Maf Colli.
De kinderen van mijnbeer
len UnrtHÉl
Zondag 16 Sepf. 06.
50e Jaargang. No. 4187.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
LIIL
Door familie-omstandigheden naar Den
Hat* geroepen, beo Ik gediende ralm n
halve week In de gelegenheid ge»ee»t hst
leven te lelden vao 'a rgk mecsoh, en... ik
heb de gelegenheid waargenomen; niet
eooals de gelegenheid 'n dief maakt, want
dat li 'n lengen. Esn eerlijk mensch wordt
nooit 'a dief, al had hjj honderdmaal gelegen
heid tot «telenmaar wsariohijnLök, omdat
de oude Adam In mü nog niet gehiel geitor-
ven I». on datgene wat mij tegemoet kwam,
'n antwoord wai op de onbewuste vragen
van mijn hart.
Want ioo kan 'n deugniet eloh niet be-
keeren, of er cal altijd iete merkbaar blijven
van de gemeens streken, waar hij vroeger
p-at op ging. Een arm maneoh, die rijk
wordt en den ook grootscheepe wil gaan
dosn, blijft tobben met ijja eer vet, en hoe meer
hü eloh uitslooft, hoe maller hjj gaat doen. Een
elordlg menich, die om do een of andere redan
plotseling ordelijk e 1 «Indenk wotdt, vergeet
tooh In de hoekjae te vegen, eD weet mat het
■tof, dat tnuchen de oor'j e van de kopjea
ilt, geen raad. Een eiel li 'n ezel en kan
nooit 'o paard worden, al zon men zijn ooren
kort knippen. Een stroom li wel In 'n andere
bedding te brengen, maar kan nooit terug
gevoerd worden naar den top van den berg.
Ieder» vonnia ligt in zijn geboorte en op
voeding. En zoo wil 't nu maar net, toen ik
daar op de P.aate bij Van der Pijl aan tafel
zat en alt eohte krietallen glazen duro wijn je
dronk, of Ik er thnii behoorde. De paar
achtergebleven lui van 't Hof, die daarrond-
icharrelden, werden door mij doodeenvoudig
niet opgemerkten toen oen hanner de
noodzakelijkheid bleek mij leti te vragen
over 'n gerecht, gaf ik hem antwoord, aleof
tij mijn gelijke waa Beletfd en af Ik voelde
mij 'n groot menioh, „a big man in
town" zonden de Amerikanen «eggen; en
toen 't rijtuig voor kwam, om naar Soheve-
nlngen te gaan, had ik zeker heel gek opgeke
ken, all iemand mij had aangeetooten en
gevraagd had, of mijn brief al ef wm, of er
mjj aan herinnerd had, dat ik van 'n arme
vijf, ze» doiaend gulden 'n heel Jaar leven
moeit.
Ik heb mij zelven later de vraag gedaan,
hoe dit alle» mogelijk waa, en lk ben tot
geen andere oploziing kunnen komen, dan
die ik hierboven g6f. Want evens'.» 'n ezel 'n
ezel blijft, zoo blijft ook 'n paard 'n paard,
al zoudt ge 'm voor 'n hondekar spr.cr.en.
Zoo rijn we dan In dien roei van groot-doen
voor mij althan» 'n roei In Schevontn-
gen aangekomen. Maar och, daar vielen mjj
de lohellen vid de oogen. We moeiten, om
in den toon te blijven, al» echte genrlatten
en daadlee onze broefcspgpen omilaan, wat
lk al vreeielijk anobbig vind; we moesten
clgaretten rooken, waarvan lk den «tank nooit
zal leeren verdragenwe moeiten F.anich
praten, waarvoor Ik nog eens In 'n tuchthuis
kom, omdat 'k het zoo slecht doe, en hon
derd malle diogeu meer, waar 'n gawoon
menich, dia werk In zgn ho, f i l eeft, cle: a< n
denkt. De mek jet kinderen van mijn
bloedeigen zuiter maar hier, ln den-
ge.-ff rlreerde en getff scteerd',,0 Ircnmitan-
oei", „dames", moesten alles „vreeselijk
gewoon" vinden, en niets de moeite van 'i
bekijken waard. Met 'n sekere achteloosheid
en nonchalance liepen ze aan 't strand
't plebtïrch gedoe van 'n troep vlese kicderec
voorbij, en toen er een haar tascbja miste, dat
ze verleden week voor f 8.76 gekocht had,
sprak ze er over, alsof ze thu!» nog twintig
audero tasctjes had. Ec ze deden allcmsa
krek eender 't was alsof 't afgesproken wm
Ea ik zweer u, dat ze 't thu niet geleerd
hebben. Als lk eens Iets zei, b.v „kijk daar
'i 'n leuke vrijer gaan", dan trc ff o rag blik
ken, die lk nooit vergeten zal, en lk heb zelf»
'o oogeublik de vree* in mg voelen opkomen
dat >jj mij ale „meneer", of hier dan
ali „m'iieu" zouden aanspreken, daarmee daa
wihende bewijzen, dat zij part noch deel aan
mjju gezeliohap hadden Maar zoover ia 't niet
gekomen. Toen we ln den Bak zaten, la den
„Beerenbak". luwde de deftigheid 'n beetje;
maar toen Mevrouw Jen Klaazen met d'i
dochters en 'a neef uit Paramaribo aich bjj
ons hadden neergezet, had je de poppen weet
aan 't damen. Eu die neei I Heer in den
hemel, wat een vent! Leter hoorde lk, dat
u.
