l.
Schipbreuk
Zondag 2 4 Feb. 1907.
5 te Jaargang. No. 42*3.
DEIIDE BLAD.
De Slavin.
Gemengd Nieuws.
Binnenlandsch Nieuws.
Hoek van Holland.
pauzet
r
Door
M. GREGERY.
—o—o—
„Neon, Jutta, ik kan toch niet met je
méégaan. Het linnengoed moet nog gestreken
worden, en voor Oskar moet ik een over
hemd verstellen. Bovendien, toen ik van
middag zeide dat ik naar de vrouwenlezing
wou, hebben ze mij allemaal uitgelachen.
Ga jij dus maar alleen. Mij interesseert zoo
iets ook eigenlijk niet werkelijk niet
Hilde Conrads zette de strijkijzers op het
vuur en greep naar hare naaidoos.
„Och watOnzin. Je hebt 't beloofd, en nu
ga je ook meê."
„Neen neen, Jutta. Ik blijf liever thuis en
doo mijn werk af. Weet je, sinds moeder
dood is, maal ik om niets meer."
„Maar, Hilde, daar moet je je toch einde
lijk eens overheen zetten."
„Ik kan nietOch, had zij dat nog
maar beleefd, dat de jongens nu goede be
trekkingen hebben en geld verdienen
En als ik dan vader zie, die nu weer zoo
vergenoegd is, net alsof er niets was gebeurd,
hoewel hij 't toch is geweest, die,och,
Jutta, dan moet ik mijzelf goed houden, om
hem niet te laten merken, hoe ik mijne
vuisten bal in machtelooze woede. Want hij
is toch van alles schuld. Hij heeft toch haar
gansche vermogen met zijne dolle onder
nemingen verspeeuleerd Maar zij heeft
nooit geklaagd. Nooit. Al het werk, al de
vernedering, al den last heeft zij op zich
genomen tot het laatste toe tot zij ziek
werd en voelde dat zij sterven moest. Zie je,
dat was het verschrikkelijkste. Als vader
maar in de kamer kwam, vertrok zich haar
gezicht; en als hij haar iets vroeg, draaide
zij in plaats van te antwoorden haar hoofd
naar de muur
„Je gaat nu mee," viel Jutta beslist in.
„Je moet hier niet altijd maar blijven
gevangen zitten en je verkniezen. Komaan,
kleed je aan 1"
„Neen, ik kan niet. Ik kan werkelijk niet.
Als straks de jongens komen, moet ik er bij
zijn. Zij willen den boêl op orde vinden. De
lamp moet ook nog worden aangestoken,
en
„Wees toch niet zoo kinderachtigWat
zou 't wezen, als zjj zelf eens de lamp aan
staken
Ludwig, wien het gespek te lang duurde,
riep van uit de keuken„Zeg, Hilde, smeer
me eens gauw nog een paar boterhammen.
Ik moet gaan turnen."
„Kan je dat niet zelf doen?"
„Zelf doen? Dat is wat nieuws! Waar
voor ben jij dan eigenlijk hier?" klonk het
uitdagend terug.
„Maar, jongen, schaam je je niet? Je ziet
toch dat ik bezoek heb. Ik wou ook graag
eens uitgaan. Kan je nu zelf niets eens
„Nou nog mooierDat is toch geen man
nenwerk. En wat heb je uit te gaan Uit
gaan Je kunt nu niet uitgaan dat weet
je wel. Oskar en Hans komen zoo aanstonds
van het kantoor."
„Je ziet 't nu, Jutta
Maar dat is belachelijk. Zy beschikken
over je als over een stuk hout. Je schijnt
heelemaal niet meer te weten, dat er bui
tonaf ook nog menschen zijn, die behalve
boterhammen smeren en kraagjes strijken
nog andere belangen hebbendat er zelfs
menschen zijn, die lachend en blij het leven
genieten. Maar Hilde, doe toch zoo nietJe
bent jong. Do wijde
hoorde dezc ongewone taal aantan-
kolyk met zekeren tegenzin aan. Zjj schaamde
zich haast Hoe durfde iemand derge-
yke dingen, over welke zü nauwelijks
duifde denken zoo brutaal in hot daglicht
naien Hier echter scheen men het
thema heel gewoon te vindon. Niemand
verwonderde zich. Integendeel. Allen sche-
nen er ook zoo over te denken en de vrouw
mot de roode bloemen op den hoed vol
maakt in het gelijk te stellen.
