Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. BinDenlandsch Nieuws. mei de practische luchtscheepvaart te beginnen." Maarwie zal dat betalen De rijke Hollander, of liever: het rijke Holland van vroeger, dat bij zijn ondernemingsgeest ook 'n spaar- goest (had, zit nu miat de handen in het haar, als w rn kwartje moet worden bijgepast; vraag dus niet wat het doen zal, als ermillioenen gevraagd worden. En dan Is dit de eenige vraag om geld Als het de riegeering is, die straks vraagt om de aandacht te vestigen op de luchtscheepvaart, dan zal dit toch ze ker wel weer zijn voor militaire doeleinden, die toch jaarlijks reeds f 45.000.000, zegge vijf en veertig mil- lioen gulden cischen. Die legeroefeningen en die oorlogsuitgaven, dat ge- smijt met millioenen, als 't er op aankomt menschen af te maken, is 'n vervloekt werk; dat houdt ieder land arm, dat doet maar steeds de belasting stijgen ien is oorzaak dat er voor andere, betere, noodiger dingen geen geld bij elkaar te krijgen is. Of de luchtscheepvaart iets moois is? Natuurlijk, menschen, dat is iets heel moois. Maar ge zult 't zien, deze mooie ontdekkingen zullen wel weer ampel be sproken worden aan de Ministeries van Oorlog, en das geachtes Publicuin kan het gelag betalen, met de wetenschap, dat het is om zijn eigen kinderen te vermoorden. Zijn er onder de lezers dezer courant, die het Octobcr- nummer ontvangen hebben van „Vrede door Recht?" Dan hebben ze daarin kunnen lezen, waar al de mil lioenen blijven in alle landen; wat de oorzaak is, dat de steeds maar meer-belasting-betalende burgers uit gemergeld worden. Duitschland geeft alleen in dit jaar aan zijn leger uit: 9301/2 millioen Mark; alleen aan zijn vloot2 8 8 millioen, welk sommetje tot 15 0 0 "Vnillioen klimt, als men er de hooge renterekening bijtelt, die ook betaald moet worden voor verschillende lee ningen voor leger en vloot. Frankrijk, het rijke land bij uitnemendheid, is jets behoudender, en geeft slechts 897 millioen Francs uit .voor leger en vloot te zamen. En 't is wel hartverheffend, als men te weten komt, waar pl dat geld voor dient. Het officieele verslag van de „Commissie ■tot onderstan d," dat te Petersburg is versohenen kie „Vrede door Recht" vertelt ons, dat in den 'jlussisch-Japanschen oorlog 2500 officieren gedood wer- ~ten, 110.000 onderofficieren en minderen. Door 't be komen Van "wonden werden 9000 officieren voor verderen 'irbeid ongeschikt gemaakt, en niet minder dan 250.000 minderen. Het aantal weezen en weduwen door dien oorlog ontstaan, bedraagt 210 225.000. Is de burgerij krankzinnig, dat zij toelaat, dat voor zulke (doeleinden haar geld gebezigd wordt? Als dan de regeeringen niet wijzer zijn, dient dan het volk het niet te wezen? Zoo'n oorlog hangt elk land boven het hoofd. Wat moet er dan toch gedaan 'worden, om aan dat altijd dreigende gevaar 'n einde te maken? Wat de vredesconferentie deed, was niet veel, leek wel wat op 'n kinderpartijtje, waar vandaan de meeste twist zieke gastjes met overladen maagjes naar huis gingen. In deze vredes-vergadering is over vrede niet veel ge sproken. En als ze andermaal zal bijeenkomen, om over 't geluk der menschheid te spreken en menu's op te maken, dan zal 't luchtschip waarschijnlijk ook op de agenda staan en er wel de een of andere (regeling gemaakt worden, die den oorlog betreft, maar, die met den (vrede niets te maken heeft. Bitter in haar juistheid is de plaat van de Groene van verleden week. De voorzitter der Vredesconferen tie neemt afscheid en vraagt aan de Vrede, die lag .tas lapen, en wier vleugels aan den wand hangen .Ik er nog iets van uw orders, Mevrouw? •''De Vrede: Neen, dank u, meneer Nelidoff; maar teilt u eens iemand roepen, om hier de ramen wat open te 'zetten? 