III.
HENRIK GEHRTS.
IVIededeelingen
Zondag 25 Maart '06.
TWEEDE ULA l>.
FEUILLETON.
bank te Alkmaar.
omtrent zjjn verbljjf in Frankrjjk
door A. D. Groksjcan
Opgemaakt voor en voorgelezen in de ver
gadering van Oad-leerlingen der
fi. L W. S. te Schagen.
o
III
Een man prachtige paarden met rx ra
gangen kreten we te tien, o.v een apan 6-
en 6 jarige zwartjes (de leeftgd, waarop het
Normanditche paard In e'n volle kracht ia),
die 'tcelfde jaar op het concours in Den
Haag met sr.ccee hadden mr êgeloopen en en
voor f4000 naar Engeland waren verkocht.
Verre de kroon spanden echter een seatal
paarden van den Koning van België, die
heel veel In Pargi komt en daarom voor het
gemak maar wat paarden bij Rcy in pension
heeft.
Zóó'n ganr*, temperament en hondlng is
gewoonweg ondenkbaar, als men het niet
gezien heeft- Die Indrnk is onvergetelijk.
Ten slotte maakten we de conclusie, dat
Rcy als handelspaard veel gang moet hebben
met daartg model en massa, maar dat het
boenwerk nl.t zwaar, maar wel droog be
lt eeft te w«zen en dat op gebreken als
scherp geteekend spronggewrlcht en een
O '.gevaarlgk reebsen nogal wat wordt toege
geven.
De heer Rcy eelde dan ook self, dat deze
fij ie, maar staalharde beenen verre te ver-
k ezen waret boven die zware, maar vooze
b enen, zooa's de Oldenbnrgers ze maar al te
vak hebben.
Met de dickbaarste gevoelens namen we
ai scheld van de familie Rcy, waarna zich het
gezelschap verdeelde.
Den volgmden dag. Zaterdag 29 Ootober,
ward 's morgens de terugreis aanvaard.
Door mg en meerderen eohter in een
ernigszlos weemoedige stemming bjj het ver
laten van het land, dat ons In die week zoo
■cldzaam veel op allerlei gebied had te ge
nieten gegeven, maar ook met de grootste
d nkbaarheld voor Overste P n n t, die op
s ,o voorbeeldige wijze zloh geheel be
langeloos van de taak als leider der rxomsie
h efc gekwet -n, waarvoor Z. H. E. Oestr.
sloh heel wat drakten en moeiten had moeten
getroosten.
Reeds la N >rmandlë gevoelde lk grooten
lest om eens langer in dat heerlijk mooie
land te vertoeven, om dan In de eerste plaats
do taal beter machtig te worden en ln de
tweede plaa.s om eens nader kennis te maken
mat den landbouw en de veeteelt ln dat ge-
w >«t.
Taais gekomen, werd dat verlangen al
sterker en toen ik de permissie kreeg en in
den persoon van A. J. Zjjp Iemand vond, die
ook graag hetzelfde wilde, werden er dra
pc gingen in het werk gesteld.
We meenden, het beste te doen door in
lichtingen te vragen bij den directeur van
oen of andere landbouwschool daar te lande,
di ons wellicht airessen vsd boeren zon
weten op te geven.
Door bemiddeling van mijnheer Löhnis
kwamen we In 't bezit van een viertal adres
sen van zoodanige scholen, waarna wij aan
ééi er van, die ons 't meest aanstond,
schreven en een verrassend mooi antwoord
kregen. Een gedrukt programma en uit
voerig begeleidend achrjjven bracht ons op
de hoogte, dat wjj nooit beter konden doen
dtn op die school zelve te komen, waarvoor
prachtige gelegenheid bestond en voor niet
te veel geld. Het was een zoogenaamde
„éxile prat'qne d'agricultnre", d.wz. school
met daaraan verbonden boerderg das theorie
en practgk te zamen, la beginsel heel mooi.
Er zgn In Frankrijk een 40 tal dergelijke
scholen. Za honden het midden tnsschen de
„farmes éioles" en de „éeoles-nationales",
v.rarvan het aantal kleiner is. Boven deze
alle staat het „Icitltut cational agrono-
niqne" te Parjjs, waarvan de leerlingen den
moolen naam van „Inféuleur agronome"
mogen voeren.
Het ons toegezonden pregramma dan van
da „école prat 'qne d'agrlonlare et de laiterle"
via Colgcy, [één aar per rjjlalg van Caren-
tan, aan de spoorlijn Paris Cherbonrg, en
V. unr loopens vanaf Baapte, aan de ljjci
C irentan-Csrteret] met den heer N ël, „che-
vulier dn mérite agricols" als dlrcctenr,
maskte melding o. a. ven sen commissie van
to zicht, van het onderwijzend personeel, het
doal van de school, examens en voorwaarden
van toelating voor de leerlingen, bet onder
wijs, dat op het programma nltatekend leek,
en van de discipline. Een militair lnctrnctenr
Roman
van
FRANS ROSEN.
