Jr&ÜS JTSWS 3* WTwTijjS:
1'
Zondag 9 Juni 1907.
5ie Jaargang. No. 4263.
TWEEDE BLAD.
xcn.
arw* w ss -ars
FE ILLETOR
/onnestoljes.
JUlos te maken?... Maar juist daarom. Men zou daar- spraken op fluisterenden toon, opdat maar niet eenig
Lr ïïï&r
"Tsr.rSd hS hoog fo«d jgm du
'n Dag of acht geleden is hier in een der bovenzalen
van het American Hotel een algemeene vergadering
gehouden van de „Vereeniging tot opvoeding van Hall-
verweesde-, Verwaarloosde- of Verlaten Kinderen in het
Huisgezin.'' D.w.z. dat die kinderen door deze ver
eeniging in bescherming worden genomen, en dan hier
en daar in fatsoenlijke gezinnen worden uitbesteed. En
om hierover te spreken en te beraadslagen waren de
vertegenwoordigers van veertien afdeelingen saamgeko-
men.
Met groote waardeering werd een woord van dankbare
herinnering gewijd door den vice-voorzitter van het
Hoofdbestuur aaii de nagedachtenis van Jhr. Mr. Den
X e x sedert de oprichting lid van het Iloofdbe-
slllUr' en die 'n drie maanden geleden gestorven is.
Hij met zijn groote, liefdevolle hart voor al wat
lijdt en op verkeerde wegen is, heeft een plaats ach
tergelaten die moeilijk bezet zal kunnen worden, zoo-
als hij dit deed. Het' lot der aan zijn Vereeniging toe
vertrouwde kinderen ging hem ter harte, alsof het zijn
eigene waren.
Nu is hij heengegaan en anderen hebben zijn taak
moeten overnemen. En die taak, isverloren kinderen
of kinderen, die verloren dreigen te gaan, de hand
der redding toe te steken, en zoo deze met gegrepen
wu-dt het kind zelf te grijpen en te trachten het te
bewaren voor God en Maatschappij, in de eerste plaats
te (bewaren voor zichzelven.
Zal ik in 'n
van die vereeniging geven
ren van verschillende jaren'? Hoe de officier van jus
titie te Assen meent, dat het niet op zijn weg ligt, om
verwaarloosde of mishandelde kinderen met den ster-
lam arm aan de ouders te doen ontnemen? Zal ik ver
téllen van de moeilijkheden, die deze Vereeniging in den
weg worden gelegd bij haar philantropischen arbeid.
En hoe waar de Vereeniging als voogdes is aangewezen
maar verder niet gesteund wordt door de rechter
lijke macht „een soort van drijfjacht soms begonnen
wordt om de kinderen aan de ouders te ontnemen,
die hier of daar wel zullen zwerven
Men heeft dit alles in de couranten kunnen lezen en
de lezers mogen het gelezene betrachten.
brief al deze 'n nauwkeurig .verslag
Vertellen hoe de saldi wa-
Moe de officier
Verla-
Am-
Het vraagstuk aangaande Verwaarloosde- en
ten Kinderen ontmoet ons eiken dag. Hier in
sterdam misschien meer dan in de provincie; maai
mensehen, die oogen en 'n hart hebben, en in de pro
vincie wonen, zeggen waarschijnlijk: hier in de pro
vincie misschien meer dan in Amsterdam, t Zal wel
zoowat overal hetzelfde zijn, al geloof ik, dat de ge
vallen! in 'n stad als de onze met meer brutaalheid
te voorschijn treden, dan op het platte land.
Eiken dag kunt ge nieuwe gevallen constateeren, die,
als ge ze vertelt aan anderen, den schijn hebben van on-
V' Sedert 'n paar jaren heb ik mijn geregeld bemoeien
in zake armenzorg moeten laten varen, wat met wil
ze«gen dat ik er sedert ook geen notitie van nam.
Maar het „er op uitgaan," het bijpassen en opzoe
ken. om Voorloopig te redden, heb ik aan anderen
moeten overlaten.