1,1'Bij die plaat met zulk 'n tekst is commentaar over- tfödig. Maar 't geld voor zoo'n militair luchtschip komt er, al zou men ons op 'n wijnpersbak leggen, al moesten we hL stelen of bedelen; 'tkomt er, 't komt er altijd, ïïm 't uit te zuinigen op kruit en kanonnen, daar denkt niemand aan. Wie 't zou durven voorstellen, dien zou men vragen of hij gek was geworden, terwijl te regeeringen hier de Hollandsche door daden bijwijzen, idat ze 't zijn. In genoemd nummer van „Vrede door Recht" komt in,'een artikel „Hameren op hetzelfde aam beeld" het volgende voor: t.j',De millioenen, bestemd voor verwoesting en dood, kqnden Zooveel beter besteed worden om geluk en Jëven te brengen. „Behalve de drank kost geen andere nationale wöek in Nederland jaarlijks zooveel slachtoffers als tuberculose. In de jaren 1867—1871 stierven aan rculose 50.000 landgenooten In Den Haag 404 al- in het jaar 1905. Er sterven tweemaal .zooveel kfhderen tusschen vijf en veertien jaar aan tuberculose aan croup, mazelen, roodvonk enz. te zamen. Maar £n;:volks-sanatorium kan er niet komen; daarvoor js góën geld te vinden, 't allerminst bij de regeering." Is 't dan wonder, dat 'n gewoon denkend mensch tot te' conclusie komt, dat men jaarlijks duizenden men- schen ten onder laat gaan door ze niet te helpen, eifi'dat men aan den anderen kant de millioenen niet staart om de overschietende op te ruimen? Is 't dan wonder, dat de auteur van het genoemde artikel klaagt, dat jalle inenschlievend streven wordt belemmerd, en in Zijn bitterheid tegen den oorlog ook het luchtschip 'n veeg uit de pan geeft, omdat hij wel voorziet, dat 't voor militaire doeleinden gebezigd zal worden en geld zal gaan kosten, zoodra de regeering er zich mee gaal bemoeien? Is dat wonder? De schrijver eindigl zijn kort, maar onwodersprekelijk stukje, met de klacht, dat hier het woord „Das r o te Lachen" van toe- toepassing is, en doet ten slotte de bittere vraag„W a t is dit anders, dan waanzin?" (2). Laat mij dezen brief, dien ik zoo opgewekt begon, niet (eindigen met zulk een droevq en bedroevende vraag. Er 'zijn lichtpunten. Baronesse von Suttner zet haar arbeid voort, en zij treedt in haar oorlog tegen den oorlog niet op als „re denaarster," maar als mensch, die ons komt smeeken haar te steunen. Op het congres der vrijzinnigen, dat in September 1.1. te Boston plaats had, sprak Dr. Edward Everett Hale, Chaplain van den Senaat der Ver. Staten. De Nieuwe Rotterd. Ct. schreef hierover: „De toespraken van dezen tachtigjarige sprankelen van geest en humor bij allen ernst en hij doet i*et zijn gehoor wat hij wil. Hij tee- kende het „Vrede op Aarde" als de ééne idee, die nu alle volkeren en godsdiensten uit het Evan gelie beginnen te verstaan. Hij liet uitkomen, dat de v ij f duizend millioen, jaarlijks voor oorlog uitgege ven, niets konden voortbrengen dan Dreadnoughts en ander steriel speelgoed, dat straks oudroest zal zijn; maar dat ideeën niets kosten en eeuwig zijn. En toen hij de Vereenigde Staten van Amerika prees, als de politieke profetie van de Vereenigde Staten van de heele wereld, toen rezen er vijf duizend toehoorders als één man omhoog en juichten." O zeker, er zijn lichtpunten. H. d- II. :-); (1). Zie de laatste strofe van de oorspronkelijk Duit- sche „Jobsiade." (2.) Over „Das rote Lachen" van Leonid An- drejew schreef ik in mijn negentigsten brief 26 Mei '07. Zitting van Dinsdag 29 October 1907. Niet mede tevreden. Om er den ganj? een beetje in te krijgen, weiden we eerst onthaald op een verzetzaakje, waarin de te Am sterdam geboren en te Alkmaar wonende 80-jarige smid George Frederik du Pont als beklaagde optrad. Hpj was bjj vonnis van 15 October j.1. wegens mis handeling tot f 14 boete of 14 dagen zitten veroordeeld. Uit zijn verzet blijkt sprekend, hoe slecht