde zich de minister
zeer toeschietelijktoch liep by nog een
oogenbiik gevaar.
Toen n.1. de amendementen van den heer
Roman
van
FRANS ROSEN.
6.
Henrik nam op een goeden dag Rik
in plaata van Ruth op eene wandeling meê.
Toen hy aan tafel dit plan meêdeelde, zette
Rik een verrast gezicht en wierp zyn moe
der een vragenden blik toe, wat Henrik reeds
verdroot.
Toen Rik was heengegaan om jas en
muts te halen, vroeg Jesta angstig„Wat
heb je met hem voor, Henrik
„Nu, dat is nog al eenvoudig. Ik wil
hem nog het een en ander zeggen, eer hy
ons huis verlaat."
Zy voelde zich door deze woorden niet
gerustgesteld, maar waagde het niet
verder te vragen.
Zwjjgend stapten vader en zoon naast
elkaar voort. De knaap was stil en ver
legen hy was eigenlyk nog nooit met zyn
vader alleen geweest. Henriks hart was
vol over alles, wat by zyn zoon wilde
zeggen, maar het viel hem zeer moeilijk een
begin te vinden. Het werd hem nu duide
lijk, hoe vreemd zy eigenlyk tegenover
elkaar stonden.
Zoodoende klonk het gedwongen, wat hy
Aanstonds zeide, en het vond geen weer-
'®?k in het hart van zyn zoon.
oorzaak van deze vroege verwijdering uit
het ouderhuisnatuurlyk voor zoover by
dit den knaap kon zeggen.
Henrik sprak over zyn lafheid, over zyn
bandeloosheidRik hoorde dat alles met
een soort ongeloovige verbazing aan. Hy
had nooit de overtuiging gekregen, dat
hy deze gebreken bezat. Zyn onderwijzers
hadden het hem wol doorloopend gezegd,
maar die had hy niet geloofd, dat waren
menschen die hem steeds gekweld hadden,
die nooit van hem hadden gehouden.
Wanneer het was zooals zy beweerden,
dan moest moeder dat toch óók vinden.
Maar die bad hem steeds in bescherming
genomen. Zyn vader had er nooit over
gesproken, en dat by het nu deed, over
tuigde hem geenszins, maar wekte in hem
op een gevoel van tegenziD, van gekrenkte
eigenwaarde.
Henrik bemerkte dat eerst niethy hield
het zwy'gen van den knaap voor schaamte.
Zyn hart werd warmer terwjjl by sprak.
Zyn woorden kregen kleur en leven, werden
vaderlijk vermanend. Hy uitte de hoop en
verwachting dat Rik .ryn best zou doen
om zich te beteren en door vlyt en goed
gedrag zyn leeraren en ook zichzelf tot
een vreugde zou zyn.
„Ziezoo, my'n jongen," zoo eindigde hy,
„en kyk me nu eens aan, geef me de band
en beloof me, dat je alle moeite zult doen,
een gehoorzaam zoon en een goed, bruik
baar mensch te worden."
Henrik was blijven staan. De warme
lentezon scheen rp hen en in Henriks
oogen was een even warm, veelbelovend
licht.
Maar op den knaap bad dit niet den
minsten invloed. Hy zag het niet eens.
Ter Laan, werden onder handen genomen
le om het blijvend gedeelte te doen ver
vallen.
2e om de 6-daagsche landweer-oefening van
de infanterie te schrappen;
8e om d(3e herhalingsoefening niet te honden.
Het laatste amendement kreeg 31 stemmen,
niettegenstaande de minister zyn „onaanne
melijk" had uitgesproken.
Ten alo'.te werd de oorlog-begrooting aan
genomen met 46 tegen 18 stemmen.
Tegen de soc.-dem., de viyz.-dem. en de
heeren Jannïnk en Roodhnysen.
's Avonds kwam hoofdstuk VII B, finan
ciën in bespreking.
De heer Schaper drong sterk aan op af
schaffing, in ieder geval vermindering van
den snikersccijns. De minister De Meester
voelde er veel voor, maar dat komt nog al
eens veel voorwe voelen er veel voor, maar
de dubbeltjes. Echter, het wordt „over
wogen."
