Elk zijne beurt.
Zondag 2ö Juli J9Ü7.
51e Jaargang. No. 4277.
DERDE BLAD.
Dageraad.
Arrondisseiïients Rechtbank
te Alkmaar.
Ik slel u voor: Mira, oud twintig, en Jokai vijf-
en-doitig jaai oud, sinds twee jaar gehuwd Mira
is een nog (haast kinderlijk naïef schepseltje, verliefd
en zucht als een duifje; Jokai een geroutineerde we-
reldman, reeds tamelijk door zijne haren gegroeid en
geblaseerd. Mij ligt zoo lang als hij is op de sofa en rookt
voortdurend sigaretten. Mira zit pruilend op den ach
tergrond, kijkt heimelijk naar haren man en drukt van
tijd tot tijd haar fijne zakdoekje tegen hare oogen.
Zij is het, die na eene lange stilte, eindelijk het pijn
lijke zwijgen verbreekt.
„Jokai!" i
Moven de sofa zweven dichte rookwolken, uit welke
eene langgerekte stem komt:
„Wel?"
„Lieve man, spreek toch eens een woord legen mij.
Wees toch niet zoo wreed. Je doet mij anders ster
ven van verdriet."
Aan den toon van het arme vrouwtje is duidelijk
te hooren, dat zij de grootste moeite heeft om haar
snikken in te houden.
„Komaan," bromt de man „begint de tranen-
zak weer over te loopen?"
„Dat Ls jouw schuld! Geen wonder! Is dat ook eene
behandeling, die je mij aandoet!... Ik bid je, Jo
kai, ik bid je, doe mij toch dat verdriet niet aan!
Ga niet meer naar die vrouw!"
Boven de sofa stijgen al dikkere rookwolken op;
maar geen woord wordt vernomen.
„Jokai, geef toch antwoord! Ik verlang toch niets
anders van je, dan wat recht en billijk isJe zegt
altoos dat je mij liefhebt. Nu, als je mij werkelijk
liefhebt, doe dan pok wat ik je vraag!"
Zij loopt naar dè sofa en vlijt haar bedroefde ge
zichtje aan de horst van haren man.
„Ik kan het niet langer verdragen, dat die onbe
schaamde vrouw je met geweld van mij rukken wil. O,
Jokai, als het haar gelukte je van mij, te vervreemden^
dan geloof ik dat ik het besterven zou!"
„Ja ja! Dat zeg je van elke dame, met wie ik gaarne
een,s praat."
„Niet van elke, maar wel van de2e. Wa.it ik zie,
dat zij met je koketteert, en ik voel dat zij mij je
liefde ontrooven wil."
„lloor eens, Mira, nu is 't genoeg. Je verveelt mij
met je gezeur."
Terwijl hij wil oprijzen, stoot hij zijn vrouwtje van
zich af. Als hij echter ziet hoe haar treurige gezichtje
zich tot weenen vertrekt, komt er iets als medelijden in
hem pp. Hij trekt haar naar zich toe en streelt
haar.
„Kom, kom, moet je nu dadelijk tranen vergieten?
Wees toch niet zoo dwaas. Lach liever eens! Wat
een malle kuren
Maar het vrouwtje kan haar leed niet langer ver
kroppen en snikt hartbrekend.
„Ach JokaiJo ik ik sterf! Ik bid je,
ik bid je, laat toch dat verschrikkelijke schepsel loo-
pen!"
Zij heft hare beide handen smeekend naar hem op.
Hij echter tracht de zaak op eene gekheid te gooien.
„Jou dwaas, onnoozel poesje, wat stel je je toch
aan. Wat overdrijf je toch! Is die andere dan wer
kelijk zoo verschrikkelijk?"
„Dat is 't juist. Was zij maar verschrikkelijkMaar
juist dat zij mooi is, maakt haar zoo gevaarlijk. Zij
heeft je met hare verlokkingen heelemaal gevangenge
nomen."
De heer en gemaal begint nu uit een ander vaatje te
tappen.
„Hoor eens,» Mira, je wordt, om je de waarheid te
zeggen, rechtaf onuitstaanbaar. Dag aan dag hamer je
op hetzelfde thema. Jij zelf wordt verschrikkelijk met
je eeuwigdurende jaloezie. Wat wil je dan? Zal ik
dan met geen enkele andere dame een woord meer
mogen wisselen? Moet ik om jouw grillen al mijne oude
kennissen laten loopen?"
