Mfirtasclie Brieven. Pii liiafofi ijjikter Vod flaritafe. Zondag 12 Aug. '06. 50e Jaargang. No. 4177. TWEEDE BLAD. Binnenlandsch Nieuws. F EÜHLETON. XL VUL Den vorigen brief ik bedoel den brief, dle.i ik hoofdzakelijk eohreef om U. C-'e ■chrgveu te beantwoorden bad ik kunnen beeohonweo ale een intermesso, ali 'n tna- «chenvoegeei, eigenlijk niet behoorerde tot de reeke „AmeteidMUiohe Brieven." Ik had er boven kannen setten „Open Brief no U. C. over 'n kwestie, die Hg mg verzoekt niet meer te noemen, «d over andere kwestie, die ik rrgult mag behandelen, mrar die eigenlek niet minder délicaat is." Maar die verandering van opschrift sou geen ander nut hebben, dan dat 't nageslacht nog maar meer werk sou hebben met 't ultsoekan, aohlften en orde nen van handschriften van beroemde msnnen. Ea omdat ik vond, dat er voorlooplg genoeg werk in de wereld 1» «ette ik er maar gewoonweg „A m t e r d a m c c h e Brie ven" boven, met 'n volgnummer. Die groep bestaat reeds. Wil Iemand mf) nu over desa laatste twee «in oen tot de orde roepen, en mg wjJseD op bet grootate aieraad van den mensch, sfjode „bescheidenheid", ef over „genoeg werk" en mg wgien op de groote werkeloosheid In alle groote steden, det hij ach gve. Ik sou desen brief kannen laten klinken als 'n nagalm van't rumoer van Londen, als een stem van over de zee, om nog vele lesten te loeren, die ona tot op heden vreemd sijn gebleven Ik nou mgn kleine, bijna onlees- bare notitie boekje naast mg kannen leggen, vol duister en geheimsinnlg schrift, maar vol mooie herinne'lngen en U kannen verzoeken, 'n wandeling met mg te gaan doen van C h e a p s i d e af, langs de S Panla c a t h e d t a 1, langs 't 8 t r s n d, langs de R e g e n t s t r e e t, T r a f a 1 g a r- iq n are over, Holland Ro ad langs, Holland Park voorbij de M a r b 1 e_ Arob rakallngs lang» Ik sou met binnen kannen gaan In een van Lyons establishment!, of In een van dezelfde soort van 8 1 a t e r's. waar ge bestoft, ver moeid en hongerig binnen gingt, en waaruit ge, na 'n half uur, geiaafd, verkwikt en opgnf-iseht weer naar bulten treedt en waar uwe verteringen luttel waren. Ik zou U mee kunnen nemen the National Art Gallery in, en U daar 'n heelen dag, en langer, kannen rondleiden, U w(jsende op het vele F anrohe werk, dat da#r hangt; werk van N i c P o u a 1 n, van D u g h e t, -van GeHée. Ik soa U lu d« saai, die BBH Spanje gowgd la, d» wonderen vaD Murlllo laten sien: „De geboorte van de H Maagd, sqe „R* Familie zijn „Drinking boy". Daar hangt ook Venna en Cupido van Velaequetj en bIs ik U daarvan re;d« veel verteld had en gij kwasmt er dan, gij stondt er dan voor, dan zondt gij de woorden der Koningin van Saba tot de uwe maken en seggen„Zie, veel is er mg van verteld, maar de helft Is mg niet aangesegd Dan sou ik U toonen de wonderwerken van R e n I, Guido Reni een Italiaan sijn „Maria Magdalena", „Lot en sjjn d o o h t e r s", die de vervloekte stad verlaten. Zoo lelt onnavolgbaar#, als desa twee laatete stukken, zag ik nooit. Daar is ook „De d o o d e Christus" van R i b e r a uit de Napolitasnsobe school; de Domine q u o Vadls" Meester, -waar gaat gij heen? van A n n 1 bale Caraccl. Daar zijn zoo vele kunst gewrochten, die nw oog geboeid en uw ziel gevangen zouden houden, zooalz tjj 't de mijne deden, omdat zjj met zooveel ziel en liefde gewrocht werden. Daar is de „Pee 1- c o 11 a c t i o n, de meer dan vorateljjke na latenschap der familie Peel: Gansen en eenden van Hondecoeter, Windmol ena van Albert