onze maat met dezen afloop tevreden was; op 's heeren Officier's verzoek werd zijn zaak nu andermaal behandeld, maar veel baten deed zulks Du Pont niet, want er kwamen hoegenaamd geen bijzonderheden aan het licht, die aan leiding gaven om 't Openbaar Ministerie milder te stem men ten opzichte van dezen smid. Mr. Cnopius wees er dan ook op, dat de veroordeelde gerust deze moeite had kunnen sparen, want Z.E.G. vond alle redenen om bevestiging van het gewezen vonnis te vragen; met een daartoe strekkend verzoek besloot Z.E.G. het overigens zeer korte requisitoir. Lotgevallen van Don Pedro en een fiets. Heel wat langer werden we bezig gehouden door monsieur W. J. Pedro, den volgenden beklaagde, die in den nacht van 10 op 11 September j.1. zoo vrij was een dames-rijwiel stormenderhand te veroveren, dat door den papa (E. J. Bakker) van de eigenares (Neeltje Bakker) in een leegstaand huis naast de woning als naar gewoonte was geborgen, nog wel in een bed stede waarvan, nadat de fiets behoorlijk „toegedekt" was, de deurtjes gesloten waren geworden. Neeltje, vroeger bij haar papa in Alkmaar vertoevende, is onlangs,: als borduurster in Neêrland's hoofdstad in betrekking: gegaan. Haar fiets kon, zooals vandaag is gebleken meneer Pedro meer bekoren dan de juffrouw zelve. Haar heeft hij althans niet geschaakt. Échter, met dat al, Evert en zijn dochter keken dan verduiveld raar op hun neus dat de fiets de legerstede had verlaten. Inmiddels had Zijne Hoogheid Don Pedro éen alle machtig mooi smoesje bij mekaar geflanst, zoo gauw als hij in de doppen kreeg, dat 't een beetje anbakken zou. Het heette dan, dat hij door zekeren Hendrik Smit, Kinkerstraat 24 te Amsterdam, was uitgezonden om een fiets te halen van diens zuster, eene verpleegster in Medemblik verblijf houdende in de Breedstraat aldaar. Bij onderzoek bleek het al heel gauw, dat Smit den beklaagde absoluut niet kende en hem ook allerminst opdracht gegeven had om een fiets te stelen of te „halen." Daar zat Pedro, een echte Amsterdammer, los werk man van beroep en nog slechts 24 jaren oud nu is hü in 't Huis van Bewaring te Alkmaar gedetineerd echter niet zoo heel erg mee. De man bestond, die Hendrik Smit, en daarmee uit I Overigens had hij hem ook nooit meer gezien. Maar dat deed ei minder toe, vond beklaagde. Maar Jde 60-jarige Evert Johannes Bakker, bezemmaker en papa van |Neeltje, wier fiets het hier geldt, gaf een andere lezing van 't geval. Hfi had Pedro en nog een paar snuiters, die hij niet j kende, dien bewusten dag al voor de ruiten van het perceel waarin de fiets een veilig plaatsje vond, zien staan gluren, maar overigenB geen argwaan gekregen, vóór de fiets werd vermist. Toen het bekend was, dat er te Purmerend een verdacht individu met een dames fiets was komen aansukkelen, wat den argwaan van den porder Daman opwekte en dezen heel kordaat de politie deed waarschuwen, begon het er voor den fietsen dief donker uil te zien. De Purmerender politie-mannen R. Rinkema en D. C. Hendrikse togen op onderzoek uit en vónden weldra aanleiding om haastig naar de Amsterdamsche politie te telefoneeren, dat onze mijnheer plus damesfiets in Groot-Mokum per boot vanuit Purmerend zou arriveeren. Bij aankomst te Amsterdam zag de machinist Van den Brink, dat Pedro veel haast had, maar ook dat de politie hem inclusief fiets, drom mels gauw arresteerde. Toen dit een en ander de Alkmaarsche politie waar Bakker natuurlijk aangifte van den diefstal had gedaan ter oore kwam, duurde het heel kort of agent P. Grondsma toog er met Neelte Bakker op uit om de fiets op te sporen en te herkennen. En dat ge lukte uitnemend. Het spreekt vanzelf dat onze rywiel- liof hebber zonder veel omslag in voorarrest gesteld werd in afwachting van den grooten dag van heden. De