Zondag 7 Juli 11)07. 51 e Jaargang. No. 4271. TWEEDE BLAD. F E I LLETON. OOM P S E T. Van bró *ÊrSE.* »i- Kantongerecht Schagen. XCVI. Er zijn menschen, die hun heele leven lang pralen, zoo al niet zonder iets te zeggen, dan toch wet zon der ,ooit 'n woord te reppen van datgene wat ze op het hart hebben. Neem aan, dat hun ziel vervuld is van X, dan blijven ze in hun redeneeringen altijd in (de buurt van A. Noodzakelijkheden kunnen hen dwingen af te dwalen tot Ln het midden van het al- phabeth, tot O, tot P, maar dat doen zij reeds met huivering; en indien een onweer, 'n lawine, 'n drek geilde zondvloed, 'n wereldondergang hen dwingen zou tot zelfs in Z veiligheid te zoeken, dan maken zij met zulk een koorddansersvlugheid 'n salto-mortale over X, dat ze er tater zelf verwonderd van staan. Ik weel menschen, wie 'n levensvraagstuk, 'n zielek west ie zoozeer in beslag genomen heeft, dat deze geen enkele minuut van hen wijkt, en dj-® nog nooit 'n enkel woord daarover hebben gesproken; tenzij in hun slaap, zoo- ais dat ter noodlottiger stonde de vrouw van „hvan den Verschrikkelijke' overkwamwat haar dan ook het leven kostte. \Y ij praten over 'zaken, waarbij we niet behoeven na te denken, over dingen, die geen speciale waarde hebben voor een enkel persoon, in casu voor onszelf; want, wat ons innerlijk leven betreft, kan alleen maar met onszelven overlegd en besproken worden en ieder an ders oordeel erover zou foutief zijn. En omdat wij instinctmatig ons daarvan bewust zijn, zwijgen we er over en praten we honderd uit over dingen, die nie mand eigenlijk belang inboezemen, omdat ze in alie waarachtigheid dit onszelf ook niet doen. Let maar eens op, hoe weinig ziel er aanwezig is, hoe weinig innige diepte, in de woorden van iemand, die veel vertelt en altijd aan het woord is. Een vol uur redeneerens weegt nog niet op tegen 'n schouderge baar, 'n handbeweging, 'n oogopslag van iemand, die met z'n ziel leeft. Voor zulke menschen is het jam mer, dat andere menschen woorden noodig hebben om iets te begrijpen of te verstaan. In 'n vergadering van enkel wijzen zou de Stilte prediken en haar pre diking zou wijsheid zijn. (Zie het stukje getiteld„De Stilte" in het num mer dezer courant van 12 Mei 1.1.) Maar het spreken over onbeduidendheden en het zwij gen ovctr datgene wat 'n ziel geheel in beslag neemt, kan meer dan één oorzaak hebben. Huivering kan ontstaan door eerbied, maar ook door vrees. Veel spreken kan voortkomen uit zucht tot ratelen, maar ook uil 'n onbewuste bewustheid van een nooit uitgeputten rijkdom, waarvan men de verplichting ge voelt altijd te moeten geven, te moeten b 1 ij v e n ge ven; zooals liefde steeds de handen te vol heeft tot het geven van alle goeds, dan dat zij ook nog gele genheid zou hebben iets aan te nemen. Oordcelen in dezen moet altijd met groote omzich tigheid geschieden„Want al zeggen en doen twee menschen hetzelfde, dan zeggen en doen zij nog niet hetzelfde." Menige domkop gaat door zijn stilzwijgen voor 'n diep denker door en menige praatsmaker meent zichzelven 'n man van groote bekwaamheden te zijn. Wij zien den buitenkan! der dingen alleen; de bin nenkant, de aandrang blijft ons verborgen. Als er 'n kind in het water valt, dan kan ik er bijspringen en het er uithalen om drie gulden te ontvangen van hel reddingscomité, maar het is ook mogelijk, dat ik het doe uit menschenliefde. En dan is het ook nog mogelijk, ,dat ik