Zondag 6 Oct. 1907. 51 e Jaargang. No. 4297. TWEEDE BLAD. F T L L E TOTNT GRAZIA DELEDDA. Biimenlandsch Nieuws. W7»m7*/w?r Scfeuer Coiril. CIX. Op de „Vierjaarljjksche". t Is veel te veel. Hoe zou 'n meusch dat alles af kun nen zien? Tien groote zalen, waaronder drie, vier zeer groote, alle gevuld met schilderstukken en gipsen, en dan nog 4 kleinere, waarin enkel etsen en metalen kunst voorwerpen, die alle, of bijna alle, 't goed bekijken meer dan waard zijn. Maar wie weet er raad met 'n catalogus van 470 schilderijen, 68 aquarellen en pas tels. 51 prenten, 50 beeldhouwwerken, 92 inzendingen op 't gebied van bouwkunst, en 85 voorwerpen ,van edelsmeedkunst? Men zou gedurende al den tijd der tentoonstelling eiken dag er s morgens bijtijds (heen moeten gaan, en er dan zoolang mogelijk moeten blijven, en zooveel mo gelijk aanteekeningen moeten maken, om een overzicht te krijgen en te kunnen weergeven van 't geheel. Maar dat is geen doen. Uitgenomen des Donderdags wan neer 'tentrée 50 ets. is is de toegang 'n kwartje, en abonnementen, die 'n rijksdaalder kosten en tien maal toegang geven, worden er weinig genomen. Maar ik weet geen ding ter wereld, dat meer vermoeit dan 'n tentoonstelling, dan 'n museum' en 't is het gevolg van 'n gelukkige ontdekking der overheden, dat men in de laatste jaren meer (en meer er toe gekomen is, musea en diergelijken gratis voor 't publiek open te stellen. Nu kan men onze kunsttempels binnenloopen als men wil, desnoods om één, twee schilderslukken te zien, en morgen of overmorgen, als men er weer eens langs komt, dezelfde korte les herhalen. Wie dit dikwijls doen, dikwijls doen kunnen, verzamelen zich van lieverlede, zooal geen schat van kunstkennis, dan toch 'n weten van kostbaarheden op kunstgebied, die aan vele anderen vreemd blijft. Elk Amsterdammer, die eiken dag maar 'n half uur vrij zou hebben, of elke week er slechts 'n uur voor zou willen nemen, kan in twee, drie jaren tijds den ongeschreven catalogus in zijn hoofd hebben van alles wat zich in Rijks- of Suasso-museum bevindt. Of dit noodig is Weineenzoomin als 't noodig is, te weten, op hoeveel palen 't Koninklijk paleis gebouwd is; zoomin hls 't Voor 'n mensch zijn geluk noodzakelijk is, te weten hoever de Maan van de Aarde verwijderd is. Maar als 'n mensch wat weet, vind ik hem altijd iets meer waard, dan wanneer hij niets weet. Toen EsaiasTegnèr zijn „Frithiofs Saga schreet en hij daarin Koning Bele afscheid liet nemen van zijn zonen, toen zeide deze tot zijn zoon, prins Halfdan ,.Tc veel verstand heeft niemand, hoe wijs hij zij Maar niets te weten, Halfdanstaat niemand (v r ij. De domme, schoon verheven, wordt licht vergeten; Men hoort den wijze gaarne, schoon laag gezeten." En nu weet ik wel, dat „verstand" en „iets te weten" weinig met elkaar te maken hebben, maar toch is mij de openbaring geworden, dat iets te weten en nog iets te weten, recht geven tot het maken van vergelijkingen, welk recht hij, die niets of slechts één ding weet, niet heeft. Het weten kan toch het ver stand ontwikkelen, en zal vast en zeker ons dezen zegen brengen, dat 't ons „bescheiden" maakt. (Hoor je 'tJaap? Bekentenis van H.d.H.)'nOnwetend mensch kan 'n 'voortreffelijk mensch wezen, 'n mensch van wien rara, wat is dat? toch nog heel wat te leeren is; maar 'n dom mensch vind ik 'n mensch om te trappen. Een man, die ;weet, dat hij wat weet, kan zeer gelukkig leven; En wie slechts weet, dat hij niets weet, behoeft nog niet te beven; Maar hij, die niemendal en weet, ook zelfs niet, dat hij dom is, Die telt niet mee in 't menschental, wijl hij daarvoor te stom is. 1'improviste). En omdat we ,nu nooit weten wat we te weten zullen noodig hebben, daarvoor zou ik aan