„Dat verlang ik niet van je. Ik heb er niets tegen
dat je met andere vrouwen spréékt. Maar je weet heel
goed, dat 'tje in dit geval om iets anders te doen is."
„Om iets anders? Wüt dan?"
„Dat weet je welO, het is vreeselijk, dat ik
het zeggen moet!... Je bedriegt mij. Jokai! Je be
driegt mij
Zij stampt van ergernis met haar voetje op het tapijt.
De heer Jokai echter blijft heel bedaard en glimlacht
schamper.
„Daarop zal ik niet antwoorden," zegt hij. „Een gen
tleman van mijn slag is boven dergelijke verdenkin
gen verheven. En bovendien, ik kan mijn aard en
mijn gansche verleden niet verloochenen en opeens
een stijve, huisbakken brave Hendrik worden.
„Ach, zwijg maar liever van je verleden. Als ik je
vroeger zóó gekend had, als nu, dan zou ik nooit je
vrouw zijn geworden.'
Zij snikt nog een poosje, en dan krijgt zij weer
berouw ove,r hare scherpe woorden.
Neen, neen neen, mijn lieve Jt> zóó meen ik
het niet. Ik weet niet wat ik zeg! Ik houd toch zoo
veel van je!"
„En ik dan niet van jou? Denk je dan dat ik je
uit' haat getrouwd heb?"
Dit is genoeg om het zachte vrouwtje weer geluk
kig te maken.
„Ach, mijn lieve, éénige Jo!"
"Zoo! Ja! Zóó is 'tbeter. Maar waarom maak je
het' mij dan zoo lastig?"
„Ik zal het je niet lastig maken. Maar waarom ben
je "mij niet trouw?"
Wat een drukte over een paar complimentjes en
biliets-doux, die verder niets te beteekenen hebben!
„Is het 'heusch waar?"
„Natuurlijk immers!"
Och ik wil alles van je gclooven, Jo! Ik ben zoo
blij, dat je mij dat zegt. Kom, geef me een zoen,
'"zij"'houdt hem hare rozige lippen toe, en welwillend
drukt hij daarop de zijne. Na een poosje zegt li j
met zelfbewusten trots:
„Je houdt dus altijd nog van mij, mijn kindje?
Onuitsprekelijk. Maar nu blijf je van avond ook bij
mij, niet waar?"
„Bij je blijven? ik zou je gaarne het genoegen
doen - maar - dat gaat niet. Onmogelijk.
"ik moet weg, mijn schat. Ik heb mijn woord gege
ven."
„Jokai, je wilt weer naar haar/
„Nu en wat zou dat?"
„Ik bid je - ik verlang van je - ga met.
Zij zegt dit meer gebiedend dan smeekend. Het recht
der vrouw sprak uit hf* Dan ga ik juist. Ik
zai^'aan'Caal-heen ik verkies. Ik 'aat .nij niet veftee-
ren Fn iii hebt te bedenken, dat het je plicnt 1
i J i w ii' 'ion niemand rekenschap
niij te vertrouwen en dat ik aan niemau
schuldig ben - ook aan jou niet, myn poesje-
Daarop grijpt hij zijnen hoed en loopt heen. Van u,t
de kamer klinkt een kreet van ontzetti g
Denman blijft slaan. Maar de valsche
is sterker dan het gevoel van recht. j
kelijk wezen en hij gaat.
liet arme jonge vrouwtje staart bfeek.namt de
die. ach acht* haren man gesloten Na langt
tijd wrijft zij zich 1het voorhoofd, als iemand du
een diepen slaap ontwaakt en zich bezinnen moet waar
ijftien jaren later.
ccne'v, iS!f,a- VO°' de" sPiofD' en maakt toilet. Zij is
vm fm ,m' "Upo,sa"te verschijning geworden, eene-iuno
d.voi1,1 Jaren van Üuizacs heldinnen. Wel-
givtliig bekijkt zij zich in het glas en strooit wat poe-
l °P haren prachligen nek. De deur naar de zij-
,VCJ Maat open, zoouat men juist de sofa kan zien, ojj
elke Jokai zit. Hij ks bezig met zijn magere, rimpelige
landen zich de kmeén en üe enkels te wrijven; want
de jicht [daagt hem weer zoo schromelijk. Overigens is
i iJ *ü0 -Kaai als een biljartbal, en in zijn verwaar
loosden baard vormen de grijze haren de meerderheid,
ilij rookt onophoudelijk, kreunt af en toe en kijkt
telkens naar zijne vrouw voor den toiletspiegel, lan
delijk begint lnj een gesprek.
