Berijmde Brieven van Jaap
Grepen mi Land- en Tmnüonw.
Zondag 23 Feb. 1908.
58e Jaargang. No. 4337.
VIEBDE BLAD.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Lit en voor de pers.
Van de Boerderij.
v»
die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is
gaan dienen aan zijn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
XLL
Ik meen, dat ik je heb verteld,
Hoe jaarlyks bij ons komt logeeren
Een neefje van de vrouw, of: neef,
Want hij is in de lange kleeren;
Dat is een wonderlijke snaak,
Hij doet aan alle nieuwe dingen,
Het zou mjj niet verbazen, als
Hij fluks eens op de maan wou springen.
Geheelonthouder is hij lang
En vegetariër van harte,
Dol theosoof, fel spiritist,
Confusius zelfs speelt hem harten,
Al is die ook wat oud, hij zegt:
„Het oude is weer nieuw geworden."
Met alle middelen schept neef
Zich zelf een nieuwe wereldorde.
Zijn aangezicht is hoekig, bleek,
Zijn oogen puilen uit de kassen:
Hij ziet er uit als een student,
Die veertien dagen was aan 't brassen.
Voorts is hij onuitspreek'lijk goed
Hij zou de linkerwang wel bieden,
Wanneer men op zijn rechter sloeg
(En dat doen nog maar weinig lieden.)
'k Vertel je hier, Klaas! in het kort
Wat wij alzoo met neef beleven,
Als hij ons in den wintertijd
De eer van zijn bezoek wil geven.
De moeder van de vrouw is dood,
(Dit was neefs grootmoe, moet je weten)
De vrouw heeft, ook al toont zij 't niet,
Haar lieve moeder niet vergeten.
Eens op een avond zeide neef
„Ik heb een groote macht verworven,
„Wanneer ik wil, roep ik hier op
„Den geest van wie is afgestorven.
„Zeg, Tante! zal 'k Uw moeders geest
„Eens even binnen laten komen?"
„Neen, neef, 'k behoef dien niet'te zien:
„Haar beeld staat vóór mij in mijn droomen,
„En waar ik zit of ga of sta,
„Ik zie mjjn moeder telkens weder,
„Zooals zjj was eens in mijn jeugd,
„Met oogen onbeschrijflijk teeder;
„Verstoor de rust niet, dwaze knaap!
„Van haar en maakt ge zulke grappen,
„Dan geef ik de verzekering,
„Dat ge onmidd'lijk op kunt stappen!"
„Je bent, zoo zei hij tot den baas,
„Al voor de derde maal in 't leven,
„Dat ziet een theosoof direct."
„Zoo zei de baas, „'t is mij om 't even,
„Maar blijf met jouw theosophie,
„Of hoe die dingen heeten mogen,
„Mjj van het lijf, of, beste neef,
„Verdwijn maar daad'lijk uit mijn oogen!"
Toen hij alzoo bij baas en vrouw
Niet opschoot met zjjn nieuwigneden,
Kreeg hij er zin in, om met mij
Weer and're banen te betreden.
„Wel, Jaap 1 wat eet jij toch een vleesch,
„Ik zit verstomd er van te kijken,
„Weet jij wel, vent!" zei hij met vuur,
„Dat jij te goed je doet aan„lijken
„Want dood is 't dier, waaraan je kluift.
„Eet groente, mandat is geboden,
„En fruit, zooveel als je maar lust,
„Waarvoor zou jjj een beest dan dooden?"
„Wel, neef!" zei ik, „als ieder dier
„Moest sterven aan verval van krachten,
„Dan was er binnen korten tijd
„Geen fruit of groente te verwachten,
„Want al wat op de aarde groeit,
„Zou in de maag van 't dier verdwijnen:
„Jouw groenten werden ingepakt
„Alleen door hazen en konijnen,
„De visch verstopte de rivieren,
„De vogels aten onze vruchten.
„Ik wil niet in jouw paradijs
„Van honger en van kommer zuchten!"
