"Sör\r sr Donderdag 25 Juli 1907. 51ste Ja&igang No. 4276 Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 8 ure, worden ADV ERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3,Franco per post f 3,60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meerö ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD. Bekendmakingen. Nationale Militie. Uit en voor de pers. SGHAGËR Aliiieci Nioaws- CODRANT. Aiicrtcitie- LiiHiivIlil ©CMf.Af5I.SM, ILaaM, 19 4. Interc. Tdephoon No. 20. UitgeversTRAPMAN Co. Dit nummer bestaat uit twee bladen GEMEENTE SCHAGEN. (o)— Do BURGEMEESTER dor gemeente SCH AGEN brengt ter kennis van belanghebbenden, dat by beschikking van den Minister van Waterstaat d.d., 2 Juli 1907, La. B., afdeeling Spoorwegen, is bepaald, dat alle per spoor naar het buitenland te vervoeren runderen door een geöxamineerden veearts moet. n worden gekeurd, even als zulks reeds geschiedt mot de dieren, welke naar België worden uitgevoerd; dat voor elk te vervoeren stuk rundvee eene afzon derlijke verklaring van den veearts in duplo noodig is, welke verklaring slechts gedurende twaalf uren na het tijdstip van onderzoek geldig is en dat dit onderzoek ten laste is van den belanghebbende. Een model-certificaat by geroemde beschikking behoo- rende, ligt ter secretarie ter kennisneming. Schagen, den 22 Juli 1907. De Burgemeester, H. J. POT. (o)— OVERGANG NAAR DE LANDWEER. De BURGEMEESTER van SCHAGEN herinnert, dat - volgens art. 3 van de wet van 21 Juni 1901 (St.bl. No. 159) met 1 Augustus a.s. naar de landweer zullen overgaan de verlofgangers der militie te land, lichting 1899, mot uitzondering van hen die le. krachtens de eerste zinsnede van art. 127 (oud) der wet betrekkelijk de nationale militie (art. 113 der militiewet 1901) voor het laatste jaar van den in art. 6 van die wet vermelden diensttijd of krachtens de derde zinsnede van voorlaatstbedoeld artikel, hetzij voor hun geheelen, hetzij voor het onvervuld gedeelte van hun diensttijd, van den wcrkelijkon dienst bij de militie op 1 Augustus a.s. ontheven zijn; 2o. behooren tot het korps torpedisten of tot de bereden korpsen 3e. als plaatsvervangers of als nummervorwisselaars by de militie te land zijn ingelijfd. De aandacht wordt voorts gevestigd op art. 24 der Landweerwet 6n 10 der Landweerinstructie I, volgens welke bopalingen de verlofganger van de landweer zich binnen dertig dagen na den dag vanzijn overgang naai de landweer, onder overlegging van zijn zakboekje voor do militie, bij den Burgemeester zijner woonplaats aan meldt. De verlofganger, die buiten het Rijk woont of verbiyf houdt,of die zich bij zijn vertrek met verlof buiten het Rijk begeeft, kan, tor vervulling van genoemde verplichting binnen den aangegeven termijn, zijn zakboekje by aan- geteekenden brief toezenden aan den Burgemeester zij ner laatste woonplaats binnen het Rijk. Schagen, den 20sten Juli 1907. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. _(o)- Oproeping van Verlofgangers in werkelyken dienst. De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat de in deze Gemeente gevestigde verlofgangers, wier namen hieronder zyn vermeld, bij deze, ieder legen het achter zijnen naam aangegeven tijdstip, krachtens art. 111 dei Militiewet 1901, in werkelyken dienst worden opge- 10NONNEKES JOHANNES ELIZA, 12 Augustus 1907, lichting 1900, 3e Reg. Inf., 2e bat.,4e Lomp., Middelbuig, TH IE JOHAN DIEDER1CH, 26 Augustus 1907, lich ting 1903, 8e Reg. Inf., 3e bat3e Comp., Arnhem. STEEN DIRK, 5 Augustus 1907, lichting 1903, le Reg. Veld-A., 2e bat., Utrecht. De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen, dat zy zich, ieder op den voor hem aangegeven dag, in uniform gekleed en voorzien van hun verlofpas (zak boekje) alsmede van al de by hun vertrek met groot verlof medegenomen voorwerpen van kleeding en uitrusting by hun korps aanmelden, en wel des namiddags vóór vier uur (de milicien-telegrafisten vóór feuilleton. OOM PIET. Van MAX DREYER. 