anderen den raad geven, dien ik mij door „Aurora L e i g h" geven liet: „Laat ons alles leeren." Liaat ons niets gedachte loos voorbij-loopen (en (wel overwegen of 't geen ongepaste eigendunk is, die ons het een of ander trotsch voorbij doet slappen, zonder er nota van te nemen. „God brandt immers in iedere struik?" En „als God niet te groot is om aandacht te schenken aan 't kleine, zouden wij 't dan zijn," die onszelven, vanwege onze kleinheid, bijna niet vinden kunnen? Noodig! Strikt noodig te weten, is er maar weinig. En voor ons geluk is het weten dikwijls 'n sta-in-den-weg. Salomo zal zelfs gezegd hebben: „Wie zich wetenschap pen verzamelt, verzamelt zich smart." Maar „niets (e weten" en „niets te weten" zijn twee. Socrates getuigde ook niets anders te weten, dan dat hij niets wist. Maar toch heeft Griekenland in den loop der eeuwen geen grooteren wijze kunnen voortbrengen, dan h ij was, en waar z ij n naam genoemd wordt, daar verduistert „Hel las' Zevenster." Evenwel, de „v ie r j a a r 1 ij k s c he;" en wie er nu heengaat met de bedoeling, om dat karweitje in 'n voor-den-middag op te knappen, die kan wel thuis blij ven. Ik ben er nu al vier, vijf keeren 'n uur lang geweest en eens in gezelschap van 'n paar schildersvrinden drie volle urenen als ik inu ga zitten om den lezers der KLIMOP. Sardinincho Dorps-roman VAN o 5 „Ik meende, dat de donder de stem van God was," had Annesa toen opgemerkt. „Zottin, er is geen God," had hij geantwoord, ter wijl hij omkeek of ook iemand hem gehoord mocht hebben. „Paulu, wat zeg je," had ze angstig gefluisterd. „Wan neer Don Simone je hoort 1 Wanneer pastoor Virdis je hoort!" „Pastoor Virdis is een praatjesmaker, een zondaar i als alle anderen. (Er js geen God, zeg ik je." Hij had even gezwegen. Daarna ging hij voort: „Wan- neer er een .God was, zou die niet toelaten, dat er in de wereld zooveel onrecht geschiedt. Laten wij de oude geschiedenis van de rijken en de armen, die als zoodanig geboren worden, de een zonder verdienste, de ander zonder schuld, met rust laten; maar er zijn nog andere, nog veel meer ongerechtigheden in de we reld. Jij, bijvoorbeeld... waarom ben jij zonder va der en moeder? Waarom weet jij niet eens, wie je bent? Zie, wanneer ik je zou willen trouwen, zou ik het Wiet kunnen Annesa was toen bleek geworden, omdat zij er nooit aan gedacht had, niet eens in hare droomen, te trouwen met den zoon van hare weldoeners. Daarop verstreken weer jaren. Op zekeren dag was er iets vreeselijks in het huis Decherchi gebeurd. Don Pilimu, de vader van Paulu, was op de plaats geval len, alsof hij over iets gestruikeld was, en stond niet „Schager Courant" eens 'n door-en-door-kijk op deze kunstverzameling te geven, dan komt de gedachte en het P. bij mij boven, om aan de Firma te vragen hoeveel abonnes er zijn, en dan in 's hemels naam maar even veel malen twee rijksdaalders over te sturen met het \eizoek daarvoor naar Amsterdam te reizen en zelf te komen kijken; want er is heusch geen beginnen aan; of liever n begin wel; maar waar zal 't einde zijn? Om te beginnenEr is ingestuurd uit Amsterdam, Rot terdam, den Haag, Scheveningeu, Apeldoorn, Nunspeet, Laren, NieuwersluiSj Deventer, Haarlem, Blaricum, Hil- legom, enz. enz. Waar vandaan niet? Zoo'n catalogus kan na 't museum-gebruik nog dienst doen, om onze aardrijkskundige kermis eens op te frisschen. Er kwamen inzendingen uit Londen Ivan Frank Brangwyn, Loveland Coek, alther Crane; uit Parijs van Margüérite Cahun, uil Brussel van Jules Brouwers, Omez Coppens, Frans Gailliard, Victor Gilsoul; juit München van Prof. Walther Firle; uit New-York van Arthur Davies; uit Wissant (Frankrijk) Pas de Galais van Virginie Demont-Breton. De inzending