De verboden Vrucht.
Mm uit de BeduzaaL
Uil Den Haag.
FEUILLETON.
Zondag 21) Dec. 1907.
51 e Jaargang. No. 4321.
TWEEDE BLAD.
VI.
Wie zal het een porsxiuskiet als ondergeteekende
euvel duiden, dat hy in deze donkere dagen voor
Kerstmis, zijn muskietonaard getrouw, een schier onbe
dwingbare neiging in zich voelt om te vliegen naar de
oorden, waaruit deSchagor Courant haar raadsverslagen
bijeenzamelt? Zy kunnen zonder overdrijving de oorden
des lichts genoemd worden. Want het lijdt geen twijfel;
uit den geweldigen strijd, die daar rondom Schagen
gestreden worde tusschen het licht en de duisternisse,
komt het licht zogevierend te voorschijn en muskieten
zien het licht altijd eerder dan andere monschon. Toch
moeten ook voor deze laatsten do vorderingen dos lichts
een opvallend verschijnsel zijn. Bosloot toch niet een
gemeenteraad na ampele discussie een omgevallen lamp,
die aan vroogere perioden van straal verlichting herinnerde,
maar aan wier voet de tand destijds dusdanig geknaagd
had, dat zjj, d.w.z. de lamp, „overzij" gevallen was,
weer richt te zetten? En had in eene andere gemeente
een monsterpetitie aan den gemeenteraad niet het
schitterend resultaat, dat met bijna algemeene stemmen
besloten werd, mede teneinde voor den vervolge te
voorkomen, dat zelfs raadsleden zich op dwaalwegen
zouden begeven, den menschen die van de tram komen,
hun gang naar het raadhuis te verlichten met drie,
geen twee, maar drie lantarenen
Mij dunkt, do glans van den nieuwen hoed voor den
koetsier van den lijkwagen moet verbleeken by zooveel
licht. Een van de lantaarns zal zelfs nu en dan den
heelqn nacht doorbranden, opdat geen duisternis
heersche bij 't laden in den tram van hot vee dat naar
de markt moet. Omarktnacht, schooner dan do dagen,
hoe zal hun oog al 't licht verdragen, dat uit uw
duisternisse blinkt.
Niet overal echter is de overwinning zoo glansrijk en
gemakke'ijk. Zagen wy niet in een derde gemeente,
dat een raadslid zyn kaarten op tafel wierp, omdat aan
zyn eisch om meer licht de voorzitter niet dadelyk
wenschte te voldoen Een nieuwe kamp wacht den
kiezers. Maar gewis, wat meer dan ooit van de candi-
daten gevraagd zal worden, dat is licht. Het licht-
vraagstuk zal de verkiezing beheerschen. En wie gelooft
er niet, dat uit de duistere diepten van de stembus de
meest verlichte candidaat te voorschijn zal treden - Don
kerder ziet het er uit in nog een andere gemeente. Daar
wydde da raad een heole vergadering aan de vraag, of
men al dan niet zou besluiten één, zegge één lantaarn
te plaatsen op een punt, waar de menschen, die van 't
spoor komen en 't rechte spoor by'ster zyn, met afwisse
lende zekerheid in do sloot terecht komen. En 't resul
taat was, dat men het aanbrengen van een lantaarn
vooralsnog overbodig vond, mede uit overweging, dac,
ook al werd besloten er wel oen te plaatsen, daarvan in
ieder geval in 'tloopende verlichtingsseizoen geen pro
fijt te verwachten is, aangezien de gemeentelijke voort
varendheid toch niet zóó ver gedreven kan worden,
dat zoo'n lantaarn nog vóór Mei op haar paal zou staan.
Voor dit argument voel ik inderdaad veel. Hot „be
zint eer gy begint!" is nog steeds een waar spreekwoord
en bedachtzaamheid is een deugd, waarvoor ons volk
in alle oorden der wereld beroemd is. Maar wat moot
het licht zyn in de zielen der vroede mannen, die één
enkele lantaarn nog te veel achten voor de menschen,
die genoodzaakt zyn in 't donker van den openbaren
weg gebruik te maken en daarbij op sommige punten
licht het leven er by inschiolon, omdat hun oog in 't
zwart heelal de slooten, hekken of tegemoetkomende
rijtuigen niet ziet, die hun ongeluk kunnen worden.
