Maf Colli. De kinderen van mijnbeer len UnrtHÉl Zondag 16 Sepf. 06. 50e Jaargang. No. 4187. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. LIIL Door familie-omstandigheden naar Den Hat* geroepen, beo Ik gediende ralm n halve week In de gelegenheid ge»ee»t hst leven te lelden vao 'a rgk mecsoh, en... ik heb de gelegenheid waargenomen; niet eooals de gelegenheid 'n dief maakt, want dat li 'n lengen. Esn eerlijk mensch wordt nooit 'a dief, al had hjj honderdmaal gelegen heid tot «telenmaar wsariohijnLök, omdat de oude Adam In mü nog niet gehiel geitor- ven I». on datgene wat mij tegemoet kwam, 'n antwoord wai op de onbewuste vragen van mijn hart. Want ioo kan 'n deugniet eloh niet be- keeren, of er cal altijd iete merkbaar blijven van de gemeens streken, waar hij vroeger p-at op ging. Een arm maneoh, die rijk wordt en den ook grootscheepe wil gaan dosn, blijft tobben met ijja eer vet, en hoe meer hü eloh uitslooft, hoe maller hjj gaat doen. Een elordlg menich, die om do een of andere redan plotseling ordelijk e 1 «Indenk wotdt, vergeet tooh In de hoekjae te vegen, eD weet mat het ■tof, dat tnuchen de oor'j e van de kopjea ilt, geen raad. Een eiel li 'n ezel en kan nooit 'o paard worden, al zon men zijn ooren kort knippen. Een stroom li wel In 'n andere bedding te brengen, maar kan nooit terug gevoerd worden naar den top van den berg. Ieder» vonnia ligt in zijn geboorte en op voeding. En zoo wil 't nu maar net, toen ik daar op de P.aate bij Van der Pijl aan tafel zat en alt eohte krietallen glazen duro wijn je dronk, of Ik er thnii behoorde. De paar achtergebleven lui van 't Hof, die daarrond- icharrelden, werden door mij doodeenvoudig niet opgemerkten toen oen hanner de noodzakelijkheid bleek mij leti te vragen over 'n gerecht, gaf ik hem antwoord, aleof tij mijn gelijke waa Beletfd en af Ik voelde mij 'n groot menioh, „a big man in town" zonden de Amerikanen «eggen; en toen 't rijtuig voor kwam, om naar Soheve- nlngen te gaan, had ik zeker heel gek opgeke ken, all iemand mij had aangeetooten en gevraagd had, of mijn brief al ef wm, of er mjj aan herinnerd had, dat ik van 'n arme vijf, ze» doiaend gulden 'n heel Jaar leven moeit. Ik heb mij zelven later de vraag gedaan, hoe dit alle» mogelijk waa, en lk ben tot geen andere oploziing kunnen komen, dan die ik hierboven g6f. Want evens'.» 'n ezel 'n ezel blijft, zoo blijft ook 'n paard 'n paard, al zoudt ge 'm voor 'n hondekar spr.cr.en. Zoo rijn we dan In dien roei van groot-doen voor mij althan» 'n roei In Schevontn- gen aangekomen. Maar och, daar vielen mjj de lohellen vid de oogen. We moeiten, om in den toon te blijven, al» echte genrlatten en daadlee onze broefcspgpen omilaan, wat lk al vreeielijk anobbig vind; we moesten clgaretten rooken, waarvan lk den «tank nooit zal leeren verdragenwe moeiten F.anich praten, waarvoor Ik nog eens In 'n tuchthuis kom, omdat 'k het zoo slecht doe, en hon derd malle diogeu meer, waar 'n gawoon menich, dia werk In zgn ho, f i l eeft, cle: a< n denkt. De mek jet kinderen van mijn bloedeigen zuiter maar hier, ln den- ge.