Zondag 7 Juli 11)07.
51 e Jaargang. No. 4271.
TWEEDE BLAD.
F E I LLETON.
OOM P S E T.
Van
bró *ÊrSE.* »i-
Kantongerecht Schagen.
XCVI.
Er zijn menschen, die hun heele leven lang pralen,
zoo al niet zonder iets te zeggen, dan toch wet zon
der ,ooit 'n woord te reppen van datgene wat ze op
het hart hebben. Neem aan, dat hun ziel vervuld is
van X, dan blijven ze in hun redeneeringen altijd
in (de buurt van A. Noodzakelijkheden kunnen hen
dwingen af te dwalen tot Ln het midden van het al-
phabeth, tot O, tot P, maar dat doen zij reeds met
huivering; en indien een onweer, 'n lawine, 'n drek
geilde zondvloed, 'n wereldondergang hen dwingen zou
tot zelfs in Z veiligheid te zoeken, dan maken zij met
zulk een koorddansersvlugheid 'n salto-mortale over
X, dat ze er tater zelf verwonderd van staan. Ik weel
menschen, wie 'n levensvraagstuk, 'n zielek west ie zoozeer
in beslag genomen heeft, dat deze geen enkele minuut
van hen wijkt, en dj-® nog nooit 'n enkel woord
daarover hebben gesproken; tenzij in hun slaap, zoo-
ais dat ter noodlottiger stonde de vrouw van „hvan
den Verschrikkelijke' overkwamwat haar dan ook
het leven kostte.
\Y ij praten over 'zaken, waarbij we niet behoeven na te
denken, over dingen, die geen speciale waarde hebben
voor een enkel persoon, in casu voor onszelf; want,
wat ons innerlijk leven betreft, kan alleen maar met
onszelven overlegd en besproken worden en ieder an
ders oordeel erover zou foutief zijn. En omdat wij
instinctmatig ons daarvan bewust zijn, zwijgen we er
over en praten we honderd uit over dingen, die nie
mand eigenlijk belang inboezemen, omdat ze in alie
waarachtigheid dit onszelf ook niet doen.
Let maar eens op, hoe weinig ziel er aanwezig is,
hoe weinig innige diepte, in de woorden van iemand,
die veel vertelt en altijd aan het woord is. Een vol uur
redeneerens weegt nog niet op tegen 'n schouderge
baar, 'n handbeweging, 'n oogopslag van iemand, die
met z'n ziel leeft. Voor zulke menschen is het jam
mer, dat andere menschen woorden noodig hebben
om iets te begrijpen of te verstaan. In 'n vergadering
van enkel wijzen zou de Stilte prediken en haar pre
diking zou wijsheid zijn.
(Zie het stukje getiteld„De Stilte" in het num
mer dezer courant van 12 Mei 1.1.)
Maar het spreken over onbeduidendheden en het zwij
gen ovctr datgene wat 'n ziel geheel in beslag neemt,
kan meer dan één oorzaak hebben. Huivering kan
ontstaan door eerbied, maar ook door vrees.
Veel spreken kan voortkomen uit zucht tot ratelen,
maar ook uil 'n onbewuste bewustheid van een nooit
uitgeputten rijkdom, waarvan men de verplichting ge
voelt altijd te moeten geven, te moeten b 1 ij v e n ge
ven; zooals liefde steeds de handen te vol heeft tot
het geven van alle goeds, dan dat zij ook nog gele
genheid zou hebben iets aan te nemen.
Oordcelen in dezen moet altijd met groote omzich
tigheid geschieden„Want al zeggen en doen twee
menschen hetzelfde, dan zeggen en doen zij nog niet
hetzelfde." Menige domkop gaat door zijn stilzwijgen
voor 'n diep denker door en menige praatsmaker meent
zichzelven 'n man van groote bekwaamheden te zijn.
Wij zien den buitenkan! der dingen alleen; de bin
nenkant, de aandrang blijft ons verborgen. Als er 'n
kind in het water valt, dan kan ik er bijspringen
en het er uithalen om drie gulden te ontvangen van
hel reddingscomité, maar het is ook mogelijk, dat ik
het doe uit menschenliefde. En dan is het ook nog
mogelijk, ,dat ik het doe om geen van die beide en
aan geen van die beide denk; dat ik het doe uit
pure impulsie, en dat zou eigenlijk het mooiste en
het beste wezen.
