III. HENRIK GEHRTS. IVIededeelingen Zondag 25 Maart '06. TWEEDE ULA l>. FEUILLETON. bank te Alkmaar. omtrent zjjn verbljjf in Frankrjjk door A. D. Groksjcan Opgemaakt voor en voorgelezen in de ver gadering van Oad-leerlingen der fi. L W. S. te Schagen. o III Een man prachtige paarden met rx ra gangen kreten we te tien, o.v een apan 6- en 6 jarige zwartjes (de leeftgd, waarop het Normanditche paard In e'n volle kracht ia), die 'tcelfde jaar op het concours in Den Haag met sr.ccee hadden mr êgeloopen en en voor f4000 naar Engeland waren verkocht. Verre de kroon spanden echter een seatal paarden van den Koning van België, die heel veel In Pargi komt en daarom voor het gemak maar wat paarden bij Rcy in pension heeft. Zóó'n ganr*, temperament en hondlng is gewoonweg ondenkbaar, als men het niet gezien heeft- Die Indrnk is onvergetelijk. Ten slotte maakten we de conclusie, dat Rcy als handelspaard veel gang moet hebben met daartg model en massa, maar dat het boenwerk nl.t zwaar, maar wel droog be lt eeft te w«zen en dat op gebreken als scherp geteekend spronggewrlcht en een O '.gevaarlgk reebsen nogal wat wordt toege geven. De heer Rcy eelde dan ook self, dat deze fij ie, maar staalharde beenen verre te ver- k ezen waret boven die zware, maar vooze b enen, zooa's de Oldenbnrgers ze maar al te vak hebben. Met de dickbaarste gevoelens namen we ai scheld van de familie Rcy, waarna zich het gezelschap verdeelde. Den volgmden dag. Zaterdag 29 Ootober, ward 's morgens de terugreis aanvaard. Door mg en meerderen eohter in een ernigszlos weemoedige stemming bjj het ver laten van het land, dat ons In die week zoo ■cldzaam veel op allerlei gebied had te ge nieten gegeven, maar ook met de grootste d nkbaarheld voor Overste P n n t, die op s ,o voorbeeldige wijze zloh geheel be langeloos van de taak als leider der rxomsie h efc gekwet -n, waarvoor Z. H. E. Oestr. sloh heel wat drakten en moeiten had moeten getroosten. Reeds la N >rmandlë gevoelde lk grooten lest om eens langer in dat heerlijk mooie land te vertoeven, om dan In de eerste plaats do taal beter machtig te worden en ln de tweede plaa.s om eens nader kennis te maken mat den landbouw en de veeteelt ln dat ge- w >«t. Taais gekomen, werd dat verlangen al sterker en toen ik de permissie kreeg en in den persoon van A. J. Zjjp Iemand vond, die ook graag hetzelfde wilde, werden er dra pc gingen in het werk gesteld. We meenden, het beste te doen door in lichtingen te vragen bij den directeur van oen of andere landbouwschool daar te lande, di ons wellicht airessen vsd boeren zon weten op te geven. Door bemiddeling van mijnheer Löhnis kwamen we In 't bezit van een viertal adres sen van zoodanige scholen, waarna wij aan ééi er van, die ons 't meest aanstond, schreven en een verrassend mooi antwoord kregen. Een gedrukt programma en uit voerig begeleidend achrjjven bracht ons op de hoogte, dat wjj nooit beter konden doen dtn op die school zelve te komen, waarvoor prachtige gelegenheid bestond en voor niet te veel geld. Het was een zoogenaamde „éxile prat'qne d'agricultnre", d.wz. school met daaraan verbonden boerderg das theorie en practgk te zamen, la beginsel heel mooi. Er zgn In Frankrijk een 40 tal dergelijke scholen. Za honden het midden tnsschen de „farmes éioles" en de „éeoles-nationales", v.rarvan het aantal kleiner is. Boven deze alle staat het „Icitltut cational agrono- niqne" te Parjjs, waarvan de leerlingen den moolen naam van „Inféuleur agronome" mogen voeren. Het ons toegezonden pregramma dan van da „école prat 'qne d'agrlonlare et de laiterle" via Colgcy, [één aar per rjjlalg van Caren- tan, aan de spoorlijn Paris Cherbonrg, en V. unr loopens vanaf Baapte, aan de ljjci C irentan-Csrteret] met den heer N ël, „che- vulier dn mérite agricols" als dlrcctenr, maskte melding o. a. ven sen commissie van to zicht, van het onderwijzend personeel, het doal van de school, examens en voorwaarden van toelating voor de leerlingen, bet onder wijs, dat op het programma nltatekend leek, en van de discipline. Een militair lnctrnctenr Roman van FRANS ROSEN. 