12. „Heeft u dat boek, waar dat in staat?" vroeg de oude levendig. „Neen, maar u kunt mij gelooven, dat het zoo is. Dat komt daardoor, omdat zij gelooven, dat er eene zielsverhuizing bestaat. Weel u, wat dat iszeide Ellen. u Het professorenbloed deed zich bij haar gelden. O jaantwoordde Johan Weefgoed, niet zonder tróts' Daarover staal een en ander in een boek, dat mijnheer Brand mij heeft gegeven." Nu dan ziet u 'Wel, tot welk een onzin men kan kómen met zulke jdierengeschiedenissen Onzin, mijn kind? Laat u dat van mij zeggen, er zijn veel menschen tmet een rattenzjel, waarom zou pon muis dan niet eeni menschenziel kunnen hebben G^ z^t hatelijk vader Weetgoed. U maakt afschu welijke grappen. Gij smaadt het evenbeeld Gods! Dat laatste kwam er met al den pathos van be ledigd ïlfbewusTzij?! uit, wat de oude met een sld ,ce c„ 8ing ec„ pa.r hedenmorgen getuige was geweest van hare ™akhe^ en dat trok haar weer naar hem terug. Want noe ziek zij zich pok gevoeld had, toch had het haai getroffen, hoe lxizorgd hij voor haar was geweest. „Ik heb u nog niet bedankt, vader Weetgoed. ÓDat'u vanmorgen zoogoed jegens mij is geweest! een uur), cf, indien dit met het oog op den duur dei- reis niet mogelyk is, zoo spoedig doenlyk daarna. Zy, die binnen het Ryk woonplaats hebben, behoeven hun reis niet eerder aan te vangen dan op don dag voor de op komst bepaald. I Het is in het algemeen wenschelyk, dat de opgeroe- penen zich op den laatsten dag vóór hun vertrek naar i het korps, des voormiddags tusschen 10 en 12 uur, ter Gemeentesecretarie aanmelden, voorzien van hun zak- j boekje, ten einde zoo noodig in het bezit te worden gesteld van de vereischte vervoerbewyzen en de passage biljetten en tot het desgewenscht in ontvangst nemen van daggeld, een en ander voor zooveel zy daarop recht hebben, en tevens om, zoo zy die gewenscht achten, inlichtingen to bekomen aangaande de reis. De verlofgangers echter, voor de laatste maal met groot-verlof vertrokken na 15 Maart 1904, die alleen per spoor- of tramweg moeten reizen en in wier zak boekje aanwezig is een op wit papier gedrukt en met rooden inkt ingevuld vervoerbewys, behoeven zich niet ter Gemeentesecretarie aan te melden, doch begeven zich rechtstreeks naar het station van vertrek en stel len aldaar hun zakboekje ter hand aan den stations beambte, met de uitgifte van plaatsbewijzen belast. De verlofgangers behooren er op indachtig te zyn, dat hun het zakboekje wordt teruggegeven, alsmede de strook van het vervoerbewys, aangezien deze strook hun ge durende de reis moet dienen als plaatsbewijs. Verlofgangers, die, hoewel hun reis aanvangende per spoor- of tramweg, een gedeelte van het traject moeten afleggen per stoomboot of die op hunne reis van één of meer veren moeten gebruik maken, moeten zich steeds naar de Gemeentesecretarie begeven tot het in ontvangst nemen van de vereischte vervoerbewyzen en passagobiljetten. Het is noodig zich ten minste een half uur vóór het vertrek van den trein of tram aan het station te be vinden. Ingeval ziekte of gebreken de opkomst mochten ver hinderen, moet hiervan zoodra doenlyk door overlegging van eene op gezegeld papier geschreven en gelegaliseer de geneeskundige verklaring ter Gemeentesecretarie blyken. Geldt het verlofgangers, aan wie wegens onver mogen eene ongezegelde verklaring is afgegeven, dan kan deze aldus, ter verzending aan wien behoort, ter Gemeentesecretarie worden ingeleverd. Betreft het ver lofgangers, aan wie, in verband met eene vorige oproe ping in werkelyken dienst, door denzelfden genees kundige reeds eene vorklaring is uitgereikt, dan kan ook voor niet-onvermogenden met eene ongezegeldo en niet-gelegaiisoerde verklaring worden volstaan. Na hun herstel vervoegen zy zich onverwijld bjj hun korps. Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan deze oproeping, wordt, na daartoe verstrekte machtiging van den Minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd. Hy, die zonder geldige reden zich te laat bij het korps aanmeldt, maakt zich strafschuldig. Het niet-ontvangen eener byzondere oproeping ontheft een verlofganger geenszins van zyne verplichting tot opkomst in werkelyken dienst, daar de openbare ken nisgeving eenig en alleen alsbewys geldt, dat hy behoor lijk is opgeroepen. Denveilofgangers, die, opgrond van kostwinnerschap, vermeenen in de termen te verkeeren tot het erlangen van ontheffing van bovenbedoelden werkelyken dienst, wordt in hun belang aangeraden daartoe spoedig aan de Koningin het verzoek te doen. Dat verzoek kan op ongezegeld papier worden geschreven en moet recht streeks aan Hare Majesteit worden gezonden. Frankee ring is niet noodig. Op geljjke wyze moet worden gehandeld met aanvragen hetzy om ontheffing, hetzy om een geldige vergoeding. Wenscbt men echter alleen voor eene geldelijke vergoeding in aanmerking te komen, dan kan deze by ongezegeld en ongefrankeerd verzoek schrift aan den Minister van Oorlog worden gevraagd. Overigens wordt ten deze verwezen naar de afzonder- lyko publicatie betrekkelijk „Kostwinners", en kunnen zoo noodig nadere inlichtingen mondeling worden geviaagd ter Gemeentesecretarie, eiken werkdag tus- sehen 10 en 12 uur voormiddags. Schagen, den 24sten Juli 1907. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. Ook bij zeer vele gemeenteraadsverkiezingen is de triomf der Sociaal-Democraten voortgezet. Een van de meest frappante uitslagen is wel de verkiezing van den priester-socialist dr. j. v. d. Brink tot lid van den gemeenteraad te Breda. „Het Volk" juicht natuurlijk. Hij krijgt nu, zegt het blad, de gelegenheid, door practischen arbeid te toonen, wat er aan is van de legende, door de Roomsche priesters over het socia lisme in Brabant verspreid. Minder goed zijn de Katholieke bladen te spreken. Een paar staaltjes: De Noord-Brabanter: „Hij is dan na heel wat strijd eindelijk aan het station waar hij wezen wil, de on gelukkige, die het woelige politieke strijdbestaan in het kamp van den vijand verkozen heeft met verzaking van den dienst, waartoe God hem in zijn heiligdom geroepen had. „De eerste socialist in de Gemeenteraden van Noord- Brabant, nog wel een afgedwaald priester-socialist. „Er is aan onze zijde hard gewerkt om de deur voor den socialist dicht te houden, maar men heeft den toegang in weerwil van onze krachtsinspanning weten te forceeren. „Of het socialisme dan zoo sterk is in Breda? Neen. Maar gelegenheden als daar thans geboden worden, zijn welkom aan ontevredenen en dwarsdrijvers om de par tijen van orde te contrarieeren. En of ze dan met hun onedel bedrijf enorm veel kwaad doen aan de goede zaak, is een ding, dat hen koud laat, ze krij gen hun zin." „En wat Van den Brink nu zelf betreft. Zij', die inderdaad eenige verwachting op hem gebouwd hebben, zullen zich spoedig bedrogen zien. Als buitenstaanders zijn woelwaters als hij en consorten menschen met veel praats; eenmaal binnen op hun hooge plaats, ziet men ze spoedig in de practijk in al hun zwakheid en onbeholpenheid." „Het Centrum" „Dat men den heer Van den Brink niet geko-zen heeft als Katholiek priester is duidelijk. „Men koos hem als