Zondag 6 Oct. 1907.
51 e Jaargang. No. 4297.
TWEEDE BLAD.
F T L L E TOTNT
GRAZIA DELEDDA.
Biimenlandsch Nieuws.
W7»m7*/w?r
Scfeuer Coiril.
CIX.
Op de „Vierjaarljjksche".
t Is veel te veel. Hoe zou 'n meusch dat alles af kun
nen zien? Tien groote zalen, waaronder drie, vier zeer
groote, alle gevuld met schilderstukken en gipsen, en
dan nog 4 kleinere, waarin enkel etsen en metalen kunst
voorwerpen, die alle, of bijna alle, 't goed bekijken
meer dan waard zijn. Maar wie weet er raad met 'n
catalogus van 470 schilderijen, 68 aquarellen en pas
tels. 51 prenten, 50 beeldhouwwerken, 92 inzendingen
op 't gebied van bouwkunst, en 85 voorwerpen ,van
edelsmeedkunst?
Men zou gedurende al den tijd der tentoonstelling
eiken dag er s morgens bijtijds (heen moeten gaan, en er
dan zoolang mogelijk moeten blijven, en zooveel mo
gelijk aanteekeningen moeten maken, om een overzicht
te krijgen en te kunnen weergeven van 't geheel. Maar
dat is geen doen. Uitgenomen des Donderdags wan
neer 'tentrée 50 ets. is is de toegang 'n kwartje,
en abonnementen, die 'n rijksdaalder kosten en tien
maal toegang geven, worden er weinig genomen. Maar
ik weet geen ding ter wereld, dat meer vermoeit dan
'n tentoonstelling, dan 'n museum' en 't is het gevolg
van 'n gelukkige ontdekking der overheden, dat men in
de laatste jaren meer (en meer er toe gekomen is, musea
en diergelijken gratis voor 't publiek open te stellen.
Nu kan men onze kunsttempels binnenloopen als men
wil, desnoods om één, twee schilderslukken te zien,
en morgen of overmorgen, als men er weer eens langs
komt, dezelfde korte les herhalen. Wie dit dikwijls
doen, dikwijls doen kunnen, verzamelen zich van
lieverlede, zooal geen schat van kunstkennis, dan toch
'n weten van kostbaarheden op kunstgebied, die aan
vele anderen vreemd blijft. Elk Amsterdammer, die eiken
dag maar 'n half uur vrij zou hebben, of elke week er
slechts 'n uur voor zou willen nemen, kan in twee,
drie jaren tijds den ongeschreven catalogus in zijn hoofd
hebben van alles wat zich in Rijks- of Suasso-museum
bevindt.
Of dit noodig is Weineenzoomin als 't noodig is, te
weten, op hoeveel palen 't Koninklijk paleis gebouwd
is; zoomin hls 't Voor 'n mensch zijn geluk noodzakelijk
is, te weten hoever de Maan van de Aarde verwijderd
is. Maar als 'n mensch wat weet, vind ik hem altijd
iets meer waard, dan wanneer hij niets weet.
Toen EsaiasTegnèr zijn „Frithiofs Saga schreet
en hij daarin Koning Bele afscheid liet nemen van zijn
zonen, toen zeide deze tot zijn zoon, prins Halfdan
,.Tc veel verstand heeft niemand, hoe wijs hij zij
Maar niets te weten, Halfdanstaat niemand
(v r ij.
De domme, schoon verheven, wordt licht vergeten;
Men hoort den wijze gaarne, schoon laag gezeten."
En nu weet ik wel, dat „verstand" en „iets te
weten" weinig met elkaar te maken hebben, maar
toch is mij de openbaring geworden, dat iets te weten
en nog iets te weten, recht geven tot het maken
van vergelijkingen, welk recht hij, die niets of slechts
één ding weet, niet heeft. Het weten kan toch het ver
stand ontwikkelen, en zal vast en zeker ons dezen
zegen brengen, dat 't ons „bescheiden" maakt.
(Hoor je 'tJaap? Bekentenis van H.d.H.)'nOnwetend
mensch kan 'n 'voortreffelijk mensch wezen, 'n mensch
van wien rara, wat is dat? toch nog heel wat te
leeren is; maar 'n dom mensch vind ik 'n mensch
om te trappen.
Een man, die ;weet, dat hij wat weet,
kan zeer gelukkig leven;
En wie slechts weet, dat hij niets weet,
behoeft nog niet te beven;
Maar hij, die niemendal en weet,
ook zelfs niet, dat hij dom is,
Die telt niet mee in 't menschental,
wijl hij daarvoor te stom is.