O. v. J. hechtte niet het minste geloof aan het verhaaltje van Hendrik Smit, die beklaagde opdracht zou hebben gegeven. Ook het bestaan van de verpleeg ster, die eene zuster van genoemden Smit moet zijn, trok spreker sterk in twijfel. Overigens was het hier, zooals het méér gaat: de man met den zwarten baard. de onbekende, die nooit meer werd gezien, Hendrik Smit, die niet met (beklaagde bekend is, al dergelijke figuren bestaan slechts in de verbeelding van beschuldigden, die de zoo genaamde handigheid hebben, hunne ondervragers op dergelijke leugentjes te vergasten. Het bewjjs van Pedro's schuld acht Mr. Cnopius ge leverd en wilde hier maar eens het Amsterdamsche en niet het Alkmaarsche straftarief toepassen, en eischte 1 jaar gevangenisstraf. Mr. ,P A. Offer, de verdediger, hield een pleidooi van belang en had nog al eenig verschil van opvatting met den heer Officier. Pleiter vond dat er aan het wettig en overtuigend bewijs heel wat haperde en verzocht vrij spraak niet alleen, maar ook onmiddellijke invryheids- stelling van zijn cliënt. Maar dat kan je begrijpen 1 Wel joeg spreker feitelijk het Ed. Achtb. College eenige oogenblikken in raadkamer en werd de zitting geschorst, maar bij heropening werden heelemaal geen termen gevonden om de invryheid-stelling te gelasten. «lohaunes was cr sticknni mee van doorgegaan. De volgende beklaagde, hoewel óók fietsendief, levorde toch in meer dan één opzicht een treffend verschil op met zijn Amsterdamschen collega. Hy heet Johannes Leonardus Yisser, en is mede gedetineerd in het Alkmaarsche huis van Bewaring, Hy is geboren te Wervershoof en woont indeZjjpe, is dus geen Amsterdamsch type, daar doe je waarachtig geen stadsmanieren op. Johannes werd dan ook gepresen teerd op klompen en in een blauwen kiel, die in afmeting met zijne rijzige gestalte op geen stukken na gelijken tred hield. Deze boerenknecht nu kreeg den 29sten September j.1 zinnigheid in de fiets van Hendrik Kieseling, woon achtig in den Anna Paulownapolder, (Kleine Sluis.) Hein was dien Zaterdag met broerlief aan den reed geweest. Fietsen maakt dorstig en onderweg staken ze d'ris effies op. 't Begon puur te regenen en de gebroeders hadden de rijwielen gemakshalve buiten laten staan, maar het begon zóó nat te worden, dat de fietsen toch ook maar even in de herberg moesten als 't kon. Nou, dat mocht wel en ze zouden de dingetjes dan in de gelagkamer halen. maar 0 wee 1 - Hendrik's heele fiets is gevlogen 1 En 't voertuig had toch nog wel zoowat f 15 waarde naar de schatting van den bestolene. Visser was intusschen wat blijde, dat het toeval hem, den armen drommel, óók eens gunstig was en met een ijver, een betere onderneming waardig, repte hy zich met behulp van zijn lange beenen welgemoed met den buit naar den smid en fietsenkoopman en hersteller H. Blok, in Schagen woonachtig. Daar werden de spulletjes goed gangbaar gemaakt want 't best is er al zoowat af, als een fiets op f 15 getaxeerd wordt 1 en hoewel Blok voorgaf, liever niet dan wél kooper van 't karretje te worden, hield Visser maar vol om van zijn vrachtje af te komen. Hy bood met taaie volhouding de fiets te koop aan en eindelijk werd Blok na het noodige loven en bieden voor 'n tientje koopman. De ouwe heer Bleeker, kastelein op 't Noord, heeft nog de eer genoten, den grooten Johannes een nachtje als logeergast onderdak te mogen verschaffen en de lange jongeheer was dan ook den koning te ryk, maar hy had niet heel veel plevzier van zijn tientje, want de gladde-knoopenmannen waren hem gauwer op 't spoor dan hem lief was en toen w.rd hy ingerekend. De opbrengst van deze fiets moest dienen om daarmee afbetalingen te doen op eene andere flets, die hy op afbetaling kocht, maar niet betaalde. Daar het gemakke lijk genoeg gaat om een