Oók een patiënt. Zondag óOe Jaargang. No. 4165. TWEEDE BLAD. FEUILLETON Uit het Deenicti van PETER NANSEN; De chef-arts worden. Recrnnt No 18 I verlang naar niet*. Ik ben méér dan tevreden cnet het eten dat lk krijg „Verduivelde kerelbromde de chef-arts. tetw^l bg naar de andere kamer ging- «Dat la, «oo Waar al» lk leef, de halaatarrigste schurk, dien lk nog ooit ontmoet heb !u Op deten dag werd bevolen, dat No. 18 aou gewogen worden. Ia de daaropvolgende week nadat hg weder acht dagen op koorts- dlëet geleefd had, werd h| wederom gewogen. Hg bleek drie pond «waarder te »gn ge worden. Van nu af vu het hart vau den chef-art» vol oprechte sympathie met No 18 „Natuorlgk houdt hg on* voor den gek telde hg „maar desniettemin I» het kranig Dat de vent nog naar eene «trafkolonle ver- aellt, daar twgfel ik niet «in M^ar lk xon hetn zij op mjj gaarne let» beter» gunnen Hg I* er te goed de dief srt*. i *°°r" De „wetenicbnppelgke martelkureo tooal» de chef arte alch uitdrukte, werden niettemin geregeld voort gecet Hoofdzakelijk om het principe. Went feitelijk had de chef art» de hoop opgegeven, dat oude heer hem tegemoet. „Ik sou je fc het cachot kon alt het geval niet wg» r_ jpjtapp^pBpMrikioii klein te van de 8de kompagnle wa» ï^gen zijn? en hij begon reed» te «preken van wegen» een zwakte In het linkerbeen naar het hoipftaal gestuurd Hg kon er niet op ■taan. Het wa* alcof hem al het merg uit zijn knoken gedroogd wai zooals hij het In «gn Kopenhaag»che Jargon uitdrukte Hjj was van zijn beroep «chrgawerkerekcecht en van aanilen een hnl ten gewoon hnpeche jongen. „Allemaal larie bromde de chef-art» tegen zijnen aeeletent, nadat hjj het been van No 18 de eerste maal had onderzocht. „De kerel hondt on» eenvoudig voor het lapje. Hem mankeert niet» Haar gelukkig hebben wü hier bij den troep er wel een middeltje voor, om met coo'n «Dutter klaar te komea WA zullen hem wel knreeren 1" Inderdaad cag het been van No. 18 er ook alltt behalve ziek nlt. Het wa» een van da meeat-welgevormde beenen, die men zich denken kan felteljjk klaaalek, direct om te modelleeren. Evenwel iloeg de chef-erta den bal ml», wa1: betrof «ijn vertrouwen op de «nel!» wer king van de militaire genee» methode. En tcch werd deze tn haren vollen om»sng en too krachtdadig mogeljjk op No 18 toege- paat. hem voor het gerecht de mogelijkheid om te «tellen. Daar geviel het op een zekeren dag, dat de chef arts erg «lecht gehumeurd wae. En toen bjj nn bjj No. 18 kwam, tracteorde hg hem op zulk eene krachtige portie elektriciteit, ala de ai me kerel nog nooit gekregen had Rondom het bed, waarop het slachtoffer alch kronkelde, (tonden de asstetent-arta, de korpo rtals. de oppassers. eo de verpleegster, juffrou w 8vlrgstrup de jODgste van de hospltaal-drmes „de schoonheid", «ooale »A werd genoemd eene groote volrjjpe, «wartooglge jonkvrouw van tnssohen de dertig en veertig. Plotaeling «tiet No. 18 een lalden schreeuw uit en op hetzelfde oogenbllk beratte Juff oaw 8ving»trup lo» in een krampachtig snikken Meteen liep sjj de caal nlt en wierp clch ln haar alaapkamertje op haar bed. De ohef-arts hield even op. „Ga eene heen en giet haar aen kan water over ha»r hoofd", zelde hg tot den assistent. Daarop dieode hg aan No 18 opzettelgk nog een paar eolide ontladingen toe. Toen hg echter na een pootje met den aeeiateat bulten op da trap stond zelde hg waarde collega, ooit de ervatlng kunnen laten «toppen, No 18. Weet Je dat wel „Jawel, meneer de chef art» „En dat doe Ik misschien o-ik nog. Want wil beacboawd I» het mgn plicht. Voor den drommel, kerel, wsarom