1'improviste).
En omdat we ,nu nooit weten wat we te weten zullen
noodig hebben, daarvoor zou ik aan anderen den raad
geven, dien ik mij door „Aurora L e i g h" geven
liet: „Laat ons alles leeren." Liaat ons niets gedachte
loos voorbij-loopen (en (wel overwegen of 't geen ongepaste
eigendunk is, die ons het een of ander trotsch voorbij
doet slappen, zonder er nota van te nemen. „God brandt
immers in iedere struik?" En „als God niet te groot is
om aandacht te schenken aan 't kleine, zouden wij
't dan zijn," die onszelven, vanwege onze kleinheid,
bijna niet vinden kunnen?
Noodig! Strikt noodig te weten, is er maar weinig. En
voor ons geluk is het weten dikwijls 'n sta-in-den-weg.
Salomo zal zelfs gezegd hebben: „Wie zich wetenschap
pen verzamelt, verzamelt zich smart." Maar „niets (e
weten" en „niets te weten" zijn twee. Socrates getuigde
ook niets anders te weten, dan dat hij niets wist. Maar
toch heeft Griekenland in den loop der eeuwen geen
grooteren wijze kunnen voortbrengen, dan h ij was, en
waar z ij n naam genoemd wordt, daar verduistert „Hel
las' Zevenster."
Evenwel, de „v ie r j a a r 1 ij k s c he;" en wie er nu
heengaat met de bedoeling, om dat karweitje in 'n
voor-den-middag op te knappen, die kan wel thuis blij
ven. Ik ben er nu al vier, vijf keeren 'n uur lang geweest
en eens in gezelschap van 'n paar schildersvrinden
drie volle urenen als ik inu ga zitten om den lezers der
KLIMOP.
Sardinincho Dorps-roman
VAN
o
5
„Ik meende, dat de donder de stem van God was,"
had Annesa toen opgemerkt.
„Zottin, er is geen God," had hij geantwoord, ter
wijl hij omkeek of ook iemand hem gehoord mocht
hebben.
„Paulu, wat zeg je," had ze angstig gefluisterd. „Wan
neer Don Simone je hoort 1 Wanneer pastoor Virdis je
hoort!"
„Pastoor Virdis is een praatjesmaker, een zondaar i
als alle anderen. (Er js geen God, zeg ik je." Hij
had even gezwegen. Daarna ging hij voort: „Wan-
neer er een .God was, zou die niet toelaten, dat er
in de wereld zooveel onrecht geschiedt. Laten wij de
oude geschiedenis van de rijken en de armen, die
als zoodanig geboren worden, de een zonder verdienste,
de ander zonder schuld, met rust laten; maar er zijn
nog andere, nog veel meer ongerechtigheden in de we
reld. Jij, bijvoorbeeld... waarom ben jij zonder va
der en moeder? Waarom weet jij niet eens, wie je
bent? Zie, wanneer ik je zou willen trouwen, zou ik
het Wiet kunnen
Annesa was toen bleek geworden, omdat zij er nooit aan
gedacht had, niet eens in hare droomen, te trouwen met
den zoon van hare weldoeners.
Daarop verstreken weer jaren. Op zekeren dag was
er iets vreeselijks in het huis Decherchi gebeurd. Don
Pilimu, de vader van Paulu, was op de plaats geval
len, alsof hij over iets gestruikeld was, en stond niet
„Schager Courant" eens 'n door-en-door-kijk op deze
kunstverzameling te geven, dan komt de gedachte en het
P. bij mij boven, om aan de Firma te vragen hoeveel
abonnes er zijn, en dan in 's hemels naam maar even
veel malen twee rijksdaalders over te sturen met het
\eizoek daarvoor naar Amsterdam te reizen en zelf
te komen kijken; want er is heusch geen beginnen aan;
of liever n begin wel; maar waar zal 't einde zijn?
Om te beginnenEr is ingestuurd uit Amsterdam, Rot
terdam, den Haag, Scheveningeu, Apeldoorn, Nunspeet,
Laren, NieuwersluiSj Deventer, Haarlem, Blaricum, Hil-
legom, enz. enz. Waar vandaan niet? Zoo'n catalogus
kan na 't museum-gebruik nog dienst doen, om onze
aardrijkskundige kermis eens op te frisschen. Er kwamen
inzendingen uit Londen Ivan Frank Brangwyn, Loveland
Coek, alther Crane; uit Parijs van Margüérite Cahun,
uil Brussel van Jules Brouwers, Omez Coppens, Frans
Gailliard, Victor Gilsoul; juit München van Prof. Walther
Firle; uit New-York van Arthur Davies; uit Wissant
(Frankrijk) Pas de Galais van Virginie Demont-Breton.