„Mira:
„Wat is 't, Jokai?"
„Waar moet je nu alweer heen? Kan je niet
eens wat thuisblijven? Eiken dag verzin je er wat
op om er maar uit te loopen!'
«Ik 8a naar mevrouw Oorgo. Zij heeft haar jour, en
ik heb haar gisteren beloold, dat ik komen zou.
„Heb je haar dan gisteren gesproken?"
„Ja. Ik ontmoette haar op straat heel toevallig.
Lr boerscht weer stilte in de beide kamers, ue
vrouw krult met het ijzer haar vóórlokjes op. De man
rookt de eene sigarette na de andere.
„Mira, begint hij weer „ik zie niet graag, dat
je met die mevrouw üorgo zoo druk bent. Er wordt
van haar niet veel goeds gezegd. Ook die kapitein
hoe heet hij ook weer? die Briickenfeld moet daar
eiken dag over den vloer komen."
„Nu, wat zou dat? Kapitein Briickenfeld is een
heel sjiek heer en een perfect gentleman."
„Dat wil ik niet [tegenspreken. Maar, zie je, Mira
versta mij niet verkeerd zoo'n militair, die he
den hier, morgen daar is, zie je, die neemt het
met zijn geweten tegenover de vrouwen zoo nauw
niet
Uit de toiletkamer klinkt een helder, hartelijk la
chen.
„Jokai, Jokai! Moet ik het nu nog beleven, dat je i
jaloersch wordt? Dat is een slecht teeken, vriend.
W ij worden oud erg oud worden wij 1"
Het sigarettenpapier jnoet wat scherp hebben ge
brand, want de heer des huizes begint jammerlijk te
hoesten en te kreunen.
„Jokai, het schijnt je vandaag weer erg te plagen,
het pootje, hm
„Och, hemelsche genade. Ik weet niet wat ik begin
nen moet."
„Heb maar geduld. Als ik thuis kom, dan zal ik je
beenen weer eens flink met de zalf inwrijven."
„Zal ik niet liever met je meegaan?"
„Als je daar plezier in hebt voor mijn part! Maar
je weet, dat ik niet graag rijd, en je kunt zoo moei
lijk met mij pas houden."
„Ja ja. Neen, dan blijf ik toch maar thuis."
„Dat is ook veel beter voor je."
De man kromt zich weer onder een aanval van
pijn op de sofa. Eindelijk doet hij zichzelf geweld
aan, staat op en komt naar zijne vrouw, die aan haar
toilet reeds de laatste hand heeft gelegd. Met oprechte
bewondering slaat hij de prachtige figuur gade. Dan
komt er op zijn geplooide gezicht weer eene onge
lukkige uitdrukking.
„Zeg Mira
„Wat is 't, Jokai?"
„Doe mij het plezier en ga nu niet uit. Blijf bij mij.
Ik voel mij piet goed."
De vrouw kijkt niet eens naar hem om.
„Dat gaal niet, mijn waarde. Ik heb het vast be
loofd. Houdt jij je nu maar kalm. Drink je thee en rook
niet te veel dan zal het morgen wel weer beter
zijnOch, maak mij dat haakje eens even vast
Zoo! Dank je wel."
Jokai bijt zich op de lip en bewijst kameniersdien
sten. Daarna zegt hij met geveinsde onverschilligheid:
„lk hoop dat je je goed zult amuseeren, Mira
Wanneer denk je weer thuis te komen?"
„Ja, dat kan ik onmogelijk bepalen. Je weet hoe
't bij dergelijke soireetjes toegaat. Mocht het erg laat
worden, dan zal mij de een of ander wel naar huis
brengen."
„Hm hm jawel kapitein Briickenfeld!"
„Hij, of een ander. Dat is toch hetzelfde."
Dan zwijgen beiden weer. Door het pootje werd de
heer Jokai a 1 spoedig gedwongen weer in de zijka
mer te gaan en zich op de sofa te leggen. Hij had het
van pijn en woede wel willen uitschreeuwen. Maar
hij was bang voor ironische opmerkingen, en daarom
hield hij zich liever in en verbeet alles wat hem mar
telde.
