Mfirtasclie Brieven.
Pii liiafofi ijjikter
Vod flaritafe.
Zondag 12 Aug. '06.
50e Jaargang. No. 4177.
TWEEDE BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
F EÜHLETON.
XL VUL
Den vorigen brief ik bedoel den brief,
dle.i ik hoofdzakelijk eohreef om U. C-'e
■chrgveu te beantwoorden bad ik kunnen
beeohonweo ale een intermesso, ali 'n tna-
«chenvoegeei, eigenlijk niet behoorerde tot de
reeke „AmeteidMUiohe Brieven." Ik had er
boven kannen setten „Open Brief no
U. C. over 'n kwestie, die Hg mg
verzoekt niet meer te noemen,
«d over andere kwestie, die
ik rrgult mag behandelen,
mrar die eigenlek niet minder
délicaat is." Maar die verandering van
opschrift sou geen ander nut hebben, dan
dat 't nageslacht nog maar meer werk sou
hebben met 't ultsoekan, aohlften en orde
nen van handschriften van beroemde msnnen.
Ea omdat ik vond, dat er voorlooplg genoeg
werk in de wereld 1» «ette ik er maar
gewoonweg „A m t e r d a m c c h e Brie
ven" boven, met 'n volgnummer. Die groep
bestaat reeds.
Wil Iemand mf) nu over desa laatste twee
«in oen tot de orde roepen, en mg wjJseD op
bet grootate aieraad van den mensch, sfjode
„bescheidenheid", ef over „genoeg
werk" en mg wgien op de groote
werkeloosheid In alle groote steden, det hij
ach gve.
Ik sou desen brief kannen laten klinken als
'n nagalm van't rumoer van Londen, als een
stem van over de zee, om nog vele lesten
te loeren, die ona tot op heden vreemd sijn
gebleven Ik nou mgn kleine, bijna onlees-
bare notitie boekje naast mg kannen leggen,
vol duister en geheimsinnlg schrift, maar
vol mooie herinne'lngen en U kannen
verzoeken, 'n wandeling met mg te gaan
doen van C h e a p s i d e af, langs de
S Panla c a t h e d t a 1, langs 't 8 t r s n d,
langs de R e g e n t s t r e e t, T r a f a 1 g a r-
iq n are over, Holland Ro ad langs,
Holland Park voorbij de M a r b 1 e_
Arob rakallngs lang» Ik sou met
binnen kannen gaan In een van Lyons
establishment!, of In een van dezelfde
soort van 8 1 a t e r's. waar ge bestoft, ver
moeid en hongerig binnen gingt, en waaruit
ge, na 'n half uur, geiaafd, verkwikt en
opgnf-iseht weer naar bulten treedt en waar
uwe verteringen luttel waren. Ik zou U
mee kunnen nemen the National Art
Gallery in, en U daar 'n heelen dag, en
langer, kannen rondleiden, U w(jsende op
het vele F anrohe werk, dat da#r hangt;
werk van N i c P o u a 1 n, van D u g h e t,
-van GeHée. Ik soa U lu d« saai, die
BBH Spanje gowgd la, d» wonderen vaD
Murlllo laten sien: „De geboorte
van de H Maagd, sqe „R* Familie
zijn „Drinking boy". Daar hangt ook
Venna en Cupido van Velaequetj
en bIs ik U daarvan re;d« veel verteld had
en gij kwasmt er dan, gij stondt er dan voor,
dan zondt gij de woorden der Koningin van
Saba tot de uwe maken en seggen„Zie,
veel is er mg van verteld, maar
de helft Is mg niet aangesegd
Dan sou ik U toonen de wonderwerken van
R e n I, Guido Reni een Italiaan sijn
„Maria Magdalena", „Lot en sjjn
d o o h t e r s", die de vervloekte stad verlaten.