Cuyp, Landschappen van Ruysdael, Riviergezichten van Jan ven de Cappelie, Landschappen weer van Hobbema en Pa de Koning; daar L „Het Wiegje" - „the Craddle en „de Huisvrouw" van Nlo Uier, Schepen van Van der Velde; daar is ook „het Paard" van Panlat Potter, niet minder wereldbe roemd dan zijn „Stier", die In Den Haag in het Maurltshui* prgkt. Daar li „the Avenue of Mlddelharnls" van Hobbema, „de Trinmf 7an Sile- nus" en „de Vrouw met den vil ten hoed" van Rubens. Daar vindt ge Metin, Jan Steen, Wjjnants, Terborch, De Hoogb, Bakhuizen, Mieris de Koninck, Ostsde, Teniers, bekend» namen voor ons, groot in hun vsderlesd, maar c let min der groot In den vreemde, niet minder groot en vooral nie* minder gewaardeerd over de gausche wereld, nemen die als zoovele trom petten en ba-ruinen geworden sgn, om te doen daveren langi den aardbol Hollands roem, Hollands knnstzic, Hollands glorie 1 Daar prgkt rn praalt en zegeviert REMBRANDT in het portret van zjjn Hendrlckle, als „Badende Vrou w", daar prijkt hjj in z^c laatete zelfportret ven 1669, In 't portret van „'n O n d Me n", dat voor geen millloer.ee gekocht kan worden. Daar zag ik hem zelf als man van middelbaren leefrjjd, de Igst gesierd met een krans van palmen, bgeengehouden door een lint van Hollands kleuren. Dsar zag ik hem. den kunstenaar bg de gratie Gods. omstuwd van 'n lijfwacht, als door kemzelven aangewezen „Karei I te paard" van Anton van Djjck; „de Sabijnsche Maagdenroof" van Rubens. Daar schittert h$ te midden van Potter, ea Dou, en Ferdinsnd Bol, en soovele andere grootmeesters oneer Neder- landsche Kunst Daar schuifelden heen met mg op dien Dinsdagmorgen Britten en Fransohen, Italianen en Spanjo len, Dnltschersen Belgen. Daar gin gen w jj tussohen Persen en Moslem s,tus- schen Amerikanen en tonen van het verre I n d I onse hulde brengen aan dien E e n e n, die alles kon. Daar stonden de vertegen woordigers der geheele wereld ik als Hollander stom van eerbied voor den man, dien Ik hier niet meer „mjjn Rembrand t" darfde noemen, omdat ik gevoelde, dat snik een licht straalt voor allen. Hier ontblootte Oost en West, cd Zuid en Noord het hoofd voor den molenaarszoon, die bewesen heeft Oost en West, en Zuid en Noord, en Gods groote ion begrepen te hebben, Gods duis terheden begrepen te hebben, Gods liefde 't meest. Wat daar te zien is, in dat Londensohe Rijksmuseum?! Wat daar te zien is I Dat kan niemand n vertellen daar helpt de kosteljjkite catalogus u niet door heen. Daar zjjo van die stille, onbesproken geheimenissen, waarover op de drukke kunstenaarsmarkt bgaa niet gerept wordt, die ln 't register 'n nummer tot naam hebben, meer niet, maar die n 'n naam in herinnering brengen, zóó dierbaar, dat 't u moeilijk valt ervan te aohei- dao. Zoo'n geheimenis was voor mij het por tret van Savonarola, een klein onooglijk paneeltje, geschilderd in 't jaar 1601 in de F orentjjasohe school. De Art Gallary ontving het ten geschenke van Dr. W 111 i a m B a d f o r d. Daar sag ik dan het gelaat van dien man, wiens levensgeschiedenis, reeds toen Ik nog een kind was, aoo'o grooten In druk op mg maaktede maD, wiens machtige persoonlijkheid de geschiedenis van Zuid- Italië beheersohie ln 't eind der 16de en 't begin der 16de eeuw, de gezworen vijand van het Hals M e d I c I s. Daar zag ik den grooten held, met zgn onaanzienlijk gelaat en zijn profetenoogec, die 't Godsgericht over Florence had voorspeld, en wiens asoh in den Arno is geworpen, nadat hg 'n gru welijker; dood gettorvea was. Io dat Londensch Rijksmuseum dsar sag ik: „de Maagd met de hei lige Kinderen, door 'n Engel be waakt" van Leonardo da Vinei; daar sag ik „ie Familie van Dsrlui aan de voeten van Alezander" van Panl Veronèse. Ge herinnert u wel, ca den slag bij Iscnz, 888. 