Zonnestofjes.
Maar - -
Zondag 5 Mei '07.
5Ie Jaargang. No. 4253.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Map tal.
LXXXVIL
Waardeering is 'n platgetreden weg;
ieder wandelt er op. Waar wij nog voor
staan en ons gevoelen niet durven kenbaar
maken omtrent 'n persoon of zaak, daar
zijn anderen reeds aan 't einde hunner
beschouwingen en werpen ons de resultaten
[daarvan als zoovele zekerheden voor de
voeten. Wij hebben deze, zooal niet te
aanvaarden, dan toch op te nemen, ze te
bekyken en te onderzoeken, te toetsen aan
onze eigen beschouwingen en ervaringen en
op onze beurt ook daarover onze, zjj 't ook
soms negatieve, waardeering uit te spreken.
Waardeering is 'n weg met vele bijpaden.
Ieder begint bij den hoofdweg, maar slaat,
zonder dat hij 't zelf weet of anderen dit
bemerken, 'n zijpad in. Invloeden van
allerlei aard brengen daar het hunne toe
bij, terwy'1 eerlijkheid en onbevangenheid
vaak ver te zoeken zijn. Maar onbesproken
blijft niets, en wie op de drukke markt
van het leven zijn kraampje heeft opge
slagen, zijn waren heeft uitgestald, zijn
prijzen heeft gevraagd, moet er op rekenen,
dat de marktgangers, de voorbijgangers, de
ernstige kooplui, maar ook de slenteraars,
de dagdieven, de would-be-kunstkoopers en
kunstkenners als taxateurs optreden, als
beoordeelaars, als critici, wier schouder
ophalen of tonggeklak zijn toekomst voor
goed aan brokken kan slaan.
Als gij een liedje zingt, dat iedereen moet
[hooren,
Als gij een rede houdt, waar elk naar
[luist'ren zal,
Zoo wik en overweeg uw woorden wel te
[voren,
Want wees verzekerd, dat men critiseeren
[zal.
Moesten de menschen eigenlijk wel praten
geleerd hebben Zou 't niet beter en ge
lukkiger wezen, als we eens niet lezen en
schrijven konden. Doen we soms niet 'n
hoop kwaad met wat als zegen bedoeld
was? Is onze gave van te kunnen spreken,
te kunnen schrijven, te kunnen oordeelen,
altijd 'n gave tot eigen en anderer voordeel
Is 't er niet vaak mee als met 't bezit van
geld, dat ook altijd geen zegen is?
Weet 'n recensent wat hjj doet, als hij
dichterhoop verijdelt Hij durft wel, wel
zeker, 'n recensent durft bijna alles; maar
weet hij ook wat hij doet om dan maar
geen jnisdoet te zeggen 1 Wat bestaat 'n
krantenmensch, als hij in lange kolommen,
met woorden van spot en minachting, 'n
jong en eerlijk pogend schilder zoo afbreekt,
dat er de lappen bij hangen Is 't pogen
alleen op zichzelf 't prijzen al niet waard
Is 't mooi of edel, om over het vuur van
geestdrift het koude water van nuchterheid
en methodiek uit te storten Stonden de
„anderen", die op 't Pinksterfeest van de
Apostelen getuigden dat deze „vol zoeten
wijns" waren, zooveel hooger dan die
Apostelen Of hadden zij 't recht zoo te
spreken
Waardeering, beoordeeling, toetsing, nie
mand ontkomt er aan. Wie niet beoordeeld
en besproken wil worden, had moeten be
ginnen met niet te worden geboren. Geen
ding, of 't wordt geprezen of afgekeurd. Als
David voor de ark danst, blij dat zijn god
weer terugkeert, wordt hij door zijn vrouw
schamper toegesproken, dat hjj zich nu „wel
koninklijk heeft aangesteld"; en David, die
haar waardeering missen kan, antwoordt
haar even ruw terug, en zegt, dat hjj ver
heerlijkt zal worden door hare dienstmaag
den. Maar andere menschen, ernstiger dan
Koning David, hadden zich 't woord aange
trokken en naar allen schyn geleden onder
dit gebrek aan waardeering voor wat in
zjjn eigen oog zoo goed was.