socialist, als oproerig pries- t e r, als man van het verzet tegen de overheid, aan wie hij weleer zoo plechtig gehoorzaamheid beloofde. „De verkiezing van dezen jammerlijk verdoolde in de residentie van zijn bisschop, is een diepbedroevend feit. „Een feit, dat de verbittering bewijst van onze te genstanders, maar tevens de Katholieken aanspoort eens ernstig le overwegen, of ook zij zeiven niet in ge breke zijn. „Niet natuurlijk wat hun bedoeling, wat hun be ginsel .betreft. „Maar wèi wat aangaat hun organisatie, hun actie, hun voorbereiding." De jongste Verkiezingen. In het weekblad „De Kroniek" schrijft de heer P. L.) T.(ak) onder het motto„Wees u zelf, sprak ik )tot iemand..." „De nederlaag der liberalen bij de stemmingen voor de Prov. Staten hebben ook den linkervleugel der com binatie, de vrijzinnig-democraten, zwaar getroffen. Zij moesten zich wel voorstellen, dat indien er nog een reden kon gevonden worden voor de massa der kie zers om liberaal te stemmen, het hun aanwezigheid in de coalitie moest zijn, welke er de aantrekkelijk heid van zou uitmaken. Hun sociaal-ethisch program was immers het zout in den liberalen pot. Het is nu gebleken, dat die voorstelling een waan was. Hun aantrekkingsvermogen bleek geringer te zijn dan vroe ger, en zij hebben te bedenken, dat een sociaal-strevende partij, die in deze tijden invloed op de kiezers verliest, een fout moet hebben, die met haar wezen zelf, en niet alleen met tijdelijke indrukken van haar optre den heeft te maken. Indien het gebeurde bij de stemmingen voor de Prov. Staten nog niet duidelijk genoeg sprak, kwamen de Raadsverkiezingen er nog sterkeren nadruk op leggen. Zij werden wederom veelal door de vrijzinnig-demo craten gestreden in hetzelfde compromitteerende bond genootschap, dat hen in den strik van blanco ving. Do combinatie van blanco is gebleken voor den linkervleugel beslist verzwakkend te werken.". De schrijver heeft zich reeds afgevraagd of men bij deze partij: dan nooit wijs zou worden, immers, zegt hij „De beteekenis van eene krachtige democratische groep in de burgerij is in den huldigen stand der zaken niet te miskennen. Maar kracht is alleen te „Dat ik uw hoofd heb vastgehouden! Wat is daarvoor nu te bedanken!" „Ik geloof, dat oom Piet toch erg boos op mij was „Meent u dat?" „Heelt hij er niets over tegen u gezegd?" „Neen." „Ik dacht maar zoo, omdat hij: omdat hij m de boot zich volstrekt niet om mij heeft bekommerd." „Ja, mijn kind, dat beetje spuwen, daar geven we hier niets om. En als iemand aan het roer zit „Ja, ja, dan heeft men geen tijd, zich om wat anders te bekommeren, dan heeft men alleen oog voor de bool en den koers!" „Wat een goed stuurman ook past." "Én dat is oom? Niet waar, dat is hij?" ',Of hij dat is!" „Alles kan hij; en alles weet hijZeg eens verwonde- ren de menschen er zich niet over, dat zulk een be- ichaafd en geleerd man hier zoo in hun midden leeft?" „Verwonderen zoo iets doen de menschen. hier niet." „Wat doen zij dan?" „Zij: .hebben hem noodig." „Ja, hij helpt een ieder, dien hijkent. En niet waar, zi] loopen allen hoog met hem?" „Hoog met hem loopen zoo iets doen zij: ook niet." „Maar zij houden toch allen van hem! „De meesten zijn hem vijandig gezind!" „Dat is niet waar! Waarom?" „Dankbaarheid maakt vijandig." „Dat begrijp ik niet." „Dat zult ge wel leeren begrijpen." „Dat zegt u alleen maar, omdat u de menschen niet moogt lijden. Moogt u mij ook wel lijden?" „Ja." „Ben ik dan geen mensch?" „Gij moet er nog eerst een worden." „Och kom. Over zeven maanden ben ik al veer tien." I Dat kwam er zoo trotsch uit, dat het elke verdere behandeling van dit .geschilpunt afsneed. Nu zag zij oom op de hoogte met den ouden hout- I vester, die blijkbaar weer zijn ambtelijk bericht ge- bracht had aan den redder in den nood. Zooals Pieter zcide leed de oude heer aan eene ongeneeslijke ver warring van tijdstippen waarop iets gebeurde, zoodat zijne rapporten veel tijd noodig hadden om behoor lijk ontcijferd te worden en daaruit te komen tot een behoorlijke opeenvolging der feiten en gebeurtenissen. 