Elk zijne beurt. Zondag 2ö Juli J9Ü7. 51e Jaargang. No. 4277. DERDE BLAD. Dageraad. Arrondisseiïients Rechtbank te Alkmaar. Ik slel u voor: Mira, oud twintig, en Jokai vijf- en-doitig jaai oud, sinds twee jaar gehuwd Mira is een nog (haast kinderlijk naïef schepseltje, verliefd en zucht als een duifje; Jokai een geroutineerde we- reldman, reeds tamelijk door zijne haren gegroeid en geblaseerd. Mij ligt zoo lang als hij is op de sofa en rookt voortdurend sigaretten. Mira zit pruilend op den ach tergrond, kijkt heimelijk naar haren man en drukt van tijd tot tijd haar fijne zakdoekje tegen hare oogen. Zij is het, die na eene lange stilte, eindelijk het pijn lijke zwijgen verbreekt. „Jokai!" i Moven de sofa zweven dichte rookwolken, uit welke eene langgerekte stem komt: „Wel?" „Lieve man, spreek toch eens een woord legen mij. Wees toch niet zoo wreed. Je doet mij anders ster ven van verdriet." Aan den toon van het arme vrouwtje is duidelijk te hooren, dat zij de grootste moeite heeft om haar snikken in te houden. „Komaan," bromt de man „begint de tranen- zak weer over te loopen?" „Dat Ls jouw schuld! Geen wonder! Is dat ook eene behandeling, die je mij aandoet!... Ik bid je, Jo kai, ik bid je, doe mij toch dat verdriet niet aan! Ga niet meer naar die vrouw!" Boven de sofa stijgen al dikkere rookwolken op; maar geen woord wordt vernomen. „Jokai, geef toch antwoord! Ik verlang toch niets anders van je, dan wat recht en billijk isJe zegt altoos dat je mij liefhebt. Nu, als je mij werkelijk liefhebt, doe dan pok wat ik je vraag!" Zij loopt naar dè sofa en vlijt haar bedroefde ge zichtje aan de horst van haren man. „Ik kan het niet langer verdragen, dat die onbe schaamde vrouw je met geweld van mij rukken wil. O, Jokai, als het haar gelukte je van mij, te vervreemden^ dan geloof ik dat ik het besterven zou!" „Ja ja! Dat zeg je van elke dame, met wie ik gaarne een,s praat." „Niet van elke, maar wel van de2e. Wa.it ik zie, dat zij met je koketteert, en ik voel dat zij mij je liefde ontrooven wil." „lloor eens, Mira, nu is 't genoeg. Je verveelt mij met je gezeur." Terwijl hij wil oprijzen, stoot hij zijn vrouwtje van zich af. Als hij echter ziet hoe haar treurige gezichtje zich tot weenen vertrekt, komt er iets als medelijden in hem pp. Hij trekt haar naar zich toe en streelt haar. „Kom, kom, moet je nu dadelijk tranen vergieten? Wees toch niet zoo dwaas. Lach liever eens! Wat een malle kuren Maar het vrouwtje kan haar leed niet langer ver kroppen en snikt hartbrekend. „Ach JokaiJo ik ik sterf! Ik bid je, ik bid je, laat toch dat verschrikkelijke schepsel loo- pen!" Zij heft hare beide handen smeekend naar hem op. Hij echter tracht de zaak op eene gekheid te gooien. „Jou dwaas, onnoozel poesje, wat stel je je toch aan. Wat overdrijf je toch! Is die andere dan wer kelijk zoo verschrikkelijk?" „Dat is 't juist. Was zij maar verschrikkelijkMaar juist dat zij mooi is, maakt haar zoo gevaarlijk. Zij heeft je met hare verlokkingen heelemaal gevangenge nomen." De heer en gemaal begint nu uit een ander vaatje te tappen. „Hoor eens,» Mira, je wordt, om je de waarheid te zeggen, rechtaf onuitstaanbaar. Dag aan dag hamer je op hetzelfde thema. Jij zelf wordt verschrikkelijk met je eeuwigdurende jaloezie. Wat wil je dan? Zal ik dan met geen enkele andere dame een woord meer mogen wisselen? Moet ik om jouw grillen al mijne oude kennissen laten loopen?" „Dat verlang ik niet van je. Ik heb er niets tegen dat je met andere vrouwen spréékt. Maar je