Eene waterkuur.
Zondag 2i April
5ie Jaargang. No.
1907.
DEltDE blad.
Binnenlandsch Nieuws.
Zy lachte hem zoo vrij en hartelijk toe,
dat zyn hart er van openging.
En zoo zaten zy gezellig by elkaar te
keuvelen, zonder te bemerken hoe de sten en
van het firmament zich langzaam verscho
ven, en hoe er buiten aan het terreinhek
eene vrouwelyke gedaante stond, die met
ingehouden adem en spotachtigen blik hun
AO IU onschuldige gesprek beluisterde.
Eindelyk piepte het hek en d(
Door
AUG. T R IN IU S.
o—o—
„Ach, ach!"
„Wel, wat is 't dan, meneer Horstman?"
„Nu moet ik weêr gaan wandelen!
Gisteren, heden, morgen eiken dag uit
wandelen! 't Is een kruis!"
„Bezondig u toch niet, meneer Horstman!"
„Ja, vroeger was 't anders. Toen ging ik
met vrouw en kind naar buiten. Nu heb ik
nog enkel den hond. Nietwaar,Schnupperl?"
En de heer Horstman streelde weemoedig
den tegen hem opspringenden viervoeter.
„Wie had dit ooit gedacht, juffrouw Floren-
tine Zy was altoos zoo flink ter been.
Nu mis ik haar overal."
„En toch willen de mannon nooit aan de
vrouwen iets goeds laten! Het inzicht komt
altoos eerst te laat"
„Bij my' niet, juffrouw Florentine. Wy
waren voor elkaar geschapen."
„Nu, geen regel zonder uitzondering. Maar
ga nu maar. Schnupperl wurgt zich aan het
touw. En als u onderweg kampernoeljes
vindt denfat dan eens aan my. Zoo'n oude
vryster heeft ook nog hare zwakheden
en ik ben nu eenmaal verzot op paddestoe
len."
De heer Horstman liet het hok in het
slot vallen en stapte den weg op. De oude
juffer keek hem met vriendelijke oogen na.
„Wat loopt hy nog recht! Geen mensch
ziet hem zjjne acht-en-zestig aan!" mompel
de zij. „Maar dat eenzame leven in die oude
woning, met geen sterveling om hem heen,
dat maakt den man toch nog kapot. Wat is
daar tegen te doen
De heer Horstman zijnerzijds had soortge
lijke gedachten.
„Werkelijk een net, aantrekkelijk schep
seltje! Altijd- monter en bedrijvig! En een
hart nog als van eene zeventienjarige!
Laatst zag ik op hare verjaardagstaart het
cyfer vijftig. Zy zeide wel dat het klopte
maar ik geloof er niets van! Zij vyfcig?
Pah, zy kon nog best voor vyf-en-dertig
doorgaan
Hy zuchtte. In plaats van rechtuit den
weg naar het woud te nemen, ging hy langs
de kerk en zoo door de lommerrijke kastanje-
laan, die uitloopt op do begraafplaats. Heer
en hond zouden dezen weg geblinddoekt
hebben kunnen vinden. Dit toch was de
dagelij ksche gang van den heer Horstman,
sedert het overlijden zijner lieve vrouw, nu
ruim een jaar geleden. Veertig jaren had zy
trouw aan zijne zyde gestaan. Eerst in de
zaak, die zjj samen gevestigd en in de hoogte
gewerkt hadden. Kinderon waren hun niet
geschonken. Maar in wakkere bedrijvigheid
was hun leven heengevloden, tot beiden
hunne rust er van genomen hadden. Toen
waren dagelyksche wandelingen hun groot
ste genoegens geweest. Eiken dag, bij goed
weder, zag men hen in het woud en in de
bergen, met het vroolyke Schnupperl, den
grappigen smoushond, die nu óók al een
oud beestje geworden was.
„Bitter is het scheidendacht weemoe
dig de heer Horstman, toen hy door de
poort van den doodenakker trad. En toen
stond hy peinzend bjj het heuveltje, waar
onder het gebeente rustte van zijne liefste;
en Schnupperl zat stil naast hem en keek
van den baas naar den grafsteen, alsof hy
er alles van begreep.
Na een poosje klopte de heer Horstman
het dier zachtjes op den kop.
„Kom, SchnupperlWy moeten nu maar
alléén weer verder gaan. De vrouw gaat niet
meer meê."
En hy streek zich even over de oogen.
