DE INBRAAK.
Zondag z Feb. 190*.
52e Jaargang. No. 4d31.
DKRDE BLAD.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Binnenlandsch Nieuws.
Zitting van Dinsdag 28 Januari 1908.
Van een diefachtige dienstbode.
Een deerntje van 19 jaar, Aafje Nieuwland genaamd,
dienstbode, en sinds den laatsten tyd uit hare betrek
king genomen en in preventieve hechtenis gezet, was
dit najaar in haar dienst dan al eens heel raar doende,
en niet erg eerlijk ook.
Ze vergreep zich namelijk aan de goederen en het
geld van haren patroon, den te Broek op Langendijk
•wonenden schipper Teunis Kliffen, bij wien ze Kerstmis
1906 in dienst was gekomen.
Aanvankelijk beviel de keukenprinses nogal vrijwel
aan 'techtdaar Kliffen. Ja, ze wou verlegen graag
aan den loop; dat merkte juffrouw Kliffen al drommels
gauw op, maar op 't werk viel weinig of niets te zeg
gen en gemeenlijk wordt dat toch als hoofdzaak be
schouwd.
Aaf had .verkeer" en 'twas haar vrijer waarachtig
niet. kwalijk te nenvn, dat hij d'r op verliefd raakte.
Hoever de liefde er op zat en of die tot overdeooren
reikte, we kunnen dat niet met zekerheid vermelden,
ruaar hij is een flinke boerenjongen van 25 jaar
Kees Groeneveld genaamd en zij een „aardig" meiske,
zoo op 'toog, dus was 'teen kranig span.
Ongetwijfeld z.d het gedrag van zijne „toekomstige"
hem dan ook wel zeer smartelijk hebben aangedaan.
Wat deed Aaf ook zulke lange vingers te hebben?..
En had ze nu nog alleen gelden ontvreemd^ dan zou
haar voorwensel, geld te willen hebben voor 't koopen
van kleeding, nog waarschijnlijk lijken, al is 'tals ver
ontschuldiging lang niet afdoende, maar ze nam allerlei
artikelen weg, kortom, wat zoo voor 't grijpen wasser-
klaarde ze als goede buit. Zoo viel haar den 27sten
November j.1. een bankbiljet van f25 in handen, de vol
gende maand nam ze f10 weg, op andere tijdstippen
gingen zonder slag of stoot, alleen maar met een „greep*,
andere dingetjes in haar bezit over. Een sleutel, dien
zo had weten te bemachtigen en die voldoende op de
vrouw'8 linnenkast paste om die te openen, was haar
onmisbaar bij al die fratsen. Handig maakte ze er dan
ook steeds gebruik van, als ze de kans maar schoon
zag.
Tot zelfs een kinderhorloge van zeer inferieur metaal,
1 iten we zeggen dat het hoogstens blik was, achtte ze
het inpikken ruimschoots waard, 't Werd later in haar
kastje gevonden en speelde geen geringe rol bjj 't ont
maskeren van Aaf.
En dan, zoo kolossaal als ze 'm raakte in de branche;
g-maakte goederen, lapjes, katoentjes, etc. 't Begon il
■jxy&a beetje naar de torenhooge massa van juffrouw
Sax, taiias 6 of 7 pseudoniemes), te gelijken, die voor
n p:os terug de zitting opluisterde.
Er waren nu wel niet zooals toen, vier soliede tafels
voor plaatsing van alles noodig, maar toch hoorden we
hij 't aflezen der ontvreemde goederen, van wollen,
kepers, katoentjes, gebreide borstrokken of „lijfjes",
linnen lakens en dito doeken, haakwerk, garen en band,
neteldoek en zelfs van pilow spreken.
En dan had ze ter tegemoetkoming aan toekomstigen
honger, ook nog aan eetwerktuigen gedacht door 't weg
kapen van een vork en een lepel.
„En hoe beviel ze u informeerde met onver
stoorbare kalmte de heer Officier, over
éérlijkheid spreken we nu niet, liet Z.EG. er snel op
voleen, want ten opzichte van d i eigenschap waren
inlichtingen, voor ZE.G. overbodig,
Voor de rest, we zeiden 't reeds, voldeed Aaf, uitge
nomen haar voorliefde om ereis aan den loop te gaan,
nogal welletjes.
Ze deed 't nu voorkomen alsof ze het meerendeel
dier goederen had gekocht, maar ze kon 't er niet best
doorha'en.