weet heel goed, dat 'tje in dit geval om iets anders te doen is." „Om iets anders? Wüt dan?" „Dat weet je welO, het is vreeselijk, dat ik het zeggen moet!... Je bedriegt mij. Jokai! Je be driegt mij Zij stampt van ergernis met haar voetje op het tapijt. De heer Jokai echter blijft heel bedaard en glimlacht schamper. „Daarop zal ik niet antwoorden," zegt hij. „Een gen tleman van mijn slag is boven dergelijke verdenkin gen verheven. En bovendien, ik kan mijn aard en mijn gansche verleden niet verloochenen en opeens een stijve, huisbakken brave Hendrik worden. „Ach, zwijg maar liever van je verleden. Als ik je vroeger zóó gekend had, als nu, dan zou ik nooit je vrouw zijn geworden.' Zij snikt nog een poosje, en dan krijgt zij weer berouw ove,r hare scherpe woorden. Neen, neen neen, mijn lieve Jt> zóó meen ik het niet. Ik weet niet wat ik zeg! Ik houd toch zoo veel van je!" „En ik dan niet van jou? Denk je dan dat ik je uit' haat getrouwd heb?" Dit is genoeg om het zachte vrouwtje weer geluk kig te maken. „Ach, mijn lieve, éénige Jo!" "Zoo! Ja! Zóó is 'tbeter. Maar waarom maak je het' mij dan zoo lastig?" „Ik zal het je niet lastig maken. Maar waarom ben je "mij niet trouw?" Wat een drukte over een paar complimentjes en biliets-doux, die verder niets te beteekenen hebben! „Is het 'heusch waar?" „Natuurlijk immers!" Och ik wil alles van je gclooven, Jo! Ik ben zoo blij, dat je mij dat zegt. Kom, geef me een zoen, '"zij"'houdt hem hare rozige lippen toe, en welwillend drukt hij daarop de zijne. Na een poosje zegt li j met zelfbewusten trots: „Je houdt dus altijd nog van mij, mijn kindje? Onuitsprekelijk. Maar nu blijf je van avond ook bij mij, niet waar?" „Bij je blijven? ik zou je gaarne het genoegen doen - maar - dat gaat niet. Onmogelijk. "ik moet weg, mijn schat. Ik heb mijn woord gege ven." „Jokai, je wilt weer naar haar/ „Nu en wat zou dat?" „Ik bid je - ik verlang van je - ga met. Zij zegt dit meer gebiedend dan smeekend. Het recht der vrouw sprak uit hf* Dan ga ik juist. Ik zai^'aan'Caal-heen ik verkies. Ik 'aat .nij niet veftee- ren Fn iii hebt te bedenken, dat het je plicnt 1 i J i w ii' 'ion niemand rekenschap niij te vertrouwen en dat ik aan niemau schuldig ben - ook aan jou niet, myn poesje- Daarop grijpt hij zijnen hoed en loopt heen. Van u,t de kamer klinkt een kreet van ontzetti g Denman blijft slaan. Maar de valsche is sterker dan het gevoel van recht. j kelijk wezen en hij gaat. liet arme jonge vrouwtje staart bfeek.namt de die. ach acht* haren man gesloten Na langt tijd wrijft zij zich 1het voorhoofd, als iemand du een diepen slaap ontwaakt en zich bezinnen moet waar ijftien jaren later. ccne'v, iS!f,a- VO°' de" sPiofD' en maakt toilet. Zij is vm fm ,m' "Upo,sa"te verschijning geworden, eene-iuno d.voi1,1 Jaren van Üuizacs heldinnen. Wel- givtliig bekijkt zij zich in het glas en strooit wat poe- l °P haren prachligen nek. De deur naar de zij- ,VCJ Maat open, zoouat men juist de sofa kan zien, ojj elke Jokai zit. Hij ks bezig met zijn magere, rimpelige landen zich de kmeén en üe enkels te wrijven; want de jicht [daagt hem weer zoo schromelijk. Overigens is i iJ *ü0 -Kaai als een biljartbal, en in zijn verwaar loosden baard vormen de grijze haren de meerderheid, ilij rookt onophoudelijk, kreunt af en toe en kijkt telkens naar zijne vrouw voor den toiletspiegel, lan delijk begint lnj een gesprek. „Mira: „Wat is 't, Jokai?" „Waar moet je nu alweer heen? Kan je niet eens wat thuisblijven? Eiken dag verzin je er