Zoo lelt onnavolgbaar#, als desa twee laatete
stukken, zag ik nooit. Daar is ook „De
d o o d e Christus" van R i b e r a uit de
Napolitasnsobe school; de
Domine q u o Vadls" Meester,
-waar gaat gij heen? van A n n 1
bale Caraccl. Daar zijn zoo vele kunst
gewrochten, die nw oog geboeid en uw ziel
gevangen zouden houden, zooalz tjj 't de
mijne deden, omdat zjj met zooveel ziel en
liefde gewrocht werden. Daar is de „Pee 1-
c o 11 a c t i o n, de meer dan vorateljjke na
latenschap der familie Peel: Gansen
en eenden van Hondecoeter,
Windmol ena van Albert Cuyp,
Landschappen van Ruysdael,
Riviergezichten van Jan ven de
Cappelie, Landschappen weer van
Hobbema en Pa de Koning; daar
L „Het Wiegje" - „the Craddle
en „de Huisvrouw" van Nlo
Uier, Schepen van Van der
Velde; daar is ook „het Paard" van
Panlat Potter, niet minder wereldbe
roemd dan zijn „Stier", die In Den Haag
in het Maurltshui* prgkt. Daar li „the
Avenue of Mlddelharnls" van
Hobbema, „de Trinmf 7an Sile-
nus" en „de Vrouw met den vil
ten hoed" van Rubens.
Daar vindt ge Metin, Jan Steen,
Wjjnants, Terborch, De Hoogb,
Bakhuizen, Mieris de Koninck,
Ostsde, Teniers, bekend» namen voor
ons, groot in hun vsderlesd, maar c let min
der groot In den vreemde, niet minder groot
en vooral nie* minder gewaardeerd over de
gausche wereld, nemen die als zoovele trom
petten en ba-ruinen geworden sgn, om te
doen daveren langi den aardbol Hollands
roem, Hollands knnstzic, Hollands glorie 1
Daar prgkt rn praalt en zegeviert
REMBRANDT
in het portret van zjjn Hendrlckle, als
„Badende Vrou w", daar prijkt hjj in
z^c laatete zelfportret ven 1669, In 't
portret van „'n O n d Me n", dat voor geen
millloer.ee gekocht kan worden. Daar zag ik
hem zelf als man van middelbaren leefrjjd,
de Igst gesierd met een krans van palmen,
bgeengehouden door een lint van Hollands
kleuren. Dsar zag ik hem. den kunstenaar
bg de gratie Gods. omstuwd van 'n lijfwacht,
als door kemzelven aangewezen „Karei I
te paard" van Anton van Djjck;
„de Sabijnsche Maagdenroof" van
Rubens. Daar schittert h$ te midden van
Potter, ea Dou, en Ferdinsnd Bol,
en soovele andere grootmeesters oneer Neder-
landsche Kunst Daar schuifelden heen met
mg op dien Dinsdagmorgen Britten en
Fransohen, Italianen en Spanjo
len, Dnltschersen Belgen. Daar gin
gen w jj tussohen Persen en Moslem s,tus-
schen Amerikanen en tonen van het verre
I n d I onse hulde brengen aan dien E e n e n,
die alles kon. Daar stonden de vertegen
woordigers der geheele wereld ik als
Hollander stom van eerbied voor den man,
dien Ik hier niet meer „mjjn Rembrand t"
darfde noemen, omdat ik gevoelde, dat snik
een licht straalt voor allen. Hier ontblootte
Oost en West, cd Zuid en Noord het hoofd
voor den molenaarszoon, die bewesen heeft
Oost en West, en Zuid en Noord, en Gods
groote ion begrepen te hebben, Gods duis
terheden begrepen te hebben, Gods liefde
't meest.
Wat daar te zien is, in dat Londensohe
Rijksmuseum?! Wat daar te zien is I
Dat kan niemand n vertellen daar helpt de
kosteljjkite catalogus u niet door heen. Daar
zjjo van die stille, onbesproken geheimenissen,
waarover op de drukke kunstenaarsmarkt
bgaa niet gerept wordt, die ln 't register
'n nummer tot naam hebben, meer niet, maar
die n 'n naam in herinnering brengen, zóó
dierbaar, dat 't u moeilijk valt ervan te aohei-
dao. Zoo'n geheimenis was voor mij het por
tret van Savonarola, een klein onooglijk
paneeltje, geschilderd in 't jaar 1601 in de
F orentjjasohe school. De Art Gallary
ontving het ten geschenke van Dr. W 111 i a m
B a d f o r d. Daar sag ik dan het gelaat van
dien man, wiens levensgeschiedenis, reeds
toen Ik nog een kind was, aoo'o grooten In
druk op mg maaktede maD, wiens machtige
persoonlijkheid de geschiedenis van Zuid-
Italië beheersohie ln 't eind der 16de en
't begin der 16de eeuw, de gezworen vijand
van het Hals M e d I c I s. Daar zag ik den
grooten held, met zgn onaanzienlijk gelaat
en zijn profetenoogec, die 't Godsgericht
over Florence had voorspeld, en wiens asoh
in den Arno is geworpen, nadat hg 'n gru
welijker; dood gettorvea was.