Maar mijn herinneringen uit die zeven, acht jaren zijn
vele, en het alleraandoenlijkst van alles zijn altijd
k'We zaten eens in een melkinrichting en binnenkwa
men twee kinderen, 'n jongen van tien en n meisje
van acht jaren. Zij waren knap gekleed en hadden
lieve gezichten. Het jongetje deed het woord, en terwijl
hij ons wat prentbriefkaarten liet zien, vroeg hij ons
er 'n paar te koopen.
Hoe heet je?
Gerrit, meneer.
En je zusje?
-- Marietje.
En hoe heet je nog meer?
Zoo en zoo; hij noemde 'n Franschen naam.
Waar woon je?
Daar en daar; 'twas 'n steegje aan den .'singel.
Wat doet je vader?
Meubelmaker, meneer, maar die heeft geen werk.
Én je moeder?
Die is ziek.
Wil je een glas melk drinken
Asjeblieft, meneer.
Jij ook, Marietje.
Asjeblieft, meneer.
bedstee. Marietje stond met haar handjes vaten te was-
schen en Gerrit lag in 'n hoek van de overigens zindelijke
en Gerrit lag in 11 hoek van de overigens zindelijke
kamer tc slapen. Die dranklucht vervulde mij met schrik-
kelijken afkeer en ik ging heen. Op de trap ging mij 'n
man voorbij, die naar boven ging. Toen ik nauwelijks
op straat was, kwam die man mij achterop, waarschijn
lijk door Marietjes inlichtingen daartoe gebracht. Hij
vroeg mij, of ik ihern spreken wilde en waarvoor ik kwam.
Ik was op dit oogenblik te boos om veel te antwoorden,
gaf 'm mijn adres en verzocht hem 's avonds bij mij
te komen.
s Avonds kwam hij, en vertelde mij zooveel leeds,
en jwisl zooveel verhalen van ellende, die over hem
gekomen waren door de drankzucht zijner vrouw, dat
ik mij gelukkig achtte hem den mij toevertrouwden gul
den te kunnen ter hand stellen.Toeh was 't, alsof 'n instinct
matig vermoeden van bediogen te worden, mij er van
terug hield, er zelf nog wat bij te leggen.
Hij behoorde tot de Kransche gemeente, zoo vertelde
hij mij, maar die deed niets aan hem. Werken kon
hij niet, en als hij maar wat ondersteuning had, dan
zou hij zijn kinderen niet met prentbriefkaarten langs
de straat laten loopen. Zijn broer had 'n groote meu
belzaak, maar die broer was 'n „ploert"; en hij zelf
moest om de zooveel weken verhuizen, omdat hij nooit
in staat was, de huur te betalen.
Waar woont uw broer?
Daar en daar.
Ik mag bij de Fransche gemeente over u gaan
spreken
Gerust, meneer.
Dan zult u wel van een en ander hooren.
Het bestuur der Fransche gemeente heeft mij bc-
leefd ontvangen en welwillend aangehoord. Maar al
les over vertellen wat dit bestuur mij toen mededeelde,
kan ik niet. Van de komst dezer echtelieden in deze
gemeente, tot nu toe, was het 'n tobben geweest, om
er den moed bij te laten zakken. Honderden en nog
eens jionderden guldens had zij er aan besteed, om
dat schip recht te houden, maar er was geen doen aan.
De man 'n luie dronkaard; de vrouw, aanvankelijk
tot zindelijkheid en werken geneigd, ook eindelijk door
manlief aan den drank geraakt. Nu gaf de een den
ander de schuld en de kinderen moesten het ontgelden,
't Was in de dagen, toen de Kinderwet nog niet be
stond.
De broer vertelde mij, dat hij zeven maal beproefd
had, zijn broer in het werk te nemen, maar hem ook
zeven maal wegens wangedrag had moeten ontslaan,
omdat hij ook de andere ondergeschikten en hun stem
ming 'bedierf.
E11 aan zulk 'n ouderpaar waren die twee lieve kin
deren overgeleverd, die altijd met hun onbevangen hart
jes nog maar praatten van hun „paatje" en „moesje."
In weerwil van de wet op het verplicht schoolgaan
bleven de kinderen langs de straat slijpen, en toen
ik lang daarna, op een avond, omstreeks elf uur Gerrit
weer eens ontmoette, vertelde hij mij, dat hij naar 'n
kostschool zou gaan en nu Roomseh werd.