wat op om er maar uit te loopen!' «Ik 8a naar mevrouw Oorgo. Zij heeft haar jour, en ik heb haar gisteren beloold, dat ik komen zou. „Heb je haar dan gisteren gesproken?" „Ja. Ik ontmoette haar op straat heel toevallig. Lr boerscht weer stilte in de beide kamers, ue vrouw krult met het ijzer haar vóórlokjes op. De man rookt de eene sigarette na de andere. „Mira, begint hij weer „ik zie niet graag, dat je met die mevrouw üorgo zoo druk bent. Er wordt van haar niet veel goeds gezegd. Ook die kapitein hoe heet hij ook weer? die Briickenfeld moet daar eiken dag over den vloer komen." „Nu, wat zou dat? Kapitein Briickenfeld is een heel sjiek heer en een perfect gentleman." „Dat wil ik niet [tegenspreken. Maar, zie je, Mira versta mij niet verkeerd zoo'n militair, die he den hier, morgen daar is, zie je, die neemt het met zijn geweten tegenover de vrouwen zoo nauw niet Uit de toiletkamer klinkt een helder, hartelijk la chen. „Jokai, Jokai! Moet ik het nu nog beleven, dat je i jaloersch wordt? Dat is een slecht teeken, vriend. W ij worden oud erg oud worden wij 1" Het sigarettenpapier jnoet wat scherp hebben ge brand, want de heer des huizes begint jammerlijk te hoesten en te kreunen. „Jokai, het schijnt je vandaag weer erg te plagen, het pootje, hm „Och, hemelsche genade. Ik weet niet wat ik begin nen moet." „Heb maar geduld. Als ik thuis kom, dan zal ik je beenen weer eens flink met de zalf inwrijven." „Zal ik niet liever met je meegaan?" „Als je daar plezier in hebt voor mijn part! Maar je weet, dat ik niet graag rijd, en je kunt zoo moei lijk met mij pas houden." „Ja ja. Neen, dan blijf ik toch maar thuis." „Dat is ook veel beter voor je." De man kromt zich weer onder een aanval van pijn op de sofa. Eindelijk doet hij zichzelf geweld aan, staat op en komt naar zijne vrouw, die aan haar toilet reeds de laatste hand heeft gelegd. Met oprechte bewondering slaat hij de prachtige figuur gade. Dan komt er op zijn geplooide gezicht weer eene onge lukkige uitdrukking. „Zeg Mira „Wat is 't, Jokai?" „Doe mij het plezier en ga nu niet uit. Blijf bij mij. Ik voel mij piet goed." De vrouw kijkt niet eens naar hem om. „Dat gaal niet, mijn waarde. Ik heb het vast be loofd. Houdt jij je nu maar kalm. Drink je thee en rook niet te veel dan zal het morgen wel weer beter zijnOch, maak mij dat haakje eens even vast Zoo! Dank je wel." Jokai bijt zich op de lip en bewijst kameniersdien sten. Daarna zegt hij met geveinsde onverschilligheid: „lk hoop dat je je goed zult amuseeren, Mira Wanneer denk je weer thuis te komen?" „Ja, dat kan ik onmogelijk bepalen. Je weet hoe 't bij dergelijke soireetjes toegaat. Mocht het erg laat worden, dan zal mij de een of ander wel naar huis brengen." „Hm hm jawel kapitein Briickenfeld!" „Hij, of een ander. Dat is toch hetzelfde." Dan zwijgen beiden weer. Door het pootje werd de heer Jokai a 1 spoedig gedwongen weer in de zijka mer te gaan en zich op de sofa te leggen. Hij had het van pijn en woede wel willen uitschreeuwen. Maar hij was bang voor ironische opmerkingen, en daarom hield hij zich liever in en verbeet alles wat hem mar telde. „Vervloekte toestanden! Die ongebondenheid van de vrouwen, tegenwoordig," mompelt hij in zichzelf. „Had den wij maar een hoop kinderen in huis dan zou zij niet eeuwig aan die ellendige pretjes denken." Nu treedt Mira binnen, trotsch en imposant als eene koningin. Alles aan haar is nog jeugd en levenslust. Niemand zou haar ouder dan vijf-en-twintig geschat hebben, terwijl de man er