We leven allen in 'n wederzijdsch en
wederkeerig misverstand; de een begrijpt
den ander niet en het nobel streven van A
wordt door B beoordeeld als misdaad, of
openbaring van 'n verward brein. Als er
onder duizend menschen elkaar maar twee
begrijpen konden, dan zou er al heel wat
minder verwarring wezenmaar ik geloof
niet, dat ze er zy'n. Ik althans zou ze niet
kunnen aanwijzen. Waar niettemin toch
vrede is en w.ederzydsche waardeering, daar
moet dit veeleer gesteld worden op reke-
ROMAN
van
OTTO VAN LEITGEB.
38 o
Hoofdstuk XXIV.
Elinore's diep geschokt gemoed vond in de
lange uren van dezen nacht geen andere
rust, dan dat de buitengewone vermoeienis
haar ten slotte bracht in een toestand van
verdooving. Maar zjj ontwaakte reeds, toen
de eerste stralen van het morgenlicht door
de gordijnen naar binnen drongen. De her
innering aan de laatste uren scheen haar
een verwarde droom. Een hatelijke, terug-
stootende droom, van welks invloed zjj zich
trachtte te bevrijden. Iemand, die volstrekt
geen aanspraak op bare vriendschap kon
doen gelden, had een oogenblik van zwakte
en diepe verslagenheid van haar, zich ten
nutte gemaakt om baar nader te treden. Welk
eene ontmoedigende, beleedigende gedachte
was het, zich te herinneren, dat Evelaar nog
op een antwoord van haar wachtte I Waarom
had zjj hem dat dadelijk niet gegeven
Door welken storm waren in haar ziel alle
goede krachten lam geslagen, zoodat zy hare
tegenwoordigheid van geest had verloren
Het bewustzijn, dat het niet anders dan
eene oabeschrjjtljjka, beuzelachtige bolee-
diging was, die zy zelve als had uitgelokt,
ning van sympathie en om des vredes
wille.
Do les, uit hoogen mond ons gegeven
„oordeelt ganschelijk niet", is 'n onmogelijkheid
gebleken, en het „oordeelt een rechtvaardig
oordeelheeft ons alleen kunnen doordringen
van den ernst, die elk oordeel eigen moet
zyn. Maar het oordeel terug houden over
'n onderwerp, waar 'n onderwerp besproken
wordt, is ondoenlijk. Wie 'n krijgsman ziet,
meet zyn krachten; wie 'n harnas koopt,
beproeft zyn weerstand. Wie ter markt
komt,maakt vergelijkingen, en alsjde koop ge
sloten is leert men koop en koopman kennen.
Nóg 'nkwartje; nu voor St. Lucas, waar
toe ik verleden week niet komen kon.
Yier kleine en twee groote zalen vol schil
derijen; een tentoonstelling waarvan verteld
is geworden en gedrukt, dat ze niet „serieus",
niet „gedegen" was, en „rammelde". Mis
schien dat de verslaggever, die zulke harde
woorden neerschreef, in 't entréezaaltje ge
schrokken is van 'n paar vreemde dingen
van Jan Sluijters en Maks, en toen op den
loop gegaan is, de trappen af, de Jan Luy-
kenstraat in, en in zyn verbouwereerdheid
toen gedacht heeft, dat het't kwartje niet
waard wasmaar als ik er by geweest was,
dan had ik 'm tegen gehouden en 'm tot
kalmte zien te brengen, want 'n kwartje
was 't wel waard en 't bekijken nog meer.
Ik kan me eigenlijk niet goed begrijpen,
met welke oogen dan toch sommige men
schen de dingen aanzien, want ik heb in
die zalen geloopen, heel in myn eentje
alleen 'nRoomsch priester en 'n jonge dame
en de bewaker waren er nog drie volle
uren, en ik heb zes velletjes met aantee-
keningen gemaakt en ik heb veel, heel veel
moois gezien. De priester ging er, evenals
ik, nu en dan by zitten, en toen ik met
hem in gesprek raakte ik ben zoo'n aan
klampen deed 't me genoegen, ook by hem
voor sommige der tentoongestelde schilderyen
groote waardeering te ontdekken. Later
vertelde hjj mjj, dat hjjzelf ook soms pro
beerde te schilderen, maar nog nooit iets
had durven exposeeren. Ik kreeg den in
druk, dat hy even ver was in't schilderen,
als ik in 'tschrijven van verzen; maar dat
hy bescheidener was. Toen ik voor myn on
bescheidenheid 'n excuus vond de duivel
heeft 'n excuus by de hand voor elke ondeugd
in myn verlegenheid om rijksdaalders,
toen hebben we over verzenmakers en schil
ders, over velen van die, wier levensbezigheid
als „roeping" beschouwd wordt altyd door
zichzelven, soms door anderen, zelden door
'n verstandig mensch hartelyk gelachen.