-ff rlreerde en getff scteerd',,0 Ircnmitan- oei", „dames", moesten alles „vreeselijk gewoon" vinden, en niets de moeite van 'i bekijken waard. Met 'n sekere achteloosheid en nonchalance liepen ze aan 't strand 't plebtïrch gedoe van 'n troep vlese kicderec voorbij, en toen er een haar tascbja miste, dat ze verleden week voor f 8.76 gekocht had, sprak ze er over, alsof ze thu!» nog twintig audero tasctjes had. Ec ze deden allcmsa krek eender 't was alsof 't afgesproken wm Ea ik zweer u, dat ze 't thu niet geleerd hebben. Als lk eens Iets zei, b.v „kijk daar 'i 'n leuke vrijer gaan", dan trc ff o rag blik ken, die lk nooit vergeten zal, en lk heb zelf» 'o oogeublik de vree* in mg voelen opkomen dat >jj mij ale „meneer", of hier dan ali „m'iieu" zouden aanspreken, daarmee daa wihende bewijzen, dat zij part noch deel aan mjju gezeliohap hadden Maar zoover ia 't niet gekomen. Toen we ln den Bak zaten, la den „Beerenbak". luwde de deftigheid 'n beetje; maar toen Mevrouw Jen Klaazen met d'i dochters en 'a neef uit Paramaribo aich bjj ons hadden neergezet, had je de poppen weet aan 't damen. Eu die neei I Heer in den hemel, wat een vent! Leter hoorde lk, dat u. Egbert was opgestaan. Om zgn lippen hst spotlachje verdwenen, mssr ZBD oogen spraken een taal van verstand houding met Gartie. Ea als met een plot- seiiog besluit trad hjj op haar toe, greep haar hand en zeide: „Ja hadt een soldaten - 'rouw moeten worden 1" ,.^a glimlachte Walde niet meer, neen, Q? lachte luid en hartelgk. Hg ergerde uch eens. Komisch vond hg de bside strgders, zooals hg hen in zgn hart noemde. «Laat het goed zgn zooals het ia Eg, kleine is met mg tevreden. Zg is ook slleeu maar in theorie zoo strijdvaardig, ia de werkelgkheid is het een lieve vredes- eaSC«l. Maar wanneer je nog niet naar een 'oldaat hebt omgekeken, om op visite te Jrsgen als mgn vrouw komt, dan moet je *°oral een echten kurassier nemen Een van e oude school generaal Zieten bijvoor- maar kinderen, haast je nu, wil jelui Log tot het station ongeveer ergezslien en het is voor mij al reeds dan tgd.» o E*bert dacht er ernstig over na, welke bh' V kameraden hfl &*a zfla familie JL ^eïï>ek zju presecteeren. De keus B Vo'g«ns hem niet zoo heel gemakkelijk, hj moest niet alleen met Genie'» 't 'n „charmant jeune homme" wm, maar d'.ar heb Ik nlki van gemerkt. Toen ik vroeg, of hij geen Steven kon heeten, werd rrg met 'n opgetrokken neurje gevraagd: Waarom? Ea toen kon ik niet nalaten te «eggen Omdat ik 't roo'n echte vent vind, om gesteeotgd re worden. Dat wai avondsaan 't strand en cp de Boulevard heb ik mtar weinig geregd, en wat Ik nog tel, was blijkbaar 't aachooren niet waa:d. T >en 't mjj verveelde, ben ik naar 't strand te afgegaan, de neven en de nichten en ds familie J-n Klaaeen in den „Bak" achterlatende, zeggende dat ik ze zoolaat wel aan de tram zcu zien. En teen ben Ik In mijn eentje naar de Zee gegaan, 'n heel eind van de menicben af. Eu daar hoorde ik haar weer zingen dat wondervreemde lied, drt lk aitijl beter gevoel dan verstadat ik nooit In woordea ea' kunnen weergeven; dat Had vol gshe'm er innigheid, dat als 'n Psalm der Eeuwigheid op u saakomt en gedachten wekt, die ver boven de aarde uitreiken. O Zee, wat zegt ge toch, ai* gjj uw nimmer eindigend lied zing' Wil uw mend ock, eveaals de oaz», «preken en vertellen van de geheimen die gjj ln n bergt, en vermoogt gjj 't niet Zoo «taan wg voor het raadiel der genade, dit wjj niet kuoneu oplossen, maar de ssgea der genade blgft ons niet vreemd Zoo wandelen wg In zonnelicht, dat wg niet kennen zoo leven wg van liefde, die onbegrgpbaar is. Maar de Zee en de Zon en d* Liefde is de goddelgke T Itroerli, tg w er genede wj leven en ge lukkig zijn. Hei was 'o mooi half uur, dat ik daar lag, ver van de menschen, alleen met de Z:e -n het zand, en de Zon hoog boven mg Ik hoorde 'n troep jongensstemmen naderbg komen. Toen Ik opstond, sag Ik ze spelen met de zes. Ik vood haar cu 'o man, 'a groot on man, 'n reu*, die met zqu groo e logge handen ze telkens bg de beeneu wou grgpsn, en die tg telken» weer schaterend ontliepen. Ik kaek 't aan, wie van beide partgen 't telkens van de