„En als de mannen tot ons zeggen „Trekt
eerst in den oorlog, wordt eerst soldaten,
zooals wij!" wel, waarde toehoorderessen,
wat de man als soldaat pochend en voor de
oogen van de heele wereld doet, wat hem
eerekruizen en ordelintjes bezorgt, dat
hoeft de vrouw in stilte, zonder wapperende
vaandels en schallende muziek, voor eiken
soldaat moeton doenhaar leven op het spel
zetten. En hoevele millioenen hebben het
daarby verloren, zullen het nog daarbij ver
liezen, zoolang de woreld bestaat Zeker!
Dat is vanzelfsprekend. Altoos, als de vrouw
zich opoffert, is het vanzelfsprekend. Maar
als de man zich opoffert, dan krijgt hij een
monument. Nu, daarvan afgozien. Wij
laten hun gaarne hunne monumenten. Maar
zij zullen ons werk erkennen. Zjj zullen niet
eenvoudig ons werk voor niets rekenen. Wy
willen niets geschonken hebben wij willen
„En dan nog maar eventjes dertig mark
in de maand 1 Belachelijk 1 Wy zijn to,ch geen
millionnairs 1" Haiis was werkelijk veront
waardigd.
De vader deed er het zwijgen toe en
trachtte zijne courant te lozen. Maar telkens
weer drongen zich zekere onaangename voor
stellingen aan hom op van onopgeredderde
kamers, vervuild linnengoed, aangebrand
eten, nestige dienstmeiden, die hot hoogste
loon verlangden voor hot geringste werk en
nog een brutalen mond op den koop toe
hadden. Dat zat hom dwars in den krop
en kort en goed, hij besloot zijne weer
barstige dochter eens duchtig op hare plaats
te zetten. Hy ging dus in de keuken naar
Hilde, die juist de borden afdroogde. Maar
zij nam heel geen notitie van hem en ging
kalm haar gang. En toen hy haar zoo dood
bedaard zag, achtte hy 't raadzaam het eerst
nog eens met een zoet lijntje te probeeren.
Hy kwam dus heel vriendelijk naar haar toe
en nam hare van het wasschen nog natte
vingors tusschen zijne beide handen.
„Meen je dat nu, Hilde? Kan je wer
kelijk weggaan? Kan je my op myn ouden
dag alleen laten Zeg kind, hou je dan
niet meer van mij
Even dacht Hilde by zichzelf: „Hij spoelt
komedie met je. Pas op nu!" Maar toen'
- zy zijne witte haren zag, en zijne oogen, die uulJ
eerlyk verdienen. Zooals de mannen buitens- vol tranen stonden, en zijn diep bekommerde Columban Russi te
huis werken, zoo werkfin wii ar gezicht, toen werd 'thaar weêr zoo raar jaar geworden. Russi
om haar hart, en zij voelde niets meer dan
den druk van zijne warme handen.
„Zeg, kind je gaat niet weg je
kunt niet weggaan 1 Wacht tenminste tot
ik dood ben. Dat duurt toch zoo lang
niet meer. Wat moet ik boginn«n zon
der jou
Zijne stem trilde, tot op snikken af.
En daar opeens voelde Hilde tegenover deze
oude, gebogen gestalte zich als een misda
digster. Zjj was toch nog zoo jong, gezond
en krachtig. Een innig medelijden rees
in haar op, eene groote goedigheid. Ach ja,
hier was toch haro plaats.
Teeder legde zy hare beide handen tegen
zyne wangen, die vochtig van tranen waren.
„Neen, vader wees maar gerust. Ikblyf
by u."
„Doe je 't? Ja?"
Hij scheen te stralen van geluk.
„Zoolang u my noodig hebt."
i Toen hy na een poosje weer in de kamer
Maar de vader ach, de vader met zyne terugkeerde, smoezelde hy vergenoegd. Nu
Hphi''7ir>Yvi rrV»£n rl an wi'i'ao Krnfnla on »»yv. r» i r* t 1»Ut: i. V 1it
huis werken, zoo werken wij er binnen, j gezicht, toen werd 't haar weêr zoo raar
Het eene kan zonder het andere niet bestaan."
De stem der spreekster werd al scherper
en beslister.
„Slechts één ding hebben wy bereikt.
Volgens het nieuwe burgerlijke wetboek zijn
bespaarde gelden, zyn schenkingen of erf-
porties tot het particulier vermogen der
vrouw te rekenen, dat de man haar niet
mag afnemen."
Wat? wat was dat? Wat had Hilde
Conrads daar gehoord Haar vader had
dus de vierduizend mark erfenis van tante
Kruse heel niet mogen nomen Die behoorde
dus aan hare moeder?
