Oók een patiënt.
Zondag
óOe Jaargang. No. 4165.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON
Uit het Deenicti van
PETER NANSEN;
De chef-arts
worden.
Recrnnt No 18
I verlang naar niet*. Ik ben méér dan tevreden
cnet het eten dat lk krijg
„Verduivelde kerelbromde de chef-arts.
tetw^l bg naar de andere kamer ging- «Dat
la, «oo Waar al» lk leef, de halaatarrigste
schurk, dien lk nog ooit ontmoet heb !u
Op deten dag werd bevolen, dat No. 18
aou gewogen worden. Ia de daaropvolgende
week nadat hg weder acht dagen op koorts-
dlëet geleefd had, werd h| wederom gewogen.
Hg bleek drie pond «waarder te »gn ge
worden.
Van nu af vu het hart vau den chef-art»
vol oprechte sympathie met No 18
„Natuorlgk houdt hg on* voor den gek
telde hg „maar desniettemin I» het kranig
Dat de vent nog naar eene «trafkolonle ver-
aellt, daar twgfel ik niet «in M^ar lk xon hetn zij op mjj
gaarne let» beter» gunnen Hg I* er te goed de dief srt*.
i *°°r"
De „wetenicbnppelgke martelkureo tooal»
de chef arte alch uitdrukte, werden niettemin
geregeld voort gecet Hoofdzakelijk om het
principe. Went feitelijk had de chef art» de
hoop opgegeven, dat
oude heer hem tegemoet.
„Ik sou je fc het cachot
kon alt het geval niet wg» r_
jpjtapp^pBpMrikioii klein te
van de 8de kompagnle wa» ï^gen zijn? en hij begon reed» te «preken van
wegen» een zwakte In het linkerbeen naar
het hoipftaal gestuurd Hg kon er niet op
■taan. Het wa* alcof hem al het merg uit
zijn knoken gedroogd wai zooals hij het
In «gn Kopenhaag»che Jargon uitdrukte Hjj
was van zijn beroep «chrgawerkerekcecht en
van aanilen een hnl ten gewoon hnpeche
jongen.
„Allemaal larie bromde de chef-art» tegen
zijnen aeeletent, nadat hjj het been van No
18 de eerste maal had onderzocht. „De kerel
hondt on» eenvoudig voor het lapje. Hem
mankeert niet» Haar gelukkig hebben wü
hier bij den troep er wel een middeltje voor,
om met coo'n «Dutter klaar te komea WA
zullen hem wel knreeren 1"
Inderdaad cag het been van No. 18 er ook
alltt behalve ziek nlt. Het wa» een van da
meeat-welgevormde beenen, die men zich
denken kan felteljjk klaaalek, direct om te
modelleeren.
Evenwel iloeg de chef-erta den bal ml»,
wa1: betrof «ijn vertrouwen op de «nel!» wer
king van de militaire genee» methode. En
tcch werd deze tn haren vollen om»sng en
too krachtdadig mogeljjk op No 18 toege-
paat.
hem voor het gerecht
de mogelijkheid om
te «tellen.
Daar geviel het op een zekeren dag, dat de
chef arts erg «lecht gehumeurd wae. En
toen bjj nn bjj No. 18 kwam, tracteorde hg
hem op zulk eene krachtige portie elektriciteit,
ala de ai me kerel nog nooit gekregen had
Rondom het bed, waarop het slachtoffer alch
kronkelde, (tonden de asstetent-arta, de korpo
rtals. de oppassers. eo de verpleegster, juffrou w
8vlrgstrup de jODgste van de hospltaal-drmes
„de schoonheid", «ooale »A werd genoemd
eene groote volrjjpe, «wartooglge jonkvrouw
van tnssohen de dertig en veertig.
Plotaeling «tiet No. 18 een lalden schreeuw
uit en op hetzelfde oogenbllk beratte Juff oaw
8ving»trup lo» in een krampachtig snikken
Meteen liep sjj de caal nlt en wierp clch ln
haar alaapkamertje op haar bed.
De ohef-arts hield even op.
„Ga eene heen en giet haar aen kan water
over ha»r hoofd", zelde hg tot den assistent.
Daarop dieode hg aan No 18 opzettelgk nog
een paar eolide ontladingen toe.