1 Oom Piet bracht hem nu bij zijner jongste aan plantingen van berkeboomen. Op ide stammen dier boompjes vertoonden zich boos aardige roestvlekken; daartegen moest de houtvester hem een middel aan de hand doen. „Oom!" riep de kleine hem uit de verte toe, en zij liep zij hen tegemoet. Pieter knikte vriendelijk terug. Toen hij met den houtvester naar beneden kwam, liep zij hem tegemoet. Do oude Hagen groette het kleine juffertje met zijn soldatesk-ridderlijke fierheid. Toen vroeg hij Johan Weetgoed naar diens menagerie. „O, onze oude Johan," zoo verklaarde Pieter Brand, „die verbetert de natuur." „Hoe kan dat?" „Hij is nu aan de kruisingen. U moet zijn muizen stoeterij maar eens aanzien. Hij heeft een huismuis met een woudmuis, en een dwergmuis met een brand- muis gepaaid of is het juist andersom?" „Neen, zoo is het," zeide Johan Weetgoed zeer gewichtig. „Nu wil hij ratten en muizen paren. En dan al het mogelijke. Wie weet, waartoe wij nog komen. Zijn hoogste eerzucht is een afstammeling van een laarzen knecht en een wilde eend." XX. „Je moet bepaald zwemmen leeren, Ellen!" „Dat wil ik gaarne," zeide zij gewillig. Maar de angst voor de zee deed haar harlje toch onstuimig ontwikkelen door op eigen beginsel te durven staan tegen ieder en tegen allen. Maar nu Het beginsel, ter kwader ure in het program geknutseld, dwingt hen om allerlei goede dingen voor de arbeiders tot stand te brengen, maar het kapitaal te sauveeren. Gaan ze nu in liet eerste wat te ver, dan zegt hun rechterzijde pas op, we doen het kapitaal zeer. En komt hun devotie voor het kapitalisme He; sterk aan den dag, dan loopen ze liet gevaar, dat de arbeiders hun wa ren aard goed komen te zien, en dat hun politieke toekomst daarmee in gevaar raakt. Het gevolg daar-' van is, dat zij: in eigen kring dikwerf over punten van beteekenis groot verschil van meening toonen, en dat hun sociale maatregelen de verbittering van Stork wekken zonder den arbeiders te voldoen." Wel is nu het besef van verloren eigenwaarde ont waakt. Dit blijkt, meent T., uit de opwekking van V. D. om db beginselen klaar en zuiver te stellen tegen over het conservatisme maar, vraagt hij: „Komt dat niet wat laat? Als men een jaar of zes zoo gescharreld heeft, als men bij; een warme verkie zing als idic ran 1905 heeft gecolporteerd met het vijf-cents blancoboek van Borgesius, heeft men dan zijn eigen partij al niet te veel in de war gebracht om zulk een nieuw optreden van haar te mogen ver wachten. En het beginsel? Met welken voet moet men aantreden op dezen nieuwen marsch, met den rech ter van bescherming van het kapitalisme, of den linker van de sociale ethiek?" Komt liet jot klare en vaste voornemens in den zin van het artikel van V. D. dan belooft de schrij ver den vrijz.-democraten waardeering, ook van soc.