zeg Je geen S woord Heb Je niet» tot je verontschuldi ging aan te voeren „Ja wat sel ik u «eggen, meneer de chef-arta Zg wa» de kcaptte meid, die Ik ooit van mgD leven ben tegengekomen." „Hoe kende je haar d»n „Ik zag haer eene hier In het hospitaal, toen Ik een zieken kameraad besocht." „En toen „Ja toen verliefde ik op ha»r en Dzt kan foo gebeuren, meneer Wat zal men daartegen doen ,,En verder?" „En verder? J», «let u. toen «preken wg af, dat ik mg fiek «on melden." „Waarom „Wel om bg mekSar te kunnen zgn." „Jou ecbobbejak I Ik etop je tóch nog in bet cachot „Ja, dat heb Ik wel verdiend, meneer de chef art». Maai het ligt er nn eenmaal toe en het heeft «oo moeten wezen." „Hoor eens ik zal je een» wat zeggen Jg trouwt nu dat meiije, hoor 1" „Niet» liever, meneer de chef-a't». Heil», toosl» lk n «eg, de knapste maid, dlo ik ooit van mgn leven tegengekomen ben et. dst zg goed v»u koken te, dat heb Ik ondervonden. De chef-arta krabde sgn hoofd onder cgc pet. Plotseling «meet hij dit intlgne van ■ijne waa'dlgheld op de tafel en riep „Jou leepe schavuit I Je dacht mg bg dan neue te hebben, hè Ziedaar Ik zal je niet rapporteereu. Maar een man een man, een woord een woordJe trouwt dat meisje', koor! en ik zal peet itaau voor je eerete kind Dat Is wei het minste, dat lk van je verlangen kan. En al» het een meisje I». dan laat je het Elektrlne doopen. Voor mgn part kan je den naam dan afkor ten tot T-lue Heb je mij goed verstaan „Tot nwe orders, meneer de chef-arta." vlieg, „Hebt a Zg begon metkoorta dlSet en eene «paansche opgedaan.de juffrouw Svlngatrup sentimenteel Daaiop kwam de electrteeer machine van aard te?" „Neen nooit, om u de waarheid te «eggen." „Ik ook niet Hoe denkt dan de jonge moderne weteneohap over het gevalletje van daareven „Hm, hm, geachte chef juffrouw Svlngatrup te op een voor vrouwen altoos min of meer kritieken ieeftgd- Ik vermoed op de proppen eer»t de kleine en toen de groote. Het wa« overigen» de moeite waard om te den, ala No 18 geëlectrteeerd werd. Hg pre»enteerde bg de kolossale electrteche ontladingen eene Inderdaad bgzocder mooie werking vun de mensoheigke «pieren. Overigens bleef No. 18 onbnlg«»am. Hg kromde zich onder de executie en «tiet af en toe een niet meer te bedwingen «chreeuw van pAn nlt; maar het been wa» en bleef krachtelooa. Voor en na elke electrteche be handeling, die de chef art» met eigen, ge du», dat hare aonderlinge houding van daar even mteichlen het gevolg wa» van eene nerveuss overspanning, die -Waarde collega permitteer mg de oefende hand aanwendde, werd No 18 naaet opmerking, dat u geen meneohenkenner bent zgn bed opgesteld. Hg zakte oogenbllkkelgk aan de ÜDkerzgde ineen. Het been kon hem niet dragen Op de electrteche knar volgde de wateikaar. Eiken morgen en eiken avond kreeg No. 18 s'ort en «traalbaden De temperatuur van deze donche werd tot het laagst geoorloofde mlnlounm gebracht. No. 18 verklaarde, dat hg klappertandde al» een hond. Maar „dat wilde hg wel verdragen al» het maar hielp." Het hielp echter niet en de behandeling werd voortgezet. No. 18 wa» bg de zieken oppasser» geen populaire patiënt. Tweemaal daag» moesten zg hem op eene bnrrle naar het waach- en badbnl» dragen. En gedurende het bad zelf hadden zg de grootste moeite om hem rechtop te honden Hg viel telken» grepen Mijne meening te, dat wg nn voor de oplossing van het raadsel staan." „Van welk raadsel „Het raadsel van No 18 Hoor eens, beate dokter, doe nn eens precies wat Ik n ■eg. Vanmiddag verklaart n uit mgn naam, dat Juffrouw Svlngatrup wordt overgeplaatst naar de saai voor