Io dat Londensch Rijksmuseum
dsar sag ik: „de Maagd met de hei
lige Kinderen, door 'n Engel be
waakt" van Leonardo da Vinei;
daar sag ik „ie Familie van Dsrlui
aan de voeten van Alezander"
van Panl Veronèse. Ge herinnert u wel,
ca den slag bij Iscnz, 888. 'n Wonder, 'n
wonder ven pracht en altvoering. Daar sag ik
een „Heilige Maagd en het Kind"
van R a f a 1 S a n s i o, die er niet minder
dan vgftlg schilderde. Daar zag Ik zooveel
dat ik n toch niet vertellen kan, dat ik er
zwaar over denk, om heel Sohagen op
'n vlot te stapelen en dan zoo maar te zien
de Noordzee over te steken. Want sien moet
go 'r, al sou ik er mijn spaarpot voor leeg
maken.
Spaarpot I
en Padnaansehe knoet Allemael
voorstellingen van den hemel en de hel, van
de hemelacke zaligheid en van de nelache
smarten. Welke kaa*tw»arde die dingen
hebben, durf ik niet beoordeelen ik acht ze
alleen als htstorisc i gegeven t bekaken
waard, zooalt Ik 'n pgabank bekijk met af
keer. Wat ik van die soort kunst in t h e
Art Gallery zag. if ook hier te zien in
't Rijksmuseum- Zoek maar in den 'lin
kervleugel, ia een der achterzalen, naar 18de-,
I4de-, 16de- en torna 16de-eeuwacke kunst en
dan vindt Ge wat ik bedoel. God de Vader
mat 'n tiara op *t hoofd en 'n mooieu mantel
om, te midden van heiligen en engelen, die
jubilce-en, en die 't allen roet welgevallenen
kalmte aanalen, dat heele drommen van zon
daars door duivelen met hooivorken worden
opgepikt van de aerde en daarna in brandende
over» en potten met kokende olie worden
gestopt.
Dit thema is rgk aan variatiën, en gevari
eerd heeft men het dan ook. Dit is te zien
hier en in Londen en in Parijs en In Brussel
Een Zeeuw roemt: „een echte Zeenw
1 e u g e n t niet"; de Frieten pralen met
hun Friesche vrijheid, om niet te
zeggen stijfhoofdigheid; de Hollanders
gaan prat op hun rondborstigheid,
om niet te zeggen onbeschoftheid, en
zouden dan de Eugeltchen niet mogen
roemen op hun correctheid, op #hun
betrouwbaarheid in den handel, op die vele
daagden, die hen van andere nattëll onder
scheiden en hen juist maken tot Engelschen
Ik heb u ln 'n brief of wat geleden a
sommige van die ervaringen medegedeeld,
ik heb ze na weer ia meer dan rnime mate
ondervonden.
Geloof niet, dat ik u belaster als ik In den
vreemde ben; geloof niet, dst ik kwsed van
u spreekmaar sis wij van 'n „Hinken
'Hollandschen jongen" apreken, laat
ons dan nog eena iets andera bedoelen dan
'n achoft, dan 'n brutaal individu, dat feite
lijk ln 'n fatsoenlijk gezelschap niet kan toe
gelaten worde Waarom geldt 't hier in
Holland half als 'n introductie, wanneer men
en in Berlijn, en overal waar men deze knust bittert? Waarom moet mjj nu door wel tien
.13 „-w* a ff*ri„l J lil r\ sn iiai 's D sm 1- J
verzamelde.
Maar er is veel alt te leeren 't Geeft 'n
denkbeeld van de sedec dier tijden. Die
kunst doet ons alleen denken aan 'c God, die
zgn wet gaf onder teekenen van donder en
bliksem, waarvan de Sinaï gewaagt; en
is seer ver verwijderd van 'n „Engelenzang",
die juicht en profeteert vaD „Gods welbehagen
in den MenschWe zgn die zeden en die
kunst en die vreeseljjke wetten gelukkig te
boven gekomen. Ce G-oote Meester,
die voor de soadares in 't krijt trad, die den
slechten zoon door zgo vader met liefde in
zgn huls deed terugontvangen, heelt ons
andere lessen geleerd.