Ik heb de zaak toen in haar geheel onderzocht. Een
welgesteld winkelier in goud en zilver, wonende aan den
Nieuwendijk, had zich het lot der kinderen aangetrok
ken en toebereidselen waren gemaakt, om hen geheel
aan hun ouders te onttrekken, onder voorwaarde, dat
zij Roomseh zouden worden. D.w.z. de kinderen.
'Toen ik bij dien heer 'n bezoek bracht, kreeg jk
de overtuiging, dat groote menschenliefde hem dehan-
den ter redding deed uitsteken, maar daar hij zelf
Roomseh was, wist hij geen anderen weg, dan door zijn
eigen kerk, 0111 zijn plannen tot een goed einde .te
brengen.
Met woorden van wederzijdsche waardeering voor
elkanders pogen en bedoelen zijn wij gescheiden, en
twee en drie jaren later liepen Gerrit en Marie
tje nog met prentbriefkaarten langs de koffiehuizen,
om uit de opbrengst van wat zij kregen, hun ouders te
onderhouden.
Nu zie ik ze niet meer, en zijn ze waarschijnlijk
uit Amsterdam verdwenen, waarschijnlijk bijtijds ge
grepen door de Vereeniging, die hier verleden week
vergaderde. En het werd hoog tijd, dat dit geschiedde
want Gerrit was intusschen '11 jaar of zestien gewor
den en kende geen letter zoo groot als een huis, en
zijn zusje, dat 'n paar jaren jonger was, groeide in haar
onopgevoedheid zoo mooi op, dat velen haar met be
langstelling gade sloegen.
GelukkigWant
„Waar de moeder een slons is
En de vader altijd vet,
Daar wordt zoonlief een boefje
En de dochter een slet."
En dat zou zonde en jammer geweest zijn van Ger
rit, zonde en jammer ook van zijn aardige, mooie zusje,
dat nu, zoo wij hopen, in betere kringen terecht geko
men, ook betere levensidealen zal verkrijgen, dan die
haar vader of moeder hiaar ooit geven konden.
De officier van justitie te Assen heeft groot ongelijk.
Als Zijn Weledelgestrenge 'n jaartje in Amsterdam ge
woond had, en meegemaakt had op het gebied van
kinderverwaarloozing en kinderexploitatie, zooals wij
dat hier hebben meegemaakt, dan zou hij niet langer
beweren, dat het niet op den weg der justitie der
gerechtigheid ligt, zulke kinderen „met den ster
ken arm aan de ouders te doen ontneme n."-
Er zijn omstandigheden, waarin men niet meer vraagt:
„Is dit volgens de wet?" „Ga ik, door dit of dat .te
doen, niet buiten mijn boekje?" maar dat men han
delt, impulsief, zonder overwegingdoodeenvoudig, om
dat men gevoelt zoo te 111 o e t e n handelen, 't Is dan
ons (verstand niet, dat ons leidt, maar onze w ij s-
h e i d. Het Verstand redeneert, overweegt, tracht te ver-
o n z e wijze, ons leven wijden moeten.
Of we het altijd deden? Of de overwegingen van ons
verstand niet vaak onze wijsheid afbreuk deden? Of
wij wel altijd in ons doen en laten ons diepste zijn
weergaven? Vragen wij dit?