het doe om geen van die beide en aan geen van die beide denk; dat ik het doe uit pure impulsie, en dat zou eigenlijk het mooiste en het beste wezen. We loopen dus altijd gevaar, waar wij oordeelen, ons te vergissen. En als deze vergissing zoo goed als ontwijkbaar is, dan wil ik mij liever vergissen ten goede, dan ten kwade. Want de zuivere oplossing gewordt mij niet. Wij grijpen wel naar waarheid, maar de waarheid ligt in een te hooge sfeer, dan dat wij haar in haar geheelen omvang zouden kunnen vatten of bevatten. L)e wijsheid der menschen bestaat in woor den, die om de waarheid heendraaien, maar de waar heid zelve is den jmensehen onbekend; en die haar kennen zwijgen erover of zijn schaars in hunwoorden. Er zijn menschen, die elke week brieven schrijven, lango brieven laat ons zeggenuit den een of anderen negerstaat, Kohilinda bijv. Waar Kohilinda ligt, weet ik niet en of het bestaat, weet ik ook niet. Maar laat ons aannemen, dat het ligt in Midden-Afrika, iets bezuiden de Noordpool, vlak nij de wijde meren van Nianza, dn de huurt van Kaap de Goede Hoop. Nu was er iemand, die brieven zou schrijven vandaar aan 'n courant over de bewoners van Kohilinda, over de boom en, die daar groeiden en over de dieren, die men daar aantrof; ovë.r de rupsen, die de boomen aan de Keizersgracht daar kaal vraten en als er mid den op de Place de la République twee motorcars te gen elkaar waren gereden, ook daarover. Want de stra ten in Kohilinda hebben ook namen en er zijn ook fietsen en motorcars. Nu gebeurde het, dat in 'nhuis in Cheap-side, op den hoek van de Roomolensteeg, vlak bij de Rue de Montepellier, waarmee ge op Plein 1813 kunt uitkomen, een katje geboren werd met drie koppen. Heel Kohilinda ging er been om dat katje te zien en al de bewoners voerden er gesprekken over. Dat katje was het onderwerp van elk discours, totdat MAX DREYER. 7. De professor maakte het zich .ntusschen met de hulp der oude huishoudster in de hal zoo gemakke lj kmo gelijk. Toen Ellen en oom Picter 111 (k' a men en Ellen den professor, meer u t beleefdheid vroeg of hij ook niet al hel moois wilde zien sloeg hij dit aanbod dringend af met een troostend „latei. Geen gemoedsaandoeningen voor mijn vriend .bo dewijk, na zulk een vermoeiende reis! Eerst moet gc den dikken paling opzetten, niet waar, zooioog f Als dat niet anders kan! Waf doet men al niet voor de wetenschap. Moeder Weetgoed droeg het avondeten op, terwijl d< der bmilie m. W «rdl,; El hier - hij Bnnft bekend ,n h land als losbol en onverstand. Wilt gij mi of „oTwij willen," giegelde de professor en kauwde. „En wat zegt kleine Ellen.' „Wanneer ik u bidden mag, boud mij ""f- Zij zat daar, stil, in zich zelve gekeerd cn at Zeer kleine hapjes. „Ja, maar wanneer ge hier zoo treurig it Pieter keek vorschend in het kinderhart. «Het is hier 'zoo mooi." „Dan lacht men toch en is men blijde, vermaan- ®e hij haar. U,; -a 'e staarten niets bizonders was, want dat nct n b.00rd,en op elk schip 'n kat hadden bet wnraimï r n, 10311 keek er niemand meer naar •lomenon 'V lje,°"J' cn zocht men naar andere phe- °1]1 buurt en de mensehen gaande te J|, 'nn Lasteraars zeiden: „zoo komen de kranten nai'r kwaadsprekers oordeelden, dat „de menschen naar verstandige dingen niet zouden luisteren." Maai; die schrijver van de Kohilindsche brieven ïad mets over nel wonderkatje geschreven, en over ie rupsen aan de Keizersgracht ook niet. Hij