De inzending van deze laatste is misschien de mooiste
van alle, ook een der duurste schilderijen. Het is No.
101 en stelt voor den kleinen Jezus, die tusschen de
knieën van zijn vader staande, een bijl slijpt op 'n
slijpsteen, die door zijn moeder wordt rondgedraaid. Het
schilderij heet dan ook: Le divin apprenti: de
Goddel ij ke Leerling. Het is niet alleen het on
derwerp, dat dit schilderij zoo aantrekkelijk maakt, 't is
ook de uitvoering ervan. Het wonderlijk licht, dat het
raam binnenvalt, dat uitstraalt uit den kleinen hoofd
persoon, uit zijn blonde hoofd en zijn teere handen en
voeten, het licht, dat als 'n waas van heiligheid heel de
figuur van Maria omsluit en heel de schilderij beheerscht,
geeft u bij (het staren er op een gevoel van wonderlijke
genade en stille vroomheid. Ja, het onderwerp doet hier
ongetwijfeld zeer veel; maar de kunstenares heeft dit
waardige onderwerp ook met waardigheid welen te be
handelen. Als ik f3500 had en daarvoor dan 'n schil
derij mocht koopen, dan kocht ik dit.
Even schoon en even teer gebaad in 'n zee van
mysticisme is 'n aquarel van Margaret Mackintosh,
No. 510: „De jongste prinses." Die bij mij waren
vonden h,et nog mooier dan 101, en ik kan mij voor
stellen, dat iemand, een van beide mogende kiezen,
moeilijk zijn keuze zou kunnen bepalen. Maar de prijs
van 510 is heel wat minder; de schilderes vraagt er
niet meer dan 15 pond voor 180 gulden
't Is vreemd, dat men bij zulke dingen ook over 'n
„prijs" kan spreken: Men zou, dunkt mij, evengoed
kunnen vragen, hoe duur het licht is, en welke han
delswaarde blijdschap heeft. Op hoeveel kan een vrien
delijk woord, een glimlach, 'n zoen, 'n teederheid geschat
worden? En wat geeft 'n mensch ervoor, 'n oogen-
blik opgeheven te worden tot in den derden hemel, en
daar dan woorden ite hooren, die 'n mensch niet zeggen
kan Kan 'n zoen van ziel en 'n omhelzing van zaligheid
betaald worden met rijksdaalders? Laat 't laatste woord
weg en vraag alleen: Kan dat „betaald" worden? Als
geestenhanden uw ziel grijpen en haar dompelen in 'n
zee van jubel en verrukking, zooals moederarmen haar
kind omvatten 'als in 'n muur van enkel liefde, kan
daarvan de prijs in bankbiljetten worden bepaald? f
Vreemd! Maar ik voel altijd iets van dat onbeholpene
in onze taal en van dat onharmonische in ons leven,
wanneer bij zulke dingen als muziek en schilderkunst
en beeldhouwkunst en liefde en al wat aandoening
en aanwezigheid van ziel verraadt, 'n marktprijs wordt
genoemd. Het doet ine zoo denken aan 'n huwelijks
advertentie, waarin" de pretendent half binnenmonds zegt,
dat hij beneden de ton moeilijk lief kan hebben, öf
als 'n meisje 'kalm zou bekennen, dat ze veel liever Klaas
Jansen, dan Jan Klaasen zou gehad hebben, als de
eerste ook maar zooveel geld bezeten of verdiend had
als de laatste. Stel je voor 'n dichter, die in opdracht
heeft 'n vers te schrijven over 'n zeker onderwerp, en
die dan antwoorden zouVoor honderd gulden maak ik
'n mooi, voor tweehonderd gulden 'n mooier en voor
drie honderd gulden 'n extra mooi vers. Dit is 'n
zoo groote absurditeit, dat iedereen het voelen moet.
En de reden daarvan is, dat 't geen paar schoenen
geldt, geen steenkolen, geen traplooper.
Een uiting van ziel kan geen marktprijs hebben; en
wordt zij toch voor rijksdaalders verkregen, dan zijn er
twee bedrogen: de verkooper en de kooper. En |d.it
wederzijdsch bedrog is zoo algemeen en zoo gewoon
geworden, dat iemand er meer bij nadenkt. En als
we iemand ontmoeten, die dit voelt, eerlijk is, eerlijk
althans zijn wil tegenover zichzelven, d.w.z. zichzelven
soms finantiëel schade veroorzaakt, dan kijken we elkaar
gek aan, omdat wij materialisten als we zijn
er niets van verstaan of begrijpen. Maar aan onze
geestelijke onwetendheid stoort zich zoo-iemand niet.