Een Nurks zou misschien vragen, of hy wel een verlicht
standpunt inneemt, die in deze verlichte eeuw de zorg
voor de veiligheid van den openbaren weg een zaak
acht, die de gemeente niet zelf ter hand heeft te nemen,
maar die zy ter al- of niet- behartiging aan het onvol
prezen z.g. particulier initiatief kan overlaten, en of bijge
val ook een der raadsleden heeft voorgerekend, dat het
mogelyk voordeeligor zou kunnen zyn, om cq. de be
grafeniskosten van de uitteraard weinige slachtoffers
voor gemeenterekening te nemen.
De stryd, die by de gemoederen in beweging houdt,
is hier sinds j?ar en dag volstreden. Als hier het ver-
lichtingsvraagstuk aan de orde is, dan is dat geenszins
ter beslissing van de vraag, of er al dan niet straatver
lichting zal zyn en zoo ja, of die dan in iedere buurt
maar geregeld en betaald moet worden door hen die er
korter of langer wonen, maar dan is het ter meerdere
volmaking van de openbare verlichting. Sinds wy de
electrische booglampen kennen, die ons in staat stellen
een vijfhonderd meter ver behoorlijk te zien wat ons in
den weg komt, zyn de gaslantaarns zeer in de achting
Roman van
PAUL OSKAR HöCKER.
1 o—
Zij zalen voor het beroemde visch-restaurant van
Basso- Brégaillon op de kade te Marseille in de met
rood en wit gestreept linnen afgeschoten veranda-ruimte,
waar do .gejaagde, bonte, opgewonden druk doemde be
drijvigheid van het maatschappelijk leven op een zon-
nigen Februari-dag in alle schakeeringen en taferee-
lcn voorbij gleed: schreeuwende straatventers en kran
tenjongens, levendig handelende beursbezoekers, hoog-
beladen vrachtwagens, puffende auto's, ploegen haven
arbeiders, wielrijders, negers, matrozen, touristen, laar
zenpoetsers, bedelaars, straatzangers, spelende kinderen
en (blaffende handen.
Een frisschc, versterkende zee-reuk lag in de lucht.
Op smalle stalletjes, kraampjes, tusschen de met potten
Alpen-viooltjes bezette balustraden van de restauratie-
veranda en den openbaren weg waren de eetlust op
wekkende schaaldieren uitgespreid, oesters in met zee
wier bedekte druipende manden, mosselen van verschil
lende soorten, reuzen zeekreeften en zeotongen. De met
witte schorten getooide bedienden brachten den gasten
de („vruchten der zee" zoo direct van de straat, ver
lokkelijk (opgediend met groente en citroen. Alle tafels
waren bezet. Meestal door luid pratende en smakelijk
etende hoeren uit den welvarenden koopmansstand van
Marseilllp. De weinige dames, die hier het ontbijt ge
bruikten, schenen toeristen uit vreemde landen te zijn.
Ten minste dit vermoedde Jutta. Zij had voor alles
oogen, en op hare levendige wijze maakte zij haren
echtgenoot steeds weer op jdit en dat opmerkzaam,
liet was voor haar hier een ongekend tooneel met voort
durend afwisselende tafcreelcn in de dicht bezetlc eet
zalen aan haar rechterhand het groot-stccdsche ele
gante leven, dat evenwel bet achteloozo Zuid-Fransche
in doen en laten niet verloochende, en aan haar lin
ker zijde: de verwarde slraaltooneeltjes op het ruime
havenplein, waarvan de achtergrond werd gevormd door
liet maslboiseh der op de baren dobberende groote
zeilschepen.
Mijnheer Van Succo knikte en lachte. Dikwijls een
weinig uit de hoogte. Hij was niet zoo schielijk in
gedaald. In vergelijking met die schitterende booglam
pen, zyn ze dan ook tot niet veel meer nut, dan ons te
verhoeden, dat wy tegen de lantaarnpaal zouden loopon.
Toch, waarvoor, mag men vragen, is al dat licht noo
dig Er is hier veel lichtheid en veel ook, wat 't licht
niet verdragon kan; velen zyn ware of virmeende lich
ten en vele anderen wenschen niet gezien te worden
velen zyn op grooten afstand al te ruiken en anderen
hebben roodhaar. De straatverlichting zou hier dan ook
geen reden tot klagen geven, ware het niet, dat ieder
huis, of het mooi of leelyk, groot of klein is, in't Voor
hout of in den Bagynenhoek staat, een waar hondennest
is. Het schynt hier veel meer „stand" te zyn, om hon
den dan om kinderen te hebben. Menigeen, die zelf
nooit iets van don slager onder den neus krygt, houdt
niettemin een hond zoo groot als een kalf en hot komt
wel voor, dat iemand zyn schoenlapper niet betalen kan,
omdat hy voor 'tgeld een hondezweep gekocht heeft.