ver- .elde nooit eens of het water helder was in zijn stad jn of er snoek of baars in zwom, of dat er misschien mdere soorten van viseh in waren. Want omdat het zoover weg was, en men er zoo moeilijk komen kon, wilde men dit wel eens weten, 't Scheen w'el, alsof u in een stad nooit eens huizen instortten of boomen omwoeien, of andere dingen gebeurden, die de moeite van het vertellen waard waren. En daarom waren een paar menschen overeengekomen, om hem dit te-kort, n het volbrengen van zijn plicht eens onder het oog te brengen. En dat hebben ze nu gedaan. Ik kom nogal dikwijls in Kohilinda ik reis veel en heb toen dien briefschrijver eens bezocht, of liever 'n bezoek gebracht. „Bezocht" was hij, zoo vertelde hij mij. toen die heeren bij hem waren. Was het dan zoo erg? vroeg ik. Hij knikte met zijn veel te groote hoofd en keek mij met zijn wezen- looze oogen starend aan. Ik kraag medelijden met 'in en vroeg: Wat zeiden ze? Ik weet 't allemaal niet; maar ze hadden 't druk over een vredesconferentie, die daar ergens- bij jou in >de buurt moet gehouden worden. Spraken ze over de Haagsche vredesbeweging? Ja, de „Haagsche," dat zeiden zij ook. En Nu, dat die zoo mooi was; en dat we erg dank baar 'moesten wezen, want dat elke dag ons nu 'n >tap nader zou brengen lot den grooten wereldvrede. Ze hadden 't ook erg te kwaad over 'n anderen brief schrijver, die eigenlijk het onmogelijke wilde. Die moet n 'n courant bij jullie geschreven hebben: „Wat is ar nu gemakkelijker, als men vóór den vrede is, dan geen oorlog meer tc maken en niet meer te vechten?" Dat vonden ze heel dwaas, en ze vroegen mijWat iou de wereld nu wezen zonder oorlog? Die is dc springveer van handel en nijverheid, en er ruimen altijd weer wat menschen ,mee opZei je iets NeenMaar dat doet me denken aan dien man, die zei: Wat heb je nu aan je Zondag als je piet eens dronken bent? O! Vonden ze dien brief zoo dwaas? Ja, veel te illusoir, te idealistisch; goed voor men schen, die geen kijk op de dingen hebben. Die Haag sche vredesconferentie werd volgens hen niet gehouden om den vrede te bespoedigen, maar om orde en me thode in het oorlog-voeren te brengen. Dan spraken ze toch zichzelven tegen. Ja, maar dat merkten zij niet op. Heb jij dieii brief ook gelezen? Toevailig, ja. En Ja, wat zal ik daarop antwoorden? Dien brief ge lezen hebbende, en ook gehoord hebbende, wat al die menschen er tegen in te brengen hadden, moet ik erkennen, dat beide partijen in hun gelijk zijnde een wat zijn idealisme aangiat en de andere wat het praetische leven betreft. Ik heb toevallig ook dien brief gelezen; wat had den zij er dan tegen in te brengen? Ten eerste, dat het niet aangaat cis eischen door Jezus gesteld, van dien rok en dien mantel bijv. ook voor o li s te laten gelden. Dat zou kunnen in een omgeving van Christussen, Augustinussen, hei lige Franciscussen en Tolstoï's misschien; maar nooit in een wereld zooals wij ze kennen. Waarom niet? Heeft Franciseus dat dan niet ge daan Nu ja, maar daarom is hij dan ook doodarm gestorven. Och zoo? Dat Ls dus de kwestie! Ze willen chris tenen zijn cn tegelijk overhouden. Ja, hoor eens vrind, dat gaat niet. Wie Christus volgt, mag niet omzien; en doet hij dit toch, dan is hij onbekwaam, En nog niet waard eens leerlings naam." De meeste Christenen zijn dan ook Christenen onder zekere voorwaarden. Ze willen er niet bij tekort ko men; liefst bij overhouden, zoo ongeveer