Toen ging neef troost'loos in den stal
Met „Trijntje", één der koeien, praten.
Hij zei„Lief beestjejij hebt wel
„Die booze menschen in de gaten
„Zoolang je melk geeft, ben je goed,
„Maar, als dit minder wordt, dan komen
„Ze met een ijs'.'ijk slagersmes
„En wordt je kop er afgenomen.
„Dan, Trijntje! wordt je huid gelooid,
„Je vleesch gekookt en opgegeten,
„Je beend'ren worden zelfs benut,
„Alleen je darmen weggesmeten
Maar Trijntje zei: „Mijn waarde heer,
„Zou jij dan denken, dat het mooi is,
„Dat sukkTen op den ouden dag,
„Waaraan zoo menig mensch ten prooi is?
„Dat armoe lijden, als de macht
„Tot werken om den lieven broode
„Vervlogen is? dan sterft een mensch
„Mijn vriend, wel honderdduizend dooden
„En als eon dier geen dienst meer deed,
„Wie zou 't verzorgen en verplegen?
„Voor menig mensch was vroege dood
„Net als voor ons een groote zegen
Neef ging naar buiten, daags daarna
Weer naar zjjn land te vegeteeren;
Wat mij betreft, Klaas! blijft hij daar
En komt hij hier niet meer logeeren.
JAAP.
Zitting van Dinsdag 18 Februari 1908,
's namiddags IJ uur.
De vergeten dienstbode.
Dit late uur, ongewoon als het is als tijdstip voor
opening der strafzitting deed ons al direct vermoeden,
dat er niet bijster veel viel te verbandelen. En het
bleek weldra maar al te duidelijk, dat we ons in die
veronderstelling niet vergisten.
Een andere vreemdigheid was, dat we Mr. Mouthaan,
rijks-advocaat te Amsterdam, al tijdens de bevorens op-
gedischte uitspraken zagen binnen stappen.
Nadat dan elk der zondaren van de vorige week zijne
portie had gekregen bij 't openbaar maken van de ver
oordeelingen het pleidooi van Mr. H. P. M. Kraak
man had niet kunnen beletten, dat Snorretje zijne
6 maandjes hield werd beklaagde Arie Dros voorge
dragen, wel te verstaan mondeling, want hij was er
niet.
Wat hij had gedaan of beter gezegdhad ver
zuimd was niet zoo heel erg. Weldra kreeg de rijks-
.advocaat, die nu ongeveer datgene deed, wat anders tot
de taak van den Officier van Justitie behoort Mr.
Cnopius had het al eens heel gemakkelijk vandaag
het woord van Mr. Van Houweninge, de Praesus, over,
vroeg verstek dat zonder verwijl werd verleend en
begon het zondenregister van beklaagde af te lezen.
Jongens, wat een ceel
Er is geconstateerd:
a. dat de dienstbode van Arie Dros te West-Graftdijk
een allerliefst 21-jarig deerntje, dat op een barren
Decemberdag in '86 het eerste levenslicht in ons
vaderland aanschouwde en Johanna Jacoba Kooiman
heet op den 25sten Mei in 't jaar onzes Heeren 1907
te 4 ure dts namiddags in den huize Dros eene bood
schap heeft aangenomen
b. dat zij den lOden Juni aldaar een emmer schoon
maakte;
c. dat zij 5 dagen later alzoo op den Kden van
Bloeimaand, brood aannam;
d. dat zij den 17den van diezelfde maand 's voor
middags, even 10 uur, kleedjes uitklopte;
e. dat zij op den volgenden dag, den gedenkdag van
den slag bij Waterloo, 's morgens om 11 uur water
haalde en in Dros' woning bracht;
f. dat ze den 3den Juli des morgens al heel vroeg
tijdig, het juiste uur hebben we, o jammer! niet
onthouden, waschgoed van de drooglijn haalde, dat -ze
een poosje daarna waschgoed opspoelde; dat ze dien
zelfden namiddag datzelfde waschgoed wederom op de
drooglijn hing
dat ze een emmer water haalde en boven bracht.
brood aannam. een emmer schoonmaakte. dat
ze. maar genoegZe was dienstbode bij Dros
en dat is uit al dat constateeren voldoende gebleken en
dat zou ook geen sikkepitje hinderen, want er zijn zoo
veel dienstboden, als je ze maar opgeeft voor de
belasting, wanneer het oogenblik daartoe gekomen is.