kliergezwellgders en dat het, wegen» het gevaar van besmetting, aan den oppasser en de verpleegster uit die saai verboden I», met iemand snderi in het hospitaal te verkeeren. Met andere woorden sg heeft voorlooplg kamer arrest. Daarop verdeelt u juffrouw Svlngstrup's pat enten sóó, al» u het doelmatigst oordeelt. Maar No. 18 trans porteert n naar den anderen vleugel, naar de Xantippe mevrouw Mortensen B«- XLVI. Zooa!» er boeken sgn, zeer dikke boeken, met verhalen, zeer lange verhalen, van dolen de ridder» en wachtende |onkvrouwen sooal» er vertellingen zgn t6r lengte van 'n «omer- mlddag, moppige of intrrsssznte vertellingen, waarbg men ln alaap valt en die on» niet», totaal niet» doen, «elf» niet eens de ergernis van 'n slechte plano in de bnurt kunnen wegnemen,«oo «gn er ook woorden, klanken, nemen, die tot ons doordringen en bg het gerncht waarven wg opkgken, alsof 'n stem uit den hemel tot on» sprak. In ds kortheid van hnn toon roepen sg gedachten en herin neringen op en ontroeren ons op 'n wgze, sooal» weinige andere diagen dit vermogen. Zulk 'n ontroering wekt heden ten dr-gs bg ons de naam van Rembrand t. Wie het mooie boekje van 8 o h m 1 d tD e g e n e r over Rembrandt uitgegeven in de „W ereldbibllotheek" gelezen heeft eo gekomen was aan „De laatsfe Periode" (1660—1669), die heeft ongetwg- feld iets week ln slch voelen worden en misschien wel 'n traan weggeveegd. Na dat leven, dat oncaspenrlgk werkzame leven, dat stnttte op bekrompenheid en bedllsloht, dat op elke kritlkasterg geen andst entwoord .«l>t e nanati dan wasp 'n ooVinnriera aoV.annin a> ning tijn»r tgdgenooten wel ooit ln al haar bitterheid en afbrekende kracht als zoodanig erkend Ik weet het niet. Zgn laatice por tret te gekroond met 'n glimlachende 'olgd- schap van lurerlgke tevredenheid, en 't beeld dringt slch aan mg op, dat 'n diamant toch zgn waarde bigft behouden, al werpen menscheu hem ln de modder. Al wordt God door menschen gelasterd, toch twgfelt geen enkel mensch aan de taligheid van God. Woog de innerlgke rijkdom, dien Rembrandt met slch droeg, zgn steeds machtiger wordend schep- pingsvermogen, misschien niet l& ruime mate op tegen zgn nlterlgke armoede Men kan met de Maria'a w e e n e n ala Christus gekruisigd wordt, maar Hem beklagen doet niemand. Als Ik mg Hem ooit voor stel met 'n lichtkrans om 't hoofd, dan te 't op Golgotha; eer nog dan op 't gebergte vau Galllléa Daar Is bg den ondergang van helden, 'is wonderlgke, geheimzinnige vertroosting, waarvan wg, gewone menscheu, geen begrip hebben. Evens!* zg zgn verrezen In hnn eigen kracht, zoo gaan zg ook daarin onder; 't nlterlgke maar weinig tellend. Zg denken niet aan waardeering. niet aan loon, niet aan erkenningzg doen alleen hnn taak, bigde als de memchen er (ets voor gevoelen, maar niet verslagen en niet vertsaagd, als de menechen er overheen stappen Zg «gn zoo van nature, en kunnen slch moeiigk aan wat menschen versonnen hebben, aanp neu Eet roos geurt, of de mensch het opmerkt of niet maar ik geloof, dat 't 'n roo* pijn sou doen en zg er veel verdriet van ton hebben, als we haer besproeiden mat J o c k e y-o lub" of 'n ander odeurtje, alleen omdat dit nu mode L onder de menschen. Menschen bonwen op eu breken af naar willekeur, naar gril en luim, maar rede en genie doen andersdie kannen alleen stichten en opbonwen, wat onverstand en bekrompenheid niet vermogen De Haat sloopt, maar de Liefde sticht. Het lc-eigke heeft zgn volgelingen in de wereld evenals het schconemaar het leeigke laat geen lichtspoor na, geen „geur van lief- I g k h e 1 d zooals dit