Als zy dat geweten had als die vrouw
haar dat destijds had gezegd 1 Maar dat
had niemand geweten. En wie het wèl
wist, die had het niet verklapt. Wie brak
zich thuis ook het hoofd over het burgerlijke
wetboek
En hoe gaarne zou de moeder het kleine
kapitaal voor de kinderen hebben vastgelegd
lichtzinnigheid en zijne brutale aanmatiging...,
Wat had hy gedaan? Hilde herinnerde
het zich nog levendig. Met moeder samen
was hij naar het?raadhuis gegaan, waar haar
de vierduizend mark erfdeel moesten worden,
uitbetaald. Toen na afdoening van de for
maliteiten de ambtenaar het geld opde
tafel uittelde, had moeder natuurlijk de
bankbiljetten opgenomen en die in haar
taschje zorgvuldig weggeborgen. Eerst bui
ten, voor de deur, waar de ambtenaar het
niet meer hooren kon, was vaders moeizaam
ingehouden woede losgebroken. Hot was een
beleediging voor hem geweest, een affront,
kon hy met een gerust gemoed zyn krantje
lozen.
Het zou toch ook al te gek zijn geweest,
dertig mark het raam uit te smijten I
N. R. Crt.
Een inbraak.
Zondagnacht is teElberfeld uit het gebouw
der bank van leening uit een brandkast
in acht plaatsen in Engeland, negentien in
Schptland en. vijf in Ierland.' Te Glasgow
en Belfast noemt de ziekte nog niet af.
Maandag stiervou er te Glasgow weer drie
zieken aan en kwamen er negen nieuwe
gevallen by,
Te Dublin, waar de ziekte ook opgetredon
is, heeft de gezondheidsdienst als voorzorgs
maatregelen aanbevolen, voedsel, kleeren,
en beddegoed van de kinderen (die 't meest
door de ziekte aangetast worden), alsook de
huizen, strikt zuiver te houden. Van kleine
kinderen moeten vooral de zuigflesschen
steeds schoon zijn. De mond en de neus
van binnen moeten met helder water gezui
verd worden. Hoe zindelyker men is, hoe
minder kans de ziekte te krijgen.
Danr trouwen ze.
Do meest huvvelijkslustige stad is volgens
de statistiek over 1904 Altona, daar bedroog
het aantal van hen, die zich in het echte
lijk bootje begavon 22.75 per 1000 inwoners.
Daarop volgt Mannheim met 22.16 en
Frankfurt am Main met 22.06 per 1000.
Berlyn komt met 21.71 in de vierde plaats,
terwjjl do huwelykslust het geringst was
in Posen, waar slechts 14.83 per 1000 inwo
ners trouwden.
De oudste Zwitser.
De oudste Zwitser, de oud-onderwijzer
Andermatt, is 101
was als jongen een
klein, zwak ventje; hy kon goed leeren
en werd daarom voor schoolmeester opge
leid. Aan het begrip „opleiding" hechte
men hier niet een groote beteekenis: het
was nog in 't begin van de vorige eeuw.
Toen Russi 13 jaar was, werd hy organist
te Andermatt en twee jaar later werd hem
ook de zorg voor het onderrioht van de
Andermattsohe jeugd toevertrouwd. Tot
zyn 90ste jaar is hjj schoolmeester gebleven.
Soms gingen er wel 100 kinders by hem
ter school; hjj alléén moest orde onder hen
houden en hen onderwijzen bovendien.
Maar dat scheen bost te gaan, Russi was
onderwijzer met hart en ziel, en zyn onder
wijs werd algemeen geprezen. Hij was
begonnen met een tractement van 150 francs
en heeft het nooit verder gebracht dan 225
francs in 't jaar. Maar hy had ook enkele
bijbaantjeshy was ambtenaar van den
burgerlijken stand, vee-inspecteur en ook
zoo iets als houtvester.
Russi is nog gezond en monter. Hy
staat altijd heel vroeg op en gaat dan naai
de kerk. 's Morgens 7 uur wandelt hij
weer naar huis en maakt dan graag een
praatje. Hy is ongetrouwd gebleven en
leeft heel eenvoudig. Hy drinkt nooit
koffie, maar eiken morgen by zijn ontby't:
wat brood met een stuk gedroogd vleesch,
en een glas wijn.
voor een waarde van ruim 100.000 mark
tDten aan I gestolen aan juweelen, horloges en geld. De
i- dieven zijn vermoedelijk binnengeslopen en
wereld staat voor je
gegeven had. Zy had in het geheel, zoolang
zy getrouwd was en hij nog leefde, geen
recht om éénig geld, welk ook, als haar per
soonlijk eigendom te beschouwen.