29 Jesta ging daarop naar hare dochter. „Ruth," zeide zjj met sidderende stem. „denk eensRik komt weer thnis 1" Ruth ontstelde. Zjj keek haar moeder aai, zag de hartstochtelijke vreugde in ha ar oogen, zag de bange, smeekende bede verheug je daarover met mg Zjj zag dei ganechen jammer van haar hart wriDgen met een krampachtige, naar vervulling em achtende hoop. Zg omhelsde haar moe- dir en Jesta weende aan Ruth's borst uit dl eerste, hevige aandoening. Dan verwachtten zg hem, ieder voor zich m*t zeer bjjzondere gevoelens, in bange Vrees. Jesta wilde haar jongen zelf van het station aihalen, maar zg gaf die gedachte weder spoedig op. Zg was bang voor vreemde oogen bjj dit eerste weerzien, wavvan zg zelf niet zeker was, hoe dat zou uitvallen. Op den dag dat Rik komen zou, was zg reeds van vroeg in den morgen door zulk een opgewondenheid aangegrepen, dat Rath meende, dat eg het niet zou uithouden tot het uur werkelijk daar was Henrik kon dat niet meer aanzien. Hg wist, hg voelde, dat ai haar hoop jammerIjjk bedrogen uit sou was als surveillant aangesteld en een genees heer scheen aan de Inrichting verbonden te weren. Behalve de gewone leerlingen, werden ook jongelni aangenomen slt „uagiaires". Hier vsn konden gebruik maken j nge'ieden van eiken leeftijd, die. alvorens zelf een bediijf te gaan f xplolteerer, zich gzarne wilden eigen maken de practgk ven den landbouw, de fokxerg. den asn- en verkoop en het t x eren van dieren, wearln de dLectenr hen geheel zon inwijden. Ais stagiaire had men geer.er- lei verplichting, de leasen aan de school mochten, maar behoefden niet te worden gevolgd. Kortom, men kon doen en laten wat men wilde Daarna beschrijft dat programma de exploitatie van de boeidertj, groot 83 H A waarvan twee derden in wei en ééi derde in bouwland. Nieuwe constructies zonden de onde vervangen. Het zn'.7ellokeal, volmaakt gtïastalleerd, wes voorzien van de beste toe stellen onder de nienwste, gedreven door tnrblne of stoommachine. De verzameling landbouwwerktuigen was van de volledigste en beste. Het aantal pearden, jong en oud, was 86. Dat der koeien30 melkkoeien, 4 stieren, 46 stnks jongvee, alle van de beste en meeree- deels bekroond- Behalve dit, hield men er een groote fokkerij van konijnen, kipper, kalkoenen, ponles-ptntedea, eenden en dmven op na. In begeleidend schrijven werd ons o. a. gewezen op de bijzonder gunstige conditie cm de taal te leeren, daar we ons dage'gka zon den bevinden te midden van een 20-tal „stagiaires'', die allen tot de eerste Frscache families behoorden. Dit alles lschte ons zóó toe, dat we niet meer aarzelden en vsst be sloten, daarheen te gaan als „stagiaire", wat dan ook 't gevolg hsd. dat we den 22 December afreisden en een paar dagen in Parjj* ver toefden, waar we getnige konden zgn van de buitengewoon gezellige drokte van het a. s. Kerstfeest, voor de Fracschen tevens 't St Ntooiaasfeest van ons. Vol goeden moed en met groote verwach tingen spoorden wijZiterdsgs,den 24December, op Colgty af, onder weg ons allerlei voor stellingen makend Ik kende het zooevec besproken Staats hengstendepot te St. Lu en verwachtte onwillekeurig van een Staat «landbouwschool iets ln denzelfden geest. Een rijtuig zou ons en onze kcffirs van het naastbggelegen station afhalen. We