uitziet als een zestiger. Zie kelijkheid en ergernis doen hem veel ouder lijken, dan hij werkelijk is. „Jokai," zegt zij, pas goed op het huis. Wij heb ben eene nieuwe meid. Zij lijkt wel fatsoenlijk. Maar men kan nooit weten, wat er in een mensch steekt." „Neen, dat kan men nooit weten," herhaalt de lieer Jokai bedrukt en met een veelzeggend hoofdschudden. Zijne vrouw let er niet op. „Nu, adieu dus, mijn waarde! Verdrijf je maar zoo goed mogelijk den tijd," zegt zij, en zij houdt hem hare wang toe tot een kus. Zij zelf heeft z ij n e wang in langen, langen tijd al niet meer gekust. Toen zij de deur uitging, kreeg de heer Jokai eene vlaag van woede. Het kwam in hem op, de revolver van den wand te rukken, zijne vrouw na te loopen en haar op de trap neer te schieten. Maar juist toen hij naar het wapen wilde grijpen, overviel hem weer eene stekende pijn, die zijn gansche lichaam door vlijmde. Hij wankelde naar de sofa, drukte zijn hoofd in' het kussen, en waarachtig, ja, hij weende. Eerst in de plaats van den heer W. v. d. Oord, Baraingerhorn, die had bedankt. Daarvoor wordt gekozen de heer C. v. d. Oord te Barsingerhorn. Dezo is niet op de vergadering aanwezig, dus zal hy mededoeling van zjjn verkiezing ontvangen. Twoodens treedt de heer P. Timmerman Dz. af, die niet meer in aanmerking wenscht te komen. De heer J. Buis Jz. alhier wordt met nagenoeg algemeene stemmen benoemd en verklaart zich bereid de functio op zich te nomen. Tot loden der financiëele comtnisso worden benoemd de heorenK. Boekei, Winkel, K. Wit, Schageu, W. Jimmink, Zype. Evenals vorige jaren, zal er begin September weer een vóórlevoring van lijnkoeken plaats hebben. De voorzitter brengt nu een woord van hartelijken dank aan den heer W. v. d. Oord, den aftredenden commissaris. Deze is van de oprichting der vereeniging paardenkrebbe vastgreep om niet op den grond te vallen. 't Gevolg van al die grappemakerijen is begrijpelijker wijze geweest, dat de rechtbank er ten langen leste in gemoeid moest worden. De O. v. J. wilde tegen Smit wegens zijne op 18Juni begane wandaad geene gevangenisstraf eischen, aange zien hij nooit veroordeeld is geweest. Z.E.G. requireerde alsnu wegens mishandeling f50 boete, subs. 10 dagen hechtenis togon beklaagde. Mr. Dorbeck, de verdediger, betreurde het zeer dat er vandaag nevens de zaak contra zijn cliënt niet tevens eene strafzaak diende, waarin Groot beklaagde is wegens 't op 11 Juni voorgevallene. Er op wijzende, dat in zijne 15 jaren lange practijk het spreker's gewoonte niet is, de politie af te takelen, kon pleiter tcch niot nalaten, den veldwachter Leegwater even ter sprake te brengen, die eerst zelfs weigerde aan af, dus gedurende 20 jaar, commissaris. Voorzitter brengt Smit, om proces-verbaal op to maken en dit eerst op 1. 11 1 aam J av, 1 m4- ita»< n/i»vi n 1 n il 1 n h AVri O o lil norwl luufYAn rl aa/1 Ar» .1 „aa!. 4 a. /w. tr. A A u J A A hem hulde voor den lust en ijvor, door hom altijd ir> deze betrekking betoond; de vereeniging is aan den heer Van der Oord veel verplicht voor de groote ambitie, door hem in die reeks van jaren betoond. De heer H. Waiboer, Winkel, wil, waar de voorzitter herhaald aandringen deed en de zaak toen in meer dan één opzicht zeer trekkende behandelde, al is dit voor een gedeelte aan een tijdelijke ongesteldheid toe te schrijven. Op dit ten en ander nogal met vuur doorgaande, laat den hoor Van der Oord bedankt, niet achterblijven, om pleiter zijne ontevredenheid zoo duidelijk doorschemeren, J