Maar nu de tentoonstelling.
'nPaar namen blijven u vanzelf byniet
altijd om 't schoons, dat zy leverden. Of
Jan Sluijters mooi schildert, weet ik niet.
Ik begrijp die soort van kunst zeker niet,
want ik vind ze leelyk. Is die gekke meid
met die idiote oogen misschien mooi? Ik
vraag niet of die meid mooi is, maar of die
schilderij mooi is; en dan zeg ik, dat ik 't
ding nog niet cadeau wil hebben. Is dat
wintergezichtje mooi? Ik haal myn schou
ders op. VolgtMaks. Diens dansles is
iets raars; als 'tiets moois was, zou 'ter
anders uitzien. Zjjn paarden voor 'n omni
bus zyn heel wat beter, evenals sommige
dingen van Jan Sluyters beter zyn, b.v.
sommige van zijn café-chantant-meiden,
maar die eene, die zich staat te wasschen,
is 'n gedrocht. Zoo'n vrouwelijk wezen te
zien, en daar was 'thier om te doen,
dunkt mij 'n medicamentum probatum om
't zoenen af te leeren.
Maks zond ook in 'n brok van de Seine
met 'n brug, tenminste ik denk, dat hy er
dit mee bedoelde en vereerde het „amon
and G. Knap") maar 'tis te hopen, dat zyn
vriendschap hooger staat, dan dit kunst
product, want dat kon wel beter. Sommige
dingen zijn dan ook beter, zooals b.v. die
omnibuspaarden. Maks' grootste schilderij
„Judith" maakt 'n vreemden, ruwen indruk
en ik kan 'tmet den besten wil niet mooi
vinden. Enkele zy'ner stukkon zyn verkocht.
De inzendingen van Knap maken bijna
alle een zeer aangenamen indruk. Zjjn
„Kermisschuit onder de sneeuwis heel goed,
en zijn achterhuisjes met hun somber waas
niet minder. Maar als ik geld had, om iets
op deze tentoonstelling te koopen, dan kocht
ik iets van Bern. van Beek. Dat kleine pa
neeltje met die zeven of acht schoven, of dat
andere met dat schuitje op dien breeden
vyver, dat ik Eenzaamheidzou willen noe
men, of dat dorpsgezicht met dat kleine
kerkje en dat schuitje tegen den wal aan,
zyn dan toch wel zoo innig mooi en ge
voelvol geschilderd, dat 't 'n lust is er telkens
weer naar te kijken. De boerderij van
Langeveld is misschien 'n beetje druk, maar
'tgeheel doet zeer aangenaam aan; en toen
ik met anderen erover sprak, vond ik by de
meesten myn eigen waardeering terug.
Willy Sluijters zond 'npaar schilderstukken
in, waarvan Strand bij stormweer 't mooist
is. Die twee visschersmeisjes zyn knap
weergegeven.
en die zjj dan nu ook had moeten dulden,
vervulde Laar met kwellende onrust
Hare gedachten werden volkomen helder,
en haar trots kastjjdde haar gedneht. Wat
een ellendig komediespel, wat al buiche-
larjj 1 Wat een belacheljjke leugen Zjj
kon zich niet genoeg haasten, dezsn mar,
die alles op het spel zette om haar te over
meesteren, elke illusie te ontnemen.
Zg sprong van hare legerstede op en
liep naar het venster, dat zg wijd
openstiet.
Een onbedwingbaar verlangen naar bui
ten, naar de frissche lucht, overviel haar.
Als zg zich haastte, kon zg nog een paar
uur voor zich hebben, vóór de anderen voor
den dag zouden komen en vóór de ru
moerige bedrijvigheid van het aanstaand
vertrek zou aanvangen.
Zg haastte zich met haar toilet, opende
de deur en liep behoedzaam de trap af.
Het was muis-stil in huis.
Zg liep door den tuin en snoot de heer
lijke ochtendlucht met diepe teugen in.
Da zon moest weldra zich boven den
horizon gaan vertoonen.
Waarheen zou zg gaan Zjj dwaalt in
gedachten naar het woud doch oensklaps
blijft zjj verschrikt staan. Er is reeds iemand
in het woud.
Daar. bjj een omgevallen boom, zit een
man, die haar strak aanstaart, met doffen
blik, als was hjj zich niet bewust haar voor
zich te zien.