'n Wonder, 'n wonder ven pracht en altvoering. Daar sag ik een „Heilige Maagd en het Kind" van R a f a 1 S a n s i o, die er niet minder dan vgftlg schilderde. Daar zag Ik zooveel dat ik n toch niet vertellen kan, dat ik er zwaar over denk, om heel Sohagen op 'n vlot te stapelen en dan zoo maar te zien de Noordzee over te steken. Want sien moet go 'r, al sou ik er mijn spaarpot voor leeg maken. Spaarpot I en Padnaansehe knoet Allemael voorstellingen van den hemel en de hel, van de hemelacke zaligheid en van de nelache smarten. Welke kaa*tw»arde die dingen hebben, durf ik niet beoordeelen ik acht ze alleen als htstorisc i gegeven t bekaken waard, zooalt Ik 'n pgabank bekijk met af keer. Wat ik van die soort kunst in t h e Art Gallery zag. if ook hier te zien in 't Rijksmuseum- Zoek maar in den 'lin kervleugel, ia een der achterzalen, naar 18de-, I4de-, 16de- en torna 16de-eeuwacke kunst en dan vindt Ge wat ik bedoel. God de Vader mat 'n tiara op *t hoofd en 'n mooieu mantel om, te midden van heiligen en engelen, die jubilce-en, en die 't allen roet welgevallenen kalmte aanalen, dat heele drommen van zon daars door duivelen met hooivorken worden opgepikt van de aerde en daarna in brandende over» en potten met kokende olie worden gestopt. Dit thema is rgk aan variatiën, en gevari eerd heeft men het dan ook. Dit is te zien hier en in Londen en in Parijs en In Brussel Een Zeeuw roemt: „een echte Zeenw 1 e u g e n t niet"; de Frieten pralen met hun Friesche vrijheid, om niet te zeggen stijfhoofdigheid; de Hollanders gaan prat op hun rondborstigheid, om niet te zeggen onbeschoftheid, en zouden dan de Eugeltchen niet mogen roemen op hun correctheid, op #hun betrouwbaarheid in den handel, op die vele daagden, die hen van andere nattëll onder scheiden en hen juist maken tot Engelschen Ik heb u ln 'n brief of wat geleden a sommige van die ervaringen medegedeeld, ik heb ze na weer ia meer dan rnime mate ondervonden. Geloof niet, dat ik u belaster als ik In den vreemde ben; geloof niet, dst ik kwsed van u spreekmaar sis wij van 'n „Hinken 'Hollandschen jongen" apreken, laat ons dan nog eena iets andera bedoelen dan 'n achoft, dan 'n brutaal individu, dat feite lijk ln 'n fatsoenlijk gezelschap niet kan toe gelaten worde Waarom geldt 't hier in Holland half als 'n introductie, wanneer men en in Berlijn, en overal waar men deze knust bittert? Waarom moet mjj nu door wel tien .13 „-w* a ff*ri„l J lil r\ sn iiai 's D sm 1- J verzamelde. Maar er is veel alt te leeren 't Geeft 'n denkbeeld van de sedec dier tijden. Die kunst doet ons alleen denken aan 'c God, die zgn wet gaf onder teekenen van donder en bliksem, waarvan de Sinaï gewaagt; en is seer ver verwijderd van 'n „Engelenzang", die juicht en profeteert vaD „Gods welbehagen in den MenschWe zgn die zeden en die kunst en die vreeseljjke wetten gelukkig te boven gekomen. Ce G-oote Meester, die voor de soadares in 't krijt trad, die den slechten zoon door zgo vader met liefde in zgn huls deed terugontvangen, heelt ons andere lessen geleerd. Die schilderstukken zijn niet zooseer antiquiteiten, dan wel rariteiten ln onze maaeavreemde dingen, die wjj niet meer begrijpen kannen, eveumln als wjj 'n galg of 'o schandpaal zonden begrijpen. De