29
Jesta ging daarop naar hare dochter.
„Ruth," zeide zjj met sidderende stem.
„denk eensRik komt weer thnis 1"
Ruth ontstelde. Zjj keek haar moeder
aai, zag de hartstochtelijke vreugde in
ha ar oogen, zag de bange, smeekende
bede verheug je daarover met mg Zjj zag
dei ganechen jammer van haar hart wriDgen
met een krampachtige, naar vervulling
em achtende hoop. Zg omhelsde haar moe-
dir en Jesta weende aan Ruth's borst uit
dl eerste, hevige aandoening.
Dan verwachtten zg hem, ieder voor zich
m*t zeer bjjzondere gevoelens, in bange
Vrees.
Jesta wilde haar jongen zelf van het
station aihalen, maar zg gaf die gedachte
weder spoedig op. Zg was bang voor
vreemde oogen bjj dit eerste weerzien,
wavvan zg zelf niet zeker was, hoe dat
zou uitvallen.
Op den dag dat Rik komen zou, was zg
reeds van vroeg in den morgen door zulk
een opgewondenheid aangegrepen, dat Rath
meende, dat eg het niet zou uithouden tot
het uur werkelijk daar was Henrik kon
dat niet meer aanzien. Hg wist, hg voelde,
dat ai haar hoop jammerIjjk bedrogen uit sou
was als surveillant aangesteld en een genees
heer scheen aan de Inrichting verbonden te
weren.
Behalve de gewone leerlingen, werden ook
jongelni aangenomen slt „uagiaires". Hier
vsn konden gebruik maken j nge'ieden van
eiken leeftijd, die. alvorens zelf een bediijf te
gaan f xplolteerer, zich gzarne wilden eigen
maken de practgk ven den landbouw, de
fokxerg. den asn- en verkoop en het t x eren
van dieren, wearln de dLectenr hen geheel
zon inwijden. Ais stagiaire had men geer.er-
lei verplichting, de leasen aan de school
mochten, maar behoefden niet te
worden gevolgd.
Kortom, men kon doen en laten wat men
wilde
Daarna beschrijft dat programma de
exploitatie van de boeidertj, groot 83 H A
waarvan twee derden in wei en ééi derde
in bouwland. Nieuwe constructies zonden de
onde vervangen. Het zn'.7ellokeal, volmaakt
gtïastalleerd, wes voorzien van de beste toe
stellen onder de nienwste, gedreven door
tnrblne of stoommachine.
De verzameling landbouwwerktuigen was
van de volledigste en beste.
Het aantal pearden, jong en oud, was 86.
Dat der koeien30 melkkoeien, 4 stieren,
46 stnks jongvee, alle van de beste en meeree-
deels bekroond- Behalve dit, hield men er
een groote fokkerij van konijnen, kipper,
kalkoenen, ponles-ptntedea, eenden en dmven
op na.
In begeleidend schrijven werd ons o. a.
gewezen op de bijzonder gunstige conditie cm
de taal te leeren, daar we ons dage'gka zon
den bevinden te midden van een 20-tal
„stagiaires'', die allen tot de eerste Frscache
families behoorden. Dit alles lschte ons zóó
toe, dat we niet meer aarzelden en vsst be
sloten, daarheen te gaan als „stagiaire", wat
dan ook 't gevolg hsd. dat we den 22 December
afreisden en een paar dagen in Parjj* ver
toefden, waar we getnige konden zgn van de
buitengewoon gezellige drokte
van het a. s. Kerstfeest, voor de Fracschen
tevens 't St Ntooiaasfeest van ons.
Vol goeden moed en met groote verwach
tingen spoorden wijZiterdsgs,den 24December,
op Colgty af, onder weg ons allerlei voor
stellingen makend Ik kende het zooevec
besproken Staats hengstendepot te
St. Lu en verwachtte onwillekeurig van een
Staat «landbouwschool iets ln denzelfden
geest. Een rijtuig zou ons en onze kcffirs
van het naastbggelegen station afhalen. We
verwachtten minstens een rjjtnlg met 2
paarden en misschien wel een koetsier In
livrei. Tegen den avond, daar kwamen we
aan, maar o weeeen open lattenkar met een
zeer eenvoudig paard er voor, stond klaar om
ons af te halen, Geen koetsier, maar een
paar „stagiaires", die ons opwachtten. Deze
eerste tegenvaller deed oas aagstlg-nlenws-
glerig tegemoet zien het oogsnbilk, waarop
we dan zonden kennis maken met de Inrich
ting zelve, waar we volgens afspraak waar-
schguljjk 8 maanden zouden bljjven. Ea
onbesohrgfsjjk was onze teleurstelling, toen
bg hst binnenrijden van de poort ons gezegd
werd, dat we er waren We keken elkaar
zwijgend-vragend aan. De andere jongelui
schenen groote pret ln het komische geval
te hebben en mevronw zelf, die ons ontving
ln één harer vertrekken met steenen vloer,
waar ieder maar op klompen raakllep, scheen
ook wal een weinig verlegen met het geval.
