Eene waterkuur. Zondag 2i April 5ie Jaargang. No. 1907. DEltDE blad. Binnenlandsch Nieuws. Zy lachte hem zoo vrij en hartelijk toe, dat zyn hart er van openging. En zoo zaten zy gezellig by elkaar te keuvelen, zonder te bemerken hoe de sten en van het firmament zich langzaam verscho ven, en hoe er buiten aan het terreinhek eene vrouwelyke gedaante stond, die met ingehouden adem en spotachtigen blik hun AO IU onschuldige gesprek beluisterde. Eindelyk piepte het hek en d( Door AUG. T R IN IU S. o—o— „Ach, ach!" „Wel, wat is 't dan, meneer Horstman?" „Nu moet ik weêr gaan wandelen! Gisteren, heden, morgen eiken dag uit wandelen! 't Is een kruis!" „Bezondig u toch niet, meneer Horstman!" „Ja, vroeger was 't anders. Toen ging ik met vrouw en kind naar buiten. Nu heb ik nog enkel den hond. Nietwaar,Schnupperl?" En de heer Horstman streelde weemoedig den tegen hem opspringenden viervoeter. „Wie had dit ooit gedacht, juffrouw Floren- tine Zy was altoos zoo flink ter been. Nu mis ik haar overal." „En toch willen de mannon nooit aan de vrouwen iets goeds laten! Het inzicht komt altoos eerst te laat" „Bij my' niet, juffrouw Florentine. Wy waren voor elkaar geschapen." „Nu, geen regel zonder uitzondering. Maar ga nu maar. Schnupperl wurgt zich aan het touw. En als u onderweg kampernoeljes vindt denfat dan eens aan my. Zoo'n oude vryster heeft ook nog hare zwakheden en ik ben nu eenmaal verzot op paddestoe len." De heer Horstman liet het hok in het slot vallen en stapte den weg op. De oude juffer keek hem met vriendelijke oogen na. „Wat loopt hy nog recht! Geen mensch ziet hem zjjne acht-en-zestig aan!" mompel de zij. „Maar dat eenzame leven in die oude woning, met geen sterveling om hem heen, dat maakt den man toch nog kapot. Wat is daar tegen te doen De heer Horstman zijnerzijds had soortge lijke gedachten. „Werkelijk een net, aantrekkelijk schep seltje! Altijd- monter en bedrijvig! En een hart nog als van eene zeventienjarige! Laatst zag ik op hare verjaardagstaart het cyfer vijftig. Zy zeide wel dat het klopte maar ik geloof er niets van! Zij vyfcig? Pah, zy kon nog best voor vyf-en-dertig doorgaan Hy zuchtte. In plaats van rechtuit den weg naar het woud te nemen, ging hy langs de kerk en zoo door de lommerrijke kastanje- laan, die uitloopt op do begraafplaats. Heer en hond zouden dezen weg geblinddoekt hebben kunnen vinden. Dit toch was de dagelij ksche gang van den heer Horstman, sedert het overlijden zijner lieve vrouw, nu ruim een jaar geleden. Veertig jaren had zy trouw aan zijne zyde gestaan. Eerst in de zaak, die zjj samen gevestigd en in de hoogte gewerkt hadden. Kinderon waren hun niet geschonken. Maar in wakkere bedrijvigheid was hun leven heengevloden, tot beiden hunne rust er van genomen hadden. Toen waren dagelyksche wandelingen hun groot ste genoegens geweest. Eiken dag, bij goed weder, zag men hen in het woud en in de bergen, met het vroolyke Schnupperl, den grappigen smoushond, die nu óók al een oud beestje geworden was. „Bitter is het scheidendacht weemoe dig de heer Horstman, toen hy door de poort van den doodenakker trad. En toen stond hy peinzend bjj het heuveltje, waar onder het gebeente rustte van zijne liefste; en Schnupperl zat stil naast hem en keek van den baas naar den grafsteen, alsof hy er alles van begreep. Na een poosje klopte de heer Horstman het dier zachtjes op den kop. „Kom, SchnupperlWy moeten nu maar alléén weer verder gaan. De vrouw gaat niet meer meê." En hy streek zich even over de oogen. Juffrouw Florentine Schueller's woning lag op dezelfde verdieping tegenover