De heer Treub dringt aan op meer oen-
tralisatie bij de toepassing der wetten op
varmogens- tn bedrijfsbelasting, omdat de
inspecties verschillend oordeelen. Ook bepleit
hij modernlseering van da hypotheek- en
kadaster kantoren.
De minister erkende de gebreken en was
bereid te „overwegen" de wenschelijkheid van
een commissie van onderzoek.
Bij de artikelen pleitten de heeren De Klerk
voor de boekhouders bij de Betaalmeesters,
Ketelaar en Smeenge voor de ontvangers- of
rijksklerken.
De minister zal „overwegen."
Do heer Schaper zegt, dat een pestoor te
Enschedé van den kansel af in de verkiezings
dagen allen, die niet op Engels stemden,
„bokken" noemde
De voorzitter vond, dat de houding der
geestelijkheid hier niet aan de oi de kon komen.
O, pardon, zegt Schaper, dan praten we er
niet meer over.maar bij had 't intnsschen gezegd.
Om halftwee 'b nachts ging deKamer slapen,
om Vrijdagmorgen 10 nnr weer te beginnen.
Oefdat lijkt wel 'n Engelech parlement,
onze Tweede Kemer,tegenwoordig Vrijdag zijn
aan de orde: eerst het wetsontwerp tot instel
ling van een nienw depsrtement van Land
bouw, Nijverheid en Handel, daarna
Waterstaat, Handel en Nijverheid
we ka laatste twee namen er afvallen als het
wetsontwerp wordt aangenomen. Msar dat
zal nog wel een 14 dagen duren, want na
een paar spitsvondige, misschien ock van
veel kennis blykgevende redevoetingen der
heeren Talma en De Savornfn Lohman, werd
de behandeling op voorstel van den Minister,
na het indienen van een motie door den heer
Lohman, geschorst*
Het wetsontwerp omvat 9 artikelende
artikelen 7—9 hebben betrekking op de
regeling der begrooting en moesten das du
aangenomen wordende artikelen 1 6
regardeeren de bestuurshandelingen. Deze
kunnen worden vastgesteld.
Het Kon. Besluit, dat het nieuwe departe
ment zijn naam geeft, zwijgt van den naam
dat tevens het gesplitse departement krijgen
zal, terwijl tcch ook dit behoort tot de be
voegdheid der Kroon en niet van den minister.
De heeren rieden aan, artt. 7—9 aan te
nemenartt. 1 6 aan te honden en een
nienw Koninklijk Beslnit nit te lokken, dat
het ende departement tevens doopt met den
neem vsn WaterstBat.
De minister dei kt 14 dagen na.
Bij hoofdstuk Waterstaat, minister Krans,
voorheen professor aan de P. S., worden
geen algemeene beschouwingen gehouden
de tyd dringt, als we nog vóór Kerstmis klaar
znllen komen, en er ryn verscheidene leden,
die nog hnn bruggetjes, hun trammetjes, hun
Hy trok een verlegen, knorrig gezicht, keek
langs zyn vader heen en gaf hem aarzelend,
blijkbaar tegen zyn zin, een hand.
Ia Henriks binnenste sprak weer luide
do tegenzin Zyn ronde natuur was beieedigd
door het optreden van zyn kind. Maar
nog bedwong hjj zichzelf. Hy drukte Riks
hand warm.
„Zie mg aan Rik en zeg ja
Rik deed geen van beiden. Henriks
vingers drukten in zwijgenden toorn
steeds vaster de hand van den jongen.
„Wilt ge het my niet beloven, of kunt
ge het niet vroeg Henrik met moeilyk
bedwongen opgewondenheid.
De knaap begon bjjna te weenen, zyn
lippen trilden verraderlijk.
„Hy is bang voor my," zeide Henrik
tegen zichzelt en zyn hart werd weer
zachter gestemd. Het was immers eigen
lijk niet te verlangen, dat het kind hem
vertrouwde.
„Wat is er, Rik vroeg hjj mild. „Wees
oprecht, zeg het mg. Ik wil toch alleen
maar het beste voor jou."