Juffrouw Florentine Schueller's woning lag
op dezelfde verdieping tegenover die van
den heer Horstman. Zy had de kleinere, hy
de grootere helft, die hy reeds met zijne
vrouw bewoond had.
De juffrouw scharrelde in de keuken. Het
schemerde reeds. Daar werd krachtig aan
de deur geklopt. Een bescheiden wau-wau
van den hond paarde zich er aan. De juf.
frouw glimlachte. Toen deed zy open. De
heer Horstman stond vóór haar en hield haar
een vollen, grijzen zak voor.
„Och Heerwat hebt u my doen schrik
ken En zy keek hem hartelijk aan.
„Hier, juffrouw Florentine 1 De groeten
van het woud!"
„Wat is dat? Wat brengt u my daar?"
KampernoeljesOm u niet te later, ver
hongeren."
„En die allemaal moet ikMaar, dat is
lief van u Ik dank u wol, meneer Horst
man! Vriendelijk dank! Wat hebt u eene
moeite gedaan, enkel om my Hoe kan ik
ooit Zy drukte hem de hand.
„Als u er te veel aan hebt, juffrouw Flo
rentine, dan noodt u my maar. Ik zou óók
wel eens getweed willen eten."
„Met genoegen!" Zy lachte. „Dus
morgenmiddag zal ik de eer hebben, niet
waar
Een uurtje later zat juffrouw Schueller in
het vóórtuintje van het huis, dat tot gemeen
schappelijk gebruik der bewoners bestemd
was. Op een tafeltje naast haar stond een
schotel met de reeds schoongemaakte kam
pernoeljes. De juffrouw hield de handen nu
over de knieën gevouwen en tuurde naar
den avondhemel. Het deed haar altoos goed,
zoo hare oogen langs de sterren te laten
dwalen. Zij dacht dan dat al de gezichten
der trouwen, die haar daarginds waren vóór-
gegaan, haar groetten. Elke ster een lief
menschenkind. Dat had zy in hare kindsheid
eens gehoord, en daaraan had zy zich ondanks
alle stormen en levenservaringen vastgehou-
den.
Daar stoorde haar het tingelen van de
huisbel. De heer Horstman was 't, die in
zijn gemakkelijke huisjasje en met zy'ne
lange pijp naar buiten trad.
„Ei ei, u hier, juffrouw Florentine
„Het is zoo'n heerlijke avond. Ik zit een
luchtje te scheppen."
„Mag ik zoo vry zyn Hy legde de
hand op de leuning van een stoel en keek
haar vragend aan.
„Maar, mijnheer Horstman zoo formeel
Ik dacht, onder oude bekenden
„Ja ja, dat is wel zoo maar de goede
toon
„De beste toon is, dat u hier gaat zitten
en my eens vertelt wat u buiten zoo al
gezien hebt en waar u te mijnen pleziere al
die lekkore kampernoeljes gevonden hebt!"
de vrouw trad
binnen. Hare scherpe stem deed de beide
buurluidjes opschrikken.
„Zoo! Goeden avond, oom! Ik kwam juist
voorbij wy hadden ons kofïïekransje in
de Waldmühle en ik vertrouwde mijne
ooren niet, toen ik u nog zoo laat hier
hoordeIk stoor u toch niet, hoop ik
Met een vernynigen blik keek zy naar de
oude juffrouw.
„Volstrekt niet, Malwine, volstrekt niet
Myne nicht, mevrouw Hardmuth,
juffrouw SchuellerKomaan, ga zitten!"
„Ik moet naar huis. Maar een oogen
blikje als 't gepermitteerd is... Wat hebt
u daar een mooie kampernoeljes! My lukt
't nooit, ze te vinden, hoe ik ook zoek."
„Mijnheer Horstman was zoo vriendelijk,
ze voor my meê te brengen."
„U, oom Zjj lachte schamper.
Hahaha"
„Waarom lach je zoo?"
„Wel, ik wou maar zeggen myn man
bukt zich niet zoo vaak voor my
„Dat is niets dan luiheid van hem. Het
kantoorzitten beeft hem vadsig gemaakt."
Mevrouw Hardmuth beet zich op de lip.
Zij zou gaarne een vinnig antwoord gegeven
hebbenmaar zy moest zich inhouden. De
oude heer moest als erfoom warm gehouden
worden. Heel gedwee antwoordde zy dus:
„Meent u Misschien is het enkel ge
brek aan galanterie. Maar ik voor my maak
daar ook geen aanspraak op. Dat laat ik
aan het jonge volk over!"