die van den heer Horstman. Zy had de kleinere, hy de grootere helft, die hy reeds met zijne vrouw bewoond had. De juffrouw scharrelde in de keuken. Het schemerde reeds. Daar werd krachtig aan de deur geklopt. Een bescheiden wau-wau van den hond paarde zich er aan. De juf. frouw glimlachte. Toen deed zy open. De heer Horstman stond vóór haar en hield haar een vollen, grijzen zak voor. „Och Heerwat hebt u my doen schrik ken En zy keek hem hartelijk aan. „Hier, juffrouw Florentine 1 De groeten van het woud!" „Wat is dat? Wat brengt u my daar?" KampernoeljesOm u niet te later, ver hongeren." „En die allemaal moet ikMaar, dat is lief van u Ik dank u wol, meneer Horst man! Vriendelijk dank! Wat hebt u eene moeite gedaan, enkel om my Hoe kan ik ooit Zy drukte hem de hand. „Als u er te veel aan hebt, juffrouw Flo rentine, dan noodt u my maar. Ik zou óók wel eens getweed willen eten." „Met genoegen!" Zy lachte. „Dus morgenmiddag zal ik de eer hebben, niet waar Een uurtje later zat juffrouw Schueller in het vóórtuintje van het huis, dat tot gemeen schappelijk gebruik der bewoners bestemd was. Op een tafeltje naast haar stond een schotel met de reeds schoongemaakte kam pernoeljes. De juffrouw hield de handen nu over de knieën gevouwen en tuurde naar den avondhemel. Het deed haar altoos goed, zoo hare oogen langs de sterren te laten dwalen. Zij dacht dan dat al de gezichten der trouwen, die haar daarginds waren vóór- gegaan, haar groetten. Elke ster een lief menschenkind. Dat had zy in hare kindsheid eens gehoord, en daaraan had zy zich ondanks alle stormen en levenservaringen vastgehou- den. Daar stoorde haar het tingelen van de huisbel. De heer Horstman was 't, die in zijn gemakkelijke huisjasje en met zy'ne lange pijp naar buiten trad. „Ei ei, u hier, juffrouw Florentine „Het is zoo'n heerlijke avond. Ik zit een luchtje te scheppen." „Mag ik zoo vry zyn Hy legde de hand op de leuning van een stoel en keek haar vragend aan. „Maar, mijnheer Horstman zoo formeel Ik dacht, onder oude bekenden „Ja ja, dat is wel zoo maar de goede toon „De beste toon is, dat u hier gaat zitten en my eens vertelt wat u buiten zoo al gezien hebt en waar u te mijnen pleziere al die lekkore kampernoeljes gevonden hebt!" de vrouw trad binnen. Hare scherpe stem deed de beide buurluidjes opschrikken. „Zoo! Goeden avond, oom! Ik kwam juist voorbij wy hadden ons kofïïekransje in de Waldmühle en ik vertrouwde mijne ooren niet, toen ik u nog zoo laat hier hoordeIk stoor u toch niet, hoop ik Met een vernynigen blik keek zy naar de oude juffrouw. „Volstrekt niet, Malwine, volstrekt niet Myne nicht, mevrouw Hardmuth, juffrouw SchuellerKomaan, ga zitten!" „Ik moet naar huis. Maar een oogen blikje als 't gepermitteerd is... Wat hebt u daar een mooie kampernoeljes! My lukt 't nooit, ze te vinden, hoe ik ook zoek." „Mijnheer Horstman was zoo vriendelijk, ze voor my meê te brengen." „U, oom Zjj lachte schamper. Hahaha" „Waarom lach je zoo?" „Wel, ik wou maar zeggen myn man bukt zich niet zoo vaak voor my „Dat is niets dan luiheid van hem. Het kantoorzitten beeft hem vadsig gemaakt." Mevrouw Hardmuth beet zich op de lip. Zij zou gaarne een vinnig antwoord gegeven hebbenmaar zy moest zich inhouden. De oude heer moest als erfoom warm gehouden worden. Heel gedwee antwoordde zy dus: „Meent u Misschien is het enkel ge brek aan galanterie. Maar ik voor my maak daar ook geen aanspraak op. Dat laat ik aan het jonge volk over!" Hoe hatelijk dat klonkJuffrouw Schuel ler had een gevoel alsof er eensklaps voor al de sterren een leelyk grauw gordijn