Zonnestofjes. Maar - - Zondag 5 Mei '07. 5Ie Jaargang. No. 4253. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Map tal. LXXXVIL Waardeering is 'n platgetreden weg; ieder wandelt er op. Waar wij nog voor staan en ons gevoelen niet durven kenbaar maken omtrent 'n persoon of zaak, daar zijn anderen reeds aan 't einde hunner beschouwingen en werpen ons de resultaten [daarvan als zoovele zekerheden voor de voeten. Wij hebben deze, zooal niet te aanvaarden, dan toch op te nemen, ze te bekyken en te onderzoeken, te toetsen aan onze eigen beschouwingen en ervaringen en op onze beurt ook daarover onze, zjj 't ook soms negatieve, waardeering uit te spreken. Waardeering is 'n weg met vele bijpaden. Ieder begint bij den hoofdweg, maar slaat, zonder dat hij 't zelf weet of anderen dit bemerken, 'n zijpad in. Invloeden van allerlei aard brengen daar het hunne toe bij, terwy'1 eerlijkheid en onbevangenheid vaak ver te zoeken zijn. Maar onbesproken blijft niets, en wie op de drukke markt van het leven zijn kraampje heeft opge slagen, zijn waren heeft uitgestald, zijn prijzen heeft gevraagd, moet er op rekenen, dat de marktgangers, de voorbijgangers, de ernstige kooplui, maar ook de slenteraars, de dagdieven, de would-be-kunstkoopers en kunstkenners als taxateurs optreden, als beoordeelaars, als critici, wier schouder ophalen of tonggeklak zijn toekomst voor goed aan brokken kan slaan. Als gij een liedje zingt, dat iedereen moet [hooren, Als gij een rede houdt, waar elk naar [luist'ren zal, Zoo wik en overweeg uw woorden wel te [voren, Want wees verzekerd, dat men critiseeren [zal. Moesten de menschen eigenlijk wel praten geleerd hebben Zou 't niet beter en ge lukkiger wezen, als we eens niet lezen en schrijven konden. Doen we soms niet 'n hoop kwaad met wat als zegen bedoeld was? Is onze gave van te kunnen spreken, te kunnen schrijven, te kunnen oordeelen, altijd 'n gave tot eigen en anderer voordeel Is 't er niet vaak mee als met 't bezit van geld, dat ook altijd geen zegen is? Weet 'n recensent wat hjj doet, als hij dichterhoop verijdelt Hij durft wel, wel zeker, 'n recensent durft bijna alles; maar weet hij ook wat hij doet om dan maar geen jnisdoet te zeggen 1 Wat bestaat 'n krantenmensch, als hij in lange kolommen, met woorden van spot en minachting, 'n jong en eerlijk pogend schilder zoo afbreekt, dat er de lappen bij hangen Is 't pogen alleen op zichzelf 't prijzen al niet waard Is 't mooi of edel, om over het vuur van geestdrift het koude water van nuchterheid en methodiek uit te storten Stonden de „anderen", die op 't Pinksterfeest van de Apostelen getuigden dat deze „vol zoeten wijns" waren, zooveel hooger dan die Apostelen Of hadden zij 't recht zoo te spreken Waardeering, beoordeeling, toetsing, nie mand ontkomt er aan. Wie niet beoordeeld en besproken wil worden, had moeten be ginnen met niet te worden geboren. Geen ding, of 't wordt geprezen of afgekeurd. Als David voor de ark danst, blij dat zijn god weer terugkeert, wordt hij door zijn vrouw schamper toegesproken, dat hjj zich nu „wel koninklijk heeft aangesteld"; en David, die haar waardeering missen kan, antwoordt haar even ruw terug, en zegt, dat hjj ver heerlijkt zal worden door hare dienstmaag den. Maar andere menschen, ernstiger dan Koning David, hadden zich 't woord aange trokken en naar allen schyn geleden onder dit gebrek aan waardeering voor wat in zjjn eigen oog zoo goed was. We leven allen in 'n wederzijdsch en wederkeerig misverstand; de een begrijpt den ander niet en het nobel streven van A wordt door B beoordeeld als misdaad, of openbaring van 'n verward brein. Als er onder duizend menschen elkaar maar twee begrijpen konden, dan zou er al heel wat minder verwarring wezenmaar ik geloof niet, dat ze er zy'n. Ik althans zou ze niet kunnen aanwijzen. Waar niettemin toch vrede is en w.ederzydsche waardeering, daar moet dit veeleer gesteld worden op reke- ROMAN van OTTO VAN LEITGEB. 