Egbert was opgestaan. Om zgn lippen
hst spotlachje verdwenen, mssr
ZBD oogen spraken een taal van verstand
houding met Gartie. Ea als met een plot-
seiiog besluit trad hjj op haar toe, greep
haar hand en zeide: „Ja hadt een soldaten -
'rouw moeten worden 1"
,.^a glimlachte Walde niet meer, neen,
Q? lachte luid en hartelgk. Hg ergerde
uch eens. Komisch vond hg de bside
strgders, zooals hg hen in zgn hart noemde.
«Laat het goed zgn zooals het ia Eg,
kleine is met mg tevreden. Zg is ook
slleeu maar in theorie zoo strijdvaardig,
ia de werkelgkheid is het een lieve vredes-
eaSC«l. Maar wanneer je nog niet naar een
'oldaat hebt omgekeken, om op visite te
Jrsgen als mgn vrouw komt, dan moet je
*°oral een echten kurassier nemen Een van
e oude school generaal Zieten bijvoor-
maar kinderen, haast je nu,
wil jelui Log tot het station ongeveer
ergezslien en het is voor mij al reeds
dan tgd.»
o E*bert dacht er ernstig over na, welke
bh' V kameraden hfl &*a zfla familie
JL ^eïï>ek zju presecteeren. De keus
B Vo'g«ns hem niet zoo heel gemakkelijk,
hj moest niet alleen met Genie'»
't 'n „charmant jeune homme" wm, maar
d'.ar heb Ik nlki van gemerkt. Toen ik vroeg,
of hij geen Steven kon heeten, werd
rrg met 'n opgetrokken neurje gevraagd:
Waarom? Ea toen kon ik niet nalaten te
«eggen Omdat ik 't roo'n echte vent vind,
om gesteeotgd re worden.
Dat wai avondsaan 't strand en cp de
Boulevard heb ik mtar weinig geregd, en
wat Ik nog tel, was blijkbaar 't aachooren
niet waa:d. T >en 't mjj verveelde, ben ik
naar 't strand te afgegaan, de neven en de
nichten en ds familie J-n Klaaeen in den
„Bak" achterlatende, zeggende dat ik ze
zoolaat wel aan de tram zcu zien.
En teen ben Ik In mijn eentje naar de Zee
gegaan, 'n heel eind van de menicben af.
Eu daar hoorde ik haar weer zingen dat
wondervreemde lied, drt lk aitijl beter gevoel
dan verstadat ik nooit In woordea ea'
kunnen weergeven; dat Had vol gshe'm er
innigheid, dat als 'n Psalm der Eeuwigheid
op u saakomt en gedachten wekt, die ver
boven de aarde uitreiken. O Zee, wat zegt
ge toch, ai* gjj uw nimmer eindigend lied
zing'
Wil uw mend ock, eveaals de oaz», «preken
en vertellen van de geheimen die gjj ln n
bergt, en vermoogt gjj 't niet Zoo «taan
wg voor het raadiel der genade, dit wjj niet
kuoneu oplossen, maar de ssgea der genade
blgft ons niet vreemd Zoo wandelen wg In
zonnelicht, dat wg niet kennen zoo leven
wg van liefde, die onbegrgpbaar is. Maar de
Zee en de Zon en d* Liefde is de goddelgke
T Itroerli, tg w er genede wj leven en ge
lukkig zijn.
Hei was 'o mooi half uur, dat ik daar lag,
ver van de menschen, alleen met de Z:e -n
het zand, en de Zon hoog boven mg Ik
hoorde 'n troep jongensstemmen naderbg
komen. Toen Ik opstond, sag Ik ze spelen
met de zes. Ik vood haar cu 'o man, 'a
groot on man, 'n reu*, die met zqu groo e logge
handen ze telkens bg de beeneu wou grgpsn,
en die tg telken» weer schaterend ontliepen.