geschoven was. „Dat is eene kwestie van smaak, Malwine. Ik ben van meening, dat het een man tot in den hoogsten ouderdom goed staat, wan neer hy zich galant tegenover het schoone geslacht gedraagt." „Is dat ook uwe opinie, juffrouw Schuel ler?" vroeg mevrouw Hardmuth sarcastisch. „Ik kan het niet tegenspreken, mevrouw Hardmuth. En wy zelf moeten wel de eersten zyn om zoo iets op pry's te stellen! „Ei eiU windt er heusch geen doekjes om, juffrouw Juffrouw Schueller voelde den steek. Ze rees plotseling op. „Het wordt my toch te koel," zeide zy, en met een „goeden nacht!" reikte zy den heer Horstman de hand, knikte even tegen zijne nicht, nam haar zaakjes van de tafel en verdween in het huis. Er volgde eene ietwat drukkende pauze. De heer Horstmam dampte heftig aan zijne pijp, als om zich tegen hernieuwde aanran dingen te beschermen. Maar mevrouw Hardmuth scheen daarvan niets te bemerken. Zy deed althans zoo. „U bent wel erg goede maatjes, oom u en die oude vryster „Als je juffrouw Schueller bedoelt o ja, waarom zou ik niet? Ik houd wel van wat gezelligheid." „Maar, oompje u moest wat vaker by óns komen U weet toch, hoeveel genoe gen u ons daarmee zoudt doen. Elk mensch weet toch het best, waar hy thuis behoort en hartelijkheid vindt." „Precies! Dat zeg je wèlPaf, paf, paf! Als een vulkaan dampte de pyp. „Toen ik u daareven zoo zag zitten u moet my niet kwalijk nemen oompje net een paar tortelduifjes! Ik zeg 't maar vanwege do buren. Andere men- schen hebben óók oogen en dan de praatjes „Je hebt wel gelijk Maar het wordt ook my hier nu te kotl, en je man zal wel op je zitten wachten. De komplimon- ten thuis dus 1 Wel te rusten En hy wendde zich naar de deur. Een giftige blik uit de oogen van mevrouw Hardmuth gleed langs het venster van de tweede verdieping, dat door het nachtlicht van de oude juffer vriendelijk werd verlicht. Daarop verliet zy langzaam den tuin. „Het zou'wat fraais wezen, als die twee 't nog met" elkaar vondenmompelde zy. „Hoe ouder, hoe gekker, zegt het spreek woord. Wy moeten oppassen anders gaat alles nog onzen neus voorbij." De heer Horstman stond boven in den gemeenschappelyken corridor nog een poosje stil. Hij had grooten lust om zyn geburin eene verontschuldiging aan te bieden wegens de hatelijke houding van zy'ne nicht. Maar hy eindigde met stilletjes in de deur van zijne woning te verdwijnen. „Morgenmiddag zal ik 't wel by haar goed maken," prevelde hy. De zomer schreed voort. Op een koelen avond scheen de heer Horstman kou gevat te hebben. Toen hy zich den volgenden dag onwel voalde, liet hy den dokter komen, die hem voorzichtigheidshalve het bed houden deed. Daar lag nu de oude heer, telde de figuurtjes op het behangsel en de vliegen aan hot plafonden toen hy daar eindelyk genoeg van had, zond hy zijne oude meid naar juffrouw Schueller, met het verzoek om hem af en toe een beetje gezelschap te komen houden. Hy was immers een stok oude man, en dus behoefde de juffrouw zich niet te geneeren. En juffrouw Schueller verscheen ook werkelijk af en toe, en dan werd 't opeens weer lichter en vriendelijker in de kamer. Zy zat een eindje weg by het venster, en las hem voor of praatte met hem, wat hy nog liever had. Eens op een keer sprong zy haastig van haren stoel op. „Daar komt mevrouw Hardmuth 1 Nu moet ik weg." „Volstrekt niet, juffrouw Florentine. Ik zal haar wel op haar plaats zetten 1" „Neen, noen, liever nietl Tot weerziens!" En weg was zy al, nog voor mevrouw Hardmuth de trap op was. „Maar, oomlief, dat is toch niet mooi van u! Nu heb ik van vreemden moeten hoorèn, dat u