rijwiel te stelen, wilde de heer j&rüimd te zien. En Paulu kwam maar niet terug. Waar \ras hij? Armesa's gedachte zocht hem, volgde hem ih do grenzenlooze woestijn der Tanka's, doorwandelde ènet hem de stille wegen onder den donkeren, idrei- gemlen (hemel, die ook boven haar, boven haar be hoefde ziel zich uitspreidde, en die op haar drukte als eén (berg. "Be tafelgcnooten spraken nu over den blinden Nic- colinu. „Hij zegt, dat hij sedert eenigen tijd, op bepaalde dagen, een lichte schemering meent te bespeuren. Tot ókn zijn derde jaar is hij niet blind geweest, hij werd het'eerst na een zware ziekte. Laatst is hij naar het feest van den Verlosser naar Nuoro gegaan, en nu gelooft hij, dat hij het licht in zijne oogen terug zal Rijgen. Is het niet zoo, Niccolinu?" De blinde maakte een teeken des kruizes tot eenig antwoord. „In naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes," riep Donna Rachele uit, tegelijkertijd een kruis (slaande. „God is almachtig. Hij kan alles. Zijn heilige 'naam zij geprezen!" 1 i!ij legde haar hand op Niccolinu's schouder, als wil de 'zij hem daarmede te kennen geven, dat ook zij tot top dit oogenblik is blind geweest en nu begon een flauwe schemering van hoop te ontwaren. Ach ja, zij'"geloofde weder aan menschelijke goedheid, en dit gelóóf maakte haar gelukkig. Zij was het Üefst gaan zitten aan het bed van den zièkle en had gaarne tot hem gezegd: „Oom De- cherchi, ik dank u, niet omdat gij voor ons het huis eitehet laatste stukje grond wilt behouden, maar om dat ge goed zijt, terwijl wij allen u voor slecht hielden." MtLftr Don Simone keek haar aan, en zij begreep daaruit, dat zij het geheim moest bewaren. F.h zij bewaarde het; maar aan de oplettendheden, WOlke zij gedurende den geheelen namiddag aan hem bötoonde, merkte de oude man, dat zij iets moest weten, en dat ergerde hem nu weer. En zijne prik kelbaarheid en korzeligheid maakte dat Annesa nog niëer (afkeer van hem kreeg. De dag werd steeds droeviger en treuriger. In de ver ie, achter de zwarte bergen, rolde de donder. Iets drdkkends, iels onheilspellends lag er in de lucht. 'Nu het eten vertrokken de armen, en alles keerde weer tot do oude gewoonten en de zwaarmoedige stilte te rug.''Alleen 00111 Zua kreunde van tijd tot tijd, en wannber Annesa door de kamer kwam, werd dat ge kreun zelfs tandengeknars. 'Zij'verrichtte haar werk en zweeg, ruimde het eetgerei eh het tafelzilver op, keerde terug naar keuken en ptókts en toen zij naar de bron ging, droeg zij een kruik op het hoofd; lang bleef zij bij den hoeksteen van 'ide put staan en staarde in de verte, naar Ihet dal daar beneden haar. Onder den grauwen hemel, die met donkere, bijna vaal-zwarte wolken was bedekt, was alles donker. Het was alsof het dal in een vree- selijken afgrond lag, de rotsen schenen te wankelen, als fwilden ze ook naar beneden storten. Het zwarte, onbeweeglijke bergwoud scheen ineen te- smelten met de lin woeste vaart voortjagende wolken, En Paulu kwam maar steeds niet terug. Annesa had razende hoofdpijn, en de kruik, welke zij op het hoofd droeg, scheen haar, in haren aanval van duizeligheid, ook wel zulk een schommelende rots toe; en de don der vermoeide hare hersens bovendien nog met zijn aanhoudend (gerommel en gebrom. Juist wilde zij terugkeeren, toen zij den herder San- tus in gezelschap van drie mannen en een jongen den hoek van de straat zag omkomen; ijlde zij, of was de jongen, die (daar aankwam, en voor wien uit twee bejaarde mannen liepen, en achter wien de vader en een jandere boer volgden, werkelijk de verloren zoon 1 van den herder Santus De nieuwsgierigheid deed haarj een oogenblik haar eigen leed vergeten, zij nam de kruik van het hoofd, zette die op den steen en wachtte. De groep kwam al naderbij, Santus' schelle