„Paul I Hoe kom jjj hier riep zg
hem luide toe.
Hij stond op en kwam naar haar toe.
„Ik ben hierheen gekomen, omdat ik er
zoo naar verlangde, je nog eenmaal te zien",
zoide hg op doffsa toon. „Wel is waar
Wat hier van Dake hangt, doet alweer,
evenals dat in Arti, aan Daubigny denken,
maar 'tis veel beter, veel beter dan dat in
Arti. Een weiland met kooien in de zon
van Monnikendam konden de pastoor en ik
niet mooi vindon. Vindt Monnikendam
't zelf mooi 't Is te hopen dan is er althans
één over content. Maar de meesten zullen
wel eens iets mooiers van hem gezien hebben.
In de derde zaal hangen veel pastels,
onder andere een booinengroep van Piet
Mondriaan, die alweer veel mooier is dan
dat ding in Arti, waar geen mensch uit
wys kan worden. De Meiboom van Schaap,
die hier hangt, is veel kleiner en niet zoo
mooi als van denzelfden schilder die
andere Meiboom, die vier jaar geleden
in dezelfde zaal hing. Uit dien mei
boom woei de meibloesemgeur u tegen.
Dit is 'n aardig geschilderd boomjge.
Thérèse van DuijlSchicartze zond 'n meisje
met bloemen, dat wel mooi is; maar die
mannenkop, die er naast hangt, is beter van
expressie. Enz. enz. enz. Er is te voel om
alles op te noemen. Van C. F. J. Brands,
een biddende non, heel goed, met een zilver
bord naast zich, waarop rijksdaalders en
guldens en dubbeltjes, waar 't toch altyd
om te doen is. Toen ik daar den pastoor
attent op maakte, lachte hjj. Hy was 'n
verstandige baas en kon 'n grapje verdra
gen. Van Legner, drie, vier dingen, alle
bven mooi. De Heksendans uit „Macbeth"
van Ger. de Boer heeft een historische
fout. Als De Boer „Macbeth" gelezen had,
zou hy weten, dat da heksen daarin baarden
had Jen.
En zoo kan ik voortgaan, nog wel 'n
uur lang; maar 't zou den lezers vervelen,
rnjj te veel tjjd kosten en mij 'n boozen brief
van den uitgever bezorgen. Dus basta
Aan een der lezers, die my verleden schreef
over dat stervende aapje in 't Suasso, ant
woord ik en passant, dat dit is van Gabriël
Max. Het har.gt m dezelfde zaal waar de
David voor Saul hangt, en een naaktstudie
van Breitner. 't Is vlak achter de histo
rische zaal; maar ge moet omloopen om er
te komen.
Hoe stond 't er ook weer „Niet serieus,"
„niet gedegen," „die rammelt" Ge
achte toehoorderessen en toehoorders, ik
heb de eer, het genoegen en de onderschei
ding met den vorigen spreker van meening
te verschillen, ik ben nog zelden op
St. Lucas geweest, en heb er nog maar
zelden by de drie uren vertoefd, dat ik
myn tjjd zoo nuttig besteed achtte als
dezen keer. Er is veel, heel veel moois te
zien. Ik zou alweer kunnen beginnen b.v.
met dat zelfportret van Janus Bleijs hij
schryft Adri, maar hy heet Janus dat
ontegenzeggelijk een meesterwerk is. Als
de commissarissen van St. Lucas of de
Heeren recensenten eens een vergelijk
willen maken met wat hy vroeger leverde,
b.v. met zijn „ruwe grondenvan vier jaren
her, waar de malle kerel toen vier honderd
gulden voor dorst te vragen, dan is dit
zelfportret wel vierduizend waard; want
't is minstens tienmaal beter. Maar die
„ruwe gronden" brachten, geloof ik, toen
veertig gulden op, dus zal dit zelfportret
Nu ja, 't is tienmaal heter; zeg 't dan
maar. Maar hy zal 't er niet voor krijgen.
En is dat winterlandschap van Xeno Mun-
niïicliof niet mooi En dat dienstmeisje van
Kaiser en dat biddende gezin van Aletta van
Thol Buijsch? Zyn die niet mooi? Deze
brief is zoo goed als geschreven, dus daar
voor heb ik 't niet moor noodig, en de
tentoonstelling heb ik goed gezien, maar
als ik van de week lui over krijg, ga ik
er heusch weer heen, want 't is de moeite
waard.