Hoe hatelijk dat klonkJuffrouw Schuel
ler had een gevoel alsof er eensklaps voor
al de sterren een leelyk grauw gordijn
geschoven was.
„Dat is eene kwestie van smaak, Malwine.
Ik ben van meening, dat het een man tot
in den hoogsten ouderdom goed staat, wan
neer hy zich galant tegenover het schoone
geslacht gedraagt."
„Is dat ook uwe opinie, juffrouw Schuel
ler?" vroeg mevrouw Hardmuth sarcastisch.
„Ik kan het niet tegenspreken, mevrouw
Hardmuth. En wy zelf moeten wel de
eersten zyn om zoo iets op pry's te stellen!
„Ei eiU windt er heusch geen doekjes
om, juffrouw
Juffrouw Schueller voelde den steek. Ze
rees plotseling op.
„Het wordt my toch te koel," zeide zy,
en met een „goeden nacht!" reikte zy den
heer Horstman de hand, knikte even tegen
zijne nicht, nam haar zaakjes van de tafel
en verdween in het huis.
Er volgde eene ietwat drukkende pauze.
De heer Horstmam dampte heftig aan zijne
pijp, als om zich tegen hernieuwde aanran
dingen te beschermen. Maar mevrouw
Hardmuth scheen daarvan niets te bemerken.
Zy deed althans zoo.
„U bent wel erg goede maatjes, oom
u en die oude vryster
„Als je juffrouw Schueller bedoelt o ja,
waarom zou ik niet? Ik houd wel van wat
gezelligheid."
„Maar, oompje u moest wat vaker by
óns komen U weet toch, hoeveel genoe
gen u ons daarmee zoudt doen. Elk mensch
weet toch het best, waar hy thuis behoort
en hartelijkheid vindt."
„Precies! Dat zeg je wèlPaf, paf,
paf! Als een vulkaan dampte de pyp.
„Toen ik u daareven zoo zag zitten
u moet my niet kwalijk nemen oompje
net een paar tortelduifjes! Ik zeg
't maar vanwege do buren. Andere men-
schen hebben óók oogen en dan de
praatjes
„Je hebt wel gelijk Maar het wordt
ook my hier nu te kotl, en je man zal
wel op je zitten wachten. De komplimon-
ten thuis dus 1 Wel te rusten
En hy wendde zich naar de deur.
Een giftige blik uit de oogen van
mevrouw Hardmuth gleed langs het venster
van de tweede verdieping, dat door het
nachtlicht van de oude juffer vriendelijk
werd verlicht. Daarop verliet zy langzaam
den tuin.
„Het zou'wat fraais wezen, als die twee
't nog met" elkaar vondenmompelde zy.
„Hoe ouder, hoe gekker, zegt het spreek
woord. Wy moeten oppassen anders
gaat alles nog onzen neus voorbij."
De heer Horstman stond boven in den
gemeenschappelyken corridor nog een poosje
stil. Hij had grooten lust om zyn geburin
eene verontschuldiging aan te bieden wegens
de hatelijke houding van zy'ne nicht. Maar
hy eindigde met stilletjes in de deur van
zijne woning te verdwijnen.
„Morgenmiddag zal ik 't wel by haar
goed maken," prevelde hy.
De zomer schreed voort. Op een koelen
avond scheen de heer Horstman kou gevat te
hebben. Toen hy zich den volgenden dag onwel
voalde, liet hy den dokter komen, die hem
voorzichtigheidshalve het bed houden deed.
Daar lag nu de oude heer, telde de figuurtjes
op het behangsel en de vliegen aan hot
plafonden toen hy daar eindelyk genoeg
van had, zond hy zijne oude meid naar
juffrouw Schueller, met het verzoek om
hem af en toe een beetje gezelschap te
komen houden. Hy was immers een stok
oude man, en dus behoefde de juffrouw
zich niet te geneeren.
En juffrouw Schueller verscheen ook
werkelijk af en toe, en dan werd 't opeens
weer lichter en vriendelijker in de kamer.
Zy zat een eindje weg by het venster, en
las hem voor of praatte met hem, wat hy
nog liever had.
Eens op een keer sprong zy haastig van
haren stoel op.
„Daar komt mevrouw Hardmuth 1 Nu
moet ik weg."
„Volstrekt niet, juffrouw Florentine. Ik
zal haar wel op haar plaats zetten 1"
„Neen, noen, liever nietl Tot weerziens!"
En weg was zy al, nog voor mevrouw
Hardmuth de trap op was.