andere winnen zouen nu won de reus 't eeni, die de jongens tot san de heupen toe nat wierp, en dan de jongen» weer, die den rens telken* op zgu weeke vin gers trapten. En hg speelde het spel met de jongecs zoo eenvoudig, aleof hg ie l 'c jongen was. Hg Het zioh op de vingers trappen, en hsalde langzaam zgu breeds handen terug, eu kwam dan plotseling, juist als ze niet nazr ham keken, aangedraafd, met sohuim op den mond, alsof hg in ernst boos was, om se schreeuwend te doen vluchten. Maar hg was niet boos. Ik «eg hem in 't zonnelicht knipoogen en hoorde hem grom melend lachen, alt reazen doen, wanneer ze met menschjei spelen. Hg rekte zich uit'en keerde z'ch om, telkens weer, en bleef glim lachen om 't gedoe van menschen en jon gens. Hst werd van Heverleie tgd, om aan de tram de denken. Ik kon er komen, wande leed langs 't strand. Esn pootje gtug 'r, goed, maar bg dis stoelen, bg die badstosleiJI Ooh-ochl! Wat 'n bendel Wat 'n Z'geu- nerzoodjn 1 Menschen, naar mg verhaald werd, om een» 'n dajjs uit te zg^ De stoe len nog dichter cp elkaar gedrongen dan kraampje* op 'a kermis, ea «ven onemakeigk Sommige menschen, vooral dames, dames met „llber y hats" op der ongekamde haren, lagen ln stoelen te lezenalsof 'n mensch in zoo'n omgeving zen t i inen lezen. D'r vellen van J arken dropen van water en slik, en alles lag vol niet brokken papier en brood kruimels. 't Leek mg alles *n ostematisch gedoe, maar veel onsmakelgker en gewilder dan daarboven op dtn Boulevard. Daar kon 'n mensch zich tenminste nog verbeelden in 'n besoha&fde maatcchappg te zgn, al wac de beschaving a little overdone. Maar hier aan het strand Dat gaat alle grenzen te buiten. Zta liegen 't, als ze zeg gen, dat ze komen om de zee. Ze liegen 't, als ie zeggen, dat ze komen om de dui nen. Zg kgken de zes geen eens aan, en de duinen nog minder. Zs komen alleen, om dat ec anderen zgn, dte 't ock doen, maar niet om te genieten van da Natuur. Ze kernen alleen, om wat mal te schreeuwen en zich aan te stellen als onwgzen. Ia dat natuur genot, seegecot, dnlngenoi Nu, dan heb ik nog nooit let» van dat aliea gesmaakt, want ik kan er wel op spuwen. Als dan ook een van die bourgeois beslui ten zon met mg naar 't strand te gaan, zou hg 't vrg eenzaam vinden en mg waarschgn- igk vervelend. En ik zou de q ra! fioatle ln dank aanvaar den. Boos ben lk van 't strand weg gegaan. 'a Avonds kwam 't gesprek op de middag wandeling. Of lk me nog al geamuseerd had Jawel, nogal. Ik heb 'n tgd lang, dood ln mgn eentje, aan 't strand gelegen. En toen kwamen er wat jongens, dia met de see krggertje speelden. smaak rekening houden, maar ook met de anderen. Eindelijk besloot hjj cm Kart Boiiin te nemen, eerste luitenant, die geheel was wat de kleine Gartie een ridderlijk heer zou noemen het was een vroolijke Frans, die volop van het leven genoot, maar toch vol ernst en toewijding voor zgn vak. Hg was slagvaardig, spraakiaam en steeds in een goede luim. Wat hem nog het meest geschikt maakte, was de omstandigheid, dat zijn vader nadat hg zgn ontslag uit den dienst had gekregen, naar Heidalberg was ge trokken, de woonplaats van Walde en Genie. Rollin dweepte gaarne met den Neckar en den Bargberg, aan verschillende aarkaoo- piogspuntea zou het das niet ontbreken. „Familie twaalfuurtje fameus l"zeide hij dadelgk. „Jaist iets voor mg gedurende dit doods seizoen. lk kom zeer gaarne, en zal de betere helft in mjj geheel ep den voorgrond laten treden, Hoe oud is je schoonzuster T win tig Groote hemel, twintig jaar en dan reeds professors-vrouw in Heidelberg arm kind. Waarmede ik volstrekt geen kwaad van uw broer