We loopen dus altijd gevaar, waar wij oordeelen,
ons te vergissen. En als deze vergissing zoo goed als
ontwijkbaar is, dan wil ik mij liever vergissen ten goede,
dan ten kwade. Want de zuivere oplossing gewordt
mij niet. Wij grijpen wel naar waarheid, maar de
waarheid ligt in een te hooge sfeer, dan dat wij haar
in haar geheelen omvang zouden kunnen vatten of
bevatten. L)e wijsheid der menschen bestaat in woor
den, die om de waarheid heendraaien, maar de waar
heid zelve is den jmensehen onbekend; en die haar
kennen zwijgen erover of zijn schaars in hunwoorden.
Er zijn menschen, die elke week brieven schrijven, lango
brieven laat ons zeggenuit den een of anderen negerstaat,
Kohilinda bijv. Waar Kohilinda ligt, weet ik
niet en of het bestaat, weet ik ook niet. Maar
laat ons aannemen, dat het ligt in Midden-Afrika, iets
bezuiden de Noordpool, vlak nij de wijde meren van
Nianza, dn de huurt van Kaap de Goede Hoop. Nu
was er iemand, die brieven zou schrijven vandaar aan
'n courant over de bewoners van Kohilinda, over de
boom en, die daar groeiden en over de dieren, die
men daar aantrof; ovë.r de rupsen, die de boomen
aan de Keizersgracht daar kaal vraten en als er mid
den op de Place de la République twee motorcars te
gen elkaar waren gereden, ook daarover. Want de stra
ten in Kohilinda hebben ook namen en er zijn ook
fietsen en motorcars. Nu gebeurde het, dat in 'nhuis
in Cheap-side, op den hoek van de Roomolensteeg,
vlak bij de Rue de Montepellier, waarmee ge op Plein
1813 kunt uitkomen, een katje geboren werd met drie
koppen. Heel Kohilinda ging er been om dat katje te
zien en al de bewoners voerden er gesprekken over.
Dat katje was het onderwerp van elk discours, totdat
MAX DREYER.
7.
De professor maakte het zich .ntusschen met de hulp
der oude huishoudster in de hal zoo gemakke lj kmo
gelijk. Toen Ellen en oom Picter 111 (k' a
men en Ellen den professor, meer u t beleefdheid
vroeg of hij ook niet al hel moois wilde zien sloeg
hij dit aanbod dringend af met een troostend „latei.
Geen gemoedsaandoeningen voor mijn vriend .bo
dewijk, na zulk een vermoeiende reis! Eerst moet gc
den dikken paling opzetten, niet waar, zooioog f
Als dat niet anders kan! Waf doet men al niet
voor de wetenschap.
Moeder Weetgoed droeg het avondeten op, terwijl d<
der bmilie m. W
«rdl,; El hier - hij Bnnft bekend ,n h
land als losbol en onverstand. Wilt gij mi of
„oTwij willen," giegelde de professor en kauwde.
„En wat zegt kleine Ellen.'
„Wanneer ik u bidden mag, boud mij ""f-
Zij zat daar, stil, in zich zelve gekeerd cn at
Zeer kleine hapjes.
„Ja, maar wanneer ge hier zoo treurig it
Pieter keek vorschend in het kinderhart.
«Het is hier 'zoo mooi."
„Dan lacht men toch en is men blijde, vermaan-
®e hij haar.
U,; -a
'e staarten niets bizonders was, want dat
nct n b.00rd,en op elk schip 'n kat hadden
bet wnraimï r n, 10311 keek er niemand meer naar
•lomenon 'V lje,°"J' cn zocht men naar andere phe-
°1]1 buurt en de mensehen gaande te
J|, 'nn Lasteraars zeiden: „zoo komen de kranten
nai'r kwaadsprekers oordeelden, dat „de menschen
naar verstandige dingen niet zouden luisteren."