„Maar, oomlief, dat is toch niet mooi van
u! Nu heb ik van vreemden moeten hoorèn,
dat u zwaar ziek bent!"
„O neen I Geen noodIk denk er nog
lang niet aan, den aftocht te blazen."
„Maar die treurige eenzaamheid dan toch
Als ik maar wat beter weg kon, dan zou
ik u gezelschap komen houden
„Onnoodig, Malwine. Rust is voor my
de beste medicyn."
„Kyk eens hier heb ik wat bloemen
voor u meêgebracht, opdat u steeds in
liefde aan ons zult denken. En hier een
stuk of wat fijne perziken
„Wel bedankt, wel bodankt! Dat is heel
lief van je Gaat 't by jullie alles
goed Au die verduivelde hoofdpyn 1"
Zy drukte hare hand tegen zyn voorhoofd.
„Geduld maar, oompje, geduld maar
Niet waar, dat doet goed Edmund heeft
't ook altoo3 zoo graag, als hij hoofdpyn
heeft Nu, ik kom weer eens gauw
naar u kyken. Ik weet toch, dat 't u ge
noegen doet, niet waar?"
„Zeker, Malwine, zeker."
Toen na een uur de buurjuffrouw weer in
de kamer trad, riep van verre reeds de
heer Horstman haar toe:
„Och, juffrouw Fiorentine, wees zoo goed
en smyt die bloemen het venster uit! Daar
zit een adder tusschen. Die perziken zjn
vergiftigd. Laat de huishoudster ze opeten
Mevrouw Hardmuth hield woord. Zy kwam
nu dag aan dag en vertoonde een diep mee
warig gezicht. Eens echter, toen zy weer
door den tuin kwam, zeide de zieke tot de
toevallig aanwezige geburin:
„Juffrouw Florentine doe my het ge
noegen en schoep haar buiten in de gang
ineens af. Zeg het haar, dat ik boven alles
rust noodig heb en dat de dokter my het
ontvangen van bezoek ten strengste heeft
verboden."
Dus verliet juffrouw Schueller de kamer
en gaf aan deze opdracht gevolg. De heer
Horstman spitste de ooren. Straks hoorde
hy eene luide woordenwisseling er
vloog iemand de trap af de huisdeur
werd dichtgeslagen daarop een eigen
aardig kletteren een schreeuw van
woede en alles was stil.
Ietwat bleek, trad kort daarna de oude
juffrouw weer in de ziekenkamer.
„Wel? wat is er gebeurd?"
„Ach, mijnheer Horstman, ik kan 'thaast
niet vertellenToen ik haar de bood
schap had overgebracht, dacht ik dat zy
my naar de keel zou vliegen „Onder-
kruipster!" heeft zy my toegeschreeuwd. Ik
kon in het eerst van schrik niets antwoor
den. Maar toen begon toch myn bloed te
koken. Ik greep de waterkaraf en goot die
uit het venster over haar uitOch Heer,
nu zal zy my wel aanklagen I"
„Zy zal 't wel laten! Hahahaha!"
De heer Horstman lachte zóó smakelyk,
als hy in meer dan een jaar niet gelachen
had. En het was, of deze waterkuur hem
weer gezond had gemaakt. Den volgenden
morgen stond hij op en drie dagen later
ging hy uit.
Zyn eerste gang was naar het graf van
zyne vrouw. Daar stond hy langen tyd,
met Schnupperl, zyn hondje; en het scheen
wel, alsof hy met de heengegane eene stille
beraadslaging hield.
Nog dienzelfden namiddag klopte hy by
zjne buur-juffrouw aan.
„Myne vrouw laat u groente", zeide hy,
„en u danken voor al de goedheid, dieumy
bewezen hebt. En verder laat zy u vragen
omdat ik toch zoo'n eenzame oude sukkel
ben of u my voor het restje van myn
leven nog wel tot man zoudt willen nemen.
Haren zegen geeft zy daarop!Doe 't
dus maar, juffrouw Florentine!" liet hjj er
op volgen. „Kyk eens hier het zal niet
lang meer duren, of ook Schnupperl gaat
van my weg 1"
En juffrouw Florentine deed het niet
tegenstaande gansch Lerchent al een gat er
van in de lucht sloeg en mevrouw Malwine
Hardmuth van woede op het kantje kwam
van eene beroerte.
Vóór zy samen hun huwelyksuitstapje
ondernamen naar den Ryn, plantten zy op
het graf nog een pot met rozen. En toen
zy na vier weken terugkeerden, stonden die
in vollen bloei.