van deze laatste is misschien de mooiste van alle, ook een der duurste schilderijen. Het is No. 101 en stelt voor den kleinen Jezus, die tusschen de knieën van zijn vader staande, een bijl slijpt op 'n slijpsteen, die door zijn moeder wordt rondgedraaid. Het schilderij heet dan ook: Le divin apprenti: de Goddel ij ke Leerling. Het is niet alleen het on derwerp, dat dit schilderij zoo aantrekkelijk maakt, 't is ook de uitvoering ervan. Het wonderlijk licht, dat het raam binnenvalt, dat uitstraalt uit den kleinen hoofd persoon, uit zijn blonde hoofd en zijn teere handen en voeten, het licht, dat als 'n waas van heiligheid heel de figuur van Maria omsluit en heel de schilderij beheerscht, geeft u bij (het staren er op een gevoel van wonderlijke genade en stille vroomheid. Ja, het onderwerp doet hier ongetwijfeld zeer veel; maar de kunstenares heeft dit waardige onderwerp ook met waardigheid welen te be handelen. Als ik f3500 had en daarvoor dan 'n schil derij mocht koopen, dan kocht ik dit. Even schoon en even teer gebaad in 'n zee van mysticisme is 'n aquarel van Margaret Mackintosh, No. 510: „De jongste prinses." Die bij mij waren vonden h,et nog mooier dan 101, en ik kan mij voor stellen, dat iemand, een van beide mogende kiezen, moeilijk zijn keuze zou kunnen bepalen. Maar de prijs van 510 is heel wat minder; de schilderes vraagt er niet meer dan 15 pond voor 180 gulden 't Is vreemd, dat men bij zulke dingen ook over 'n „prijs" kan spreken: Men zou, dunkt mij, evengoed kunnen vragen, hoe duur het licht is, en welke han delswaarde blijdschap heeft. Op hoeveel kan een vrien delijk woord, een glimlach, 'n zoen, 'n teederheid geschat worden? En wat geeft 'n mensch ervoor, 'n oogen- blik opgeheven te worden tot in den derden hemel, en daar dan woorden ite hooren, die 'n mensch niet zeggen kan Kan 'n zoen van ziel en 'n omhelzing van zaligheid betaald worden met rijksdaalders? Laat 't laatste woord weg en vraag alleen: Kan dat „betaald" worden? Als geestenhanden uw ziel grijpen en haar dompelen in 'n zee van jubel en verrukking, zooals moederarmen haar kind omvatten 'als in 'n muur van enkel liefde, kan daarvan de prijs in bankbiljetten worden bepaald? f Vreemd! Maar ik voel altijd iets van dat onbeholpene in onze taal en van dat onharmonische in ons leven, wanneer bij zulke dingen als muziek en schilderkunst en beeldhouwkunst en liefde en al wat aandoening en aanwezigheid van ziel verraadt, 'n marktprijs wordt genoemd. Het doet ine zoo denken aan 'n huwelijks advertentie, waarin" de pretendent half binnenmonds zegt, dat hij beneden de ton moeilijk lief kan hebben, öf als 'n meisje 'kalm zou bekennen, dat ze veel liever Klaas Jansen, dan Jan Klaasen zou gehad hebben, als de eerste ook maar zooveel geld bezeten of verdiend had als de laatste. Stel je voor 'n dichter, die in opdracht heeft 'n vers te schrijven over 'n zeker onderwerp, en die dan antwoorden zouVoor honderd gulden maak ik 'n mooi, voor tweehonderd gulden 'n mooier en voor drie honderd gulden 'n extra mooi vers. Dit is 'n zoo groote absurditeit, dat iedereen het voelen moet. En de reden daarvan is, dat 't geen paar schoenen geldt, geen steenkolen, geen traplooper. Een uiting van ziel kan geen marktprijs hebben; en wordt zij toch voor rijksdaalders verkregen, dan zijn er twee bedrogen: de verkooper en de kooper. En |d.it wederzijdsch bedrog is zoo algemeen en zoo gewoon geworden, dat iemand er meer bij nadenkt. En als we iemand ontmoeten, die dit voelt, eerlijk is, eerlijk althans zijn wil tegenover zichzelven, d.w.z. zichzelven soms finantiëel schade veroorzaakt, dan kijken we elkaar gek aan, omdat wij materialisten als we zijn er niets van verstaan of begrijpen. Maar