„Vervloekte toestanden! Die ongebondenheid van de
vrouwen, tegenwoordig," mompelt hij in zichzelf. „Had
den wij maar een hoop kinderen in huis dan zou zij
niet eeuwig aan die ellendige pretjes denken."
Nu treedt Mira binnen, trotsch en imposant als eene
koningin. Alles aan haar is nog jeugd en levenslust.
Niemand zou haar ouder dan vijf-en-twintig geschat
hebben, terwijl de man er uitziet als een zestiger. Zie
kelijkheid en ergernis doen hem veel ouder lijken,
dan hij werkelijk is.
„Jokai," zegt zij, pas goed op het huis. Wij heb
ben eene nieuwe meid. Zij lijkt wel fatsoenlijk. Maar
men kan nooit weten, wat er in een mensch steekt."
„Neen, dat kan men nooit weten," herhaalt de lieer
Jokai bedrukt en met een veelzeggend hoofdschudden.
Zijne vrouw let er niet op.
„Nu, adieu dus, mijn waarde! Verdrijf je maar zoo
goed mogelijk den tijd," zegt zij, en zij houdt hem
hare wang toe tot een kus. Zij zelf heeft z ij n e wang
in langen, langen tijd al niet meer gekust.
Toen zij de deur uitging, kreeg de heer Jokai eene
vlaag van woede. Het kwam in hem op, de revolver
van den wand te rukken, zijne vrouw na te loopen
en haar op de trap neer te schieten. Maar juist toen
hij naar het wapen wilde grijpen, overviel hem weer
eene stekende pijn, die zijn gansche lichaam door
vlijmde. Hij wankelde naar de sofa, drukte zijn hoofd
in' het kussen, en waarachtig, ja, hij weende.
Eerst in de plaats van den heer W. v. d. Oord,
Baraingerhorn, die had bedankt.
Daarvoor wordt gekozen de heer C. v. d. Oord te
Barsingerhorn. Dezo is niet op de vergadering aanwezig,
dus zal hy mededoeling van zjjn verkiezing ontvangen.
Twoodens treedt de heer P. Timmerman Dz. af, die
niet meer in aanmerking wenscht te komen. De heer
J. Buis Jz. alhier wordt met nagenoeg algemeene
stemmen benoemd en verklaart zich bereid de functio
op zich te nomen.
Tot loden der financiëele comtnisso worden benoemd
de heorenK. Boekei, Winkel, K. Wit, Schageu, W.
Jimmink, Zype.
Evenals vorige jaren, zal er begin September weer
een vóórlevoring van lijnkoeken plaats hebben.
De voorzitter brengt nu een woord van hartelijken
dank aan den heer W. v. d. Oord, den aftredenden
commissaris. Deze is van de oprichting der vereeniging
paardenkrebbe vastgreep om niet op den grond te
vallen.
't Gevolg van al die grappemakerijen is begrijpelijker
wijze geweest, dat de rechtbank er ten langen leste in
gemoeid moest worden.
De O. v. J. wilde tegen Smit wegens zijne op 18Juni
begane wandaad geene gevangenisstraf eischen, aange
zien hij nooit veroordeeld is geweest. Z.E.G. requireerde
alsnu wegens mishandeling f50 boete, subs. 10 dagen
hechtenis togon beklaagde.
Mr. Dorbeck, de verdediger, betreurde het zeer dat er
vandaag nevens de zaak contra zijn cliënt niet tevens
eene strafzaak diende, waarin Groot beklaagde is wegens
't op 11 Juni voorgevallene.
Er op wijzende, dat in zijne 15 jaren lange practijk
het spreker's gewoonte niet is, de politie af te takelen,
kon pleiter tcch niot nalaten, den veldwachter Leegwater
even ter sprake te brengen, die eerst zelfs weigerde aan
af, dus gedurende 20 jaar, commissaris. Voorzitter brengt Smit, om proces-verbaal op to maken en dit eerst op
1. 11 1 aam J av, 1 m4- ita»< n/i»vi n 1 n il 1 n h AVri O o lil norwl luufYAn rl aa/1 Ar» .1 „aa!. 4 a. /w. tr. A A u J A A
hem hulde voor den lust en ijvor, door hom altijd ir>
deze betrekking betoond; de vereeniging is aan den
heer Van der Oord veel verplicht voor de groote ambitie,
door hem in die reeks van jaren betoond.