Maai; die schrijver van de Kohilindsche brieven
ïad mets over nel wonderkatje geschreven, en over
ie rupsen aan de Keizersgracht ook niet. Hij ver-
.elde nooit eens of het water helder was in zijn stad
jn of er snoek of baars in zwom, of dat er misschien
mdere soorten van viseh in waren. Want omdat het
zoover weg was, en men er zoo moeilijk komen kon,
wilde men dit wel eens weten, 't Scheen w'el, alsof
u in een stad nooit eens huizen instortten of boomen
omwoeien, of andere dingen gebeurden, die de moeite
van het vertellen waard waren. En daarom waren een
paar menschen overeengekomen, om hem dit te-kort,
n het volbrengen van zijn plicht eens onder het oog
te brengen.
En dat hebben ze nu gedaan.
Ik kom nogal dikwijls in Kohilinda ik reis veel
en heb toen dien briefschrijver eens bezocht, of
liever 'n bezoek gebracht. „Bezocht" was hij, zoo
vertelde hij mij. toen die heeren bij hem waren.
Was het dan zoo erg? vroeg ik. Hij knikte met
zijn veel te groote hoofd en keek mij met zijn wezen-
looze oogen starend aan. Ik kraag medelijden met 'in
en vroeg: Wat zeiden ze?
Ik weet 't allemaal niet; maar ze hadden 't druk
over een vredesconferentie, die daar ergens- bij jou
in >de buurt moet gehouden worden.
Spraken ze over de Haagsche vredesbeweging?
Ja, de „Haagsche," dat zeiden zij ook.
En
Nu, dat die zoo mooi was; en dat we erg dank
baar 'moesten wezen, want dat elke dag ons nu 'n
>tap nader zou brengen lot den grooten wereldvrede.
Ze hadden 't ook erg te kwaad over 'n anderen brief
schrijver, die eigenlijk het onmogelijke wilde. Die moet
n 'n courant bij jullie geschreven hebben: „Wat is
ar nu gemakkelijker, als men vóór den vrede is, dan
geen oorlog meer tc maken en niet meer te vechten?"
Dat vonden ze heel dwaas, en ze vroegen mijWat
iou de wereld nu wezen zonder oorlog? Die is dc
springveer van handel en nijverheid, en er ruimen altijd
weer wat menschen ,mee opZei je iets
NeenMaar dat doet me denken aan dien
man, die zei: Wat heb je nu aan je Zondag als
je piet eens dronken bent?
O!
Vonden ze dien brief zoo dwaas?
Ja, veel te illusoir, te idealistisch; goed voor men
schen, die geen kijk op de dingen hebben. Die Haag
sche vredesconferentie werd volgens hen niet gehouden
om den vrede te bespoedigen, maar om orde en me
thode in het oorlog-voeren te brengen.
Dan spraken ze toch zichzelven tegen.
Ja, maar dat merkten zij niet op.
Heb jij dieii brief ook gelezen?
Toevailig, ja.
En
Ja, wat zal ik daarop antwoorden? Dien brief ge
lezen hebbende, en ook gehoord hebbende, wat al die
menschen er tegen in te brengen hadden, moet ik
erkennen, dat beide partijen in hun gelijk zijnde
een wat zijn idealisme aangiat en de andere wat het
praetische leven betreft.
Ik heb toevallig ook dien brief gelezen; wat had
den zij er dan tegen in te brengen?
Ten eerste, dat het niet aangaat cis eischen door
Jezus gesteld, van dien rok en dien mantel bijv.
ook voor o li s te laten gelden. Dat zou kunnen
in een omgeving van Christussen, Augustinussen, hei
lige Franciscussen en Tolstoï's misschien; maar
nooit in een wereld zooals wij ze kennen.
Waarom niet? Heeft Franciseus dat dan niet ge
daan
Nu ja, maar daarom is hij dan ook doodarm
gestorven.
Och zoo? Dat Ls dus de kwestie! Ze willen chris
tenen zijn cn tegelijk overhouden. Ja, hoor eens vrind,
dat gaat niet. Wie Christus volgt, mag niet omzien; en
doet hij dit toch, dan is hij
onbekwaam,
En nog niet waard eens leerlings naam."
De meeste Christenen zijn dan ook Christenen onder
zekere voorwaarden. Ze willen er niet bij tekort ko
men; liefst bij overhouden, zoo ongeveer als Judas;
zilverlingen doen tegenwoordig nog evenveel kwaad, als
in de dagen van Christus. Wanneer 'n mensch bij
zijn godsdienst niet zou overhouden, ja zelfs schade
zou lijden, dan zijn er volgens zulke menschen vol
doende termen, om hun godsdienst er aan te geven.