En de moeder had zich laten overdonderen
want zy wist immers niet, dat hy haar
beloog.
„Strijdt voor uw recht! Laat het u niét
uit de handen rukken!"...-
Het auditorium klapte opgewonden en
reis van de stoelen op. De voordacht was
afloopen.
„Kom, Hilde!" zeide Jutta, die h ar best
deed om zoo spoedig mogelijk uit het ge
drang naar buiten te komen„Wel, hoe
is 't je bevallen? Die weet haar mondje
te roeren, hè Ja, dat geloof ik. En zjj
slaat den spijker op den kop!"
Hilde gaf geen antwoord. Zy was geheel
bedoezeld van al die nieuwe en vreemde
idéeön. Haar hpofd was vol van hetgeen zy
daar had gehoord.
„Nou," zeide Jutta, toen zy op straat ge
komen waren „slaap er maar eens over.
Ik pak hier de tram. Eerstdaags kom ik
nog wel eens by je aan, en dan praten wij
er nog eens over. Tot weerziens dus!"
Hilde ging te voet. Zy mochten thuis
hebben zich weten te verborgen. Men is
hun nog niet op het spoor.
Ecu vreemde zaak.
Te New-York is een tragische zaak bekend
geworden. Mevrou.v Leopold Wallaw, doch
De storm.
Uit Zwyndrecht
Inden nacht van Dinsdag op Woensdag is
tengevolge van den hevigen wind, do
„pottenkamer", staande in do Kapersbuurt
j onderdyks, omver gewaaid. Van het steenen
gebouw werd eerst het dak geheel vernield,
en vervolgens vielen de muren omverhet
geheel toont een ruïne. Gelukkig hadden
ter van een weduwe mevrouw Binge, heeft; geen persoonlijke ongelukken plaats,
deze laatste, die zwaar lijdende was aan1
open en je sluit je hier op, je gunt jezelf maar wachten. Zjj zelf wachtte zoo vaak
geen uurtje vrijaf, enkel omdat de lamp nog Haar hoofd was heet, haar brein verward.
'-*■ 1 Deze avond had haar geheel van haar stuk
gebracht.
Toen zij thuiskwam, ontving de vader
haar met een standje.
„Wat moet dat beteekenen Wij komen
niet is schoongemaaakt, of iets van dien
aard. Wees toch zoo dwaas met! Vooruit!
Je gaat meê
Ludwig zag met verbaasde oogen hoe de
energieke Jutta zyne zuster met geweld
den hoed op het hoofd zette en het jacquet thuis en niets is klaar. De tafel niet gedekt
aantrok. de hutspot niet gewarmd en 't is al half
„Zool' En nu de komplimenten aan je
Wat een onbeschaamdheidbromde Lud
wig en smeet de deur dicht.
Onderweg, toen zij reeds een paar straten
ver waren, zeide Hilde: „Als vader maar
niet dadelijk aan zyn hutspot denkt. Ik had
hem moeten warmen en nu ben ik er
njQt
Maar, Hilde hoe kan je zoo tobben!"
Zy gingen de trap op naar de lezingszaal.
Daar stonden de töehoorderessen reeds voor
do open deur, zich verdringende in het toch
tige portaal. In de zaal zelf was nauwelijks
een plaatsje meer te vinden.
Als wij hier maar wat kunnen hooren
Wy hadden vroeger moeten gaan."
Och het kan my niets schelen. Ik wou,
dat ik' thuisgebleven was. Als de jongens
thuiskomen, dan heb je de poppen aan t
dansen. En vader, die geeft my zeker in
acht dagen geen goed woord meer
van den avond, eene ener-
kanker, op uitdrukkelijk verzoek door ver
gift van het leven beroofd.
Bedenkelijk klinkt het, dat de weduwe
aan haar dochter verscheidene millioenen
heeft nagelaten. Het zal haar verklaring,
dat de stervende haar gesmeekt had, aldus
van haar ondragelijk lijdon te worden ver
lost, omdat „men immers ook wel eon
hond uit zyn lijden helpt," niet aan waar
schijnlijkheid doen winnen.
Mogelijk blyft het wel, maar de
wereld is zoo slecht!
Storin en noodweer in 't Buitenland.