wil gezegd hebben Ja jal Maar nog oen raad van een ervaren man, mgn beste Harthruaen. Ruim vóór hun intocht zorgvuldig alles op. Bjj zulke gelegenheden snuffelen mama's, zusters, schoonzusters alles zeer zorgvuldig na, My is een geval bekend, dat de hoopjes z ikdoeken, netjes met rose bandjes ombonden in de kast, de ergste gedachtes opwekten. Maar zeker jouw kamers waren immers steeds een tempel vaa orde." Dat was Egbert's woaing inderdaad. Het behoorde tot z'jn eigenschappen, dat zgn krnnsrs er als een pw salonnetjes moesten Heal prettig, merkte een van denlch'jes schamper op. Ea 'n ender vroeg: Hoe vindt a overigens 't strand hier, oom Och, ik hou «r over 't geheel niet van. Ho» is 't mogslgk Ea u liep bg on» vandaan nsar 't strand Ja, ln mgn eentje. Miar wat doet ncu 'n mensch ln zgn eentje a»n die groote zet Kgken. De nichtjes lachten, en een zei: Dan hnurde Ik toch liever 'n «traudstoel, om bg andere menschen te gaan zitten. Ocb, iedar «tja smaak. Vindt n 't strandleven dan niet aardig O, noemen jullie dat hier „strandleven" J», hoe wou u 't dtn noemen Dat durf ik niet te zogg-n. Waarom niet Nu, miaechfen toch wel. Mi«t dan moet Ik je eerst wat vertellen. D'r ws» is 'n jong getrouwd paartje, en de vrouw kon niet koken- Op 'n morgen zei «e tegen dsr msa: Z:g man, we eten vsn middag erwtensoep maar de vrouw zeiertesoep. Daar hou ja immers soo vat, NouOf ikzei de man. Toen hg 's middags thuis kwam, «yn vrouw 'n «oen had gegeven, «gn jas had uitgetrokken, pliata hid genomen aan tüfe! en den eerst'.n lepel vol aen zgn mond bracht, «el hg: Jee» menich, wat lè Ja non ge kookt I Eu da vrouw antwoordde verwonderd: ertesoep Is dat ertesoep «cl de men, 't igkt wel «nert I Maar oom! schrokken de meisjes. Nou. en dat viod lk nou Jullie „strand leven." Ik had 't dsdelgk kunnen zeggen, maar ik wou dat vieze woord niet gebruiken. Daarom liet ik 't dien vreemden man «eggen. Maar nn Js toch weet wat 't is, r.u mag je ook weten, dat ik precies hetzelfde bedeel, al «eg lk 't nietwant lk hou niet van leeigke woorden. Maar dat etrandieven hier kan jelui van mg cadeau krggen. Voor den volgenden dag werd er 'n pro gramma gemaakt batten yoheveningen ec de see om. Morgens gsaw de kam.xs doen, terwgi oom gaat echtgvenallemaal geigk koffii drinken, daarna 't Bosch 'n aartje in, winkelen, thuis eten. Na den eten naar „Scala". „Scala" Wat is dat Théater Varié Heel mooi. U hebt er Immers lnst Ir. Ja kind Munsohec, die altgd opge sloten zitten, *gn gauw tevreden. Speenhcö I» er ook. Speenhcff Die naam deed mg alle leed vergetenik tobde zelfs niet meer over dia korde van namaak mensohen aan het mooie Scheve- ningsche strand. Ik ging prettig zitten wer ken, kibbelde aan da kcifij niet met de nichtjra en wg «tonden aiien 's middags bgtgds van tafel op, om naar Scala te gaan en goeie plaatsan te hebben. „Scala" in de Waganetrant In Dan Haag. Kunt ge het „t h t r e M r i g c y ln Parg», waar 'n paar weken geiedea Miss R u t h haar „heilige dansen" dacsts Of kent ge 't C r i t r i o n in Londen, waar nu de jonge Frenkel, de sooa v»n Mevrouw Mhju-Bouwmeester optrrali Of kent ge misschien daar „the Empire"? Of't „E d e n t h e a t e i" in Brussel Of kunt ge n nog Iets herinneren van den „Parkschouwburg", twaa'f, veertien iar geleden, in Amsterdam? I:t» zult ge tooh wel gezien hebban Welnu, Iete der gelijks is „S o a 1 s." in Dea Haag. Zuoals ia dan Parkschouwburg allea rood en goud was, zoo is in Scala alles blauw en goud. 