VERSLAG
Landbouwproefvelden
Zondag 10 Nov. 1907.
5ie Jaargang. No. 4307.
VIEEDE BLAD.
in Hoord-HoSfland,
gedurende 1906.
Proefnemingen van verschillenden aard.
Rinnenlaudsch Nieuws.
over de vanwege het Rijk gesubsidieerde
Proefveld aangelegd ter beoordeeling van
de waarde van de verschillende rassen eener
zelfde variëteit en van de beteeken is vanver
wisseling van poot goed bij aardappelen.
80. J. C. D ij k s e N, Houtrakpolder.
Vrij zware kleigrond. Zeeuwsche blauwen uit verschillende
boerderijen.
Dit proefveld bestond uit 12 veldjes, elk groot 1 Are, die 2 pan 2
bepcot waren met:
No. 1. Poters van Hoogwoud, verschillende jaren telkens opnieuw ge
nomen van de beste stoelen. In 1905 geteeld op het proefveld en op
nieuw uitgezocht.
No. 2. Poters van Anna Paulowna (zandgrond); voor de hand weg
genomen.
No. 3. Poters van Andijk (kleigrond); uit den handel.
No. 4. Poters van Andijk, in 1905 op het proefveld te Houtrakpolder
gepoot en in 1905 voor de hand weg daarvan poters genomen.
No. 5. Dito van de allerbeste stoelen.
No. 6. Zeeuwsche bonten uit den Wilhelmina-polder. In 1905 geteeld
op hel proefveld; poters alleen van de beste stoelen.
De aardappelen werden zeer nauwkeurig geplant op 45 c.M. in het
vierkant volgens de overzet"-methode.
Om de aardappelziekte te weren werden alle 12 veldjes drie
maal besproeid met Bordeauxsche pap n.1. op 23 Juni, 14 en 26 Juli.
Gedurende den zomer kon men in de blauwen uit Andijk, vooral in
die welke opnieuw waren aangekocht, heel veel „krullers" waarnemen.
De opbrengsten waren per H.A. berekend, als volgt:
dat van den zwavelzuren ammoniak en de helft der chili bij het po
ten op 27 Maart, terwijl de 2de helft der chili ongeveer half Mei werd
uitgestrooid.
Op elk. perceel werden .90 planten uitgezet, die geteeld waren in den
Proeftuin bij de Rijkslandbouwwinterschool, om zeker te zijn van gelijke
planten, die vrij van de ziekte waren.
Het proefveld heeft een uitstekend gewas opgeleverd, behalve perceel
5, waarvan zoo goed als niets geoogst kon worden.
Geoogst werden van perceel 1 87 bloemkoolen, van perceel 2 81, van
3 80, van 4 72, van perceel 5 slechts enkele.
De bloemkoolen op perceel 1 en 2 waren dooreen genomen, zwaar
der dan die op 3 en 4.
Eigenaardig was het, dat de planten op perceel 5 tot 1 Juli ongeveer
nogal vrij goed groeiden, doch legen den tijd van „bloemen" werden
ze slap en stierven af, of gaven een waardeloos kooltje.
Ten einde de ziekte nader te bestudeeren werden op 20 Juli de toen
afgesneden struiken met de „graaf" zorgvuldig uitgerooid en na afschud
ding der aarde onderzocht op de aanwezigheid van knobbels.
Op perceel 1 werden 59 struiken onderzocht, waarvan slechts 4 iets
van de ziekte vertoonden: 2 hadden elk een vrij grooten knol cn 2
hadden elk eenige knobbeltjes ter grootte eener erwt. Men kan ge
rust aannemen, dat dit de planten niets gehinderd heeft.
Op perceel 2 werden 41 struiken nagegaan, waarvan 3 een grooten
knol en 6 enkele kleine vertoonden.
Op perceel 3, waren 47 struiken onderzocht, waarvan er 28 geheel ge
zond waren. Van de 19 zieken droegen 4 groote knollen en 15 vele
kleine knobbeltjes.