De aandachtige lezer zal zich reeds afgevraagd hebben,
waar al die Azor's en Mimi's en Fanni's en hoe de
mormels verder aangesproken worden, in die hulzen zon
der „achteruit" of met erven zoo groot als een tafel,
hunne afgewerkte diné's verstoppen. Juist lezer, hier
zijn wy er. Honden plegen zich weinig te geneeren.
Zonder blikken of blozen verlagen zy de publieke straat
tot een openbaar closet. En in die volkomen veront-
achtzaming van alle welgevoegelykheid en alle openbare
gezondheids- en veiligheidsbelangen schynen zy door
hunne meosters en meesteressen opgovood te worden.
Twee,- drie- of meermalen per dag, al naar de educatie
meer of minder streng geweest is, worden die fabriekon-
van-uitwerpselen „uitgelaten", om, hetzy op eigen gele
genheid, hetzy aan de hand of onder toezicht van huis-
genooten, eon wandeling te doen en eirst dan terug to
komen, als ze van een onaangenamen last ontheven
zyn, een last, die, zoo hy al niet gezegd kan worden
op een andermans schouder te zyn afgewenteld, in ieder
geval de andore wandelaars erg hiniorlyk „n nadeelig
kan zyn. Het is gewoon enorm, wat in dat opzicht door
sommige exemplaren gepresteerd wordt. Je ziet er niet
op, maar je ziet er tegen, zou Multatuli zeggen. Som-
migo dotaties nemen bepaald het karakter aan van een
hunnebed of, waar de kost dunner geweest is, van een
moderne rystebryberg. Om ongelukken te voorkomen,
is dan ook doorvoering van de booglampvor.ichting tot
in de verste achterbuurten een gebiedende eisch. Tsnzy,
wat nog beter zou wezen, de raad, op 'tvoorboeld van
hetgeen in den Wienngerwaardschen gomeenteraad werd
voorgesteld,mocht besluiten,dat alle honden in huis moe
ten blyven. Dat was nog eens een oplossfng. Maar
daarvcor moet een gemeenteraad andere kwaliteiten
hebben, dan die waarover de Haagsche kan beschikken.
In afwachting van de toepassing van dat radikaal mid
del, zou alvast voelverbetoring in den toestand gebracht
kunnen worden, door zooveel mogelyk werkloozen, die
er hier ook by duizenden zyn, in dienst te nomen voor
het opruimen van de gevolgen van zooveel bandeloos
heid. Alleen, die er iets voor voelen, zouden er werk
aan kunnen hebben. Is het eigenlijk niet bespottelijk,
dat een politieagent de ééno dienstmaagd moot bekeu
ren, omdat ze na halfnegen een kleedje op straat staat
uit te kloppen en mot de andere eon praalje maakt,
onderwyl zy bezig is een lobbes van een hond even te
laten verpoozen, die voor veel meer dan zeven kleedjes
vuil op straat brengt? Op alle plaatsen,, waar menschen
tezamen komen, vindt ge tegenwoordig plakkaten, de
een nog grooter en mooier dan de andere, met op
schriften als: hoest toch niet; spuw alleen in een zak
flaconnetje; wasch je handen behoorlijk, enz, enz., en de
dokters, die al -dat moois opstellen, schynen er geen
oogenblik aan te denken, dat het effect van al die goede
zorgen voor de gezondheidsbelangen van het grocte pu
bliek gelyk nul moet blyven, zoo zy de meid nog drie
maal per dag met de honden de straat opsturen. Als
iemand in een urinoir staat met de punten van zijn
schoenen naar den uitgang gericht, dan zyn de politie
agenten er by als de kippen om zoo'n man aan do justi
tie over te leveren. En terecht.
Maar waarom is er dan nergens een gebod om honden,
die onder soortgelijke omstandigheden op de openbare
straat aangetroffen worden, op te brengen, of, zooals de
term in de Kinderwetten luidr, „ter boaohikking van de
regeering te stellen Welk kloek raadslid neemt eens
tot zulk een hoogst nuttig gebod hot initiatief? De hon
denplaag heeft hier ernstige nadeelige gevolgen, èn met
het oog op de openbare voiligheid èn ten opzichte van
de openbare gezondheid, èn met betrekking tot de op
voeding der jeugd. Wie t-r ons van verlost, verdient de
dankbaarheid van alle woldenkenden en zal ongetwijfeld
door het nageslacht geösrd worden met een monument.