Toen hg echter na een pootje met den
aeeiateat bulten op da trap stond zelde hg
waarde collega, ooit de ervatlng
kunnen laten
«toppen, No 18. Weet Je dat wel
„Jawel, meneer de chef art»
„En dat doe Ik misschien o-ik nog. Want
wil beacboawd I» het mgn plicht. Voor
den drommel, kerel, wsarom zeg Je geen
S woord Heb Je niet» tot je verontschuldi
ging aan te voeren
„Ja wat sel ik u «eggen, meneer de
chef-arta Zg wa» de kcaptte meid, die
Ik ooit van mgD leven ben tegengekomen."
„Hoe kende je haar d»n
„Ik zag haer eene hier In het hospitaal,
toen Ik een zieken kameraad besocht."
„En toen
„Ja toen verliefde ik op ha»r en
Dzt kan foo gebeuren, meneer
Wat zal men daartegen doen
,,En verder?"
„En verder? J», «let u. toen «preken
wg af, dat ik mg fiek «on melden."
„Waarom
„Wel om bg mekSar te kunnen zgn."
„Jou ecbobbejak I Ik etop je tóch nog in
bet cachot
„Ja, dat heb Ik wel verdiend, meneer de
chef art». Maai het ligt er nn eenmaal
toe en het heeft «oo moeten wezen."
„Hoor eens ik zal je een» wat zeggen
Jg trouwt nu dat meiije, hoor 1"
„Niet» liever, meneer de chef-a't». Heil»,
toosl» lk n «eg, de knapste maid, dlo ik ooit
van mgn leven tegengekomen ben et. dst zg
goed v»u koken te, dat heb Ik ondervonden.
De chef-arta krabde sgn hoofd onder cgc
pet. Plotseling «meet hij dit intlgne van
■ijne waa'dlgheld op de tafel en riep
„Jou leepe schavuit I Je dacht mg bg dan
neue te hebben, hè Ziedaar Ik zal
je niet rapporteereu. Maar een man een
man, een woord een woordJe trouwt dat
meisje', koor! en ik zal peet itaau voor
je eerete kind Dat Is wei het minste, dat
lk van je verlangen kan. En al» het een
meisje I». dan laat je het Elektrlne doopen.
Voor mgn part kan je den naam dan afkor
ten tot T-lue Heb je mij goed verstaan
„Tot nwe orders, meneer de chef-arta."
vlieg,
„Hebt a
Zg begon metkoorta dlSet en eene «paansche opgedaan.de juffrouw Svlngatrup sentimenteel
Daaiop kwam de electrteeer machine van aard te?"
„Neen nooit, om u de waarheid te
«eggen."
„Ik ook niet Hoe denkt dan de jonge
moderne weteneohap over het gevalletje van
daareven
„Hm, hm, geachte chef juffrouw
Svlngatrup te op een voor vrouwen altoos
min of meer kritieken ieeftgd- Ik vermoed
op de proppen eer»t de kleine en toen de
groote. Het wa« overigen» de moeite waard
om te den, ala No 18 geëlectrteeerd werd.
Hg pre»enteerde bg de kolossale electrteche
ontladingen eene Inderdaad bgzocder mooie
werking vun de mensoheigke «pieren.
Overigens bleef No. 18 onbnlg«»am. Hg
kromde zich onder de executie en «tiet af en
toe een niet meer te bedwingen «chreeuw
van pAn nlt; maar het been wa» en bleef
krachtelooa. Voor en na elke electrteche be
handeling, die de chef art» met eigen, ge
du», dat hare aonderlinge houding van daar
even mteichlen het gevolg wa» van eene
nerveuss overspanning, die
-Waarde collega permitteer mg de
oefende hand aanwendde, werd No 18 naaet opmerking, dat u geen meneohenkenner bent
zgn bed opgesteld. Hg zakte oogenbllkkelgk
aan de ÜDkerzgde ineen. Het been kon hem
niet dragen
Op de electrteche knar volgde de wateikaar.
Eiken morgen en eiken avond kreeg No. 18
s'ort en «traalbaden De temperatuur van
deze donche werd tot het laagst geoorloofde
mlnlounm gebracht. No. 18 verklaarde, dat hg
klappertandde al» een hond. Maar „dat
wilde hg wel verdragen al» het maar
hielp."
Het hielp echter niet en de behandeling
werd voortgezet. No. 18 wa» bg de zieken
oppasser» geen populaire patiënt. Tweemaal
daag» moesten zg hem op eene bnrrle naar
het waach- en badbnl» dragen. En gedurende
het bad zelf hadden zg de grootste moeite
om hem rechtop te honden Hg viel telken» grepen
Mijne meening te, dat wg nn voor de oplossing
van het raadsel staan."