aan onze geestelijke onwetendheid stoort zich zoo-iemand niet. Denkt ge, dat 't Thijs Maris schelen kan, dat anderen duizenden en tienduizenden guldens verdienen aan een zij ner wonderwerken, waarvoor hij 'n week woninghuur en 'n maal eten ontving? Denkt Ge, dat 't Louise, de ex-Koningin van Saksen, schelen kan, dat ze nu geen Koningin meer is? Ik wil wedden, dat ze heel blij is, dat ze nu van dat leugenleven af is, en de waar heid van haar ziel eindelijk heeft durven uitzeggen. Kunstkooper! Ochoeh, wat 'n vak! Je kunt net zoo goed ronselaar worden. Zoo iemand noemt men dan ook in 'n groot deel van Zuid-Holland 'n „zieleverkoo- per." Zoo zal de spraakmakende gemeente 't wel ver klappen, wat wij in onze fatsoen-kringetjes niet durven zeggen. De waarheid wil zich uiten, al zou ze 't door den schoorsteen roepen, of, als wijlen de barbier van Smerdis, 't stil aan t riet toefluisteren, dat de Koning ezelsooren heeft. Evenwel, de schilderijen zijn te koop. We hebben doodeenvoudig den leugen te aanvaarden en erin te berusten. Schilders zijn nu eenmaal arm, en dichters zijn nu eenmaal arm, en profeten zijn nu eenmaal arm. En als ze niet arm waren, zouden ze geen schilder en geen dichter of profeet kunnen zijn. Buddha in 't purper gaat !niet, evenmin als Johannes de Dooper, even min als Paulus; en Rembrandt of Thijs Maris in 'n automobiel nog minder. En als ge ze ooit zoo zoudt ontmoeten, zeg dan frnaar gerust, dat de dagen van hun profetisme geteld zijn. Toen Zola rijk was geworden en zijn „Quatre Evangiles" schreef, werd de donder, zooals die eens in „La Terre" als op den Sinaï weerklonk, niet meer in zijn Werken gehoord; (en Alma Tadema is er, sedert hij in 'n paleis woont en Koningen bij zich op de meer op. Zijne laatste woorden tot zijne vrouw waren geweest: „Rachele, zorg vooral goed voor den jon gen." EnGantine, de knecht, van wien de publieke meening zeide, dat hij een zoon van den gestorvene was, werd als knecht in huis opgenomen. De andere knechts behandelden hem slecht en maakten zich over hem vroolijk, ofschoon Gantine nog maar een kind was en niet in staat, zwaar werk te verrichten. Hij klaagde Donna Rachele zijn leed. „Mijn klein Gods-kind," had de vrome weduwe ge zegd, „heb geduld. Zeg hen, dat gij groeien zult en sterker zult worden dan zij. En oom Cosimu Damianu, Donna Rachele's vader, had er aan toegevoegd: „Zoon van den heiligen Anto- nio zeg hen: „Monniken komen, monniken gaan, Maar het klooster blijft bestaan," „Jelui bent rondreizende monniken, jelui komt, en jelui gaat, maar ik blijf in het klooster. Donna Rachele had haar vader berispt. „Zoon van der heiligen Antonio" is namelijk d ebenaming voor een bastaard, en Donna Rachele wilde niet, dat het kind aan de knechts en meiden met dit antwoord nieuwe stof tot spotternij zou geven. Maar Don Simone zeide lachende en opgeruimd als altijd: „Laten we zeggen, dat een maand dertig dagen heeft. Laat ze praten wat ze willen; men wordt altijd ge beten door zijn eigen hond." En er had altijd en onder alle omstandigheden in de familie Decherchi eendracht geheerscht. Maar juist in dien tijd was men begonnen, de knech ten te ontslaan, eerst den een, toen den ander en ten slotte de overigen. Gebleven waren alleen Gantine en een herder, di eeen weinig simpel was .en oom Castigu genoemd werd. Ten slotte had ook deze zijn ontslag gekregen. De familie Decherchi was steeds meer en meer aan lager wal geraakt, steeds meer afgezakt naar hetban kroet. thee ontvangt, in zijn schilderen niet op vooruit gegaan. Hoe kom ik lelie tentoonstelling door! Er is van Gorter 'n doek, dat hij, dunkt mij, zelf met vreemde oogen zal aanzien. Het heet „Winter avond" en als zijn naam er niet zoo duidelijk