't Maakt alles 'n wonderlgk ff et, en als ge er binoeakomt ontvangt ge 'n aan gename aandoenicg. Ik kan natcurlgk niet den heelen avond dien we daar doorbrachten, gaan beschaven. Ik rag „The Frosdlck'a" op rol schaatsen, de troep „Lafaillo" In haar kracht-evolutiSr:, en hoorde daar zingen de Russische «acgeres Berthe Abramo- w i t c h. Er waren „the Brooklyns". muzikalescharenelgper», „the 6 Julians" aardige Eugelsche msiojts, die dmsten en zongen, en les Garganls, komische Gentlemen Acrobaten. Maar daer was ook Speenhof!, die maa met «gn vreemden kop en nog vreemder ziel, waaruit de tranen naar boven barsten ln wcoïden van wonder- igke aandoening. De man, van wien ik ia een ven mgn vorige brieven «ei, dat hg rgn toevlucht heeft genomen tot zingen, omdat de menschen naar klachten en auikkEn niet zouden willen luisteren. Na laat hg dit de menschen doen, die goed naar hem luisteren en iete veistaan van het wondervreemde lied, dat bg zingt over het groote leed, waaraan niemand ontkomt, die 'n hart heeft O ja, hg kan ook laten lachen Zgn „M ooieManne n,"met ban pepommade .r de haren en vronwelgke manleren, met bun odeurtjes en belachelgke HfUfjes, deed 'n storm van vroolgkheid opgaan. En „Haagsche Nieuwtjes", waarin Dr. Bredlus vertroost werd over hot Iawaei van de kinderen in den dierentuin,werd niet minder vrooigk ontvangen. Maar „de Broek van Jantje" is niet om te laohfn, al proestten aommlge menschen erby en w:e nem „G e m e u b 1- leerde Kamers" hoo de zingen, heeft minstens doodstil gezeten en den adem Ingehouden, om te weten hoe 't af aou loopen met de arme verhuurders daerboven op dan zolder, die niets deden en alle» Heten „voor de huurders van beneê" Hos die menschen zich behielpenhoe die vrouw lag te bgten ln haar haren, om 't niet uit te gillen van smart, toen 't ergste gebeurde; hoe die man morgens 'n lgk en 'c lgkje vond, en deze beiden 's avonds ln 't donker b-graven werden. Wie hem dat he.-ft hooien siugen, «egt niet meer, dat 8peenhoff „'n g r a p p e n m a k e r" Is. Ik hond 't vol, dat Spoenh ff zingt, omdat hg niet huiler dnrft of wilmaar hg laat 't de meusohen do«n, die hg in de tiet grgpt en bekend maakt met 'n leed, dat velen nist kennen. Eu de grootate kraoht van Speenhcff be staat hierin, dat hg geen pretentie heeft. Hg vraagt alleen ascdro:.t voor wat hg te ver tellen heeft; hemzelf moogt ge over 't hoofd zien. Hg komt op In zgn eenvoudig zwarte pak, met zgu gitaar en zegt, dat hg zal zingen vaii „De kostelgke Sohat", Dan elaat hg 'n «naar aan en zingt met zgn mooie stem, maar zoo eenvoudig, aleof hg 't u aat te vertellen in uw eigen kamer Er was 'n gladverloopen heer, Die dwaalde zoo maar heen en weer Alleenlg door de etad. Toen vond ie in een stillen hoek, Gefrommeld in een vallen doek Een kosteigken tehat. Het was 'n schuwe, bleeke meld, Met oigen vol gewilligheid, Haar atem waa iitflyk schor. Za zei: „ik ben men leven moe Ga met me naar een gasthuis toe Of breng me ln de nor." Hg nam hiar hoffl jk mee naar hals, Ea hing haar rokken bg 't fornnl», Die dropen van het nat. En toen zo veilig bg hem zat, Toen wiet ie niet wat voor een schat Hg nou gevonden had. Zjj sprak geen Engelsch en geen Frantoh, Zs las geen Nlsuwe-Gidsroman», Want letan kon ze niet. Maar hongerigden won ze graag, Ze zong se.fs met een leege maag Esn eigenaardig lied. Door haar k wam hg er boven op Ns heel wat rnzle en getob Werd hg een brave man." Eazene. 