„Van welk raadsel
„Het raadsel van No 18 Hoor eens,
beate dokter, doe nn eens precies wat Ik n
■eg. Vanmiddag verklaart n uit mgn naam,
dat Juffrouw Svlngatrup wordt overgeplaatst
naar de saai voor kliergezwellgders en dat
het, wegen» het gevaar van besmetting, aan
den oppasser en de verpleegster uit die saai
verboden I», met iemand snderi in het hospitaal
te verkeeren. Met andere woorden sg heeft
voorlooplg kamer arrest. Daarop verdeelt u
juffrouw Svlngstrup's pat enten sóó, al» u
het doelmatigst oordeelt. Maar No. 18 trans
porteert n naar den anderen vleugel, naar de
Xantippe mevrouw Mortensen B«-
XLVI.
Zooa!» er boeken sgn, zeer dikke boeken,
met verhalen, zeer lange verhalen, van dolen
de ridder» en wachtende |onkvrouwen sooal»
er vertellingen zgn t6r lengte van 'n «omer-
mlddag, moppige of intrrsssznte vertellingen,
waarbg men ln alaap valt en die on» niet»,
totaal niet» doen, «elf» niet eens de ergernis
van 'n slechte plano in de bnurt kunnen
wegnemen,«oo «gn er ook woorden, klanken,
nemen, die tot ons doordringen en bg het
gerncht waarven wg opkgken, alsof 'n stem
uit den hemel tot on» sprak. In ds kortheid
van hnn toon roepen sg gedachten en herin
neringen op en ontroeren ons op 'n wgze,
sooal» weinige andere diagen dit vermogen.
Zulk 'n ontroering wekt heden ten dr-gs
bg ons de naam van Rembrand t. Wie
het mooie boekje van 8 o h m 1 d tD e g e n e r
over Rembrandt uitgegeven in de
„W ereldbibllotheek" gelezen heeft
eo gekomen was aan „De laatsfe
Periode" (1660—1669), die heeft ongetwg-
feld iets week ln slch voelen worden en
misschien wel 'n traan weggeveegd. Na
dat leven, dat oncaspenrlgk werkzame leven,
dat stnttte op bekrompenheid en bedllsloht,
dat op elke kritlkasterg geen andst entwoord
.«l>t e nanati dan wasp 'n ooVinnriera aoV.annin a>
ning tijn»r tgdgenooten wel ooit ln al haar
bitterheid en afbrekende kracht als zoodanig
erkend Ik weet het niet. Zgn laatice por
tret te gekroond met 'n glimlachende 'olgd-
schap van lurerlgke tevredenheid, en 't beeld
dringt slch aan mg op, dat 'n diamant toch zgn
waarde bigft behouden, al werpen menscheu
hem ln de modder. Al wordt God door
menschen gelasterd, toch twgfelt geen enkel
mensch aan de taligheid van God. Woog de
innerlgke rijkdom, dien Rembrandt met slch
droeg, zgn steeds machtiger wordend schep-
pingsvermogen, misschien niet l& ruime mate
op tegen zgn nlterlgke armoede Men kan
met de Maria'a w e e n e n ala Christus
gekruisigd wordt, maar Hem beklagen
doet niemand. Als Ik mg Hem ooit voor
stel met 'n lichtkrans om 't hoofd, dan te 't op
Golgotha; eer nog dan op 't gebergte vau
Galllléa
Daar Is bg den ondergang van helden,
'is wonderlgke, geheimzinnige vertroosting,
waarvan wg, gewone menscheu, geen begrip
hebben. Evens!* zg zgn verrezen In hnn eigen
kracht, zoo gaan zg ook daarin onder;
't nlterlgke maar weinig tellend. Zg denken
niet aan waardeering. niet aan loon, niet aan
erkenningzg doen alleen hnn taak, bigde
als de memchen er (ets voor gevoelen, maar
niet verslagen en niet vertsaagd, als de
menechen er overheen stappen Zg «gn zoo
van nature, en kunnen slch moeiigk aan wat
menschen versonnen hebben, aanp neu Eet
roos geurt, of de mensch het opmerkt of niet
maar ik geloof, dat 't 'n roo* pijn sou doen
en zg er veel verdriet van ton hebben, als we
haer besproeiden mat J o c k e y-o lub" of
'n ander odeurtje, alleen omdat dit nu mode
L onder de menschen. Menschen bonwen op
eu breken af naar willekeur, naar gril en
luim, maar rede en genie doen andersdie
kannen alleen stichten en opbonwen, wat
onverstand en bekrompenheid niet vermogen
De Haat sloopt, maar de Liefde sticht. Het
lc-eigke heeft zgn volgelingen in de wereld
evenals het schconemaar het leeigke laat
geen lichtspoor na, geen „geur van lief-
I g k h e 1 d zooals dit schoonheid doet. Al
wat 'n mensch verheft, heeft 't zonnelicht lief,
iz er in zekeren zla mrê verwant, maar de
haat groeit in 't donker. Liefde en geluk,
tevredenheid en b gdsohap zgo alles zusters
en klederen van het licht, maar de haat is
grnweigk om te aanschouwen, een kind der
hel Ddirom, zeggen de menschen, d&Arom
heeft men ln den hemel lief, en daarom haat
men ln de hel. Daar haat men de menschen
en de dieren, de bloemen en de son, daar
haat men jengd en grgsheld, daar haat men
God en zlchzelven, omdat men er niet kan
liefhebben.