In den vorm van oen hunnebed.
d. H. B.
XVI.
Waarborgsom.
Juffrouw Hendriks deed toen de lange, schrale meneer
voor haar stond, mot critischen blik de Kamer inspec
teerend, die de juffrouw nu al bij de acht weken had
leeg staan haar uiterste best om niet te laten
mei-ken, hoe goor en s'moezelig haar schort was
De meneer was op een heel ongewoon uur versche-
nen. Zij had gedacht,, dat het Mientje, d'r jongere
zuster, was, -die 's morgens nogal eens kwam oploo-
pen om een „bakje troost" te halen. Ze had aan het
traptouw getrokken en door do gang geschreeuwd:
„Ben-jij hot, Mien?" Geen antwoord volgde. Slechts
da Wolk-en als zijne vrouw. En vooral tegenover het
buitenlandsche legde hij zelfs een zekere geringschat
ting aan den dag. Met" een groot-en mate van trots
legde hij den nadruk op zijn Pruisen-dom, ook tegen
over zijne vrouw, die uit de Rijn-provincie, uit Co-
blenz kwam en in wier familie tijdens de groote om
wenteling „een druppel Fransch bloed" was geraakt.
Do tegenstelling van landaard had zich in hun jonge
huwelijk reeds dikwijls doen gevoelen en kwam nu
op hun eerste groote reis nog duidelijker uit. Overigens
kwam het bij Jutta's humoristischcn aanleg en bij bet
beschaafd en terughoudend karakter van haren man
ook bij een groot verschil van meening nooit tot een
onverkwikkelijk debat.
De rondom zittende Marseillanen, die met ocsterslur-
pen of met het omslachtig verorberen der saffraan
gele pasteitjes druk bezig waren, letten dan ook niet
op het Duilsche paar. Misschien daarom ook al piet,
dewijl Jutta's verschijning in oen romantisch land niets
opvallends bezat. Zij had donkerbruin haar en donker
blauwe, bijna naar blauw-grocn zweomende oogen met
groote pupillen. Haar fijne, slanke, driest naar voren
springende neus bezat iets Parijs-achtigs.
Maar een statig lieer van middelbaren leeftijd, die
binnen in de zaal der restauratie zat van kop
tot teen een Pruisisch landjonker of een officier bui
ten dienst had ons paarije reeds geruimen tijd ga
deslagen. Het was hem duidelijk geworden, dat iiij
den rijzigen, slanken Duitscher met den blonden kei-
zer-knevel en het licht grijzende haar kende. Een rech
ter of een regceringsraad of zoo iets dergelijks. Hier
of daar in een Casino of bij de manoeuvres in Oost-
Pruisen had hij hem ontmoet, toen hij zelf inog jn
dienst (was. Alleen twijfelde hij er nog aanof Jiet
typische en geestige vrouwtje wel werkelijk zijne vrouw
was. De voetvrije rok van het Engelsch reiskleed was
namelijk aanmerkelijk hooger, dan men dat bij de
vrouwen-toorislen uit Duitschland gewoonlijk zag; en de
coquet omgeslagen hoed verried zonder tegenspraak
Nizza als plaats van herkomst, meesmuilend zeide hij
tot zich zeiven: „Zoo geheel getrouwd, plechtig, op
stadhuis enzoovoort, ziet dat lieve schaap er zekerlijk
niet !uit
Intusschen had de landsman hem toch ook ont
dekt en groette beleefd en zonder eenigerlei be
schroomdheid, terwijl hij eenige woorden blijkbaar van
opheldering tegen zijne dame sprak.
Eon minuut later had de „voorstelling" plaats, die
eiken (twijfel verdreef.
„Je vergunt me, Julia: Ritmeester van Stangenberg.
Mijne vrouw."
„Mevrouw"' Met ongedekten hoofde kuste bij haar
de Jiand. „Dat treft aller heerlijkst. De eerste lands-
een statig kuchje, met deftig-geposeerd keelgeluid. Toen
dacht jui aan d'r belastingZij had verleden Za
terdag zoo n papiertje roet „aanmaning erop in huis
guviogen, wal ur nog noon geixsurd was... Ze liau
n.i.jU gcwaeiit op ae „waarscauwuig en de centjes
uun naar het belastingkantoor georaent. Eigenlijk was
nci zonüe van eten stuiver die-jo ermee kwijt bent,
maar liet allerergst is wet, dat een mejnscii, altnans
te Amsterdam, z n halven oentend moet opoiteien
Door net verschrikkelijke wachten tile-mukmi, Jobs
geduld pebben.