eenlgc neuteur ln deze dagen, wier ge dachten sn phantasleën zich nog bewegen In die sfeer, Is M a r i e C o r e 111, die malle meid van C o r a 111, die sich niet ontzag vodden de wereld in te lenden als„d e ware Christen", of erger nog „d e Smarten vanSata n", en ander ontuig. Ik heb ja, 'n mensch als ik aohjjnt ver oordeeld alles te moeten lesen Ik heb de boeken in mgn hals gehad en gelezen, maar ik heb zs ten deele verbrand, ten deele in 't mentenen verteld worden, dat 't Rembrand- feest 'n „dronkemansboel" was Waarom mjjn God, Ik zie 't toch eiken dag wéér gebeurenwaarom moeten straatjongens en straatmeiden straatkerels en straatwijven door misplaatste belangstel llng van 'n beter publiek worden aangevuurd, om sich nog beeataohtlger aan te stellen? Waarom worden vreemdelingen, alleen omdat tg 'n ongewonen hoed op hebben, nage «chreenwd en uitgejouwd Waarom moeat wjjlen Keizerin E Izsfceth van Oostenrijk, eenige jaren geleden zelfs 'n klacht bg de politie Indienen, omdat zjj niet rustig door de Kalverstraat kon wandelen Ik verzeker u: die vrouw deed niemand eenigen last. Omdat Zjj Keizerin waa Dit was beslist da reden nietale eenvoudig gekleede dame kon men dat niet aan haar zien. Ik zat op 'n avond In Londen In the E m- p I r e. In 'n loge tegenover mjj zaten drie heeren, twee blanken en één ale roet zoo zwart. Een even zwarte knecht, in vnnrrood cos- tunm met gouden kraag en gouden bracelet ten, stond achter hem. Van den iwarten heer kon men weinig andere sien dan ïjju witte tanden, tjjn wit front, witten boord, de witte randen van sijn manchetten en 't wit van ijjn oogan, behalve nog 't fonkelen van 'n kost baren diamant op de llnkerlapel van zgn jas water gegooid, bang dat ik onverwachts 't Bevreemdde mjj als Hollander dat M a n", die tot Koningin Victoria sprak als tot 'n volksvergadering", maar wiens woord waarheid was, een standbeeld mocht oprichten In Augustus 1906 werd 't beeld cpgerle it. En zoo staat hg daar, de held van het En geland der 19de eeuw. Zoo staat hij daar ten voeten alt, omdat hjj geclen mag worden met ego ernstig gelaat en zijn kloeke houding. En men heeft dezen wgsgeer-staats- m a n vier alingorische beeldgroepen toege voegd, die op de eerste treden van zjjn voetstnk prijken Brotherhood, Aepi- ratlon, Courage, Edncatlon: Broederschap, BezielingMoed, Opvoeding. En 't deed mij goed, dat beeld dsar te zien. Ea 't versterkte mgn geloof, ook in de toekomst van Engeland. Gladatone leefde van 1809 tot 1898. Het „Amcterdamscke" ln dezen Ameterdzmzchen Brief" it weer trenrlg. En nu had Ik nogal 'a langen brief willen schrjjven over dat oorlogssnchtlge artikel van Charles Boissevaln, dst 'n dag of waf geleden in'c Handelsblad stond, en dst alleen door den champagne-stijl, waarin het geschre ven waa, tien, twintig mantohen dronken kon maken. En ik had 't willen vergelijken met 'n ander artikel, dut twee dagen later in Het Nieuwsblad voor Neder land" stond, sen krantje dat hier te koop is voor twee centen, maar dat althans zoo wjjs is om te erkennen, dat de oorlog 'n vloek ie, en nooit 'n zegen, zooals Boiseevain ons wil wjjs maken. Mjjn God, wat echeelt dan man I Heeft hjj •ome zonen of neven in den militairen stand, voor wie hjj bang L dat ze bij 'n algsmaene ontwapening hun baantje zonden verliezen En moet daaraan dan 'n Volk opgeofferd worden God helpe Holland en.... Amsterdam. H. H. De bovenbedoelde krans was den vorlgen dag aan 't zelfportret van Rembrandt bevestigd door den heer Alma Tadema, die in