Maar liefde en gevoel voor schoonheid,
liefde en overgave (moslem), liefde, die
eenmaal door Panlat God zelf genoemd 1»,
doet kunst en schoonheid bloeien, verheft
mensch boven slohzelven en dwingt zoo-
velen hetzelfde lichtpad te betreden, dat naar
't ideale leidt
naar links om.
Daar gelaten co, dat men hem verdacht van
■treeken, en dat hg aan de oppassers veel
extra moeite veroorzaakte, moest men toe
goven dat No. 18 een voorbeeldige patiënt
was. Hg gedroeg ticb altcos seer beleefd on
vrlendeigk bgna beschaafd en nooit
verried hg door een woord of gebaar eanig
misnoegen over de krasse behandeling, die
hem werd aangedaan. Integendeel 1 Hg scheen
- De
vermoedt das, mgnheer
assistent glimlachte oolijk.
„JuUt. Doe maar eens net, sooals lk
gezegd heb."
No 18 had twee dagen bg mevrouw Mor
tensen gelegen ea dezelfde zorgvuldige
behandeling, met koortsdiëet, baden en
electricltelt, was hem toegediend geworden
Toen op don derden dag de obef-ari» bg
buitengewoon dankbaar voor de moeite, die «An ziekbed stond en hem naar zgn bevinden
de chef-arta zich voor hem getroostte. Dat vroeg, antwoordde de patiënt:
men hem voor een bedrieger hield en hem „Wel, meneer de chef-arts, nn geloof ik
als zoodanig tracteorde, daarvan scheen hg tooh, dat het zachtjea aan begint te beteren,
zélf. ondanks de seer dufdeigke wecken, niet Ik heb zoo een gevoel, alsof lk in het zieke
het flanwste vermoeden te hebben been wat kracht begin te krggen."
Van lieverlede dwong hg selfe den chef- „Den hemel ig lof en dank 1" riep de chef
arts bgna bewondering af.
Toen bg acht dagen lang, In bloeienden
welstand, op het koerts dlëet van wittebrood,
melk en thee geteerd had, te'de de chef arte
tot hem
„Je moeet nn toch «ene probeeren, je been
zoetjes aan wat in beweging te zetten, soodat
je let»
geven. Want je begrApt wel, dat wg een
patiënt met snik een zwakkelijk beengestel
niet met xwaren kost kannen voederen.
Verlang je niet eens naar een goeden bief-
slnk?"
No 18 keek den chef-arts met roerende
dankbaarheid aan en zelde
„Neen hartelgk dank, dokter maar ik
arts. „Dacht ik het Dist, dat de eleutrische
kaar je helpen soa Je znlt eens zien,
met nog een dag of tien extra-electrloUeit,
dan hebben wg je weer op de been als een
braaf soldaat I"
Waarop hg No. 18 terstond de portie toe
diende, die hem voor dezen dag toereikend
stevigere te eten zonden kunnen scheen.
De verwachting van den ohef-arts werd
schitterend verwezenlgkt. De week was nog
niet om. of het been van No. 18 was weder
perfect in orde.
Op den dag dat hg alt het hospitaal sou
wo'den ontslagen, werd hg bg den chef-arts
in dieus spreekkamer ontboden.
Met de uniformpet op het hoofd, trzd de
wist te geven dan weer 'n schounere schepping
na dat leven vol liefde en scheppingskracht
die toestand van hulpeloosheid en afhsnke-
ïgkheld.