Die schilderstukken zijn niet zooseer
antiquiteiten, dan wel rariteiten ln
onze maaeavreemde dingen, die wjj niet
meer begrijpen kannen, eveumln als wjj 'n
galg of 'o schandpaal zonden begrijpen. De
eenlgc neuteur ln deze dagen, wier ge
dachten sn phantasleën zich nog bewegen In
die sfeer, Is M a r i e C o r e 111, die malle
meid van C o r a 111, die sich niet ontzag
vodden de wereld in te lenden als„d e
ware Christen", of erger nog „d e
Smarten vanSata n", en ander ontuig.
Ik heb ja, 'n mensch als ik aohjjnt ver
oordeeld alles te moeten lesen Ik heb de
boeken in mgn hals gehad en gelezen, maar
ik heb zs ten deele verbrand, ten deele in 't
mentenen verteld worden, dat 't Rembrand-
feest 'n „dronkemansboel" was
Waarom mjjn God, Ik zie 't toch eiken
dag wéér gebeurenwaarom moeten
straatjongens en straatmeiden straatkerels
en straatwijven door misplaatste belangstel
llng van 'n beter publiek worden aangevuurd,
om sich nog beeataohtlger aan te stellen?
Waarom worden vreemdelingen, alleen omdat
tg 'n ongewonen hoed op hebben, nage
«chreenwd en uitgejouwd Waarom moeat
wjjlen Keizerin E Izsfceth van Oostenrijk,
eenige jaren geleden zelfs 'n klacht bg de
politie Indienen, omdat zjj niet rustig door
de Kalverstraat kon wandelen Ik verzeker
u: die vrouw deed niemand eenigen last.
Omdat Zjj Keizerin waa Dit was beslist
da reden nietale eenvoudig gekleede dame
kon men dat niet aan haar zien.
Ik zat op 'n avond In Londen In the E m-
p I r e. In 'n loge tegenover mjj zaten drie
heeren, twee blanken en één ale roet zoo
zwart.
Een even zwarte knecht, in vnnrrood cos-
tunm met gouden kraag en gouden bracelet
ten, stond achter hem. Van den iwarten heer
kon men weinig andere sien dan ïjju witte
tanden, tjjn wit front, witten boord, de witte
randen van sijn manchetten en 't wit van ijjn
oogan, behalve nog 't fonkelen van 'n kost
baren diamant op de llnkerlapel van zgn jas
water gegooid, bang dat ik onverwachts 't Bevreemdde mjj als Hollander dat
M a n", die tot Koningin Victoria sprak als
tot 'n volksvergadering", maar wiens
woord waarheid was, een standbeeld
mocht oprichten
In Augustus 1906 werd 't beeld cpgerle it.
En zoo staat hg daar, de held van het En
geland der 19de eeuw. Zoo staat hij daar ten
voeten alt, omdat hjj geclen mag worden met
ego ernstig gelaat en zijn kloeke houding.
En men heeft dezen wgsgeer-staats-
m a n vier alingorische beeldgroepen toege
voegd, die op de eerste treden van zjjn
voetstnk prijken Brotherhood, Aepi-
ratlon, Courage, Edncatlon:
Broederschap, BezielingMoed,
Opvoeding.
En 't deed mij goed, dat beeld dsar te zien.
Ea 't versterkte mgn geloof, ook in de
toekomst van Engeland.
Gladatone leefde van 1809 tot 1898.
Het „Amcterdamscke" ln dezen
Ameterdzmzchen Brief" it weer trenrlg.
En nu had Ik nogal 'a langen brief willen
schrjjven over dat oorlogssnchtlge artikel van
Charles Boissevaln, dst 'n dag of waf geleden
in'c Handelsblad stond, en dst alleen
door den champagne-stijl, waarin het geschre
ven waa, tien, twintig mantohen dronken kon
maken. En ik had 't willen vergelijken met
'n ander artikel, dut twee dagen later in
Het Nieuwsblad voor Neder
land" stond, sen krantje dat hier te koop is
voor twee centen, maar dat althans zoo wjjs
is om te erkennen, dat de oorlog 'n vloek
ie, en nooit 'n zegen, zooals Boiseevain
ons wil wjjs maken.
Mjjn God, wat echeelt dan man I Heeft hjj
•ome zonen of neven in den militairen stand,
voor wie hjj bang L dat ze bij 'n algsmaene
ontwapening hun baantje zonden verliezen
En moet daaraan dan 'n Volk opgeofferd
worden
God helpe Holland en....
Amsterdam. H. H.