Ik kaek 't aan, wie van beide partgen 't
telkens van de andere winnen zouen nu
won de reus 't eeni, die de jongens tot san
de heupen toe nat wierp, en dan de jongen»
weer, die den rens telken* op zgu weeke vin
gers trapten. En hg speelde het spel met de
jongecs zoo eenvoudig, aleof hg ie l 'c jongen
was. Hg Het zioh op de vingers trappen, en
hsalde langzaam zgu breeds handen terug,
eu kwam dan plotseling, juist als ze niet
nazr ham keken, aangedraafd, met sohuim
op den mond, alsof hg in ernst boos was, om
se schreeuwend te doen vluchten.
Maar hg was niet boos. Ik «eg hem in
't zonnelicht knipoogen en hoorde hem grom
melend lachen, alt reazen doen, wanneer ze
met menschjei spelen. Hg rekte zich uit'en
keerde z'ch om, telkens weer, en bleef glim
lachen om 't gedoe van menschen en jon
gens.
Hst werd van Heverleie tgd, om aan de
tram de denken. Ik kon er komen, wande
leed langs 't strand. Esn pootje gtug 'r,
goed, maar bg dis stoelen, bg die badstosleiJI
Ooh-ochl! Wat 'n bendel Wat 'n Z'geu-
nerzoodjn 1 Menschen, naar mg verhaald
werd, om een» 'n dajjs uit te zg^ De stoe
len nog dichter cp elkaar gedrongen dan
kraampje* op 'a kermis, ea «ven onemakeigk
Sommige menschen, vooral dames, dames
met „llber y hats" op der ongekamde haren,
lagen ln stoelen te lezenalsof 'n mensch
in zoo'n omgeving zen t i inen lezen. D'r
vellen van J arken dropen van water en slik,
en alles lag vol niet brokken papier en brood
kruimels.
't Leek mg alles *n ostematisch gedoe,
maar veel onsmakelgker en gewilder dan
daarboven op dtn Boulevard. Daar kon 'n
mensch zich tenminste nog verbeelden in
'n besoha&fde maatcchappg te zgn, al wac
de beschaving a little overdone.
Maar hier aan het strand Dat gaat alle
grenzen te buiten. Zta liegen 't, als ze zeg
gen, dat ze komen om de zee. Ze liegen
't, als ie zeggen, dat ze komen om de dui
nen. Zg kgken de zes geen eens aan, en
de duinen nog minder. Zs komen alleen, om
dat ec anderen zgn, dte 't ock doen, maar niet
om te genieten van da Natuur. Ze kernen
alleen, om wat mal te schreeuwen en zich
aan te stellen als onwgzen. Ia dat natuur
genot, seegecot, dnlngenoi Nu, dan heb ik
nog nooit let» van dat aliea gesmaakt, want
ik kan er wel op spuwen.
Als dan ook een van die bourgeois beslui
ten zon met mg naar 't strand te gaan, zou
hg 't vrg eenzaam vinden en mg waarschgn-
igk vervelend.
En ik zou de q ra! fioatle ln dank aanvaar
den.
Boos ben lk van 't strand weg gegaan.
'a Avonds kwam 't gesprek op de middag
wandeling.
Of lk me nog al geamuseerd had
Jawel, nogal. Ik heb 'n tgd lang, dood
ln mgn eentje, aan 't strand gelegen. En
toen kwamen er wat jongens, dia met de see
krggertje speelden.
smaak rekening houden, maar ook met
de anderen.
Eindelijk besloot hjj cm Kart Boiiin te
nemen, eerste luitenant, die geheel was
wat de kleine Gartie een ridderlijk heer
zou noemen het was een vroolijke Frans,
die volop van het leven genoot, maar toch
vol ernst en toewijding voor zgn vak. Hg
was slagvaardig, spraakiaam en steeds in
een goede luim. Wat hem nog het meest
geschikt maakte, was de omstandigheid, dat
zijn vader nadat hg zgn ontslag uit den dienst
had gekregen, naar Heidalberg was ge
trokken, de woonplaats van Walde en Genie.
Rollin dweepte gaarne met den Neckar en
den Bargberg, aan verschillende aarkaoo-
piogspuntea zou het das niet ontbreken.