38 o Hoofdstuk XXIV. Elinore's diep geschokt gemoed vond in de lange uren van dezen nacht geen andere rust, dan dat de buitengewone vermoeienis haar ten slotte bracht in een toestand van verdooving. Maar zjj ontwaakte reeds, toen de eerste stralen van het morgenlicht door de gordijnen naar binnen drongen. De her innering aan de laatste uren scheen haar een verwarde droom. Een hatelijke, terug- stootende droom, van welks invloed zjj zich trachtte te bevrijden. Iemand, die volstrekt geen aanspraak op bare vriendschap kon doen gelden, had een oogenblik van zwakte en diepe verslagenheid van haar, zich ten nutte gemaakt om baar nader te treden. Welk eene ontmoedigende, beleedigende gedachte was het, zich te herinneren, dat Evelaar nog op een antwoord van haar wachtte I Waarom had zjj hem dat dadelijk niet gegeven Door welken storm waren in haar ziel alle goede krachten lam geslagen, zoodat zy hare tegenwoordigheid van geest had verloren Het bewustzijn, dat het niet anders dan eene oabeschrjjtljjka, beuzelachtige bolee- diging was, die zy zelve als had uitgelokt, ning van sympathie en om des vredes wille. Do les, uit hoogen mond ons gegeven „oordeelt ganschelijk niet", is 'n onmogelijkheid gebleken, en het „oordeelt een rechtvaardig oordeelheeft ons alleen kunnen doordringen van den ernst, die elk oordeel eigen moet zyn. Maar het oordeel terug houden over 'n onderwerp, waar 'n onderwerp besproken wordt, is ondoenlijk. Wie 'n krijgsman ziet, meet zyn krachten; wie 'n harnas koopt, beproeft zyn weerstand. Wie ter markt komt,maakt vergelijkingen, en alsjde koop ge sloten is leert men koop en koopman kennen. Nóg 'nkwartje; nu voor St. Lucas, waar toe ik verleden week niet komen kon. Yier kleine en twee groote zalen vol schil derijen; een tentoonstelling waarvan verteld is geworden en gedrukt, dat ze niet „serieus", niet „gedegen" was, en „rammelde". Mis schien dat de verslaggever, die zulke harde woorden neerschreef, in 't entréezaaltje ge schrokken is van 'n paar vreemde dingen van Jan Sluijters en Maks, en toen op den loop gegaan is, de trappen af, de Jan Luy- kenstraat in, en in zyn verbouwereerdheid toen gedacht heeft, dat het't kwartje niet waard wasmaar als ik er by geweest was, dan had ik 'm tegen gehouden en 'm tot kalmte zien te brengen, want 'n kwartje was 't wel waard en 't bekijken nog meer. Ik kan me eigenlijk niet goed begrijpen, met welke oogen dan toch sommige men schen de dingen aanzien, want ik heb in die zalen geloopen, heel in myn eentje alleen 'nRoomsch priester en 'n jonge dame en de bewaker waren er nog drie volle uren, en ik heb zes velletjes met aantee- keningen gemaakt en ik heb veel, heel veel moois gezien. De priester ging er, evenals ik, nu en dan by zitten, en toen ik met hem in gesprek raakte ik ben zoo'n aan klampen deed 't me genoegen, ook by hem voor sommige der tentoongestelde schilderyen groote waardeering te ontdekken. Later vertelde hjj mjj, dat hjjzelf ook soms pro beerde te schilderen, maar nog nooit iets had durven exposeeren. Ik kreeg den in druk, dat hy even ver was in't schilderen, als ik in 'tschrijven van verzen; maar dat hy bescheidener was. Toen ik voor myn on bescheidenheid 'n excuus vond de duivel heeft 'n excuus by de hand voor elke ondeugd in myn verlegenheid om rijksdaalders, toen hebben we over verzenmakers en schil ders, over velen van die, wier levensbezigheid als „roeping" beschouwd wordt altyd door zichzelven, soms door anderen, zelden door 'n verstandig mensch hartelyk gelachen. Maar nu de tentoonstelling. 