Op perceel 4 werden 34 struiken uitgerooid. Hiervan waren er slechts
3 geheel gaaf, 11 droegen groote knollen en 20 waren dicht bezet met
kleine knobbels.
Op perceel 5 werden 46 struiken nagegaan, waarvan er slechts één
gaaf was Alle overigen waren 'zeer hevig aangetast, droegen groote, rot
tende knollen of knolmassa's zonder zijwortels of waren bezaaid met
kleinere knobbels. Deze planten waren zoo ziek mogelijk,
j Uit deze proef blijkt overtuigend, dat door eene herhaalde, zware kalk-
I bemesting zooals op perceel 1, 2 en 3 werd toegepast n.1. 4 jaar 4000
j K.G. of 2 jaar 3000 K.G. ent 2 jaar 4000 K.G. kalk, de knolvoetziekte
in eenige jaren geheel bestreden werd.
De uitkomst op perceel 4 bewijst dat met een kleinere hoeveelheid kalk
(n.1. 2 jaar 1000 K.G. en 2 jaar 2000 K.G. per H.A.) reeds heel wat
j verbetering werd verkregen.
Sterke bemesting met kunstmest zonder kalk was niet in staat de
ziekte tegen te houden.
1 In 1905 werd ongeveer hetzelfde resultaat verkregen. (Zie verslag 1905,
bladz. 61.)
Op grond van de resultaten Van deze 4 jaar lang voortgezette proef mag
werden verondersteld, dat kalk eenige jaren achtereen in flinke hoeveelheid,
bijv. 4000 K.G. per H.A., aangewend, ook op andere landerijen een
afdoend bestrijdingsmiddel zal zijn tegen de knolvoetzwam der kool
soorten (Plasmodiophora brassicae). De proef is in 1907 voortgezet.
Molen werd onderzocht of het z.g. „overzetten" met de groote boor
evengoed is als met de plantgraaf (schop). Op beide proefvelden werden
üuilsche muizen voor deze pioef gekozen. Elke proef bestond uit 2
perceelen elk 2 Are groot.
Het proefveld is met de plattandsgrcep gespit terwijl de bemesting
in de pootgaten 15000 K.G. trammest per H.A. bedroeg. De aardap
pelen werden gepoot op 27 Maart en gerooid op 2 Juli.
De opbrengsten waren per H.A. gerekend als volgt:
I Perceel 1, gepoot met de boor
2, schop
H.L. groote
196
200
H.L. kleine
34
31
H.L. kriel
26
25
Bij deze proef is de opbrengst der met de boor geplante aardappe
len iets grooter dan die van de met de schop gepote.
84. D. Molen, Andijk.
Zavelgrond, gedeeltelijk licht en gedeeltelijk zwaar.
Vroege aardappelen. Vorig jaar dito.
Hier Werd dezelfde proef genomen als bij den heer Klopper. Het
land werd in den herfst gespit, in den winter met bagger bemest, voor-
jaars opnieuw gespit en bij het planten op 14 Maart werd de gebrui
kelijke hoeveelheid trammest op de poters gelegd.
De pootafsland bedroeg 40 c.M., terwijl de poters van middelmatige
grootte waren.
De heer Molen heeft de opbrengst van den lichten en van den zwaar
deren grond afzonderlijk geoogst. Op het zware gedeelte geschiedde het
rooien op 14 Juli en op het lichte op 21 Juli.
De opbrengsten waren per H.A. berekend, als volgt:
H.L. groote
Perc. la, zware grond, gepoot met de boor 276
lb, schop 263
2a, lichte boor 250
„2b, schop 243
H.L. kleine en kriel
111
97
126
134
Hier is dit jaar zoowel op den zwaren als op den lichten grond
het poten met de boor het voordeeligst geweest.
j Het vorige jaar was de uitkomst op zwaren grond eenigszins in het
i nadeel der boor. (Zie verslag 1905, bladz. 63).