„Zie je wel, Florentme?" zeide de oude
heer. „De gestorvene verheugt zich over
onzen bond en zégent hem
Dat hoort gy, Klaas! in de verte,
Maar o weedat hoor niet ik
Neen 1 mjj klinkt thans in de ooren
Een gemeend en krachtig,„stik 1"
JAAP.
die als boerenknecht in Hollands Noorder
kwartier is gaan dienen, aan zyn
broer Klaas, die in de Zaan
streek gebleven is.
XXV.
't: „Morgen is myn dichter jarig,
„Morgen viert hy vroolyk feest,"
Is een hulde voor Van Lennep
Van De Génestet geweest;
Aan De Génestet verschenen
De personen altemaal
Uit de werken van Van Lennep,
En zy loofden in hun taal
Hem, die z' opriep, en hun leven
Schetste in fraaien vorm en toon
„Morgen is myn dichter jarig,"
Klonk het telkens luid en schoon.
Nu ik vyf-en-twintig brieven
Plaatste in de Schager krant,
Zal 'kmyn jubileum vieren
En met my heel „Noorderland"
Zeker zullen U verschynen
Allen, die ik heb genoemd,
En zy roepen, luid en hart'lyk
„Klaas! je broeder zy geroemd!"
„Jaap viert feest, ik loof myn dichter,"
Aldus jubelt Van der Steen,
En Verweij danst fluks een polka
Met zyn „Oome" om hem heen.
Jaap de dichter is zoo vroolijk,
Daarom is ook Vijn zoo bly,
Hy tracteert van vreugd zyn damclub
Op een „simultaanparty.
„Jaap viert feest", zegt Breebaarl„bak nu
„Hem ter eer een krentenbol, -
Luid verkondigt: „Roep, Jaaps glorie:
Laat hem gaanzyn hart is vol.
Jaap tot hulde zingt achtstemmig
'tGroote koor „Alcmaria",
Ook al noemde Jaap zyn wedstryd
Apenkooi en laria.
Kecsom zegt: ,,'kVereer dat Jaapje
„Dadelyk een fistelpot",
En een vaccinatieliedje
Zingt tot Jaap's lof: 't Raadslid Slot.—
Rille brandt een fietslantaren
By de halte Zijdewind,
Omdat hy voor Jaap den dichter
Duisternis vervelend vindt.
En de Schagor gascommissie,
(Vader, Meurs en Roggeveen,)
Zegt„het licht moet dubbel branden
„Voor Jaap en voor Jaap alleen."
Staalman is ook in extase,
Hy zegt tot zijn Jaap en Tijs
„Jaap alleen heeft my geprezen
„In de Schager,: Jaap is wys.
„Ik wil ook myn dichter loven,"
Roept Kooij, raadslid te Hoogwoud,
„Jaap bezong my, Jaap slechts heeft my
„In het juiste licht beschouwd.
„Jaap viert feest," dus klinkt oen duo
„Van J. Merz en van P. Raat,
Zy versieren saam het kraampje
Dat voor Merz' zijn winkel staat,
En ter eer van Jaap schrijft Koning
Een artikel van gewicht
In De Bode, Maarten Visser
Maakt een roerend schoon gedicht.
En nog velen in den omtrek
Die bezongen zyn door my,
Zullen stellig tot U komen
Jub'len op myn feestgetij.
En 'tzal by U heerlijk klinken
Hun harmonisch feestgezang:
„Jaap, de dichter, dat hy leve,
„Dat hjj leve, bljj en langl"
Vergadering van den Raad der gemeente
Oude Niedorp, gehouden op Woensdag 17
April 1907, voorm. 11 uur.
Voorz. de heer A. Wonder Pz., Burge
meester—Secretaris.
Afwezig met kennisgeving de beerKriller,
wegens ongesteldheid.
Voorz. opent met het gebruikelijke welkom
de vergadering, waarna de notulen worden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen is:
le. een schrijven van hot bestuur der
Protestantsche Armvoogdy', vergezeld van
eene bylage, waarbij door hen toegezonden
wordt een overzicht over het geldelijk beheer
over 1906, vanaf 18 Sept. 1906.
Nu voor kennisgeving aangenomen, daar
straks de leden van genoemde instelling zelf
komen om de rekening over te leggen.
2e. een schrijven van de Gezondheidscom
missie te Hoorn, d.d. 13 April j.1., waarbij
rekening en verantwoording over 1906 is
ingesloten, vergezeld van de noodigo toelich
ting. Terugzonding van deze laatste wordt
niet verlangd.