schoonheid doet. Al wat 'n mensch verheft, heeft 't zonnelicht lief, iz er in zekeren zla mrê verwant, maar de haat groeit in 't donker. Liefde en geluk, tevredenheid en b gdsohap zgo alles zusters en klederen van het licht, maar de haat is grnweigk om te aanschouwen, een kind der hel Ddirom, zeggen de menschen, d&Arom heeft men ln den hemel lief, en daarom haat men ln de hel. Daar haat men de menschen en de dieren, de bloemen en de son, daar haat men jengd en grgsheld, daar haat men God en zlchzelven, omdat men er niet kan liefhebben. Maar liefde en gevoel voor schoonheid, liefde en overgave (moslem), liefde, die eenmaal door Panlat God zelf genoemd 1», doet kunst en schoonheid bloeien, verheft mensch boven slohzelven en dwingt zoo- velen hetzelfde lichtpad te betreden, dat naar 't ideale leidt naar links om. Daar gelaten co, dat men hem verdacht van ■treeken, en dat hg aan de oppassers veel extra moeite veroorzaakte, moest men toe goven dat No. 18 een voorbeeldige patiënt was. Hg gedroeg ticb altcos seer beleefd on vrlendeigk bgna beschaafd en nooit verried hg door een woord of gebaar eanig misnoegen over de krasse behandeling, die hem werd aangedaan. Integendeel 1 Hg scheen - De vermoedt das, mgnheer assistent glimlachte oolijk. „JuUt. Doe maar eens net, sooals lk gezegd heb." No 18 had twee dagen bg mevrouw Mor tensen gelegen ea dezelfde zorgvuldige behandeling, met koortsdiëet, baden en electricltelt, was hem toegediend geworden Toen op don derden dag de obef-ari» bg buitengewoon dankbaar voor de moeite, die «An ziekbed stond en hem naar zgn bevinden de chef-arta zich voor hem getroostte. Dat vroeg, antwoordde de patiënt: men hem voor een bedrieger hield en hem „Wel, meneer de chef-arts, nn geloof ik als zoodanig tracteorde, daarvan scheen hg tooh, dat het zachtjea aan begint te beteren, zélf. ondanks de seer dufdeigke wecken, niet Ik heb zoo een gevoel, alsof lk in het zieke het flanwste vermoeden te hebben been wat kracht begin te krggen." Van lieverlede dwong hg selfe den chef- „Den hemel ig lof en dank 1" riep de chef arts bgna bewondering af. Toen bg acht dagen lang, In bloeienden welstand, op het koerts dlëet van wittebrood, melk en thee geteerd had, te'de de chef arte tot hem „Je moeet nn toch «ene probeeren, je been zoetjes aan wat in beweging te zetten, soodat je let» geven. Want je begrApt wel, dat wg een patiënt met snik een zwakkelijk beengestel niet met xwaren kost kannen voederen. Verlang je niet eens naar een goeden bief- slnk?" No 18 keek den chef-arts met roerende dankbaarheid aan en zelde „Neen hartelgk dank, dokter maar ik arts. „Dacht ik het Dist, dat de eleutrische kaar je helpen soa Je znlt eens zien, met nog een dag of tien extra-electrloUeit, dan hebben wg je weer op de been als een braaf soldaat I" Waarop hg No. 18 terstond de portie toe diende, die hem voor dezen dag toereikend stevigere te eten zonden kunnen scheen. De verwachting van den ohef-arts werd schitterend verwezenlgkt. De week was nog niet om. of het been van No. 18 was weder perfect in orde. Op den dag dat hg alt het hospitaal sou wo'den ontslagen, werd hg bg den chef-arts in dieus spreekkamer ontboden. Met de uniformpet op het hoofd, trzd de wist te geven dan weer 'n schounere schepping na dat leven vol liefde en scheppingskracht die toestand van hulpeloosheid en afhsnke- ïgkheld. Rembrandt, op wiens stem de geesten u i ontwaakten, Rembrandt, op wiens woord het licht goboren werd, het onbekende, geheimzinnige lloht, dat in de stof setelt, Rembrandt vraagt „kost en inwo ning" aan zgn zoon Tltns en aan