Dit nu is op het beschrijvingsbiljet dienst 1907 voor
de personeele belasting, aan Dros namens den rijksontvan
ger der directe belastingen tijdig uitgereikt, niet geschied.
Dros heeft het biljet behoorlijk onderteekend, doch zon
der de vereischte vermelding van inwonende dienst
maagd bjj den rijksontvanger teDaRqp ingeleverd.En waar
was het, mej. Kooiman zeide het zelve met haar hoog
sopraamstemmetje, dat ze 1 Mei 1907 bij Dros in dienst
was gekomen. Nu is het beschrijvingsbiljet aan Dros
weliswaar natuurlijk in Januari van dat jaar al uitge
reikt en ook in die maand door hem ingeleverd ge
worden bjj den rijksontvanger, en in Januari had hij
mejuffrouw Kooiman, die in Mei kwam inwonen, natuur
lijk niet op te geven ook is het waar, dat het niet
ter vervanging eener andere dienstbode was, toen de
door den commies in hare werkzaamheden zoo nauw
keurig gecontroleerde dienstmaagd in betrekking ging
bfj beklaagde, maar Dros had, - en daar zit 'm de kneep
nadere aangifte moeten deen en dat is door hem
verzuimd, tengevolge waarvan de commies Jan Eikman
hem schuldig achtte aan ontduiking van de personeele
belasting en deswege procesverbaal opmaakte op 4 Juli
1907. We hebben 't boven reeds doen uitkomen, dat dit
verbaal overvloeide van bewijzen, dat Johanna de gedien
stige geest van Dros en ega was, en de rijksadvocaat, requi
sitoir nemende, achtte het ten laste gelegde feit dar.
ook bewezen.
Waarom Dros niet naar transactie heeft gestreefd,
waarom hij zijne dienstbode niet heeft opgegeven
hij er van dacht, werd het er voor beklaagde niet be
ter op.
's Rjjks advocaat eischte tegen Ketelaar f10 boete
subsidiair eene door de rechtbank zelve te bepalen hech
tenis, en de Officier v. Justitie concludeerde tot toewijzing.
Hiermede was 't laatste nummertje van de wekelijks
ronddraaiende rol voor strafzaken afgerold en
tot de volgende week bij leven en welzijn dan maar
weer!
A.8. Dinsdag uitspraken.
Dr.
Kuyper en de vrgeekoinen Kamerzetels In
Sliedrecht en Tletjerksteradeel.
In het Utrechtsch Dagblad schrijft prof. S. D. van
Veen over Dr. Kuyper's mislukte candidaturen voor de
I Kamer en over de candidatuur, die nü gemakkelijk
slagen kon, doch thans door den doctor geweigerd
wordt.
Tot nu toe schrijft prof. v. Veen wilde het in
derdaad niet al te best vlotten met de candidatuur van
den gewezen premier. Eerst scheen deze wel te willen.
Maar te Ede lieten zijne eigen partijgenooten bem glip
pen; te Leiden bestond met zijne candidatuur volstrekt
geen kans; te Schiedam wilden de christelijk-histori-
schen een vast district terecht niet prijs geven. Einde
lijk kwam Sneek open; maar nu wierpen de Friesch-
Christeljjk historischen roet in het eten. Schoon deze
partij met de christelijk historische (vrij-antirevolu-
tionnaire) volstrekt niet vereenzelvigd mag worden, gaf
men toch aan deze laatste de schuld.
de anti-revolutionnaire pers was heel boos en
wilde naar geen reden luisteren. Die booze christelijk-
historischen, die indertijd meegeholpen hadden om dr.