0 ja, ik aou al de tien verzen wel over willen sahrgven, als lk n ook tevens den tooc kon laten hooran van Speenhoff'a stem. Want die stem en die eenvoud doen 't niet minder den de soberheid van den tekst. Speenh ff ziet er niet tegen op, om iets heal gewoous heei gewoon te zsggen. Zg zoende zgn vaUchen kop, «g at da droge korsten dia hg niet luitte, zg ploeterde den heelen dag, ook al werd zg door hem voor „alefc" gescholden en bleef door alles heen „dezelfde goeie meid." Maar op een morgen lag ze stgf, Hg sohrek van haar gestorven lgf, Zr had hem niet gewekt. Eu toen le woir alieanig zat, Toen wist ie pas wat voor een schat Daar dood lag toegedekt. Dat «'tja geea „grappen", dat li derealltei. vsn 't laven, dia wg, gegoeds menschen, niet kennen. Wg hebben onaa canapé en ouzr featealls, onze tapijten en ons kearig amen blement. Miar we hebben ook onzen omgang, ons fatsoen, ons kringetje, en we zonder ons niet over 'n „straatmeid" kunnen be kommeren, ook niet si had ze de koorts, ook niet al zou ze sterven. Maar dat alles oorzaak, dat 't leven oer vreemd blgft, en dat er zooveel zochten e; gebeden omhoog stggen, waar wg geen weet van hebben, waar wg zelfs 't bestaan cie ven vermoeden. En ontmoeten we 't, dat doen wg al» die vrouw buiten Ucreoht, wast de kt anten twee weken geleden van ver telden, 'n Kind zei tot haar, dat hg tgi vader k wijt wes geraakt en nu rgn huls cle wist, en zij gaf aileen ten antwoord: Zoo! Eo toen deed tg de denr voor zgn reus dicht Misschien was zg 'n „brave" viouw; maar Ik zeg n: 'n slee Is minder verwerpeiyk In 't oog van God dan zulk 'n „brave" vrouw. En aac die soort van „bra.fhe d" lgden vele, zee: ve'e Hollanders, al taken tg ze in hun buren Want niemand acht zichzelf tot zoo leta Ir staat. Maar als stiaks dat verdwaalde kind aanklopt bg ons, in de gedaante van 'n armee schooier, in de gedaante van een naar uit komst zoekende Magdalena, in de gedaante uitzieniets van de pgnljjke ordelgk- heid van zgn moeder en de behoette aan schoonheid van vader, oefenden daar grooten invloed op uit. Schreeuwende kleuren warea hem een gruwel en de grondtoon van het Perzisch tapjjt ia de kamer stemde geheel overeea met de kleur der gordijnen, Aan da wanden hingen enkele reproducties van klassieke meesters, en in een boeken kast stonden keurig geordend eenige boe ken in prachtbanden, die met zorg waren gek in en gerangschikt. En de kol fis tafel was sierlijk gedekt, alsof het door aen vrouwehand was geschied. Dat had bg een andere gelegenheid, toen bg een paar kameraden bg zich had, tot kleine plagerjjen aanleiding gegeven, en toen was hem da naam gegeven, dien hjj ook nu nog bj) al de kennissen droeg: Bertje. „Dus daar xjn wel" riep flilde, toen zjj cauweljjks haar hoed had afg'zet. „Dos zóó ziet er een luitenants-kwartier uit L at mjj eens rondkjjken. Alle duivels keurig I „Dan moest je eens mjju kamer zien bjj mevrouw Tellmann, weduwe van den sergeaat-majaor, geboren Schulzé vooral op het accent op de e te letten. De beate studentenkamer, zoo stel ik mjj voor, kan er niet erger uitzien." Zjj wipte in de kamer rond en sloeg, voor de tafel staande, de handen in elkaar. „Vijf kopjes en ze hebben allen oortjes. Ongelo. fljjk I" Walde school bjj de wanden langs en keek naar de schilderjjen en de boeken. „Ik zil je Burkhardt zenden, beste Eg- bert „Beroof je zelf er niet van „Ik heb hem dubbel. Deck er vooral aac. Gcrtie, dat het gezonden wordt." van 'n „elet", dan zeggen we ook: Zool En gooien ze, evenale die vrouw dat kind deed, de deur voor den n;at dicht. Dan loopen wa voorbg den spiegel, draaien oneen knevel eens op, zeggen, dat we „niet gak" «gD, en voelen onszelven bar braaf. Arme spiegel, die niets meer doet, dan da pln'sjes aanwgzen op onze jas. Tooh «gn spiegele goeie dingen. Ze hebben maar ééo gebrekie moesten ook kannen praten en de plnlijes en vlekken ook kannen aanwgzsn die a n den binnenkant zitten. Maar dat doen ze niet, en we hebben