Ze maken graag met God 'n accoordje, zooals Ja-
eob deed. (Zie: Genesis XXVIII: 20 en 21.) Toen deze,
gedwongen door alltfrlei gemeene streken door hem
begaan, vluchten moest, uit vrees, dat zijn benadeelde
broeder hem zou vermoorden, toen durfde deze mis
dadiger dit voorstel doen aan God: „Zie Heer, wan
neer gij met mij wezen zult, en mij behoeden op
den weg dien ik rei ze. en mij geven zult brood om
te eten en kleeren om aan te trekken, en mij ook'weer
in vrede in het huis mijns vaders doet weerkeeren, dan
zal ik (zoo vriendelijk zijn, om te) erkennen,
dat gij God zijl. En van alles wat gij mij geeft, zal
ik u tienden geven."
Mag ik u voorstellen? De Heer Jacob, die zijn ar- i
men blinden vader stond te beliegen met Gods naam
op zijn lippen, die zijn broer bestal van eerstgeboorte
recht cn zegen, en nu beproeft in Gods zegen te dee-
ten door Hem zijn vereering te beloven onder die en
Jie voorwaarden. i
En van zoo 'n zelfde gehalte is het Christendom
n onze dagen. Zij willen wel God dienen, maar eerst
mo. t God van Zijn kant, evenais bij Jacob, bewijzen
geven hun vereering waard te zijn. Zij willen wel Chris-
tus volgen, maar daarbij liefst de beurs van Judas in
handen hebben. Ze willen wel de „z a 1 i g s p r e k i n-
g e n van Christus op zichzelven toepassen, maar voor
Zijn ee l s oordeelen zij het adres van hunbuur-
nan zeer gepast. Maar zij zijn noch „vreedzaam",
aoch zachtmoedig, noch bar m h a r t i g," eb treu
ren evenmin over hun zonden, als zij honger of dorst
gevoelen naar „gerechtigheid" De eenige zalig
spreking, die voor hen zou kunnen gelden is, dat zij
„armen van geest" zijn. Om ze niet af te schrik
ken, is Mattheus daar dan ook zeker mee aangevan
gen.
Wat zeiden ze ook weer? Dien rok en dien man
tel? Natuurlijk, daar hangt Christus' armoede mee sa
men. Men wil Christen wezen buiten Christus om.
Maar dat gaat niet! Als ge dat baken wegneemt uit
onze zee, dan ptranden wij allen; dan blijft er geen
enkel schip bewaard. Woudt ge met Christus neer-
knieten en tegelijk met Ilei'odes 'n moord begaan?
Zou het mogelijk zijn in allerlei materieële voordeelen
te deeien en tegelijk ook in Gods glorie, die over
't Kruis straalt? Zoudetl wij op Golgotha willen over
houden?
Dat gaat niet, vriend, dat gaat niet!
W ij hebben te kiezenniet te deelcn.
collega keek
benhij zegt
in ij
niet
zwijgend aan.
veel. Eindelijk
niet bij laten? vroeg ik.
wel.
en zijn wonderlijke oogen
Mijn Kohilindsche
Hij' is wijzer dan ik
begon hij
.En ten tweede
Zouden wij 't er maar
Dat „ten tweede" ken ik al
Mijn vriend knikte alleen
keken mij vreemd aan. W ij beiden zwegen. Maar ook
dat zwijgen was vreemd. Er ging in mij om, hoe ik
jaren geleden in 'n h ilf donker gemaakte slaapkamer
aan 'n sterfbed zat. Toen zweeg ik ook, omdat nnjn
gedachten en aandoeningen te menigvuldig waren, om
ze in woorden te uiten. Toen voelde ik, hoe 'n lieve
hand, die eens mijn haren streelde, mijn hand zacht
drukte en 'n stem herhaalde fluisterend de korte les:
„Wees goed, m'n jongen, wees goed, en heb veellief!"
Toen ging de lieve heen en ik aanvaardde mijn
erfenis.
Heb ik verkeerd gehandeld?
VERGADERING van den Raad der gemeente
Winkel, op Woensdag 8 Juli 1907, des voormiddags
9 uur.
Aanwozig allo leden, met uitzondering van den heer
Broobaart.