op ge staan had, zou ik nooit op de gedachte gekomen zijn, dal 't van hém was, want 't is 'n heel knap schilderij. Als men al die prenterige, vlakke dingetjes van hem, al die grasvlaktetjes en al die berkeboompjes hiermee vergelijkt, dan is dit nummer 151 bepaald iets bijzon ders. Hij vraagt er f 4000 voor, maar dat kan hij misschien niet helpen. Alleen gelet op 't schilderij als poging tot kunst, zou ik zeggenzoo moet hij nu maar 'n poosje doorgaan; dan is 't best mogelijk, dat hij nog eens 'n goed schilder wordt. schaap van 's tlraveland heeft 'n „Lente" ingezonden. Hij weet wel, dat zijn bloesems mooi zijn en maakt er werk van. Maar wat is die vrouw leelijk, die daar onder de boomen ligt! Ik heb ook wel eens vrouwen ge zien, en mooie ook, maar die zagen er toch heel anders uit. 't Model is niet geflatteerd en zal den schilder heusch voor deze, waarschijnlijk leugenachtige verklapping, niet dankbaar zijn. Hobbe Smith heeft ingezonden en Willy Sluiter en Suze Bisschop en nog honderden anderen. Suze Bis schop behalve 'n ouden molen, ook 'n naakte vrouwenfi guur, zoo mooi, zoo mooidat ge 'r telkens weer naar gaat kijken. En Co Breinan en Du Chattel :en de jonge Dake fen Thérèse Schwartze (Mevr. van Duyl). De laatste wel bekend om haar „Novices" en haar Krü- gerporlret, zond „twee Amsterdamsche weesjes" in en „het portret van haar man," benevens 'n levensgroot portret van Mevr. Pauwels van Biene. Dat laatste as erg suikergoedachtig van kleur en de Directie van de „Koninklijke" doet goed als zij 't in 'n niet te schel licht hangt. No. 145 „Kanaal in Brabant" van Victor Gilsoul te Brussel vind ik verbazend mooi. Het deed me pleizier voor den schilder, dat hij zelf geen prijs ervan wist. Maar voor zijn „Hollandsche Huisjes" no teerde hij 6000 francs. Of deed dat de commissie? Van Kees van Dongen, die 'n week of wat geleden hier bij van Gogh exposeerde, is hier nog een „Pari- s i e n n e" achtergebleven, 't Zal wel waar zijn, dat 't mooi en knap werk is, maar ik zie 'tniet. Heel wat mooier en zielvoller vind ik 't werk van Bern. van Beek, die nu met 'n,,Voorjaar in den polder" is uitgekomen, 't Is 't zelfde stille en aandachtige, wat men altijd in zijn werk vindt. Als er over driehonderd jaar nog namen genoemd zullen worden van de nu ademende schilders, dan zal die van Van Beek een der eerste zijn. Er is werk van Monnickendam en van Piet Mondriaan, van Knap en Frankfort, van Krabbé en van nog vele anderen. Maar 't is geen doen, ze alle te noemen. Bij de „Prentkunst" ontmoeten we 'n ets van Sam. van Beek, die ook 'n schilderij inzond, en heel veel etsen van Joseph Pennell en Victor Stretti. Jan Boon zond vier lijsten met kleine etsen in en ik kan begrij pen, dat hij er heel gauw een bod op kreeg. Carl Dake etste 't „Bruidje" van Thijs Maris, en hier kwam de navolger in gelijken tred met zijn voorganger, 't Is wonderlijk mooi. En nu eindig ik dezen misschien weer te langen brief. De beeldhouwkunst, bouwkunst en edelsmeed kunst moeten dan 'n anderen keer maar eens aan de beurt komen. Maar „de Vierjaarlijksche" blijft nog wel 'n paar weken bpen. Ge kunt best zelf eens komen kijken, en Ge zult er geen spijt van hebben. H. d. H. liand Winkel. Openbare vergadering van den Raad der gemeente Winkel, op Woensdag 2 October 1907. Tegenwoordig alle leden. De Voorzitter opent de vergadering en heet de leden welkom, waarna de Secretaris de notulen der vorige vergadering leest, welke onveranderd worden vastgesteld. De volgende ingekomen stukken worden na voorlezing voor kennisgeving aangenomen: 1. Een proces-verbaal van kasopname, waaruit blijkt dat de ontvangsten hebben bedragen f38190.35 en de uitgaven f36344.06, zoodat in kas moest zijn f 1846.29, juist overeenkomende met de vertoonde gelden, terwijl ook de boeken van den Ontvanger in orde bevonden zijn. 2. Goedkeuring van Gedeputeerde Staten van een raadsbesluit tot beschikking over f700 van het batig slot van 1906, voor den dienst van 1907. 