Laat ons dan bekennen schuldig te staan in velerlei;
't Lijkt wel, alsof dit weer 'n brief over ppvoe-
ding wil worden, 't Mag waar wezen, en ik zou er
geen apologie voor maken, indien 't zoo ware. Maar
m het stadium van gemeenschapsleven waarin n u het
menschdom gekomen is, mogen w ij vragen of zij, die kin
deren op te voeden hebben, zelf wel opgevoed zijn
schuldig tegenover onze medemenschen't meest schul- en of zij eenig begrip van hun laak hebben,
dig tegenover ons zeiven. Want niet gedaan te heb- Waar de aanvang van dezen brief liep over „Ver
ben wat onze ziel gebood, is: niet gedaan te hebben wat waarloosde Kinderen," over „boefjes en sletten," die
God, de hoogste ijsheid, ons beval. Het is niet de per- door 'n geslacht van „boeven en sletten", van „slon-
soon van Jezus, die aan het woord is, wanneer wij sen en dronkaards" voortgebracht worden, daar zal
van Zijn lippen het verwijt hooren van onwaardigheid ons oordeel niet zoover uit elkander loopen. „Cowards
om Hem te volgen, indien wij vader of moeder lief heb- father cowards and base things base things." Maar in
ben boven Hem; maar het is de Hoogste Wijsheid, andere en betere gezinnen, zooals die, waar Gij en ik
God-Zelf, onze eigen ziel, die die woorden spreekt, uit voortgekomen zijn, schijnt er óók nog wel iets
Hadden die woorden de persoon Jezus gegolden, aan te haperen. Ik heb wel eens den indruk gekre-
'er, en
mocht
opzet
el
drager van den Christus, van hel Licht, van het eens een schutting gehavend en al ben ik wel
eeuwige Licht, dat God is, en voor zoover wij 'n eens over een heining geklommen en met 'n nat pak
sprankel van dat Licht in ons dragen, het volgen, thuis gekomen, ik heb toch altijd mijn best gedaan op
laat mij zeggen: het gehoorzamen, voor zoover heb- het voedpad te blijven; maar ik weet van andere jon-
ben wij het recht ons „C h r i s t e n e 11" te noemen, gens van mijn jaren, die thuis kwamen met „natte
w>J
Wie het met minder doen wil, is willens of on
willens 'n leugenaar, het meest legen zichzelven
en staat daarom schuldig tegenover het hoogste recht,
omdat in het diepste van zijn wezen 'n rechter woont,
die niet bedriegt en zich niet bedriegen laat; omdat
I in hem de Wijsheid ten troon zit, die zich door het
voeten" of zonder centen, omdat zij op 'n ongelegen
tijd „hun haar hadden laten knippen, en die dan
ontvangen werden met
Och, laat het mij maar niet zeggen. Maar ik wou
vragen aan die vaders, of zij bij de zedelijke afdwa
lingen van hun kind nooit eens gedacht hebben aan
Verstand niet laat misleiden of beheerschen; omdat een „zedelijke erfenis," die zij niet na hun dood maar
de Wijsheid onafhankelijk is, wijl zij in God haar
oorsprong vindt, en het Verstand rekening houdt met
menscheujke toestanden, en overweegt.
Daarom tracht het Verstand altijd over te houden,
terwijl de Wijsheid toegeeft, als het moet: zichzelven.
Het Verstand huivert voor tekort, voor schade en on-
bij de geboorte van dezen aan hen hebben overge
daan. Worden onwetendheid en zwakheid in een kind
niet vaak gestraft, alsof het koppigheid en eigenzin
nigheid was? Is 't voor sommige vaders zoo moeilijk
te begrijpen, dat alleen liefde, tegemoet komende, ont
fermende liefde, die niet verwijt, niet boosaardig zin-
gelijk, maar de Wijsheid kent al deze dingen niet, en speelt, die liefheeft en niets meer, hun kind voor eeu-
gaal in onafhankelijke Majesteit haren weg, onverschil
lig of die weg voert naar 'n troon of naar 'n kerker,
naar rijkdom of armoede, naar smaad of glorie. De
Wijsheid kent geen voorliefde of tegenzin, omdat Zij
alleen wijsheid begeert en niets anders. Zij; is de ver
tegenwoordigster van de Hoogste Liefde, z ij is de
Hoogste Liefde zelf, omdat zij de Hoogste Goed
heid is, en nooit 'n leugen van eigen eer er haar
toe brengen kan zichzelve te zoeken, en daardoor bit
ter legen onderen kan zijn of van anderen kwaad
kan denken.
Schrijf ik dit alles, om de meening van den .Of
ficier van Justitie te Assen te weerleggen? 'tZij zoo!
'tKomt mij voor en ik weet, dat ik mij: hierin piet
vergis, dat hij hier meer het Verstand, dan de Wijs
heid liet spreken, en dat er daarom ter laatster in
stantie '11 fout in zijn denken moet wezen. En daér-
om schreef ik dit, 0111 den voorrang dien de Wijsheid
boven het Verstand heeft, in het licht te stellen.