zwaar ziek bent!" „O neen I Geen noodIk denk er nog lang niet aan, den aftocht te blazen." „Maar die treurige eenzaamheid dan toch Als ik maar wat beter weg kon, dan zou ik u gezelschap komen houden „Onnoodig, Malwine. Rust is voor my de beste medicyn." „Kyk eens hier heb ik wat bloemen voor u meêgebracht, opdat u steeds in liefde aan ons zult denken. En hier een stuk of wat fijne perziken „Wel bedankt, wel bodankt! Dat is heel lief van je Gaat 't by jullie alles goed Au die verduivelde hoofdpyn 1" Zy drukte hare hand tegen zyn voorhoofd. „Geduld maar, oompje, geduld maar Niet waar, dat doet goed Edmund heeft 't ook altoo3 zoo graag, als hij hoofdpyn heeft Nu, ik kom weer eens gauw naar u kyken. Ik weet toch, dat 't u ge noegen doet, niet waar?" „Zeker, Malwine, zeker." Toen na een uur de buurjuffrouw weer in de kamer trad, riep van verre reeds de heer Horstman haar toe: „Och, juffrouw Fiorentine, wees zoo goed en smyt die bloemen het venster uit! Daar zit een adder tusschen. Die perziken zjn vergiftigd. Laat de huishoudster ze opeten Mevrouw Hardmuth hield woord. Zy kwam nu dag aan dag en vertoonde een diep mee warig gezicht. Eens echter, toen zy weer door den tuin kwam, zeide de zieke tot de toevallig aanwezige geburin: „Juffrouw Florentine doe my het ge noegen en schoep haar buiten in de gang ineens af. Zeg het haar, dat ik boven alles rust noodig heb en dat de dokter my het ontvangen van bezoek ten strengste heeft verboden." Dus verliet juffrouw Schueller de kamer en gaf aan deze opdracht gevolg. De heer Horstman spitste de ooren. Straks hoorde hy eene luide woordenwisseling er vloog iemand de trap af de huisdeur werd dichtgeslagen daarop een eigen aardig kletteren een schreeuw van woede en alles was stil. Ietwat bleek, trad kort daarna de oude juffrouw weer in de ziekenkamer. „Wel? wat is er gebeurd?" „Ach, mijnheer Horstman, ik kan 'thaast niet vertellenToen ik haar de bood schap had overgebracht, dacht ik dat zy my naar de keel zou vliegen „Onder- kruipster!" heeft zy my toegeschreeuwd. Ik kon in het eerst van schrik niets antwoor den. Maar toen begon toch myn bloed te koken. Ik greep de waterkaraf en goot die uit het venster over haar uitOch Heer, nu zal zy my wel aanklagen I" „Zy zal 't wel laten! Hahahaha!" De heer Horstman lachte zóó smakelyk, als hy in meer dan een jaar niet gelachen had. En het was, of deze waterkuur hem weer gezond had gemaakt. Den volgenden morgen stond hij op en drie dagen later ging hy uit. Zyn eerste gang was naar het graf van zyne vrouw. Daar stond hy langen tyd, met Schnupperl, zyn hondje; en het scheen wel, alsof hy met de heengegane eene stille beraadslaging hield. Nog dienzelfden namiddag klopte hy by zjne buur-juffrouw aan. „Myne vrouw laat u groente", zeide hy, „en u danken voor al de goedheid, dieumy bewezen hebt. En verder laat zy u vragen omdat ik toch zoo'n eenzame oude sukkel ben of u my voor het restje van myn leven nog wel tot man zoudt willen nemen. Haren zegen geeft zy daarop!Doe 't dus maar, juffrouw Florentine!" liet hjj er op volgen. „Kyk eens hier het zal niet lang meer duren, of ook Schnupperl gaat van my weg 1" En juffrouw Florentine deed het niet tegenstaande gansch Lerchent al een gat er van in de lucht sloeg en mevrouw Malwine Hardmuth van woede op het kantje kwam van eene beroerte. Vóór zy samen hun huwelyksuitstapje ondernamen naar den Ryn, plantten zy op het graf nog een pot met rozen. En toen zy na vier weken terugkeerden, stonden die in vollen bloei. „Zie je wel, Florentme?" zeide de oude heer. „De gestorvene verheugt zich over onzen bond en zégent hem Dat hoort gy, Klaas! in de verte, Maar o weedat hoor niet ik Neen 1 mjj klinkt thans in de ooren Een gemeend en krachtig,„stik 1" JAAP. die als boerenknecht in Hollands Noorder kwartier is gaan dienen, aan zyn broer Klaas, die in de Zaan streek gebleven is. XXV. 