Za bad misschien nog nooit niet F;anschen
ontmoet en z ij begtyep o n z slecht en w jj
haar. 't Was er zoo'n slordige en vuile
boel, dat onze eerste gedachte was, hoe hier
weer vandaan te komen. Da direoteur zelf
kwam even later thuis, mrteen paar leeraren,
en maakte gesn ongunatlgen loduk Men
dischte ons wat brood en sardientjes op, maar
we waren er eigenlijk te visa van om er iets
van te eten. De kenken met een paar
kolossaal groote fornuizen leek ons èi wat
personeel, èi zindelijkheid, èa geur betrof,
meer op een plaats, waar men beesten-,
dan wel menschenvoedsel bereidt. Om 7 aur
begon het diner in de naast de kenken sloh
bevindende eetzaal: een vertrek van g«ö led-
houten wanden zonder noemenswaardige
wandversiering, een groote withouten tafel
en matten stoelen, ook steenen vlosr, zoodat
men ook hier e'n klompen aanhield- Om den
dtsch zaten esn 14-tal stagiaires met mijnheer
den directeur ea z'n vrouw. Hoewel we nog
niet mee-aten, leek ons toch direct het menn
niet slecht en merkten we wel, dat een ieder
met grooten trek er in at en het er aan tafel
gezellig toeging. Al verstonden we er n rg
weinig van, tooh merkten we wel aan de
gesprekken, dat man grooten sohik had om
die twee vreemde eenden in de bjjt, vooral als
wjj eens wat zeiden. Wjj cp onze bsnrt
spraken natnurljjk in 't Holiandach weer
vrijuit over hen. (Wordt vervolgd
XXXVI.
Indien de leze.» van de Schager Courant
tot na toe met sak ere belangstelling, misschien
komen en dat deze dag opnieuw ljjden
en verdriet aan haar zou brengen.
Hg trok zich terug en besloot, de eerste
begroeting niet te storen. Hg kou het ge
makkelijk afwachten.
Een uur voor den tjjd van aankomst
week Jesta niet meer van het venster.
Hare handen waren jjskoud. Haar hart sloeg
zoo. dat zg er nu en dan duizelig van werd.
Ruth zat achter haar, stil en vol zorg.
Die gat zich niet aan een bedriegeljjke
hoop over
Daar reed een rjjtuig het plein op
voor het huis. Jesta had niet meer de
kracht haar zoon tegemoet te gaan. Zjj
klemde zich aan de geopende deur vast
met wjjd geopende oogen staarde zg naar
buiten.
Rik sprong uit het rjjtuig Met het hoofd
in den nek. nonchalant en kalmpjes, alsof
de zaak niet de micste haast bad, stapte
Rik de stoep op, die naar den ingang
voerde.
Hjj was grooter en breeder geworden.
Zgn gelaat was mager en door de zon
verbrand. Op zgn bovenlip donsde een
j ccquet snorretje. Hjj was met slordige
elegance gekleed. Nood en gebrek had hjj
1 beslist niet geleden. Zjjn oogen kn6ep hjj
even dicht voor het scherpe zonlicht en
daarna dwaalde zjjn b'ik onverschillig langs
het huis van zgn vader.
Daar zag hjj Jesta. Hjj aarzelde. Die
oude. ziekeljjke, met zoo weinig zorg ge
kleeds vrouw.dat was zjjne moeder? Zjjne
moeder, die hjj altjjd ds een mooie, deftige
vrouw had gekend
Voor de huisdeur reeds de eerste ont
goocheling, dat was een uitstekend begin.