Denkt ge, dat 't Thijs Maris schelen kan, dat anderen
duizenden en tienduizenden guldens verdienen aan een zij
ner wonderwerken, waarvoor hij 'n week woninghuur
en 'n maal eten ontving? Denkt Ge, dat 't Louise,
de ex-Koningin van Saksen, schelen kan, dat ze nu
geen Koningin meer is? Ik wil wedden, dat ze heel
blij is, dat ze nu van dat leugenleven af is, en de waar
heid van haar ziel eindelijk heeft durven uitzeggen.
Kunstkooper! Ochoeh, wat 'n vak! Je kunt net zoo goed
ronselaar worden. Zoo iemand noemt men dan ook in
'n groot deel van Zuid-Holland 'n „zieleverkoo-
per." Zoo zal de spraakmakende gemeente 't wel ver
klappen, wat wij in onze fatsoen-kringetjes niet durven
zeggen. De waarheid wil zich uiten, al zou ze 't door
den schoorsteen roepen, of, als wijlen de barbier van
Smerdis, 't stil aan t riet toefluisteren, dat de Koning
ezelsooren heeft.
Evenwel, de schilderijen zijn te koop. We hebben
doodeenvoudig den leugen te aanvaarden en erin te
berusten. Schilders zijn nu eenmaal arm, en dichters
zijn nu eenmaal arm, en profeten zijn nu eenmaal arm.
En als ze niet arm waren, zouden ze geen schilder
en geen dichter of profeet kunnen zijn. Buddha in 't
purper gaat !niet, evenmin als Johannes de Dooper, even
min als Paulus; en Rembrandt of Thijs Maris in 'n
automobiel nog minder. En als ge ze ooit zoo zoudt
ontmoeten, zeg dan frnaar gerust, dat de dagen van hun
profetisme geteld zijn. Toen Zola rijk was geworden en
zijn „Quatre Evangiles" schreef, werd de donder, zooals
die eens in „La Terre" als op den Sinaï weerklonk,
niet meer in zijn Werken gehoord; (en Alma Tadema is er,
sedert hij in 'n paleis woont en Koningen bij zich op de
meer op. Zijne laatste woorden tot zijne vrouw waren
geweest: „Rachele, zorg vooral goed voor den jon
gen."
EnGantine, de knecht, van wien de publieke
meening zeide, dat hij een zoon van den gestorvene was,
werd als knecht in huis opgenomen. De andere knechts
behandelden hem slecht en maakten zich over hem
vroolijk, ofschoon Gantine nog maar een kind was en
niet in staat, zwaar werk te verrichten. Hij klaagde
Donna Rachele zijn leed.
„Mijn klein Gods-kind," had de vrome weduwe ge
zegd, „heb geduld. Zeg hen, dat gij groeien zult en
sterker zult worden dan zij.
En oom Cosimu Damianu, Donna Rachele's vader,
had er aan toegevoegd: „Zoon van den heiligen Anto-
nio zeg hen:
„Monniken komen, monniken gaan,
Maar het klooster blijft bestaan,"
„Jelui bent rondreizende monniken, jelui komt, en
jelui gaat, maar ik blijf in het klooster.
Donna Rachele had haar vader berispt. „Zoon van
der heiligen Antonio" is namelijk d ebenaming voor
een bastaard, en Donna Rachele wilde niet, dat het
kind aan de knechts en meiden met dit antwoord nieuwe
stof tot spotternij zou geven.
Maar Don Simone zeide lachende en opgeruimd als
altijd: „Laten we zeggen, dat een maand dertig dagen
heeft. Laat ze praten wat ze willen; men wordt altijd ge
beten door zijn eigen hond."
En er had altijd en onder alle omstandigheden in
de familie Decherchi eendracht geheerscht.
Maar juist in dien tijd was men begonnen, de knech
ten te ontslaan, eerst den een, toen den ander en ten
slotte de overigen. Gebleven waren alleen Gantine en
een herder, di eeen weinig simpel was .en oom Castigu
genoemd werd.
Ten slotte had ook deze zijn ontslag gekregen. De
familie Decherchi was steeds meer en meer aan lager
wal geraakt, steeds meer afgezakt naar hetban
kroet.
thee ontvangt, in zijn schilderen niet op vooruit gegaan.