verwachtten minstens een rjjtnlg met 2 paarden en misschien wel een koetsier In livrei. Tegen den avond, daar kwamen we aan, maar o weeeen open lattenkar met een zeer eenvoudig paard er voor, stond klaar om ons af te halen, Geen koetsier, maar een paar „stagiaires", die ons opwachtten. Deze eerste tegenvaller deed oas aagstlg-nlenws- glerig tegemoet zien het oogsnbilk, waarop we dan zonden kennis maken met de Inrich ting zelve, waar we volgens afspraak waar- schguljjk 8 maanden zouden bljjven. Ea onbesohrgfsjjk was onze teleurstelling, toen bg hst binnenrijden van de poort ons gezegd werd, dat we er waren We keken elkaar zwijgend-vragend aan. De andere jongelui schenen groote pret ln het komische geval te hebben en mevronw zelf, die ons ontving ln één harer vertrekken met steenen vloer, waar ieder maar op klompen raakllep, scheen ook wal een weinig verlegen met het geval. Za bad misschien nog nooit niet F;anschen ontmoet en z ij begtyep o n z slecht en w jj haar. 't Was er zoo'n slordige en vuile boel, dat onze eerste gedachte was, hoe hier weer vandaan te komen. Da direoteur zelf kwam even later thuis, mrteen paar leeraren, en maakte gesn ongunatlgen loduk Men dischte ons wat brood en sardientjes op, maar we waren er eigenlijk te visa van om er iets van te eten. De kenken met een paar kolossaal groote fornuizen leek ons èi wat personeel, èi zindelijkheid, èa geur betrof, meer op een plaats, waar men beesten-, dan wel menschenvoedsel bereidt. Om 7 aur begon het diner in de naast de kenken sloh bevindende eetzaal: een vertrek van g«ö led- houten wanden zonder noemenswaardige wandversiering, een groote withouten tafel en matten stoelen, ook steenen vlosr, zoodat men ook hier e'n klompen aanhield- Om den dtsch zaten esn 14-tal stagiaires met mijnheer den directeur ea z'n vrouw. Hoewel we nog niet mee-aten, leek ons toch direct het menn niet slecht en merkten we wel, dat een ieder met grooten trek er in at en het er aan tafel gezellig toeging. Al verstonden we er n rg weinig van, tooh merkten we wel aan de gesprekken, dat man grooten sohik had om die twee vreemde eenden in de bjjt, vooral als wjj eens wat zeiden. Wjj cp onze bsnrt spraken natnurljjk in 't Holiandach weer vrijuit over hen. (Wordt vervolgd XXXVI. Indien de leze.» van de Schager Courant tot na toe met sak ere belangstelling, misschien komen en dat deze dag opnieuw ljjden en verdriet aan haar zou brengen. Hg trok zich terug en besloot, de eerste begroeting niet te storen. Hg kou het ge makkelijk afwachten. Een uur voor den tjjd van aankomst week Jesta niet meer van het venster. Hare handen waren jjskoud. Haar hart sloeg zoo. dat zg er nu en dan duizelig van werd. Ruth zat achter haar, stil en vol zorg. Die gat zich niet aan een bedriegeljjke hoop over Daar reed een rjjtuig het plein op voor het huis. Jesta had niet meer de kracht haar zoon tegemoet te gaan. Zjj klemde zich aan de geopende deur vast met wjjd geopende oogen staarde zg naar buiten. Rik sprong uit het rjjtuig Met het hoofd in den nek. nonchalant en kalmpjes, alsof de zaak niet de micste haast bad, stapte Rik de stoep op, die naar den ingang voerde. Hjj was grooter en breeder geworden. Zgn gelaat was mager en door de zon verbrand. Op zgn bovenlip donsde een j ccquet snorretje. Hjj was met slordige elegance gekleed. Nood en gebrek had hjj 1 beslist niet geleden. Zjjn oogen kn6ep hjj even dicht voor het scherpe zonlicht en daarna dwaalde zjjn b'ik onverschillig langs het huis van zgn vader. Daar zag hjj Jesta. Hjj aarzelde. Die oude. ziekeljjke, met zoo weinig zorg ge kleeds vrouw.dat was zjjne moeder? Zjjne moeder, die hjj altjjd ds een mooie, deftige vrouw had gekend