't: „Morgen is myn dichter jarig, „Morgen viert hy vroolyk feest," Is een hulde voor Van Lennep Van De Génestet geweest; Aan De Génestet verschenen De personen altemaal Uit de werken van Van Lennep, En zy loofden in hun taal Hem, die z' opriep, en hun leven Schetste in fraaien vorm en toon „Morgen is myn dichter jarig," Klonk het telkens luid en schoon. Nu ik vyf-en-twintig brieven Plaatste in de Schager krant, Zal 'kmyn jubileum vieren En met my heel „Noorderland" Zeker zullen U verschynen Allen, die ik heb genoemd, En zy roepen, luid en hart'lyk „Klaas! je broeder zy geroemd!" „Jaap viert feest, ik loof myn dichter," Aldus jubelt Van der Steen, En Verweij danst fluks een polka Met zyn „Oome" om hem heen. Jaap de dichter is zoo vroolijk, Daarom is ook Vijn zoo bly, Hy tracteert van vreugd zyn damclub Op een „simultaanparty. „Jaap viert feest", zegt Breebaarl„bak nu „Hem ter eer een krentenbol, - Luid verkondigt: „Roep, Jaaps glorie: Laat hem gaanzyn hart is vol. Jaap tot hulde zingt achtstemmig 'tGroote koor „Alcmaria", Ook al noemde Jaap zyn wedstryd Apenkooi en laria. Kecsom zegt: ,,'kVereer dat Jaapje „Dadelyk een fistelpot", En een vaccinatieliedje Zingt tot Jaap's lof: 't Raadslid Slot.— Rille brandt een fietslantaren By de halte Zijdewind, Omdat hy voor Jaap den dichter Duisternis vervelend vindt. En de Schagor gascommissie, (Vader, Meurs en Roggeveen,) Zegt„het licht moet dubbel branden „Voor Jaap en voor Jaap alleen." Staalman is ook in extase, Hy zegt tot zijn Jaap en Tijs „Jaap alleen heeft my geprezen „In de Schager,: Jaap is wys. „Ik wil ook myn dichter loven," Roept Kooij, raadslid te Hoogwoud, „Jaap bezong my, Jaap slechts heeft my „In het juiste licht beschouwd. „Jaap viert feest," dus klinkt oen duo „Van J. Merz en van P. Raat, Zy versieren saam het kraampje Dat voor Merz' zijn winkel staat, En ter eer van Jaap schrijft Koning Een artikel van gewicht In De Bode, Maarten Visser Maakt een roerend schoon gedicht. En nog velen in den omtrek Die bezongen zyn door my, Zullen stellig tot U komen Jub'len op myn feestgetij. En 'tzal by U heerlijk klinken Hun harmonisch feestgezang: „Jaap, de dichter, dat hy leve, „Dat hjj leve, bljj en langl" Vergadering van den Raad der gemeente Oude Niedorp, gehouden op Woensdag 17 April 1907, voorm. 11 uur. Voorz. de heer A. Wonder Pz., Burge meester—Secretaris. Afwezig met kennisgeving de beerKriller, wegens ongesteldheid. Voorz. opent met het gebruikelijke welkom de vergadering, waarna de notulen worden gelezen en goedgekeurd. Ingekomen is: le. een schrijven van hot bestuur der Protestantsche Armvoogdy', vergezeld van eene bylage, waarbij door hen toegezonden wordt een overzicht over het geldelijk beheer over 1906, vanaf 18 Sept. 1906. Nu voor kennisgeving aangenomen, daar straks de leden van genoemde instelling zelf komen om de rekening over te leggen. 2e. een schrijven van de Gezondheidscom missie te Hoorn, d.d. 13 April j.1., waarbij rekening en verantwoording over 1906 is ingesloten, vergezeld van de noodigo toelich ting. Terugzonding van deze laatste wordt niet verlangd. Wel worden blyken van goed-of afkeuring ingewacht voor 20 Mei a.s. De rekening zelf teit in ontvangst f2693.45}, in uitgaaf daarentegen f 1577.54$, batig saldo dus f 1115.91. Voor kennisgeving aangenomen. 