De bovenbedoelde krans was den vorlgen
dag aan 't zelfportret van Rembrandt
bevestigd door den heer Alma Tadema,
die in Londen woont en schildert, en door
den heer Van Arkel, Architect te Amster
dam, die toevallig In Londen was. Ean levens
geschiedenis van dezen laatste, benevens zjjn
portret en vele fotogrsfleën van door hem ge
bouwde villa's kan men vinden in „d e
Groene" van zes, zeven weken her.
en men dan zulke
nalatenschap soa
Maarja, ik moet nog even doorpraten
over the Art Gallery. Maarer sjjn
wel leeljjke dingen ook Dan moet ge b. v.
dat landschap eens sien met dien Stier
en die Koe en dat Kalf nit Al-
de r m e jj 't Is van deD Engelschen schilder
Jami W a r d, die leefde van 1769 tot 1869
er staat dan ook onder, dat 't alt de Brlt-
eohe School is. Och-ocb, wat is dat lee-
Ijjk 't Is om den stier te doen, dat tiet
iedermaar 't ljjkt we! niks 't Is nog
leeljjkur dan leelgk, en 't deed me verdriet,
dat ik 't na al die pracht te sien kreeg.
Eu dan ook die oude Venetiaanaohe
kon worden weggenomen
vieze boeken ln mjjn
vindon-
Maar 't gekke mensch heeft haar villa te
Stratford on Avon. Kant ge een
d water toavsl bedeuken Daar, te Stratford
on Avon werd Shakeapeare geboren,
daar bloeide sjjn jeugd, daar rjjpta zijn
goddelijk veratand, daar zat hjj ala leerling
in the Grimmir Sohool, daar fluis
terde bjj sjjn liefde aan Anna Hattuway,
die hem tot loon 'n tweeling aohonk; daar
staat zjjn hnis een Kaëba voor alle vrome
litteratoren daar prjjkt zjjn standbeeld,
daar rnet zjjn asoh.
Ea daar woonl na die malle meid van
C o r e 111
Is 't niet, om bjj te hallen Toen ik 'n
paar weken geleden in 't graafschap Wor-
cesterihire was, had ik niet den moed
er mjjn gewone bedevaart heen te doen. De
grond is nn voor mjj ontwjjd en ontheiligd,
zoosls Ik mgn ouders huls ontwjjd en ont
heiligd soa achten, en zou weigeren er
binnen te gaan, als men er 'n drankhuis
of 'n bordeel van had gemaakt.
En dan o, hoe smart 't mij zooveel
kwaads van mgn lieve Engelsche vrienden
te moeten vertellen I dan te weten, dat
Shakeapeare in Engeland niet ge
leien wordt, dat men D I o k e n s oauweljjks
kent, dat George Eltot voor de meeste
Engelschen een vreemde Is, dat B y r o n
en Scott en Longfellow voor hen
niet meer dan namen zgu, dat G1 a d-
tone's naam met schouderophalen wordt
genoemddan te weten en te sien, dat men
sich dronken drinkt aan de vergiftige
brouwsels van Corelli, dat is wel hard, dat
is wel swaar, te twaar bgna voor 'n vriend
om te dragen. Want dragen en verdragen
is vriendschap* plicht, maar of vriendschap
ook verdragen moet gekwetat te worden in
zgn liefde, Is voor mg minsten* 't betwgfelen
woord-
Go d help* Engeland! Dat mooie
land, waar de gedachte en het woord des
vredea sich paart aan de daad, waar de
vreemdeling, na binnengeleid te zgn, geen
vreemdeling meer la, maar vriend en huis
genoot waar geen onbescheidenheid n
verlegen maakt, maar waar uw stil mtde-
gedeeld versoek. om terecht geholpen te
wordeD, voldoende is, om n nit verlegenheid
te redden.
Ik heb vroeger gelaohsn als zoovele
anderen, om den Eiiander-trots der Engelschen.
Maar Ik heb mg later afgevraagdWaarom?
En t antwoord, 't eerlgk antwoord was
alt onbekendheid
niemand naar die loge keek. Maar nog won
derlgker keek Ik op, toen ik aan een der
suppoosten ik weet geen anderen naam
vroeg, wie die heeren waren
De zwarte heer was 'n Indisch Koning, en
de twee heeren, die naast hem zaten, waren
hem door Koning Edward toegevoegd, als
begeleiders gedurende sgn verblgf in de
hcofdstad.