Voor de huisdeur reeds de eerste ont goocheling, dat was een uitstekend begin. Dat was een ontmoedigend voorteeken. wel „instemming" mijn „Brieven" geiteen hebben, dan zullen se 't mij ook hebben ver geven, dat deze zoo welrg specifiek „Amater- damtch*' waren. Of de brieven bjj deze af- wjjkicg gewonnen of verloren hebben, wie zal 'c zeggen I k 't allerminst. Een van mijn vele vrinden beef; mg wel eecs in alle gemoedeljjkkeld en in vertrouwen medegedeeld, dat ik 't doodeenvoudig niet kic. Eu In weerw?! van de hatelijkheid, die achter deze openhartigheid schuilde moet Ik, bij een g nadeckeo, den man gelijk geven. Ik zit altjjd op mjjn krmer, maar ik ben daarom nog geen kamertjetmenschlk woon in Amsterdam maar 't is de vraag, of ik na ook 'n Amster dammer ben. Ik heb, zoo re zeggen, liberale denkbeelden, en toch behoor ik niet tot de groep der liberalen ik doe In allen eenvoud, maar ook met al mjja krachten mjjn best, Christus na te volgen, maar ik acht elke Chilsteigke kerk 'naodtr Golgotha. weer men telkcrs weer Christus krnltigt. Lees „Hil- 1 i g e n 1 e i", het nieuwe beek van G n a t a v Frenssen, en dan zult Ge bemerken alt mjjn brieven, dst Ik steeds gepoogd heb en neg poog, de dikke lagen verguldsel, die de Kerk in den loop der eenwen over de figuur van Jezns plakte, deer ven lieverlede af te halen, om eindelgk, eindelijk och, menschen vsd goeden wille, helpt Frenesen en mij ln ons eerlijk pogen 1 om eindelgk weer te voor schijn te brengen die znlver tchoone mensche- ljjke ast unr zcoals zij tlch eens in al haar ver hevenheid laat mij zeggen heiligheidaan het meer van Geiéiareth en op de bergen van Gallfléa vestoonde. Ik ben zeer, zeer het socialistisch democratisch streven toegedaan van vrjjheld, gelijkheid en broe derschap. maar heb ie de meeste socialisten, die ik ontmoette, vgacden van het socia lisme erkend, en mjj daarom nooit bjj hen aangesloten Ik wil evenmin tot 'n kerk alt tot een partij behoorec, en waar ik optrad om te preeken, daar deed ik mjjn best het Evangelie te doen begrjjpen en waardeeren, en was ik zoo min Luterrch als Rsmon- strantsch of Doopsgezind. Zoo zon ik ook geen medaille willen dragen, of het eene of andere ordelint. Ik zon telkens mjjzelven af vragen Moet 'n ander mjj cachet verleenen Of moet de eene of andere kleur den men schen verklaren wie en wat ik ben? Dat zal Ik zelf wel doen. Ik kan mg niet bepalen tot 'n groep, 'n secte, 'n afdeelicg, 'n soort. Ik kan niet zoek n het geluk van mjjzslf alleen, of van mjjn vrindjes alleen, of van mijo stadgenooten alleen, 't Zon mij zgn, alsof ik, dit doende, diefstal zon plegen tegenover al de anderen. Wal de Hemel te geven heeft, gerft Hij ook aan allen, zonder onderscheid: regen, zonneschijn, ga- eoadheld, ziekte tegenspoed, alles Waar 'c anders uitvalt daar is menschelgke wille kour, gedrochtelijke uitverkiezing aan 't vrerk geweest. Gerechtigheid en on artjjdig- held achten vooringenomenheid en tegeuln- geaojionbeii, bevoorrechting en benadeeling beaeien zich Eu tot die hoogte op te klimmen van Gelgkheid voor Allen moet ons streven zgn. God, of de Godheid, of de Hemel, of de Rechtvaardige, of de Eeuwige of hoe Ge ook da Opperste Macht noamea moogt, geeft ons het voorbeeld. Die 'a lager voorbeeld Deemt, kan 'c misschien ver brengen in de wereld, kan hooge idealen hebben, zeer hooge zelfs, maar nooit zulke, die ten hemel reiken. Ei daarom, déé-om, al schrijf ik deze brieven gawoon'jjk uit Amsterdam, waarnaar ze den naam van „Amsterdamsche" gekregen hebben, daa om, al behandelen ze gewoonlijk maar terloops wat 1c Amsterdam voorvalt, en gaas ze gewoonlijk grasduinen daar, waar inga geest wat te gratdnlneu vindt