'nPaar namen blijven u vanzelf byniet altijd om 't schoons, dat zy leverden. Of Jan Sluijters mooi schildert, weet ik niet. Ik begrijp die soort van kunst zeker niet, want ik vind ze leelyk. Is die gekke meid met die idiote oogen misschien mooi? Ik vraag niet of die meid mooi is, maar of die schilderij mooi is; en dan zeg ik, dat ik 't ding nog niet cadeau wil hebben. Is dat wintergezichtje mooi? Ik haal myn schou ders op. VolgtMaks. Diens dansles is iets raars; als 'tiets moois was, zou 'ter anders uitzien. Zjjn paarden voor 'n omni bus zyn heel wat beter, evenals sommige dingen van Jan Sluyters beter zyn, b.v. sommige van zijn café-chantant-meiden, maar die eene, die zich staat te wasschen, is 'n gedrocht. Zoo'n vrouwelijk wezen te zien, en daar was 'thier om te doen, dunkt mij 'n medicamentum probatum om 't zoenen af te leeren. Maks zond ook in 'n brok van de Seine met 'n brug, tenminste ik denk, dat hy er dit mee bedoelde en vereerde het „amon and G. Knap") maar 'tis te hopen, dat zyn vriendschap hooger staat, dan dit kunst product, want dat kon wel beter. Sommige dingen zijn dan ook beter, zooals b.v. die omnibuspaarden. Maks' grootste schilderij „Judith" maakt 'n vreemden, ruwen indruk en ik kan 'tmet den besten wil niet mooi vinden. Enkele zy'ner stukkon zyn verkocht. De inzendingen van Knap maken bijna alle een zeer aangenamen indruk. Zjjn „Kermisschuit onder de sneeuwis heel goed, en zijn achterhuisjes met hun somber waas niet minder. Maar als ik geld had, om iets op deze tentoonstelling te koopen, dan kocht ik iets van Bern. van Beek. Dat kleine pa neeltje met die zeven of acht schoven, of dat andere met dat schuitje op dien breeden vyver, dat ik Eenzaamheidzou willen noe men, of dat dorpsgezicht met dat kleine kerkje en dat schuitje tegen den wal aan, zyn dan toch wel zoo innig mooi en ge voelvol geschilderd, dat 't 'n lust is er telkens weer naar te kijken. De boerderij van Langeveld is misschien 'n beetje druk, maar 'tgeheel doet zeer aangenaam aan; en toen ik met anderen erover sprak, vond ik by de meesten myn eigen waardeering terug. Willy Sluijters zond 'npaar schilderstukken in, waarvan Strand bij stormweer 't mooist is. Die twee visschersmeisjes zyn knap weergegeven. en die zjj dan nu ook had moeten dulden, vervulde Laar met kwellende onrust Hare gedachten werden volkomen helder, en haar trots kastjjdde haar gedneht. Wat een ellendig komediespel, wat al buiche- larjj 1 Wat een belacheljjke leugen Zjj kon zich niet genoeg haasten, dezsn mar, die alles op het spel zette om haar te over meesteren, elke illusie te ontnemen. Zg sprong van hare legerstede op en liep naar het venster, dat zg wijd openstiet. Een onbedwingbaar verlangen naar bui ten, naar de frissche lucht, overviel haar. Als zg zich haastte, kon zg nog een paar uur voor zich hebben, vóór de anderen voor den dag zouden komen en vóór de ru moerige bedrijvigheid van het aanstaand vertrek zou aanvangen. Zg haastte zich met haar toilet, opende de deur en liep behoedzaam de trap af. Het was muis-stil in huis. Zg liep door den tuin en snoot de heer lijke ochtendlucht met diepe teugen in. Da zon moest weldra zich boven den horizon gaan vertoonen. Waarheen zou zg gaan Zjj dwaalt in gedachten naar het woud doch oensklaps