3e. een schrijven van 't bestuur der Pro testantsche Armvoogdy d.d. 11 April j.1. houdende bericht, dat de huur van het raad huis onder de gestelde voorwaarden wordt i aanvaard. 4e. een verzoek van het bestuur van den Slootgaard polder, gericht aan Burgemeester en Wethouders. Daarin wordt de aandacht gevestigd op de zoogenaamde Zydewinder brug, die in slechten staat is en tot nog toe door genoemd bestuur alleen werd onderhouden. Dit vindt mon echter niet goed, want sinds lang heb ben velo menschen bjj dezen polder ook veel nut van de brug. Andere bruggen in deze gemeente worden ook vanwege het gemeente bestuur onderhouden, redenen waarom de verzoekers wel in ernstige overweging geven ook deze brug van gemeentewege te onder houden. Voorz. wenscht het schrijven direct in be handeling te nemen. De heer Van der Oord verklaart met de zaak minder bekend te zyn. Voorz. wyst er op, dat ze (het bestuur des polders) van 't onderhoud af willen en 't Dagel. Bestuur heeft straks ook al het schrij ven overwogen, 't Resultaat daarvan is, dat het aan den Raad thans voorstelt om de helft by te dragen in de kosten, welke nu de vernieuwing met zich zal brengen. Echter zal die bijdrage de som van f100.— niet te boven mogen gaan. En alleen in de ver- nieuwingskosten, niet in de kosten van ge woon onderhoud zal worden bijgedragen. Ook zal de begrooting van onkosten door 't pol derbestuur moeten worden overgelegd. Dat de brug tot nut der gemeente Oude Niedorp strekt, erkennen B. en W. en 't is dan ook daarom, dat deze toezegging tot bijdrage in kosten door hen wordt voorge steld. Voorz. zou echter, nu het polderbestuur zelf eenmaal de brug heeft doen bouwen deze niet heelemaal in onderhoud door de ge meente willen zien ovorgenomen. De heer Stam vindt de brug voor Oude Niedorp ook wel nuttigvan dezen kant af, is ze zelfs onmisbaar te achten. De heer Hille .stemt daarmede in, doch by hem rijzen bezwaren, waar men in den Slootgaard meent, dat de brug in onderhoud niet meer aan henzelf toekomt. Tot dat denkbeeld zyn ze naar sprekers oordeel zeker gekomen, doordat nu daar ter plaatse al sinds jaren een communicatieweg is. Dat is reeds vanaf 1882 het geval, dus 25 jaren zyn ze in den Slootgaard reeds in het vol en ongestoord genot van dien com municatieweg geweest, ontstaan na 't aan leggen in dat jaar van een verbindingsweg naar een naburig plaatsje. In plaats van eerst na 25 jaren, hadden ze dus naar sprekers inzien wel wat eerder met hunne meening in deze voor den dag kunnen komen. Zonder tegenzin kan de heer Hille echter meegaan om in de vernieuwing de helft by te dragen, als zooeven nader werd bepaald, hoewel hy gelooft, dat de gemeente zulk eene bijdrage niet behoeft te geven. De heer Van der Oord oordeelt, dat de Slootgaard meer behoefte zal hebben aan de verbinding met Zijdewind, dan omgekeerd. Do billijkheid om wat aan de vernieuwing by te dragen, erkent spreker echter. De door B. en W. voorgestelde bijdrage wordt met algemeene stemmen goedgekeurd, terwjjl het beoordeelen van de noodige her stelling alleen aan B. en W. wordt overgelaten, zonder dat zich daarin de geheele Raad mengt. Volgt het door B. en W. opgemaakte ver- j slag over het openbaar lager onderwijs in 1906. Daaruit deelen wy mede: Te Oude Niedorp bevat de school 2 lokalen. Te Zijdewind 3, in elk waarvan 50 leerlin gen kunnen worden geplaatst. In Oude Niedorp daarentegen in ieder lokaal 48. Dat het aantal leerlingen bedroeg te Oude Niedorp tusschen 53 en 40; te Zydewind tusschen 133 en 129. Het herhalingsonderwys werd gegeven aan 8 