De Voorzitter, de heer J. Koomen, opont de vergade
ring. De notulen der vorige bijeenkomst worden dooi
den Secretaris gelezen, goedgekeurd en onveranderd
vastgesteld.
De heer Sloos deelt, na bekomen verlof, mede, dat
do heer Jb. Lange genegen zou z(jn een dubbel woon- T' poluor
huis te bouwen op het terroin, aan de gemeente in riJfiJt- - m(i zons°PS?.an?>
eigendom toebehoorende, gelegen tusschen hot weeshuis 97 t?i 1007 Polder
en de naai- en breischool, indien de gemeente hem dat' p Texel, op ZatenJaD Ji Juli 1J07, met zons-
Op verzoek van den heer Keizer, waarn. secr., gedu-
rendo de secretaris-vacature, zal aan dezen nog een
pro.'entsgowjjze vergoeding voor door hem verrichte
werkzaamheden, don ambtenaar van den Burgerl. Stand
botreffonde, worden toegekend.
Mej. Maaj, onderwijzeres aan do school te Groetpolder,
vraagt, op advies van haar geneesheer, nog veertien
dagen uitstel, on dus als datum van haar weder-indionst-
treding to willen bepalen 15 Juli a.s. De plaatsver
vangster, moj. Beum, is bereid tot dien datum indienst
te blijven.
De gevraagde be.villiging wordt verleend.
De heer Slooves klaagt overden slechten toestand vaneen
landpad, eigendom van do gemeente, waarvan reeds
vroeger door een raadsbesluit tot verbetering werd be
sloten, wat tot heden niet is uitgevoerd.
De Voorzitter is wol genegen den wegwerker Bakker
daar heen te zenden om bedoeld pad te effenen en zoo
er eventueel puin beschikbaar komt, dit daar heen te
doen brengen.
De heor Over vraagt, of zijn reclame Hoofd. Omslag
reeds door B. en W. is behandeld.
Namens B. on W. antwoordt do Voorzitter, dat het
coll. nog steeds een nader schrijven desbetreffende van
den heer Over inwacht.
Dat schrijven komt niet, zegt de hoer Over, hij heeft
zijne reclame voldoende gemotiveerd.
Niemand moer het woord verlangende, sluit de Voor
zitter de vergadering.
Ken ongeluk.
Op 's Rijks werf te Hellevoetsluis is een ongeluk
gebeurd, dat nog betrekkelijk goed afgoloopen is. Een
torpedoboot zou te water worden gelaten; eensklaps
breekt de mast van den bok of lichter en valt met
groote kracht langs de boot neer. Vele werklieden
ontkwamen een ongoluk door te water springen. Drie
werden gewond. Twee konden verbonden zelf naar huis
gaan, doch de bootsman t. H., onder wiens leiding het werk
werd verricht, moest naar de verbandkamer en vervol
gens op advies van twee marinedokters naar het hospi
taal worden gebracht. Men vreest, dat hy inwendige
kneuzingen hoeft bekomen.
Ken llinke belooning.
Door eenheer werd bij een vleeschhouwer to 's Graven-
hage een bankbiljet van f 1000 in betaling gegeven
voor oon bankbiljet van f 100. Door den vleeschhouwer
attent gemaakt op zijn vergissing, beloonde hy dezen
met honderd gulden.
Jacht in Noord-Holland.
De Commissaris der Koningin in de provincie Noord-
Holland heeft aan belanghebbenden ter kennis gebracht
dat de jacht op waterwild in dit gewest zal worden
geopend als volgt: in den kring, begrepen binnen den
YVestfrieschen omringdijk, in de gemeente Petten, in de
gemeente Callantsoog, alsmede in het gedeelte van den
polder het Koegras, gelegen onder de gemeente Helder,
op Zaterdag 18 Juli 1907, met zonsopgang; op het eiland
Texel, met uitzondering van den polder Eyerland, op
en in de
terroin afstaat in eeuwigdurende erfpacht, tegen een
jaarlijksche vergoeding van één cent per strekkenien
meter. De woningen zouden dan bestemd zyn, om in
huur te worden bewoond door den tegenwoordigen
gemeente-secretaris en den in doze gemeente zich
vestigenden cand.-notaris. De heer Lange is bereid
teekening en bestek binnen eenige dagen aan het oor
deel van het gemeentebestuur te onderwerpen.