blijft zjj verschrikt staan. Er is reeds iemand in het woud. Daar. bjj een omgevallen boom, zit een man, die haar strak aanstaart, met doffen blik, als was hjj zich niet bewust haar voor zich te zien. „Paul I Hoe kom jjj hier riep zg hem luide toe. Hij stond op en kwam naar haar toe. „Ik ben hierheen gekomen, omdat ik er zoo naar verlangde, je nog eenmaal te zien", zoide hg op doffsa toon. „Wel is waar Wat hier van Dake hangt, doet alweer, evenals dat in Arti, aan Daubigny denken, maar 'tis veel beter, veel beter dan dat in Arti. Een weiland met kooien in de zon van Monnikendam konden de pastoor en ik niet mooi vindon. Vindt Monnikendam 't zelf mooi 't Is te hopen dan is er althans één over content. Maar de meesten zullen wel eens iets mooiers van hem gezien hebben. In de derde zaal hangen veel pastels, onder andere een booinengroep van Piet Mondriaan, die alweer veel mooier is dan dat ding in Arti, waar geen mensch uit wys kan worden. De Meiboom van Schaap, die hier hangt, is veel kleiner en niet zoo mooi als van denzelfden schilder die andere Meiboom, die vier jaar geleden in dezelfde zaal hing. Uit dien mei boom woei de meibloesemgeur u tegen. Dit is 'n aardig geschilderd boomjge. Thérèse van DuijlSchicartze zond 'n meisje met bloemen, dat wel mooi is; maar die mannenkop, die er naast hangt, is beter van expressie. Enz. enz. enz. Er is te voel om alles op te noemen. Van C. F. J. Brands, een biddende non, heel goed, met een zilver bord naast zich, waarop rijksdaalders en guldens en dubbeltjes, waar 't toch altyd om te doen is. Toen ik daar den pastoor attent op maakte, lachte hjj. Hy was 'n verstandige baas en kon 'n grapje verdra gen. Van Legner, drie, vier dingen, alle bven mooi. De Heksendans uit „Macbeth" van Ger. de Boer heeft een historische fout. Als De Boer „Macbeth" gelezen had, zou hy weten, dat da heksen daarin baarden had Jen. En zoo kan ik voortgaan, nog wel 'n uur lang; maar 't zou den lezers vervelen, rnjj te veel tjjd kosten en mij 'n boozen brief van den uitgever bezorgen. Dus basta Aan een der lezers, die my verleden schreef over dat stervende aapje in 't Suasso, ant woord ik en passant, dat dit is van Gabriël Max. Het har.gt m dezelfde zaal waar de David voor Saul hangt, en een naaktstudie van Breitner. 't Is vlak achter de histo rische zaal; maar ge moet omloopen om er te komen. Hoe stond 't er ook weer „Niet serieus," „niet gedegen," „die rammelt" Ge achte toehoorderessen en toehoorders, ik heb de eer, het genoegen en de onderschei ding met den vorigen spreker van meening te verschillen, ik ben nog zelden op St. Lucas geweest, en heb er nog maar zelden by de drie uren vertoefd, dat ik myn tjjd zoo nuttig besteed achtte als dezen keer. Er is veel, heel veel moois te zien. Ik zou alweer kunnen beginnen b.v. met dat zelfportret van Janus Bleijs hij schryft Adri, maar hy heet Janus dat ontegenzeggelijk een meesterwerk is. Als de commissarissen van St. Lucas of de Heeren recensenten eens een vergelijk willen maken met wat hy vroeger leverde, b.v. met zijn „ruwe grondenvan vier jaren her, waar de malle kerel toen vier honderd gulden voor dorst te vragen, dan is dit zelfportret wel vierduizend waard; want 't is minstens tienmaal beter. Maar die „ruwe gronden" brachten, geloof ik, toen veertig gulden op, dus zal dit zelfportret Nu ja, 't is tienmaal heter; zeg 't dan maar. Maar hy zal 't er niet voor krijgen. En is dat winterlandschap van Xeno Mun- niïicliof niet mooi En dat dienstmeisje van Kaiser en dat biddende gezin van Aletta van Thol Buijsch? Zyn die niet mooi? Deze brief is