Wel worden blyken van goed-of afkeuring
ingewacht voor 20 Mei a.s.
De rekening zelf teit in ontvangst f2693.45},
in uitgaaf daarentegen f 1577.54$, batig saldo
dus f 1115.91. Voor kennisgeving aangenomen.
3e. een schrijven van 't bestuur der Pro
testantsche Armvoogdy d.d. 11 April j.1.
houdende bericht, dat de huur van het raad
huis onder de gestelde voorwaarden wordt i
aanvaard.
4e. een verzoek van het bestuur van den
Slootgaard polder, gericht aan Burgemeester
en Wethouders.
Daarin wordt de aandacht gevestigd op
de zoogenaamde Zydewinder brug, die in
slechten staat is en tot nog toe door genoemd
bestuur alleen werd onderhouden. Dit vindt
mon echter niet goed, want sinds lang heb
ben velo menschen bjj dezen polder ook veel
nut van de brug. Andere bruggen in deze
gemeente worden ook vanwege het gemeente
bestuur onderhouden, redenen waarom de
verzoekers wel in ernstige overweging geven
ook deze brug van gemeentewege te onder
houden.
Voorz. wenscht het schrijven direct in be
handeling te nemen.
De heer Van der Oord verklaart met de
zaak minder bekend te zyn.
Voorz. wyst er op, dat ze (het bestuur des
polders) van 't onderhoud af willen en 't
Dagel. Bestuur heeft straks ook al het schrij
ven overwogen, 't Resultaat daarvan is, dat
het aan den Raad thans voorstelt om de helft
by te dragen in de kosten, welke nu de
vernieuwing met zich zal brengen. Echter
zal die bijdrage de som van f100.— niet te
boven mogen gaan. En alleen in de ver-
nieuwingskosten, niet in de kosten van ge
woon onderhoud zal worden bijgedragen. Ook
zal de begrooting van onkosten door 't pol
derbestuur moeten worden overgelegd.
Dat de brug tot nut der gemeente Oude
Niedorp strekt, erkennen B. en W. en 't is
dan ook daarom, dat deze toezegging tot
bijdrage in kosten door hen wordt voorge
steld.
Voorz. zou echter, nu het polderbestuur
zelf eenmaal de brug heeft doen bouwen deze
niet heelemaal in onderhoud door de ge
meente willen zien ovorgenomen.
De heer Stam vindt de brug voor Oude
Niedorp ook wel nuttigvan dezen kant af,
is ze zelfs onmisbaar te achten.
De heer Hille .stemt daarmede in, doch by
hem rijzen bezwaren, waar men in den
Slootgaard meent, dat de brug in onderhoud
niet meer aan henzelf toekomt.
Tot dat denkbeeld zyn ze naar sprekers
oordeel zeker gekomen, doordat nu daar ter
plaatse al sinds jaren een communicatieweg
is. Dat is reeds vanaf 1882 het geval, dus
25 jaren zyn ze in den Slootgaard reeds in
het vol en ongestoord genot van dien com
municatieweg geweest, ontstaan na 't aan
leggen in dat jaar van een verbindingsweg
naar een naburig plaatsje.
In plaats van eerst na 25 jaren, hadden
ze dus naar sprekers inzien wel wat eerder
met hunne meening in deze voor den dag
kunnen komen. Zonder tegenzin kan de heer
Hille echter meegaan om in de vernieuwing
de helft by te dragen, als zooeven nader werd
bepaald, hoewel hy gelooft, dat de gemeente
zulk eene bijdrage niet behoeft te geven.
De heer Van der Oord oordeelt, dat de
Slootgaard meer behoefte zal hebben aan de
verbinding met Zijdewind, dan omgekeerd.
Do billijkheid om wat aan de vernieuwing
by te dragen, erkent spreker echter.
De door B. en W. voorgestelde bijdrage
wordt met algemeene stemmen goedgekeurd,
terwjjl het beoordeelen van de noodige her
stelling alleen aan B. en W. wordt
overgelaten, zonder dat zich daarin de geheele
Raad mengt.
Volgt het door B. en W. opgemaakte ver- j
slag over het openbaar lager onderwijs in
1906. Daaruit deelen wy mede:
Te Oude Niedorp bevat de school 2 lokalen.