A A. IA m A V. AA A AAA Ak. A. L A 4" l. AA 4 TA A V» f» r\ f\ rt 4" A l» AAV t\ Hl Al A V» A ÏV» A tl i> A f» fl 1 A» TT A V» »»AV\1( AIT J.'A..1 den heer Timmerman, namens het bestuur, namens de veroeniging dank to zoggen vqorde diensten, die hjj aan de vereeniging heeft bewezen. Ook hy is 20 jaar com missaris geweest, en daarenboven de laatste jaren voor zitter. Hartelijk dank wil spr. ook aan hem toebrengen, voor wat hy in die jaren heeft gedaan. De hoer A. Zijp, Wieringerwaard, brengt by de rond- Paulowna dat de heer Officier hem ongenadig van repliek dient. Mr. Dorbeck laat zich daarna ook weer nfet onbetuigd en zoo al re- en dupliceerende, maken de heeren een aardig tijdje zoet. Pleiter vraagt hardnekkig op meer dan één grond schorsing aan, om later beide zaken tegenover elkaar op één dag te berechten, tot 't verkrijgen van helderder inzicht omtrent het voorgevallene, en de lieer Officier wil hiervan niets weten en vindt dat in deze zaak vol- vraag onder de aandacht, dat hy te Anna heeft opgemerkt, dat de agent van den koekenlevorancier druk medehieip met het nemen van het monster voor doende licht is ontstoken, terwijl het mogelijk, maar niet het proefstation. Waar, zoo zegt spr., vorig jaar zooveel zeker is, dat togen Groot óók eene strafzaak zal dienen, fraude is gepleegd, is het beter dat aan deze agenten het Dat zal de tijd dus maar moeten loeren, helpen wordt verboden. Het kan gebouron onder 1 un toezicht, maar zonder dat zy meehelpen. Spr. wenscht dit by contract verboden te zien. Algemeen gaat de vergadering met dit idéé mee. Niets meer te behandelen zynde, wordt de vergade ring gesloten. O, ontsluit my de poort Van dat zalige oord Waar ik tonen van vreê hoorde klinken; 'k Heb het heilige woord Der Volmaking gehoord En eon kroon in de verte zien blinken. Na dat heiligend uur Werd het in my als vuur, En myn ziel had een driftig verlangen Naar het zegenend uur, Dat een wyz're natuur Gansch mijn dwazer bestaan zou vervangen. 'k Heb vertwijfeld gestaan En niet voort kunnen gaan Van myn dwalende liefde verstoken; Maar toch alles weerstaan Wat my neer wilde slaan Meer dan banden van ijzer gebroken. Numyn rust is gestoord Door dat wondere woord, Profeteerend van vrede en van zegen; Maarhet kampen duurt voort Waar de Dageraad gloort Van den Dag, dat de strijd is volstreden. H. D. H. Zitting van Dinsdag 23 Juli 1907. Onder presidium van Mr. Lagerwoy, den bekenden van recbter-commissaris, en met Mr. Carsten als Officier van Justitie, hadden we heden het genoegen de namen van eon 10-tal beklaagden op de straf'zakenrol te zien. Dat deze ongewone samenstelling van 't E.A. college zynen grond vindt in de vacantie, die de leden dei- rechtbank thans genieten, zullen de getrouwe lezers dezer rubriek zeker wel al hebben begrepen, dus kunnen we nu zonder eenig bezwaar met het allereerste goval be ginnen. Niet minder dan drie beklaagden moesten voorkomen Maar ze kwamen niet! Het was een mooi klaverblad. Om ze eventjes voor te stellenKlaas Mantel, Jellje Nydam en Jacob Mei link, allemaal schippersknechten uit Broekerhaven. Deze heilige drie-eenheid nu was op Maandag 10 Juni in de herberg van de wed. Quirinus Schouten aan de Nieuwstraat to Medemblik ('t was kermis) en de brave jongens heschen het zeil zoo hoog als maar eenigszins kon zonder „omkantelen." Tengevolge daarvan waren ze vreeselijk lastig en waren al een paar maal do heiberg uitgesmeten door een paar zoons dos huizes en een familielid, zekeren Jan Schoon. Zo hadden