zoo goed als geschreven, dus daar voor heb ik 't niet moor noodig, en de tentoonstelling heb ik goed gezien, maar als ik van de week lui over krijg, ga ik er heusch weer heen, want 't is de moeite waard. Zoo ben ik dan teruggekomen aan het punt, vanwaar ik uitgegaan ben, en ik her haalWaardeering is 'n platgetreden weg; ieder wandelt er op. Toen ik 't bovenstaande had voorgelezen aan de paar vrinden, die met my elkanders werk beoordeelen, om te voorkomen dat er geen al te groote enormiteiten do wereld ingaan, merkte er een op, dat ik buiten myn ljjn gegaan was. Den aanhef vond hij goed, omdat hy zoo wel eens een preek had hooren beginnenmaar toen ik terecht kwam op kunstgebied, vond hjj 't jam mer, dat ik met myn beschouwingen niet was gebleven op zedeljjk terrein. Of ik dwaalde in myn kunstwaardeering, zei hij niet; maar waarschijnlijk was hjj 't toch niet in alle opzichten met my eens. 't Zjj zoo. Misschien, als ik er eens voor ga zitten, dat ik wel iets schrjjven kan over waardeering in 't algemeun, waar deering van 't leven, van elkander, van wat ons omringt. Waardeering hangt zoo nauw samen met ons leven, onze vreugdo en pjjn, onze voordeelen en nadoelen, onze winsten en verliezenik zou byna zeggen met ons geluk, dat 't moeilijk zou zijn een leven te leven, dat vreemd is aan alle waardeering. Waar geen waardeering is, daar houdt 'n mensch op, zich te ontwik kelen, te groeien, te rjjpen. Onze waar wist ik zeil niet, hoe dat zon kunnen ge beuren maar zoo heb ik het mjj toch voorgesteld gedurende den langen tyd heden Dacht, toen ik in uw kamer de lamp zag branden. Ik wilde het beproeven, Het kwam mjj voor, dat ik den dag van gisteren zoo niet mocht laten verstrijken Ik was zelfs bang voor den nacht. Alsot die een geheel leven zou uitdooven. Elinore keek hem bevreemd aan. Zyn stem klonk zoo zonderling. „Ja", ging hg voort, „eigenlijk moet ik bekennen, dat dit toch een vruchteloos pogen zou zjjn. Maar, weetlater zou ik mg wel dichter bg huis gewaagd hebben; ik zou ja toch wel op de eene of andere wijze gfzien hebben „Wat zegt ge toch, Paul riep zg ang stig uit. „Ik begrjjp je niet". „Ach, je begrypt me niet"! Zjjnebleeke lippen vertrokken zich tot een bitteren lach. „Ik zal je alles zeggen Ik wilde je dus op deze wijze zien „Op deze wjjze herhaalde zg „Het zou mogelijk geweest zgn, dat een toeval mg jou had doen ontmoeten". Hij schudde neerslachtig het hoofd. Dit woord haat ik", antwoordde hg bgaa heftig. „Heel mjjn leven heb ik er naar gestreefd, het toeval zjjne heerschappij to ontwringen. Neen, niet het toeval een geheime stem. die niemand van ons kent, heeft je geleid. Dó&rom ben je nu hier, juist hierheen gekomen". „Daarom ben ik gekomen zeide sjj radeloos. „Elinore I" ging hg voort. „Moet ik niet gelooven, dat het een geheime macht is, die je zond? Wjj konden elkaar tosn niet voor het laatst gezien hebben". deering kan de maatstaf zyn voor onze eigen zedelijke of verstandelijke ontwikke ling. Alles goedvinden en prijzen gaat niet; maar uit alles leeren putten, is wel moge lijk. Onze pijnen doen ons jammeren, maar 't kunnen „groeipijnen" zijn, en daarom hare waarde hebben. Ja, ik zal over waardeering nog eens wat schryven, misschien dat dan mijzelf ook 'n hoop onaangename dingen in 'n ander licht voorkomen. Er is nog heel wat te leeren. Verleden week Donderdag heb ik de generale repetitie bijgewoond van „Die Jahreszeiten" van Haydn, waarin mevrouw Grumbacheide Jong, en de heeren Gerard Zalsman en Jac. Urlus als solisten optraden. Het spijt my zeer, dat ik geen jota verstand van muziek heb, wat