Te Zijdewind 3, in elk waarvan 50 leerlin
gen kunnen worden geplaatst. In Oude
Niedorp daarentegen in ieder lokaal 48. Dat
het aantal leerlingen bedroeg te Oude Niedorp
tusschen 53 en 40; te Zydewind tusschen
133 en 129. Het herhalingsonderwys werd
gegeven aan 8 jongens te Oude Niedorp en
aan 12 te Zydewind. Te Oude Niederp zoo
wel als in Zydewind namen er 7 meisjes
aan deel.
Komt ter tafel het verslag over den toe
stand der gemeente, dat wegens zy'ne uit
gebreidheid niet wordt gelezen, maar voor
elk raadslid ter lezing verkrijgbaar wordt
gesteld.
Het kohier voor de Hondenbelasting is
door Burg. en Weth. opgemaakt tot een
bedrag van f 106.50. Er komen 71 honden
op voor, a fl.50 aangeslagen.
Voorz. brengt ter sprake een verzoek van
de Zydewinder Kiesvereeniging „Eendracht
maakt Macht", tellende 73 leden, die om
een stembureau, te Zydewind op te richten,
vragen. Daarover staakten in eeno vorige
vergadering de stemmen en wy'1 na gehou-
deno stemming over eene zaak naar 's Voor
zitters meening nadere bespreking niet
noodig is, gaat de Raad, na eerst even in
comité te zyn geweest, weldra tot stemming
over.
De hoeren Stam, Ligthart, Van der Oord
en Strybis zyn vóór en de heeren Hille en
en Over tegen inwilliging van het door
„Eendracht maakt Macht" gedane verzoek.
Nu is dus, behoudens nad re goedkeuring,
het verzook ingewilligd.
Voorz. merkt op, dat tengevolge van dezen
uitslag der stemming, nu de gemeente in
2 stemdistricten zal worden verdeeld.
Algonieen wordt goedgevonden de schei
ding daarvan te laten vallen gelyk met die
der schooldistricten.
Met dat al wou Voorz. nu het op de
agenda staande bonoemen van een stem
bureau, daarvan afvoeren, om zulks op eene
volgende vergadering te doen.
Goedgevonden.
Aangezien de heer Stam als lid van het
Burgerly'k Armbestuur moet aftreden, moet
benoeming van een lid als zoodanig plaats
vinden. Hjj is echter herkiesbaar. De heer
Stam, hoogbejaard als hy is, wil feitely'k
liever niet meer in aanmerking komen, doch
de Raad wil hem liever nog behouden. 5 van
de 6 stemmen (1 blanco) worden op hem
uitgebracht.
De heer Stam, ziende de waardeering die
uit de houding van den Raad sprak, neemt
de benoeming toch aan.
Het punt: vergoeding door de Banne
O.-Niedorp te geven aan 't gemeentebestuur,
voor gebruik van 't raadhuis, benevens vuur
en licht, wordt nog aangehouden.
Rondvraag levert niets op.
Schorsing der zitting tot half 2.
Op dat uur heropening en komt ter tafel
een advies van de Gezondheidscommissie
gezeteld te Hoorn, door den Raad gevraagd
inzake de behandeling van de algemeene
politieverordening.
In dat advies zyn diverse bemerkingen
op het ontwerp der politieverordening vervat.
Op enkele uitzonderingen na, willen B. en
W. de aanmerkingen der Commissie ter
harte nemen en naar haar inzicht wijziging
aanbrengen.
Na voorlezing van een en ander vindt de
Raad goed, dat in deze naar 't idee van B.
en W. wordt gehandeld.
Ter zitting zyn verschenen de Protestant
sche Armv. de heeren D. Wonder, J. Nagelhout
en P. Agenant, om rekening en verantwoor
ding over het beheer vanaf 18 Septemoer
1906 tot ultimo December van dat jaar, te
doen.
De heer J. Nagelhout als secretaris legt
de rekening en de daarby' behoorende be
scheiden over. Daaruit blykt, dat het saldo
van 1906 was f983.18, by' de overname op
18 Sept. j.1. de ontvangsten bedragen
f2587.38, de uitgaven f 1622.48}, een
batig saldo dus van f964.89}.
Alles behoorly'k nagezien zynde, wordt de
rekening in orde bevonden.
Voorz. wyst er op, dat, desverlangd, het
bestuur gaarne bereid is, nadere inlichtingen
te geven.
De heer Hille acht zulks echter niet noodig
en zogtwe kennen de posten van de raming
niet; de begrooting evenmin. Alleen kunnen
we ontvangst en uitgaaf zien en dat klopt.