jui sioeg den schrik om 't hart. De aanmaning kwam
haar piots voor oogenAlten had nog gistermiddag
gewaarschuwd: „zorg nou voor de betasung... Au-
ueis knjg-je een dwangbevel... Dan ken-je vijftien
stuivers extra neerleggenEn hol schandaal voor wie
zoo n deurwaarder oij je zien binnen gaanDaar
badl-jO liet nou al. De lange, senrate meneer in het
zwart, met zijn streng bieek gezicnt en zijn gtuisie-
lonaeii bril zag er precies uit ats een deurwaarder
Juiirouw Hondriks, die van li-et hoofd tot de voeten
heelde, wou reeds een klagelijk relaas beginnen over haai
tegenspoed; liet wekenlang leegstaan van naar kamer,
de moeite, voor een alleenstaande vrouw, 0111 in deze
harde tijden het hoofd hoven water te houden... zij
daclit zoo bij zielizeilals ik nou heel erg vriendelijk
tegen hem ben, misschien vait liet dan nog wel mee
Lafft-ie dat papiertje rusten
ioen zei de bezoeker eensklaps op zeer-afgemeten
toon: „U hebt hier kamers te buur, oemerk ik?' Jut
veranderde als tiet blad op een boom; trok dadelijk
een blij-zoelsappig gezichtjeDuwde haar werksetiort
mui (verdachte spatjes en vlokjes bezaaid, naar ach
teren.Voelde zich een heel'ander meiisch gewor
den. Trippelde meneer vooruit. Begon at dadeujk te
roemen -ue verdiensten van haar kamers... Luchtig,
netjes, aardige stand, met solide meubeltjes
Heuseh niet duur
En zij hoorde hot statige, deftig-bedachlzame. kra
ken van meneer's laarzen achter naar, do gang nu
doorzij stonden in de voorkamer, waar een mild
najaarszomietje de stofjes dood dansen en dwarrelen;
scheen op de fluweelen meubeltjes en sehaikscho glimp
jes tooverde op de portretten van oudere en jongere
teden dei- familie Hendriks, waarmee .de wand gestol-
feerd was Zwijgend monsterde de meneer ik- beide
vertrekken. Vroeg daarna, wal „de naaste prijs" was
voor „volledig pension" Viel zichzelf in de rede door
to vragen, mei shengen nadruk, juf aanziend met
den buk van zedemeester, die doorpeilen wil het diepst
van 's menschen wezen,: „Is hel hier rustig"... ,in
alle opzichten kalm?" En toen jut zich gereedmaakte
om meneer te doordringen van het ui ter ma te-kalme
harer woning, sneed hij ue ontboezeming weer af door
met korte tusschenpoozen, klemmend de letters latende
rollen de r's; als rechter van instructie tegenover „taaie"
verdachten, te zeggen: „Zoo stil, dat een man van
studio hier kan werken'?.Geen kinderen?... Geen ru
moerige visite 's avonds Geen druk gelui aan de
deur?... Is hier vroegtijdig, zooals het betaamt, alles
ter ruste?" En de strenge oogen spiedden door de
brillcgiazenJuf had af-maar geknikt, onstuimig en
met een lachje van: o-gunst, als u mij beter kende,
zoudt u het niet vragenMaar beteedigd durfde
zij zich niet toonen, want de meneer leek een pracht
exemplaar van huurderEu over de zes weken had
za de kamers leegstaanToen spraken zij over den
prijs. Even trok de meneer d-e wenkbrauwen op, het
scheen hem niet mee ,t© vallen„Ik zal u eens
iels zeggen zeide hij, nu zachter, woeker toon aan
slaand dan zij nog van hem gehoord hadiets
zalvends, gemoedelijk-vriendelijks was er in zijn pra
ten Om zich heen ziend, als vreesde hij, dat iemand
hem beluisteren kon, zoodat juf er al van „verschoot"
en dachtwat zal er, in vredesnaam, nou komen
„In streng vertrouwen" ging hij voort, de oogen neer
slaand
Juf s vleezige vingertjes plukten al ongeduldig, bib
berig aan den rand van het smoezelige werkscliort
Toen merkte zij, dat een vredig lachje kwam op het
baardeLooze gezicht van den meneer... „Ik ben ge
woon," vertelde hij „van het mijne w-eg te geven aan
wie nooddruft lijden Dat is immers ons alter plicht.