zou daarover 'n mooi artikel te schryven zyn. Nu heb ik maar trouw den tekst zitten volgen, dien beeldig mooien tekst, en als ik niet meende, dat het meerendeel der Schagers hem beter kende dan ik, dan zou ik er stukken uit gaan citeeren. Laat my er toch 'n paar regels van overschrijven, n.1. die, waarin de lof gezongen wordt van den arbeid, van de vlijt: „Von dir, o Fleiss, komt alles Heil. Die Hütte, die uns schirmt, Die Wolle, die uns deckt, DieSpeise, die uns nahrt, Ist deine Gab', ist dein Geschenk. O Fleiss, o edler Fleiss, Von dir kommt alles Heil. Du flössest Tugend ein, Und rohe Sitten milderst du. Du wehrest Laster ab, Und reinigost der Menschen Herz. Du starkest Mut und Sinn, Zum Guton und zu jeder Pflicht." „Van u, o Vlijt, komt alle heil. De hut, die ons beschermt, De wol, die ons bedekt, De spjjze, die ons voedt, Is uwe gave en uw geschenk. O Vly't, o ed'le Vlyt, Van u komt alle heil. Gy boezemt deugden in, En ruwe zeden verzacht gy. Gy weert den laster af, En reinigt aller menschen hart, Gy sterkt onzen Moed en Zin Tot goed-doen en tot iedren plicht." Als ge dat hadt hooren zingen, eerst door de solisten en daarna door al die orgelende sopranen en tenoren, die alten en bassen, dan zoudt ge, evenals ik, toch ontroerd zyn geworden. Daar waren meer dan vier-hon- dord zangers te zamen. Dat klonk als 't overwinningslied, als den triomfzang van den arbeid, dien arbeid die 'n mensch adelt en gelukkig maakt. En dan iets verder in dien Herfstzang, dat duet tusschen Lukas und Hanne: „Lieben und geliebet werden Ist der Freuden höchster Gipfel, Ist des Lebens Wonn' und Giück." Zoudt ge 't niet willen beitelen op den wand van iedre woning? Zoudt ge 't niet willen schryven in 't hart van iederen mensch? Wat is toch dat wonderlijke in Haydn's muziek, waarvan ik niets weet, maar die my toch altyd zoo ontroert Dat eenvoudige spinliedjo, dat verhaal van Hanne maken van 'n mensch, wat Haydn zeker gewild heeft; maar niet, wat hy zelf dacht te zijn. En dan dat laatste deel van deze Iliado der Seizoenen, waar de herinnering aan de vergankelijkheid van al het aardsche schoon den toondichter stemt tot ernst en vroom geloof. 'tWas wonderlijk schoon. Als de Koningin den dag daarna maar de helft genoten heeft van wat ik dien Donder dagavond mocht genieten, dan zal Zy zich dien tocht naar 't Concertgebouw niet be klaagd hebben. H. d. H. Correspondentie. Aan G. G. Als de uitgever er niets tegen heeft, waarom dan niet? Ja, 't is 'n mooi boek. Een paar jaar geleden is 't voor den tweeden keer verschenen by P. N. van Kam pen en Zoon te Amsterdam. Ik heb er in den winter, die voorbij is, 'n lezing over gehouden; 't zal mij dus niet zoo moeilijk vallen, er 'n brief over te schryven. Neen, 't is niet zoo zwaar, 't vraagt alleen groote aandacht, en soms eens 'n paar bladzijden over lezen. H. d. H. Aan „Een nauwkeurig lezer"Ge hebt gelijk de Koningin droeg by haar intocht geen „grijs", maar 'n korenbloemblauw costuum, en de Prins had ook 'n andere uniform aan dan ik in myn brief gezegd heb. Ik kan u zelfs mededeelen, dat dit blauwe costuum geleverd is door de Firma Hirsch alhier op 't Leidsche Plein, en dat H. M. Hare hooge tevredenheid erover te kennen heeft gegeven. Maar wat ik in myn 86sten brief schreef over dien intocht en die costuums, was fictie en geen historie. Mij dacht, dat dit duidelyk te lezen stond in het derde gedeelte van myn brief, waar ik begon mot de woorden „Alles precies als 'n jaar geleden", enzoovoort^ Op zgn gelaat teekende zjjse diepe ge- mosdaontroering zich duidelyk st. En zjj zag het. Maar