als Judas; zilverlingen doen tegenwoordig nog evenveel kwaad, als in de dagen van Christus. Wanneer 'n mensch bij zijn godsdienst niet zou overhouden, ja zelfs schade zou lijden, dan zijn er volgens zulke menschen vol doende termen, om hun godsdienst er aan te geven. Ze maken graag met God 'n accoordje, zooals Ja- eob deed. (Zie: Genesis XXVIII: 20 en 21.) Toen deze, gedwongen door alltfrlei gemeene streken door hem begaan, vluchten moest, uit vrees, dat zijn benadeelde broeder hem zou vermoorden, toen durfde deze mis dadiger dit voorstel doen aan God: „Zie Heer, wan neer gij met mij wezen zult, en mij behoeden op den weg dien ik rei ze. en mij geven zult brood om te eten en kleeren om aan te trekken, en mij ook'weer in vrede in het huis mijns vaders doet weerkeeren, dan zal ik (zoo vriendelijk zijn, om te) erkennen, dat gij God zijl. En van alles wat gij mij geeft, zal ik u tienden geven." Mag ik u voorstellen? De Heer Jacob, die zijn ar- i men blinden vader stond te beliegen met Gods naam op zijn lippen, die zijn broer bestal van eerstgeboorte recht cn zegen, en nu beproeft in Gods zegen te dee- ten door Hem zijn vereering te beloven onder die en Jie voorwaarden. i En van zoo 'n zelfde gehalte is het Christendom n onze dagen. Zij willen wel God dienen, maar eerst mo. t God van Zijn kant, evenais bij Jacob, bewijzen geven hun vereering waard te zijn. Zij willen wel Chris- tus volgen, maar daarbij liefst de beurs van Judas in handen hebben. Ze willen wel de „z a 1 i g s p r e k i n- g e n van Christus op zichzelven toepassen, maar voor Zijn ee l s oordeelen zij het adres van hunbuur- nan zeer gepast. Maar zij zijn noch „vreedzaam", aoch zachtmoedig, noch bar m h a r t i g," eb treu ren evenmin over hun zonden, als zij honger of dorst gevoelen naar „gerechtigheid" De eenige zalig spreking, die voor hen zou kunnen gelden is, dat zij „armen van geest" zijn. Om ze niet af te schrik ken, is Mattheus daar dan ook zeker mee aangevan gen. Wat zeiden ze ook weer? Dien rok en dien man tel? Natuurlijk, daar hangt Christus' armoede mee sa men. Men wil Christen wezen buiten Christus om. Maar dat gaat niet! Als ge dat baken wegneemt uit onze zee, dan ptranden wij allen; dan blijft er geen enkel schip bewaard. Woudt ge met Christus neer- knieten en tegelijk met Ilei'odes 'n moord begaan? Zou het mogelijk zijn in allerlei materieële voordeelen te deeien en tegelijk ook in Gods glorie, die over 't Kruis straalt? Zoudetl wij op Golgotha willen over houden? Dat gaat niet, vriend, dat gaat niet! W ij hebben te kiezenniet te deelcn. collega keek benhij zegt in ij niet zwijgend aan. veel. Eindelijk niet bij laten? vroeg ik. wel. en zijn wonderlijke oogen Mijn Kohilindsche Hij' is wijzer dan ik begon hij .En ten tweede Zouden wij 't er maar Dat „ten tweede" ken ik al Mijn vriend knikte alleen keken mij vreemd aan. W ij beiden zwegen. Maar ook dat zwijgen was vreemd. Er ging in mij om, hoe ik jaren geleden in 'n h ilf donker gemaakte slaapkamer aan 'n sterfbed zat. Toen zweeg ik ook, omdat nnjn gedachten en aandoeningen te menigvuldig waren, om ze in woorden te uiten. Toen voelde ik, hoe 'n lieve hand, die eens mijn haren streelde, mijn hand zacht drukte en 'n stem herhaalde fluisterend de korte les: „Wees goed, m'n jongen, wees goed, en heb veellief!" Toen ging de lieve heen en ik aanvaardde mijn erfenis. Heb ik verkeerd gehandeld? VERGADERING van den Raad der gemeente Winkel, op Woensdag 8 Juli 1907, des voormiddags 9 uur. Aanwozig allo leden, met uitzondering van den heer Broobaart. De Voorzitter, de heer J. Koomen, opont de vergade ring. De notulen der vorige bijeenkomst worden dooi den Secretaris gelezen, goedgekeurd en onveranderd vastgesteld. De heer Sloos deelt, na bekomen verlof, mede, dat do heer Jb. Lange genegen zou z(jn een dubbel woon- T' poluor huis te bouwen op het terroin, aan de gemeente in riJfiJt- - m(i zons°PS?.an?