Zoo ben ik dan teruggekomen aan het
punt, vanwaar ik uitgegaan ben, en ik her
haalWaardeering is 'n platgetreden weg;
ieder wandelt er op.
Toen ik 't bovenstaande had voorgelezen
aan de paar vrinden, die met my elkanders
werk beoordeelen, om te voorkomen dat
er geen al te groote enormiteiten do wereld
ingaan, merkte er een op, dat ik buiten
myn ljjn gegaan was. Den aanhef vond hij
goed, omdat hy zoo wel eens een preek
had hooren beginnenmaar toen ik terecht
kwam op kunstgebied, vond hjj 't jam
mer, dat ik met myn beschouwingen niet
was gebleven op zedeljjk terrein. Of ik
dwaalde in myn kunstwaardeering, zei hij
niet; maar waarschijnlijk was hjj 't toch
niet in alle opzichten met my eens.
't Zjj zoo. Misschien, als ik er eens voor
ga zitten, dat ik wel iets schrjjven kan
over waardeering in 't algemeun, waar
deering van 't leven, van elkander, van
wat ons omringt. Waardeering hangt zoo
nauw samen met ons leven, onze vreugdo
en pjjn, onze voordeelen en nadoelen, onze
winsten en verliezenik zou byna zeggen
met ons geluk, dat 't moeilijk zou zijn een
leven te leven, dat vreemd is aan alle
waardeering. Waar geen waardeering is,
daar houdt 'n mensch op, zich te ontwik
kelen, te groeien, te rjjpen. Onze waar
wist ik zeil niet, hoe dat zon kunnen ge
beuren maar zoo heb ik het mjj toch
voorgesteld gedurende den langen tyd
heden Dacht, toen ik in uw kamer de lamp
zag branden. Ik wilde het beproeven,
Het kwam mjj voor, dat ik den dag van
gisteren zoo niet mocht laten verstrijken Ik
was zelfs bang voor den nacht. Alsot die
een geheel leven zou uitdooven.
Elinore keek hem bevreemd aan. Zyn
stem klonk zoo zonderling. „Ja", ging hg
voort, „eigenlijk moet ik bekennen, dat
dit toch een vruchteloos pogen zou zjjn.
Maar, weetlater zou ik mg wel dichter
bg huis gewaagd hebben; ik zou ja toch
wel op de eene of andere wijze gfzien
hebben
„Wat zegt ge toch, Paul riep zg ang
stig uit. „Ik begrjjp je niet".
„Ach, je begrypt me niet"! Zjjnebleeke
lippen vertrokken zich tot een bitteren lach.
„Ik zal je alles zeggen Ik wilde je
dus op deze wijze zien
„Op deze wjjze herhaalde zg „Het
zou mogelijk geweest zgn, dat een toeval
mg jou had doen ontmoeten".
Hij schudde neerslachtig het hoofd.
Dit woord haat ik", antwoordde hg
bgaa heftig. „Heel mjjn leven heb ik er
naar gestreefd, het toeval zjjne heerschappij
to ontwringen. Neen, niet het toeval
een geheime stem. die niemand van ons
kent, heeft je geleid. Dó&rom ben je nu
hier, juist hierheen gekomen".
„Daarom ben ik gekomen zeide sjj
radeloos.
„Elinore I" ging hg voort. „Moet ik niet
gelooven, dat het een geheime macht is,
die je zond? Wjj konden elkaar tosn niet
voor het laatst gezien hebben".
deering kan de maatstaf zyn voor onze
eigen zedelijke of verstandelijke ontwikke
ling. Alles goedvinden en prijzen gaat niet;
maar uit alles leeren putten, is wel moge
lijk. Onze pijnen doen ons jammeren, maar
't kunnen „groeipijnen" zijn, en daarom hare
waarde hebben.
Ja, ik zal over waardeering nog eens wat
schryven, misschien dat dan mijzelf ook 'n
hoop onaangename dingen in 'n ander licht
voorkomen. Er is nog heel wat te leeren.
Verleden week Donderdag heb ik de
generale repetitie bijgewoond van „Die
Jahreszeiten" van Haydn, waarin mevrouw
Grumbacheide Jong, en de heeren Gerard
Zalsman en Jac. Urlus als solisten optraden.