Kuyper minister te doen worden, die hem als minister
trouw hadden gesteund en nooit hem hadden tegenge
werkt, sche.-ien in den grond der zaak wat blij te zijn,
dat zij van hem af waren en deden nu alles wat zij kon
den om elke gelegenheid, iedere kans om weer in de
Kamer te komen, voor hem onmogelijk te maken.
Goede redenen, togen deze onjuiste voorstellingen in
het midden gebracht, mochten niet baten.
Onverwachts komt de crisis, en met de oplossing
wordt Sliedrecht vrij. Op Sliedrecht kon niet één meer
en beter rechten doen gelden, dan Dr. Kuyper. Zonder
twijfel zou hij hier door alle partijen gesteund zjjn. Er
was geen vuiltje aan de lucht.
Men zag Dr. Kuyper reeds weer in de Kamer, om aan
het hoofd zijner getrouwen en als leider der rechtsche
partijen het Ministerie, d t zou optreden en dat niet
anders dan rechts zou zijn, te steunen met al den in
vloed, waarover hij kon beschikken.
Nu vooral mocht hij zoo meende men algemean
niet buiten de Kamer blijven".
Ja, er was zelfs reeds sprake van, dat Dr Kuyper „om
des te meer zekerheid te hebben", niet slechts in Slie
drecht, maar ook in Tietjerksteiadeel zou candidaat wor
den gesteld.
„Men zag hem reeds op 'tBinnenhof."
En toch schijnt Dr. Kuyper buiten het parlement te
zullen blijven
Dezen keer vervolgt prof. Van Veen zal men
ru toch den christelijk-historischen de schuld niet kun-
't is alles in 't duister gebleven, daar beklaagde eenCnen geven, maar zal ieder moeten toegeven, dat het
hardnekkig stilzwijgen heeft bewaard, zooals we van
Mr. Mouthaan vernemen. Namens Zijne Exellentie den
Minister van Financiën heeft spreker, gezien artt. 20,
45 en 72 der wet van 16 April 1907 en art 214 van 't
wetboek van strafvordering, benevens artt. 28 van 't
dito van strafrecht met toepassing der art. 41 tot en
met 47 van de wet op de personeele belasting, de eer te
requireeren, dat aan Dros wegens 't hem ten laste
gelegde feit zal worden opgelegd eene boete van f 20
bij niet betaling te vervangen door eene hechtenis
gedurende een door de rechtbank te bepalen tijd.
De Ov.J. concludeerde dat de eisch namens Zijne Excel
lentie den Minister van Financiën gedaan, zal worden
toegewezen.
Een kleine vergissing maar!
De 65-jarige David Spier, een stevige, ineengedrongen
Israëliet, winkelier in manufacturen te Alkmaar hoek
Kooltuin, fungeerde als beklaagde nummer 2. En present
hoor!
Hij heeft gedurende eenigen tijd van den 41-jarigen
Alkmaarschen manufacturier, den welbekenden Bram
Englander, een paar perceelen in huur, 't eene
gelegen in de Achterstraat B. 22 't andere in 't Paijglop
A. No. 13.
Elk dier perceelen heeft hij voor 't jongste belastingjaar
op de desbetreffende hem gelijktijdig ter invulling aan
geboden belastingbilletten beschreven als hebbende f300
huurwaarde per jaar. En 't perceel in de Achterstraat
alléén kostte hem al f 624 huur per jaar
Het biljet waarop hjj de huurwaarde van dat perceel
beschreef, heeft hij dus valschelijk en ver bezijden de
waarheid ingevuld.
„En u ziet er hier nu de gevolgen van", klonk het
hem tegen uit 's Presidenten mond.