jongens te Oude Niedorp en aan 12 te Zydewind. Te Oude Niederp zoo wel als in Zydewind namen er 7 meisjes aan deel. Komt ter tafel het verslag over den toe stand der gemeente, dat wegens zy'ne uit gebreidheid niet wordt gelezen, maar voor elk raadslid ter lezing verkrijgbaar wordt gesteld. Het kohier voor de Hondenbelasting is door Burg. en Weth. opgemaakt tot een bedrag van f 106.50. Er komen 71 honden op voor, a fl.50 aangeslagen. Voorz. brengt ter sprake een verzoek van de Zydewinder Kiesvereeniging „Eendracht maakt Macht", tellende 73 leden, die om een stembureau, te Zydewind op te richten, vragen. Daarover staakten in eeno vorige vergadering de stemmen en wy'1 na gehou- deno stemming over eene zaak naar 's Voor zitters meening nadere bespreking niet noodig is, gaat de Raad, na eerst even in comité te zyn geweest, weldra tot stemming over. De hoeren Stam, Ligthart, Van der Oord en Strybis zyn vóór en de heeren Hille en en Over tegen inwilliging van het door „Eendracht maakt Macht" gedane verzoek. Nu is dus, behoudens nad re goedkeuring, het verzook ingewilligd. Voorz. merkt op, dat tengevolge van dezen uitslag der stemming, nu de gemeente in 2 stemdistricten zal worden verdeeld. Algonieen wordt goedgevonden de schei ding daarvan te laten vallen gelyk met die der schooldistricten. Met dat al wou Voorz. nu het op de agenda staande bonoemen van een stem bureau, daarvan afvoeren, om zulks op eene volgende vergadering te doen. Goedgevonden. Aangezien de heer Stam als lid van het Burgerly'k Armbestuur moet aftreden, moet benoeming van een lid als zoodanig plaats vinden. Hjj is echter herkiesbaar. De heer Stam, hoogbejaard als hy is, wil feitely'k liever niet meer in aanmerking komen, doch de Raad wil hem liever nog behouden. 5 van de 6 stemmen (1 blanco) worden op hem uitgebracht. De heer Stam, ziende de waardeering die uit de houding van den Raad sprak, neemt de benoeming toch aan. Het punt: vergoeding door de Banne O.-Niedorp te geven aan 't gemeentebestuur, voor gebruik van 't raadhuis, benevens vuur en licht, wordt nog aangehouden. Rondvraag levert niets op. Schorsing der zitting tot half 2. Op dat uur heropening en komt ter tafel een advies van de Gezondheidscommissie gezeteld te Hoorn, door den Raad gevraagd inzake de behandeling van de algemeene politieverordening. In dat advies zyn diverse bemerkingen op het ontwerp der politieverordening vervat. Op enkele uitzonderingen na, willen B. en W. de aanmerkingen der Commissie ter harte nemen en naar haar inzicht wijziging aanbrengen. Na voorlezing van een en ander vindt de Raad goed, dat in deze naar 't idee van B. en W. wordt gehandeld. Ter zitting zyn verschenen de Protestant sche Armv. de heeren D. Wonder, J. Nagelhout en P. Agenant, om rekening en verantwoor ding over het beheer vanaf 18 Septemoer 1906 tot ultimo December van dat jaar, te doen. De heer J. Nagelhout als secretaris legt de rekening en de daarby' behoorende be scheiden over. Daaruit blykt, dat het saldo van 1906 was f983.18, by' de overname op 18 Sept. j.1. de ontvangsten bedragen f2587.38, de uitgaven f 1622.48}, een batig saldo dus van f964.89}. Alles behoorly'k nagezien zynde, wordt de rekening in orde bevonden. Voorz. wyst er op, dat, desverlangd, het bestuur gaarne bereid is, nadere inlichtingen te geven. De heer Hille acht zulks echter niet noodig en zogtwe kennen de posten van de raming niet; de begrooting evenmin. Alleen kunnen we ontvangst en uitgaaf zien en dat klopt. En we willen vertrouwen, dat verder alles in oide is. We kennen de eigendommen van de administratie