Rembrandt, op wiens stem de geesten
u i ontwaakten, Rembrandt, op wiens
woord het licht goboren werd, het onbekende,
geheimzinnige lloht, dat in de stof setelt,
Rembrandt vraagt „kost en inwo
ning" aan zgn zoon Tltns en aan Hen-
drickie, als deze beiden eeu kunsthandel
aangaan (1660) Hg zon blgven schilderen en
dit ton dan 'u vergoeding wezen voor de
gelden, die zg hem hadden geleend.
Is 't niet om bedroefd bg te worden Ie
't niet, alsof nw eigen vader, die altgd voor
n gezorgd en gezwoegd heeft, om n te voe
den, te kleeden, te laten onderwijzen, bij n
aan komt kloppen en vragen zou om 'n «tuk
brood en 'n nachtleger 't Ie bgna ongeloof-
igkoubagrgpelgk zeker! En toch, 't 1 s zoo.
Toen Headriokle in 1662 gestorven was en
Trtns, ongeveer 'n half jaar na zgn huwe
lijk (n September 1668 overleed, bleef
Rembrandt achter In kommervolle omstan
digheden. Zgn laatete wonderwerk te ge
weeet 'n zelfportret, waarop 't jaartal 1669
etaat, en dat terecht te gekomen in 'n Engel-
sche collectie. Den 4den Ootober van dat
jsar eiierf hg „In de uiterste ar
moede." En al wat hg naliet, was niet
anders dan wat onde kleeren en wat schil j
dei «gereedschap.
Ik dnrf niet ingaan op de gedane vraag,
of Rembrandt zgn groote leed ooit zelf zoo
innig gevoeld heeft. Heefc hti de mteken-
Er is getwijfeld en er wordt nog vaak
getwgfeld door velen aan de waarde van het
goede voorbeeld. Het booze en slechte heet
meer discipelen te hebben, dan het goede.
Maar zg, die dit meenen, verkeeren in dwaling.
Ik zie mg hier de gelegenheid geboden, dit
met voorbeelden te bewgzen nlt de schilders
wereld.
De vgftiende eeuw bracht ons Hans
M e m 11 n g, 1480-1494H o 1 b e I n 1497-
1548, beiden vermaalde portretschilders.
De zestiende eeuw, 1690—1678, ontstond
P. de Vos, een uitnemend dierenschllder,
Ravesteln, 16721669, sohilderde weer
portretten. De meesterwerken van Frans
Hals, 16801666, »gn wereldberoemd.
Hont horst leefde van 1690-1666 Maar
het schilderen kwam te sporadisch voor, dan
dat het 'n bepaalde beteakenis ln 't maat
schappelijk leven kon verkrggen.
Daarvoor moeet Holland wachten op Rem
brandt en dese heeft ons niet teleur
gesteld. Ik heb hierboven gezegd, dat op sgn
stem de geesten ontwaakten, en onder aan
bieding van het hier volgende, bid lk u
oordeel zelf
1606 REMBRANDT geboren, en ca diens
verschijnen te 't, alsof de generatie 'n wed-
s'rgd te begonnen, om schilders voort te
bedoeling-
Maar wat dunkt uheeft Rembrandt eer
van sgn optreden gehad Is er eenlg mensch
te noemen, die wgzen kan op snik een stoet
van volgelingen, op sulk 'n reeks van klin
kende namen, die schter den zgne aan ba -
tuinen Ale wg hnn werken niet aanschouwen
konden met eigen oogen, zonden we bgna
twgfelen aan de geloofwaardigheid der
historie.
De smaad, Rembrandt aangedaan, door 'n
groot deel tgner tgdgenooten, te door het
optreden van deze keurbende schitterend
gewroken. Geen hunner heeft sgn hoogte
kannen bereiken, mssr allen streefden ernaar,
of sg het bereiken mochten.
Ik durf niet beginnen aan 'n bespreking
van hnn werken wsar en wanneer zou tk
moeten eindigen Maar hebt ga den Stier
gesien van Potter In 't Maurltshnli D e
Emmansgengere van Jan Steen,
hier In 't Rgksmusenm Hebt ge de cor-
poraalschap van Govert Flinck
gesien en De Regenten van F e r d i-
n a n d Bol? Hebt ge al die andere won
derwerken gesten van de weinige meesters,
die ik hier noemde en van de velen, die Ik
niet noemen k«n, omdat hnn aantal legio
te Zg agn allen niet 6ven groot geworden,
dat te waarmaar „Rembrandt la hnn
aller Vader," daarin heeft de cantate
van Van Looy geigk, en daarop wilde ik
wgaen.
Spaar geld, veel of weinig, en ga In nw
vacantiedagen Holland door, om onae groote
mannen te leeren kennen en waardeeren.