op 't tooueel, in 'n boek op 'a vergadering, in eigen leven, in 'n kerk, achter de schermen, in Berlijn, in Amerika, daarom moet 't mjj vergeveu worden, dat ik niet steeds al mjjn aandacht kan wjjdeu aan den Amsterdam- sshen Gemeenteraad, de Amsterdamsche tram. de Amsterdamsche grachten, de Am sterdamsche „daghei xs clsp" en al datgene wet specifiek „Amsterdamsoh" is. L'éa om moet 't mg ook vergeven worden, dat ik na de verzending van mijn vorigen brief door mjja geneesheer 'n psychisch terapist hè hè van mjjn kamer ben Wdggrjtagd naar 't Zilden van ons lar.d, waar Ik na al 'n dag of twaalf tnsschen balen en hagelsteenen door in de bosschan ronddwaal, om genezing te zoeken voor mjjn overspannen zenuwen. „Heelerrmal niets uit voeren. Geen boek meenemen Ia'c gres gaan liggen bjj mooi weer. Als 'c regent op de canapé. Na, en toen werd 'n kaartje voor me ge nomen en werd ik aan de W- P. in den trein gem üild,en kwam ik na 'n nar of wat ■porecs hier in Brabant aan. Ik trof 't ni«t rx ra. Rrgen, hegel, storm alt het Wasten aioten me op. Maar als 't eventjes kon, ging ik op s'sp. de hei in. Er waren nog zoo'n paar week boofdigen ais ik, en als ze wisten, dat Ik plan had om alt te gaan, stonden ze me aan 't eind van da laan op te wachten, 'n Paar sterke schoenen, 'n cape, 'n pet, en klaar waren we. Eu dan gingen we de bosscheu ln. 't Lijsend Ven voorbjj, langs 't Baars- Ven, de Seelasche wallen over kwamen we mlddeu In de hel. Geen van ons drieën had jagersbloed ln zich, anders hadden we hier ons hart kunnen ophalen aan wilde konijnen, Ijjsters, eekhoorns en vossen. Twee weken geleden heeft men hier nog vier herten gezienmaar wjj hebben er na geen spoor van kunneo ontdekken. En nn ik hier zoo den tjjd heb, om rond te loopen, nn mjj stelselmatig de conrant ontbonden wordt, nn ik papier en schrijfge reedschap heb moeten smokkelen en mjjn slaap kamer op slot heb moeten draaien, om rustig 1 dit korte briefje te schrgven; nn ik in aard en wezen zoo iets begin te worden, dat 't midden om mija rol van niet vaal te kannen stigsgiTli vol te honden Bram en De Lange weten niet esus, dat ik on Roomsch ben; ze hebben er mjj althans nooit naar gevraagd. Maar als ze nu te weten moesten komen, dat ik zelfs heelemaal niet tot een kerk behoor, dan twijfel ik er bjjna aan, of er voor mjj wel plaats aan tafel zon wesen. Ofschoon 't is niet mooi van me om kwaad te denken, en ik doe daar waarschijnlijk heel verkeerd san. Weina, dan zal Lk er 't beste maar van hopen. Den volgenden brief hoop ik n weer alt Amsterdam te schrijven. H. B. H hondt tusschen een stads -en 'n boschmenich ArrOIldiSSemeiltS Recllt- (geea bosjstmeoich), nu yo«1 ik zoo intent Zitting van Dinsdag 20 Maart 1906. Hg aarzelde waarachtig en overlegde, of hg haar wel zou omhelzen. Maar zg was hem al voor. Zjj hield het niet langer uit. Met eeD kreet snelde ze hem tegemoet en bl6ei half bewuste loos, zwaar als lood. in zjjn armen hangen. Hg was in doodelgke verlegenheid. „Mjjn God moeder wat is er toch? waartoe zulk een opstand I laat dat toch om de menschen". Esn gzigkoude wind streek haar langs het gelazt langs de ziel. Zjj verging van geluk en smart en hjj hjj dacht aan de menschen, die aanmerkingen zouden kunnen maken. Met de laatste rest van haar kracht richtte zjj zich op. Ruth trad tusschen beiden. Vrjjmoedig en bedaard gat ze haar broer de hand. „Goeden dag, Rik," zeide zjj kalm. G id zjj dank die was tenminste ver standig. Dat was altjjd een flink persoontje geweest. Hjj schudde haar kameraadschap pelijk de hand. „Zal ik je naar je kamer brengen zeide zjj. Zjj wilde haar moeder gaarne tjjd laten, maar die wilde dat niet. „Neen laat dat ik ga m3e