De Voorz. is van meening, dat van het erfpachts recht ad
3 cent por ML niet behoeft te worden afgeweken; dat
de door Lange te bouwón woningen natuurlijk de
goedkeuring van het gemeentebestuur moeten wegdragen;
dat de gemeente-secretaris vrij blijft in zyne keuze, of hy
eene dier woningen zal willen betrekken, doch in elk
geval als huurder preferent isaan Lange de beschik
king overlatende, wien hij als huurder der tweede
woning wenschelyk acht. De Raad vereenigt zich met
deze zienswijze.
Van de Vrijwillige Brandweor is een verzook ingeko
men, om voor rekening van do gemeente twee nieuwe
pypslangen te mogen aanschaffen; de bestaande voldoen
niet meer. Daartoe wordt besloten, te éérder, waar do
Raad overtuigd is van eigen offervaardigheid en dienst
ijver dor betrokken brandweer.
De school te Lutjewinkel vereischt dringend dat de
schoo'banken, totaal verveloos als zij zijn, opnieuw
geschilderd worden. De Voorz. zogt, dat hij een opgave
van Speets heeft ontvangen: de veertig brnken zullen
f 2.75 per stuk mooten kosten. Hij stelt den Raad voor, j
indien hem, na gedaan onderzoek, is gebleken, dat die prijs
niet te hoog is, bedoeld schilderwerk aan Speets op te
dragen. Conform besloten.
Voorts is ingekomen een schijjven van den nieuw-
benoemden Weesvader en -Moeder, don heer Wessemius
en Eohtgenoote, dat zy de benoeming als zoodanig hebben
aanvaard, dankend voor de onderscheiding en belovend,
de betrekking naar eisch te zullen behartigen, zoogoed,
als zfj dat zullen vermogen to doen.
Van de Gezondheidscommissie, gezeteld te Hoorn, is
een schrijven ingekomen, waarbij wordt voorgesteld
twee woningen in de-zo gemeente onbewoonbaar te ver
klaren. De Voorz. zegt, dat hy nog zoo zeker niet is, of
voor de eene, door doelmatige verbeteringen aan te bren
gen, aan het vonnis van onbowoonbaarverklaring niet te
ontkomen zou zjjn, de andere is van minder gunstige
conditie, door hare geringe afmetingen. In ieder geval
geeft do Voorz. in overweging do behandeling dezer zaak
tot eene volgende raadsvergadering te verdagen, omdat
Burg. en Wethouders nog geen gelegenheid hebben go-
had, beido woningen in loco op te nemen. De raad
verklaarde zich hiermede eonstemmig.
Uit het procesverbaal van de opneming dor gemeente
kas blykt, dat een saldo van f 1168.40) aanwezig behoort
te zyn on is.
Het stembureau voor do a.s. gemeenteraadsleden-ver
kiezing wordt, na gehouden stemming, samengesteld uit
de heeren Nobel en Sloos, als 4de lid Timmerman, met
den heer Burgemeester als voonittor.
Enkele af- en overschrijvingen gemeenterekening
1906, 011 op die van den nieuwen dienst woiden noodig
geacht en toegestaan.
opgang.
Bij koninklijk besluit benoomd in de provincie
Noordholland
tot heemraad van het heemraadschap Wioringen, de
heer J. Kooy Pz., to Wieriiigen
tot heemraad van het ambacht van Westfriesland, ge
naamd Geestmerambacht, de heeren P. de Boer, te
St. Maarten en J. Bijman, te Oudorp.
Gemeenteraadsverkiezing Ilarenkarspel.
Woensdag had alhier de stemming plaats voor 2 Ge
meenteraadsleden, aftredend de heeren Keesom en Boekei
(overleden).
Uitgebracht 375 geldige biljetten.
Dirkshorn. Waarland. Totaal.
W. Keesom 142 93 235
J. Krabman 155 35 190
J. Woel 107 84 191
Dus gekozen de Heeren Keesom en Weel.
(Reeds per bulletin gemeld in de gemeente Haronkarspel.)
Gemeenteraadsverkiezing St. Maarten.
Woensdag j.1. had de stemming alhier plaats voor 2
Gemeenteraadsleden, wegens aftreding der heeren G.