Hen- drickie, als deze beiden eeu kunsthandel aangaan (1660) Hg zon blgven schilderen en dit ton dan 'u vergoeding wezen voor de gelden, die zg hem hadden geleend. Is 't niet om bedroefd bg te worden Ie 't niet, alsof nw eigen vader, die altgd voor n gezorgd en gezwoegd heeft, om n te voe den, te kleeden, te laten onderwijzen, bij n aan komt kloppen en vragen zou om 'n «tuk brood en 'n nachtleger 't Ie bgna ongeloof- igkoubagrgpelgk zeker! En toch, 't 1 s zoo. Toen Headriokle in 1662 gestorven was en Trtns, ongeveer 'n half jaar na zgn huwe lijk (n September 1668 overleed, bleef Rembrandt achter In kommervolle omstan digheden. Zgn laatete wonderwerk te ge weeet 'n zelfportret, waarop 't jaartal 1669 etaat, en dat terecht te gekomen in 'n Engel- sche collectie. Den 4den Ootober van dat jsar eiierf hg „In de uiterste ar moede." En al wat hg naliet, was niet anders dan wat onde kleeren en wat schil j dei «gereedschap. Ik dnrf niet ingaan op de gedane vraag, of Rembrandt zgn groote leed ooit zelf zoo innig gevoeld heeft. Heefc hti de mteken- Er is getwijfeld en er wordt nog vaak getwgfeld door velen aan de waarde van het goede voorbeeld. Het booze en slechte heet meer discipelen te hebben, dan het goede. Maar zg, die dit meenen, verkeeren in dwaling. Ik zie mg hier de gelegenheid geboden, dit met voorbeelden te bewgzen nlt de schilders wereld. De vgftiende eeuw bracht ons Hans M e m 11 n g, 1480-1494H o 1 b e I n 1497- 1548, beiden vermaalde portretschilders. De zestiende eeuw, 1690—1678, ontstond P. de Vos, een uitnemend dierenschllder, Ravesteln, 16721669, sohilderde weer portretten. De meesterwerken van Frans Hals, 16801666, »gn wereldberoemd. Hont horst leefde van 1690-1666 Maar het schilderen kwam te sporadisch voor, dan dat het 'n bepaalde beteakenis ln 't maat schappelijk leven kon verkrggen. Daarvoor moeet Holland wachten op Rem brandt en dese heeft ons niet teleur gesteld. Ik heb hierboven gezegd, dat op sgn stem de geesten ontwaakten, en onder aan bieding van het hier volgende, bid lk u oordeel zelf 1606 REMBRANDT geboren, en ca diens verschijnen te 't, alsof de generatie 'n wed- s'rgd te begonnen, om schilders voort te bedoeling- Maar wat dunkt uheeft Rembrandt eer van sgn optreden gehad Is er eenlg mensch te noemen, die wgzen kan op snik een stoet van volgelingen, op sulk 'n reeks van klin kende namen, die schter den zgne aan ba - tuinen Ale wg hnn werken niet aanschouwen konden met eigen oogen, zonden we bgna twgfelen aan de geloofwaardigheid der historie. De smaad, Rembrandt aangedaan, door 'n groot deel tgner tgdgenooten, te door het optreden van deze keurbende schitterend gewroken. Geen hunner heeft sgn hoogte kannen bereiken, mssr allen streefden ernaar, of sg het bereiken mochten. Ik durf niet beginnen aan 'n bespreking van hnn werken wsar en wanneer zou tk moeten eindigen Maar hebt ga den Stier gesien van Potter In 't Maurltshnli D e Emmansgengere van Jan Steen, hier In 't Rgksmusenm Hebt ge de cor- poraalschap van Govert Flinck gesien en De Regenten van F e r d i- n a n d Bol? Hebt ge al die andere won derwerken gesten van de weinige meesters, die ik hier noemde en van de velen, die Ik niet noemen k«n, omdat hnn aantal legio te Zg agn allen niet 6ven groot geworden, dat te waarmaar „Rembrandt la hnn aller Vader," daarin heeft de cantate van Van Looy geigk, en daarop wilde ik wgaen. Spaar geld, veel of weinig, en ga In nw vacantiedagen Holland door, om onae groote mannen te leeren kennen en waardeeren. Laat ons eigen vaderland en onze eigen geschiedenis geen „vreemd pakhnis" voor ons »gn, waar elke buitenlander beter den weg in sou weten, dan wgzelf. Holland te schoon, schitterend schoon met zgn prach tige welden en verrottende stadsgezichten. Maar niet minder schoon eu schitterend, waar het sgn geschiedboek opslaat en ons namsn wget. die over de wereld klinken als 'n ■egekreet En de mach'lgste dier namen te Rem brandt. Wat Shakespeare geweest is voor Engeland, geweest te en blgven zal wat M1 c h e 1 Angel o, de eohilder, dichter, beeldhonwer, prosateor, geweeet te eu blgven zal voor Rome en gaasoh Italië; wat Mozes was voor Israël,dat is Rembrandt geweest en sal hg blgven voor Holland. Die twee namen behooren bg sikander ala jeugd en liefde, ala man en vrouw, Gedurende de 17de eeuw heeft de schep pende kracht slch blgkbaar uitgeput in 't voortbrengen van achildera. De door mg bovengenoemden sgn de meest bekende, hoorden wg al op school noemen, wlaten wg al nlt vertellinkjes, waar veel bier bg te pas kwam. Dat allee waarheid was, zon lk nn niet meer durven beweren. Maar na dien stroom, die bgna de heele eeuw door duurde, zoowel in het Noorden ala in het Zniden der Nederlanden, te er stilstand gekomen. Een enkele maal wordt nog 'n naam gehoord, maar dan te 't stil tot last in de negen tiende esuw. Toen traden de Marlssen op, Thg», Jaap en Willem. Israël» toovert zgn wonderen op 't doek, Mauve, Mesdag Gaat de nieuwere musea binnen, en ziet ze zelf. De schilderkunst 1» ln onze dagen als 't ware herleefd in Holland, en In België, Frankrgk, Italië niet minder. Wat Ik In Dnitsohland en Engeland schoons vond, was voor 't meerendeel geïmporteerd. Dultsche kunst var staan wg niet en de steenen gezichten en gladde rokjes van Engelsche ververs laten ons kondal 1» er ook wel goeds onder. Maar 't te geen wonder, dat Alma Tadema daar opgeld doet. Hg te van hulse uit dan ook 'n Hollander en de Engel- sche lords en ladles betalen hem graag vele honderden ponden voor zgn „blue s Ir y and „Roman Interiors", temeer als zg ln zgn marmeren zalen hem als hnn geigke kunnen en willen toespreken. brengen 1610. A. v. Ostade geboren- 1618. Gerard Don. 1616. Govert Flinck 1616. Ferdinand Bol. 1619 Wonwerman. 1620. A 1 b e rt C u y p. 1626 Panlns Potter. 1626. Jan Steen. 1628 C1 g n a n I. 1681. Th. de Kegser en L. Baok- [h u I e n. 1682 J. Vermeer. 1686 d' Hondeooeter. 1687. J. v. d. Hegde. 1640. J. W e e n 1 x. Met opset heb ik de jaartallen van hunnen dood weggelatenten eerste, om geen ver warring te doen ontstaan, en ten andere, omdat dit geen verband hondt met mgn Maar laat mgn laatste woord Rembrandt gewgd zgn. Als straks over nog maar weinig dagen de wereld te hoop loopt, als menschen van allerlei taal en tong, van allerlei natie en rang, elkander sollen verdringen om Rem brandt eere te bieden, om zgn „Staalmees ters" te bewonderen, om zgn „Nacht wacht" in het verelschte licht te zien, dan zullen er onder die toeschouwers sgn, die de intiemere geschiedenissen dier achlldergen kennen, en «g zullen een honderdmaal diepe ren Indrnk van Rembiandt en zgn werken meedragen dan anderen, die niets anders tien dan 'n ichlldeig met 'n lgst er om. Er zgn zoo van die menschenzg eizohen niet veel en zgn spoedig tevreden. „In 't alentelbloempje aan den vliet Zien zij „een bloempje" en anders niet. Wat wou 't ook anders wesen (Wordworth.) Zoo 1* 'n braambosch „'n braambosch" en niets anders of meer. Maar Moaee aag dan Godsdienst er uitslaan en hoorde Gods stem, en ontdeed sioh van s£n schoeisel, omdat hq zich bewast werd op „heiligen grond" te staan. De rest van het volk at waarsohgo- Van WILHELM VON POLENZ Tweede