3. Idem van een besluit tot bepaling der aanvangs- jaarwedde van de onderwijzers aan de school te Winkel op f600. 4. Aanneming der benoeming tot onderwijzeres aan de openbare lagere school te Winkel van mejuffrouw M. de Wit te Schellinkhout. Aan de laatste mededeeling voegt de Voorz. toe, dat genoemde onderwijzeres vermoedelijk niet voor IDecember a.s. hare functie kan aanvaarden, en dat voor de tijdelijke vervulling dier betrekking is benoemd door Burgemeester en Wethouders, mejuffrouw T. Zult te Amsterdam. Aanbieding gemeente-begrooting voor 1908. De Voorz. legt over de door Burgemeester en Wet houders opgemaakte begrooting en deelt in grove trek ken mede de posten welke in ontvang of uitgaaf belangrijk verschillen met een vorig jaar. Bij den post vergunningsrecht vraagt de heer Breebaart hoe het staat met de ingetrokken vergunning van P. Buij, waarop de Voorz. mededeelt, dat tegen het besluit tot intrekking hooger beroep is ingesteld, waarop de genomen beschikking nog niet bekend is, en tot zoolang mag de zaak niet gesloten worden. De post „Tegemoetkoming van het Rijk in de jaar wedden van onderwijzers" is verhoogd, aangezien er een onderwijzeres meer is benoemd; er bestaat echter verschil in de berekening tusschen Gedeputeerde Staten en het Gemeentebestuur, waarover nader gecorrespondeerd zal worden. Voor het onderhoud der gebouwen, wegen, bruggen, torens, en voor de verlichting, is iets meer uitgetrokken. Voor het onderzoeken van levensmiddelen wordt een De schulden van drie geslachten, de driehonderd skudi, die Don Simone Van de Grond-credietbank geleend had, de blanco-wissels van Don Pilimu, de renten tot twee honderd procent voor Paulu's schuldenverslonden in weinige jaren de Tanka's (weiden), de wijnbergen, de kudden en de paarden der familie. Donna Rachele weende en zeide„Zie toch, precies als bij den cactus-ap pel, uit één blad zijn er duizend voortgekomen."' In den eersten tijd jammerden en vloekten ook Don Simone en oom Cosimu Damianu; maar langzamer hand gewenden zij aan hun armoede, en Don Simone werd opgeruimd, lachte en zeide: „Laten we zeggen, dat een maand dertig dagen heeft." Annesa droomde verder Paulu, nadat hij in !Nuoro van het Seminarie was ge jaagd, had zijne studie niet willen voortzetten en lustig geleefd, evenals zoovele kleine, Sardinische grondbe zitters, die van dorp tot dorp trekken, om alle landelijke feesten mede te maken. Alle bedelaars van Sardinië, die ook van de eene kennis naar de andere reizen, kenden hem. Zelfs de blinden kenden hem en zeiden „Dat is de cavaliere van Barunei, Don Paulu Decherchi, een schatrijke kerel, die gaarne pret maakt." In de dorpen had hij van de woekeraars geld ge leend, en op de kermissen had hij het rondgestrooid. Hij was als dol, den eenen dag was hij goed en opge wekt, den volgenden dag nijdig en heftig. En Annesa droomde voort: Nu was Paulu bedaard en zacht geworden. De jaren en het ongeluk hadden hem getemd als een veulen, maar toenmaals Hoe dikwijls had hij haar geslagen, omdat zij met Gantine gekheid maakte! „Schaam je toch, onbeschaamde meid. Hij is een knecht, een bastaard!" „En ik? Ben ik niet een dienstmeid?" had zij huilend geantwoord. „Ben ik niet de dochter van niemand?" „Hij is tien jaar jonger dan jij „De jaren doen het niet. De jonge boom vlecht zijn nieuwe post voorgesteld. Subsidie voor het Armbestuur is minder dan een vorig jaar. De Brandverzekering zal met het oog op de verbou wing van het post- en