Te land en ter zee heeft '1. de beide laatste
dagen deerlijk gespookt. Hagel en sneeuw
wisselden in geheel westelijk Europa af met
regen en storm en hier en daar kwamen
zware onweders voor.
De kusten van Noord- en Oostzee zijn
zwaar geteisterd, doch meer zuidelijk was 't
even erguit Rheims, Remiremont, Bordeaux,
Arza en Chambéry komen de Jobtydingen
van ernstige ongelukken en groote geldelijke
schade, zoowel als uit Schotland, Lübeck,
Hamburg, Kiel, Embden en Ostende.
In Engeland ging do orkaan gepaard met
hagel, sneeuw en donder; de machinisten
der sneltreinen naar 't noorden zeggen, nim'
Kiek'3 uitzTondo^dame'van'om en 'by de veer- zag, liep de gal haar over.
tig in een elegant reformkostuum en eon „Dus, wèlbegrepen, vader?
iJ »»?/»Vv+ioro rnrwlft
acht! Dat uitloopen van jou permitteer ik m8r Zulk een noodweer meegemaakt te heb
niet, hoor! Dat zeg ik je ééns voor goed."
„Vader ik ben, sinds moeder dood is,
nog nergens geweest dan op het kerkhof.
Van uitloopen kan dus geen sprake zyn.
Vanavond voor 't eerst, na een half jaar,
heeft Jutta mij meêgenomen naar eene voor
dacht."
„VoordachtLarifariZorg voor je huis
houden dat is je werk en je plicht. Van al
het andere begrijpen jullie tóch niks."
„Niet door ónze schuld."
„Wat wil je daarmee zeggen stoof hy op.
„Ik wilde daarmee enkel zeggen, dat ik
van nu af zal trachten er wèl iets van te
begrijpen. Ik ga eene betrekking zoeken."
De vader tikte tot antwoord slechts veel-
beteekenend op zyn voorhoofd, en de jongens
riepen ongeduldig:
„Vooruit! Wy hebben honger."
Zy ging dus aan haar werk, dekte de
tafel en warmde den hutspot. Maar toen zy
hen nu allen zoo welbehaaglijk schransen
kunt naar
en scherp, duidelijk hoorbaar
terste hoeken.
De vrouw doet op het oogenblik, dat zy
het huwelijkscontract onderteekent enmot
den man in gemeenschap vangoede ren treedt,
een geweldigen stap terug in een u
zij reeds lang achter zich heeft
tijd der onmondigheid, in den tyd^der zwy
gende gohoorzaamheid, der onderwerping
aan don wil van een ander. NM geluk
kig» huwelijken is hier sprake. Voor geluk
kigo huwelijkenis heel geen wetboek noodig.
Maar van huwelijken, in wö'ko de 'nan het
vermogen van zyne vrouw veikwist of ver
IpSSrt Voor ds wet, Jgrt
voor good en verstandig en edel en ïecht
vaardig verslijt (want ?nder® h«Uniet
zulke bepalingen niet bevatten), is hy met
eens tot rekenschap ybeh^feenwm
hy het geld belegd heeft. Hy zegt eenvouüg^
lot jouwe i. tot .M»e - gr"
behoort aan my." Hy Iaat zioud0
arbeid betalen. Natuurlyk! viif' of zes
vrouw, die een
baar^oet°wezen. En^een'extra twiiitigmark
stuk is
iets, waarvoor zy moet opzitten en
Ik breng morgen weêr wat ulevellen voor
je meê."
„Dank je. Ik wil niets geschonken hebben.
Ik wil eerlyk verdienen."
„Je blijft hier," viel de vader uit. „Denk
je dat wy dertig mark voor eeno huis
houdster willen gaan betalen?"
„Good, als u mij dertig mark geeft, dan
bl^Ikkgeloof, dat je van Lotje getikt bent
„Volstrekt niet. Ik wil eenvoudig niet
voor eiken groschen tienmaal „dank je"
zeggen. Ik werk even goed als jullie. Dus
hoe zal 't wezen
In koor antwoordden zy „Neen 1"
„Best. Dan is 't uit."
Ludwig keek haar aan. Zy leek wel gek.
Waarvoor had zij gold noodig Zij dronk toch
geen bier. Zy rookte toch geen sigaren.