„Ja, ziet u, Achtbare, toen 'k zoo die twee biljetten
voor me zag, heb ik per abuis dat perceel in de Achter
straat ook voor f300 genoteerd. Gelukkig ben ik nog
nooit voor de EdelAchtbare heeren gewees' wel 'n
vleiende uitdrukking voor de vierschaar, en ziet
u, het omgekeerde had ook net zoo goed kennegebeure
dat ik alle twee billetten ieder voor f 600 had inge
vuld", klonk het gedwee, en geen spier op Spier's onver
stoorbaar kalm en zeer volumineus gelaat vertrok.
De getabbaarde heeren daarentegen hadden wel eenige
moeite om de gezichten in de plooi te houden, toen zjj
dat vrij aardig verzonnen uitvluchtje hoorden, maar
baten deed zjjn schrandere inval onzen modernen David
niet heel veel. Nadat de deurwaarder bjj de directe
belastingen, de heer Bruin, was gehoord en ook de heer
Bram Engelander, alsmede de huurcenten-ophaalder
Floris Willem Roodewjjn hunne getuigenverklaringen
hadden afgelegd, kwam de rijksadvocaat weer aan
't woord.
Z.Ed.Gest.haalde eene zinsnede aan uit de verontschuldi
ging van Spier, waarin deze er zich op beriep absoluut
niet uit moedwil te hebben gehandeld. Maar spreker
achtte moedwil nu juist niet bepaald noodzakelijk om
te komen tot het plegen eener overtreding.
En dan Spier was begonnen met het invullings
biljet voor perceel B 22 Achterstraat een beurt te geven,
dus kon de beschrijving van perceel A 13 Achterstraat
ad f300 (die nog niet had plaats gehad) bem niet tot
de plaatsgevonden hebbende onjuiste verklaring hebben
gebracht.
In Mei j.1. is aan beklaagde gelegenheid gegeven om
door f 15 te betalen, de geheele zaak uit de wereld te
helpen; 2 maal is hjj gewaarschuwd om de zaak af te
maken. Niets heeft hij echter tot transactie gedaan.
Hij heeft bij 't opgeven der huursommen eene onver
schilligheid aan den dag gelegd, die bij het invullen van
dergelijke beschrijvingsbrieven heelemaal niet te pas
komt en dit geval zal hem tot leering kunnen strekken
voor den vervolge, Naar aanleiding van de desbetreffen
de artikelen van de wet op de personeele belasting, van
het wetboek van strafvordering en dat van strafrecht
eischte Mr. Mouthaan wegens deze onjuiste opgave
tegen beklaagde f25 boete of eene hechtenis, door de
rechtbank zelf te bepalen.
De O. v. J. concludeerde wederom, dat deze namens
Z.Excell. den Minister v. Financiën gedane eisch zal
worden toegewezen.
Ook deze had wat vergeten
En nu kregen we den 30-jarigen Alkmaarschen broodfa
briekschef Jan Ketelaar, die na een héél sierlijke bui
ging op het bokkebeuntje plaats nam.
Hok hij had wat op ?ijn geweten en wel het feit, dat
een beschrijvingsbiljet voor de belasting, dat hem in
Januari 1907 is uitgereikt om het naar waarheid te be
antwoorden, door hem niet tijdig ten kantore der directe
belastingen is ingeleverd geworden, niettegenstaande de
belasting-deurwaarder hem tweemalen aan zijne woning
over deze zaak heeft opgezocht.
Wèl schoof Ketelaar de schuld zooveel mogelijk op
zijn hospes, maar het proces verbaal, opgemaakt, nadat
de raad om voor f5 tot transactie over te gaan, ook
door den broodfabriekman in den wind was geslagen,
maakte 'ttoch benauwd voor Jan.
En toen Mr. Mouthaan er eens van mocht zeggen wat
aan Dr. Kuyper zeiven ligt.
't Is wel eigenaardig. Toen hij misschien bereid was,
wilde men hem niet. En nu men hem wel wil, ja, hem
den aangewezen man acht, nu wil hij niet.