Het spijt my zeer, dat ik geen jota verstand
van muziek heb, wat zou daarover 'n mooi
artikel te schryven zyn. Nu heb ik maar
trouw den tekst zitten volgen, dien beeldig
mooien tekst, en als ik niet meende, dat
het meerendeel der Schagers hem beter
kende dan ik, dan zou ik er stukken uit
gaan citeeren. Laat my er toch 'n paar
regels van overschrijven, n.1. die, waarin
de lof gezongen wordt van den arbeid, van
de vlijt:
„Von dir, o Fleiss, komt alles Heil.
Die Hütte, die uns schirmt,
Die Wolle, die uns deckt,
DieSpeise, die uns nahrt,
Ist deine Gab', ist dein Geschenk.
O Fleiss, o edler Fleiss,
Von dir kommt alles Heil.
Du flössest Tugend ein,
Und rohe Sitten milderst du.
Du wehrest Laster ab,
Und reinigost der Menschen Herz.
Du starkest Mut und Sinn,
Zum Guton und zu jeder Pflicht."
„Van u, o Vlijt, komt alle heil.
De hut, die ons beschermt,
De wol, die ons bedekt,
De spjjze, die ons voedt,
Is uwe gave en uw geschenk.
O Vly't, o ed'le Vlyt,
Van u komt alle heil.
Gy boezemt deugden in,
En ruwe zeden verzacht gy.
Gy weert den laster af,
En reinigt aller menschen hart,
Gy sterkt onzen Moed en Zin
Tot goed-doen en tot iedren plicht."
Als ge dat hadt hooren zingen, eerst door
de solisten en daarna door al die orgelende
sopranen en tenoren, die alten en bassen,
dan zoudt ge, evenals ik, toch ontroerd zyn
geworden. Daar waren meer dan vier-hon-
dord zangers te zamen. Dat klonk als 't
overwinningslied, als den triomfzang van
den arbeid, dien arbeid die 'n mensch adelt
en gelukkig maakt.
En dan iets verder in dien Herfstzang, dat
duet tusschen Lukas und Hanne:
„Lieben und geliebet werden
Ist der Freuden höchster Gipfel,
Ist des Lebens Wonn' und Giück."
Zoudt ge 't niet willen beitelen op den
wand van iedre woning? Zoudt ge 't niet
willen schryven in 't hart van iederen mensch?
Wat is toch dat wonderlijke in Haydn's
muziek, waarvan ik niets weet, maar die
my toch altyd zoo ontroert Dat eenvoudige
spinliedjo, dat verhaal van Hanne maken
van 'n mensch, wat Haydn zeker gewild
heeft; maar niet, wat hy zelf dacht te zijn.
En dan dat laatste deel van deze Iliado
der Seizoenen, waar de herinnering aan de
vergankelijkheid van al het aardsche schoon
den toondichter stemt tot ernst en vroom
geloof. 'tWas wonderlijk schoon.
Als de Koningin den dag daarna maar de
helft genoten heeft van wat ik dien Donder
dagavond mocht genieten, dan zal Zy zich
dien tocht naar 't Concertgebouw niet be
klaagd hebben. H. d. H.
Correspondentie.
Aan G. G. Als de uitgever er niets tegen
heeft, waarom dan niet? Ja, 't is 'n mooi
boek. Een paar jaar geleden is 't voor den
tweeden keer verschenen by P. N. van Kam
pen en Zoon te Amsterdam. Ik heb er in
den winter, die voorbij is, 'n lezing over
gehouden; 't zal mij dus niet zoo moeilijk
vallen, er 'n brief over te schryven. Neen,
't is niet zoo zwaar, 't vraagt alleen groote
aandacht, en soms eens 'n paar bladzijden over
lezen. H. d. H.
Aan „Een nauwkeurig lezer"Ge hebt gelijk
de Koningin droeg by haar intocht geen
„grijs", maar 'n korenbloemblauw costuum, en
de Prins had ook 'n andere uniform aan
dan ik in myn brief gezegd heb. Ik kan
u zelfs mededeelen, dat dit blauwe costuum
geleverd is door de Firma Hirsch alhier op
't Leidsche Plein, en dat H. M. Hare hooge
tevredenheid erover te kennen heeft gegeven.
Maar wat ik in myn 86sten brief schreef
over dien intocht en die costuums, was fictie
en geen historie. Mij dacht, dat dit duidelyk
te lezen stond in het derde gedeelte van
myn brief, waar ik begon mot de woorden
„Alles precies als 'n jaar geleden", enzoovoort^
Op zgn gelaat teekende zjjse diepe ge-
mosdaontroering zich duidelyk st. En zjj
zag het. Maar hare gedachten brachten
haar geen raad.