Neemt men de uitkomsten van beide proefvelden over beide proef
jaren te zamen, dan mag men daaruit besluiten, dat de pootwijze inet
de boor minstens even goede uitkomsten geeft als die met de schop
en daar zij veel vlugger geschieden kan, verdient de methode van plan
ten met de groote boor alle aanbeveling. Er dient natuurlijk voor ge
zorgd te worden, dat bij de aanbevolen methode evenveel mest op
den potei wordt gebracht nis bij het poten met de overzetschop.
Deze beide proeven werden genomen door de vereeniging van oud
leerlingen van den landbouwwintereursus T. O. N. I. D. O. te Andijk.
Onderzoek naar de werking van het phos-
phor zuur der vaste uitwerpselen.
1
12
2
11
3
10
4
Soort en herkomst
Aardappelen
Afzonderlijk
Blauwen uit Hoogwoud
Alld«k nieuw
n n
Anna Paulowna
Anayk uitgezocht
i in 1906
n n
niet
n n uitgezocht
n n n 1 in 1905
Zeeuwsche bonten
groote
poters
kriel
H.L.
H.L.
H.L
229
43
63
224
37
66
226
33
47
154
40
77
243
86
71
190
43
93
206
53
93
220
37
78
248
48
71
181
28
57
227
48
56
184
64
75
Gemiddeld
groote
H.L.
I 226
190
I t
J 216
213
214
205
poters
H.L.
40
36
39
45
38
56
kriel
H.L.
64
58
67
85
64
65
De verschillen van twee veldjes mot dezelfde poters zijn in vier van
dc zes gevallen zoo groot, dat het mij niet mogelijk toeschijnt uit deze
cijfers dc conclusie te trekken.
De uitkomsten van het Vorige jaar waren veel regelmatiger en lie
ten het trekken van conclusie zeer goed toe (zie verslag 1905 bladz.
56) en deze was toen in het voordeel van de veredelde poters, terwijl
het gebruik van poters van andere grondsoort geen voordeel scheen
te geven.
S2. K. van der S l u ij s, Ilpendam.
Veenachtige grond. Hooiland.
Op het stuk land, waarop dc proeven, beschreven onder No. 56 en No. 86
van dit verslag werden genomen, bevond zich een veldje van 4,5 Are,
dat eenige jaren lang niet anders dan pisbemesting had ontvangen en daar
door zeer groot gebrek aan phosphorzuur bleek te hebben. Op dit
veldje werd in 1906 een proef genomen om na te gaan boe snel
bet phosphorzuur der vaste uitwerpselen voor de planten beschikbaar
kenit.
Het proefveld bestond uit ,4 perceelen.
Perceel 1, groot 100 vierk. M. werd per H.A. bemest met 1000 K.G.
kalk, 500 K.G. patent kali, 200 K.G. zwavelzuren ammoniak, 300 K.G.
chili er. 600 K.G. thomasphosphaat.
Perceel 2, groot 100 vierk. M., werd bemest als 1, doch in plaats
van het thomasphosphaat werden hier per H.A. gebruikt 62000 K.G.
vaste uitwerpselen met water tot ier gemaakt.
Perceel 3, groot 125 vierk. M., werd bemest als 1.
Perceel 4, groot 125 vierk. M. werd bemest als 2.
In de voorgaande jaren ontvingen de perceelen 3 en 4 behalve de
bemesting met pis, een bemesting met kalk.
Het gehalte aan phosphorzuur der vaste uitwerpselen was 0,17 pCt.
(per H.A. 105 K.G.), terwijl het phosphorzuurgehalle van hel thomas
phosphaat 15,3 pCt. (per H.A. 92 K.G.) bedroeg.
Kalk, kaïniet en slakkenmeel werden gestrooid op 22 November 1905,
zwavelzure ammoniak en l:hih pp 9 April 1906 en de ier der vaste
uitwerpselen op 20 Maart 1906.