't Lapje pilow was van haar vrijer, haar Kees, be
weerde ze, en onderwijl bleek de onovertrefbare samen
stelling harer traanklieren duidelijker dan ooit, want
lijkelyk vloeiden de waterlanders.
Kees echter, op nog geen twee el afstands deze voor
hém in de allrreciste plaats onaangename zaak moeten
de bijwonen, hield zich taai en logenstrafte hare be
wering, al verklaarde zijn Aaf dat 't een overschietsel
was van een pilowsch pak, voor 't werk bestemd, dat
zij voor hem had vervaardigd. Dat ze
by Kees had gewisseld, ja, dat wou ze niet tegenspre
ken.
'n Bepaald geloofwaardig motief voor al die minder
passende uitstapjes kon ze niet opgeven.
De heer Officier g f bereids toe, dat er op het bewijs,
wat het biljet van 25 gulden betreft, wel iets af te
dingen zou kunnen zijn, maar dat neemt niet weg, dat
er voor de rest voldoende bewijsmateriaal tegen be
klaagde is, om veroordeeling te voorzien.
Zekerheid, d t zij niet méér gestolen heeft dan haar
Is ten laste gelegd, is er niet. Ook is er geen bewijs
van dat ze wél meer heeft, gestolen
Boewel ze wei 't geld afsloten en er niet bepaald
slordig op waien bij Kliffen, wisten ze toch niet altijd,
hoeveel geld er was.
Sprefc- r wil dan ook in 't midden laten, of zy nóg
een bankbilj -t hieft gestolen, 't doet er eigenlijk ook
niet veel toe. Al was 't zoo, had Kliffen bet wellicht
niet eens gemist.
Ze heeft berouw ze zal 't niet meer doen. Maar
dergelijke voornemens hangen dikwijls van de
.omstandigheden af.
Gaarne wil Mr. Cnoplm gelooven, dat wanneer zij niet
- - - x11
Egmond aan Zee te hooren. 't Zyn jeugdige tooneelisten,
die wjj daarbij zien optreden, maar ze zijn toch de kin
derschoenen al geheel ontwassen.
G. Dekker Hzde -beklaagde, is een struische vis-
schersjongen van 21 jaar,die meteen aardigEgmondsch
meisje, Adriana Zwart genaamd, zoo'n beetje „schar
relde", zie je, t was nog juist geen „vast verkeer", maar
met de liefde was het toch meening en 't blakend vuur
j en de rosse vlammer, waarin hunne hartjes allengs ge-
zet werden, maakien de scheiding des ie wreeder. Ja,
scheidingwat of d'r tusschen is 'ekomme, de 'eer
mag 't wete. Wij kenne d'r niet bij, 'oor!
Maar 't was terdege mis. Op 't kerstbal bij den Eg-
monder kastelein J'. W. G. Koning in de herberg zag
Gert zijn lieve, hem nog altijd dierbare Jaan weer terug,
allerliefst in het wit gedost met h-ldere roode koontjes,
de weelderige haardos bevallig gekapt, kortom ze zag
er onweerstaanbaar qit. Gert dan ook naar haar toe.
met uitgestoken rechterhand. Maar ach lieve hemeltje,
wat zette de schoone in eens 'n Decembergezicht. Wég
was die zonnige lach, als bij tooverslag.
En 'n handje geven r.ou maar geen sprake van.
Ze wou niets meer van hem weten.
Toen ze hem zelfs geen hand wilde geven, een
hartelijkheidsbetoon, waarop je toch met recht aan
spraak moogt maken, was Gerrit in eens vuur en
vlam maar niet meer van liefde. Boosheid, dnf',
toom, hoe je 't noemen wilt, deden het bloed 232° Fah-
renheit opbruisen.
Hij nam onmiddellijk een oierfloschje en smeet daar
mee naar zijne ongenaakbare uitverkorene, wier gelaat
op dat oogenblik juist tergend om den hoek eener deur
verdween, want vermoedelijk kende ze zijn karakter
wel en vertrouwde terecht de zaak niet meer. Haar zus
Kniertje, werd door 't projectiel getroffen en gewond.
Een tweede bierfleschje smeet de vertoornde minnaar
de zaal in en dit zou ongetwijfeld de lampballon aan
gruizelementen hebben doen springen, als de „vrouw
des herbergs" 't niet juist bij tijds had opgevangen. Ze
schrok zoo, dat ze na die heldinnendaad van d'r eige
viel. En Dekker had de Praeses vroeg er uitdrukke
lijk naar niet het minste verlof om dien boel stuk
te smijten, zei Koning Wat zich laat denken.