Prof. van Veen vraagt zich dan af, waarom toch
Dr. Kuyper thans eene candidatuur zoo beslist weigert:
Aan zekere geraaktheid over het herhaalde échec zou
misschien bij een der mindere goden gedacht kunnen
worden; bij een man van zijne beteekenis kan daarvan
echter geen sprake wezen.
Dat gezondheidsredenen de oorzaak der weigering
zouden zijn, blijkt uit niets. Integendeel, Dr. Kuyper
blijft ondanks zijn zeventig jaren, krachtig van lichaam
en helder van geest als weinigen. Van seniele aftake
ling bij hem geen spoor.
Is de lust hem dan vergaan om aan de practische
politiek deel te nemen Maar dan zou hij Dr. Kuyper
niet moeten zijn. Zoo iets laat zich zelfs niet denken.
En wie eenigszins op de hoogte der dingen js, merkt
wel iets anders op.
Wat mag dan de reden der weigering zijn
Mij dunkt, dat de neest voor de hand liggende reden
deze is: hij wil zijne viijheid van beweging, zijn vrij
heid van oordeelen, zijne vrijheid van handelen niet
prijsgeven, maar zich die ten volle voorbehouden. En
die vrijheid zou althans eenigermate worden ingekort,
als hij zitting nam in de Tweede Kamer.
Wie Dr. Kuyper kent en zich de samenstelling en de
werkzaamheid van het indertijd door hem gevormde
ministerie herinnert, kan zich gemakkelijk indenken,
dat het pas opgetreden kabinet niet in alle opzichten
zijne volle sympathie kan hebben.
En terwijl nu uit den aard der zaak dit kabinet in
menig opzicht anders zal handelen en anders moet han
delen dan het ministerie-Kuyper deed, zal de kritiek
niet uitblijven.
Waar kan Dr. Kuyper nu met zijn kritiek den mees
ten invloed oefenen, in de Kamer cf in de Standaard
In breeder kring natuurlijk in zijn blad. Is hij zelf in
de Kamer, dan zal zijn kritiek rekening moeten houden
met allerlei omstandigheden, die hij buiten de Kamer
niet in aanmerking behoeft te nemen. Ja in zekeren
zin treft de kritiek op wat de regeering en de regee-
ringspartij doet, ook hem, als hij zelf in de Kamer
zetelt. Blijft hij er buiten, dan staat hij vrijer en ïszijr.
invloed grooter en kan hij meer zeggen wat hij wil.
Of zijn kritiek dan moor opbouwend zal zijn, mag
betwijfeld worden En of het ministerie op deze wijze
het beste gesteund zal worden door hem, op wiens
steun het recht heeft te bouwen, staat te vreezen.
In het belang van het land, dat alleen gediend wordt,
als het pas opgetreden kabinet loyaal gesteund en
loyaal bestreden wordt, is het niet, als dr. Kuypor bui
ten de Kamer blijft.
Als leider der partij, tot welke de kabinetsformeerder
behoort, mag hij, die het hoofdorgaan dezer partij tot
zjjn beschikking heeft, niet buiten de Kamer en in zijn
blad, maar moet hü in de Kamer zijn kritiek oefenen.
Op deze wijze zal hü het best het Kabinet steunen.
Daarom valt dr. Kuyper's weigering om eene candi
datuur to aanvaarden, ten zeerste te betreuren.
VIL
Iets over de Engelsche Schapenhouderij
Hoewel het in Engeland meer en meer gewoonte
wordt, reeds lammeren te telen bij ooilammeren, gaan
reeds lammeren te
de goede fokkers hiertoe toch niet over, omdat zij
meenen, dat zij daardoor minder flink gebouwde die
ren zullen bekomen. Zijn velen dus vijanden van het
vroegtijdig laten dekken der schapen, zij waken ervan
den anderen kant zorgvuldig voor, dat de ooikudde
te veel oude dieren zal gaan tellen. Éen goed onderhou
den schapenstapel behoort te bestaan voor ruim een
vierde deel uit anderhalfjarige of jonge ooien, voor een
ander vierde uit twee en een halfjarige schapen, voor
het derde vierde deel uit drie en een halfjarigen en
voor het kleinste vierde deel uit oudere schapen. JBeste
fokschapen houdt men zoolang aan, als ze een goe
den bek en een gezonden uier hebben.