Laat ons eigen vaderland en onze eigen
geschiedenis geen „vreemd pakhnis"
voor ons »gn, waar elke buitenlander beter
den weg in sou weten, dan wgzelf. Holland
te schoon, schitterend schoon met zgn prach
tige welden en verrottende stadsgezichten.
Maar niet minder schoon eu schitterend, waar
het sgn geschiedboek opslaat en ons namsn
wget. die over de wereld klinken als 'n
■egekreet
En de mach'lgste dier namen te Rem
brandt. Wat Shakespeare geweest
is voor Engeland, geweest te en blgven zal
wat M1 c h e 1 Angel o, de eohilder,
dichter, beeldhonwer, prosateor, geweeet te
eu blgven zal voor Rome en gaasoh Italië;
wat Mozes was voor Israël,dat is Rembrandt
geweest en sal hg blgven voor Holland. Die
twee namen behooren bg sikander ala jeugd
en liefde, ala man en vrouw,
Gedurende de 17de eeuw heeft de schep
pende kracht slch blgkbaar uitgeput in 't
voortbrengen van achildera. De door mg
bovengenoemden sgn de meest bekende,
hoorden wg al op school noemen, wlaten wg
al nlt vertellinkjes, waar veel bier bg te pas
kwam. Dat allee waarheid was, zon lk nn
niet meer durven beweren. Maar na dien
stroom, die bgna de heele eeuw door duurde,
zoowel in het Noorden ala in het Zniden der
Nederlanden, te er stilstand gekomen. Een
enkele maal wordt nog 'n naam gehoord,
maar dan te 't stil tot last in de negen
tiende esuw. Toen traden de Marlssen op,
Thg», Jaap en Willem. Israël» toovert zgn
wonderen op 't doek, Mauve, Mesdag
Gaat de nieuwere musea binnen, en ziet
ze zelf. De schilderkunst 1» ln onze
dagen als 't ware herleefd in Holland, en
In België, Frankrgk, Italië niet minder. Wat
Ik In Dnitsohland en Engeland schoons
vond, was voor 't meerendeel geïmporteerd.
Dultsche kunst var staan wg niet en de steenen
gezichten en gladde rokjes van Engelsche
ververs laten ons kondal 1» er ook wel
goeds onder. Maar 't te geen wonder, dat
Alma Tadema daar opgeld doet. Hg te van
hulse uit dan ook 'n Hollander en de Engel-
sche lords en ladles betalen hem graag vele
honderden ponden voor zgn „blue s Ir y
and „Roman Interiors", temeer als zg
ln zgn marmeren zalen hem als hnn geigke
kunnen en willen toespreken.
brengen
1610. A. v. Ostade geboren-
1618. Gerard Don.
1616. Govert Flinck
1616. Ferdinand Bol.
1619 Wonwerman.
1620. A 1 b e rt C u y p.
1626 Panlns Potter.
1626. Jan Steen.
1628 C1 g n a n I.
1681. Th. de Kegser en L. Baok-
[h u I e n.
1682 J. Vermeer.
1686 d' Hondeooeter.
1687. J. v. d. Hegde.
1640. J. W e e n 1 x.
Met opset heb ik de jaartallen van hunnen
dood weggelatenten eerste, om geen ver
warring te doen ontstaan, en ten andere,
omdat dit geen verband hondt met mgn
Maar laat mgn laatste woord Rembrandt
gewgd zgn.
Als straks over nog maar weinig dagen
de wereld te hoop loopt, als menschen
van allerlei taal en tong, van allerlei natie
en rang, elkander sollen verdringen om Rem
brandt eere te bieden, om zgn „Staalmees
ters" te bewonderen, om zgn „Nacht
wacht" in het verelschte licht te zien, dan
zullen er onder die toeschouwers sgn, die de
intiemere geschiedenissen dier achlldergen
kennen, en «g zullen een honderdmaal diepe
ren Indrnk van Rembiandt en zgn werken
meedragen dan anderen, die niets anders tien
dan 'n ichlldeig met 'n lgst er om. Er zgn
zoo van die menschenzg eizohen niet veel
en zgn spoedig tevreden.
„In 't alentelbloempje aan den vliet
Zien zij „een bloempje" en anders niet.
Wat wou 't ook anders wesen
(Wordworth.)
Zoo 1* 'n braambosch „'n braambosch" en
niets anders of meer. Maar Moaee aag dan
Godsdienst er uitslaan en hoorde Gods stem,
en ontdeed sioh van s£n schoeisel, omdat hq
zich bewast werd op „heiligen grond"
te staan. De rest van het volk at waarsohgo-
Van
WILHELM VON POLENZ
Tweede Boek,
14.