De O. v. J. vond voor de vernieling geen bewijs en
vroeg te dien opzichte vrijspraak, maar de mishandeling
hoopte spreker dat men Dekker betaald zou zetten door
zooals Z.E G. eischte, hem 2 maanden in de gevangenis
te stoppen.
Hen Z|jper roman.
Ie bedrijf.
Jan Frans, een 35-jarig lang niet onbemiddeld vee
houder, geboren te Warmenhuizen, wonende in de Zijpe,
moest nu terechtstaan, omdat hij den Burgemeester,
den heer G. C. Hulst, aldaar, heeft beleedigd en wel op
21 December j.1. Toen was Jan in de herberg van
Abbenes en schreeuwde: „De Burgemeester van de
Zijp is een ploprt."
Jan drinzt 'nerg stevigen borrel, dit ter verduidelij
king. Hjj verklaarde dat er tusschen hem en zijn ge
scheiden vrouw eene verzoening werd bewerkstelligd
en dat de Burgemeester Hulst deze verzoening echter
tegenwerkte en daarom schold hij hem uit.
Maar schelden mag Jan niet, dat trachtte de 0. v. J.
hem onder 'toog te brengen door f50 boete of 10dagen
hechtenis tegen hem te eischen.
2de bedrijf.
Nogmaa's moet Jan voorkomen en wei wegens hevig
verzet tegen den Zijper diender Dirk Smit, gepleegd op
26 December j.1. tpeu deze hem op 's kastelein's uit
drukkelijk verlangen uit de herberg van B.ersteker te
Burgerbrug verwijderde. Jan was toen zeer onder den
indruk, wat nog al eens gebeurt. En dan is hjj zeer
lastig, schept den boei op, zoekt twist, verstoort de orde,
ja wat al niet meer.
De O. v. J. wilde ditmaal nog boete eischen, maar o
wee, als Jan weer komt voor een feit waai van dronken
schap de oorzaak is, dan zullen ze d'r anders over vegen.
Eisch f30 boete of 10 dagen hechtenis.
Een paar Kinderwettenzaakjes tot slot.
A.s. Dinsdag uitspraken.
Doob
ARNOLD BENNET.
„Jee," zeide Lady Duin lot haren echtgenoot, >Sir
Jehoshaphal Dain „als dat portret daar nog lang
blijft hangen, dan zal je iny op een goeden dag naar
Pirehill moeten brengen. Dat verklaar ik je!"
Pil'chili was namelijk hel groot© krankzinnigenge
sticht in de buurt; en als de bewoners van Five'l'owns
van Pirchjll spraken, dan bedoelden zij het gekken
huis.
„Mijn eten en drinken smaakt mij tegenwoordig niet
meer, jammerde Lady Dain „en het is enkel en
alleen door dat portret!'
iiemu uai ^'J staarde wanhoopig naar een kolossaal stuk in olie-
haniihiih-t verf, dat in een prachtige lijst tegenover haar aan den
wand van de opulente eetkamer hing.
Sir Jehoshaphal antwoordde eerst mets. Het schil
derij in kwestie was zijn eigen konterfeitsel, hem hij
gelegenheid van een jubileum door de dankbare bur
gerij van Five Towns vereerd wegens zijn groote ver
diensten als philantroop en magistraatspersoon. Het had
niet minder dan duizend pond gekost, want het was
een werk van den beroemden Amerikaansehen por
trettist Cressoge. Van dichtbij bekeken leek het niets
dan ieen verzameling van woeste verfklodders. Maar
op ieen behoorlijken afstand gezien, was de gelijkenis
sprekend Sprekend Jehodiuphat Duin, de kleine man, met
zijn leelijke, vulgaire gezicht, de slagerszoon, de parve
nu, die zich als fabrikant schatrijk geploeterd had, bij
gevolg in den adelstand was verheven, een deel van
zijn kolossale inkomsten jaarlijks besteedde aan phi-
lanlhropische doeleinden, maar niettemin altijd door
het jeeüjke, vulgaire en belachelijke mannetje bleef,
waarvoor hjj in de wieg was gelegd.