Rik zweeg verstokt. Hjj was werkeljjk
j erg bang.
„Heb je dan ja vader niets te zeggen,
Rik De gansche treurigheid, de heele
teleurstelling van zyn hart legen in dezo
met weemoedige stom gesproken woorden.
Er was iets in, dat don knaap ontroerde.
Hjj trsk tu weikeJjjk in tranen uit. Hjj
trachtte zjjn hand los te maken. Maar
Henrik hield die vast. Dat maakte den
jongen woedend.
„Moeder zegt, dat je mjj slechts kwjjt
wilt zjjn", huilde hy.
Dat trof den man als een zweepslag. Jesta
zjjn Jesta, kon dat zeggen kon dat
zeggen tegen zjjn eigen zoon 1
„Geloof je dat, Rik vroeg hjj met
moeite, ais gebroken.
De knaap knikte haastig. Henrik liet
zjjn hand los.
„Ja wanneer zy het je heett gezegd,
kan ik er mjj ook niet over verwonderen,
dat jjj het gelooft kom mee". Het
klonk ruw en heeseh.
Rik keek schuchter tot hem op. Hjj
begreep, dat hjj iets verschrikkelijks moest
hebben gezegd. Zjjn vader keek zoo
donker, als hjj het nog nooit had gezien.
De vrees van den knaap werd nog grooter.
„Ik wil naar huissnikte hjj.
„Dat gaan we ook."
Het klonk verstrooid en Henrik stapte
voort op den weg die verder van huis
voerde, Hjj had groot verdriet over dat
kind, dat zoo ellendig was opgevoed. Hjj
deed zichzelf bittere verwjjten. Daar be
merkte hjj, dat Rik staan bleet. Hjj stond
nu eveneens stil en keek naar hem om.
„Wat doe je? Waarom kom ja niet?"
„Ik wil naar huis," herhaalde Rik, nog
steeds snikkend.
„Voor alles, houd op met dat ge
jammer, 1" riep Henrik boos uit. „Dat is
niet om aan te hooren. Je hebt er geen
enkele reden voor".
Rik wischto zich de tranen af, maar kwam
niet naderbjj.
„Zal je nu komen of niet 1 een onweer
flikkerde er in Henriks oogen.
In plaats van te antwoorden, draaide
Rik zich om en begon in tegenovergestelde
richting te loopen. Met twee sprongen
had Henrik hem ingehaald en by den
schouder gepakt.
Rik stiet een kreet van schrik uit en
maakte een ontwijkende beweging met het
hoofd, z'n vader met een schuwen blik
aanziende.
Deze blik, deze beweging, ontroofden
Henrik het iaatste greintje van bezinning,
Hy gat den jongen een geduchten oorveeg,
Het was de eerste maal, dat hjj hem
sloeg.
„Zool" zeide hjj bevend, „loop nu naar
huis en klaag je nood by je moeder."
En de knaap liep weg, zoo snel als zjjn
beenen hem maar konden dragen. Nog
ang was zijn luid geschrei te hooren.
Henrik keek hem na tot zjjn magere
gestalte tusschen de boomen verdween.
Dan ging hjj verder, langzaam en moeiljjk,
als had by met een moker een slag op het
hoofd gekregen, die hem verdoold had.
Maar de klap was veel verder gegaan tot
in het hart,
Eindelijk ging by op een boomstronk
zitten aan den weg, steunde zich het hoofd
in de handen en keek in stille vertwijfeling
voor zich uit hjj dacht aan z'n verwoest
geluk als echtgenoot en vader.
Toen hjj thuis kwam, was alles zooals
hjj het had verwacht. Jesta liet zich eerst
niet zien. Later by het avondeten zette
zij een boos gelaat en speelde de ge
krenkte. De kleine meisjes zaten zwjjgend
en schuchter voor bare borden. Riks
plaats bleef leeg.
Jesta verwachtte, dat Henrik wel naar
hem zou vragen. Toen hjj het tiet deed,
zeide zjj,lk heb het kitd naar bed ge
zonden, hjj was ziek van angst en opge
wondenheid."
WORDT VELVOLGD.