Schoorl en K. Slot. Do uitslag was als volgt
G. Jonker 64, W. W. Schermerhorn 72, G. Schoorl 84
en K. Slot 80 stemmen. De heeren Schoorl en Slot zyn
dus herkozen.
Er werden 157 geldige biljetten ingeleverd, zoodat de
volstrekte meerderheid 79 was.
(Reeds per bulletin gemeld in de gemeente St. Maarten.)
Marktbericht Mcdcinblik.
Marktbericht van de Land- en Tuinbouw-Vereeni-
ging ,De Eendracht" to Medemblik, gehouden den 3den
Juli 1907.
Aardappelen:
Opperdoozer Groote Ronde f 2.20 a
Kleine - 1.40 a
Groote Muizen - 2.20 a
Kleine - 145 a
Blauwe - 2.05 a
Aanvoer 3380 mandon of zakken.
f 2 40 per J H.L.
(L40 n n n
2.20
Uitspraak 4 Juli 1907.
A. de S., Anna Paulowna, jachtwet-overtr., f 6 of 3
d. H. K., Wieringerwaard, Art. 453 Str, f 1 of 1 d. C.
W„ Barsingerhorn, Pol. overtr., f 2 of 1 d. S. B., Anna
Paulowna, Prov. Regl. f 2 of 1 d. T. S. Anna Paulowna,
M. en R. Regl. f 1 of 1 d. H. d. E., Anna Paulowna, M.
en R. Regl. f 1 of 1 d. A. D. v. IJ. Anna Paulowna, M.
en R. Regl. f 3 of 2 d. P. B„ Helder, Art. 427 Str. f 2
of 2 d. J. O., Nieuwe Niedorp, Art. 426 Str. f4 of 3 d.
J. B., Groet, gem. Schoorl, Pol. overtr. f 1 of 1 d. N. K.,
Burgerbrug, Prov. Regl., 3 maal fl of 1 d. voor elke
boete. J. K., Schagen, Art. 453 Str., f 4 of 2 d. C. L.,
't Zand, Art. 45) str., 10 d. hecht. J. L., 't Zand, Art.
453 Str., f 8 of 3 d. A. L, Anna Paulowna, M. en R.
Regl., f 2 of 1 d. J. G., Zype, jachtwet, f 8 of 4 d.
„Ik geloof, dat Eet te mooi is om te lachen."
Toen streek hij de zeilen en keek haar aan met
welbehagen, zooals zij daar zat, met gelukkig vertrou
wen verzonken in dat, wat haar omgaf; met tranen
n de oogen droomende van het geluk, dat haar hier
■wachtte.
En zijn hand streelde haar blonden schedel, een
paar malen, tot hij haar even aan haar vlecht trok
•11 waarschuwend tot haar zeide:
„Nu wordt er gegeten! Het huis-reglement moet ge
ëerbiedigd worden."
Dat kwam er luider, ruwer en heerschzuchtiger uit,
lan hij het wel bedoeld had, maar dat kwam door
lat hij zijne ontroering had willen verbergen.
De kleine verschrikte er evenwel van en zij sloeg be
schroomd hare oogen neer.
Toen nam hij hare hand en fluisterde haar zacht
;n lachend in het oor: „Neem een voorbeeld aan
uw oom van vaderszijde, den zeer uitzetbaren dik-
ken-paling-eter!" t
Zij lachte nu van den weeromstuit, deze gemeen
zame vertrouwelijkheid bracht hen weer tot elkaar.
En nu at zij ook van al, wat Pieter op haar bord
legde.
„Pieter," begon nu de professor, met smullen even
pauseerende, „broeder Hendrik heeft mij één ding bi-
zonder op het hart gedrukt.
„Wat is dat?"
„Het betreft Ellens onderwijs. Gij zijt wel op elk
gebied beslagen en hebt u ook zeer vriendelijk bereid,
'erklaard
„Nu, op elk gêbied talen, dat gaat. Turnen en
:ingen goed. Maar godsdienst erg zwak."
N11, dat is ook het punt, waarover we wel een woordje
n"hef' midden hebben te brengen!"