Londen woont en schildert, en door den heer Van Arkel, Architect te Amster dam, die toevallig In Londen was. Ean levens geschiedenis van dezen laatste, benevens zjjn portret en vele fotogrsfleën van door hem ge bouwde villa's kan men vinden in „d e Groene" van zes, zeven weken her. en men dan zulke nalatenschap soa Maarja, ik moet nog even doorpraten over the Art Gallery. Maarer sjjn wel leeljjke dingen ook Dan moet ge b. v. dat landschap eens sien met dien Stier en die Koe en dat Kalf nit Al- de r m e jj 't Is van deD Engelschen schilder Jami W a r d, die leefde van 1769 tot 1869 er staat dan ook onder, dat 't alt de Brlt- eohe School is. Och-ocb, wat is dat lee- Ijjk 't Is om den stier te doen, dat tiet iedermaar 't ljjkt we! niks 't Is nog leeljjkur dan leelgk, en 't deed me verdriet, dat ik 't na al die pracht te sien kreeg. Eu dan ook die oude Venetiaanaohe kon worden weggenomen vieze boeken ln mjjn vindon- Maar 't gekke mensch heeft haar villa te Stratford on Avon. Kant ge een d water toavsl bedeuken Daar, te Stratford on Avon werd Shakeapeare geboren, daar bloeide sjjn jeugd, daar rjjpta zijn goddelijk veratand, daar zat hjj ala leerling in the Grimmir Sohool, daar fluis terde bjj sjjn liefde aan Anna Hattuway, die hem tot loon 'n tweeling aohonk; daar staat zjjn hnis een Kaëba voor alle vrome litteratoren daar prjjkt zjjn standbeeld, daar rnet zjjn asoh. Ea daar woonl na die malle meid van C o r e 111 Is 't niet, om bjj te hallen Toen ik 'n paar weken geleden in 't graafschap Wor- cesterihire was, had ik niet den moed er mjjn gewone bedevaart heen te doen. De grond is nn voor mjj ontwjjd en ontheiligd, zoosls Ik mgn ouders huls ontwjjd en ont heiligd soa achten, en zou weigeren er binnen te gaan, als men er 'n drankhuis of 'n bordeel van had gemaakt. En dan o, hoe smart 't mij zooveel kwaads van mgn lieve Engelsche vrienden te moeten vertellen I dan te weten, dat Shakeapeare in Engeland niet ge leien wordt, dat men D I o k e n s oauweljjks kent, dat George Eltot voor de meeste Engelschen een vreemde Is, dat B y r o n en Scott en Longfellow voor hen niet meer dan namen zgu, dat G1 a d- tone's naam met schouderophalen wordt genoemddan te weten en te sien, dat men sich dronken drinkt aan de vergiftige brouwsels van Corelli, dat is wel hard, dat is wel swaar, te twaar bgna voor 'n vriend om te dragen. Want dragen en verdragen is vriendschap* plicht, maar of vriendschap ook verdragen moet gekwetat te worden in zgn liefde, Is voor mg minsten* 't betwgfelen woord- Go d help* Engeland! Dat mooie land, waar de gedachte en het woord des vredea sich paart aan de daad, waar de vreemdeling, na binnengeleid te zgn, geen vreemdeling meer la, maar vriend en huis genoot waar geen onbescheidenheid n verlegen maakt, maar waar uw stil mtde- gedeeld versoek. om terecht geholpen te wordeD, voldoende is, om n nit verlegenheid te redden. Ik heb vroeger gelaohsn als zoovele anderen, om den Eiiander-trots der Engelschen. Maar Ik heb mg later afgevraagdWaarom? En t antwoord, 't eerlgk antwoord was alt onbekendheid niemand naar die loge keek. Maar nog won derlgker keek Ik op, toen ik aan een der suppoosten ik weet geen anderen naam vroeg, wie die heeren waren De zwarte heer was 'n Indisch Koning, en de twee heeren, die naast hem zaten, waren hem door Koning Edward toegevoegd, als begeleiders gedurende sgn verblgf in de hcofdstad. Maar niemand gaf acht op hem, en niemand dscht er aan dien gast door ongepaste be langstelling sgn verblgf ln Londen onaan genaam te maken. Voor goede manieren, mgn waarde Hol landsohe vrienden, gaat naar Engeland 1 Van de Franichen kant ge leeren het leven niet al te swaar op te nemen; van uw H o 1- landsohe goede vrienden knnt ge leeren goede boeken te lezen, na te denken nw tgd goed te besteden maar van de En gelschen leert gg, how 11 f e may b worth to be lived hoe 't leve da moeite van te leven waard is. Oo, bestaan. zeker, God de „maar" blijft helpe Enge- van Shakespeare e van Soott en Gladston nog niet. 