De heer H. Waiboer, Winkel, wil, waar de voorzitter
herhaald aandringen deed en de zaak toen in meer dan
één opzicht zeer trekkende behandelde, al is dit
voor een gedeelte aan een tijdelijke ongesteldheid toe te
schrijven.
Op dit ten en ander nogal met vuur doorgaande, laat
den hoor Van der Oord bedankt, niet achterblijven, om pleiter zijne ontevredenheid zoo duidelijk doorschemeren,
J A A. IA m A V. AA A AAA Ak. A. L A 4" l. AA 4 TA A V» f» r\ f\ rt 4" A l» AAV t\ Hl Al A V» A ÏV» A tl i> A f» fl 1 A» TT A V» »»AV\1( AIT J.'A..1
den heer Timmerman, namens het bestuur, namens de
veroeniging dank to zoggen vqorde diensten, die hjj aan
de vereeniging heeft bewezen. Ook hy is 20 jaar com
missaris geweest, en daarenboven de laatste jaren voor
zitter. Hartelijk dank wil spr. ook aan hem toebrengen,
voor wat hy in die jaren heeft gedaan.
De hoer A. Zijp, Wieringerwaard, brengt by de rond-
Paulowna
dat de heer Officier hem ongenadig van repliek dient.
Mr. Dorbeck laat zich daarna ook weer nfet onbetuigd
en zoo al re- en dupliceerende, maken de heeren een
aardig tijdje zoet.
Pleiter vraagt hardnekkig op meer dan één grond
schorsing aan, om later beide zaken tegenover elkaar
op één dag te berechten, tot 't verkrijgen van helderder
inzicht omtrent het voorgevallene, en de lieer Officier
wil hiervan niets weten en vindt dat in deze zaak vol-
vraag onder de aandacht, dat hy te Anna
heeft opgemerkt, dat de agent van den koekenlevorancier
druk medehieip met het nemen van het monster voor doende licht is ontstoken, terwijl het mogelijk, maar niet
het proefstation. Waar, zoo zegt spr., vorig jaar zooveel zeker is, dat togen Groot óók eene strafzaak zal dienen,
fraude is gepleegd, is het beter dat aan deze agenten het Dat zal de tijd dus maar moeten loeren,
helpen wordt verboden. Het kan gebouron onder 1 un
toezicht, maar zonder dat zy meehelpen. Spr. wenscht
dit by contract verboden te zien.
Algemeen gaat de vergadering met dit idéé mee.
Niets meer te behandelen zynde, wordt de vergade
ring gesloten.
O, ontsluit my de poort
Van dat zalige oord
Waar ik tonen van vreê hoorde klinken;
'k Heb het heilige woord
Der Volmaking gehoord
En eon kroon in de verte zien blinken.
Na dat heiligend uur
Werd het in my als vuur,
En myn ziel had een driftig verlangen
Naar het zegenend uur,
Dat een wyz're natuur
Gansch mijn dwazer bestaan zou vervangen.
'k Heb vertwijfeld gestaan
En niet voort kunnen gaan
Van myn dwalende liefde verstoken;
Maar toch alles weerstaan
Wat my neer wilde slaan
Meer dan banden van ijzer gebroken.
Numyn rust is gestoord
Door dat wondere woord,
Profeteerend van vrede en van zegen;
Maarhet kampen duurt voort
Waar de Dageraad gloort
Van den Dag, dat de strijd is volstreden.
H. D.
H.
Zitting van Dinsdag 23 Juli 1907.
Onder presidium van Mr. Lagerwoy, den bekenden
van
recbter-commissaris, en met Mr. Carsten als Officier van
Justitie, hadden we heden het genoegen de namen van
eon 10-tal beklaagden op de straf'zakenrol te zien.
Dat deze ongewone samenstelling van 't E.A. college
zynen grond vindt in de vacantie, die de leden dei-
rechtbank thans genieten, zullen de getrouwe lezers
dezer rubriek zeker wel al hebben begrepen, dus kunnen
we nu zonder eenig bezwaar met het allereerste goval be
ginnen.
Niet minder dan drie beklaagden moesten voorkomen
Maar ze kwamen niet!
Het was een mooi klaverblad. Om ze eventjes voor
te stellenKlaas Mantel, Jellje Nydam en Jacob Mei
link, allemaal schippersknechten uit Broekerhaven.
Deze heilige drie-eenheid nu was op Maandag 10 Juni
in de herberg van de wed. Quirinus Schouten aan de
Nieuwstraat to Medemblik ('t was kermis) en de brave
jongens heschen het zeil zoo hoog als maar eenigszins
kon zonder „omkantelen."