naar bovea." „Maar dat is toch geheel ocnoodig," weerde Rik, „ik vind den weg wel alleen Zg' stoorde zich daar niet aan. Moeiljjk en zwijgend liep zjj voor hem de trappen op. Ruth keek baar na met een diepen zochtdaarna keerde zjj zich om en zorgde voor Rik's bagage Toen de deur van Rik's kamer achter hem en zjjn moeder was gesloten, bleef hjj staaa, stak de handen in de zakken en vroeg met een blik zonder medegevoel op het groote gebrek, den grooten honger, dien 'n stadsmecsch Igdt. Wat is er bg ons stads- menschen nog overgebleven van da natuur? 't Is allemaal affectie en allemaal knnstmatig i gedoe. Ik schaam me voor die twee anderen, dat ik zelfs den naam niet weet van eenig plantje, dat zg vinden. Allerlei blaren, takjes, ioaeoteo verzamelen zg hebben notitieboekjes bg sich, waarin ze aanteekeningen honden, vertellen elkander en mjj allerlei wonderen uit het natuurleven, mooi, overweldigend mooi, en lk ben verplicht mijn mend te hon den tegenover deze vrjje natuur kinderen. Al» ik nog eens wat zeg, li 't over dikke boeken, hooge halzen, stinkende kroegen, bankroetiers, sociale kwesties en dergelgke onderwerpen, en dan kjjken ze elkaar eens aan en doen vrindelgk, alsof ze zeggen willen: 't I* toch j*mmer van je; Je moest maar bg ons bljjven miischlen wordt je dan nog eens 'n goed en gelukkig mensch. „Kijk Bram, daar gaat 'n eekhoorn. Keeakeeskeea I Gcol 'm 'n stuk brood toe, mlschien komt ie dan bg ons zitten." Neen, daar zgn ze te schuw voor. Kjjk, daar gaat er nog een. Weg zjjn ze. Ohieoh Ohleohklonk 't over de hei. Een der anderen sprong op. „Dat mot den pastoor wèze. Woar Is Ie?" Ohieoh! Ohleoh! klonk 't alweer. Achter onszei Bram. Toen stonden we alle drie en keken rond, en daar sagen we, Bram 't eerst, 'n priester staan, beneden aan den rand van 'n klein ven. Ohieoh 1 Ohieoh 1 klonk 't terug en handgewnif was 't teeken, dat we elkaar zagen. De Lange ik zal 'm maar De Lange noemen, want 't is 'n schrikkelijk lang end riep over de vlakteHebt Ge oewen hond niet bie oe? De pastoor riep Iets ierag, maar we ver stonden 't geen van drieën. Stormend vloog De Lange naar de laagte, bleef, in de vlakte gekomen, 'n enkele maal in den moerassigen grond steken en kwam eindelijk bjj den pas toor aan. Bram en ik namen 'n omweg, om de sterke gloo ïg van den wal niet sf te loopen en ook om het stnk moeras te vermjjden, en kwamen den pastoor en De LaDge midden ln „de mast", dat wil zeggen „het mattwond", bjj den Bretweg tegen. De kennis was spoedig gemaakt en Boer, de hond, eeD mooie Ierscha 8etter, voor wlen ik 'n vreemde was, besnuffelde mjjn laarzen en mijn kleeren, alsof hij rook dat lk ook 'n hond had. Wa hebbea toon 'n gezellige wandeling door het bosch gemaakt, ofschoon lk 't me: mjjn caps even vaak te kwaad kreeg met de vooruitsteksuda dinuetakkeu, als de pastoor met zijn soutane. Bram vertelde wat, ea de pastoor vertelde wat, en De Lange vertelde ook wat. Eu ik louterde maar; alleen de houd nam notitie van me Totdat eindelgk de pastoor zich tot mij wendde en zeiWat henr ik? Zijde gjj een Amsterdammer? Ja meneer. Dat is 'n zeer sohóóae stad. Moar arg lévendig en. drak. Geen van deze beweringen kon Ik tegen spreken en onze kennismaking heeft ten gevolge gehad, dat wjj op 'n avond in de week, die nn volgt, den pastoor 'n visite zullen maken. Hij schjjat mij tos 'n goedhartig man te zjjn, die meer gevoelt voor de weldaden van het Evangelie, dsn voor de ontbetingen en smarten vsn het kruis Ofsohoon, daarin staat hij ook niet alteen. 