't Is nog al Vanbuiten natter dan van binnen. In den nacht van Zaterdag op Zondag, tegen 2 uur ongeveer, lag do gierpont op de Waal aan den Lantschen oever. „Hé, hot Hei, hél" hoorden de schippers van de Njjmeegsche zjj de roepen. De bel werd echter niet geluid en we gens het uitblijven van dit gebruikelijk sein, dat iemand wenscht overgezet te worden, brachten de schippers de pont na tuurlijk niet over. 't Zal tegen vier uur geweest zgn, toen dit per te 4. o tlilde nam haar broer op van het hoofd tot de v-eten, heel errBt'g Toen antwoordde zjj zonder een zweem van spot„Noch het een, noch het ander. Je ziet er zeer goed uit, en schjjnt een man." „Zeer nederig bedankt. Heel mooi heb je dat weer uitgedrukt: je schgnt een man. Hoe kom jjj toch aau al die bittere puien. Hilde Geboren uit de meest vrede lievende ouders ter wereld, opgevoed in een kalm huishouden, opgegroeid „Houd op, jongen. Je vergist je geheel. Het was volstrekt geen pjjl, en ik wilde mjjn woorden ook geen bitteren bjj- stnaak geven. Het moest alleen een indruk weêrgeven. Meer kan men van jelui man- ne° niet zeggen, hoogstenshjj schgnt man. Of hjj het is, daarvoor is niet °®n« de rok van zjjne majesteit een **»rborg," »Je kletst l" meende °ch vrooljjk tegeljjk. JSilde, dat jjj niet eens je mond voorbjj „Maak je daar maai geen zorgen over," - 8 hebt een goeden man noodig, die het hoofd eens recht set In dezen een man die het is niet die het hjj, geërgerd en Denk er maar jou achjjnt. „Dank je, heb er geen behoefte aan Tenminste voorloopig niet Zjj sprak weer vrooljjk. „Ik blijf nog liever ean poosje papa's dochtertje. Beter krjjg ik het waar- schjjnljjk nooit." Dat klonk Egbert al weer als spot in de ooren. Men wist nooit recht, hoe men het met Hilde had. Hjj keek haar nog eens nauwkeurig aan. En hjj vond haar plotseling anders dan straks Mooi was zjj niet en zou dat bepaald ook nooit worden. Maar interes sant was dit hoekige gezichtje toch bepaald. Interessant en eigenaardig. Niet het minst door de twee groote wenkbrauwen, die onder het voorhoofd welfden. Maar ook haar eigenaardige teint droeg daar veel toe bjj. Wat voor een wonderljjke gedachten woonden er wel achter dit voorhoofd! En hoe merkwaardig waa bet altjjd geweest, dat dit scherp spottende ding zich in huis steeds als een lieve dochter had gedragen in de school steeds een voorbeeld voor anderen, thuis zoo volgzaam mogelijk. Dat alles ging hem door den sin. Maar toch vluchtig, want dan kwamen weer de ernstige gedachten, die zgn eigen lot be troffen, zjjn eigen toekomst. De last, die op bem gelegen had den laatstee tgd, zoodat hjj dien eindeljjk van zich moest afwentelen, wilde hij er niet onder stikken. Een paar maal aarzelde hjj, of hjj het zjjn zuster zou toevertrouwen. Maar dat ging toch niet Zwjjgen kon zjj als het graf. Maar zjj waa toch nog te jong trots al haar zoogenaamde wereldwijsheid. En ook die was immers nog maar paro- disch. Maar... voorloopig land! De geest D i c k e n s, zegeviert daar dikwgis 'n tevreden zgn met klanken'; adres Corelli. 