Stem klonk steeds (duidelijker in het stille, verlaten straatje. „God weet het, maar nu breng ik den jongen da delijk bij den brigadier, wanneer hij dan weer wil wegloopen, kan hij mijnentwege er van door gaan en wegblijven." De jongen zweeg. Annesa sloeg hem aandachtig gade en verwonderde zich volstrekt niet, toen Santus haar toeriep „Annesa! Heidaar, Annesa! Zie. daar is nu het ont snapte vogeltje. Zie je hem wel? Kijk hem maar goed aan. „En waar ben je al dien tijd geweest?" vroeg An nesa, toen de boeren bij haar stonden. De jongen staarde haar met zijne brutale, blauwe oogen aan, maar antwoordde niet. Annesa, die juist de kruik weer op haar hoofd had gezet, sidderde over haar geheele lichaamom hare ont- ti 1 Krw\non 7iph pp.rst VAT*- haar top te wachten. Hij zal me iets zeggen willen," dacht ze en haalde y 1 1L aL W\ Tten 'Cl© noogieil van iviaguua», hij ua*4 jumi uvi viwfs verlaten. Hij overhandigde mij ook een briefje voor u misschien om het Don Simone te geven," voeg de de herder er aan toe, die een goede kerel iwas, maar niet zonder een weinig plagerij. „Hij heeft me evenwel ingescherpt, het aan je te geven als ge al leen waart. Daar heb je het." Hij gaf haar den brief, dien hij nu uit zijn gordel te voorschijn haalde. Annesa frommelde het stukje pa pier in haar hand ineen. Een gloeiende kool zou haar niet (heviger hebben kunnen pijn doen. Officier ook hier geen lichte straf zien toegepast en eischte 4 maanden gevangenisstraf. Mr. Prins de verdediger, gaf toe dat het bewjjs hier in alle opzichten is geleverd, doch wees op verschillende dingen, om de rechtbank zachter te stemmen voor zjjn cliënt en eindigde met voor dezen een zéér geringe straf tö verzoeken Tegen betaling van de f10 plus f2.60 voor arbeids loon, alzoo totaal f 12.50, wil Blok, zoo verklaarde hjj,de fiets weer aan Kieseling afstaan. Een driftige schoenmaker. Jan Franciscus van der Vliet, een 49-jarige zeer driftige schoenmaker uit Zuid-Scharwoude, verbrijzelde aldaar in den nacht van 22 op 23 September J.1. een ruit in de woning van F. Potveer, bewoond door Bart Hoogland. Van der Vliet ontkende dit; wèl gaf hjj toe, veel drukto en lawaai op Bart's erf te hebben gemaakt. Maar daarvoor waren alle redenen, meende hjj, een ver haal opdisschende waarin de buren en ook een ander onmisbaar ruzie-element, de jongens een voorname rol speelden. Een paar buurvrouwtjes hadden echter het nachtelijk spektakel gehoord en de gordijnen opgelicht om het ook te zien. Ze hadden het stukslaan van de ruit daarbjj waargenomen. Het kwam den heer Officier voor, dat Bart redenen had, de oorzaak der ruzie -niet nader te ontwikkelen, maar de vernieling der ruit aan Van der Vliet ten laste gelegd, achtte Z.E.G. bewezen, en deswege werd tegen den schoenmaker f5 boete of 4 dagen hechtenis geëischt. Mishandeling. Adriaan Smit uit Alkmaar had zijn stadgenoot Levie Berlijn den 23sten September j.1. ook al weer ruzie door kleine kindoren ontstaanaangegrepen en ge slagen, wat door een paar Alkmaarsche dames was ge zien, zoodat hjj „er by" was en heden wegens de ge pleegde mishandeling f10 boete of 7 dagen hechtenis tegen zich hoorde eischen. Een oneerlijke hospita. Mejuffrouw Cornelia Maria Montjjn, uit Grootebroek, was absent. Zjj maakt veel misbruik van sterken drank en als gevolg van dien had ze den 25sten September wat lange vingers, die ze uitstak naar de gelden van haren commensaal Sweerd de Jong, een telegrambe steller, thans te Bovenkarspel wonende. De Jong had onachtzaam zjjn koffer losgelaten en juffrouw Montyn, zijne hospita, nam de gelegenheid waar om f 15 van hem te kapen, echter met dit gevolg, dat het uitkwam en de O. v. J. wegens diefstal f 15 boete of 10 dagen hechtenis tegen haar eischte. Vrijspraak voor Cohen. De zaak