Hoe kom ik lelie tentoonstelling door!
Er is van Gorter 'n doek, dat hij, dunkt mij, zelf
met vreemde oogen zal aanzien. Het heet „Winter
avond" en als zijn naam er niet zoo duidelijk op ge
staan had, zou ik nooit op de gedachte gekomen zijn,
dal 't van hém was, want 't is 'n heel knap schilderij.
Als men al die prenterige, vlakke dingetjes van hem, al
die grasvlaktetjes en al die berkeboompjes hiermee
vergelijkt, dan is dit nummer 151 bepaald iets bijzon
ders. Hij vraagt er f 4000 voor, maar dat kan hij
misschien niet helpen. Alleen gelet op 't schilderij als
poging tot kunst, zou ik zeggenzoo moet hij nu maar
'n poosje doorgaan; dan is 't best mogelijk, dat hij
nog eens 'n goed schilder wordt.
schaap van 's tlraveland heeft 'n „Lente" ingezonden.
Hij weet wel, dat zijn bloesems mooi zijn en maakt er
werk van. Maar wat is die vrouw leelijk, die daar
onder de boomen ligt! Ik heb ook wel eens vrouwen ge
zien, en mooie ook, maar die zagen er toch heel anders
uit. 't Model is niet geflatteerd en zal den schilder heusch
voor deze, waarschijnlijk leugenachtige verklapping, niet
dankbaar zijn.
Hobbe Smith heeft ingezonden en Willy Sluiter en
Suze Bisschop en nog honderden anderen. Suze Bis
schop behalve 'n ouden molen, ook 'n naakte vrouwenfi
guur, zoo mooi, zoo mooidat ge 'r telkens weer
naar gaat kijken. En Co Breinan en Du Chattel :en
de jonge Dake fen Thérèse Schwartze (Mevr. van Duyl).
De laatste wel bekend om haar „Novices" en haar Krü-
gerporlret, zond „twee Amsterdamsche weesjes" in en
„het portret van haar man," benevens 'n levensgroot
portret van Mevr. Pauwels van Biene. Dat laatste as
erg suikergoedachtig van kleur en de Directie van de
„Koninklijke" doet goed als zij 't in 'n niet te schel
licht hangt. No. 145 „Kanaal in Brabant" van Victor
Gilsoul te Brussel vind ik verbazend mooi. Het deed
me pleizier voor den schilder, dat hij zelf geen prijs
ervan wist. Maar voor zijn „Hollandsche Huisjes" no
teerde hij 6000 francs. Of deed dat de commissie?
Van Kees van Dongen, die 'n week of wat geleden
hier bij van Gogh exposeerde, is hier nog een „Pari-
s i e n n e" achtergebleven, 't Zal wel waar zijn, dat
't mooi en knap werk is, maar ik zie 'tniet. Heel wat
mooier en zielvoller vind ik 't werk van Bern. van
Beek, die nu met 'n,,Voorjaar in den polder"
is uitgekomen, 't Is 't zelfde stille en aandachtige, wat
men altijd in zijn werk vindt. Als er over driehonderd
jaar nog namen genoemd zullen worden van de nu
ademende schilders, dan zal die van Van Beek een
der eerste zijn.
Er is werk van Monnickendam en van Piet Mondriaan,
van Knap en Frankfort, van Krabbé en van nog vele
anderen. Maar 't is geen doen, ze alle te noemen.
Bij de „Prentkunst" ontmoeten we 'n ets van Sam.
van Beek, die ook 'n schilderij inzond, en heel veel
etsen van Joseph Pennell en Victor Stretti. Jan Boon
zond vier lijsten met kleine etsen in en ik kan begrij
pen, dat hij er heel gauw een bod op kreeg. Carl Dake
etste 't „Bruidje" van Thijs Maris, en hier kwam
de navolger in gelijken tred met zijn voorganger, 't Is
wonderlijk mooi.
En nu eindig ik dezen misschien weer te langen
brief. De beeldhouwkunst, bouwkunst en edelsmeed
kunst moeten dan 'n anderen keer maar eens aan de
beurt komen. Maar „de Vierjaarlijksche" blijft nog
wel 'n paar weken bpen. Ge kunt best zelf eens komen
kijken, en Ge zult er geen spijt van hebben.
H. d. H.
liand Winkel.
Openbare vergadering van den Raad der gemeente
Winkel, op Woensdag 2 October 1907.
Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter opent de vergadering en heet de leden
welkom, waarna de Secretaris de notulen der vorige
vergadering leest, welke onveranderd worden vastgesteld.
De volgende ingekomen stukken worden na voorlezing
voor kennisgeving aangenomen:
1. Een proces-verbaal van kasopname, waaruit blijkt
dat de ontvangsten hebben bedragen f38190.35 en de
uitgaven f36344.06, zoodat in kas moest zijn f 1846.29,
juist overeenkomende met de vertoonde gelden, terwijl
ook de boeken van den Ontvanger in orde bevonden
zijn.
2. Goedkeuring van Gedeputeerde Staten van een
raadsbesluit tot beschikking over f700 van het batig
slot van 1906, voor den dienst van 1907.
3. Idem van een besluit tot bepaling der aanvangs-
jaarwedde van de onderwijzers aan de school te Winkel
op f600.
4. Aanneming der benoeming tot onderwijzeres aan
de openbare lagere school te Winkel van mejuffrouw
M. de Wit te Schellinkhout.
Aan de laatste mededeeling voegt de Voorz. toe, dat
genoemde onderwijzeres vermoedelijk niet voor IDecember
a.s. hare functie kan aanvaarden, en dat voor de tijdelijke
vervulling dier betrekking is benoemd door Burgemeester
en Wethouders, mejuffrouw T. Zult te Amsterdam.
Aanbieding gemeente-begrooting voor 1908.
De Voorz. legt over de door Burgemeester en Wet
houders opgemaakte begrooting en deelt in grove trek
ken mede de posten welke in ontvang of uitgaaf
belangrijk verschillen met een vorig jaar.
Bij den post vergunningsrecht vraagt de heer Breebaart
hoe het staat met de ingetrokken vergunning van P.
Buij, waarop de Voorz. mededeelt, dat tegen het besluit
tot intrekking hooger beroep is ingesteld, waarop de
genomen beschikking nog niet bekend is, en tot zoolang
mag de zaak niet gesloten worden.
De post „Tegemoetkoming van het Rijk in de jaar
wedden van onderwijzers" is verhoogd, aangezien er een
onderwijzeres meer is benoemd; er bestaat echter verschil
in de berekening tusschen Gedeputeerde Staten en het
Gemeentebestuur, waarover nader gecorrespondeerd zal
worden.
Voor het onderhoud der gebouwen, wegen, bruggen,
torens, en voor de verlichting, is iets meer uitgetrokken.
Voor het onderzoeken van levensmiddelen wordt een
De schulden van drie geslachten, de driehonderd skudi,
die Don Simone Van de Grond-credietbank geleend had,
de blanco-wissels van Don Pilimu, de renten tot twee
honderd procent voor Paulu's schuldenverslonden
in weinige jaren de Tanka's (weiden), de wijnbergen,
de kudden en de paarden der familie. Donna Rachele
weende en zeide„Zie toch, precies als bij den cactus-ap
pel, uit één blad zijn er duizend voortgekomen."'
In den eersten tijd jammerden en vloekten ook Don
Simone en oom Cosimu Damianu; maar langzamer
hand gewenden zij aan hun armoede, en Don Simone
werd opgeruimd, lachte en zeide: „Laten we zeggen,
dat een maand dertig dagen heeft."
Annesa droomde verder
Paulu, nadat hij in !Nuoro van het Seminarie was ge
jaagd, had zijne studie niet willen voortzetten en lustig
geleefd, evenals zoovele kleine, Sardinische grondbe
zitters, die van dorp tot dorp trekken, om alle landelijke
feesten mede te maken. Alle bedelaars van Sardinië,
die ook van de eene kennis naar de andere reizen,
kenden hem. Zelfs de blinden kenden hem en zeiden
„Dat is de cavaliere van Barunei, Don Paulu Decherchi,
een schatrijke kerel, die gaarne pret maakt."
In de dorpen had hij van de woekeraars geld ge
leend, en op de kermissen had hij het rondgestrooid.
Hij was als dol, den eenen dag was hij goed en opge
wekt, den volgenden dag nijdig en heftig.
En Annesa droomde voort:
Nu was Paulu bedaard en zacht geworden. De jaren
en het ongeluk hadden hem getemd als een veulen,
maar toenmaals
Hoe dikwijls had hij haar geslagen, omdat zij met
Gantine gekheid maakte!
„Schaam je toch, onbeschaamde meid. Hij is een
knecht, een bastaard!"
„En ik? Ben ik niet een dienstmeid?" had zij huilend
geantwoord. „Ben ik niet de dochter van niemand?"