Zijn vrouw haatte het portret. Maar daarin stond zij
niet alleen. Indien ooit iemand zijn eigen beeltenis
haatte, ondanks, of juist oin de sprekende gelijkenis,
dan was het Sir Jehoshaphal zélf Hij kon het den
schilder niet vergeven, dat deze hem zoo absoluut natuur-
^OoV'zaT wMTbü"de^stVafeaÏheeft^ndervonden gehouw had afgeheeld. Bowndien^ h^tjn^te«tuk v
Zidl Wrtt ilD fy \A\SMJ\s wva
en nu ondervindt, zeer zeker een gevoelige les voor een artjst als Cressoge was in de pers besproken go
haar zjjn.j worden, en daarbij had het niet ontbroken aan pa-
i,wro„ tirieke opmerkingen over den geadelden parvenu die
met al zijn geld en al zijn plulanthropie toch in neet
-a-Jiwan.»! K11 i-nnrv
des preekkamer geleiden, om, naar hij zeide, den man
onder vier oogeu een gemoedelijke vermaning toe te
dienen.
„Smith, begon hij plechtig, zoodra hij met den in-
bieker alleen was „je bent er ditmaal genadig af
gekomen. Weet je dat wei?"
Miiiiam Smith stond bij de deur, met zijn petje
in de hand. Hij leek volstrekt niet op den typischen
inbreker, die groot en grof en sterk behoort te zijn.
Hij leek meei op een verloopen kantoorklerk, klein
eu smal en schraal, maar zeer lenig en met een ver
bazend sluwe uitdrukking in zijn vosachtige tronie.
„Jawel, meneer, gaf hij luchtig ten antwoord. „Maar
wat voert u in uw schild als ik vragen mag?"
Sir Jee was verontwaardigd. Dat iemand hem, den
magistraat en den éérsten philanthroop in het graaf
schap, zoo familiaal- durfde aanspreken dat was
iets ongehoords! Maar wat kon hij er tegen doen?
Hij zelf had officieel de onschuld van Smith verkon
digd. Smith was dus zoo vrij als een vogel in de lucht
en kon den toon aanslaan dien hij verkoos. En bo
vendien Sir Jehoshaphat verlangde een dienst van
William Smith.
„Ik hoopte je op den goeden weg te kunnen bren
gen, zeide Sir Jee diplomatisch.
„Erg vriendelijk van u, meneer maar als u mij
denkt te bekeeren, dan slaat u den bal glad mis. Ik
moet van den goeden weg, zooals u 't blieft te noe
men, niemendal hebben. Ik ben heel tevree met wat
ik ben. Maar een borrel sla ik nooit af en geld óók
niet. Dat heb ik al mijn leven nooit gedaan en de
volgende maand word ik veertig jaar."
„Hoor eens, Smith," waagde Sir Jee te opperen
„dat baantje van inbreker brengt je toch zeker niet
veel op."
William Smith schoot in een lach.
„O, ja wat dat betreft 't brengt wel heel aar
dig wat op. Maar u kunt wel begrijpen, meneer, dat
ik mijn geld niet op mijn rug hang. Als ik nog een
paar goede slagen sla, dan kan ik mij een net tapperij-
tje koopen."
„Dat is mogelijk, zeide Sir Jee. „Maar toch is het
verkeerd, weet je. Het is anti-sociaal."
„Zoo? Anti-sociaal?" antwoordde Smith. „Wel, 't is
den eersten keer dat ik 't zóó hoor noemen, moet
ik u zeggen. Maar noem 't voor mijn part zooals
u wilt. Ik heb er maling aan."
„Ben je al vroeger eens gepakt?" vroeg Sir Jee.
„Nooit, hoor!" riep Smith. „En dit zal me een lesje
wezen, dat ik voorfaan nog beter op mijn tellen pas.
1Maar wat wil meneer nou eigenlijk van mij heb
ben? Dat wou ik wel eens weten. Want mijn tijd js
geld."
„Ga zitten," zeide Sir Jee.
Én William Smith zette zich tegenover hem aan de
tafel en legde zijn glimmende ellebogen er op.
„Wel?" vroeg hij bemoedigend.
Sir Jee kuchte eens en begon„Hoe zou je 't vinden,
een inbraak te plegen, die geen misdaad was, t—
een volkomen wettige inmaak
„Waar wilt u heen? vroeg Smith achterdochtig.
„Dat zal ik je zeggen.... In mijn huis, Sneyd
Castle, hangt in de eetkamer een groot portret van mij
zelf, dat ik gaarne gestolen wou hebben. Begrijp je?"
„Gestolen?"
„Ja. Ik wil 't kwijt. En ik wil de menschen doen
gelooven, dat dat het gestolen is."
„Wel, waarom steelt u t dan niet zelf op een goe
den nacht en verbrandt 't?"