> eigendom toebehoorende, gelegen tusschen hot weeshuis 97 t?i 1007 Polder en de naai- en breischool, indien de gemeente hem dat' p Texel, op ZatenJaD Ji Juli 1J07, met zons- Op verzoek van den heer Keizer, waarn. secr., gedu- rendo de secretaris-vacature, zal aan dezen nog een pro.'entsgowjjze vergoeding voor door hem verrichte werkzaamheden, don ambtenaar van den Burgerl. Stand botreffonde, worden toegekend. Mej. Maaj, onderwijzeres aan do school te Groetpolder, vraagt, op advies van haar geneesheer, nog veertien dagen uitstel, on dus als datum van haar weder-indionst- treding to willen bepalen 15 Juli a.s. De plaatsver vangster, moj. Beum, is bereid tot dien datum indienst te blijven. De gevraagde be.villiging wordt verleend. De heer Slooves klaagt overden slechten toestand vaneen landpad, eigendom van do gemeente, waarvan reeds vroeger door een raadsbesluit tot verbetering werd be sloten, wat tot heden niet is uitgevoerd. De Voorzitter is wol genegen den wegwerker Bakker daar heen te zenden om bedoeld pad te effenen en zoo er eventueel puin beschikbaar komt, dit daar heen te doen brengen. De heor Over vraagt, of zijn reclame Hoofd. Omslag reeds door B. en W. is behandeld. Namens B. on W. antwoordt do Voorzitter, dat het coll. nog steeds een nader schrijven desbetreffende van den heer Over inwacht. Dat schrijven komt niet, zegt de hoer Over, hij heeft zijne reclame voldoende gemotiveerd. Niemand moer het woord verlangende, sluit de Voor zitter de vergadering. Ken ongeluk. Op 's Rijks werf te Hellevoetsluis is een ongeluk gebeurd, dat nog betrekkelijk goed afgoloopen is. Een torpedoboot zou te water worden gelaten; eensklaps breekt de mast van den bok of lichter en valt met groote kracht langs de boot neer. Vele werklieden ontkwamen een ongoluk door te water springen. Drie werden gewond. Twee konden verbonden zelf naar huis gaan, doch de bootsman t. H., onder wiens leiding het werk werd verricht, moest naar de verbandkamer en vervol gens op advies van twee marinedokters naar het hospi taal worden gebracht. Men vreest, dat hy inwendige kneuzingen hoeft bekomen. Ken llinke belooning. Door eenheer werd bij een vleeschhouwer to 's Graven- hage een bankbiljet van f 1000 in betaling gegeven voor oon bankbiljet van f 100. Door den vleeschhouwer attent gemaakt op zijn vergissing, beloonde hy dezen met honderd gulden. Jacht in Noord-Holland. De Commissaris der Koningin in de provincie Noord- Holland heeft aan belanghebbenden ter kennis gebracht dat de jacht op waterwild in dit gewest zal worden geopend als volgt: in den kring, begrepen binnen den YVestfrieschen omringdijk, in de gemeente Petten, in de gemeente Callantsoog, alsmede in het gedeelte van den polder het Koegras, gelegen onder de gemeente Helder, op Zaterdag 18 Juli 1907, met zonsopgang; op het eiland Texel, met uitzondering van den polder Eyerland, op en in de terroin afstaat in eeuwigdurende erfpacht, tegen een jaarlijksche vergoeding van één cent per strekkenien meter. De woningen zouden dan bestemd zyn, om in huur te worden bewoond door den tegenwoordigen gemeente-secretaris en den in doze gemeente zich vestigenden cand.