„Nig altjjd begrgp ik je tiet", zeido zjj
met zachte, bewogen stem.
„A.ch l hebben wg niet beiden jjj
en ook ik ons gebogen gevoeld onder
zwaren last En ia er toch ook niet
voor ona beiden een licht opgegaan, waaraan
wg geloof ien en dat zich hoog verheft
boven het leven De waarheid, de vrjj-
heid
„Ja, de waarheid", herhaalde zg. „Het
eenige dat bevrjjdt
„Wanneer evenwel het liegen gestraft
inoeat worden - riep hg hartstochtelijk uit.
„Wanneer er eens van die vreeseljjke
oogenblikken zouden zgn, waarin de waar-
beid niet vrjj maakt, maar alleen de wildate
tegenspraak ontketent, wanneer wg eens
slaven bleken, die de waarheid weerden,
omdat zg te machtig ia voor ons hart I
Heb je niet gezegd, datje mg niet begreep
Luister nu, naar wat ik voortdurend
in mgn hart hoor, al die eindelooze uren
doorHoornu zult go spoedig in de
verte voor mg verdwijnen. In onbegrijpe
lijke verte. Alsof ik niet meer in staat
zou zgn, ja te erkennen. Welk een vreeso-
ljjke afgrond kan den eenen dag van den
ander scheiden! Bagrjjp je mg nu?
Nog eenmaal bsb je gestreden, nog een
maal nagedacht. In dit nur ligt uw ziel
nog wel overhoop met schuwheid, met twijfel
en met al het goeds, waartoe gjj in staat
was. Morgen of overmorgen komt het, dat
geniet meer zult nadenken",
Haar hart kromp ineen. Wat wist
Paul?
tot aan den „engelenbak" toe. De meeste
lezers althans hier in Amsterdam
hebben 't zóó verstaan, en ik had 't ook zoo
bedoeld.
Ik durf niet zeggen, dat ik zoo duidelijk
schrijf, maar 't is toch altyd goed bij ver
tellingen te bedenken, dat er 'n waarheid
bestaat boven de historische waarheid. Uw
predikant zou u dit door menig voorbeeld
aan den Bijbel ontleend, duidelyk kunnen
maken. H. d. H.
Door
FRITS SINGER.
o—o—
„Wel, vriend Albert, nog altyd niet den
gladden ring aan den vinger En dat nog
wel jy, die voor de instelling van den heili
gen echt aitjjd zooveel lanzen gebroken
hebt? Ben je by geval van zienswijze
veranderd
„O neen, Georg. Ik ben nog steeds een
oprechte huwelykscandidaat, en ik verzuim
ook niet het geringste van hetgeen my in
die richting voorgeschreven is. Ik bezoek
getrouwelijk danspartijen en réunions, ik
onthoud my van alle geestigheden over
schoonmama's, ik betaal jaarlijks minstens
tweehonderd gulden voor bouquetten filippiens
en andere attenties van dien aard, en ik
permitteer my nooit in een sarcastisch lachen
uit te barsten, wanneer ergens, van trouwen
sprake is."
„En toch loop je nog altoos ongepaard
Er schieten toch, dunkt mjj, jaarlijks in
Europa genoeg huwelijkscandidatessen uit
den grond I Over gebrek aan productie van
dat artikel behoeft men niet te klagen. Je
hebt dus maar voor 't toetasten."
„Jawel, voor 't toetasten! Daar knelt juist
de schoen. Want, zie je, waardoor ontstaan
er zooveel ongelukkige huwelijken Enkel
door het snelle en ondoordachte toetasten.
Daar worden twee luidjes by eene spring-
party, op eene badplaats, of wel op de ijs
baan aan elkaar voorgesteld, en als zjj
elkaar amper driemaal gesproken hebben,
dan zyn zy al bruid en bruigom. En vóór zy
nog een vinger van eikaars hand behoorlijk
kennen, is het uitzet al klaar, worden de
trouwringen, de priester en de champagne
al besteld, en wordt het voor altyd bindende
ja uitgesproken. Maar dan komt het hin
kende paard achteraan, dan beginnen over
en weer de fouten en gebreken en al de
verschillende aapjes uit de mouw te komen
Neen, zie je, ik voor my, ik ben een voor
zichtig mensch. Ik wil eerst nauwkeurig
wikken en wegen, vóór ik my tot myn laat-
sten snik verbind. Ik pak de zaak metho
disch aan. KijkZie je dit kleine boekje in
groen marokijn, dat ik hier by my heb
Het draagt tot titel: „Maar". In dit boekje
is aan elke presentabele jonkvrouw in den
omtrek een blad gewijd. Op de ééne zijde
staan hare goede eigenschappen genoteerd,
en op de andere zyde schryf ik de „maren",
die my van haar ter oore komen. Nu, de
eerste, van wie de „maar-zyde" drie jaar
lang blank gebleven is, die zal voor zoo
ver er van haar kant geen bezwaar gemaakt
wordt, natuurlijk tot mevrouw Ebert
worden gepromoveerd. Je moet weten, dit
boekje houd ik nu al sinds vy'f jaar by".