Tengevolge daarvan waren ze vreeselijk lastig en
waren al een paar maal do heiberg uitgesmeten door
een paar zoons dos huizes en een familielid, zekeren Jan
Schoon. Zo hadden echter nóg meer dorst en wilden
weer naar binnen, waarbij oen heeie vechtpartij op straat
ontstond.
De gemeen te-veld wachters Joh. v. Rijn en Nic. Trom-
per hadden 't relletje gauw in de gaten en maakten
als de drommel, dat ze er by kwamen om de heeren
op fatsoenlijke wyze aan te manen, zich een beetje
bedaard te houden. Maar dat was olie in 't vuur. Toen
liep het tenslotte te bar en werd de sabel getrokken en
het heele stelletje werd ten slotte tóch naar boord
toegejaagd.
Doch proces-verbaal kon niet uitblijven en de heer
Officier, die het optreden van de Broekerhavonsche
jongens zeer te laken vond, eischte wegens wederspan-
nighoid en 't aandoen van lichamelijk letsel tegen elk
der helden 45 dagen gevangenisstraf.
De 35-jarige veehouder Jan Smit, geboren en wonende
te Ursem. had den 18den Juni j.1. den 69 jarigen koop
man en veehouder Jaap Groot Kz. van de Goorn
(Berkhout) wat afgetrommeld. 't Was eigenlijk de uiting
I De 60-jarige Schager jager-visscher Arie Plakman
was den 17den Juni j.1. dan maar verduiveld onhandel
baar, toen de politie tegen hem optrad.
i Dronkendat is één van de eerste vereischten om
tegen de mannen der wet verzet te plegen met al wat
in je is.
't Was een uur of 2, half 3 's middags, toen Plakman,
in de Nieuwstraat te Schagen binnen laveerde. De
politie-agent Abma echter had 'm in de gaten en wilde
Plakman voor eigen en anderer veiligheid naar huis toe
stoetelen, maar dat vertikte de ouwe. Eindelijk zou hy
dan toch met zyn dochter, die hem trachtte mee te
kry'gen, naar huis gaan. Abma, die hem al secuur beet
had, liet hem los, maar in plaats dat onze baas nu huis
waarts toog, begon hy weer den boel op te scheppen,
terwijl er een groot aantal nieuwsgierigen samenstroomde.
Hy wilde met alle geweld by Leendert Snaas in, by
wien zekere C. van derKooij in huis was, die bij Loen's
moeder feitelijk onderdak heeft, dat is Sytje Breed,
de wed. van A. Snaas, evenals Leen in de Nieuwstraat
wonende die weieens by haar zoon Leen nachtver
blijf geniet.
De oude Plakman wou n.1. Kees van der Kooij te lyf,
die in den nacht van 16 op 17 Juni zyn zoon Pieter
Plakman een -stuk van het rechteroor afbeet,
j Abma, het gezanik moede, nam Plakman, hoe deze
i ook verzet aanteokende, mee en kalkte hem wegens
wederspannigheid op. Plakman was nu heel bedaard en
trachtte er zich uit te redden door te zeggen, dat Ab-
ma's hoofd dien dag niet goed stond en dat hy 't plan
had, kalmpjes Schagen in te gaan, doch daarin werd
verhinderd, wat de 0. v. J. echter niet telde; Z.E.G. toch,
beklaagde's schuld bewezen achtende, requireerde tegen
hem 10 dagen gevangenisstraf. Plakman vroeg om eene
boete, maar hij was nogal eens veroordeeld, dus, of hy
zyn zin zal krijgenzullen we de volgende week
pas hooren.
Thans moest de 29-jarige, uit Hoorn afkomstige Cor-
nelis van der Kooy terechtstaan, omdat hy 's nachts
tusschen 16 en 17 Juni in de Nieuwstraat te Schagen
Pieter Plakman, den 31-jarigen zoon van visscher Arie
en arbeider van beroep, een stuk van zyn oor afbeet.
't Was gelijk hieruit te zien is, een ruwnachteljjk
tooneeltje en Piet zag zich genoodzaakt om geneeskun
dige hulp in te roepen.