telegraafkantoor en het aanschaf fen van raadhuismeubelen, iets moeten worden ver hoogd. De behandeling der verschillende posten zal na de ter visie ligging plaats hebben. De aangeboden begrooting sluit in ontvang en uitgaaf met f 22594.87J. - Do van het burgerlijk armbestuur ingekomen begroo ting voor 1908, wordt voorgelezen en na met de laatst goedgekeurde rekening in overeenstemming te zijn gebracht, goedgekeurd. Een verzoek van de groentevereeniging Winkel, om subsidie voor een te houden tentoonstelling. De Voorz. legt het ingekomen verzoek over, hetwelk door hem als Voorzitter der Groentenvereeniging wordt toegelicht, als volgt: de Vereeniging heeft het noodig geoordeeld, om ter bevordering van den aanvoer en verbouw een tentoon stelling te organiseeren. Zoo'n tentoonstelling gaat echter gepaard met belangrijke uitgaven, aan prijzen, werkzaamheden enz.,welke kosten voorde vereeniging niet te dragen zijn. Meermalen, ook het vorige jaar, bestond het voornemen, een tentoonstelling te organiseeren, doch om financieeleredenen moest het worden uitgesteld..— Het bestuur is van meening dat nu niet langer mag worden gewacht met het oog op instandhouding der markt en heeft besloten steun te vragen bij enkele gegoede ingezetenen en ook bij de gemeente, want het is toch wel degelijk als een gemeentebelang te beschou wen, als er een markt is, waar de ingezetenen 3 maal per week hunne groenten enz. kunnen koopen en ver- koopen. Wel is waar worden er voor belangrijke sommen om gezet, doch de baten voor de vereeniging zijn gering en de kosten voor de bediening zoo laag mogelijk; wat er inkomt is wel noodig voor aflossing van de schuld, be talen van erfpacht, onderhoud van het marktgebouw enz. De heer Breebaart vraagt hoeveel de Voorzitter ge dacht had, waarop de Voorzitter een bedrag van f25 noemt. Hetwelk met algemeene stemmen wordt toege staan. Onbewoonbaarverklaring van woningen. De Voorzitter deelt mede, dat door de Gezondheids commissie te Hoorn is voorgesteld om het perceel D 15 in den Groetpolder, onbewoonbaar te verklaren. B. en W. zijn er van overtuigd dat bedoelde woning zeer slecht is en niet meer door het aanbrengen van de noodige verbeteringen is te herstellen, weshalve zij voorstellen tot onbewoonbaarverklaring te besluiten, hetgeen met algemeene stemmen geschiedt. Reclame Hondenbelasting. Van D. Otsen is ingekomen een verzoek om ontheven te worden van zijn aanslag in de hondenbelasting 1907, aangezien hij geen hond heeft gehad. Na Onderzoek is zijn reclame juist gebleken en wordt tot ontheffing besloten. Betaling uit den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting 1907. Voor verschillende betalingen welke door den Voor zitter worden voorgelezen en waarvoor op de begrooting geen post aanwezig is, wordt besloten machtiging aan Gedeputeerde Staten te vragen om die te voldoen uit den post voor onvoorziene uitgaven. Bij de rondvraag vestigt de heer Timmerman er de aandacht op, dat de borden „zeilen strijken" aan de vaart te Lutjewinkel öf ontbreken, öf onleesbaar z(jn, en tengevolge daarvan, de schepen gedurig met ge- heschen zeilen doorvaren. De Voorzitter zal een onderzoek instellen en doen aanbrengen hetgeen voor tegemoetkoming aan genoemd bezwaar noodig is. Daarna is de vergadering gesloten. Kamerverkiezing te Franeker. Woensdag had de stemming plaats voor de verkiezing van een lid van de Tweede Kamer in het district Franeker, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer P. L. Tak. De uitslag is, dat het aantal geldige stemmen 6268 bedraagt. Hiervan verkregen de heeren J. van der Molen Tz. te Leeuwarden (anti-rev.) 2535, W. P. G. Hels- dingen te Arnhem (soc.-dem.) 2289 en dr. A. van Raalte te Dordrecht (vrijz.