Ik mag weerlegd worden, omdat ik Wijsheid zoek
en geen gelijk.
wig aan hen binden kan? Is dat eerste Hoofdstuk
van Ritters „Paedagogische Fragmenten" zoo moeilijk
te begrijpen? Alle vaders kunnen er veel uit leeren. Of
is opvoeden zoo'n gemakkelijk werk, dat iedereen hel
kan?
Komt tot uzelven, lieve vaders, en leert „j a" zeggen
op de gangen van uw kind, WAAR DIT MAG, eer dat
uw kind „neen" tot u zegt, WAAR HIJ DIT NIET
MAG.
Ik ben oud genoeg geworden en heb de menschen
wel zóó bestudeerd, dat ik dit in alle vriendelijkheid
zeggen mag.
O, dat dwaze, dat domme: „jij hebt geen wil; jouw
wil staat achter de deur!" O, dat breken van elke
wilskracht! Die deur open zetten voor allerlei kunstjes
en leugentjes en omwegjes!
Leid den wil van uw kind ten goede, maar breek
dien niet. Leid hem in de goede richting van zijn
eigen natuur dan kan er een karakter uit groeien,
maar tracht hem niet te leiden in de natuur van 'n
mensch buiten hem, ook niet in de uwe, want als 't
dan 'n goed en volgzaam kind is, wordt 't toch in
Lang voordat de Wet der ontvoogding van sommige het gunstigste geval niets meer dan 'n misgeboorteeen
ouders oves hunne kinderen tot stand kwam, is er vleermuis, die onder de vogels 'n muis en onder de
over het dan te geschieden „onrecht" gesproken. Het muizen 'n vogel heet en eigenlijk geen van die bei
ouderschap schijnt velen 'n soort van recht en heerschap
pij, die tot in het krankzinnige en misdadige vervalt. En
diet ot in het krankzinnige en misdadige vervalt. En
indien dan het boven aangehaalde versje dat ik
niet weet vanwaar het gekomen is, waarheid bevat,
en dat doet het dan vraag ik welk obstakel
de is.
Zooals 'n motje naar de vlam vliegt al zou het
daarin ook den dood vinden zoo trekt ieder men-
schenhart naar 'n ander menschenhart, wanneer daar
van warmte uitgaat en het antwoord geeft op de diep
ste soms onbewuste vragen van zichzelf. Zoo komt
kind
die met 'n dame, met mij
Wamooienoogen eJi^lieve^stemmln^énOnknappe klaren en te bewijzen, tracht zijn zaak goed terpraten.
rijzen van vervallen wel
den zij
kleertjes deden vermoedens
Dc^ heer, die tegenover mij zat, vroeg of ik plan
had die ouders te gaan bezoeken. Toen ik hierop
bevestigend antwoordde, vroeg hij mij, of ik iets van
hem wilde aannemen om aan die ouders te geven. En
toen hij mij 'n gulden gaf, vroeg ik ook zijn adres.
Fn ia ik ben bij de moeder van Gerrit en Ma
rietje geweest. Maar zij lag - 'twas den anderen och
tend tien uur - dronken in 'n naar drank stinkende
zijn doen en laten te rechtvaardigen, maar de Wijs
heid handelt, beveelt, heerscht; ook al beantwoordt men
haar doen met 'n vonnis. (Antigoné tegenover Kréon,
Christus tegenover den Joodschen Raad, Paulus op den
Areopagus, Luther tc Worms, enz.)
Ons kleine leven is 'n afschaduwing van dat groote
leven, dat helden en heldinnen hebben geleefd, en zij
hebben, naar het woord van Longfellow, hun voetspoor
nagelaten in den zandzoom van den tijd, opdat wij daar
in treden zouden, opdat wij weten zouden, hoe wij, op
Want
„Niet slechts de grijsheid,
Ook de jeugd is eerbiedwaardig;
Acht de onschuld heilig,
Wees met kinderen nauwgezet.
Uw scherts zij vroolijk, nooit lichtvaardig;
De lelie is zoo ras besmet."
Beets.