„Dat zou bedrog wezen," gaf Sir Jee plechtig .ten
antwoord. „Ik kan niet aan mijn famielje zeggen, dat
het portret gestolen is, als het niet gestolen is."
„Wat geeft u mij voor het karreweitje?"
„Wat ik je geef?" herhaalde Sir Jee, altijd schache-
raar in zijn hart. „Wat ik geef? Wel, ik geef je
de gelegenheid om eerlijk een schilderij te stelen, dat
meer dan duizend pond waard is ja, in Amerika wel
tweeduizend en dan wil je nog geld op den koop
toe? Wel, man, weet je wel, dat er misschien uit
Manchester, en zelfs heel uit Londen komen, enkel
om dat portret te zien?"
„En waarom wilt u 't dan met alle geweld (kwijt
zijn?"
„Dat is m ij n zaak. Het bevalt mij niet en ook
Lady Dain bevalt 't niet. Maar het is een geschenk
en dus, je begrijpt
„En wat moet ik met dat ding beginnen, pis ik
't heb?" vroeg Smith. „Ik kan toch geen portret niet
in den smeltkroes stoppen als zilver. En naar het
geen u zegt, meneer, is het ding over de heele we
reld bekend. U kon mij net zoo goed presenteeren
om met de Nelsonzuil weg te loopen."
„Onzin!" verklaarde Sir Jee. „Je kunt 't in Amerika
best aan den man brengen. Het brengt je een fortuin op.
Je houdt hel eerst een jaartje onder je, en dan stuur
je 't naar New-York."
William Smith schudde zijn hoofd en trommelde
mét de vingers op de tafel. Maar toen scheen er eens
klaps een licht voor hem op te gaan, en hij zeide:
„Best, meneer, Ik neem 't op me om u een ple
zier te doen."
„Wanneer kan je 't ondernemen?" vroeg Sir Jee
verheugd. „Vannacht nog?"
„Neen," zeide Smith geheimzinnig. „Vannafiht ben ik
bezet."
„Morgennacht dan?"
„Morgennacht ben ik ook bezet."
„Je schijnt verbazend bezet te zijn, man."
„Natuurlijk! Iedereen heeft zijn werk, en zaken zijn
zaken. Maar in den nacht van overmorgen ben ik
vrij."
„Maar dat is de Kerstnacht
„En wat maakt dat uit? Is de eene nacht niet zoo
goed als ide andere? Ai de andere nachten ben ik
bezet!"
„Toch niet hier in de stad, wil ik hopen?" vroeg
Sir Jee.
„Neen, antwoordde Smith kort. „Hier in de stad is
niets jneer te halen."
„Nu," zeide Sir Jee „dan zal ik je een platte
grond van mijn huis geven, zoodat je gemakkelijk
„Pah!'h viel Smith in. „Denkt u dat ik een platte
grond van uw huis al niet lang en breed in mijn
zak heb? Waar ziet u mij voor aan? Ik ben
g.en melkmuil. Ik ben al twintig jaar bij 't vak!"
Sir Jee keek op zijn neus en vond goed dat de heer
William Smilh het zaakje geheel naar eigen goedvinden
zou aanleggen. Hij begreep dat hij met een specialiteit in
het vak te doen had, die hem zeker goed zou be
dienen.
het anders met zijne souvereine vrijheid gedaan zou
zijn. En Lady Dam was dit reeds zóó gewoon, dat
zij eenigermate verbaasd stond, toen de man diunaaL
uit icigen beweging voorts oer
„Ik moet van avond nog naar een vergadering, die
onmogelijk kan verzuimen. Er üangt te veet san
koopen en daar is geld voor noodig.
Thuis had ze het niet ryk. Hare verdiensten waren
ook niet royaal, dus in de portemonnaie schraalhans
keukenmeester.
Hoewel er nu geen bep alde vrees voor vlucht of voor
herhaling van bet misdrijf, door beklaagde bedreven, be
hoeft te bestaan, is ze toch - - en dat acht spreker in
't belang van beklaagde zelf in preventieve hechtenis
gezet, waarin ze nu sinds eenige weken vertoeft.
De heer Officier wil dien tyd en ook haren jeugdigen
leeftyd in aanmerking nemen by zyn requisitoir. Aan
den anderen kant eohter moet men ook niet vergeten,
dat het een ernstig feit is, dat ze bedreef. Wegens dief
stal, 2 maal gepleegd, eischte de beer Officier ten slotte
leven beklaagde 3 maanden gevangenisstraf.