niet. En dus: in bij zonderheden kunnen we d'r toch niet over oordeelen. Voorz. wil het treden in byzondei heden ook liever uitstellen tot de begrooting. Da's beter en die moet vóór 1 November volgens art. 10 reglement overgelegd worden, dan krygt men over alles beter inzicht. By monde des Voorzitters worden de Arm voogden bedankt en de zaak opnieuw in hunne zorg aanbevolen. Nu volgt rekening Burgerlyk Armbestuur over 1906de daarvan vertegenwoordigde leden zyn (nadat de heer K. Bos als zoodanig mede is verschonen) de heeren J. Stam, J. Ligthart, C. Over Kz. en K. Bos. Ontvangsten f2064.35, uitgaven f205185, een batig saldo dus van f 12.60. Ook deze rekeningen worden goedgekeurd en de vier heeren bedankt voor hunne zorgen, waarin deze zaak ook opnieuw wordt aan bevolen. Sluiting volgt. Aan den heer D. T. Uden Masman, predikant by de Ned. Herv. gemeente te Petten c.a., is op zyn verzoek en na 42-jarigen dienst eervol emeritaat verleend met ingang van 15 Mei a.s. VERGADERING van den Raad der gemeente IVieuwe Niedorp, gehouden op Woensdag den 17en April 1907, voorm. 11 uur. Voorz. do Burgemeester, de heer Jb. v. d. Stok. Afwezig de heer De Moor. Voorz. opent de vergadering, waarna lezing en goedkeuring der notulen volgt. Ingekomen a. een dankbetuiging van den onderwyzer K. Brouwer voor de felicitatie en vooral ook voor de verhooging (met f 50.—) van zyne jaarwedde; b. een dankbetuiging van den onderwyzer S. Prins, voor de f 50.verhooging zijner jaarwedde; c. de rekening en verantwoording van de Gezondheidscommissie te Hoorn over 1906. Ontvangst f 2693.45}, uitgaaf f 1577.54}, batig saldo f 1115.91. Met algemeene stemmen goedgekeurd. d- Van 't bestuur der Vereeniging tot exploitatie van een proeftuin oen verzoek om subsidie voor 't dienstjaar 1908. Met algemeene stemmen besloten, to behandelen by de begrooting voor 1908. De Raad gaat in comité. Na heropening verschynen nog ter verg. de Armvoogden, de heeren J. Stammes, J. B. Wilken, Jb. de Vries en H. Dekker en hun boekhouder de heer S. Prins. Mede nog do Weesmeester de hr. D. v. d. Stok, de beide andere Weesmeesters de heeren Jb. Kuil man en P. Koopman zyn reeds aanwozig. De Vóorz. heet de heeren hartelijk welkom in deze vergadering, waarin do rekeningen zullen worden behandeld en vooral den heer Stammes, die van een ernstige ziekte is hersteld. Voorz. doet nu rapport omtrent do uit komsten der rekening van de Weezen- administratie. De ontvangsten bodragon f 17278.59, de uitgaven bedragen f 15473.99}, batig saldo f 1804.66}. De staat van bezittingen wyst aan eene som van f 108052.16}. Niemand vraagt eenige nadere inlichtingen en de rekening wordt voorgood vastgesteld. By monde van den Voorz. wordt aan Weesmeesters dank betuigd. Spr. meent: zo zyn op den goeden weg en hy beveelt de administratie in de belangstelling aan. Thans volgt Armvoogdenrekening. Voorz. brengt rapport uit. Ontvangsten f 9050.65} uitgaven f 8835.68}, voordeolig saldo f 214.97. Do mededeeling omtrent de onderdooien volgt. De bezittingen bedragen uit f 21695.55. Met algemeene stemmen wordt besloten, ook deze rekening, gehoord het rapport' goed te keuren en vast te stellen. ;De Voorz. brengt ook aan Armvoogdon éen hartoly'k woord van dank, vooral omdat zy met hun beperkte inkomsten hebben gewoe kerd. Zy hebben getoond hunne taak ernstig op te vatten en de administratie wordt opnieuw in hunnen yver en toewijding aanbevolen. De heer De Moor komt tor vergadering. Rondvraag volgt, doch levert niets op. Onder dank volgt sluiting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 7