Boek, 14. Anna Marie wae eerst verlegen over dezen lot voor iets, waaraan qj zelf niet de micste waarde had gehecht. Zg had deze versjes spelend gemaakt en er nanwelgks veel bg gedacht. Dat ze „echt" waren, wss haar '>epaaid nienw. Zg had het ook niet op gemerkt, dat Vod Hindoii er bg was ge weest, toen zg ze had opg9zegd. Maar zgn j0f deed haar onuitsprekelijk goed en toch voelde zg allen aandrang, hem t°ch vooral niet te laten merken. Zg *eide hem dan ook, dat het geen wonder w*8, want dat zg het dialect uit den om- vloeiend sprak Zg was immers ais l°c halt en half met de dorpsjeugd op- Ernst van Hindorf begon over de men- scuen uit Bader witsch te praten en kende en geheelen omtrek blgkbaar zeer goed. spoedig kwam het uit. dat zg onder e dorpelingen vele gemeenschappelijke kennissen badden Het was Anna Marie steeds als iets heel uurijjks toegeschenen,om wanneer zg thuis ftas, haar oude vrienden in Het dorp ccoa op te zoeken. Zg had zich dat nooit 6en plicht opgelegd het was veel meer een uitspanning voor haar geweest. Even goed als zg den paardenstal kende, even zoo goed kende zjj elke hut in het dorp Dat behoorde immers zoo tot het landleven, zg wist het niet beter Het was voor de eerste maal in kaar leven, dat zg met iemand van baars geljjke op dit punt sprak. Horst placht de dorpelingen steeds in een belachelgk licht te plaatsen mevrouw Van NettelmüUer verachtte dat vuil janhagel, en Aurelie haalde eveneens minachtend den neus op Dat er nog waren, die met liefde, ja met achting over die menschen praten konden, was voor Anna Marie heel iets nieuws. Intusschen was Agatba opgestaan en haar bruidegom was baar op een weck gevolgd, zoodat zg nu beiden alleen waren. Ernst Hindorf kwam dan na een paar omwegen ook te spreken over de indrukken, die de bsvolking elders op hem had ge maakt, in andere landen, bjv. in Rusland, in Noorwegen en Noord-Amerika. Anna Marie was er zeer trotech op, dat hjj zoo met haar sprak, dat hjj kaar waar dig keurde, zooveel ernstigs met haar te behandelen. Wat hjj zeide, was zeker zeer treffend en van beieekenis maar dat hjj het k&ir vertelde, haar alleen, niet spre kend tot het heele andere gezelschap, scheen haar veel gewichtiger toe. Zjjn toon had zoo iets overtuigends, zekers on rustigs. Zjj zou, als hjj haar dat had ver ze kerd als waarheid, de «ongelooflijkste dingeu van bèm hebben geloofd Zjj luisterde naar zjjn mooi, sonoor geluid in inDige ver rukking Zjj paste er wel voar op eeuig antwoord te geven. Spreken was immers niet noodig Een onderhoud in den gewo nen tin was het toch niet, tenminste niet voor haar. Iets symbolisch lag er in, dat op grootscbö dingen wees. Met stille vrees zag ze de wjjzers op de pendule steeds dichter naar tien uur draaien, i En zjj u oogen 1 Het was haar, als waren het zelfstandige wezensals badden zjj alleen voor zich een geheel leven. Hun taal werkte nog anders, nog veel betee- kenisvoller, aangrijpender, dan wat zjjn mond zeide. Er lag eigenljjk niets onder zoekende in zgn blik, en toch begreep men, dat men verstaan werd Men bad tegen over dezen man het gevoel, als keek hjj een mensch door en door. En toch was er weer niets in den blik, w&arvoor men bang moest zjjn. Den vorigen nacht, toen Chineck haar zoo had aangestaard, was het haer geweest, alsof de man haar beleedig- de Voor déze oogen gevoelde men zich geborgen Er lag een zoo diep medegevoel in, zulk een stil melancholiek begrjjpen van alle dingen en alle weoschen. Hoe kon een mensch zulk een macht op haar uitoetenen en nog wel een man, een wild vreemde man. Zjj had gelezan, dat