-notaris. De heer Lange is bereid teekening en bestek binnen eenige dagen aan het oor deel van het gemeentebestuur te onderwerpen. De Voorz. is van meening, dat van het erfpachts recht ad 3 cent por ML niet behoeft te worden afgeweken; dat de door Lange te bouwón woningen natuurlijk de goedkeuring van het gemeentebestuur moeten wegdragen; dat de gemeente-secretaris vrij blijft in zyne keuze, of hy eene dier woningen zal willen betrekken, doch in elk geval als huurder preferent isaan Lange de beschik king overlatende, wien hij als huurder der tweede woning wenschelyk acht. De Raad vereenigt zich met deze zienswijze. Van de Vrijwillige Brandweor is een verzook ingeko men, om voor rekening van do gemeente twee nieuwe pypslangen te mogen aanschaffen; de bestaande voldoen niet meer. Daartoe wordt besloten, te éérder, waar do Raad overtuigd is van eigen offervaardigheid en dienst ijver dor betrokken brandweer. De school te Lutjewinkel vereischt dringend dat de schoo'banken, totaal verveloos als zij zijn, opnieuw geschilderd worden. De Voorz. zogt, dat hij een opgave van Speets heeft ontvangen: de veertig brnken zullen f 2.75 per stuk mooten kosten. Hij stelt den Raad voor, j indien hem, na gedaan onderzoek, is gebleken, dat die prijs niet te hoog is, bedoeld schilderwerk aan Speets op te dragen. Conform besloten. Voorts is ingekomen een schijjven van den nieuw- benoemden Weesvader en -Moeder, don heer Wessemius en Eohtgenoote, dat zy de benoeming als zoodanig hebben aanvaard, dankend voor de onderscheiding en belovend, de betrekking naar eisch te zullen behartigen, zoogoed, als zfj dat zullen vermogen to doen. Van de Gezondheidscommissie, gezeteld te Hoorn, is een schrijven ingekomen, waarbij wordt voorgesteld twee woningen in de-zo gemeente onbewoonbaar te ver klaren. De Voorz. zegt, dat hy nog zoo zeker niet is, of voor de eene, door doelmatige verbeteringen aan te bren gen, aan het vonnis van onbowoonbaarverklaring niet te ontkomen zou zjjn, de andere is van minder gunstige conditie, door hare geringe afmetingen. In ieder geval geeft do Voorz. in overweging do behandeling dezer zaak tot eene volgende raadsvergadering te verdagen, omdat Burg. en Wethouders nog geen gelegenheid hebben go- had, beido woningen in loco op te nemen. De raad verklaarde zich hiermede eonstemmig. Uit het procesverbaal van de opneming dor gemeente kas blykt, dat een saldo van f 1168.40) aanwezig behoort te zyn on is. Het stembureau voor do a.s. gemeenteraadsleden-ver kiezing wordt, na gehouden stemming, samengesteld uit de heeren Nobel en Sloos, als 4de lid Timmerman, met den heer Burgemeester als voonittor. Enkele af- en overschrijvingen gemeenterekening 1906, 011 op die van den nieuwen dienst woiden noodig geacht en toegestaan. opgang. Bij koninklijk besluit benoomd in de provincie Noordholland tot heemraad van het heemraadschap Wioringen, de heer J. Kooy Pz., to Wieriiigen tot heemraad van het ambacht van Westfriesland, ge naamd Geestmerambacht, de heeren P. de Boer, te St. Maarten en J. Bijman, te Oudorp. Gemeenteraadsverkiezing Ilarenkarspel. Woensdag had alhier de stemming plaats voor 2 Ge meenteraadsleden, aftredend de heeren Keesom en Boekei (overleden). Uitgebracht 375 geldige biljetten. Dirkshorn. Waarland. Totaal. W. Keesom 142 93 235 J. Krabman 155 35 190 J. Woel 107 84 191 Dus gekozen de Heeren Keesom en Weel. (Reeds per bulletin gemeld in de gemeente Haronkarspel.) Gemeenteraadsverkiezing St. Maarten. Woensdag j.1. had de stemming alhier plaats voor 2 Gemeenteraadsleden, wegens aftreding der heeren G. Schoorl en K. Slot. Do uitslag was als volgt G. Jonker 64, W. W. Schermerhorn 72, G. Schoorl 84 en K. Slot 80 stemmen. De heeren Schoorl en Slot zyn dus herkozen. Er werden 157 geldige biljetten ingeleverd, zoodat de volstrekte meerderheid 79 was. (Reeds per bulletin gemeld in de gemeente St. Maarten.) Marktbericht Mcdcinblik. Marktbericht van de Land- en Tuinbouw-Vereeni- ging ,De Eendracht" to Medemblik, gehouden den 3den Juli 1907. Aardappelen: Opperdoozer Groote Ronde f 2.20 a Kleine - 1.40 a Groote Muizen - 2.20 a Kleine - 145 a Blauwe - 2.05 a Aanvoer 3380 mandon of zakken. f 2 40 per J H.L. (L40 n n n 2.20 Uitspraak 4 Juli 1907. A. de S., Anna Paulowna, jachtwet-overtr., f 6 of 3 d. H. K., Wieringerwaard, Art. 453 Str, f 1 of 1 d. C. W„ Barsingerhorn, Pol. overtr., f 2 of 1 d. S. B., Anna Paulowna, Prov. Regl. f 2 of 1 d. T. S. Anna Paulowna, M. en R. Regl. f 1 of 1 d. H. d. E., Anna Paulowna, M. en R. Regl. f 1 of 1 d. A. D. v. IJ. Anna Paulowna, M. en R. Regl. f 3 of 2 d. P. B„ Helder, Art. 427 Str. f 2 of 2 d. J. O., Nieuwe Niedorp, Art. 426 Str. f4 of 3 d. J. B., Groet, gem. Schoorl, Pol. overtr. f 1 of 1 d. N. K., Burgerbrug, Prov. Regl., 3 maal fl of 1 d. voor elke boete. J. K., Schagen, Art. 453 Str., f 4 of 2 d. C. L., 't Zand, Art. 45) str., 10 d. hecht. J. L., 't Zand, Art. 453 Str., f 8 of 3 d. A. L, Anna Paulowna, M. en R. Regl., f 2 of 1 d. J. G., Zype, jachtwet, f 8 of 4 d. „Ik geloof, dat Eet te mooi is om te lachen." Toen streek hij de zeilen en keek haar aan met welbehagen, zooals zij daar zat, met gelukkig vertrou wen verzonken in dat, wat haar omgaf; met tranen n de oogen droomende van het geluk, dat haar hier ■wachtte. En zijn hand streelde haar blonden schedel, een paar malen, tot hij haar even aan haar vlecht trok •11 waarschuwend tot haar zeide: „Nu wordt er gegeten! Het huis-reglement moet ge ëerbiedigd worden." Dat kwam er luider, ruwer en heerschzuchtiger uit, lan hij het wel bedoeld had, maar dat kwam door lat hij zijne ontroering had willen verbergen. De kleine verschrikte er evenwel van en zij sloeg be schroomd hare oogen neer. Toen nam hij hare hand en fluisterde haar zacht ;n lachend in het oor: „Neem een voorbeeld aan uw oom van vaderszijde, den zeer uitzetbaren dik- ken-paling-eter!" t Zij lachte nu van den weeromstuit, deze gemeen zame vertrouwelijkheid bracht hen weer tot elkaar. En nu at zij ook van al, wat Pieter op haar bord legde. „Pieter," begon nu de professor, met smullen even pauseerende, „broeder Hendrik heeft mij één ding bi- zonder op het hart gedrukt. „Wat is dat?" „Het betreft Ellens onderwijs. Gij zijt wel op elk gebied beslagen en hebt u ook zeer vriendelijk bereid, 'erklaard „Nu, op elk gêbied talen, dat gaat. Turnen en :ingen goed. Maar godsdienst erg zwak." N11, dat is ook het punt, waarover we wel een woordje n"hef' midden hebben te brengen!" Ik weet het. Jk ken jelui, uw broeder, 11! Maar lit' wil ik je toch zeggen: de leer der Christelijke Kerk inoct men toch leeren kennen. Wie zich in de kerk thuis gevoelt goed. Wie er