't Is gemakksljjker het Evangelie te verkondigen, dan de oonstqnan- tlëa ervan aan den Ijjve te ondervinden. De zonneschijn en de bloemengeur van Galliléa's bergen verzoenen 'n mensch eer met Christus, dan Gethsemané of Golgotha. Daarom zijo er zoo weinig echte Christenen. De meesten zonden zich schamen, als de wereld 't te weten kwam, dat ze in 'n achterbuurt, laat staan in 'n stal, geboren tvaren. En als ze van ban besten vriend weten konden, dat hjj eens door de kerk zou worden uitgewor pen, zonden ze 'm zelfs met hun schoenen niet moer aankijken Neen, 't is maar goed. dat Jezus al lang dood is- Als hjj nu nog leefde, zon 't Evangelie niet gepredikt kannen worden, en de meest kerkeljjke Christenen zonden zich doodlachen om zgn stal en om zgn krnls niet minder. Maar er>fio, ik moet bij den pastoor op visite, 't Zal misschien maar 't beste wezen. Jeeta's angstig gel at „Vader is zeker wel niet thuis?" „Jawel stotterde zg verward. „Dan wil hg mg bepaald niet zien?" „Hg zal verwachten, dat ge hem opzoekt", zeide zg, met een klagende poging om hem aan zgn plicht te herinneren. Rik lachte kort en spottend. „Ah zoo nu. dat knn geschieden. Ik heb volstrekt niet de bedoeling hem te prikkelen. Maar wat is er eigenljjk met je gebeurd, moeder?" ging hg voort en keek haar nieuwsgierig aan „Ben je ziek geweest?" „Neen ja dat wil zeggen, een wei nig, dezen winter." Zjj was er bang voor hem te bedroeven, wanneer zg hem bekende dat het verdriet om hem haar zoo had aangegrepen. En toen bg haar bleef aanstaren, voegde ze er ang stig bg als tot verdere verklaring „De groote drukte met de bruiloft". „Bruiloft? Wat voor een bruiloft?" „Heeft mjjn laatste brief je dan niet meer bereikt Els is immers toch ge trouwd „Els Zoo 1 Nu zooveel te beter." „Zooveel te beter Waarom „Nu het is immers toch beter als men getrouwd is," zeide hjj, reeds weer ongeduldig en deed een paar stappen door de kamer. De bedienden brachten de bsgege es gingen weer snel en schuw de kamer uit. Zjj hadden reeds begrepen, dat bet met de vreugde over het weerzien niet geheel en al richtig w*s. Tocd zjj de k&mer uit waren, greep Jesta met b-ide handen naar het hoofd, als moest zjj hsar gedachtes in een bepaalde richting dwingen en den zeide ze, half teeder, half vertwjjfeld„Nu, vertel Esn 19-jarig vissehertje uit E^mond aan Zse, thans als matroos te Den Helder verbljjf hoadende, riep met doflfa stem„Present I", toen deurwaarder Klein het„de heer Olfiiler van Justitie contra Gerrlt Dekker" deed hooren* Van achter de balleklnivers, die als gewoonljjk ook „present" waren, was Gertje dan ook in minder dan gééo tjjd den groo ten gang doorgehold, draaide naar «tuur- boordtjjde en stevende halfstoom de gehoor zaal binnen, waar hjj het anker legde voor den beklaagdenzetel. Van den tegecoverge- stelden kant arriveerden drie andere heeren, benevens eene dame, en daarna begon het „stokje", een kluckt In één bedrjjf, getiteld „Hoe „de Garnaal" 'n witte geit van het bruine touw bevrijdde en aan een Kabel verbond," of: „De geltenroof in de Dnlnen van den heer Slx". De eerstopkomende is de getnige Jan Visser Cs., een visscher alt Egmond aan Zee, van wien we nu hooren, hoe hjj in den morgen van Zondag den 4en Februari j.L een geit aan een (brnln) touw had staan. Maar o wee! welke sabbatachender had me daar dat lieve dier weggekaapt 't Was nog geen 8 nar in den namiddag, of het sikje was weg I Waarheen?.... Ja, dat mocht Joost weten! Tot 9 uur 's avonds zocht ouwe Jan in de „doinen", maar het mocht niet baten. Had hjj toen Jaap Bergsma maar ontmoet 1 Die wist er wel wat van en trad daarom als getuige no. 2 op, nog vóór hjj goed en wel voor het hekje stond, zgn twee voorste vingers der linkerhand ljjnrecht in de hoogte hoadende, bjj voorbaat gedachtig aan den eed 1 Maar zoover was het nog niet, want eerst wilde Mr. Van