„Familie twaalfuurtje fameus l"zeide hij
dadelgk. „Jaist iets voor mg gedurende
dit doods seizoen. lk kom zeer gaarne,
en zal de betere helft in mjj geheel ep den
voorgrond laten treden, Hoe oud is je
schoonzuster T win tig Groote hemel,
twintig jaar en dan reeds professors-vrouw
in Heidelberg arm kind. Waarmede ik
volstrekt geen kwaad van uw broer wil
gezegd hebben Ja jal Maar nog
oen raad van een ervaren man, mgn beste
Harthruaen. Ruim vóór hun intocht
zorgvuldig alles op. Bjj zulke gelegenheden
snuffelen mama's, zusters, schoonzusters
alles zeer zorgvuldig na, My is een geval
bekend, dat de hoopjes z ikdoeken, netjes
met rose bandjes ombonden in de kast, de
ergste gedachtes opwekten. Maar zeker
jouw kamers waren immers steeds een
tempel vaa orde."
Dat was Egbert's woaing inderdaad. Het
behoorde tot z'jn eigenschappen, dat zgn
krnnsrs er als een pw salonnetjes moesten
Heal prettig, merkte een van denlch'jes
schamper op. Ea 'n ender vroeg: Hoe vindt
a overigens 't strand hier, oom
Och, ik hou «r over 't geheel niet van.
Ho» is 't mogslgk
Ea u liep bg on» vandaan nsar 't
strand
Ja, ln mgn eentje.
Miar wat doet ncu 'n mensch ln zgn
eentje a»n die groote zet
Kgken.
De nichtjes lachten, en een zei: Dan
hnurde Ik toch liever 'n «traudstoel, om bg
andere menschen te gaan zitten.
Ocb, iedar «tja smaak.
Vindt n 't strandleven dan niet aardig
O, noemen jullie dat hier „strandleven"
J», hoe wou u 't dtn noemen
Dat durf ik niet te zogg-n.
Waarom niet
Nu, miaechfen toch wel. Mi«t dan moet
Ik je eerst wat vertellen. D'r ws» is 'n
jong getrouwd paartje, en de vrouw kon niet
koken- Op 'n morgen zei «e tegen dsr msa:
Z:g man, we eten vsn middag erwtensoep
maar de vrouw zeiertesoep. Daar hou
ja immers soo vat,
NouOf ikzei de man.
Toen hg 's middags thuis kwam, «yn
vrouw 'n «oen had gegeven, «gn jas had
uitgetrokken, pliata hid genomen aan tüfe!
en den eerst'.n lepel vol aen zgn mond bracht,
«el hg: Jee» menich, wat lè Ja non ge
kookt I
Eu da vrouw antwoordde verwonderd:
ertesoep
Is dat ertesoep «cl de men, 't igkt wel
«nert I
Maar oom! schrokken de meisjes.
Nou. en dat viod lk nou Jullie „strand
leven." Ik had 't dsdelgk kunnen zeggen, maar
ik wou dat vieze woord niet gebruiken.
Daarom liet ik 't dien vreemden man «eggen.
Maar nn Js toch weet wat 't is, r.u mag je
ook weten, dat ik precies hetzelfde bedeel,
al «eg lk 't nietwant lk hou niet van
leeigke woorden. Maar dat etrandieven hier
kan jelui van mg cadeau krggen.
Voor den volgenden dag werd er 'n pro
gramma gemaakt batten yoheveningen ec de
see om. Morgens gsaw de kam.xs doen,
terwgi oom gaat echtgvenallemaal geigk
koffii drinken, daarna 't Bosch 'n aartje in,
winkelen, thuis eten. Na den eten naar
„Scala".
„Scala" Wat is dat
Théater Varié Heel mooi. U hebt er
Immers lnst Ir.
Ja kind Munsohec, die altgd opge
sloten zitten, *gn gauw tevreden.
Speenhcö I» er ook.
Speenhcff
Die naam deed mg alle leed vergetenik
tobde zelfs niet meer over dia korde van
namaak mensohen aan het mooie Scheve-
ningsche strand. Ik ging prettig zitten wer
ken, kibbelde aan da kcifij niet met de
nichtjra en wg «tonden aiien 's middags
bgtgds van tafel op, om naar Scala te gaan
en goeie plaatsan te hebben.
„Scala" in de Waganetrant In Dan Haag.
Kunt ge het „t h t r e M r i g c y ln
Parg», waar 'n paar weken geiedea Miss
R u t h haar „heilige dansen" dacsts
Of kent ge 't C r i t r i o n in Londen,
waar nu de jonge Frenkel, de sooa v»n
Mevrouw Mhju-Bouwmeester optrrali Of
kent ge misschien daar „the Empire"?
Of't „E d e n t h e a t e i" in Brussel Of
kunt ge n nog Iets herinneren van den
„Parkschouwburg", twaa'f, veertien
iar geleden, in Amsterdam? I:t» zult ge
tooh wel gezien hebban Welnu, Iete der
gelijks is „S o a 1 s." in Dea Haag.