echter nóg meer dorst en wilden weer naar binnen, waarbij oen heeie vechtpartij op straat ontstond. De gemeen te-veld wachters Joh. v. Rijn en Nic. Trom- per hadden 't relletje gauw in de gaten en maakten als de drommel, dat ze er by kwamen om de heeren op fatsoenlijke wyze aan te manen, zich een beetje bedaard te houden. Maar dat was olie in 't vuur. Toen liep het tenslotte te bar en werd de sabel getrokken en het heele stelletje werd ten slotte tóch naar boord toegejaagd. Doch proces-verbaal kon niet uitblijven en de heer Officier, die het optreden van de Broekerhavonsche jongens zeer te laken vond, eischte wegens wederspan- nighoid en 't aandoen van lichamelijk letsel tegen elk der helden 45 dagen gevangenisstraf. De 35-jarige veehouder Jan Smit, geboren en wonende te Ursem. had den 18den Juni j.1. den 69 jarigen koop man en veehouder Jaap Groot Kz. van de Goorn (Berkhout) wat afgetrommeld. 't Was eigenlijk de uiting I De 60-jarige Schager jager-visscher Arie Plakman was den 17den Juni j.1. dan maar verduiveld onhandel baar, toen de politie tegen hem optrad. i Dronkendat is één van de eerste vereischten om tegen de mannen der wet verzet te plegen met al wat in je is. 't Was een uur of 2, half 3 's middags, toen Plakman, in de Nieuwstraat te Schagen binnen laveerde. De politie-agent Abma echter had 'm in de gaten en wilde Plakman voor eigen en anderer veiligheid naar huis toe stoetelen, maar dat vertikte de ouwe. Eindelijk zou hy dan toch met zyn dochter, die hem trachtte mee te kry'gen, naar huis gaan. Abma, die hem al secuur beet had, liet hem los, maar in plaats dat onze baas nu huis waarts toog, begon hy weer den boel op te scheppen, terwijl er een groot aantal nieuwsgierigen samenstroomde. Hy wilde met alle geweld by Leendert Snaas in, by wien zekere C. van derKooij in huis was, die bij Loen's moeder feitelijk onderdak heeft, dat is Sytje Breed, de wed. van A. Snaas, evenals Leen in de Nieuwstraat wonende die weieens by haar zoon Leen nachtver blijf geniet. De oude Plakman wou n.1. Kees van der Kooij te lyf, die in den nacht van 16 op 17 Juni zyn zoon Pieter Plakman een -stuk van het rechteroor afbeet, j Abma, het gezanik moede, nam Plakman, hoe deze i ook verzet aanteokende, mee en kalkte hem wegens wederspannigheid op. Plakman was nu heel bedaard en trachtte er zich uit te redden door te zeggen, dat Ab- ma's hoofd dien dag niet goed stond en dat hy 't plan had, kalmpjes Schagen in te gaan, doch daarin werd verhinderd, wat de 0. v. J. echter niet telde; Z.E.G. toch, beklaagde's schuld bewezen achtende, requireerde tegen hem 10 dagen gevangenisstraf. Plakman vroeg om eene boete, maar hij was nogal eens veroordeeld, dus, of hy zyn zin zal krijgenzullen we de volgende week pas hooren. Thans moest de 29-jarige, uit Hoorn afkomstige Cor- nelis van der Kooy terechtstaan, omdat hy 's nachts tusschen 16 en 17 Juni in de Nieuwstraat te Schagen Pieter Plakman, den 31-jarigen zoon van visscher Arie en arbeider van beroep, een stuk van zyn oor afbeet. 