Onzo welbekende 26-jarige koopman Dirk Tames, ook
in „De Straat" thuisbehoorende, was getuige van het
voorgevallene en had de heeren als een paar do'le katers
in 't nachtelijk duister over den grond zien rondrollen,
zonder nu met zekerheid te durven beweren, wie boven
en wie onder lag. Dat 't oor van Piet echter bar bloed
de, was hem niet ontgaan.
De 29-jarige schippersknecht Koenraad Wyker, die
met Dirk Tames in de nabijheid was, het was reeds
na sluitingstijd hoorde ook 't lawaai en ging met
Dirk mee eens kijkenook hy hoorde eerst eene woor
denwisseling en daarna zag hy Kees en Piet vechten.
De O. v. J. achtte het bewys van de mishandeling
wettig en overtuigend geleverd en eischte deswege tegen
Van der Kooy, die vandaag absent was, 2 maanden
gevangenisstraf.
Nu volgde nog een strafzaakje wegens vernieliflg
contra Pieter Plakman, omdat hy dienzelfden noodlotti-
gen nacht, toen hy zoo in zyn oor werd gebeten, by
de wed. A. Snaas, by wie hjj vermoedde dat Kees van
der Kooy zou zyn, een ruit verbrijzelde.
Piet, recht boos natuurlijk, kon echter zoo'n lawaai
niet maken dat Kees er uitkwam. Wel hoorden een
paar andere nachtuilen het gerinkel van glasscherven,
maar daar niemand het stukslaan zag, vroeg de O. v. J.
wegens gebrek aan bewys vrijspraak, de rechtbank in
overweging gevende, voor de wed. Snaas vergoeding
van 't ruit door boklaagde te voldoen te verkrij
gen. Beklaagde beloofde, blij er zóó af te komen
het ruit aan haar te zullen vergoeden.
En hierna verlaten we Schagen en zijne gruwelen en
stappen in de Westfriesche Stoomtram om door te gaan
naar Hoorn, om eens te zien wat nieuws daar is. Lang
hebbon we niet te wachten, want reeds den 21sten
Juni was 't alweer een lust om te hooren, hoe welop
gevoed zekere Cornelis Ossen, een koopman uit Wy-
denes, zich gedroeg.
De agent van politie Klaas Molenaar werd door hem
van een ouden wrok. 14 Dagen te voren toch hadden betiteld op een manier, die we niet zullen illustreeren,
Coöperatieve Vereeniging.
Vergadering van de Coöperatieve Vereeniging tot
aankoop van Veevoeder enz. te Schagen, opgericht
1887, op Donderdag 25 Juli 1907, des voormiddags ten
10 uur, in Cérès alhier.
Voorzitter de heer P. Timmerman Dz.
Na opening der vergadering volgt de lezing en goed
keuring der notulen.
Medegedeeld wordt, dat do bascule der Vereeniging
is gerepareerd. Op het verzoek om de vergaderingen
der vereeniging vroeger te houden en daarvoor dan de
statuten te herzien kon niet worden ingegaan.
Aan de orde is nu het rapport der financiëele com
missie over de rekening van 1906—1907.
De heer J. Buis Jz. rapporteert tot goedkeuring der
rekening onder dankzegging aan den heer C. Kooy voor
zyn uitmuntend beheer.
De rekening sloot met een ontvangst van f92.225.43,
een uitgaaf van f90.880.80i, dus met een batig saldo
van f 1344.62J.
Het bedrag der kortingen op de lynkoeken beloopt
dit iaar f81175, op den kunstmest f69.25i, dus totaal
f88100}. Hot kasgeld is f463.62, vorig jaar was dit
f386.18, dus een vooruitgang van f77.43.
De heer C. Kooy, administrateur, leest nu het uitvoe
rig jaarverslag. De toestand der Vereeniging werd zeer
gunstig genoemd. Vorig jaar was er een omzet van
f83999 nu f 92225, dus een omzet van ruim f8000 meer.
Er hadden 23 leden bedankt, 30 nieuwe waren toege
treden, het ledental was dus gestegen van 269 tot 277.
Er was afgeleveid: 685.300 stuks lynkoeken,
184.350 K.G. Thomasfosfaat, 150.200 K.G. Superfosfaat
en 11.600 K.G. Chilisalpeter. Amerikaansche lijnkoek
was er niet verkocht.
Het jaarverslag wordt met applaus begroet.
Aan de orde is de verkiezin i van 2 commissarissen.
beiden evenals hu van de Purmerender markt terug
komende, ruzie gehad in 't zelfde herbergje, waarin dit
feit plaats vond, n.1. bij den kastelein P. Vet te Aven-
horn.