Als haar verdediger trad op Mr. K. A. Cohen Stuart,
die echter heel spoedig uitgepraat was en zich er by
bepaalde de clementie der rechtbank voor zijne nog maar
steeds doorhuilende" cliente in te roepen.
I>at gebeurt nogal eens
Frits Wilhelm Hermes, de volgende beklaagde, een
Alkmaarsch product, was absent. Hij beleedigde, braaf
driekwart de Laat,die gelukkig nogal breed is, over
zeilende den politie agent J. F. Kooman, toen deze
hem voor de algemeene veiligheid wilde opbrengen.
In plaats van dankbaarheid te toonen, zocht Fritsje
in zyn benevelde hersenkast haastig de daar voorradige
scheldwoorden-verzameling by mekaar en onthaalde met
dubbelslaande tong daarop Kooman.
Proces-verbaal volgde en thans eischte de heer Officier
f 10 boete subsidiair 7 dagen hechtenis.
Ciierrit eu Jaan
Nu kregen we weer eens een echt dorpstafereeltje uit
af. ik beo t ook ai aan John geleiegraleerd.
Hij was blijkbaar nerveus en gejaagu.
„.uaai er is geen brok eten in nuts, zuchtte Lady
catn. „Ln de gedienstigen gaan-auetnaai uit, behalve
James, en üie kan mei koken. Het zat dus wel
noodig zijn, dat ik zeli óók tnuisuuji, om voor je te
zot gen.
„volstrekt niet, Geen kwestie van," sprak Sir Jee
beslist. „Vvat inijn eten betrelt, zoo neem ik het een
voudigste voor hef. Aan de dienstbode is een vrije
avond beloofd en zij moet pent dus hebben, ik
zal mij zeli wel redden.
Hier sprak de pluiantroop, met zijn onwankelbaar
gevoel van recht en biilykneid.
Lady Dain vertrok dus, na vooraf iets kouds voor
Sir Jee te hebben klaargezet, en na aan James te
hebben opgedragen, morgen vroeg het water te koken
voor Sir jee s thee, James was de tweede koetsier
en teen heel bruikbaar man. Hij zou op Kerstmor
gen Sir jee naar het station rijden en tijdens de
aiwezigheid van de tamieije en de domestieken op het
huis passen. Hij had zijne woning boven het Koets
huis.
Nadat Sir Jee in de eetkamer zijn kouden maallijd
genoten had en de andere bedienden waren uitgegaan,
bleef hij in zyn groote huis .alleen, van aangezicht
tot aangezicht met het portret.
Hij had het zaakje knap bedisseld, meende hij. in
derdaad, hij had een talent voor dergelijke zaakjes,
en «iemand wist dit zoo goed als hijzelf. Het zou
gevaarlijk zijn geweest, de domestieken in het huis te
laten blijven. Zij zouden aan slapeloosheid hebben kun
nen Lijden, iels gehoord en den heer William Snnlti
bij zijn operatics gestoord hebben.
Aan d,en anderen kant had Sir Jee volstrekt geen
plan om zijn kasteel onbewoond prijs te geven aan
de genade of ongenade van William Smith. Hij ibe-
greep, dat hij zeil ter plaatse moest zijn, om toe te
zien, dat alles goed en niets verkeerd ging. Dus pas
ten de vroeger reeds aan de dienstboden beloofde
vrije avond en nacht volkomen in zijnen toeleg, en al
wat ihij had te doen, was in het huis te blijven tot morgen.
De ischikking was werkelijk ideaal.
Niettemin voelde liij zich wei een beetje huiverig
voor hetgeen de heer William Smith nu zou gaan uit
richten. Het heele plan was toch eigenlijk wel een
beetje gewaagd om niet te zeggen gevaarlijk. Maar,
het lot was nu eenmaal geworpen. Binnen twaalf uren
tijds zou hij verlost zijn van dat portret, dat hem
sinds zoo lang een doorn in het oog en een molen
steen aan den hals was geweest.
Ja, wanneer hij dacht aan de vernederingen, die dit
portret hem berokkend had; wanneer hij zich de op
merkingen er over herinnerde van zijn zoons, inzon
derheid van John; en wanneer hij zich zekere uit
drukkingen te binnen riep in de Londensche dagbla
den, dan balde hij zijne vuisten en zeide hij zich
zelf, dat geen waagstuk om zich dit hatelijke konter
feitsel van den nek te schuiven te groot was. Bovendien
de gefingeerde inbraak was het éènige middel om het
portret te doen verdwijnen, absoluut het éénige prac-
ticabtle middel afgezien van brandstichting. Brand
stichting echter was niet alleen een erg omslachtige
omslachtige methode, maar ook strafbaar voor de wet.