Gedurende den eersten tijd was de grasgroei op de met thomasphos
phaat bemeste perceelen verreweg het best, doch na die le snede groeide
het gras beter op de met vaste uitwerpselen bemeste perceelen.
De le snede werd gemaaid op 8 Juni en de 2e op 8 Augustus.
Het hooi werd gewogen op 20 Juni en op 23 Augustus.
Dc opbrengsten waren per H-A- berekend als volgt:
Onderzoek naar het nut van
dunnen bij bruine mosterd.
voldoend uit-
85. T. G o r t e r, Oosterleek.
Vrij vruchtbare kleigrond. Bruine mosterd.
i Ten einde na te gaan, hoe groot de invloed was van den onderlingen
afstand der planten op ds grootte van de opbrengst werd hier op het
eene perceel de mosterd uitgedund op 25 c.M. afstand, terwijl op het
andere perceel de gewone, enge afstand 'van 10 a 15 c.M. behouden
werd.
De proef werd dubbel genomen. Het afmeten der perceelen, alsmede
het oogslen en afwegen, hadden met groote zorgvuldigheid plaats.
1 De opbrengsten waren, per H.A. berekend, als volgt:
Perceel la, uitgedund op 25 cM.
n n 25
2a, gewoon op 1015 cM.
2b, 10-15
K.G. zaad
1450
1225
1400
1125
K.G. stroo
2600
2350
2700
2500
Volgens bovenstaande uilkomsten is het uitdunnen in het voordeel
van de opbrengst, waarbij voor een zwaar gewas dan nog het voordeel
komt, dat het gevaar voor legeren 'der mosterd door ©en voldoend ruimen
stand geheel wordt opgeheven, wat aan ds kwaliteit van het zaad ze
ker sterk ten goede zal komen.
Wijl de meeste mosterdbouwers het gewas niet sterk uitdunnen, was
de uitkomst dezer proef belangrijk genoeg om ze in 1907 te herhalen.
Dit proefveld stond onder toezicht van den heer J. H. Steggerda, hoofd
der landbouwwintercursussen te Wijdenes en Venhuizen.
nop" door
Bestrijding van
middel van kalk.
.knolvoet" of
81. A. Posker, Schagen.
Per
ceel Bemesting
1 Kunstmest en 6U0 K.G.
thomas
2 Kunstmest en 62000 K.G.
vaste uitwerpselen
3 Kunstmest en 600 KG.
thomas
4. Kunstmest en 62000 K.G.
vaste uitwerpselen
Hooi Hooi
le snede K.G. 2e snede K.G.
6800
3800
5600
3520
6000
6800
4000
6800
In twee sneden
K.G.
12800
10600
9600
10320
Kleigrond. Vroege bloemkool.
De bedoeling van deze proef was te onderzoeken of bemesting met
kalk een bestrijdingsmiddel is van de „knolvoct" of „knop' in de kool.
Daar zich in 1902 op dit stuk land deze ziekte heel sterk vertoonde,
was dc gelegenheid hier zeer geschikt voor het nemen van deze proef, die
in 1903 werd begonnen en thans nog wordt voortgezet.
Elk jaar was het eerste gewas vroege Haagsche bloemkool en gewoon
lijk werd spruitkool als 2e gewas verbouwd.
Het proefveld bestaat uit 5 perceelen elk groot 0,5 Are.
De bemesting was als volgt:
Perceel 1, 2 en 3 ontvingen in 1906 per H.A. 4000 K.G. kalk; evenzoo
in 1905.
Perceel 4 ontving per H.A. 2000 K.G. kalk; evenzoo in 1905.
Perceel 5 ontving nog nooit kalk.
In 1903 en 1904 was de bemesting telken jare van perceel 1 per
H.A. 4000 K.G. kalk; van perceel 2 3000 K.G. kalk, van perceel 3
2000 K.G. kalk, van perceel 4 1000 K.G. kalk.
In de beide eerste proefjaren werd de helft van alle perceelen sterk
bemest met kunstmest.