Toen zij uit de kamer was gegaan, om het
eetgerei af te wasschen en de kouken op te
ben. Te Londen zelf was 't ook bar en uit
de provincie werden in Engeland's hoofdstad
bij tientallen berichten van ongelukken ont-
j vangen. In het Kanaal was 't Woensdagnacht
I verschrikkelijk weer; de stoomboot „Alvina"
I kwam Woensdagmiddag uit Rotterdam te
Bristol aan met schoongeveegd dekvele
schepen waren over tijd. In Noord Wales
woedde een verschrikkelijke sneeuwstorm
en in Zuid-Schotland eveneens, zoodat het
verkeer op vele plaatsen tot stilstand werd
gebracht.
i Te Parijs en omstreken heeft de storm
l groote schade aangericht. De geweldige
I loods van de „Aéro-club de St. Cloud" is
gedeeltelijk vernield, telephoon- en telegraaf
verbindingen werden gestoord en langs de
Fransche kust was de scheepvaart feitelijk
gestremd.
Volgens ambtelijke mededeeling te Berlyn,
was Woensdag de telegraphische gemeen
schap met Frankrijk, Belgié, Nederland,
Westfalen en Rijnland, evenals gedeeltelijk
met Engeland en Italié, verbroken, zoodat de
telegrammen groote vertraging hadden. Te
Lübeck had menzwaaronwedermethagelslag;
to Hamburg evenzeer met sneeuw toete Kiel
en omgeving alleen storm; te Cuxhaven
hagel, regen en storm, te Embden storm
en zwaar onweder; te Hannover onweer,
hagel, sneeuw en storm enz. Het Tompelaofer
Veld te Berlyn is door den zwaren noerval,
gevolgd door dooi met regen, in een uitge
strekt meer veranderd; de Spree treedt bui
ten haar oevers en richt veel schade aan.
In het noordelijk deel van den Eiffel richten
de wolven onder do herten en reeën groote
schade aan, by dozijnen komen ze uit de
Ardennon en zelfs de dorpen bezoeken ze,
door den honger gedreven. Te Nidrum heeft
eon wolf een grooten vastliggenden hond
tot aan den kop verslonden en elders heeft
een boschwachter een wolf doodgeschoten,
die een huis wilde binnensluipen.
Aan de kust van den Atlantischen Oceaan,
tusschen Kaap Blanca en Rio Dero op
Afrikaansch gebied, is de Fransche gepant-
sorde kruiser „Jean Bart" gestrand; 'tschip
pootjes geven.
ruimen, zaten de broeders tamelijk radeloos geidt als verloren, de opvarenden zjjn gered
„Wat zoo'n meisje zich voor wonderlijke Volgons een Londensch blad van Woens-
dingen in haar hoofd haalt, als zy ouder dagochtend waren er tot Maandagavond in
wordthet Vereenigde Koninkrijk 212 menschen aan
„Och wat 1 Dat heeft ze niet uit haar eigen," j hersenvlies-ruggemergontsteking overleden,
beweerde Ludwig snugger.
I Sedert 1 Januari beeft de ziekte zich vertoond
Uit Haarlem
Bij de firma Emrik en Binger in de Ko-
ningstaat is de fabrieksschoorsteen omver
gewaaid, welk steenen gevaarto terecht
i gekomen is in den tuin van de R.K. school.
Een muur werd verbrijzeld, ook een prieel
en het magazijn der firma. De schade is
groot.
Van een perceel aan de Korte Houtstraat
werd een] stuk van het dak afgeslagen, wat
het minder aangename resultaat had, dat
de bewoners nu onder den blooten hemel
moesten vertoeven.
Uit Vlachtweddo (Gr.)
Het paardenspel van Blanus Cohen is
geheel opgewaaid.
Er is vee) schade aan het materiëel be
rokkend.
Uit Assen:
Van eon woonwagen, staande aan den
weg, die van don Groningerstraatweg naar
Rheo leidt, woei al spoedig de linnen kap
af, terwyl de stutten, die tot steun eronder
geplaatst waren, hun diensten weigerden.
Toen do bewoners hun armzalig verblijf
beter trachtten te voorzien en de vrouw
den wagen in 't midden steunde, de man
aan het einde om hem staande te houden,
wierp een plotsolinge rukwind het voertuig
om, dat beiden onder zyne zwaarte beklemd
hield. De vrouw was voorover gevallen en
lag met het geheole lichaam onder den
wagen, het gelaat in de modder gedrukt;
de man was met borst en hoofd vry ge
bleven.
Na een groot uur werd het ongeval
door een voorbijganger opgemerkt, die hulp
ging halen, en na eenigen tyd beiden uit
hun benarde positie verloste. Do vrouw
was in de modder gestikt.
In den nacht is het boerderijtje van
S. Andringa te Koekool onder Tzur-
marum afgebrand; hot vee is gedeeltelijk
verbrand.