Maar niemand gaf acht op hem, en niemand
dscht er aan dien gast door ongepaste be
langstelling sgn verblgf ln Londen onaan
genaam te maken.
Voor goede manieren, mgn waarde Hol
landsohe vrienden, gaat naar Engeland 1 Van
de Franichen kant ge leeren het leven
niet al te swaar op te nemen; van uw H o 1-
landsohe goede vrienden knnt ge
leeren goede boeken te lezen, na te denken
nw tgd goed te besteden maar van de En
gelschen leert gg, how 11 f e may b
worth to be lived hoe 't leve
da moeite van te leven waard is.
Oo,
bestaan.
zeker,
God
de „maar" blijft
helpe Enge-
van Shakespeare e
van Soott en Gladston
nog niet. 't Is nog al
Vanbuiten natter dan van
binnen.
In den nacht van Zaterdag op Zondag,
tegen 2 uur ongeveer, lag do gierpont op
de Waal aan den Lantschen oever.
„Hé, hot Hei, hél" hoorden de schippers
van de Njjmeegsche zjj de roepen.
De bel werd echter niet geluid en we
gens het uitblijven van dit gebruikelijk
sein, dat iemand wenscht overgezet te
worden, brachten de schippers de pont na
tuurlijk niet over.
't Zal tegen vier uur geweest zgn, toen
dit
per
te
4. o
tlilde nam haar broer op van het hoofd tot
de v-eten, heel errBt'g Toen antwoordde zjj
zonder een zweem van spot„Noch het
een, noch het ander. Je ziet er zeer goed
uit, en schjjnt een man."
„Zeer nederig bedankt. Heel mooi heb
je dat weer uitgedrukt: je schgnt een
man. Hoe kom jjj toch aau al die bittere
puien. Hilde Geboren uit de meest vrede
lievende ouders ter wereld, opgevoed in
een kalm huishouden, opgegroeid
„Houd op, jongen. Je vergist je geheel.
Het was volstrekt geen pjjl, en ik wilde
mjjn woorden ook geen bitteren bjj-
stnaak geven. Het moest alleen een indruk
weêrgeven. Meer kan men van jelui man-
ne° niet zeggen, hoogstenshjj schgnt
man. Of hjj het is, daarvoor is niet
°®n« de rok van zjjne majesteit een
**»rborg,"
»Je kletst l" meende
°ch vrooljjk tegeljjk.
JSilde, dat jjj niet eens je mond voorbjj
„Maak je daar maai geen zorgen over,"
- 8 hebt een goeden man noodig, die
het hoofd eens recht set In dezen
een man die het is niet die het
hjj, geërgerd en
Denk er maar
jou
achjjnt.
„Dank je, heb er geen behoefte aan
Tenminste voorloopig niet Zjj sprak weer
vrooljjk. „Ik blijf nog liever ean poosje
papa's dochtertje. Beter krjjg ik het waar-
schjjnljjk nooit."
Dat klonk Egbert al weer als spot
in de ooren. Men wist nooit recht, hoe
men het met Hilde had.
Hjj keek haar nog eens nauwkeurig
aan. En hjj vond haar plotseling anders
dan straks Mooi was zjj niet en zou dat
bepaald ook nooit worden. Maar interes
sant was dit hoekige gezichtje toch bepaald.
Interessant en eigenaardig. Niet het
minst door de twee groote wenkbrauwen,
die onder het voorhoofd welfden. Maar ook
haar eigenaardige teint droeg daar veel
toe bjj.
Wat voor een wonderljjke gedachten
woonden er wel achter dit voorhoofd! En
hoe merkwaardig waa bet altjjd geweest,
dat dit scherp spottende ding zich in huis
steeds als een lieve dochter had gedragen
in de school steeds een voorbeeld voor
anderen, thuis zoo volgzaam mogelijk.
Dat alles ging hem door den sin. Maar
toch vluchtig, want dan kwamen weer de
ernstige gedachten, die zgn eigen lot be
troffen, zjjn eigen toekomst. De last, die
op bem gelegen had den laatstee tgd,
zoodat hjj dien eindeljjk van zich moest
afwentelen, wilde hij er niet onder
stikken.
Een paar maal aarzelde hjj, of hjj het
zjjn zuster zou toevertrouwen. Maar dat
ging toch niet Zwjjgen kon zjj als het
graf. Maar zjj waa toch nog te jong
trots al haar zoogenaamde wereldwijsheid.
En ook die was immers nog maar paro-
disch.
Maar...
voorloopig
land!