„Hij is tien jaar jonger dan jij
„De jaren doen het niet. De jonge boom vlecht zijn
nieuwe post voorgesteld.
Subsidie voor het Armbestuur is minder dan een
vorig jaar.
De Brandverzekering zal met het oog op de verbou
wing van het post- en telegraafkantoor en het aanschaf
fen van raadhuismeubelen, iets moeten worden ver
hoogd.
De behandeling der verschillende posten zal na de
ter visie ligging plaats hebben.
De aangeboden begrooting sluit in ontvang en uitgaaf
met f 22594.87J. -
Do van het burgerlijk armbestuur ingekomen begroo
ting voor 1908, wordt voorgelezen en na met de laatst
goedgekeurde rekening in overeenstemming te zijn
gebracht, goedgekeurd.
Een verzoek van de groentevereeniging Winkel, om
subsidie voor een te houden tentoonstelling.
De Voorz. legt het ingekomen verzoek over, hetwelk
door hem als Voorzitter der Groentenvereeniging wordt
toegelicht, als volgt:
de Vereeniging heeft het noodig geoordeeld, om ter
bevordering van den aanvoer en verbouw een tentoon
stelling te organiseeren. Zoo'n tentoonstelling gaat
echter gepaard met belangrijke uitgaven, aan prijzen,
werkzaamheden enz.,welke kosten voorde vereeniging niet
te dragen zijn. Meermalen, ook het vorige jaar, bestond
het voornemen, een tentoonstelling te organiseeren, doch
om financieeleredenen moest het worden uitgesteld..—
Het bestuur is van meening dat nu niet langer mag
worden gewacht met het oog op instandhouding der
markt en heeft besloten steun te vragen bij enkele
gegoede ingezetenen en ook bij de gemeente, want het
is toch wel degelijk als een gemeentebelang te beschou
wen, als er een markt is, waar de ingezetenen 3 maal
per week hunne groenten enz. kunnen koopen en ver-
koopen.
Wel is waar worden er voor belangrijke sommen om
gezet, doch de baten voor de vereeniging zijn gering en
de kosten voor de bediening zoo laag mogelijk; wat er
inkomt is wel noodig voor aflossing van de schuld, be
talen van erfpacht, onderhoud van het marktgebouw enz.
De heer Breebaart vraagt hoeveel de Voorzitter ge
dacht had, waarop de Voorzitter een bedrag van f25
noemt. Hetwelk met algemeene stemmen wordt toege
staan.
Onbewoonbaarverklaring van woningen.
De Voorzitter deelt mede, dat door de Gezondheids
commissie te Hoorn is voorgesteld om het perceel D 15
in den Groetpolder, onbewoonbaar te verklaren. B. en W.
zijn er van overtuigd dat bedoelde woning zeer slecht
is en niet meer door het aanbrengen van de noodige
verbeteringen is te herstellen, weshalve zij voorstellen
tot onbewoonbaarverklaring te besluiten, hetgeen met
algemeene stemmen geschiedt.
Reclame Hondenbelasting.
Van D. Otsen is ingekomen een verzoek om ontheven
te worden van zijn aanslag in de hondenbelasting 1907,
aangezien hij geen hond heeft gehad. Na Onderzoek is
zijn reclame juist gebleken en wordt tot ontheffing
besloten.
Betaling uit den post voor onvoorziene uitgaven der
begrooting 1907.
Voor verschillende betalingen welke door den Voor
zitter worden voorgelezen en waarvoor op de begrooting
geen post aanwezig is, wordt besloten machtiging aan
Gedeputeerde Staten te vragen om die te voldoen uit
den post voor onvoorziene uitgaven.
Bij de rondvraag vestigt de heer Timmerman er de
aandacht op, dat de borden „zeilen strijken" aan de
vaart te Lutjewinkel öf ontbreken, öf onleesbaar z(jn,
en tengevolge daarvan, de schepen gedurig met ge-
heschen zeilen doorvaren.
De Voorzitter zal een onderzoek instellen en doen
aanbrengen hetgeen voor tegemoetkoming aan genoemd
bezwaar noodig is.
Daarna is de vergadering gesloten.
Kamerverkiezing te Franeker.
Woensdag had de stemming plaats voor de verkiezing
van een lid van de Tweede Kamer in het district
Franeker, ter voorziening in de vacature, ontstaan door
het overlijden van den heer P. L. Tak.