Dat was een ontmoedigend voorteeken.
wel „instemming" mijn „Brieven" geiteen
hebben, dan zullen se 't mij ook hebben ver
geven, dat deze zoo welrg specifiek „Amater-
damtch*' waren. Of de brieven bjj deze af-
wjjkicg gewonnen of verloren hebben, wie
zal 'c zeggen I k 't allerminst. Een van
mijn vele vrinden beef; mg wel eecs in alle
gemoedeljjkkeld en in vertrouwen medegedeeld,
dat ik 't doodeenvoudig niet kic. Eu In
weerw?! van de hatelijkheid, die achter deze
openhartigheid schuilde moet Ik, bij een g
nadeckeo, den man gelijk geven. Ik zit altjjd
op mjjn krmer, maar ik ben daarom nog geen
kamertjetmenschlk woon in Amsterdam
maar 't is de vraag, of ik na ook 'n Amster
dammer ben. Ik heb, zoo re zeggen, liberale
denkbeelden, en toch behoor ik niet tot de
groep der liberalen ik doe In allen eenvoud,
maar ook met al mjja krachten mjjn best,
Christus na te volgen, maar ik acht elke
Chilsteigke kerk 'naodtr Golgotha. weer men
telkcrs weer Christus krnltigt. Lees „Hil-
1 i g e n 1 e i", het nieuwe beek van G n a t a v
Frenssen, en dan zult Ge bemerken alt
mjjn brieven, dst Ik steeds gepoogd heb en
neg poog, de dikke lagen verguldsel, die de
Kerk in den loop der eenwen over de figuur
van Jezns plakte, deer ven lieverlede af te
halen, om eindelgk, eindelijk och, menschen
vsd goeden wille, helpt Frenesen en mij ln
ons eerlijk pogen 1 om eindelgk weer te voor
schijn te brengen die znlver tchoone mensche-
ljjke ast unr zcoals zij tlch eens in al haar ver
hevenheid laat mij zeggen heiligheidaan
het meer van Geiéiareth en op de bergen
van Gallfléa vestoonde. Ik ben zeer, zeer het
socialistisch democratisch streven toegedaan
van vrjjheld, gelijkheid en broe
derschap. maar heb ie de meeste socialisten,
die ik ontmoette, vgacden van het socia
lisme erkend, en mjj daarom nooit bjj hen
aangesloten Ik wil evenmin tot 'n kerk alt
tot een partij behoorec, en waar ik optrad
om te preeken, daar deed ik mjjn best het
Evangelie te doen begrjjpen en waardeeren,
en was ik zoo min Luterrch als Rsmon-
strantsch of Doopsgezind. Zoo zon ik ook
geen medaille willen dragen, of het eene of
andere ordelint. Ik zon telkens mjjzelven af
vragen Moet 'n ander mjj cachet verleenen
Of moet de eene of andere kleur den men
schen verklaren wie en wat ik ben? Dat zal
Ik zelf wel doen. Ik kan mg niet bepalen
tot 'n groep, 'n secte, 'n afdeelicg, 'n soort.
Ik kan niet zoek n het geluk van mjjzslf
alleen, of van mjjn vrindjes alleen, of
van mijo stadgenooten alleen, 't Zon mij
zgn, alsof ik, dit doende, diefstal zon plegen
tegenover al de anderen. Wal de Hemel
te geven heeft, gerft Hij ook aan allen,
zonder onderscheid: regen, zonneschijn, ga-
eoadheld, ziekte tegenspoed, alles Waar
'c anders uitvalt daar is menschelgke wille
kour, gedrochtelijke uitverkiezing aan 't
vrerk geweest. Gerechtigheid en on artjjdig-
held achten vooringenomenheid en tegeuln-
geaojionbeii, bevoorrechting en benadeeling
beaeien zich Eu tot die hoogte op te
klimmen van Gelgkheid voor Allen
moet ons streven zgn. God, of de Godheid,
of de Hemel, of de Rechtvaardige, of de
Eeuwige of hoe Ge ook da Opperste Macht
noamea moogt, geeft ons het voorbeeld. Die
'a lager voorbeeld Deemt, kan 'c misschien
ver brengen in de wereld, kan hooge idealen
hebben, zeer hooge zelfs, maar nooit zulke,
die ten hemel reiken.
Ei daarom, déé-om, al schrijf ik deze
brieven gawoon'jjk uit Amsterdam, waarnaar
ze den naam van „Amsterdamsche" gekregen
hebben, daa om, al behandelen ze gewoonlijk
maar terloops wat 1c Amsterdam voorvalt,
en gaas ze gewoonlijk grasduinen daar, waar
inga geest wat te gratdnlneu vindt op 't
tooueel, in 'n boek op 'a vergadering, in
eigen leven, in 'n kerk, achter de schermen,
in Berlijn, in Amerika, daarom moet 't mjj
vergeveu worden, dat ik niet steeds al mjjn
aandacht kan wjjdeu aan den Amsterdam-
sshen Gemeenteraad, de Amsterdamsche
tram. de Amsterdamsche grachten, de Am
sterdamsche „daghei xs clsp" en al datgene
wet specifiek „Amsterdamsoh" is.