Zuoals ia dan Parkschouwburg allea rood
en goud was, zoo is in Scala alles blauw
en goud. 't Maakt alles 'n wonderlgk ff et,
en als ge er binoeakomt ontvangt ge 'n aan
gename aandoenicg.
Ik kan natcurlgk niet den heelen avond
dien we daar doorbrachten, gaan beschaven.
Ik rag „The Frosdlck'a" op rol
schaatsen, de troep „Lafaillo" In haar
kracht-evolutiSr:, en hoorde daar zingen de
Russische «acgeres Berthe Abramo-
w i t c h. Er waren „the Brooklyns".
muzikalescharenelgper», „the 6 Julians"
aardige Eugelsche msiojts, die dmsten en
zongen, en les Garganls, komische
Gentlemen Acrobaten. Maar daer was ook
Speenhof!, die maa met «gn vreemden
kop en nog vreemder ziel, waaruit de tranen
naar boven barsten ln wcoïden van wonder-
igke aandoening. De man, van wien ik ia
een ven mgn vorige brieven «ei, dat hg rgn
toevlucht heeft genomen tot zingen, omdat
de menschen naar klachten en auikkEn niet
zouden willen luisteren. Na laat hg dit de
menschen doen, die goed naar hem luisteren
en iete veistaan van het wondervreemde
lied, dat bg zingt over het groote leed,
waaraan niemand ontkomt, die 'n hart heeft
O ja, hg kan ook laten lachen Zgn
„M ooieManne n,"met ban pepommade .r de
haren en vronwelgke manleren, met bun
odeurtjes en belachelgke HfUfjes, deed 'n storm
van vroolgkheid opgaan. En „Haagsche
Nieuwtjes", waarin Dr. Bredlus vertroost
werd over hot Iawaei van de kinderen in den
dierentuin,werd niet minder vrooigk ontvangen.
Maar „de Broek van Jantje" is
niet om te laohfn, al proestten aommlge
menschen erby en w:e nem „G e m e u b 1-
leerde Kamers" hoo de zingen, heeft
minstens doodstil gezeten en den adem
Ingehouden, om te weten hoe 't af aou loopen
met de arme verhuurders daerboven op dan
zolder, die niets deden en alle» Heten „voor
de huurders van beneê" Hos die
menschen zich behielpenhoe die vrouw lag
te bgten ln haar haren, om 't niet uit te
gillen van smart, toen 't ergste gebeurde;
hoe die man morgens 'n lgk en 'c lgkje
vond, en deze beiden 's avonds ln 't donker
b-graven werden. Wie hem dat he.-ft hooien
siugen, «egt niet meer, dat 8peenhoff
„'n g r a p p e n m a k e r" Is. Ik hond 't vol,
dat Spoenh ff zingt, omdat hg niet huiler
dnrft of wilmaar hg laat 't de meusohen
do«n, die hg in de tiet grgpt en bekend
maakt met 'n leed, dat velen nist kennen.
Eu de grootate kraoht van Speenhcff be
staat hierin, dat hg geen pretentie heeft. Hg
vraagt alleen ascdro:.t voor wat hg te ver
tellen heeft; hemzelf moogt ge over 't hoofd
zien. Hg komt op In zgn eenvoudig zwarte
pak, met zgu gitaar en zegt, dat hg zal
zingen vaii „De kostelgke Sohat",
Dan elaat hg 'n «naar aan en zingt met
zgn mooie stem, maar zoo eenvoudig, aleof
hg 't u aat te vertellen in uw eigen kamer
Er was 'n gladverloopen heer,
Die dwaalde zoo maar heen en weer
Alleenlg door de etad.
Toen vond ie in een stillen hoek,
Gefrommeld in een vallen doek
Een kosteigken tehat.
Het was 'n schuwe, bleeke meld,
Met oigen vol gewilligheid,
Haar atem waa iitflyk schor.
Za zei: „ik ben men leven moe
Ga met me naar een gasthuis toe
Of breng me ln de nor."
Hg nam hiar hoffl jk mee naar hals,
Ea hing haar rokken bg 't fornnl»,
Die dropen van het nat.
En toen zo veilig bg hem zat,
Toen wiet ie niet wat voor een schat
Hg nou gevonden had.
Zjj sprak geen Engelsch en geen Frantoh,
Zs las geen Nlsuwe-Gidsroman»,
Want letan kon ze niet.
Maar hongerigden won ze graag,
Ze zong se.fs met een leege maag
Esn eigenaardig lied.
Door haar k wam hg er boven op
Ns heel wat rnzle en getob
Werd hg een brave man."
Eazene.
0 ja, ik aou al de tien verzen wel over
willen sahrgven, als lk n ook tevens den tooc
kon laten hooran van Speenhoff'a stem.