De uitslag is, dat het aantal geldige stemmen 6268
bedraagt. Hiervan verkregen de heeren J. van der
Molen Tz. te Leeuwarden (anti-rev.) 2535, W. P. G. Hels-
dingen te Arnhem (soc.-dem.) 2289 en dr. A. van Raalte
te Dordrecht (vrijz.-dem.) 1444 stemmen, zoodat herstem
ming moet plaats hebben tusschen de heeren Van der
Molen en Helsdingen.
[Bij de stemming op 16 Juni 1905 verkregen de heeren
Tak (soc.-dem.) 2170, F. Lieftinck (lib.) 1830 en ds.
Ankerman (Fr. chr. hist.) 2880 stemmen.
Bü de herstemming op 28 Juni 1905 werd gekozen de
heer P. L. Tak, met 3843 stemmen, terwijl 3179 stemmen
werden uitgebracht op den heer Ankerman.]
iloog bezoek.
Naar wordt medegedeeld, zijn de Duitsche Keizer en
de Keizerin voornemens onze Koningin in de tweede
helft van November hier te lande te bezoeken.
Een eigenaardig geval.
Te Zaandam doet zich het eigenaardige geval voor,
dat verschillende hoofdcommandeurs van gemeentelijke
en van vrijwillige brandspuiten, in geval van brand in
drie nader aangeduide perceelen, hun personeel gelasten
geen water te geven dan op uitdrukkelijk bevel van
den hoofdcommandeur der wijk, terwijl deze laatste aan
zijn eigen manschappen verbiedt bjj brand in een dier
perceelen ze liggen toevallig alle in dezelfde w;jk
water te geven.
Reden daarvan is de aanwezigheid in bedoelde per
ceelen van groote partijen calcium carbid.
Bij brand in een aangrenzend perceel wordt met het
oog hierop de grootste omzichtigheid aanbevolen.
In den zak gehouden.
Voor de verkiezing van een lid der Prov. Staten zijn
bij den burgemeester van Leeuwarden slechts 2 candi-
daten aangegeven, één van liberale, en één van sociaal
democratische zijde. Door de Centrale anti-revolutionnaire
kiesvereeniging was wel de heer L. Runia tot candidaat
gesteld, doch de persoon, die de lijst bij den burgemees
ter had in te leveren, had haar in den zak gehouden
en toen dit later werd ontdekt, was het fatale uur voor
de inlevering verstreken.
twijgen £n den oude."
Paulu's oogen fonkelden als die van een wilde kat:
„Ondankbare, onbeschaamde, uit barmhartigheid opge-
noraene 1"
En zij, die alleen van Gantine hield, omdat hij zoo
sprekend op Paulu geleek, op de manier zooals men
van het vuur houdt, omdat het aan de zon herinnert,
zij had op die beschimping geweend, gezwegen en was
aan haar werk gegaan.
Om dezen tijd trouwde Paulu. De jonge vrouw was
een adellijk meisje, knap, maar arm en ziekelijk.
Een jaar leefden de beide echtgenooten gelukkig.
Donna Kallina was goed en maakte allen goed, die
om haar leefden. De echtgenoot was een andere gewor
den; maar na de geboorte van het kind met het reu
zenhoofd, was de jonge vrouw zwaar ziek geworden.
Don Paulu had haar gebracht naar Cagliari, naar
Sassari, naa rhet vaste land, maar Donna Kallina stierf
en de tweede Tanka moest verkocht worden.
Het huis was als uitgestorven, de bedelaars kwamen
niet meer als vroeger, om aalmoezen te bedelen, de
gasten werden steeds schaarscher.
Don Simone lachte nog altijd, maar treurighij zeide
nog altijd: men moest zich in zijn lot schikken en een
maand op dertig dagen rekenen; maar hij meende,
dat de menschen daarom zooveel kwaad deden, omdat
ze niet meer aan een God geloofden. Oom Cosimu Da
mianu, de kleine Rosa op de armen dragende, gaf toe,
dat de godsdienst een sterke teugel was tegen het kwade,
maar hij verdedigde toch de menschelijke fouten en
zwakheden. „De menschen zijn nu eenmaal als zondaars
geboren," zeide hij. En het kleine wicht, dat mis
maakte kind, dat levend getuigenis van vele
zwakheden en menschelijke feilen, Tiet het reusachtige
hoofd op den schouder van den man zakken en bracht
niets in het midden tegen 's mans wijze redeneering.
Intusschen had Annesa, met toestemming harer wel
doeners, zich verloofd met Gantine. Zij was de dertig
gepasseerd, wat had zij nog te verwachten? Gantine
was arm, maar hij was een goed arbeider. Wanneer zii