De geest
D i c k e n s,
zegeviert daar
dikwgis 'n tevreden zgn met klanken'; adres
Corelli. 'tl* nog al te dikwgis 'n sug
gestie van woorden en vertoon, adres
Chamberlaln. Ook daar hooide ik nog
msar al te dikwgis het „Onze-Vader"
en het Evangelie opdreunen en afraf
felen, naar mgn gevoelen alleen om sgn
mokerende waarheden niet te verstaan en aan
de betraohting er van te ontkomen. „Tont
coinme chez nons"; adres
'n spiegel.
Want God helpe ook Holland!
Dat wg eens zonder zelfbeschuldiging bidden
mogen voor anderen.
God helpe Holland! Dat wg een
voudig en wga genoeg mogen worden, om
het goede, dat anderen oni leeren willen, in
dank van hen aan te nemen.
Laat mgn laatste woord 'n uiting van
blijdschap sgn.
In mgn dwalen langt 't Strand deed 't
mg goed op 'n open plek 'n pas opgericht
standbeeld te ontwaren van Gladatone.
't S'aat voor den Ingang van St. Clement
Danst' Chnrch met het gelaat naar den
achtergevel van de St Mar ia-kerk.
Eladeigk dus, eindelgk heeft een klein comité
van waarheidlievende menichen 't soover
gekregen, dat sg voor den „Grand Old
teeken werd vernomen. „Och, schip-
klonk het vervolgens, luid hoorbaar
in de vroege ochtendstilte, „kom eens
gauw met je aak en help daarginds eens
als ja niet gauw helpt, verdrinkt hjj".
Ean der schippers er heen. Hjj vond er
een man tot aan den hals toe in 't water
staan, 't Bleek dezelfde man te zjjn die het
flegmatieke „Hé, ho I Hei, hé I" had ge
roepen en nu in alle kalmte des gemoeds
twee volle uren in het natte element had
staan wachten, om gered te worden uit
zjjn min aangename positie.
De man was een Duitsoher, die bljjkbaar
niet tegen Hollandschen jenever kon en die
des nachts in een roes van de Waalkade
was afgesukkeld.
Het frissche verbljjt had hem echter aan
merkelijk uit zjjne beneveling opgefrischt.
(„Geld.")
Een vleermuis in de
d ule.
't Is te NOORDWIJKERHOUT gebeurd,
zegt het Leidsche Dgbl. De pendule stond
des morgens stil op halfvgl. Mogeljjk ver
geten op te winden Het werd gedaan en
toch wilde ze niet gaan. Nn eens een
tikje aan den slinger gegeven, nog eens en
nog eens, maar niets baatte.
De pendule bleef den geheelen dag stil
staan.
De avond kwam en opeens vloog van
onder uit de pendule een vleermuis, die
waar«chjinljjk den vorigen avond door een
openataand raam naar binnen was gekomen.
En nu wilde de pendule weer gaan, zoo
zonder dat de horlogemaker er aan te pas
was gekomen.
p en-
Daarbjj was het hem, als wéchtte zjj op
een vertrouwelijk woord. Zoo nu en dan
drukte zjj krachtiger op zjjn arm. dat be-
teekende zooveel als spreek toch, jongen.
En eindeljjk zeide zjj op haar energieke
manier„nu Toen hjj niet antwoordde,
wierp zjj het hoofd in den nek en liep snel
ler voort
Zjj waren de laan uit goloopen en kwamen
nu in de stad. Voor een groote huurkazerne
bleef Hilde ataan. „Daarboven op de
tweede verdieping woont oom Grum-
berg ditmaal. Klauter nu maar naar boven,
je treft hem er toch niet aan, maar de
domme beleefdheid vordert bet. Daarna
ga je naar de Blauwe Druif. Daar zit hjj
bepaald, al is hjj er ook uren alleen. Je
kunt dan voor hem je hart eens uitstorten.
Want zóó zal het toch wel zjjn. Misschien
gaat dat bj) een glas wjjn ook wat gemak
kelijker dan op de wandeling. Wjjn maakt
de tongen los Ik ga nu naar Rumpel-
mejjer en zal dubbele porties koopan. „Die"
Gertie, zooals sohoonmama dat zoo lief kan
zegge a, aiet er wel naar uit, alsof zjj een heele
portie zelf lust. Maar adieu nn, mjjn jon
gen. Breek geen hals of beenen."