L'éa om moet 't mg ook vergeven worden,
dat ik na de verzending van mijn vorigen
brief door mjja geneesheer 'n psychisch
terapist hè hè van mjjn kamer
ben Wdggrjtagd naar 't Zilden van ons lar.d,
waar Ik na al 'n dag of twaalf tnsschen
balen en hagelsteenen door in de bosschan
ronddwaal, om genezing te zoeken voor mjjn
overspannen zenuwen. „Heelerrmal niets uit
voeren. Geen boek meenemen Ia'c gres gaan
liggen bjj mooi weer. Als 'c regent op de
canapé.
Na, en toen werd 'n kaartje voor me ge
nomen en werd ik aan de W- P. in den
trein gem üild,en kwam ik na 'n nar of wat
■porecs hier in Brabant aan.
Ik trof 't ni«t rx ra. Rrgen, hegel, storm
alt het Wasten aioten me op. Maar als 't
eventjes kon, ging ik op s'sp. de hei in. Er
waren nog zoo'n paar week boofdigen ais ik,
en als ze wisten, dat Ik plan had om alt te
gaan, stonden ze me aan 't eind van da laan
op te wachten, 'n Paar sterke schoenen, 'n
cape, 'n pet, en klaar waren we.
Eu dan gingen we de bosscheu ln. 't
Lijsend Ven voorbjj, langs 't Baars-
Ven, de Seelasche wallen over
kwamen we mlddeu In de hel. Geen
van ons drieën had jagersbloed ln zich,
anders hadden we hier ons hart kunnen
ophalen aan wilde konijnen, Ijjsters, eekhoorns
en vossen. Twee weken geleden heeft men
hier nog vier herten gezienmaar wjj hebben
er na geen spoor van kunneo ontdekken.
En nn ik hier zoo den tjjd heb, om rond
te loopen, nn mjj stelselmatig de conrant
ontbonden wordt, nn ik papier en schrijfge
reedschap heb moeten smokkelen en mjjn slaap
kamer op slot heb moeten draaien, om rustig
1 dit korte briefje te schrgven; nn ik in aard
en wezen zoo iets begin te worden, dat 't midden
om mija rol van niet vaal te kannen stigsgiTli
vol te honden Bram en De Lange weten
niet esus, dat ik on Roomsch ben; ze hebben
er mjj althans nooit naar gevraagd. Maar als
ze nu te weten moesten komen, dat ik zelfs
heelemaal niet tot een kerk behoor, dan
twijfel ik er bjjna aan, of er voor mjj
wel plaats aan tafel zon wesen. Ofschoon
't is niet mooi van me om kwaad te denken,
en ik doe daar waarschijnlijk heel verkeerd
san. Weina, dan zal Lk er 't beste maar van
hopen.
Den volgenden brief hoop ik n weer alt
Amsterdam te schrijven.
H. B. H
hondt tusschen een stads -en 'n boschmenich ArrOIldiSSemeiltS Recllt-
(geea bosjstmeoich), nu yo«1 ik zoo intent
Zitting van Dinsdag 20 Maart 1906.
Hg aarzelde waarachtig en overlegde, of
hg haar wel zou omhelzen.
Maar zg was hem al voor. Zjj hield het
niet langer uit. Met eeD kreet snelde
ze hem tegemoet en bl6ei half bewuste
loos, zwaar als lood. in zjjn armen hangen.
Hg was in doodelgke verlegenheid.
„Mjjn God moeder wat is er toch?
waartoe zulk een opstand I laat dat toch
om de menschen".
Esn gzigkoude wind streek haar langs
het gelazt langs de ziel.
Zjj verging van geluk en smart en hjj
hjj dacht aan de menschen, die
aanmerkingen zouden kunnen maken.
Met de laatste rest van haar kracht
richtte zjj zich op. Ruth trad tusschen
beiden. Vrjjmoedig en bedaard gat ze haar
broer de hand.
„Goeden dag, Rik," zeide zjj kalm.
G id zjj dank die was tenminste ver
standig. Dat was altjjd een flink persoontje
geweest. Hjj schudde haar kameraadschap
pelijk de hand.
„Zal ik je naar je kamer brengen
zeide zjj. Zjj wilde haar moeder gaarne
tjjd laten, maar die wilde dat niet.
„Neen laat dat ik ga m3e naar
bovea."