En zijn die ouders nauwgezet? O, ik weet wel, dat
men voor het aangaan van een huwelijk geen examen
kan gaan afnemen aangaande toerekenbaarheid of ver
antwoordelijkheidsgevoel. Als men dat deed, zou er vrij
wat minder bruidsuiker gegeten worden en kreeg de
ambtenaar van den Burgerlijken Stand 'n nog luier
leventje dan hij nu reeds heeft. Maar waar dit dan ook
niet kan, en het samenkomen van twee menschen
niet tegengehouden kan worden, daar is het toch recht
en billijk, om niet te spreken van „plicht", om de
gevolgen van zoo'n in dwaasheid opgezette daad zoo
veel mogelijk in goede richting te leiden. Als ik niet
voorkomen kan, dat het regent, dan mag ik toch zeker
wel schuilen of 'n parapluie opsteken, om mijnklee-
ren zooveel mogelijk voor bederf te vrijwaren? En
als g ij uw kleeren bewaren wilt, zou ik u dan mijn
parapluie niet meegeven? En als gij er niet om vraagt,
zou ik u dien dan niet aanbieden? En als gij het be
derf van uw kleeren niet telt, zou ik er u dan niet
attent op maken, en met vriendelijkheid u het ge
bruik van mijn parapluie opdringen, om uw kleeren
te (bewaren?
En Ls 'n kind niet duizendmaal meer waard dan
het duurste pak? Zou de rijkste man 'n zoo kostbaar
kostuum kunnen aantrekken, dat 'n kind nog niet veel
kostbaarder was?
En wordt dit door alle ouders bedacht?
O, ik spreek niet wan m ij n e Ouders en ook niet van
de Uwe. Maar van zulke, waarvan ik in een van mijn
vroegere brieven zei, dat zij na de generatie hun kind
de hel injagen en dan gaan vertellen, dat kinderen
opvoeden „ook niet alles" is.
Is het kind het eigendom van de ouders? Net zoo
min als zij het eigendom van zichzelven zijn. Zij be
lmoren met hun
vaders, maar gewoonlijk veel wijzer zijn.
Ik verval weer in mijn oude zonde. De brief wordt
weer te lang. Maar het spijt mij, dat ik eindigen moet.
Als ik te Schagen woonde, kon ik wachten met 't weg
zenden tot het uiterste oogenblik van het ter perse
gaan, en dan schreef ik er nog vier kolommen bij over
dit pnderwerp.
Ofschoon
O, denkt ge dat 'n uitgever er tegen opziet copy
terug te sturen?! H. d. H.
CORRESPONDENTIE.
Aan U. G. Hoe komt Ge aan die letters? Weet Ge
dat ik er „Ulbo Garvema" van maken kan?
Op uw eerste vraag kan ik U geen volledig ant
woord geven, omdat ik „Potgieter" kwijt ben. Maar
waarschijnlijk liggen U de laatste twee regels in 't
hoofd van 'tonderstaande couplet:
„Helaas, wat baten ons de lessen van 't verleden
„voor 'tware welzijn van ons land,
„En al de feiten, die bebloed te voorschijn treden,
„herinn'ring, aan uw tooverhand
„Als steeds de rouwsleep keert der eigen ongelukken,
„der zelfde ongerechtigheên,
„En steeds de kind'ren weer hetzelfde voetspoor druk-
[ken,
„waar 't voorgeslacht is uitgegleên."
Dit is van Potgieter, maar waar 't staat weet ik
nietvraag 't aan 'n onderwijzer.
Ja, diezelfde gedachten gingen in mij om, toen ik
die regels schreef. Uw andere vraag kan ik heel kort
beantwoordenDaarvoor is alleen maar wat pijn noo-
dig; en 't beste is zoo nu en dan wat bloed op te
brengen.
„O, wie 'n tempel enz. is uit „Een Levensvraag"
van Uw Dw. H. d. H.
Een Vredes-dagblad.