er zulke machten waren, gevaarlijke naturen, waar aan men zich machteloos moest overgeven. Maar hier was het niet iets laags, eerder iets hoogs en heiligs. Wederom, zooals reeds zoo menigmaal in dc kerk van Ba- derwitsch, wanneer zjj hem tegenover zich zag. kwam de wecsch over haar, goed te zjjn, verder niets, slechts goed te zjjn. De pendule op den schoorsteen gaf tien uur aan Mevrouw Van Mildenau stond opdat was het toeken tot het naar bed gaan. Anna Marie hoorde, hoe Agatha haar ie het oor fluisterde„Ik kom aanstonds nog bjj je." Zjj zag, hoe de bruid rondging om de gasten een hand te geven. De da mes omhelsden baar allen innig. In de oogen van mjjeheer Van Mildenau blonken tranen, toen hjj zjjn dochter op het voor- booid kuste De bruidegom stond met een arm zondaarsgezicht daarnaast. Ten slotte verliet Agatha, door haar moeder vergezeld, de kamer. Dat alles zag Anna Marie, maar het was haar als geschiedde bet in een droom De gravin-moeder met haar dochter ver dwenen eveneens. Anna Marie zeide ook vluchtig goeden nacht en snelde gaar haar kamer. Zjj ontkleedde zich, maakte keur haar op alles zooals ze het gewoon was, maar dat droomerige gevoel wilde maar niet van hiar wjjken. Dat ze niet slapen zou, wist ze reeds vooruit. Ook den vorigen nacht was ze eerst laai in slaap geraakt.Toen had de opwin- dicg van het bal haar bloed koortsachtig door hsutr aderen gejaagdzjj was het ho 'groode gelaat met de brutale oogen vau Chineck maar niet kwjjt kunnen worden. Maar nu was het heel anders met ha&r gesteld. Terwjjl ze nu in bed lag, klopte haar hart zoo geweldig, dat het haar was, als moest een elk het hooren in de stilte van den nacht. Zjj voelde zich als betooverd. Hoe stil lag ze, met de handen gevouwen, en staarde met open oogen de duisternis in. Zjj leefde het geheele gesprek, dat ze met Ernst van Hindorf had gevoerd, nog maals door. Maar het werd nu iets nog hoogers in hare herinnering. Het waren zjjne woorden, zgn stem, zjjn trekken, zjjn oogen, die zjj zag en hoorde, maar alles kreeg een andere, een diepere beteekenia. Hier mocht ze hem vrjj-uit in de oogen kijken, nu mocht zjj hem met geheel haar ziel volgen, zjjn handen tegen haar hart drukken, hem kussen. 0, kwam Agatha nu maar niet I Wanneer zjj nu maar alleen kon bljjven, alleen met haar gedachten I Niemand mocht weten, ook Agatha niet, hoe het met haar gesteld was. Niemand kon de grootheid haror gevoelens begrjjpen. Met gewone woorden, zooals menschen ge bruiken om iete te verklaren of te be schrijven, kon over dit niet gesproken worden. Zelfs het woord „liefde" scheen haar te klein, te zwak voor datgene, wat zjj gevoelde. Maar Agatha kwam toch Zacht deed ze de deur open, zacht deed ze die dan weer dicht; onhoorbaar kwam ze naar het bed van Anna Marie en ging op een stoel daarnaast zitten. „Ik kon onmogeljjk eerder komen," fluisterde Agatha, „vergeel me 1 Maar moeder kon zich vanavond onmogeljjk van mjj scheiden. Zjj was too geroerd, die goede moeder zooals ik haar nog nooit gekend heb. Allerlei goeden raad heeft ze mjj ge geven. Zjj zou zeer boos zjjn, als ze wist dat ik nu nog bjj jou was." Anna Marie antwoordde niets daarop. „Wanneer eerst die dag van morgen maar voorbjj iszuchtte Agatha. „Egon gaat het juist evenals mjj. Hjj zeide straks noghet is maar goed, dat een mensch maar eenmaal in het leven trouwt." „Dat wil nu een bruid zjjn 1" dacht Anna Marie bjj zichzelf. „Wat scheelt je?" vroeg Agatha en trachtte de hand harer vriendin te atreilen. „Niets, ik geloof dat ik moe oen,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5