Hilde kreeg geljjk Zjjne excellentie was
werkeljjk niet thuis. Langzaam was Egbert
de trappan opgestegen; langzamer nog ging
hjj ze weer af. Hjj had zich alles zoo mooi
voorgesteld met de bemiddeling van dien
goeden oom, die hem eens, toen hjj pas
officier was, zoo goed gehoipen had. Maar
nu vertrouwen te moetea schenken, dat
leek hem geweldig moeiljjk En zooals
het hem altjjd ging: het eene bezwaar
werd steeds gevolgd door een paar andere
Was bet eigenljjk niet verkeerd, dat hjj
een omweg over oom Grumberg maakte
Was het niet duizendmaal beter, eenvou
diger en verstandiger geweest, vol vertrou
wen naar vader te gaan Of was het daar
voor nog niet het geschiktste oogenblik
Eitenljjk drong hem niets tenminste
niets in den zin, dat nn reeds de beslis
sing vallen moeat.
Eu zoodoende was hjj spoedig op weg
naar „de Blauwe Druif." Een paar maal
m i&kte hjj een omweg, bleet voor het een
of ander winkeltje staan en keek in de
uitstalkast. Wat er lag dassen, boorden
enz hjj zag er nauweljjks iets van.
En dan stond hg op eenmaal in het
schemerige kelderlokaal. Het was hier
beneden koel, ofschoon het niet een frissche
koelte was; een atmosfeer van bier, wjjn
en sigarenrook.
Maar Egbert was het, als kreeg hjj nu eerst
ds wcrkeljjke kracht van den zonnegloed
baiten te voelen. Toen hzjjn stroo-
hoed afnam, voelde hjj, dat het zweet hem
op het voorhoofd parelde.
De groote voorzaal was geheel leeg.
Grumberg zat achter in de kamer van de
oud» stamgasten, in den achtersten, don
kersten hoek.
Op eenmaal wesschte Egbert, dat daar
toch maar alle stamgasten zouden zitten,
Al die oude, gepensionneerde heeren, die
bier over het wel en wee van het leger
berïiaten, racglgaten corrigeerden, het
mióisterie critiseerden en zelfs nauweljjks
Z jas Majesteit ontzagen, als de eene of
andere nieuwigheid werd bespreken.
Maar dat hielp nu niets: Grumberg aas
alleen. De aardige kelinerin, die naast
hem stond en met wie hjj zooeven wat
had gestoeid, die telde niet mee.
Daar had de oude heer Egbert reeds
gezieD en herkend. Met beide handen sloeg
hjj zich op de korte, dikke beenen. „God in
den hemelbengeltje niewaar I Dus wer
keljjk 1" De tafel piepte, toen hjj zich met
moeite in de hoogte duwde, om Egbert te
begroeten.
Zonder kussen deed de oude heer dat
nu eenmaal niet, bjj joDgens zoowel als bg
meisjes. „Heb je het hier kunnen vinden
Kom hier aan mjjn groene zjjde. Een glas,
Bertha. Egbert en Bertha da'a komisch!"
Hjj lachte dreunend. „En nu een ouwe
tante
De „tante" verscheen, een lange flesch
waarin twee liter wjjn ging, en Bertha
trok zich terug. Eer zjj de deur achter
zich dicht trok, liep de oude h»»r nog
lachend na: „Wat een lieve Schwarzwa'der
dame. Alle jongens vinden haar de lieiste."
Daar bjj had hjj met de rechterhand de
ongehoord groote flesch omspannen en met
de linker streelde hjj het haar van Egbert,
zjjn petekind. „Wat een jongenNog al-
tjjd zoo heerljjk welvarend Wel te beng-
dsn, die jeugd. Kom kereltje, drink eens.
Ik ben nog een oude aanhanger van de
spreukwjjn, wjjf en gezang, moet elke
jonge kerel liefhebben, Ja, ja, ik zie wat
je seggen wilt: sommige oudjes ook Weku
hoe gaat het, hoe gaat het 1 Gisteravond
thuis natuurljjk oen groot vreugdefeest I
Of ben ja soms eerst vanmorgen gekomen?
Vannacht gereisd ja? Je ziet er wsl
wat vermoeid uit. Maar dat je dadeijjk
aan mjj, ouden vent, hebt gedacht, dat
verheugt me Geef de oude juffer aotr
eens
Daarna gaf hjj zgn neef een handdruk
zoo harteljjk, dat deze een „au" niet kon
binnenhouden, en lachte daarna zielsver-