Anna Marie wae eerst verlegen over dezen
lot voor iets, waaraan qj zelf niet de micste
waarde had gehecht. Zg had deze versjes
spelend gemaakt en er nanwelgks veel bg
gedacht. Dat ze „echt" waren, wss haar
'>epaaid nienw. Zg had het ook niet op
gemerkt, dat Vod Hindoii er bg was ge
weest, toen zg ze had opg9zegd.
Maar zgn j0f deed haar onuitsprekelijk
goed en toch voelde zg allen aandrang, hem
t°ch vooral niet te laten merken. Zg
*eide hem dan ook, dat het geen wonder
w*8, want dat zg het dialect uit den om-
vloeiend sprak Zg was immers ais
l°c halt en half met de dorpsjeugd op-
Ernst van Hindorf begon over de men-
scuen uit Bader witsch te praten en kende
en geheelen omtrek blgkbaar zeer goed.
spoedig kwam het uit. dat zg onder
e dorpelingen vele gemeenschappelijke
kennissen badden
Het was Anna Marie steeds als iets heel
uurijjks toegeschenen,om wanneer zg thuis
ftas, haar oude vrienden in Het dorp
ccoa op te zoeken. Zg had zich dat nooit
6en plicht opgelegd het was veel meer
een uitspanning voor haar geweest. Even
goed als zg den paardenstal kende, even zoo
goed kende zjj elke hut in het dorp Dat
behoorde immers zoo tot het landleven, zg
wist het niet beter
Het was voor de eerste maal in kaar
leven, dat zg met iemand van baars geljjke
op dit punt sprak. Horst placht de
dorpelingen steeds in een belachelgk licht
te plaatsen mevrouw Van NettelmüUer
verachtte dat vuil janhagel, en Aurelie
haalde eveneens minachtend den neus op
Dat er nog waren, die met liefde, ja met
achting over die menschen praten konden,
was voor Anna Marie heel iets nieuws.
Intusschen was Agatba opgestaan en
haar bruidegom was baar op een weck
gevolgd, zoodat zg nu beiden alleen waren.
Ernst Hindorf kwam dan na een paar
omwegen ook te spreken over de indrukken,
die de bsvolking elders op hem had ge
maakt, in andere landen, bjv. in Rusland,
in Noorwegen en Noord-Amerika.
Anna Marie was er zeer trotech op, dat
hjj zoo met haar sprak, dat hjj kaar waar
dig keurde, zooveel ernstigs met haar te
behandelen. Wat hjj zeide, was zeker zeer
treffend en van beieekenis maar dat hjj
het k&ir vertelde, haar alleen, niet spre
kend tot het heele andere gezelschap,
scheen haar veel gewichtiger toe.
Zjjn toon had zoo iets overtuigends, zekers
on rustigs. Zjj zou, als hjj haar dat had ver ze
kerd als waarheid, de «ongelooflijkste dingeu
van bèm hebben geloofd Zjj luisterde
naar zjjn mooi, sonoor geluid in inDige ver
rukking Zjj paste er wel voar op eeuig
antwoord te geven. Spreken was immers
niet noodig Een onderhoud in den gewo
nen tin was het toch niet, tenminste
niet voor haar. Iets symbolisch lag er in,
dat op grootscbö dingen wees. Met stille
vrees zag ze de wjjzers op de pendule
steeds dichter naar tien uur draaien,
i En zjj u oogen 1 Het was haar, als waren
het zelfstandige wezensals badden zjj
alleen voor zich een geheel leven. Hun
taal werkte nog anders, nog veel betee-
kenisvoller, aangrijpender, dan wat zjjn
mond zeide. Er lag eigenljjk niets onder
zoekende in zgn blik, en toch begreep men,
dat men verstaan werd Men bad tegen
over dezen man het gevoel, als keek hjj een
mensch door en door. En toch was er
weer niets in den blik, w&arvoor men bang
moest zjjn. Den vorigen nacht, toen Chineck
haar zoo had aangestaard, was het
haer geweest, alsof de man haar beleedig-
de Voor déze oogen gevoelde men zich
geborgen Er lag een zoo diep medegevoel
in, zulk een stil melancholiek begrjjpen
van alle dingen en alle weoschen.