Ik bezit niet veel, maar genoeg, zelfs meer dan dat
om behoorlijk, naar de mate van mijn bescheiden be
hoeften, te kunnen levenWat ik kan uitzuinigen,
is voor anderen, die er naar snakken... Zoovelen ko
men in deze dagen tot mijHelaas slechts zeer
enkelen kan ik helpenAlaar" .en nu gingen de
wenkbrauwen weer omhoog en werd de toon van zijn
stem scherper, dreigender haast: ook uw plicht is
het om daartoe bij te dragen wat in uw vermogen is.
Vergeet dat niet!" „Ja, ziet uzei juf, en wou
beginnen met memoer uit te leggen, wat er alzoo voor
haar „kwam kijken," doch hij werd er blijkbaar on
geduldig onder; viel haar in de rodeHad zijnglan-
zonden ho-oge-hoed opgezetzei kortaf, zijn hand
schoenen aantrekkend„Enfin, -dat moot ieder voor zich
weten. Ik heb u mijn opvatting over die dingen in
hot 'kort duidelijk gemaalit, opdat er geen misver
stand tusschen ons zij. Ik zal de kamers dan voor
twee maanden hurenVeertig gulden, alles en alles
inbjegrepen
Juf wou over hot vuur, dat ze altijd apart-berekende
iets zeggen, maar zijn blik maakte haar sprakeloos
Wanneer hij haar aanzag, dan was het of uit die
oogen tot haar gezegd werd: Schaamt gij u niet?...
Hoeft de Mammon u dermate in zijn klauwen, fiat
ge terwijl ik in uw eisch toestem nog extraatjes
eruit wilt knijpen?... Juf knikte, zweeg... Was ver
heden (sedert vijf dagen."
„Wij zijn alleen -op de doorreis hier in Marseille,"
zeide 'mijnheer Van Succo. ,„W|ij willen morgen met
do („Holstein" naar Alexandrie."
„Ik dito."
Blijde verrassing. Men was nu dadelijk vertrouwe
lijker jegens elkander. Mijnheer van Stangenberg moest
nu aan tafel mee plaats nemen. Dadelijk bij den aan
vang van het onderhoud bleek: dat hij sedert twee
jaren niet meer in dienst was had ter wille van een
majoraats-erfenis kort voor de bevordering tot majoor
zijn ontslag aangevraagd.
„Ik veronderstel, mevrouw: huwelijksreis?" vroeg hij
toen lachend.
Zij schudde het hoofd en wendde zich tot haren
echtgenoot. „Guus, is het niet verschrikkelijk?"
Deze merkte lachend op: „Van deze verdenking kun-
veiren."
nen wij ons namelijk reeds sedert drie jaren niet vui-
„Ik ben verpletterd en neem alles terug. En is
het dus al zoo lang geleden, dat wij elkaar ontmoet
hebben, mijjnheer Van Succo?"
„Het was bij de Keizer-manoeuvres in Oost-Pruisen
Dus zoo ongeveer ieen lustrum."
„Juist. Waart u toen niet geplaatst bij de Konings-
grenadieren
„Luneburg de Commandant is een verre neef
van mij."
„Ei, jawel, de lange Luneburg. Gij laagt toen in
Lasditen, dicht bij mijn vlek, een half dozijn slaven,
en op een paar lieflijke avonden met kikker-concert
en Oost-Pruisischen mei-wijn gaf het een lang kaart
spel." Hij lachte. „Waarbij de lange Luneburg zoowel
u als mij een aardigian stuiver afwon."
„Dat klopt."
„Ziezoo, nu ben ik thuis. Ja, mevrouw, imijn-
heer uw gemaal moest do zaak namelijk altijd eerst
van den juridischen, ten tweede van den moreelen
en ten derde van den bloedverwantschappelijken kant
bezien. Wij hebben ons altijd kostelijk vermaakt om
zijne voor de vuist weg gehouden bcloogingc-n."
„Guus, neen, kijk eens aan, heb je bij de militairen
onder verdenking gestaan een humorist te zijn?" plaag
de mevrouw Jutta.
„In het burger-leven niet, mevrouw?"
„O! De waardigheid van hot ambt!" Zij zette een
grappig bekommerd gezicht. En vooral sedert mijn
schat opper-procureur-generaal is geworden
„Oppor Hm. Ja, wat venangt men dan (nog
meer? Hij ging op de luchtige spreekwijze der jong
vrouw in, wendde zich dan echter met welgemeende
verbazing tot den jurist: „Overigens schijnt mij dat
lo zijn een bevordering in stormpas. Niet waar?"
bouwereerd.