te weinig vrleDden, om ooit de waarheid omtrent ocszelven te weten te komen- Zelfs niet eens de volle wearheld van wat daar buiten geschiedt en geleden wordt. Maar dat laatste doet Speenhcff, en da goede luisteraars zgn hem daar dankbaar voor, en nemen nog leti andere mee naar huls dan da herinnering aan 'n mooien avond. De jonge vrouw was opvallend stil. Zjj keek met haar groote oogen wel opmerk zaam rond, knikte Egbeit toe„het is werkeijjk heel mooi bjj js maar haar vrooljjke overmoed scheen vandaag op een maal verdwenen. Egbert moest onwillekeu rig denken „Tusschen Walde en Gertie heeft hst geonweerdmisschien nog wel als esn naklank van laatst." Au zjja broeder viel niets op te merken. Dis zag er niet uit als een met blikseme slingerende Zeus, maar hjj scheen toch niet soo heel gemakkeljjk te zjjn. In behageljjkc tevredenheid wandelde hjj rond en vertelde allerlei geleerds. Niemand gaf ham antwoord, of sprak hem tegen. Dan kwam weinige minuten later Rollin en Egbert verheugde sich over zgn keus Want Rollin maakte, heel niet opvallend maar tooh besb'st, aan het ronddrentelen en bljjven staan een einde. Nauweljjks was hjj voorgesteld of hjj had het kleine gezel- schep om de kcffiitatel of liever om zich vereenigd, en zat zelf als een hun in den korf, tusschen de beide dames, lustig eu vrooljjk over de wereldstad Barljjn te vertellen, spottend met allen die de gloeiende hitte der asph&ltetraten bleven trotseeren. Hjj was spoedig met Hilde aan den slag, aan wie hjj geen erkel antwoord schuldig bleef, dasrbjj nog Egbert plegend, die verschillende huisvrouweljjke plichten waarnam, en ock nog tjjd vindend cm met een ernstig gelaat Walde te antwoorden, waar deze hem zjjn oordeel over het een en ander op hat gebied vaa kunst vroeg Tegeljjkertjjd wi3t hg Gcrtie een com pliment te maken over haar linnen japon, Hilde a&n te bevelen haar frisuur vooral En nn zit ik weer in Amsterdam, vanwaar ik elgenigk desen brief moet schaven. Ik erhenrde mgn kalender af en las „When great leavea fall, then winter ie at hand." R I c h a r d III Shakespeare. „Alade groote bladeren vallen, Is de winter op handen." Ea dat de winter op handen Is, zien v hier aan meer dingen, du daaraan, dat a« biadeien gaan vallen. 't Schouwburg-leisoen is geopend. Het Nederlandsohe Tooneel speelt al «•dart vier weken. De Italiaanecha Opera maakt de namen bekend van al haar zange s en zangeressen, waar er onder «gn, die klinken als klokken. Het orkest bestaat uit 48 personen en «tart ouder leiding van Signor Fancesco Conlglio. Het koor wordt gevormd door 36 heeren en dames, het ballet nit 16. Er 1* veel moois te verwachten. Carré loopt eiken avond stampvol. F r 11 a van Haarlem viert er sgn triomfen. Wie er heen gsat, wordt niet teleurgesteld, en ken ook kennit maken met C o e a d o r u den redenaar van 't Amatel- veld, die zoo maar gouden kettingen weggooit, omdat hg ze, naar zga eigen bekentenis, „toch gestolen hoeft. Of het Nederlandsohe Toonaai een goede ksuze gedaan heeft bg haar Réper toire Abonnement 1906—1907, zal de toekomst moeten leeren. Ik heb na geilen: „Drie koningenavond" van Shakespeare, „Do Beverpeli" van Hanptmann, en nn gisteren „Trilby" van Du Msarler. Over „Driekoningenavond" gaan sohrgven kan ik nn niet meerten eerste, omdat 't al 'n paar weken geleden Is, dat lk 't zag, en ten andere omdat dan deze brief te lang zon worden. Maar ik wil toch even zeggen, dat 't 't mooiste is van de drie stuk ken, die lk noemde. Ea ik raad leder aan 't te gaan alen. 