Uit Dalen
In den nacht is de landbouwerswoning,
bewoond door R. H., ingewaaid. Het vee
kon slechts met moeite bevrijd worden,
doch is er vry goed afgekomen. Het tot
woonhuis ingerichte voorste gedeelte is
blijven staan, zoodat alles zonder persoon
lijke ongelukken afliep.
De dader van den aanslag te
's-Gravenbage.
De redacteur van de rubriek „Onder de
Menschen" in de „N. R. Ct." maakt een
schrijven openbaar, door den dader van den
aanslag op minister Van Raalte het vorige
jaar aan den heer B. Canter gericht.
Deze brief luidt (met weglating van namen
en enkele wel wat al te drastische uitdruk
kingen)
's-Gravenhage, den 1 Nov. 1906.
Aan den WelEd. Zeergol. Heer Bernard Canter.
Zeer beminde Heer!
Dezer dagen de openbare leeszaal binnen
tredende, zie ik een boekje op de tafel liggen
van uw hand. „Twee weken bedelaar". Ik heb
heel wat gelezen in mijn 54 jaren die ik achter
den rug heb, wel een halve bibliotheek, op
philosophisch, natuurkundig gebied vooral,
maar dat u 6000 uwer boekjes de wereld in
gezonden hebt, zonder dat ik aan de weet ben
gekomen, dat uw boeiend werkje verschenen
is, verwondert my. In 1900 woonde ik te Am
sterdam, en las alle dagen de verschillende
couranten en toch hob ik er nooit iets van
gehoord. Ik bedel reeds 18 maanden in
optima forma als straatviolist, ben thans
gelegerd in eon Hotel in de 7e graad familie
schap van hot Hotel des Indes, Ammunitie-
haven hoek Lamgroen 22.
De typeering van de verschillende personen
is praohtlg, enuwintormesso's zullen menig
een tot nadenken fféstedid- hébben. Wat i&
een ihehsch zonder hart, zoiïder een onbe
grensde liefde voor alles wat goed, edel en
schoon is, maar ook zonder een gloeiend
hart voor den rampzaligste der rampzaligsten.
Niet met een vrouwelijk mededoogen en
tranen langs de wangen, dit keurt zelfs
Spinoza af, -- maar voor den verstandsmenscb,
die geen gevoel heeft, al was ie een genie,
heb ik geen sympathie.
Wat ga ik hier met armzalige menschen
om, en wat goed zyn ze voor me, wanneer
ik ze een kleine attentie bewijs, één cent
suiker in hun koffie geef, of een paar cen
ten aan een hunner kinderen. OGeachte
Heerwat zoudt ge u vergissen, als ge
mocht denken, dat er ntet iets of wat van
het „ethische" waarover u in uw werk
spreekt, in deze menschen overgebleven is.
Heel veel, waarde Heer, heel veel, meer dan
by de grooten der aarde. Ze luisteren naar
het Préludium van Bach met groot senti
ment voorgedragen „wat speult ie mooi 1
Een glasie klare voor Polak, al wil ie een
heele kan opzuipen, hy kan zooveel
zuipen als ie zelf maar wilPolakwil
je wat gerookt vleesch hebben Het is
zonde voor dien man, dat ie op straat moet
speulenik zeije schoenen voor niks
maken zegt een schoes, die, bekwaam
schoenmaker, met liedjes loopt te venten.
Deze man heeft geen gereedschappen. Was
ik een vermogend man, dan zou ik het met
hem probeeren en hem een stel gereedschap
pen geven. Dankbaarheid is by die men
schen niet uitgesloten. Zelf ternauwernood
lager onderwijs genoten hebbende, word ik
met onderscheiding behandeld door een
hoogere graad van ontwikkeling 1
Gister heb ik een brief geschreven aan
een Pastoor voor een gehuwd paar, die
transparanten maken voor lampen prachtig
mooi werk, R. C. geboren, die man heeft
28 maanden in de gevangenis doorgebracht.
Een kolossaal breed geschouderde man met
een joviaal vroolyk karakter en de vrouw
schitterende van zindelijkheid met een zeer
gunstig uiterlijk. U zoudt ze in eigen per
soon kunnen zien, en bemerken dat ik do
waarheid lief hob. „La véritée est toujours
aimable, elle brille même au fable" O. d. B.
(een figuur, dien de heer Canter beschreef,
Red.) is nog in levende lyfe, en drinkt
dagelijks een halve kan jenever op, gaat
naar de schóme (morgensjoel), dat moet hy
voor den broode is echter een goedhartig
man.