De meneer dacht even na. Toen knoopte hy zijn
jas weer openHaalde er een portefeulle uit
Glinsterende oogjes van juf traentten te loeren tus
schen allerlei papieren, waarin hij scharreldeMa
neer legde een „briefje" van rijt-an-twinlig op tafel.
„Als waarborg" zei bij, de portefeuille met groot ver
toon van oinsiaehligneid en omzichtigheid opber
gend Nog weer voelend en tastend, of-ie wal goed
ui den jaszak zat... Zoodat juf dacht: nou, die neeft
ze hoor!... Dat kan een mensch toch maar direct
merken!... „Geen kwestie van, hoor!" zei ze, en wil
de hem het „papiertje" teruggeven. Maar hij maakte
statig-afwerende handbeweging... „Wij kennen elkaar
niet, zei hij rustig, „u mij niet en ik u nietDat
is zoo lyijne (gewoonte
„Maar meneer," zei juf, wier wangen nu gloeiden
van opwinding over zoo'n „juweel van een huurder."
„Maar dat kunt u toch aan het eind van de maand
netalenMet de „verschotjes" voegde zij er bij, in
een bui van, na haar weeklagen over al de zorgen
der tijden, toch niet voor zoo „krimp" te worden aan
gezien.Aldus was juf nu eenmaal; wel op de
centjes gesteld, maar erg, ook, op d'r „ponteneur"
Van jongs afaan al
Hij aarzelde een oogenblikToen ging hij de gang
in, naar de trap, belovend nog denzelfden avond te
zullen komen. Zijn koffers, boeken, schrijfbureau enz.
zouden aan het eind van de week volgen
Juf vond alles best. Bleef zitten turen op liet „briefje"
van vijf-en-twintigHet was haar als leefde zij in
een droomMaar toen kwam de gedachte bij haar
op: Van-avond komt-ie!En zij ging als de wind
zoo snel aan haar werk Er was heel wal te doen
En zoo'n man moest -een goeden indruk krijgen van
de boel, anders was-jo hem in een oogenblik kwijt...
Eon juweel van een huurder was het.Juist een, zoo
als juf zich altijd gedroomd had
Den volgenden ochtend al in de vroegte schel
de de nieuwe huurder. „Ik wenschte u' zei hij, «1-
v ooit lezend Mn een van de drie dikke boeken, die liij,
onder zijn arm, had meegenomen „toch maar eene
maand vooruit te betalenik merk dat u, niet waar,
het geld
„Weineen!" riep juf uit, vuurrood van verlegenheid
en terwijl haar trots zegevierde over al het andere
„ik bon niet rijk, ziet-uGut neenMaar om nu
te zeggen
„Beste juffrouw" zei-de de commensaal, „geen val-
sche schaamte! Ik heb duidelijk bemerkt... Ik ben
diep met u begaan"
En wie goed gezien had, zou bemerkt hebben het
aartssluw ge-fonkel van zijn sluwe grijze oogen
Juf beefde ervan en haar wangen leken wel pioenrozen.
Zoo was ze nog nooit in d'r zwak getast
„Ik heb het op het moment heelemaal niet noodig!"
riep zij uit, alle voorzichtigheid vergetend „ik kan het
best voorschieten. Heel best
Toen veranderde hij als bij tooverslag.
„Dan," zei hij, en elk woord striemde op haar neer
„dan had-u het niet van mij mogen aannemen, waar
ik u heb toevertrouwd, dat anderen, in nooddruft ver-
keerend
„Maar, meneer, u wou 't toch zelfToch abso
luut 't Was juf of zij -door den grond zou zinken.
„Ik verzocht u," zei commensaal, al-spelend met de
kostbare, geheimzinnige roodleercn portefeuille „hier te
komen, teneinde u een volle maand vooruit te geven.
Ik dacht u daarmee een wat-daad te bewijzenIk
bemerk, dat 'k me vergist heb, voor de zooveelsto
maal in mijn te-ven, maai* dan neem ik de vijf-en-
twintig gulden ook terugAls u 't dan inderdaad niet
noodig hebtDan weet ik een adres, waar men
honger lijdt en daar gaat ;'t geld heen
Juf had een oogenblik lust om er iets tegen in te
brengen, maar weer fascineerde de slrengen blik van den
meneer haarEn zich eclit, wezenlijk schamend over
haar hebzucht, om geld aan te nemen van den
weldoener, terwijl zij 't toch kon harden tot eind van
de maand, bracht zij hem -de „waarborgsom" (te
rug En de meneer liet haar, niet onduidelijk, mer
ken, dat hij bedroefd was, over die karakterfout, welke
hij in Juf ontdekt had
„Hoe is 't nu 'toch mogelijk!" riep de voorzitter
der rechtbank uit, die te vonnissen had over den aarts-
gpslepen gauwdief, die bij Juf, na drie weken logies
en eten te hebben genoten, nog terwijl ze uit was
haar linnenkast geplunderdhad; er allerlei geldje
om isieraden uit had gestolen„Hoe is 't nu toch
mogelijk, dat jelui, menschen van leeftijd en ervaring,
ie telkens opnieuw laat bedotten door dergelijke op
lichters?... 't Gaat mij te hoog!"