hare gedachten brachten haar geen raad. „Nig altjjd begrgp ik je tiet", zeido zjj met zachte, bewogen stem. „A.ch l hebben wg niet beiden jjj en ook ik ons gebogen gevoeld onder zwaren last En ia er toch ook niet voor ona beiden een licht opgegaan, waaraan wg geloof ien en dat zich hoog verheft boven het leven De waarheid, de vrjj- heid „Ja, de waarheid", herhaalde zg. „Het eenige dat bevrjjdt „Wanneer evenwel het liegen gestraft inoeat worden - riep hg hartstochtelijk uit. „Wanneer er eens van die vreeseljjke oogenblikken zouden zgn, waarin de waar- beid niet vrjj maakt, maar alleen de wildate tegenspraak ontketent, wanneer wg eens slaven bleken, die de waarheid weerden, omdat zg te machtig ia voor ons hart I Heb je niet gezegd, datje mg niet begreep Luister nu, naar wat ik voortdurend in mgn hart hoor, al die eindelooze uren doorHoornu zult go spoedig in de verte voor mg verdwijnen. In onbegrijpe lijke verte. Alsof ik niet meer in staat zou zgn, ja te erkennen. Welk een vreeso- ljjke afgrond kan den eenen dag van den ander scheiden! Bagrjjp je mg nu? Nog eenmaal bsb je gestreden, nog een maal nagedacht. In dit nur ligt uw ziel nog wel overhoop met schuwheid, met twijfel en met al het goeds, waartoe gjj in staat was. Morgen of overmorgen komt het, dat geniet meer zult nadenken", Haar hart kromp ineen. Wat wist Paul? tot aan den „engelenbak" toe. De meeste lezers althans hier in Amsterdam hebben 't zóó verstaan, en ik had 't ook zoo bedoeld. Ik durf niet zeggen, dat ik zoo duidelijk schrijf, maar 't is toch altyd goed bij ver tellingen te bedenken, dat er 'n waarheid bestaat boven de historische waarheid. Uw predikant zou u dit door menig voorbeeld aan den Bijbel ontleend, duidelyk kunnen maken. H. d. H. Door FRITS SINGER. o—o— „Wel, vriend Albert, nog altyd niet den gladden ring aan den vinger En dat nog wel jy, die voor de instelling van den heili gen echt aitjjd zooveel lanzen gebroken hebt? Ben je by geval van zienswijze veranderd „O neen, Georg. Ik ben nog steeds een oprechte huwelykscandidaat, en ik verzuim ook niet het geringste van hetgeen my in die richting voorgeschreven is. Ik bezoek getrouwelijk danspartijen en réunions, ik onthoud my van alle geestigheden over schoonmama's, ik betaal jaarlijks minstens tweehonderd gulden voor bouquetten filippiens en andere attenties van dien aard, en ik permitteer my nooit in een sarcastisch lachen uit te barsten, wanneer ergens, van trouwen sprake is." „En toch loop je nog altoos ongepaard Er schieten toch, dunkt mjj, jaarlijks in Europa genoeg huwelijkscandidatessen uit den grond I Over gebrek aan productie van dat artikel behoeft men niet te klagen. Je hebt dus maar voor 't toetasten." „Jawel, voor 't toetasten! Daar knelt juist de schoen. Want, zie je, waardoor ontstaan er zooveel ongelukkige huwelijken Enkel door het snelle en ondoordachte toetasten. Daar worden twee luidjes by eene spring- party, op eene badplaats, of wel op de ijs baan aan elkaar voorgesteld, en als zjj elkaar amper driemaal gesproken hebben, dan zyn zy al bruid en bruigom. En vóór zy nog een vinger van eikaars hand behoorlijk kennen, is het uitzet al klaar, worden de trouwringen, de priester en de champagne al besteld, en wordt het voor altyd bindende ja uitgesproken. Maar dan komt het hin kende paard achteraan, dan beginnen over en weer de fouten en gebreken en al de verschillende aapjes uit de mouw te komen Neen, zie je, ik voor my, ik ben een voor zichtig mensch. Ik wil eerst nauwkeurig wikken en wegen, vóór ik my tot myn laat- sten snik verbind. Ik pak de zaak metho disch