Zeer beminde Heer! U zoudt my een
grooten dienst kunnen bewijzen, en dit is
ook de quintessens van dit schrijven, om
my uw boek cadeau to geven, om het myn
vriendente kunnen laten lezen. Want deze
menschen komen niet in de Leeszaal. Daar
schamen zy zich voor.
Zooeven komt de transparantenmaker van
Pastoor terug, met nul op 't request. God
zal hem
Heeft Pastoor wel gedaan, waarde Heer?
Met de meeste Hoogachting
teeken ik my
SIMON PHILIP POLAK,
Gepasporteerd adjudant-kapolmeester
der Infanterie te Paramaribo.
Pour appendix:
Dat er somtijds steenen langs myn ooren
vliegen, en wat erger is langs myn instru
ment dat me heilig is, behoef ik u niet te
zeggen. Dit zijn gevaarlijker projectielen dan
stukken appel.
Toch ook, als ik in gedachte ga kussen,
dan konde Ik wel aan het zoenen blijven;
want menig goddelijk engeltje, zelfs van 5
jaar, toont zyn warm hart tegenover my. En
de oogen van een dame in de Bankastraat,
die mij een kwartje in de hand stopte.... Ja,
wat daar in zat, in die oogen, dat was onbe
schrijfelijk. Die oogen, die blik, die deden me
denken aan het eeuwige ware, het eeuwige
goede, het eeuwige schoone, den God van de
vrijdenkers.
In de Riouwstraat, ook een der voornaam
ste straten, een Heer boven op me lijf, mij
met meewarigheid, maar ook met respect
aanziende, en een dubbeltje in de hand
stoppende, waarschijnlijk rnjj zoo dichtbij
naderendoom te ruiken of ik sterken drank
gedronken heb. (Waar geen sprake van is,
want ik denk!)
Het is myn innige overtuiging, dat een
maal de dag zal aanbrekendat alle men
schen mekaar zullen begrypen; dat zy de
wet van oorzaak en gevolg volledig zullen
kennen, dat ieder zal weten waarom een
mensch zóó is en niet anders, waarom de
mensch goed wil, maar niet gekund heeft.
Dan zullen de boosaardige kerken met alle
huichelaars van de aarde verdwenen zyn. De
geweldige maar heilige historie zal open en
bloot liggen voor ieder, en de menschheid
van dien tijd zal verstomd staan, dat er
eenmaal een tyd geweest is, zoo barbaarsch,
dat de eene mensch den ander kon haten.
En nu ten slotte, geachte heer! ik heb
ternauwernood lager onderwys genoten.
Daarom moet u niet naarstyl en schrift zien.
Ik moest op me zesde jaar voor den dans
spelen, somtijds tot 5 uur in den morgen en
kwam dan natuurlyk niet ter school, en heb
honger geleden in myn prilste jeugd, dat ik
zwart werd. Daardoor is myn gezondheid
geknakt en heb nooit myn plicht kunnen
doen. Me overleden vader (een kunstenaar)
was in het bezit van 12 kinderen, en daar
toe behoort wat toe, vooral als men een
rechtschapen eerlyk man is. By de onthul
ling van het monument te Alkmaar in 1872
door Willem III, zeide de Koning tegen me
vader: je bent een groot kunstenaar! Dat
was me vader. S. P. P.
Do iderdagmorgen is de inkomende Har-
wichboot „Berlin" te ongeveer 6 uur, by oen
vliegenden storm en woeste zee, op het
Noorderhoofd van den Nieuwen Waterweg
gestrand.
In don loop van den dag ontvingen w$
telegram op telegram, die ons telkens meer
bijzonderheden mededeelden, telkens de ramp
grooter voorstelden, en thans is de verschrik
kelijke schipbreuk in haar geheelen omvang
te overzien.
Onmiddellijk na de stranding werden door
sleopbooten on reddingsbooten pogingen aan
gewend om passagiers en bemanning te
redden, maar door den vliegenden storm on
de hemelhooge zee konden deze het schip
niet naderen.
Het voorschip van de „Berlin" was weg
gezakt. Een groot gedeelte van de passa
giers en bemanning, welke zich daarop be
vonden, zijn verongelukt.
Het achterschip zit nog op den dam.
Eenige overgeblevenen bevinden zich daar
op, docli hunne positie is zeer hachelijk.
De reddingsboot is in de nabijheid. Po
gingen om langszijde te komen, bleven
vruchteloos. De in de nabijheid zynde sleep-