„En heb je tot dusver nog geen enkel zoo
vervelend puikje van volmaaktheid kunnen
ontdekken
„Neon. Maar ik geef den moed niet op.
Ik blijf nog onverdroten verder zoeken."
„Zoo zoo Nu, ik weet niet wat voor
een scheepslading deugden je wel ver
langt. Maar my dunkt toch, dat hier een
hoop allervoortreffelijkste meisjes te vinden
moeten zyn. Daar heb je by voorbeeld, om
te beginnen, Bertha Hagemann."
„Bertha Hagemann O, die staat in
mijn boekje. Wacht eens even hier
-■ Bertha Hagemann, op folio 16... Mooi
figuurtje, aanvallig gezicht, blauwe oogen,
in het bezit van al hare tanden, innemende
manieren, lykt ook niet van verstand ont
bloot. Maar
„Maar?"
„Maar toch onmogelijk. Hier staat 't:
„Eénige dochter. Moeder leeft nog.""
„Nu? En wat zou dat?"
„Ja, beste Georg, dat schyn je niet te
snappen. Eene éénige dochter van eene
weduwe moet men nooit trouwen, want dan
zit van de morgenkoffie tot het avondbrood
de liefhebbende moeder by de beminde doch
ter, en die twee bekonkelen dan alles met
elkander ja, zjj conspireeren ook wel eens.
Zooals je wel denken kunt, heeft dan de
man niets in te brengen en ligt voor een
oortje thuis."
„Hm hm, ja ja, daar is wel iets van aan.
Maar zeg mjj eens hoe denk je dan over
Liesje Richter? Die heeft minstens zeven
of acht broers en zusters."
„Jawel maar voor de rest heeft zjj dan
ook niets. Dat staat hier zwart op wit. Tal-
rjjk gezin onbemiddeld. Veel varkens
maken de spoeling dun.
„Misschien heb ik reeds gekozen", zeide
zg. „Misschien begrepen, dat het er nu
op aan komt, lasten af te schudden, ketens
te verbreken, teneinde tot de waarheid te
komen en vrg te worden".
Hg greep hare hand en trok die tot
zich. „Zal ik je dwingen, de waarheid te
bekennen vroeg hg scherp en om zgn
mond vertoonde zich weder die hittere
lach. „Weet je, dat het me te moede is,
als was er vergift in mgn bloed gedrongen,
dat mgn hart verteert Want zoo is
het, wanneer wilde vertwgfeling als een
fnrie iemand overvalt. Begin je nn al met
me te begrjjpen
Zjj dacht na. Haar laatste, schokkende
onderhoud met Evelaar zjjn achterge
houden brief kwamen haar in de gedachte.
„Dus ook uw hart ligt onder den vloek
van onrein wantrouwen zeide zjj. „Of
staat uw geloot op zulke zwakke voeten,
dat gjj het alleen kunt bewaren, wanneer
gjj mjj bewaakt
Deze laatste herinnering maakte het hem
duideljjk, dat zjj hem begreep, Hot moest
nu waarheid tusschen hen worden. Ten
minste, zjj zou van hem alleen de WAarheid
vernemen, Alle toestanden, welke zjj samen
beleefd en doorleefd hadden, kwamen nu ia
dit oogenblik helder voor zjjn geest en ver
wekten bjj hem gevoelens van hartstocht,
medeljjden en hardheid vertwijfeling ea
zucht tot vergelding, liefde en vurig ver-
lapgen een mengelmoes van de meest
tegenstrijdige gevoeleaR en uit dien
heksenketel steeg ten slotte de begeerte om
haar alles te zeggen, haar te openbaren
hoe hjj gehoopt, hoe hjj geleden had om
harentwille.
„Ja I" riep hg uit in matslooze vervoering.