Juf knikte eerbiedig-droevig van ja; van dat edel
achtbare groot gelijk hadEn zij kon niets inbren
gen tot verdediging van tiaar onnoozelheid Zij moest
hot verduren, dat do beklaagde haar deftige px-
co-mmcnsaat juf zat aante kijken met spottend
lacherig getuur van z'n sluwe, stekende oogen... Ter
wijl zij daar stond, o-p de -estrade der getuigen, kwamen
haar de woorden van Mien, d'r zus, weer voor den
geest. „Ka, je bent een eend!... J-e zult zien, —die
vent is een gannef!" Ze had het niet willen, niet kun
nen gelooven. Maar toen die historie van het „bankje"
aan de orde kwam en op de publieke tribune gegi
ebeld werd Gelachen, tot uitbarsting van vroolijlc-
heid toe, die de president met hamerslag moest tem
peren Toen gloeiden jufs wangen weer als pioen
rozen, van matelooze, grondelooze schaamte...
MAiTRE CORBEAU.
„Zeker is het sneller gegaan, dan ik had mogen
verwachten. Heb mij er natuurlijk bovenmatig over
verheugd. Maar daar is werk, erg veel werk voor ge
daan."
I „Waarmede de jonge vrouw niet altijd zoo onvoor
waardelijk was ingenomen, niet waar?" De ritmeester
kneep een oog toe.
Jutta lachte. „Goddank zijn wij nu naar Berlijn ver
plaatst. Want de laatste jaren in Schneidemühl vree-
selijk. Niet, Guus?"
„Wij zijn daarom nu ook met een vorstelijk verlof
beloondtien weken."
„Dat laat zich hooren. Familie Iaat u thuis niet
achter, 'mevrouw?"
„Neen." Zij zeide het gejaagd. Er ontstond nu een
kleine pauze. Jutta had pijnlijk getroffen, den blik naar
de (haven gericht.
Stangenberg gevoelde spijt over zijne vraag, die blijk
baar onaangename herinneringen had opgewekt. Hij deed
zijn best dien indruk Uit te wïsschen. „Denkt 'u ook
do gebruikelijke Nijlvaart tot Luxor en Assuan mede
te maken?"
Jutta was niet bij de zaak. Een groepje in lompen
gehuld volkje op straat boeide hare- aandachter wa
ren reeds herhaaldelijk bedelaars voorbij g streken, daar
onder ook een jong ding, nauwelijks zestien jaar oud,
met leen uiterst schamel gekleed kindje. Jutta's blik
volgde het kleine schepseltje; haar gelaat verried een
stijgende belangstelling Van het gesprek der heeren
scheen izij niet veel te verstaan.
„Mijn irteisptan is voorloopig bepaald tot Cairo En
natuurlijk liet Fajum."
„Faju'm is ook mijn doel. Hoe maakt u den tocht,
mijnheer Van Succo? In Maart moet het daar helsch
warm zijn."
„In begin van Maart wil eerst nog mijn schoon
vader zich bij ons voegen. Kapitein Plasehke van den
Lloyd hij heeft een buitenlandsche inspectie en daar
door is hij veel op reis. Wij hebben nu do Riviera
achter ons: Mentonc, Monaco, Nizza, Cannes."
Succo had zijne stem iets verheven, sprak ook snel
ler en scherper, om zijne vrouw weder ter zake te
brengen.
Maar zij hoorde niets. Haar blik had zich gehecht aan
de jonge moeder, die met gebogen hoofd weder over
het plein sloop. Het was, alsof van uit dc groote oogen
van Jutta een magnetische kracht uitging, want liet
meisje bleef eensklaps staan en keek de vreemde dame
schuw aan.
Geef haar wat, Guus," zeide .Tutta zacht.
Dicht bij de veranda stond een politieagent. Beslist
aan dezen streng rondki.jkenden politieman was liet
toe te schrijven, dal dc gasten bij de balustrade aan de