En dan ook in geval van brand zou ongetwijfeld
de eene of andere gedienstige gek beginnen te schreeu
wen: „Het portret! Kedt het portret 1' en dan zou het
portret ook gered worden.
Hij bekeek nog eens het leelijke, hatelijke ding. On
deraan op de kostbare, zwaar vergulde lijst stond op
een zilveren plaat gegraveerd „Aangeboden aan Sir Je
hoshaphat Dain, als een blijk van de algemeene boog
achtig en dankbaarheid, enz. enz."
Hij was benieuwd of de heer William Smith ook de
lijst zou stelen. 'tWas te hopen, dat hij dit laten zou
want dit lag niet in Sir Jee's bedoeling. Trouwens
de heer William Smilh zou onmogelijk de zware lijst
zonder helper kunnen wegdragen.
„Dit is de laatste maal, dat ik je zie," zeide Sir
Jehoshaphal Dain, tegen het portret.
Vervolgens maakte hij overeenkomstig de afspraak
met William Smith de knip van een der vensters in
de eetkamer los, draaide het eleetrische licht uit en
ging in het verlaten huis naar zijn bed.
Hij lag nu wel onder de deken maar slapen deed hij
niet. Slapen stond dezen nacht niet op Sir Jee's program
ma. Hij wilde luisteren en hij luisterde.
En met klokslag twee precies het met den heer
William Smith afgesproken uur meende hij een
gedempt en discreet gerucht te hooren. Ja hij was
wel zeker dat hij het hoorde. De heer William Smith
had Woord gehouden. Het gerucht hield voor een poosje
op en toen "begon het weer.
Sir Jee bedwong zijn nieuwsgierigheid zoolang hij
kon; en toen hij ze niet langer meer bedwingen kon
stond hij op, opend ezoetjes het slaapkamervenster en
stak zijn hoofd naar buiten in de fijn koude lucht
van den Kerstnacht. En bij goed geluk zag hij het
reusachtige vierkant van het schilderij, zorgvuldig in
een doek gewikkeld, dat door een paar donkere fi
guren uit het eetkamervenster in den tuin geschoven
werd. De heer William Smith had dus blijkbaar een
collega meegebracht, en hij nam zoowel de lijst mede
als het paneel.
Sir Jee zag de beide heeren uit de laan verdwijnen
en niet meer terugkamen. Toen zocht hij zelf zijn
bed weer op.
Ja, ja, hij voelde zich in staat om tegenover familie
en vrienden den onnoozele te spelen. Hij voelde zich
sterk om zonder blikken of blozen vol te houden, dat hij
van de inbraak niets had bemerkt.
Na .eenige uren geslapen te hebben, stond hij vroeg
op en daalde half gekleed af naar de eetkamer, om
toch eens even te zien, wat de heer William Smith
wel had uitgericht. En
Plat op het haardkleed lag het portret, uit de lijst
genomen, met de volgende woorden met krijt er op
geschreven„Dit kunnen wij niet gebruiken."
Alleen de zwaar vergulde lijst was verdwenen.
En bij nader onderzoek bleek, dat óók verdwenen
was al het tafelzilver, tot het laatste stuk. Geen le
pel of vork was er in het buffet gebleven.
J" O
zijn uiterlijk en doen zulk een erg ordinair burger
mannetje was gebleven. Daardoor was Sir Jehoshaphat er
toe gekomen, zijn eigen konterfeitsel van ganscher harte
te verfoeien. Maar, slim en bedachtzaam gelijk hij in
alle dingen was, paste hij er wel op, daar niet voor uit
te komen. Hij verborg zijn gevoel in het binnenste
zijns harten. Dus antwoordde hij, op de tweede ver
zuchting van zijn wederhelft
„Praat geen onzin, vrouw. Ik zou dat portret «iet
willen msisen voor het tienvoudige van wat het ge
kost heeft."
Dat was, zoolang wij weten, een brutale leugen. Sir
Jee haatte het portret zoo inniglijk. dat hij zijn kasteel
van een huis wel zou hebben willen in brand steken,
om goedschiks het ding kwijt te raken. Maar het toe
val had hem den vorigen avond, bij een gesprek met
zijnen griffier (want Sir Jehoshaphat bekleedde het ambt
van vrederechter in zijn district) op een gedachte ge
holpen. die hem het toch altoos bedenkelijke vergrijp
van brandstichting zou kunnen besparen.