't Wordt b. v. 18 Februari a s. w«3r gegeven. „De B e v e r p e 1is 'n «tnk van goed en kwaad gerucht. Eakelen prgsen het, maar de mseeten vicdea er niets aan. Maar i k heb ms kosteigk geamuseerdik heb ia geen jaren zoo gelachsn. Ooh och, wat 'n dlaven- oendtt 1 Die Chrlstien Fooiman als Vrouw Woff, watchvrouw, als werkster, als dievegge, beheerscht 't heele stuk, en se besft or esr van. Ais ze 's nachts er op uit gaat met haar min, om hout bg den dooven K {er to stelen, dan komt Mltteldorf de reisiwaohtsr, klokke twee, even opstekenen ronder veel praai jas begrgpsn za elkaar. Mltteldorf steekt de lantaarn aan en gaat mea hout gappen. Dat ls 'a situatie van aandelen, meer dan van praten, maar 't Is om dood te gaan van 't lachen. Ea als dan dea anderen dag K tijar «;oh komt beklagen bg Vrouw Wo ff, aat al sgn hout gestolen is, dan «egt za soo Innig medolydend, tsrwgi zs irasr hoofd schudt„O, o, wat zgu er tooh 'n sieohte menschen op de wereldze stelen 'n mensch «ga dak boven «gn hoofd weg." Ei gisteren heb ik „Trilby" gezien. Maar ik weet heuioh niet, wat lk er van aeggen moet. Er zgn bezoekers geweest, die zioh blzonder geamnseerd hebbenmaar er «ga er ook steweaet, die boos zgn weggeloopen. „Trilt y" maakte op mg den indruk van 'n soort prediking, 'n soort propaganda van het Mïsmeriime. Doctor Mesmer, gestorven 1816, verkondigde en paste magnetische genees»gze toe Hg begon hiermee in 1776 en beweerde, dat de eene mensch door aanraking of wig. rlDg geheime krachten kon opwekken ln het lichaam van dea ander en daardoor zenuwkwa len kon genezen Het dieriyk org-nfime van dea mensch is zonder tegenspraak »eer o «auee- igk voor allerlei indrukken bnitenhsm; ™»ar of dit mogelgk ls in zoo sterke mate als „Trilby" ons wil doen gelooven, mag minstens betwijfeld worden. Of ie 't zoo niet bedoeld Is 't alleen maar, om den avond cm te krggen en nn eene te lachen en dan weer ln spanning ta komen Nu, dan is 't mg ook goed en stel lk 't op gelgke igo met de „pantomimes", die voor en na Kerstmis In Engeland gegeven worden, dingen vol bombast. Perrconigk gioordeeld, houd Ik 't er voor, hooger te dragen, en met Walde een mee- ningsverschil te beredeneeren over de her stelling van het Heidelberger slot, de koi fis plagend te loven, te beweren dat er god dank nog menschen waren, die van koek hielden, en voor zichzelf wat cognac ia de kolfia te vragen, Egbert moest heimeljjk lachen. M»«r er was toch een weinig wangunst bjj. Want hoe oppervlakkig de woorden van Rollin ook schenen, hoe gemakkeljjk en luchtig hjj alles behandelde, hjj trof toch meestal den spjjker juist op den kcp, en in elk geval deed hg zich zeer goed voor. Rollin was een causeur. Men had evenwel bjj hem het gevoelhg spreekt niet voor zichzelf, maar hjj doet het voor anderen, hjj doet aile best zjjn toehoorders aange naam bszig te houden. Zonder hem was het bepaald niet zoo opgewekt en vrooljjk toegegaan. Hjj wvs er zelfs toe gekomen om een kleine rede voering te hoaden o\er dea invloed van goede of slechte kei fis cp het samenleven van man en vrouw. Hjj draaide het thema handig heen en weer, en beweerde dat de jonggezellen bewezen goede koffie te kun nen zetten, daardoor glashelder aan het licht brengende hun aangeboren geschikt heid voor het huwelijksleven, dat hun door de vrouwen van haar eerste geboorte-uur af als hot meest ideale leven weid voorge houden, ea hjj eindigde met een dronk te wj;den aan de dames, als de bepaalde meesteressen ea boheersehers van den man. Men moest met de kopjes aanstooten en zelfs Wh de lachte genadig, zoo snaaks kwam alles er uit en toch zoo met lijn» irosische scherpte. Waailjjk, bengdensvaard was d«ze koet»*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5