Want die stem en die eenvoud doen 't niet
minder den de soberheid van den tekst.
Speenh ff ziet er niet tegen op, om iets heal
gewoous heei gewoon te zsggen. Zg zoende
zgn vaUchen kop, «g at da droge korsten
dia hg niet luitte, zg ploeterde den heelen
dag, ook al werd zg door hem voor „alefc"
gescholden en bleef door alles heen „dezelfde
goeie meid."
Maar op een morgen lag ze stgf,
Hg sohrek van haar gestorven lgf,
Zr had hem niet gewekt.
Eu toen le woir alieanig zat,
Toen wist ie pas wat voor een schat
Daar dood lag toegedekt.
Dat «'tja geea „grappen", dat li derealltei.
vsn 't laven, dia wg, gegoeds menschen, niet
kennen. Wg hebben onaa canapé en ouzr
featealls, onze tapijten en ons kearig amen
blement. Miar we hebben ook onzen omgang,
ons fatsoen, ons kringetje, en we zonder
ons niet over 'n „straatmeid" kunnen be
kommeren, ook niet si had ze de koorts, ook
niet al zou ze sterven.
Maar dat alles oorzaak, dat 't leven oer
vreemd blgft, en dat er zooveel zochten e;
gebeden omhoog stggen, waar wg geen weet
van hebben, waar wg zelfs 't bestaan cie
ven vermoeden. En ontmoeten we 't, dat
doen wg al» die vrouw buiten Ucreoht, wast
de kt anten twee weken geleden van ver
telden, 'n Kind zei tot haar, dat hg tgi
vader k wijt wes geraakt en nu rgn huls cle
wist, en zij gaf aileen ten antwoord: Zoo!
Eo toen deed tg de denr voor zgn reus dicht
Misschien was zg 'n „brave" viouw;
maar Ik zeg n: 'n slee Is minder
verwerpeiyk In 't oog van God
dan zulk 'n „brave" vrouw. En aac
die soort van „bra.fhe d" lgden vele, zee:
ve'e Hollanders, al taken tg ze in hun buren
Want niemand acht zichzelf tot zoo leta Ir
staat. Maar als stiaks dat verdwaalde kind
aanklopt bg ons, in de gedaante van 'n armee
schooier, in de gedaante van een naar uit
komst zoekende Magdalena, in de gedaante
uitzieniets van de pgnljjke ordelgk-
heid van zgn moeder en de behoette aan
schoonheid van vader, oefenden daar grooten
invloed op uit. Schreeuwende kleuren
warea hem een gruwel en de grondtoon
van het Perzisch tapjjt ia de kamer stemde
geheel overeea met de kleur der gordijnen,
Aan da wanden hingen enkele reproducties
van klassieke meesters, en in een boeken
kast stonden keurig geordend eenige boe
ken in prachtbanden, die met zorg waren
gek in en gerangschikt. En de kol fis
tafel was sierlijk gedekt, alsof het door
aen vrouwehand was geschied. Dat
had bg een andere gelegenheid, toen bg
een paar kameraden bg zich had, tot kleine
plagerjjen aanleiding gegeven, en toen was
hem da naam gegeven, dien hjj ook nu
nog bj) al de kennissen droeg: Bertje.
„Dus daar xjn wel" riep flilde, toen zjj
cauweljjks haar hoed had afg'zet. „Dos
zóó ziet er een luitenants-kwartier uit
L at mjj eens rondkjjken. Alle duivels
keurig I
„Dan moest je eens mjju kamer zien bjj
mevrouw Tellmann, weduwe van den
sergeaat-majaor, geboren Schulzé vooral
op het accent op de e te letten. De beate
studentenkamer, zoo stel ik mjj voor, kan
er niet erger uitzien." Zjj wipte in de
kamer rond en sloeg, voor de tafel staande,
de handen in elkaar. „Vijf kopjes en ze
hebben allen oortjes. Ongelo. fljjk I"
Walde school bjj de wanden langs en
keek naar de schilderjjen en de boeken.
„Ik zil je Burkhardt zenden, beste Eg-
bert
„Beroof je zelf er niet van
„Ik heb hem dubbel. Deck er vooral
aac. Gcrtie, dat het gezonden wordt."
van 'n „elet", dan zeggen we ook: Zool En
gooien ze, evenale die vrouw dat kind deed,
de deur voor den n;at dicht. Dan loopen wa
voorbg den spiegel, draaien oneen knevel
eens op, zeggen, dat we „niet gak" «gD, en
voelen onszelven bar braaf.
Arme spiegel, die niets meer doet, dan da
pln'sjes aanwgzen op onze jas.