„Maar dat is toch geheel ocnoodig,"
weerde Rik, „ik vind den weg wel alleen
Zg' stoorde zich daar niet aan. Moeiljjk
en zwijgend liep zjj voor hem de trappen
op. Ruth keek baar na met een diepen
zochtdaarna keerde zjj zich om en zorgde
voor Rik's bagage
Toen de deur van Rik's kamer achter
hem en zjjn moeder was gesloten, bleef hjj
staaa, stak de handen in de zakken en
vroeg met een blik zonder medegevoel op
het groote gebrek, den grooten honger, dien
'n stadsmecsch Igdt. Wat is er bg ons stads-
menschen nog overgebleven van da natuur?
't Is allemaal affectie en allemaal knnstmatig
i gedoe. Ik schaam me voor die twee anderen,
dat ik zelfs den naam niet weet van eenig
plantje, dat zg vinden. Allerlei blaren, takjes,
ioaeoteo verzamelen zg hebben notitieboekjes
bg sich, waarin ze aanteekeningen honden,
vertellen elkander en mjj allerlei wonderen
uit het natuurleven, mooi, overweldigend
mooi, en lk ben verplicht mijn mend te hon
den tegenover deze vrjje natuur kinderen.
Al» ik nog eens wat zeg, li 't over dikke
boeken, hooge halzen, stinkende kroegen,
bankroetiers, sociale kwesties en dergelgke
onderwerpen, en dan kjjken ze elkaar eens
aan en doen vrindelgk, alsof ze zeggen
willen: 't I* toch j*mmer van je; Je moest
maar bg ons bljjven miischlen wordt je dan
nog eens 'n goed en gelukkig mensch. „Kijk
Bram, daar gaat 'n eekhoorn. Keeakeeskeea I
Gcol 'm 'n stuk brood toe, mlschien komt ie
dan bg ons zitten."
Neen, daar zgn ze te schuw voor. Kjjk,
daar gaat er nog een. Weg zjjn ze.
Ohieoh Ohleohklonk 't over de hei.
Een der anderen sprong op. „Dat mot den
pastoor wèze. Woar Is Ie?"
Ohieoh! Ohleoh! klonk 't alweer.
Achter onszei Bram. Toen stonden
we alle drie en keken rond, en daar sagen
we, Bram 't eerst, 'n priester staan, beneden
aan den rand van 'n klein ven.
Ohieoh 1 Ohieoh 1 klonk 't terug en
handgewnif was 't teeken, dat we elkaar
zagen.
De Lange ik zal 'm maar De Lange
noemen, want 't is 'n schrikkelijk lang end
riep over de vlakteHebt Ge oewen hond
niet bie oe?
De pastoor riep Iets ierag, maar we ver
stonden 't geen van drieën. Stormend vloog
De Lange naar de laagte, bleef, in de vlakte
gekomen, 'n enkele maal in den moerassigen
grond steken en kwam eindelijk bjj den pas
toor aan.
Bram en ik namen 'n omweg, om de
sterke gloo ïg van den wal niet sf te loopen
en ook om het stnk moeras te vermjjden, en
kwamen den pastoor en De LaDge midden
ln „de mast", dat wil zeggen „het mattwond",
bjj den Bretweg tegen. De kennis was
spoedig gemaakt en Boer, de hond, eeD
mooie Ierscha 8etter, voor wlen ik 'n vreemde
was, besnuffelde mjjn laarzen en mijn kleeren,
alsof hij rook dat lk ook 'n hond had.
Wa hebbea toon 'n gezellige wandeling
door het bosch gemaakt, ofschoon lk 't me:
mjjn caps even vaak te kwaad kreeg met de
vooruitsteksuda dinuetakkeu, als de pastoor
met zijn soutane. Bram vertelde wat, ea de
pastoor vertelde wat, en De Lange vertelde
ook wat. Eu ik louterde maar; alleen de
houd nam notitie van me Totdat eindelgk
de pastoor zich tot mij wendde en zeiWat
henr ik? Zijde gjj een Amsterdammer?
Ja meneer.
Dat is 'n zeer sohóóae stad. Moar arg
lévendig en. drak.
Geen van deze beweringen kon Ik tegen
spreken en onze kennismaking heeft ten
gevolge gehad, dat wjj op 'n avond in de
week, die nn volgt, den pastoor 'n visite
zullen maken.