Men moet weten, dat er in den laatsten tijd herhaal
delijk in Five Towns inbraken waren voorgekomen,
totdat het nu eindelijk aan de politie was gelukt, een
man te pakken, een zekeren William Smith, die met
gegronde reden van de bedoelde overtredingen tegen
het eigendomsrecht werd verdacht. De man werd dien
zelfden avond voor het gerecht gebracht en
wat gebeurde er? Sir Jehoshaphat, als voorzitter,
verklaarde geen gronden van aanklacht te kunnen vinden
en liet den arrestant loopen, tot groote verbazing van
zijnen griffier en tot niet geringe verontwaardiging van
dé zoo vol-ijverige politie-beambten. Na afloop der zit
ting echter liet Sir Jehoshaphat den arrestant nog in
In den namiddag van den 24sten December reed
Sir Jehoshaphat uit de grootste zijner drie fabrieken
naar huis en vond Lady Dain bezig met het houden
van toezicht over het pikken van koffers. Hij en zij
zouden dien namiddag het kasteel verlaten, om de
Kerstdagen te gaan doorbrengen onder het dak van
hun oudsten zoon John, die in een andere stad zich
verheugde in het bezit van een nieuw huis, een nieuwe
vrouw en een nieuwen baby. De heer John voelde zich
met al deze nieuwe schatten zóó gelukkig, dat hij het
Kerstfeest nergens anders had willen vieren dan aan
zijn eigen haard.
Giootpapa en grootmama, gelokt door de onweer
staanbare aantrekkingskracht van een eerste kleinkind
("hoewel mevrouw John hardnekkig geweigerd had het
kleine wezen Jehoshaphat te laten doopen), hadden
aan John's uitnoodiging gevolg gegeven, en dus zou, voor
de eerste maal in de wereldgeschiedenis, de familie
bijeenkomst niet om Sir Jee's tafel worden geschaard.
Sir Jee. altijd bedachtzaam, zeide in het eerst nog
niets tegen zijn wederhelft. Hij liet haar rustig pak
ken. Maar toen de thee was opgedragen en de tijd
Ix'gon te naderen om naar het station te rijden, liet
hij zich plotseling ontvallen:
„Ik kan van middag niet met je mee naar John."
„O. Jee!" riep Lady Dain „hoe vervelend is dat nu
van je. Waarom heb je mij dat niet vroeger ge
zegd?"
„Ik kom morgenochtend, misschien nog bijtijds voor
de kerk," hernam hij, zonder op hare vraag in te
gaan.
Dit was tegenover zijn vrouw zoo zijn gewoonte.
Hij ging nooit op hare vragen in, wel wetende 'dat
Verfraaiing.
Door de directie der H. IJ. S. M. is aan het personeel
medegedeeld, dat aan verschillende stations en halten
d. or het personeel pogingen worden gedaan het uiter
lijk der terreinen en gebouwen te versieren en te ver-
vroolyken door het kweeken van bloemen en planten.
Daar die pogingen aanmoediging verdienen, heeft de
Raad van Administratie besloten daartoe mede te wer
ken door hot doen samenstellen van een „Beknopte
handleiding voor het kweeken van planten in stations-
tuinen en aan de stationsgebouwen", waarvan aan de
stations- en haltechefs exemplaren zullen worden toege
zonden, lerwyl de benoodigde zaden gratis zullen worden
verstrekt. (N. C.)
Door een trein gedood.
Toen de 17-jarige dienstbode van den stationschef der
S.S. te Zoetermeer Zegvaart Dinsdagavond omstreeks 7
uur de rails wilde oversteken om van uit het woonhuis
van den chef het station aan de overzijde te bereiken,
werd zy door een uit de richting Gouda komende snel
trein gegrepen en op slag gedood.
Uit het donkere Zuiden.
Onder het opschrift „Oorlog tusschen Venlo en Blerik"
meldt de Venl. Ct.
In den nacht van Maandag op Dinsdag omstn eks
1 uur, moesten op verzoek van den kastelein door de
politie uit de danszaal van W. aan den Noordsing» 1 te
Venlo een drietal Bleriksche jongelui verwijderd worden,
die twist hadden gekregen met eenige Venlonaren.
Buiten gekomen werd het relletje voortgezet tusschen
de twistende partyen, welke van beide zijden allengskena