Tooh «gn spiegele goeie dingen. Ze hebben
maar ééo gebrekie moesten ook kannen
praten en de plnlijes en vlekken ook kannen
aanwgzsn die a n den binnenkant zitten.
Maar dat doen ze niet, en we hebben te
weinig vrleDden, om ooit de waarheid
omtrent ocszelven te weten te komen- Zelfs
niet eens de volle wearheld van wat daar
buiten geschiedt en geleden wordt.
Maar dat laatste doet Speenhcff, en da
goede luisteraars zgn hem daar dankbaar
voor, en nemen nog leti andere mee naar
huls dan da herinnering aan 'n mooien avond.
De jonge vrouw was opvallend stil. Zjj
keek met haar groote oogen wel opmerk
zaam rond, knikte Egbeit toe„het is
werkeijjk heel mooi bjj js maar haar
vrooljjke overmoed scheen vandaag op een
maal verdwenen. Egbert moest onwillekeu
rig denken „Tusschen Walde en Gertie
heeft hst geonweerdmisschien nog wel
als esn naklank van laatst."
Au zjja broeder viel niets op te merken.
Dis zag er niet uit als een met blikseme
slingerende Zeus, maar hjj scheen toch niet
soo heel gemakkeljjk te zjjn. In behageljjkc
tevredenheid wandelde hjj rond en vertelde
allerlei geleerds.
Niemand gaf ham antwoord, of sprak
hem tegen.
Dan kwam weinige minuten later Rollin
en Egbert verheugde sich over zgn keus
Want Rollin maakte, heel niet opvallend
maar tooh besb'st, aan het ronddrentelen
en bljjven staan een einde. Nauweljjks was
hjj voorgesteld of hjj had het kleine gezel-
schep om de kcffiitatel of liever om
zich vereenigd, en zat zelf als een hun in
den korf, tusschen de beide dames, lustig
eu vrooljjk over de wereldstad Barljjn te
vertellen, spottend met allen die de
gloeiende hitte der asph<etraten bleven
trotseeren. Hjj was spoedig met Hilde aan
den slag, aan wie hjj geen erkel antwoord
schuldig bleef, dasrbjj nog Egbert plegend,
die verschillende huisvrouweljjke plichten
waarnam, en ock nog tjjd vindend cm met
een ernstig gelaat Walde te antwoorden,
waar deze hem zjjn oordeel over het een
en ander op hat gebied vaa kunst vroeg
Tegeljjkertjjd wi3t hg Gcrtie een com
pliment te maken over haar linnen japon,
Hilde a&n te bevelen haar frisuur vooral
En nn zit ik weer in Amsterdam, vanwaar
ik elgenigk desen brief moet schaven. Ik
erhenrde mgn kalender af en las
„When great leavea fall,
then winter ie at hand."
R I c h a r d III Shakespeare.
„Alade groote bladeren vallen,
Is de winter op handen."
Ea dat de winter op handen Is, zien v
hier aan meer dingen, du daaraan, dat a«
biadeien gaan vallen.
't Schouwburg-leisoen is geopend. Het
Nederlandsohe Tooneel speelt al
«•dart vier weken. De Italiaanecha
Opera maakt de namen bekend van al haar
zange s en zangeressen, waar er onder «gn,
die klinken als klokken. Het orkest bestaat
uit 48 personen en «tart ouder leiding van
Signor Fancesco Conlglio. Het koor wordt
gevormd door 36 heeren en dames, het ballet
nit 16. Er 1* veel moois te verwachten.
Carré loopt eiken avond stampvol.
F r 11 a van Haarlem viert er sgn
triomfen. Wie er heen gsat, wordt niet
teleurgesteld, en ken ook kennit maken met
C o e a d o r u den redenaar van 't Amatel-
veld, die zoo maar gouden kettingen weggooit,
omdat hg ze, naar zga eigen bekentenis,
„toch gestolen hoeft.
Of het Nederlandsohe Toonaai
een goede ksuze gedaan heeft bg haar Réper
toire Abonnement 1906—1907, zal de toekomst
moeten leeren. Ik heb na geilen: „Drie
koningenavond" van Shakespeare,
„Do Beverpeli" van Hanptmann,
en nn gisteren „Trilby" van Du
Msarler.
Over „Driekoningenavond" gaan
sohrgven kan ik nn niet meerten eerste,
omdat 't al 'n paar weken geleden Is, dat lk
't zag, en ten andere omdat dan deze brief
te lang zon worden. Maar ik wil toch even
zeggen, dat 't 't mooiste is van de drie stuk
ken, die lk noemde. Ea ik raad leder aan 't
te gaan alen. 't Wordt b. v. 18 Februari a s.
w«3r gegeven.