'tl* nog al te dikwgis 'n sug gestie van woorden en vertoon, adres Chamberlaln. Ook daar hooide ik nog msar al te dikwgis het „Onze-Vader" en het Evangelie opdreunen en afraf felen, naar mgn gevoelen alleen om sgn mokerende waarheden niet te verstaan en aan de betraohting er van te ontkomen. „Tont coinme chez nons"; adres 'n spiegel. Want God helpe ook Holland! Dat wg eens zonder zelfbeschuldiging bidden mogen voor anderen. God helpe Holland! Dat wg een voudig en wga genoeg mogen worden, om het goede, dat anderen oni leeren willen, in dank van hen aan te nemen. Laat mgn laatste woord 'n uiting van blijdschap sgn. In mgn dwalen langt 't Strand deed 't mg goed op 'n open plek 'n pas opgericht standbeeld te ontwaren van Gladatone. 't S'aat voor den Ingang van St. Clement Danst' Chnrch met het gelaat naar den achtergevel van de St Mar ia-kerk. Eladeigk dus, eindelgk heeft een klein comité van waarheidlievende menichen 't soover gekregen, dat sg voor den „Grand Old teeken werd vernomen. „Och, schip- klonk het vervolgens, luid hoorbaar in de vroege ochtendstilte, „kom eens gauw met je aak en help daarginds eens als ja niet gauw helpt, verdrinkt hjj". Ean der schippers er heen. Hjj vond er een man tot aan den hals toe in 't water staan, 't Bleek dezelfde man te zjjn die het flegmatieke „Hé, ho I Hei, hé I" had ge roepen en nu in alle kalmte des gemoeds twee volle uren in het natte element had staan wachten, om gered te worden uit zjjn min aangename positie. De man was een Duitsoher, die bljjkbaar niet tegen Hollandschen jenever kon en die des nachts in een roes van de Waalkade was afgesukkeld. Het frissche verbljjt had hem echter aan merkelijk uit zjjne beneveling opgefrischt. („Geld.") Een vleermuis in de d ule. 't Is te NOORDWIJKERHOUT gebeurd, zegt het Leidsche Dgbl. De pendule stond des morgens stil op halfvgl. Mogeljjk ver geten op te winden Het werd gedaan en toch wilde ze niet gaan. Nn eens een tikje aan den slinger gegeven, nog eens en nog eens, maar niets baatte. De pendule bleef den geheelen dag stil staan. De avond kwam en opeens vloog van onder uit de pendule een vleermuis, die waar«chjinljjk den vorigen avond door een openataand raam naar binnen was gekomen. En nu wilde de pendule weer gaan, zoo zonder dat de horlogemaker er aan te pas was gekomen. p en- Daarbjj was het hem, als wéchtte zjj op een vertrouwelijk woord. Zoo nu en dan drukte zjj krachtiger op zjjn arm. dat be- teekende zooveel als spreek toch, jongen. En eindeljjk zeide zjj op haar energieke manier„nu Toen hjj niet antwoordde, wierp zjj het hoofd in den nek en liep snel ler voort Zjj waren de laan uit goloopen en kwamen nu in de stad. Voor een groote huurkazerne bleef Hilde ataan. „Daarboven op de tweede verdieping woont oom Grum- berg ditmaal. Klauter nu maar naar boven, je treft hem er toch niet aan, maar de domme beleefdheid vordert bet. Daarna ga je naar de Blauwe Druif. Daar zit hjj bepaald, al is hjj er ook uren alleen. Je kunt dan voor hem je hart eens uitstorten. Want zóó zal het toch wel zjjn. Misschien gaat dat bj) een glas wjjn ook wat gemak kelijker dan op de wandeling. Wjjn maakt de tongen los Ik ga nu naar Rumpel- mejjer en zal dubbele porties koopan. „Die" Gertie, zooals sohoonmama dat zoo lief kan zegge a, aiet er wel naar uit, alsof zjj een heele portie zelf lust. Maar adieu nn, mjjn jon gen. Breek geen hals of beenen." Hilde kreeg geljjk Zjjne excellentie was werkeljjk niet thuis. Langzaam