't Was gelijk hieruit te zien is, een ruwnachteljjk tooneeltje en Piet zag zich genoodzaakt om geneeskun dige hulp in te roepen. Onzo welbekende 26-jarige koopman Dirk Tames, ook in „De Straat" thuisbehoorende, was getuige van het voorgevallene en had de heeren als een paar do'le katers in 't nachtelijk duister over den grond zien rondrollen, zonder nu met zekerheid te durven beweren, wie boven en wie onder lag. Dat 't oor van Piet echter bar bloed de, was hem niet ontgaan. De 29-jarige schippersknecht Koenraad Wyker, die met Dirk Tames in de nabijheid was, het was reeds na sluitingstijd hoorde ook 't lawaai en ging met Dirk mee eens kijkenook hy hoorde eerst eene woor denwisseling en daarna zag hy Kees en Piet vechten. De O. v. J. achtte het bewys van de mishandeling wettig en overtuigend geleverd en eischte deswege tegen Van der Kooy, die vandaag absent was, 2 maanden gevangenisstraf. Nu volgde nog een strafzaakje wegens vernieliflg contra Pieter Plakman, omdat hy dienzelfden noodlotti- gen nacht, toen hy zoo in zyn oor werd gebeten, by de wed. A. Snaas, by wie hjj vermoedde dat Kees van der Kooy zou zyn, een ruit verbrijzelde. Piet, recht boos natuurlijk, kon echter zoo'n lawaai niet maken dat Kees er uitkwam. Wel hoorden een paar andere nachtuilen het gerinkel van glasscherven, maar daar niemand het stukslaan zag, vroeg de O. v. J. wegens gebrek aan bewys vrijspraak, de rechtbank in overweging gevende, voor de wed. Snaas vergoeding van 't ruit door boklaagde te voldoen te verkrij gen. Beklaagde beloofde, blij er zóó af te komen het ruit aan haar te zullen vergoeden. En hierna verlaten we Schagen en zijne gruwelen en stappen in de Westfriesche Stoomtram om door te gaan naar Hoorn, om eens te zien wat nieuws daar is. Lang hebbon we niet te wachten, want reeds den 21sten Juni was 't alweer een lust om te hooren, hoe welop gevoed zekere Cornelis Ossen, een koopman uit Wy- denes, zich gedroeg. De agent van politie Klaas Molenaar werd door hem van een ouden wrok. 14 Dagen te voren toch hadden betiteld op een manier, die we niet zullen illustreeren, Coöperatieve Vereeniging. Vergadering van de Coöperatieve Vereeniging tot aankoop van Veevoeder enz. te Schagen, opgericht 1887, op Donderdag 25 Juli 1907, des voormiddags ten 10 uur, in Cérès alhier. Voorzitter de heer P. Timmerman Dz. Na opening der vergadering volgt de lezing en goed keuring der notulen. Medegedeeld wordt, dat do bascule der Vereeniging is gerepareerd. Op het verzoek om de vergaderingen der vereeniging vroeger te houden en daarvoor dan de statuten te herzien kon niet worden ingegaan. Aan de orde is nu het rapport der financiëele com missie over de rekening van 1906—1907. De heer J. Buis Jz. rapporteert tot goedkeuring der rekening onder dankzegging aan den heer C. Kooy voor zyn uitmuntend beheer. De rekening sloot met een ontvangst van f92.225.43, een uitgaaf van f90.880.80i, dus met een batig saldo van f 1344.62J. Het bedrag der kortingen op de lynkoeken beloopt dit iaar f81175, op den kunstmest f69.25i, dus totaal f88100}. Hot kasgeld is f463.62, vorig jaar was dit f386.18, dus een vooruitgang van f77.43. De heer C. Kooy, administrateur, leest nu het uitvoe rig jaarverslag. De toestand der Vereeniging werd zeer gunstig genoemd. Vorig jaar was er een omzet van f83999 nu f 92225, dus een omzet van ruim f8000 meer. Er hadden 23 leden bedankt, 30 nieuwe waren toege treden, het ledental was dus gestegen van 269 tot 277. Er was afgeleveid: 685.300 stuks lynkoeken, 184.350 K.G. Thomasfosfaat, 150.200 K.G. Superfosfaat en 11.600 K.G. Chilisalpeter. Amerikaansche lijnkoek was er niet verkocht. Het jaarverslag wordt met applaus begroet. Aan de orde is de verkiezin i van 2 commissarissen. beiden evenals hu van de Purmerender markt terug komende, ruzie gehad in 't zelfde herbergje, waarin dit feit plaats vond, n.1. bij den kastelein P. Vet te Aven- horn. Volgende week, dus Dinsdag 11 Juni wéér twist. maar die mijnheer Ossen wegens beleediging