„De B e v e r p e 1is 'n «tnk van goed
en kwaad gerucht. Eakelen prgsen het, maar
de mseeten vicdea er niets aan. Maar i k
heb ms kosteigk geamuseerdik heb ia geen
jaren zoo gelachsn. Ooh och, wat 'n dlaven-
oendtt 1 Die Chrlstien Fooiman als
Vrouw Woff, watchvrouw, als werkster,
als dievegge, beheerscht 't heele stuk, en se
besft or esr van. Ais ze 's nachts er op uit
gaat met haar min, om hout bg den dooven
K {er to stelen, dan komt Mltteldorf de
reisiwaohtsr, klokke twee, even opstekenen
ronder veel praai jas begrgpsn za elkaar.
Mltteldorf steekt de lantaarn aan en gaat
mea hout gappen. Dat ls 'a situatie van
aandelen, meer dan van praten, maar 't Is om
dood te gaan van 't lachen. Ea als dan dea
anderen dag K tijar «;oh komt beklagen bg
Vrouw Wo ff, aat al sgn hout gestolen is,
dan «egt za soo Innig medolydend, tsrwgi zs
irasr hoofd schudt„O, o, wat zgu er tooh 'n
sieohte menschen op de wereldze stelen 'n
mensch «ga dak boven «gn hoofd weg."
Ei gisteren heb ik „Trilby" gezien.
Maar ik weet heuioh niet, wat lk er van aeggen
moet. Er zgn bezoekers geweest, die zioh
blzonder geamnseerd hebbenmaar er «ga er
ook steweaet, die boos zgn weggeloopen.
„Trilt y" maakte op mg den indruk van 'n
soort prediking, 'n soort propaganda van het
Mïsmeriime. Doctor Mesmer, gestorven 1816,
verkondigde en paste magnetische genees»gze
toe Hg begon hiermee in 1776 en beweerde,
dat de eene mensch door aanraking of wig.
rlDg geheime krachten kon opwekken ln het
lichaam van dea ander en daardoor zenuwkwa
len kon genezen Het dieriyk org-nfime van dea
mensch is zonder tegenspraak »eer o «auee-
igk voor allerlei indrukken bnitenhsm; ™»ar
of dit mogelgk ls in zoo sterke mate als
„Trilby" ons wil doen gelooven, mag
minstens betwijfeld worden.
Of ie 't zoo niet bedoeld Is 't alleen
maar, om den avond cm te krggen en nn eene
te lachen en dan weer ln spanning ta komen
Nu, dan is 't mg ook goed en stel lk 't op
gelgke igo met de „pantomimes", die voor en
na Kerstmis In Engeland gegeven worden,
dingen vol bombast.
Perrconigk gioordeeld, houd Ik 't er voor,
hooger te dragen, en met Walde een mee-
ningsverschil te beredeneeren over de her
stelling van het Heidelberger slot, de koi fis
plagend te loven, te beweren dat er god
dank nog menschen waren, die van koek
hielden, en voor zichzelf wat cognac ia
de kolfia te vragen,
Egbert moest heimeljjk lachen. M»«r
er was toch een weinig wangunst bjj.
Want hoe oppervlakkig de woorden van
Rollin ook schenen, hoe gemakkeljjk en
luchtig hjj alles behandelde, hjj trof toch
meestal den spjjker juist op den kcp, en
in elk geval deed hg zich zeer goed voor.
Rollin was een causeur. Men had evenwel
bjj hem het gevoelhg spreekt niet voor
zichzelf, maar hjj doet het voor anderen,
hjj doet aile best zjjn toehoorders aange
naam bszig te houden.
Zonder hem was het bepaald niet zoo
opgewekt en vrooljjk toegegaan. Hjj wvs
er zelfs toe gekomen om een kleine rede
voering te hoaden o\er dea invloed van
goede of slechte kei fis cp het samenleven
van man en vrouw. Hjj draaide het thema
handig heen en weer, en beweerde dat de
jonggezellen bewezen goede koffie te kun
nen zetten, daardoor glashelder aan het
licht brengende hun aangeboren geschikt
heid voor het huwelijksleven, dat hun door
de vrouwen van haar eerste geboorte-uur af
als hot meest ideale leven weid voorge
houden, ea hjj eindigde met een dronk
te wj;den aan de dames, als de bepaalde
meesteressen ea boheersehers van den man.
Men moest met de kopjes aanstooten en
zelfs Wh de lachte genadig, zoo snaaks
kwam alles er uit en toch zoo met lijn»
irosische scherpte.
Waailjjk, bengdensvaard was d«ze koet»*