was Egbert de trappan opgestegen; langzamer nog ging hjj ze weer af. Hjj had zich alles zoo mooi voorgesteld met de bemiddeling van dien goeden oom, die hem eens, toen hjj pas officier was, zoo goed gehoipen had. Maar nu vertrouwen te moetea schenken, dat leek hem geweldig moeiljjk En zooals het hem altjjd ging: het eene bezwaar werd steeds gevolgd door een paar andere Was bet eigenljjk niet verkeerd, dat hjj een omweg over oom Grumberg maakte Was het niet duizendmaal beter, eenvou diger en verstandiger geweest, vol vertrou wen naar vader te gaan Of was het daar voor nog niet het geschiktste oogenblik Eitenljjk drong hem niets tenminste niets in den zin, dat nn reeds de beslis sing vallen moeat. Eu zoodoende was hjj spoedig op weg naar „de Blauwe Druif." Een paar maal m i&kte hjj een omweg, bleet voor het een of ander winkeltje staan en keek in de uitstalkast. Wat er lag dassen, boorden enz hjj zag er nauweljjks iets van. En dan stond hg op eenmaal in het schemerige kelderlokaal. Het was hier beneden koel, ofschoon het niet een frissche koelte was; een atmosfeer van bier, wjjn en sigarenrook. Maar Egbert was het, als kreeg hjj nu eerst ds wcrkeljjke kracht van den zonnegloed baiten te voelen. Toen hzjjn stroo- hoed afnam, voelde hjj, dat het zweet hem op het voorhoofd parelde. De groote voorzaal was geheel leeg. Grumberg zat achter in de kamer van de oud» stamgasten, in den achtersten, don kersten hoek. Op eenmaal wesschte Egbert, dat daar toch maar alle stamgasten zouden zitten, Al die oude, gepensionneerde heeren, die bier over het wel en wee van het leger berïiaten, racglgaten corrigeerden, het mióisterie critiseerden en zelfs nauweljjks Z jas Majesteit ontzagen, als de eene of andere nieuwigheid werd bespreken. Maar dat hielp nu niets: Grumberg aas alleen. De aardige kelinerin, die naast hem stond en met wie hjj zooeven wat had gestoeid, die telde niet mee. Daar had de oude heer Egbert reeds gezieD en herkend. Met beide handen sloeg hjj zich op de korte, dikke beenen. „God in den hemelbengeltje niewaar I Dus wer keljjk 1" De tafel piepte, toen hjj zich met moeite in de hoogte duwde, om Egbert te begroeten. Zonder kussen deed de oude heer dat nu eenmaal niet, bjj joDgens zoowel als bg meisjes. „Heb je het hier kunnen vinden Kom hier aan mjjn groene zjjde. Een glas, Bertha. Egbert en Bertha da'a komisch!" Hjj lachte dreunend. „En nu een ouwe tante De „tante" verscheen, een lange flesch waarin twee liter wjjn ging, en Bertha trok zich terug. Eer zjj de deur achter zich dicht trok, liep de oude h»»r nog lachend na: „Wat een lieve Schwarzwa'der dame. Alle jongens vinden haar de lieiste." Daar bjj had hjj met de rechterhand de ongehoord groote flesch omspannen en met de linker streelde hjj het haar van Egbert, zjjn petekind. „Wat een jongenNog al- tjjd zoo heerljjk welvarend Wel te beng- dsn, die jeugd. Kom kereltje, drink eens. Ik ben nog een oude aanhanger van de spreukwjjn, wjjf en gezang, moet elke jonge kerel liefhebben, Ja, ja, ik zie wat je seggen wilt: sommige oudjes ook Weku hoe gaat het, hoe gaat het 1 Gisteravond thuis natuurljjk oen groot vreugdefeest I Of ben ja soms eerst vanmorgen gekomen? Vannacht gereisd ja? Je ziet er wsl wat vermoeid uit. Maar dat je dadeijjk aan mjj, ouden vent, hebt gedacht, dat verheugt me Geef de oude juffer aotr eens Daarna gaf hjj zgn neef een handdruk zoo harteljjk, dat deze een „au" niet kon binnenhouden, en lachte daarna zielsver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5