- dem. zijde Want werkelijk, al maakt het ons nu en dan een zegepraal gemakkelijker te behalen, het is niet tot ons genoegen dat wij goede democratische krachten ineen bedorven partijleven zoo hebben zien verworden, en wij; willen nog wel eens wat anders van u getuigen als het kan dan de verzuchting, die ons nu, als wij uw scharrelen aanzien, op de lippen komt: arme tobbers. G. L. v. d. Zwaag. Het Kamerlid G. L. v. d. Zwaag schrijft in het jongste nummer van het socialistisch weekblad „De Klok," waarvan hij redacteur is, het volgende: „Het zal mij ondoenlijk' zijn alle aanvallen en kritiek te beantwoorden naar aanleiding van de aanneming mijner benoeming tot lid der Gedeputeerde Staten. Niet alleen anarchistische bladen houden zich hiermede bezig. Toe vallig las ik iin de wachtkamer te Heerenveen een Katholiek blaadje, le Sneek uitgegeven, waarin ik op zeer Christelijk ziehtmoedige wijze werd onder han den genomen, terwijl men mij vertelde, dat ook de bekende Folkertsma, te Drachten, in zijn blaadje „De Zevenwouden," in dichtmaat nog wel, eenige liefelijk heden aan mijn adres had opgenomen, waarbij o.a. mijn inkomen tot boven dat van een minister wordt opgevoerd. En zoo zullen er nog wel eenige zijn en nog komen. ,Op dat alles in te gaan, zelfs voor zoover het min of meer noodzakelijke kritiek betreft, zou ge lijk staan met het bevechten van een hydra; ik zal er mij gerust niet aan wagen. Maar voor wezenlijk be langstellenden onder onze lezers diene, dat ik zeer goed gevoel, beide betrekkingen niet naast elkander te kunnen waarnemen, zooals het behoort. Bij de» eerst volgende Kamer-verkiezing, die misschien spoediger komt, dan men denkt, zal ik eene keuze doen. Stel ik mij dan weer voor de Kamer disponibel, dan be dank ik voor Gedeputeerde, of omgekeerd. Wie beter vond, dat ik zoo maar één twee, drie, als Kamerlid bedankte, zonder te weten, of ik als "Gedeputeerde be kwaam en geschikt zal zijn, mag mij naar hartelust veroordeelen, maar vrage zich hierbij dan toch ook eens al, of het algemeen belang gediend zou zijn met den omslag en de kosten eener Kamerverkiezing in dit district, misschien voor een zetel van eenige maan den levensduur. Voor „De Klok" zal ik trachten een geschikte redactie te vinden, waardoor het blad, blij vende in dezelfde richting als thans, eerder beter dan slechter er op zal worden, zoodat ook onze lezers, naar ik hoop, er niet bij; zullen verliezen. Voor medewerking, voor meer zelfs dan mij; ten deel mocht vallen, al zij; dankbaar de hulp van enkelen erkend, houd ik mij: aanbevolen." —0— kloppen. „Haal dan je zwempak!" Hij, was zoo beslist in alles. En zijne woorden klon ken zoo onherroepelijk. Zij ging dadelijk heen en dwong zich zelve een opgeruimd gezicht te zetten. Zij wildle haar angst niet laten blijken, hij zou haar niet minachten dat vreeselijke zou niet weder gebeuren nooit, nooit weder! Toen hij haar nakeek, verduisterde zijn blik. Het was voor het eerst, dat haar geslacht hem zorg haarde. Hij had tot nu niets dan het kind in haar gezien natuurlijk, was zij dat ook. Voor den drommel! hij wierp zijn hoofd norsch omhoog het was mis schien maar beter, dat het niet zoo bleef. Een kind is een kind het doet er niet toe, jon gen of meid. En wanneer hij met Joem en Jim ging baden, Irok hij toch ook een badcostuum aan. Een volgend .naai moesten Joem en Jim ook mee, die waren al flinl«e zwemmers en konden dus Ellen tot voordoek! dienen. Enzij zou er toch ook wel schik in krijgen, als zij maar eerst eens goed zag, hoe die twee kleine zeehonden in het water hunne dolle kunststukjes zou den uithalen. Toen de kleine weder hij: hem terugkwam was er van bezorgdheid geen spoor meer te vinden. Opge wekt nam hij de kleine bij de hand en wandelde zoo met haar naar het strand. Hier wees hij haar een inham in het duin. „Zie zoo, kleintje, nu ga je je daar verkleedcn." Hij zelf liep een duin verder, ontkleedde zich schie lijk en schoot dadelijk in zijn zwempak 'en rende toen de branding in en zwom heen en weder, maakte daar bij eenige oefeningen, en bleef zelfs een tijdlang onder water, zoodat Ellen, die er naar stond te kijken, nu toch wel bang werd. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 1