Ter gelegenheid van de Vredesconferentie zal te
's-Gravenhage, voor het eerst op 15 Juni, verschijnen
een „Courrier de la Conférence de la paix", onder
redactie van William Stead, den bekenden Engelschen
kinderen het geheel toe en moeten journalist, met medewerking 0. m. van baronesse Von
dit dienen, en doen zij dit niet, of doen zij: dit op 'n Suttner, Alfred Fried. Moscheles, Fréd. Passy en andere
wijze, die schade en last veroorzaakt, dan moeten zij bekende pacificisten. De uitgave geschiedt onder de
tot de orde worden geroepen; en als zij aan die roep- auspiciën van de „Stichting voor het Internationalisme"
stem niet gehoorzamen, dan moeten zij ertoe worden door de firma Maas en Van Suchtelen. De Courrier zal
gedwongen, of
Maar dat zeg ik niet;
wat ik dan zou doen.
als dagblad verschijnen en allerlei rubrieken bevatten,
op de conferentie middellijk of onmiddellijk betrekking
hebbende.
ROMAN
moest gaan verlaten. En daar zij in het groote park
niet goed den weg wist, sloeg zij bij de eerste de
neste gelegenheid een uitgang in en kwam nu in een
stadsgedeelte, hetwelk haar geheel vreemd was. Het
waren hier nauwe straten en bouwvallige of slecht on
derhouden huizen, het was er donker. Het was vriji
avond, de fabrieksarbeiders kwamen huiswaarts. Dc
menschen kwamen in groepjes de straten in. Velen liepen
midden in de straat en af en toe stiet een er haar aan
Misschien zat haar hoed een weinig scheef, of sleepte
haar rok. Misschien zag zij er wel zonderling uit. Daar
schoot haar te binnen, dat mevrouw Sturz op dezen
dag gewoon was, hare vrienden en kennissen bij zich
te zien. En op eens kwam de gedachte bij haar op, dat
van
0^
OTTO VAN LEITGEB.
U.
Heim
'Tik zeg," antwoordde hij toen „dat wij hier te doen
hebben met een geval, waarbij zekerlijk,..^. 8
haalde de schouders op en zette een hooge
rust te maken over hare meesteres, want Elinore zag er
werkelijk zeer ontdaan uit.
Dc hevige vermoeienis en uitputting verteerden het
laatste restje van haar wilskracht.
- - Het kwam er ook niet meer toe, dat Hermine de
zij ook wel daarheen kon gaan. Het zonderlinge van koffers pakte; en toen Paul den volgenden namiddag zijn
dit voornemen scheen haar juist te prikkelen. Allen bezoek herhaalde, kon hij Elinore niet meer zien De
menschen, van wie zij zich juist vroeger of later dacht menschen in Winter's huis liepen op de leenen en
ën"ëen arbeidersvrouw maakte ook nog een scherpe uit moeten zien, dat zij er niet aan dacht, zich schuil geluid zou doordringen tot Elinore's slaapkamer, waar
i aanmerking op de onbekende dame en de mannen, te houden. de gordijnen waren neergelaten. Miss Bland, wier ge-
I tot wie zij het zeide, barstten in luid gelach uit. Eli- Een (oogenblik drukt zij de hand tegen de slapen. Iaat duidelijk de grootste bezorgdheid verried, deelde
nore hoorde dat het haar gold. Nadenkend liep zij Haar hoofd dreigde te barsten. Een vreemde, hevige Paul het weinige mede, wat er vooralsnog van viel te
door. Verscheidene malen zag zij vrouwen, die aan den pijn, welke hare gedachten verwardeWat wilde zij zeggen. Elinore was tegen den ochtend zeer ziek ge-
an een man hingen, burgervrouwen met hoeden doen? Was het wel goed? Bezat zij zelve ook niet worden, zoodat men den dokter moest ontbieden, di<
oicllingen van zulk een karakter
te kennen. In den beginne streelde mij dit, ik beken
het rond en openhartig" hierbij keek hij Ali
met
ka-
ik
een gMllZden bfik aan - „maar kdal
rakter moeten afgronden bestaan overige
hem onbarmhartig in de reden. „Ik z
Ileim,, zulk een! goedgeloovige deelneming niet ge
zocht hebben. Maar geloof mij, de bom ,s^ gesipron
alles aan;
wel nieuwe
nu ,1 de ilT-P'S' rö'miuT'in haar voorste!