Ik weet het. Jk ken jelui, uw broeder, 11! Maar
lit' wil ik je toch zeggen: de leer der Christelijke
Kerk inoct men toch leeren kennen. Wie zich in de
kerk thuis gevoelt goed. Wie er niet 111 blijven
Jtan ook goed. Maar men moet er eerst in ge
weest zijn. En zooveel slaat vast: aan de gestalte van
Christus kan niemand zich toch ergeren. En wie be
hoefte heeft aan de verlossing van dc kerk, dien wordt
hij ook tot verlosser van d'i kerk. En ten slotte
hier is een dominéé, voor wien ik een bijzonder zwak
heb. En daarom en deswege zal ik Ellen on
afhankelijk van uwe en mijne zoogenaamde wereld
beschouwing naar hem zenden, om in den Chris-
1 telijken godsdienst te worden onderwezen."
j „Natuurlijk, dat spreekt van zelf. Dat blijft natuur-
lijk geheel overgelaten aan uw inzicht. Dat is zelfs
Ilendrik's wensch. Hij heeft er toch nooit aan gedacht,
I tusschen huis en school een strijd te doen ontbran
den. Alleen zou het hem zeer aangenaam zijn, wan
neer wij samen het over een bepaald leerplan eens
zouden kunnen worden."
I „Leerplan neen, neen, neen, zoo iets maken
wij niet. Ik hen geen koster. Wat het uur ons op-
levert, daarover praten wij met elkaar. Dat is ons
leerplan, niet waar, kleine Ellen
„Ja, oom Pieter."
„Leerplan er gaat toch niets hoven uw geleerd-
heid-kweekerij I Gij zult ons zeker de uren afpassen en
toebcdeelert en ons al dien tijd in een kooitje naast
elkaar zeilen. En elke kooi zijn eigen nummer en
zijn eigen naam. Laten wij zoo met onzen tijd om
springen, Ellen?"
„Neen, oom Picter." Zij straalde van ingenomen
heid.
„Onze uren vormen geen zoölogischen tuin, jij zoö
loog. En eet nu maar! En groei!
Waarop oom Lodewijk van dezen onvruchtharen strijd
over liet opvoedingsplan afzag en zich verder vergastte
aan den heerlijken dikken paling.
XII.
De professor bleef bij een goede sigaar zitten, toen
de maaltijd afgeloopen was. 'Ellen ging in huis en
tuin rond, om zich te gewennen aan haar nieuw te
huis. Pieter begaf zich naar de keuken, 0111 met de
„ouwe" de noodige maatregelen te treffen voor den
volgenden dag de professor zou 's morgens vroeg
weder vertrekken.
Terwijl beiden de huishoudelijke zaken met elkaar
bespraken, werd er buiten aan de deur getikt, Pie
ter opende en zag de kleine voor zich. In hare oogen
las hij een angstige uitdrukking.
„Ik heb een ster gezien," fluisterde zij kuchend.
„Is dat zoo zeldzaam?"
„Kom toch mede een heel vreemde ster. Groo-
ter dan alle anderen en zoo een is er ook niet
altijd. Hij verdwijnt en komt weder. En nu eens is zij
wit, dan weder rood."
Zij had Pieter de hoogte bij het huis opgetrokken;
hij wist reeds, wat zij, met die verschijning be
doelde, voor zij naar het Zuidoosten wees.
„Zie maar nu!"
„Dat Ls geen ster, mijn kind. Dat is de vuurtoren
van de Oie."
„De vuurtoren! Dat is jammer! Ik was er zoo ver
heugd over, dat er zulke sterren waren. Dat is voor
de ►chippers, niet waar?"
„Ja, mijn kind."
„Maar ook voor ons is het. Dat komt toch eiken
avond?"
„Zeker."
„Dat is goed. Dan is de zee niet zoo vrecselijk
eenzaam. Weet u, dat ik altijd bang voor de zee hen
geweest
„O ik denk, dat gij wel van de zee zult gaan hou
den, evenals ik."
„Ik houd al van haar. Maar ik ben ook bang voor
haar."
Zij keek naar het donkere water, dat lieden zich
slechts ma lig bewoog en nauwelijks hoorbaar kabbel
de; zij zag hoe dc zwarte watermassa zich aan den
horizont met 't grauwe uitspansel verbond en zij hui
verde; zij nam oom Pieter hij den arm.
„Kom, kleine, liet is koel. Gij moet nu ook gaan
slapen. Morgen zal de zon u wel van de zee ver
tellen."