Hij schjjat mij tos 'n goedhartig man te
zjjn, die meer gevoelt voor de weldaden van
het Evangelie, dsn voor de ontbetingen en
smarten vsn het kruis Ofsohoon, daarin staat
hij ook niet alteen. 't Is gemakksljjker het
Evangelie te verkondigen, dan de oonstqnan-
tlëa ervan aan den Ijjve te ondervinden. De
zonneschijn en de bloemengeur van Galliléa's
bergen verzoenen 'n mensch eer met Christus,
dan Gethsemané of Golgotha. Daarom zijo
er zoo weinig echte Christenen. De meesten
zonden zich schamen, als de wereld 't te
weten kwam, dat ze in 'n achterbuurt, laat
staan in 'n stal, geboren tvaren. En als ze
van ban besten vriend weten konden, dat
hjj eens door de kerk zou worden uitgewor
pen, zonden ze 'm zelfs met hun schoenen
niet moer aankijken
Neen, 't is maar goed. dat Jezus al lang
dood is- Als hjj nu nog leefde, zon 't Evangelie
niet gepredikt kannen worden, en de meest
kerkeljjke Christenen zonden zich doodlachen
om zgn stal en om zgn krnls niet minder.
Maar er>fio, ik moet bij den pastoor op
visite, 't Zal misschien maar 't beste wezen.
Jeeta's angstig gel at
„Vader is zeker wel niet thuis?"
„Jawel stotterde zg verward.
„Dan wil hg mg bepaald niet zien?"
„Hg zal verwachten, dat ge hem opzoekt",
zeide zg, met een klagende poging om
hem aan zgn plicht te herinneren.
Rik lachte kort en spottend.
„Ah zoo nu. dat knn geschieden. Ik
heb volstrekt niet de bedoeling hem te
prikkelen. Maar wat is er eigenljjk met je
gebeurd, moeder?" ging hg voort en keek
haar nieuwsgierig aan „Ben je ziek geweest?"
„Neen ja dat wil zeggen, een wei
nig, dezen winter."
Zjj was er bang voor hem te bedroeven,
wanneer zg hem bekende dat het verdriet
om hem haar zoo had aangegrepen. En toen
bg haar bleef aanstaren, voegde ze er ang
stig bg als tot verdere verklaring
„De groote drukte met de bruiloft".
„Bruiloft? Wat voor een bruiloft?"
„Heeft mjjn laatste brief je dan niet
meer bereikt Els is immers toch ge
trouwd
„Els Zoo 1 Nu zooveel te beter."
„Zooveel te beter Waarom
„Nu het is immers toch beter als
men getrouwd is," zeide hjj, reeds weer
ongeduldig en deed een paar stappen door
de kamer.
De bedienden brachten de bsgege es
gingen weer snel en schuw de kamer uit.
Zjj hadden reeds begrepen, dat bet met de
vreugde over het weerzien niet geheel en
al richtig w*s. Tocd zjj de k&mer uit
waren, greep Jesta met b-ide handen naar
het hoofd, als moest zjj hsar gedachtes in
een bepaalde richting dwingen en den zeide
ze, half teeder, half vertwjjfeld„Nu, vertel
Esn 19-jarig vissehertje uit E^mond aan
Zse, thans als matroos te Den Helder verbljjf
hoadende, riep met doflfa stem„Present I",
toen deurwaarder Klein het„de heer Olfiiler
van Justitie contra Gerrlt Dekker" deed
hooren* Van achter de balleklnivers, die als
gewoonljjk ook „present" waren, was Gertje
dan ook in minder dan gééo tjjd den groo
ten gang doorgehold, draaide naar «tuur-
boordtjjde en stevende halfstoom de gehoor
zaal binnen, waar hjj het anker legde voor
den beklaagdenzetel. Van den tegecoverge-
stelden kant arriveerden drie andere heeren,
benevens eene dame, en daarna begon het
„stokje", een kluckt In één bedrjjf, getiteld
„Hoe „de Garnaal" 'n witte geit van het
bruine touw bevrijdde en aan een Kabel
verbond," of: „De geltenroof in de Dnlnen
van den heer Slx".
De eerstopkomende is de getnige Jan
Visser Cs., een visscher alt Egmond aan Zee,
van wien we nu hooren, hoe hjj in den
morgen van Zondag den 4en Februari j.L
een geit aan een (brnln) touw had staan.
Maar o wee! welke sabbatachender had me
daar dat lieve dier weggekaapt 't Was nog
geen 8 nar in den namiddag, of het sikje
was weg I Waarheen?.... Ja, dat mocht
Joost weten! Tot 9 uur 's avonds zocht ouwe
Jan in de „doinen", maar het mocht niet
baten. Had hjj toen Jaap Bergsma maar
ontmoet 1 Die wist er wel wat van en trad
daarom als getuige no. 2 op, nog vóór hjj
goed en wel voor het hekje stond, zgn twee
voorste vingers der linkerhand ljjnrecht in
de hoogte hoadende, bjj voorbaat gedachtig
aan den eed 1
Maar zoover was het nog niet, want eerst
wilde Mr. Van Honweninge graag Jaap's
naam weten. Hit had nogal wat in, eer dit
klaar was.