Volgende week, dus Dinsdag 11 Juni wéér twist.
maar die mijnheer Ossen wegens beleediging eens dienst-
doenden ambtenaars een eisch tot f 6 boete of 6 dagen
hechtenis op den hals haalde.
Cornelis Spitsbergen, een andere held, die ook te
Naar de lezing, die de ouwe Groot gaf van 't geval, Hoorn zyne kunsten vertoonde, is inwoner dier stad, 73
moet Smit eene portefeuille met f1050 hebben ver
loren, doch die kwam gelukkig in goede handen en
werd den eigenaar teruggegeven, wat papa Groot echter
aanleiding gaf den zooveel jongeren Jan Smit op zyne
onvoorzichtigheid met zoo'n beduidende som gelds attent
te maken. Dat schoot Jan in de verkeerde keel en toen
hadt je de poppen aan 't dansen. Temeer omdat Groot
jaar, kuiper enzuiper. Hy was den 22sten Juni
j.1. toevallig nog nuchter genoeg, om op slinksche wyze
een 16 jarig meisje, Margaretba Polman genaamd, een
portemonnaie met f 1.12 afhandig te maken. De diefstal
kwam wel heel spoedig aan 't licht, maar eon goeddeel
van den buit had Kees, toen men hem pakte, reeds weer
in jenever omgezet. De O. v. J. eischte tegen den dief
den 4den Juni beleedigende woorden aan 't adres van 2 maanden gevangenisstraf, waarop Kees met 't oog
Smit's overleden vader had gesproken. j op den ongelukkigen toestand, waarin zyn gezin ver-
Groot zegt dat beklaagde hém sloeg, maar de advo- keert, om genade smeekte,
caat Dorbeck, die als Smit's rechtsgeleerde raadsman
was verschenen, had weten te bewerken, dat van 't Jan Blom van Broek opLangendyk had den 3den Mei
gevalletje op 11 Juni óók procesverbaal werd opgemaakt, j.1. een eg weggenomen van zyn vakgenoot Jan de
evengoed als van het op den 18den dier maand voor- Groot, landbouwer op genoemd dorp. Dat stuk gereed-
gevallene. En dat procesverbaal van den llden stelt
Groot in geen voordeelige positie. Er wordt nl. in ge
zegd, dat hy (Groot) Smit aanpakte en uit zyn broekje
scheurde en met een in de hand opgeheven stoel
dreigde te slaan, terwijl Groot's zoon den hoer Smit
met een biljartkeu toetakelde, schreeuwende„Geefmy
nu de klappen, die je myn vader verleden week gaf."
De 18den Juni nu kwam Smit, zooals hy zegt, heel
kalmpjes op Groot aanstappen, vragende of hy nóg
kwaad was, of dat hy weer goed wilde worden en het
wilde afdrinken en daartoe trakteerde?
Maar Groot zei doodleuk„Als ik trakteer, dan trak
teer ik me zelf, hoor", en ging voort met zyn party
biljart.
Smit, maar half voldaan over Groot's houding, was
zeer geprikkeld on toen de hoeren elkaar in den stal weer
tegen het lyf liepen, kon Smit zich niet langer inhouden
en gaf Groot een opstopper, dat don ouden man het
schap werd door Blom vervolgens aan zekeren Gerrit
Bobeldyk, een arbeider mede aldaar wonende, verkocht
voor f 2.75.
Blom staat volgens den rijksveldwachter C.v.d. Molen
van Noord-Scharwoude slecht bekend en wordt van
diverse diofstallon verdacht.
De Officier eischte met hot oog op dit alles tegen
Blom 2 maanden gevangenisstraf.
Teunis Edam, een visscher uit Berkhout, stond terecht
omdat hy zyn dorps- en vakgenoot Klaas Jongejan den
7den Juni j.1. een pak slaag had toegediend in een heel
klein schuitje, dat by die bezigheid dreigde te kantelen,
wat zeker niet onaardig zou zyn geweest, 't Was een
heel gezeur met do verschillende nogal praatzieko getuigen,
om te komen waar men wezen wilde, maar op't eind wist
de O. v. J. toch te constatoeren dat 't wettig en over
tuigend bewys was geleverd, zoodat Z.E.G wegens mis-
bloed uit den neus en ooren vloeide en hy zich aan een handeling f 6 boete of 6 dagen hechtenis eischte.