In 1905 en 1906 werden alle 5 perceelen geheel bemest met per H.A.
1000 K.G. thomas, 1000 K.G. kaïniet, 300 K.G. zwavelzuren ammoniak en
300 K.G. chili.
Hel uitstrooien van dc kalk, kaïniet cn thomas geschiedde in Januari,
Uit de oogstcijfers blijkt zeer treffend, dat het phosphorzuur van de
vaste uitwerpselen in de eerste maanden veel minder heeft uitgewerkt
dan het phosphorzuur van het thomasphosphaat, niettegenstaande dehoe-
veelheid phosphorzuur in de vaste uitwerpselen veel grooter
was. Later is het phosphorzuur der vaste uitwerpselen! blijk
baar goed opneembaar geworden, zoodat de tweede snede zelfs veel
beter was dan van het thomasphosphaat. Het phosphorzuur van de
vaste uitwerpselen schijnt dus geruimen tijd noodig te hebben om in een
voor de planten opneembaren toestand te komen.
De met thomasphosphaat bemeste perceelen gaven in 2 sneden ge
middeld 11200 K.G. hooi, en de met vaste uitwerpselen bemeste gaven in
2 sneden gemiddeld 10460 K.G. hooi, zoodat het phosphorzuur uit het
thomesphosphaat iets gunstiger heeft gewerkt, dan dat uit de vaste uitwerp
selen.
De Rijkslandbouwieeraar voor Noord-Holland,
(Wordt vervolgd.)
C. NOBEL.
Onderzoek naar de doelmatigste wijze van
aardappelenplanten met mest in de pootgaten.
83. D. Klopper, Andijk.
Zavelgrond, gedeeltelijk licht en gedeeltelijk zwaar.
Vroege aardappelen. Vorig jaar uien voor zaadteelt.
Op dit cn het hieronder lc omschrijven proefveld van den heer D.
liet Keizerlijk bezoek.
De Berlynsche correspondent van de Tel. seint:
Uit officieele bron kan ik' melden, dat het uitstel van
het bezoek van Keizer Wilhelm aan Holland een pe-
volg is van de omstandigheid, dat de geneesheeren den
Keizer na de Engelsche reis eenige weken rust op Wight
hadden voorgeschreven. De Belgisch-Hollandsche entente
influenceert niet in het minst de vriendschappelijke
verhouding van Puitsehland tot ons land.
De Keizer liet Koningin vVilhelmina verzoeken, of hy
de reis naar Holland verschuiven mocht. Het antwoord
was toestemmend. De Keizer hoopt, dat de verandoring
van geen invloed zal zyn op de vriendelijke gevoelens
van het Nederlandsche volk. Met groot verlangen wenscht
Z. M. de Koningin, den Prins en het Nederlandsche volk
weer te zien, waarvoor hy onveranderlijk groote vriend
schap gevoelt.
De Keizerin zal den Keizer op herhaald aandringen
van den Koning van Engeland, op de reis naar Engeland
toch vergezellen.
Woeste gronden.
In de Friesche gemeente Dantumadeel is een inder
daad schoon en nuttig plan op touw gezet. Er is nl.
een vergadering gehouden van eigenaren van woeste
gronden, die te zamen bet bekende, onvruchtbare „R'eU
veld" uitmaken en in een droevigen toestand verkeeren.
Na breedvoerige beraadslagingen over de wyze om
daarin verbetering te brengen, werd eindelijk besloten
om een waterschap groot 100 H.A., op te richten en
een daartoe strekkend adres aan de Provinciale Staten
op te zenden. Door het oprichten van een waterschap
zullen die gronden door bemaling van het overtollige
water bevry'd en door beaarding in grasland herschapen
worden, waardoor de veehouders meer koeion zullen
kunnen houden en meer melk aan de fabriek leveren.