niet 111 blijven Jtan ook goed. Maar men moet er eerst in ge weest zijn. En zooveel slaat vast: aan de gestalte van Christus kan niemand zich toch ergeren. En wie be hoefte heeft aan de verlossing van dc kerk, dien wordt hij ook tot verlosser van d'i kerk. En ten slotte hier is een dominéé, voor wien ik een bijzonder zwak heb. En daarom en deswege zal ik Ellen on afhankelijk van uwe en mijne zoogenaamde wereld beschouwing naar hem zenden, om in den Chris- 1 telijken godsdienst te worden onderwezen." j „Natuurlijk, dat spreekt van zelf. Dat blijft natuur- lijk geheel overgelaten aan uw inzicht. Dat is zelfs Ilendrik's wensch. Hij heeft er toch nooit aan gedacht, I tusschen huis en school een strijd te doen ontbran den. Alleen zou het hem zeer aangenaam zijn, wan neer wij samen het over een bepaald leerplan eens zouden kunnen worden." I „Leerplan neen, neen, neen, zoo iets maken wij niet. Ik hen geen koster. Wat het uur ons op- levert, daarover praten wij met elkaar. Dat is ons leerplan, niet waar, kleine Ellen „Ja, oom Pieter." „Leerplan er gaat toch niets hoven uw geleerd- heid-kweekerij I Gij zult ons zeker de uren afpassen en toebcdeelert en ons al dien tijd in een kooitje naast elkaar zeilen. En elke kooi zijn eigen nummer en zijn eigen naam. Laten wij zoo met onzen tijd om springen, Ellen?" „Neen, oom Picter." Zij straalde van ingenomen heid. „Onze uren vormen geen zoölogischen tuin, jij zoö loog. En eet nu maar! En groei! Waarop oom Lodewijk van dezen onvruchtharen strijd over liet opvoedingsplan afzag en zich verder vergastte aan den heerlijken dikken paling. XII. De professor bleef bij een goede sigaar zitten, toen de maaltijd afgeloopen was. 'Ellen ging in huis en tuin rond, om zich te gewennen aan haar nieuw te huis. Pieter begaf zich naar de keuken, 0111 met de „ouwe" de noodige maatregelen te treffen voor den volgenden dag de professor zou 's morgens vroeg weder vertrekken. Terwijl beiden de huishoudelijke zaken met elkaar bespraken, werd er buiten aan de deur getikt, Pie ter opende en zag de kleine voor zich. In hare oogen las hij een angstige uitdrukking. „Ik heb een ster gezien," fluisterde zij kuchend. „Is dat zoo zeldzaam?" „Kom toch mede een heel vreemde ster. Groo- ter dan alle anderen en zoo een is er ook niet altijd. Hij verdwijnt en komt weder. En nu eens is zij wit, dan weder rood." Zij had Pieter de hoogte bij het huis opgetrokken; hij wist reeds, wat zij, met die verschijning be doelde, voor zij naar het Zuidoosten wees. „Zie maar nu!" „Dat Ls geen ster, mijn kind. Dat is de vuurtoren van de Oie." „De vuurtoren! Dat is jammer! Ik was er zoo ver heugd over, dat er zulke sterren waren. Dat is voor de ►chippers, niet waar?" „Ja, mijn kind." „Maar ook voor ons is het. Dat komt toch eiken avond?" „Zeker." „Dat is goed. Dan is de zee niet zoo vrecselijk eenzaam. Weet u, dat ik altijd bang voor de zee hen geweest „O ik denk, dat gij wel van de zee zult gaan hou den, evenals ik." „Ik houd al van haar. Maar ik ben ook bang voor haar." Zij keek naar het donkere water, dat lieden zich slechts ma lig bewoog en nauwelijks hoorbaar kabbel de; zij zag hoe dc zwarte watermassa zich aan den horizont met 't grauwe uitspansel verbond en zij hui verde; zij nam oom Pieter hij den arm. „Kom, kleine, liet is koel. Gij moet nu ook gaan slapen. Morgen zal de zon u wel van de zee ver tellen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5