Hoe kon een mensch zulk een macht op haar
uitoetenen en nog wel een man, een wild
vreemde man. Zjj had gelezan, dat er zulke
machten waren, gevaarlijke naturen, waar
aan men zich machteloos moest overgeven.
Maar hier was het niet iets laags, eerder
iets hoogs en heiligs. Wederom, zooals
reeds zoo menigmaal in dc kerk van Ba-
derwitsch, wanneer zjj hem tegenover zich
zag. kwam de wecsch over haar, goed te
zjjn, verder niets, slechts goed te zjjn.
De pendule op den schoorsteen gaf tien
uur aan Mevrouw Van Mildenau stond
opdat was het toeken tot het naar bed
gaan.
Anna Marie hoorde, hoe Agatha haar ie
het oor fluisterde„Ik kom aanstonds nog
bjj je." Zjj zag, hoe de bruid rondging
om de gasten een hand te geven. De da
mes omhelsden baar allen innig. In de
oogen van mjjeheer Van Mildenau blonken
tranen, toen hjj zjjn dochter op het voor-
booid kuste De bruidegom stond met
een arm zondaarsgezicht daarnaast. Ten
slotte verliet Agatha, door haar moeder
vergezeld, de kamer. Dat alles zag Anna
Marie, maar het was haar als geschiedde
bet in een droom
De gravin-moeder met haar dochter ver
dwenen eveneens. Anna Marie zeide ook
vluchtig goeden nacht en snelde gaar haar
kamer.
Zjj ontkleedde zich, maakte keur haar
op alles zooals ze het gewoon was, maar
dat droomerige gevoel wilde maar niet van
hiar wjjken.
Dat ze niet slapen zou, wist ze reeds
vooruit. Ook den vorigen nacht was ze
eerst laai in slaap geraakt.Toen had de opwin-
dicg van het bal haar bloed koortsachtig
door hsutr aderen gejaagdzjj was het
ho 'groode gelaat met de brutale oogen
vau Chineck maar niet kwjjt kunnen worden.
Maar nu was het heel anders met ha&r
gesteld. Terwjjl ze nu in bed lag, klopte
haar hart zoo geweldig, dat het haar was,
als moest een elk het hooren in de stilte
van den nacht.
Zjj voelde zich als betooverd. Hoe stil
lag ze, met de handen gevouwen, en staarde
met open oogen de duisternis in.
Zjj leefde het geheele gesprek, dat ze
met Ernst van Hindorf had gevoerd, nog
maals door. Maar het werd nu iets nog
hoogers in hare herinnering. Het waren
zjjne woorden, zgn stem, zjjn trekken, zjjn
oogen, die zjj zag en hoorde, maar alles
kreeg een andere, een diepere beteekenia.
Hier mocht ze hem vrjj-uit in de oogen
kijken, nu mocht zjj hem met geheel haar
ziel volgen, zjjn handen tegen haar hart
drukken, hem kussen.
0, kwam Agatha nu maar niet I
Wanneer zjj nu maar alleen kon bljjven,
alleen met haar gedachten I
Niemand mocht weten, ook Agatha niet,
hoe het met haar gesteld was. Niemand
kon de grootheid haror gevoelens begrjjpen.
Met gewone woorden, zooals menschen ge
bruiken om iete te verklaren of te be
schrijven, kon over dit niet gesproken
worden. Zelfs het woord „liefde" scheen
haar te klein, te zwak voor datgene, wat zjj
gevoelde.
Maar Agatha kwam toch Zacht deed ze
de deur open, zacht deed ze die dan weer
dicht; onhoorbaar kwam ze naar het bed
van Anna Marie en ging op een stoel
daarnaast zitten.
„Ik kon onmogeljjk eerder komen,"
fluisterde Agatha, „vergeel me 1 Maar
moeder kon zich vanavond onmogeljjk van
mjj scheiden. Zjj was too geroerd, die goede
moeder zooals ik haar nog nooit gekend
heb. Allerlei goeden raad heeft ze mjj ge
geven. Zjj zou zeer boos zjjn, als ze wist
dat ik nu nog bjj jou was."
Anna Marie antwoordde niets daarop.
„Wanneer eerst die dag van morgen
maar voorbjj iszuchtte Agatha. „Egon
gaat het juist evenals mjj. Hjj zeide straks
noghet is maar goed, dat een mensch
maar eenmaal in het leven trouwt."
„Dat wil nu een bruid zjjn 1" dacht Anna
Marie bjj zichzelf.
„Wat scheelt je?" vroeg Agatha en
trachtte de hand harer vriendin te atreilen.
„Niets, ik geloof dat ik moe oen,"