Mozes Cohen contra Barend Zwart, die nu weer „voorkwam", was gauw gepiept, want het was den O. v. J. niet mogen gelukken, meer getuigen te on1- dekken. Nieuw lioht werd dan ook niet ontstoken. Het speet den heer Officier geducht, maar hjj moest nu vrijspraak voor beklaagde Cohen verzoeken. Het onderzoek in deze zaak werd alsnu gesloten. Uitspraken heden over 8 dagen. Onmenschelijk. In de Prov. Geld. ën Nijmeegsche Courant van Dinsdag deelt de heer N. P. van Regteren Altena in een ingezonden stuk een ergerlijk staaltje van mili taire ruwheid mee. Op een fietstochtje dat hij Vrijdagmiddag maakte over de heide tusschen Malden en Mook, zoo vertelt ide schrijver, werd hij aangeroepen door een soldaat, die hinkend en strompelend trachtte naar hem toe te ko men. Uit zijn verhaal bleek, dat hij 's morgens te tien uur met den troep daar langs marcheerend, was ko men te vallen. Bij het opstaan gevoelde hij hevige pijn aan den enkel en meldde den officier, dat hij niet verder mee kon. „Dan blijf je maar liggen," luidde het hoffelijke antwoord. En zoo kwam het, zegt de heer v. R. A., dat ik daar 's middags te half vier dien "vereenzaamden krijgsman aantrof met sterk ge zwollen enkel en in zeer mistroostige stemming. De heer v. R. A. heeft van dat alles den veld wachter te Malden op de hoogte gesteld en deze beloof de zoo spoedig mogelijk den gewonde met een kar retje te zullen halen. Maar vóór vijven kon hij den soldaat niet meer bereiken,, zoodat deze daar met zijn pijnlijk geblesseerden voet zeven lange uren op de heide (heeft gelegen. Nader vernemen wij, dat het 's avonds half tien was, vóór de gewonde soldaat in zijn garnizoen was teruggekeerd. En men noemde ons den eersten luitenant van het 4e bataljon 11e regiment infanterie, Jesse' als den com mandant van den troep, die den soldaat in zoo deer niswaard igen toestand achterliet. Als zoo'n ongeval aan den luitenant was overko men, en de soldaten hadden hem zoo eens achtergje- laten, wat zou dan voor ieder van hen er wel op gezeten (hebben? Het zal ons benieuwen, wat hiervan nu zal groeien! Er verliepen een paar seconden. De herder praatte, maar zij hoorde hel niet. Zij hoorde alleen het rollen van don donder, die steeds nader kwam, en het was haar als had zij niet een stukje papier in de gesloten hand, maar een stuiptrekkend menschenhart, een ziel, die het uitschreeuwde, die versmachtte. Wat was er gebeurd? Paulu had haar nog nooit geschreven. Waar om schreef hij haar heden? Was het een goede of een kwade tijding? Zij aarzelde nog een oogenblik; (heit 1 zou wel een treurig bericht zijn. Zij zag er tegen op het briefje te lezen. Een 'kleine vrouw, die schrijlings op een wit paard zat, haalde het gezelschap in; toen zij Santus' jongen her kende, 'riep zij verbaasd en verrukt uit: „Daar is thjij, daar is hij! O, wat ben ik blijde! Neen, Vlat was niet mogelijk. Een man uit Barunei kon nooit zijn eigen zoon dooden! Neen, ons dorp zou voor altijd een slechten naam hebben. Ook in de lie deren (der rondreizende straatzangers werd ons liaru- nei (reeds belasterd." „Zwijg, Anna Pica!" riep Santus, „uw tong snijdt als teen mes!" Onwillekeurig bleef Annesa staan, ook de anderen waren blijven staan. Zij hoorde nu het rollen van den donder, en in hare hand voelde zij den noodlottigen brief; niets anders bestond er in deze oogenblikken voor haar. De overigen begaven zich weder op weg naar het dlorp, en zij volgde de menigte, welke zich langzamerhand verzamelde om den herder; zij luis terde, bleef staan. Een bliksemstraal, een sterke don derslag en een paar regendroppels joegen de menigte uiteen. Annesa was alleen in de straat, welke voerde naar het huis van hare weldoeners; nu ging zij ook sneller loopen. Donna Rachele was met de grootvaders en Rosa naar do