-dem.) 1444 stemmen, zoodat herstem ming moet plaats hebben tusschen de heeren Van der Molen en Helsdingen. [Bij de stemming op 16 Juni 1905 verkregen de heeren Tak (soc.-dem.) 2170, F. Lieftinck (lib.) 1830 en ds. Ankerman (Fr. chr. hist.) 2880 stemmen. Bü de herstemming op 28 Juni 1905 werd gekozen de heer P. L. Tak, met 3843 stemmen, terwijl 3179 stemmen werden uitgebracht op den heer Ankerman.] iloog bezoek. Naar wordt medegedeeld, zijn de Duitsche Keizer en de Keizerin voornemens onze Koningin in de tweede helft van November hier te lande te bezoeken. Een eigenaardig geval. Te Zaandam doet zich het eigenaardige geval voor, dat verschillende hoofdcommandeurs van gemeentelijke en van vrijwillige brandspuiten, in geval van brand in drie nader aangeduide perceelen, hun personeel gelasten geen water te geven dan op uitdrukkelijk bevel van den hoofdcommandeur der wijk, terwijl deze laatste aan zijn eigen manschappen verbiedt bjj brand in een dier perceelen ze liggen toevallig alle in dezelfde w;jk water te geven. Reden daarvan is de aanwezigheid in bedoelde per ceelen van groote partijen calcium carbid. Bij brand in een aangrenzend perceel wordt met het oog hierop de grootste omzichtigheid aanbevolen. In den zak gehouden. Voor de verkiezing van een lid der Prov. Staten zijn bij den burgemeester van Leeuwarden slechts 2 candi- daten aangegeven, één van liberale, en één van sociaal democratische zijde. Door de Centrale anti-revolutionnaire kiesvereeniging was wel de heer L. Runia tot candidaat gesteld, doch de persoon, die de lijst bij den burgemees ter had in te leveren, had haar in den zak gehouden en toen dit later werd ontdekt, was het fatale uur voor de inlevering verstreken. twijgen £n den oude." Paulu's oogen fonkelden als die van een wilde kat: „Ondankbare, onbeschaamde, uit barmhartigheid opge- noraene 1" En zij, die alleen van Gantine hield, omdat hij zoo sprekend op Paulu geleek, op de manier zooals men van het vuur houdt, omdat het aan de zon herinnert, zij had op die beschimping geweend, gezwegen en was aan haar werk gegaan. Om dezen tijd trouwde Paulu. De jonge vrouw was een adellijk meisje, knap, maar arm en ziekelijk. Een jaar leefden de beide echtgenooten gelukkig. Donna Kallina was goed en maakte allen goed, die om haar leefden. De echtgenoot was een andere gewor den; maar na de geboorte van het kind met het reu zenhoofd, was de jonge vrouw zwaar ziek geworden. Don Paulu had haar gebracht naar Cagliari, naar Sassari, naa rhet vaste land, maar Donna Kallina stierf en de tweede Tanka moest verkocht worden. Het huis was als uitgestorven, de bedelaars kwamen niet meer als vroeger, om aalmoezen te bedelen, de gasten werden steeds schaarscher. Don Simone lachte nog altijd, maar treurighij zeide nog altijd: men moest zich in zijn lot schikken en een maand op dertig dagen rekenen; maar hij meende, dat de menschen daarom zooveel kwaad deden, omdat ze niet meer aan een God geloofden. Oom Cosimu Da mianu, de kleine Rosa op de armen dragende, gaf toe, dat de godsdienst een sterke teugel was tegen het kwade, maar hij verdedigde toch de menschelijke fouten en zwakheden. „De menschen zijn nu eenmaal als zondaars geboren," zeide hij. En het kleine wicht, dat mis maakte kind, dat levend getuigenis van vele zwakheden en menschelijke feilen, Tiet het reusachtige hoofd op den schouder van den man zakken en bracht niets in het midden tegen 's mans wijze redeneering. Intusschen had Annesa, met toestemming harer wel doeners, zich verloofd met Gantine. Zij was de dertig gepasseerd, wat had zij nog te verwachten? Gantine was arm, maar hij was een goed arbeider. Wanneer zii

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5