En we willen vertrouwen, dat verder alles
in oide is. We kennen de eigendommen
van de administratie niet. En dus: in bij
zonderheden kunnen we d'r toch niet over
oordeelen.
Voorz. wil het treden in byzondei heden
ook liever uitstellen tot de begrooting. Da's
beter en die moet vóór 1 November volgens
art. 10 reglement overgelegd worden, dan
krygt men over alles beter inzicht. By
monde des Voorzitters worden de Arm
voogden bedankt en de zaak opnieuw in
hunne zorg aanbevolen.
Nu volgt rekening Burgerlyk Armbestuur
over 1906de daarvan vertegenwoordigde
leden zyn (nadat de heer K. Bos als zoodanig
mede is verschonen) de heeren J. Stam, J.
Ligthart, C. Over Kz. en K. Bos.
Ontvangsten f2064.35, uitgaven f205185,
een batig saldo dus van f 12.60.
Ook deze rekeningen worden goedgekeurd
en de vier heeren bedankt voor hunne zorgen,
waarin deze zaak ook opnieuw wordt aan
bevolen.
Sluiting volgt.
Aan den heer D. T. Uden Masman,
predikant by de Ned. Herv. gemeente te
Petten c.a., is op zyn verzoek en na 42-jarigen
dienst eervol emeritaat verleend met ingang
van 15 Mei a.s.
VERGADERING van den Raad der
gemeente IVieuwe Niedorp, gehouden op
Woensdag den 17en April 1907, voorm.
11 uur.
Voorz. do Burgemeester, de heer Jb. v. d.
Stok.
Afwezig de heer De Moor.
Voorz. opent de vergadering, waarna
lezing en goedkeuring der notulen volgt.
Ingekomen
a. een dankbetuiging van den onderwyzer
K. Brouwer voor de felicitatie en vooral
ook voor de verhooging (met f 50.—) van
zyne jaarwedde;
b. een dankbetuiging van den onderwyzer
S. Prins, voor de f 50.verhooging zijner
jaarwedde;
c. de rekening en verantwoording van
de Gezondheidscommissie te Hoorn over 1906.
Ontvangst f 2693.45}, uitgaaf f 1577.54},
batig saldo f 1115.91.
Met algemeene stemmen goedgekeurd.
d- Van 't bestuur der Vereeniging tot
exploitatie van een proeftuin oen verzoek
om subsidie voor 't dienstjaar 1908. Met
algemeene stemmen besloten, to behandelen
by de begrooting voor 1908.
De Raad gaat in comité.
Na heropening verschynen nog ter verg.
de Armvoogden, de heeren J. Stammes,
J. B. Wilken, Jb. de Vries en H. Dekker
en hun boekhouder de heer S. Prins. Mede nog
do Weesmeester de hr. D. v. d. Stok, de beide
andere Weesmeesters de heeren Jb. Kuil
man en P. Koopman zyn reeds aanwozig.
De Vóorz. heet de heeren hartelijk welkom
in deze vergadering, waarin do rekeningen
zullen worden behandeld en vooral den
heer Stammes, die van een ernstige ziekte
is hersteld.
Voorz. doet nu rapport omtrent do uit
komsten der rekening van de Weezen-
administratie. De ontvangsten bodragon
f 17278.59, de uitgaven bedragen f 15473.99},
batig saldo f 1804.66}.
De staat van bezittingen wyst aan eene
som van f 108052.16}. Niemand vraagt
eenige nadere inlichtingen en de rekening
wordt voorgood vastgesteld.
By monde van den Voorz. wordt aan
Weesmeesters dank betuigd. Spr. meent:
zo zyn op den goeden weg en hy beveelt
de administratie in de belangstelling aan.
Thans volgt Armvoogdenrekening. Voorz.
brengt rapport uit. Ontvangsten f 9050.65}
uitgaven f 8835.68}, voordeolig saldo f 214.97.
Do mededeeling omtrent de onderdooien
volgt.
De bezittingen bedragen uit f 21695.55.
Met algemeene stemmen wordt besloten,
ook deze rekening, gehoord het rapport'
goed te keuren en vast te stellen. ;De
Voorz. brengt ook aan Armvoogdon éen
hartoly'k woord van dank, vooral omdat zy
met hun beperkte inkomsten hebben gewoe
kerd. Zy hebben getoond hunne taak
ernstig op te vatten en de administratie
wordt opnieuw in hunnen yver en toewijding
aanbevolen.
De heer De Moor komt tor vergadering.
Rondvraag volgt, doch levert niets op.
Onder dank volgt sluiting.