aan. KijkZie je dit kleine boekje in groen marokijn, dat ik hier by my heb Het draagt tot titel: „Maar". In dit boekje is aan elke presentabele jonkvrouw in den omtrek een blad gewijd. Op de ééne zijde staan hare goede eigenschappen genoteerd, en op de andere zyde schryf ik de „maren", die my van haar ter oore komen. Nu, de eerste, van wie de „maar-zyde" drie jaar lang blank gebleven is, die zal voor zoo ver er van haar kant geen bezwaar gemaakt wordt, natuurlijk tot mevrouw Ebert worden gepromoveerd. Je moet weten, dit boekje houd ik nu al sinds vy'f jaar by". „En heb je tot dusver nog geen enkel zoo vervelend puikje van volmaaktheid kunnen ontdekken „Neon. Maar ik geef den moed niet op. Ik blijf nog onverdroten verder zoeken." „Zoo zoo Nu, ik weet niet wat voor een scheepslading deugden je wel ver langt. Maar my dunkt toch, dat hier een hoop allervoortreffelijkste meisjes te vinden moeten zyn. Daar heb je by voorbeeld, om te beginnen, Bertha Hagemann." „Bertha Hagemann O, die staat in mijn boekje. Wacht eens even hier -■ Bertha Hagemann, op folio 16... Mooi figuurtje, aanvallig gezicht, blauwe oogen, in het bezit van al hare tanden, innemende manieren, lykt ook niet van verstand ont bloot. Maar „Maar?" „Maar toch onmogelijk. Hier staat 't: „Eénige dochter. Moeder leeft nog."" „Nu? En wat zou dat?" „Ja, beste Georg, dat schyn je niet te snappen. Eene éénige dochter van eene weduwe moet men nooit trouwen, want dan zit van de morgenkoffie tot het avondbrood de liefhebbende moeder by de beminde doch ter, en die twee bekonkelen dan alles met elkander ja, zjj conspireeren ook wel eens. Zooals je wel denken kunt, heeft dan de man niets in te brengen en ligt voor een oortje thuis." „Hm hm, ja ja, daar is wel iets van aan. Maar zeg mjj eens hoe denk je dan over Liesje Richter? Die heeft minstens zeven of acht broers en zusters." „Jawel maar voor de rest heeft zjj dan ook niets. Dat staat hier zwart op wit. Tal- rjjk gezin onbemiddeld. Veel varkens maken de spoeling dun. „Misschien heb ik reeds gekozen", zeide zg. „Misschien begrepen, dat het er nu op aan komt, lasten af te schudden, ketens te verbreken, teneinde tot de waarheid te komen en vrg te worden". Hg greep hare hand en trok die tot zich. „Zal ik je dwingen, de waarheid te bekennen vroeg hg scherp en om zgn mond vertoonde zich weder die hittere lach. „Weet je, dat het me te moede is, als was er vergift in mgn bloed gedrongen, dat mgn hart verteert Want zoo is het, wanneer wilde vertwgfeling als een fnrie iemand overvalt. Begin je nn al met me te begrjjpen Zjj dacht na. Haar laatste, schokkende onderhoud met Evelaar zjjn achterge houden brief kwamen haar in de gedachte. „Dus ook uw hart ligt onder den vloek van onrein wantrouwen zeide zjj. „Of staat uw geloot op zulke zwakke voeten, dat gjj het alleen kunt bewaren, wanneer gjj mjj bewaakt Deze laatste herinnering maakte het hem duideljjk, dat zjj hem begreep, Hot moest nu waarheid tusschen hen worden. Ten minste, zjj zou van hem alleen de WAarheid vernemen, Alle toestanden, welke zjj samen beleefd en doorleefd hadden, kwamen nu ia dit oogenblik helder voor zjjn geest en ver wekten bjj hem gevoelens van hartstocht, medeljjden en hardheid vertwijfeling ea zucht tot vergelding, liefde en vurig ver- lapgen een mengelmoes van de meest tegenstrijdige gevoeleaR en uit dien heksenketel steeg ten slotte de begeerte om haar alles te zeggen, haar te openbaren hoe hjj gehoopt, hoe hjj geleden had om harentwille. „Ja I" riep hg uit in matslooze vervoering.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5