Honweninge graag Jaap's naam weten. Hit had nogal wat in, eer dit klaar was. Gewillig verklaarde Bergsma dan,eenmaal op dreef tjjnde, den beklaagde den 4den Febru ari op een melkpadje met een geit te hebben zien loopen en hem te hebben hooren zeggen „mjjn dag is goed." Nog veel meer wist Simon Kabel echter te vertellen, die wel 48 keer [als we goed telden] „Achtb're Heeren" zeide Gerrlt Dekker was dan langs evenge noemd melkpadje op den bewasten Zondag naar Kabel gegaan en had dezen, die niets kwaads vermoedde, voor f 4 60 het beest verkocht. Toen den 6den Februari Jan Visser echter kwam informeeren naar zjjne vermiste geit, was de zaak ganw opgehelderd en kon Viseer, nadat hjj f 4 60 aan Kabel had betaald, zjjn geitje triomfantelijk mee naar hals nemen, 't Begrootte Visser wel voor de ouwelui van „de Garnaal" (zoo wordt be klaagde in de wandeling genoemd 1), maar d'r moest tooh meest een strafzaak van ge maakt worden, en hoewel „de Garnaal" net deed of hjj een garnalengehengen heeft en brutaalweg voorwendde alles te hebben vergeten, vond de heer O. v. J. het bewjjg toch voldoende geleverd- Z.E.G. ver moedde, dat onze Gerrlt wel wat veel over F rans Rosier had gelezen en elschte wegens d:ei«tal 6 weken gevang, tegen hem. In het tweede zaakje, waarin wederom „ds Garnaal" voor beklaagde mocht spelen, sloeg bjj nog veel miserabeler fignnr. Hij had zloh tegenover Trjjntje Beeldman, eene vrouw van middelbare jaren, aan onzedeljjkheld schul- dlg gemaakt, zoodat dit zaakje met gesloten deuren werd behandeld. Van niet officleele zijde gewerd ons de mededeeling, dat ook hier voor 6 weken gevangenisstraf tegen Dekker werd geëiacht. Plet Glas en mjjn zoon Klaas, een paar geweldige jagers, de schrik van heel Nibbix- wond en omstreken voor al wat haas heet en door den poelier goed wordt betaald, waren den 29oten September j 1. op de jacht in de bnnrtschap Zwaogcjjk, doch wer den geeaapt door den gemeente-veldwachter T- de Vries, aangezien het besloten jachttgd wa» en zjj geen van belden eene vergnaBiiig tot jagen konden tonnen en tooh een haas nadden geschoten. Piocea verbaal volgde en regen de belde Nimrod's werd door den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Hoorn een elsch ingesteld tot boete-betaling of hechtenis, en den 16den Februari j.1 wer den de heer en G as door den Hoornschen Kan mg eens, Rik hoe is het dan nu eigenljjk met je Hg draaide zich om en keek haar aan, als vroeg zjj iets onbegrjjpeljjk doms. „Hoe zou 't dan wel met mjj zgn I Je ziet immers, dat ik levend en gezond ben on heel vergenoegd bovendien." Z-j keek hem aan, als geloofde ze hem niet recht. „Ja? ben je werkeljjk vergenoegd? Ik bedoelgaat het je heusch goed „Maar dat ziet ge toch immers?" „Ja, ja, Rik, ik zie het. Maar wat ik niet zie je hebt nooit eens ordenteljjk geschreven. Juist zooveel, dat ik wist dat je leefde en waarheen ik je g..,, waarheen ik je achrjjven kon. Maar al het overige ja, wat ben je nu eigenljjk, Rik?" flipte ze er eindeljjk uit. Hjj deed, als verstond hjj haar niet ge heel. „Ik meenwat heb je daar ginds uitge voerd „Nu, wat men zooal doet, als men voor zjjn genoegen op reis is." De armen zonken haar slap langs het Ijjt. „Eu hebt ge daar dan niet gewerkt? Hg lachte. „Gewerkt? Maar daarvoor ben ik daar toch niet heengegaan." „Maar waarvan hebt ge dan geleefd Deze vraag was hem verre van aange naam. „Je hebt mjj menigmaal wat gezonden", zeide hg outwjjkend. Mear dat is alleen niet toereikend Amerika moei zco vreeseljjk c ge- weeet. zgn Hg haalde dr Behouders op - „Eet k-mt er veel op aan hoe men het na' legt „Ja, maar hoe hebt ge het dan aarge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5