kerk gegaan, en het huis was als uitgestorven. Men hoorde slechts het gekreun van den oude, die op dezen dag nog narriger en opgewondener was dan ge woonlijk. Het felle licht der bliksemflitsen verlichtte af en toe het donkere vertrek, de verlaten gang. An nesa zette de kruik neer, zij hield nog altijd den brief in de hand gekneld; daarna ging zij naar de plaats, en daar las zij eindelijk de droeve boodschap: „Denk aan dat, wat ik ie voor mijn vertrek zeide." Een schrille bliksemstraal doorkliefde het luchtgewelf, de krakende donder volgde onmiddellijk. Zij dacht, eerst, dat de bliksem haar had getroffen. „Hij heeft niets ge vonden, hij zal zich dooden. Dezen keer,dezen keer zeker. In twee, drie dagen, als er geen (hoop meer .is, zal hij sterven Weer een vreesclijke donderslag, het verblindend licht van oen bliksemflits en nog weder een ratelende don derslag maakten het op de plaats angstig. De regen kletterde woedend noder. Annesa ging weder de keu ken binnen «n drukte het voorhoofd tegen de geslo ten deur; zij dacht er aan, dat Paulu, wanneer hij nu onderweg was, geheel doornat zou worden, en een tijdlang verontrustte deze gedacht haar meer dan de bedreiging in den brief. Een zware huivering voer haar door het lichaam; zij voelde den regen over hare schouders stroomen, over haar rug, over haar geheele gestalte, tot op de voeten. En zij kon niet schreien, zij kon niet weenen, de keel was haar als toegesnoerd. En daar buiten woedde het onweder des te heviger, de regen sloeg tegen de deur, de donder dreunde, bn Annesa, het hoofd tegen de deur geleund, dacht aan Paulu, die in dezen verschrikkelijken stormnacht rond doolde, te midden van den woedenden orkaan, alsof nu ook de natuur zich met het noodlot samenspan de, ,om den rampzaligen te vernietigen. Buiten, bin nen in huis, buitenshuis, op de weide en velden, overal een samengaan van vijandelijke machten, die er lust in schenen te hebben, een enkel wezen, een zwak, on gelukkig man wreedaardig te vervolgen. En niemand hielp hein, niemand verdedigde hem, niet eens zijn moeder, die over zijne afvvezigheid niet treurde, maar lachte, omdat de armen aan hare tafel zaten, terwijl de zoon, armer en ellendiger dan de geringste pn- der de Iredelaars, van dorp tot dorp dwaalde, om hulp en redding te zoeken. „Niemand!" weeklaagde zij, zij wreef het hoofd te gen de deur gelijk een iziek schaap zich schuurt tegen den stam van een eik. „Niemand, niemand! Alleen de meid denkt aan je, Paulu Decherchi, rampzalig kind! Maar wat kan een meld tegen den heerscher over alle men schelijke schepselen uitrichten? Tegen het noodlot!" Daar schreeuwde oom Zua, die al sedert een kwar tier te vergeefs geroepen had: „Annesa, vervloekte meld, steek dan toch licht aan!" Annesa ging naar de kamer, maar zij slak niet de lamp aan. Een flauwe schemering drong door hel ven ster en gaf binnen een lichtvlak, dat nauwelijks het voeteinde van het bed bereikte; af en toe verlicht ten bliksemflitsen het vertrek. Dan zag het er uit, alsof de gestalte van den oude overeind sprong ien woder in het geheimzinnig duister terug tuimelde. Annesa staarde hem lang met verbijsterde oogen aan, zij geloofde, dat de oude reeds dood was, maar dan begon hij weer Je roepen en woelde onrustig ,heen en weer. En vanaf dit oogenblik werd zij door eene duivelachtige gedachte bezield„Ga naar den ouwe, wurg hem, laat hem eindelijk zwijgen, laat hem voor altijd in den donkeren afgrond terug vallen, waar uit hij herhaaldelijk schreeuwend weer is opgedoken." Zij bleef bij de keukendeur staan, stak de armen uit, kromde de vingers, en een gekreun drong uit haar keel. De ouwe meende, dat zij bang was voor het onweer en matigde eenigszins zijn geschreeuw. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 6