eens dienst- doenden ambtenaars een eisch tot f 6 boete of 6 dagen hechtenis op den hals haalde. Cornelis Spitsbergen, een andere held, die ook te Naar de lezing, die de ouwe Groot gaf van 't geval, Hoorn zyne kunsten vertoonde, is inwoner dier stad, 73 moet Smit eene portefeuille met f1050 hebben ver loren, doch die kwam gelukkig in goede handen en werd den eigenaar teruggegeven, wat papa Groot echter aanleiding gaf den zooveel jongeren Jan Smit op zyne onvoorzichtigheid met zoo'n beduidende som gelds attent te maken. Dat schoot Jan in de verkeerde keel en toen hadt je de poppen aan 't dansen. Temeer omdat Groot jaar, kuiper enzuiper. Hy was den 22sten Juni j.1. toevallig nog nuchter genoeg, om op slinksche wyze een 16 jarig meisje, Margaretba Polman genaamd, een portemonnaie met f 1.12 afhandig te maken. De diefstal kwam wel heel spoedig aan 't licht, maar eon goeddeel van den buit had Kees, toen men hem pakte, reeds weer in jenever omgezet. De O. v. J. eischte tegen den dief den 4den Juni beleedigende woorden aan 't adres van 2 maanden gevangenisstraf, waarop Kees met 't oog Smit's overleden vader had gesproken. j op den ongelukkigen toestand, waarin zyn gezin ver- Groot zegt dat beklaagde hém sloeg, maar de advo- keert, om genade smeekte, caat Dorbeck, die als Smit's rechtsgeleerde raadsman was verschenen, had weten te bewerken, dat van 't Jan Blom van Broek opLangendyk had den 3den Mei gevalletje op 11 Juni óók procesverbaal werd opgemaakt, j.1. een eg weggenomen van zyn vakgenoot Jan de evengoed als van het op den 18den dier maand voor- Groot, landbouwer op genoemd dorp. Dat stuk gereed- gevallene. En dat procesverbaal van den llden stelt Groot in geen voordeelige positie. Er wordt nl. in ge zegd, dat hy (Groot) Smit aanpakte en uit zyn broekje scheurde en met een in de hand opgeheven stoel dreigde te slaan, terwijl Groot's zoon den hoer Smit met een biljartkeu toetakelde, schreeuwende„Geefmy nu de klappen, die je myn vader verleden week gaf." De 18den Juni nu kwam Smit, zooals hy zegt, heel kalmpjes op Groot aanstappen, vragende of hy nóg kwaad was, of dat hy weer goed wilde worden en het wilde afdrinken en daartoe trakteerde? Maar Groot zei doodleuk„Als ik trakteer, dan trak teer ik me zelf, hoor", en ging voort met zyn party biljart. Smit, maar half voldaan over Groot's houding, was zeer geprikkeld on toen de hoeren elkaar in den stal weer tegen het lyf liepen, kon Smit zich niet langer inhouden en gaf Groot een opstopper, dat don ouden man het schap werd door Blom vervolgens aan zekeren Gerrit Bobeldyk, een arbeider mede aldaar wonende, verkocht voor f 2.75. Blom staat volgens den rijksveldwachter C.v.d. Molen van Noord-Scharwoude slecht bekend en wordt van diverse diofstallon verdacht. De Officier eischte met hot oog op dit alles tegen Blom 2 maanden gevangenisstraf. Teunis Edam, een visscher uit Berkhout, stond terecht omdat hy zyn dorps- en vakgenoot Klaas Jongejan den 7den Juni j.1. een pak slaag had toegediend in een heel klein schuitje, dat by die bezigheid dreigde te kantelen, wat zeker niet onaardig zou zyn geweest, 't Was een heel gezeur met do verschillende nogal praatzieko getuigen, om te komen waar men wezen wilde, maar op't eind wist de O. v. J. toch te constatoeren dat 't wettig en over tuigend bewys was geleverd, zoodat Z.E.G wegens mis- bloed uit den neus en ooren vloeide en hy zich aan een handeling f 6 boete of 6 dagen hechtenis eischte.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 9