liiigsvermogen bijeen te garen.
ven Ilier brandden in de straten ook verseneiaene narsien. naar duk wera. onvast; ais een aroomenae nep mana s meaeüeeiing schrikte Paul hevig, llu
lantaarns De trottoirs waren nat en morsig. Doelloos zij door de straten. Het huis van mevrouw Sturz her- hem eensklaps duidelijk werd, welk een buitengewone
Kiaaf ctiiaii hii de uitstalkasten van photografiewin- kende zij evenwel nog. Zij bleef bij het portaal staan; eisch er was gesteld aan Elinore's ernergie
zij gevoelde zich zeer onwel en zag er nu toch tegen door de gebeurtenissen der laatste maanden en hoe
op, zich te begeven te midden de rvele gasten. Zij ging dapper zij zich ook had gehouden zij was 'nu onder
dus het huis voorbij en op een plein komende, riep den last bezweken
zij een huurrijtuig aan en reed naar huis. Voorloopig was hier
Het kostte haar zeer veel inspanning, haar kamer met terneergeslagen hart verliet
te bereiken. Hermine bracht Paul's visitekaartje. Hij huis.
had hier zeer lang op haar gewacht, zeide zij, en zou
„gehoord Zij w«, deer opgewond- D.t
In het duistere park was Elinore ten
angstig geworden. Zij dacht er aan, dat
slotte toch
zij het nu
lantaarns, cc uuiiui.ro „n.un -- -o- -
bleef zij staan bij de uitstalkasten van photografiewm-
kels en van modemagazijnen. Eindelijk kwam zij in
druk bezochte s traten. Zij begon nu ook zich minder
ongerust te gevoelen tusschen de menschenmenigte en
kwam er af en aan toe, de menigte om haar heen nauw
lettender op te nemen. Daarbij merkte zij dat zij al
een heel eind door een heer gevolgd was; maar het
liet haar onverschillig. Eindelijk kwam zij op een plein,
hetwelk haar bekend voorkwam en sloeg nu een breede
slraat in: de Koningsstraat. De vele electrische lam
pen verlichtten hier alles verbazend scherp, dit ver
ontrustte haar evenwel toch eenigermate. Hier ont
moette Elinore nu en dan menschen, die haar groet
ten, een paar hecren, eenige dames. Zij ontdekte nu,
dat twee bekende heeren, die haar juist gegroet had
den, een eindje verder staan bleven en haar nakeken.
Op hare wangen moesten twee vlekken zichtbaar zijn,
zoo gloeide haar hoofd. Hare slapen klopten geweldig.
Zij wist ook, dat hare kleeren nat en bespat waren
geworden; dat hare schoenen met slik overdekt waren.
Voorloopig was hier niets voor hem te doen. Bedroefd,
hij weder Winter's
morgen voor het "eten terugkomen "en liet vragen, of Op een morgen in heUngiY'van den zomer kwam'
mevrouw dan wei thuis zou zijn, Paul weder eens in de stad. Van het slation reed
hij dadelijk naar Winterfelden. Jens Simonsen had in
Elinore knikte. „Ja, het is goed. Ik verwachtte hem
en zou nog gaarne afscheid van hem nemen... Her- den beginne onder den drang déV'omriMdiéhedén la
mme, wij gaan op reis. Zorg er voor, dat alles gereed ter nok door vernieuwde werkkracht en Geprikkelde
B'X", tt eerzucht gedreven, zich weder geheel in zijn werkkrim?
Gaat mevrouw op reis?" vroeg Hermine zeer ver- ineeleefd. Hij was er met lijf en ziel bij In het direcüe-
muU' gebouw der fabriek had hij Winter's werkkamer be
trokken, en het scheen, dal hij zich, waar hij maar
L'An nlln TM Anitn r*r\t Li"L 1 .1 1
„Ik weet nog niet wanneer," antwoordde Elinore pein
zend. „Ja, ik denk er sterk over... maak alles er voor
gereed.
Hermine had alle redenen, dien avond zich onge-
kon, alle moeite gaf, den handelsraad te vervangen.
Men had niet te denken, dat hij ook maar een dag
zou wegblijven. Mijnheer Birkholz was zijn trouwe