Gewillig verklaarde Bergsma dan,eenmaal op
dreef tjjnde, den beklaagde den 4den Febru
ari op een melkpadje met een geit te hebben
zien loopen en hem te hebben hooren zeggen
„mjjn dag is goed." Nog veel meer wist
Simon Kabel echter te vertellen, die wel 48
keer [als we goed telden] „Achtb're Heeren"
zeide
Gerrlt Dekker was dan langs evenge
noemd melkpadje op den bewasten Zondag
naar Kabel gegaan en had dezen, die niets
kwaads vermoedde, voor f 4 60 het beest
verkocht. Toen den 6den Februari Jan Visser
echter kwam informeeren naar zjjne vermiste
geit, was de zaak ganw opgehelderd en kon
Viseer, nadat hjj f 4 60 aan Kabel had
betaald, zjjn geitje triomfantelijk mee naar
hals nemen, 't Begrootte Visser wel voor de
ouwelui van „de Garnaal" (zoo wordt be
klaagde in de wandeling genoemd 1), maar
d'r moest tooh meest een strafzaak van ge
maakt worden, en hoewel „de Garnaal" net
deed of hjj een garnalengehengen
heeft en brutaalweg voorwendde alles te
hebben vergeten, vond de heer O. v. J. het
bewjjg toch voldoende geleverd- Z.E.G. ver
moedde, dat onze Gerrlt wel wat veel over
F rans Rosier had gelezen en elschte wegens
d:ei«tal 6 weken gevang, tegen hem.
In het tweede zaakje, waarin wederom „ds
Garnaal" voor beklaagde mocht spelen,
sloeg bjj nog veel miserabeler fignnr. Hij had
zloh tegenover Trjjntje Beeldman, eene vrouw
van middelbare jaren, aan onzedeljjkheld schul-
dlg gemaakt, zoodat dit zaakje met gesloten
deuren werd behandeld. Van niet officleele
zijde gewerd ons de mededeeling, dat ook hier
voor 6 weken gevangenisstraf tegen Dekker
werd geëiacht.
Plet Glas en mjjn zoon Klaas, een paar
geweldige jagers, de schrik van heel Nibbix-
wond en omstreken voor al wat haas heet
en door den poelier goed wordt betaald,
waren den 29oten September j 1. op de
jacht in de bnnrtschap Zwaogcjjk, doch wer
den geeaapt door den gemeente-veldwachter
T- de Vries, aangezien het besloten jachttgd
wa» en zjj geen van belden eene vergnaBiiig
tot jagen konden tonnen en tooh een haas
nadden geschoten. Piocea verbaal volgde en
regen de belde Nimrod's werd door den
Ambtenaar van het Openbaar Ministerie te
Hoorn een elsch ingesteld tot boete-betaling
of hechtenis, en den 16den Februari j.1 wer
den de heer en G as door den Hoornschen Kan
mg eens, Rik hoe is het dan nu eigenljjk
met je
Hg draaide zich om en keek haar aan,
als vroeg zjj iets onbegrjjpeljjk doms.
„Hoe zou 't dan wel met mjj zgn I
Je ziet immers, dat ik levend en gezond
ben on heel vergenoegd bovendien."
Z-j keek hem aan, als geloofde ze hem
niet recht.
„Ja? ben je werkeljjk vergenoegd? Ik
bedoelgaat het je heusch goed
„Maar dat ziet ge toch immers?"
„Ja, ja, Rik, ik zie het. Maar wat ik
niet zie je hebt nooit eens ordenteljjk
geschreven. Juist zooveel, dat ik wist dat
je leefde en waarheen ik je g..,, waarheen
ik je achrjjven kon. Maar al het overige
ja, wat ben je nu eigenljjk, Rik?" flipte
ze er eindeljjk uit.
Hjj deed, als verstond hjj haar niet ge
heel.
„Ik meenwat heb je daar ginds uitge
voerd
„Nu, wat men zooal doet, als men voor
zjjn genoegen op reis is."
De armen zonken haar slap langs het Ijjt.
„Eu hebt ge daar dan niet gewerkt?
Hg lachte. „Gewerkt? Maar daarvoor
ben ik daar toch niet heengegaan."
„Maar waarvan hebt ge dan geleefd
Deze vraag was hem verre van aange
naam.
„Je hebt mjj menigmaal wat gezonden",
zeide hg outwjjkend.
Mear dat is alleen niet toereikend
Amerika moei zco vreeseljjk c
ge-
weeet.
zgn
Hg haalde dr Behouders op - „Eet k-mt
er veel op aan hoe men het na' legt
„Ja, maar hoe hebt ge het dan aarge-