lu de beste streken van Engeland, waar overvloedig
gras of ander voeder is, richt men de fokkerij liefst
zóó in, dat de lammertijd valt van 1 Januari tot J
April, doch vooral ook niet vroeger, dus bijv. niet in
Nov. of December, want dit kan groote verliezen ge
ven.
In de koude, stormachtige bergstreken, en de schrale
heidedistricten laat men de schapen liefst in April
oonen. Vooral in vele streken van Schotland i§ dit het
geval.
De sterfte onder de fokschapen is in groote Engelsche
kudden gemiddeld 3 3 5 pet. Zorgvuldige fokkers hebben
een veel geringer verlies, doch in Sch<
de sterfte soms 10 pet!
ïotland bedraagt
In vele streken heeft men weinig gras en is men
verplicht ander voeder te verstrekken, 's Zomers heeft
men daarvoor klaver, luoern. wikken en grove koolsoor
ten; in herfst en winter voedert men veel turnips En
gelsche knollen-). Zweedsche rapen en mangelwortelen.
Het is op vele bedrijven noodig bovendien gras- of kla-
verhooL erwten- boonen- of haverstroo hier bij te ver
strekken, alsmede lijnkoek en andere koeksoorten. mais.
boonen en haver of gerst. Eigenaardig is het hakselen
van hooi en stroo. dat op vele bedrijven met door
stoom of motoren gedreven machines geschiedt en uit
stekend bevalt om ook mindere soorten zonder morsen
te laten eten.
Veel zorg wordt er in Engeland besteed aan het
jaarlijks uitschieten van de minder goede fokschapen
uit de kudde, terwijl men hiervoor uitnemende zelfge-
fokte of bij anderen aangekochte jonge dieren in de plaats
stelt. Meer dan ergens ter wereld is men in Engeland
doordrongen van de waarheid, dat zoowel de ooien
als de rammen beste dieren moeten zijn.
De grootste zorg wordt besteed aan de keuze der
voor de fokkerij te gebruiken rammen. Het is een zeer
gewone zaak, dat de schapenhouders elkaar beste ram
men voor een seizoen verhuren en dat men huurprijzen
besteedt van 100 guinea's, is volstrekt geen zeldzaam
heid.
In de ordinaire Engelsche schapenhouderijen, nijv.
in Schotland loopen schapen en rammen iri kudden
van 300 tot 500 stuks bijeen, doch in de ras-schapenfok
kerijen plaatst men de meest geschikte dieren in klei
nere kudden bij één ram, of doet ze individueel paren
evenals paarden en runderen, een handelwijze, die in
Nederland ook op het eiland Texel algemeen gebruike-
lijki s.
Men is in Engeland algemeen overtuigd van het
groote voordeel, dat de ooien in uitstekende condi
tie zijn. wanneer de paartijd aanbreekt; de vruchtbaar
heid wordt hierdoor eveneens grooter.
Evenals hier is het ook aan gene zijde der Noordzee
gebruikelijk schapen en lammeren elk jaar met een
doeltreffend waschmiddel te behandelen ter verdelging
der schapenteeken en ter verpleging der huid. Gewoon
lijk voert men dit werk een maand na het scheren
uit. doch bij de kortwollige rassen stelt men dit werk
wel uit tot September of October, als de drukte van den
oogst grootendeels voorbij is.
Naast een uitstekende afkomst hechten de Engelsche
schapenfokkers zeer hooge waarde aan een uitstekenden
bouw hunner dieren. Niets schatten zij hooger dan
een mooi gevormden kop. Typisch is het Engelsch
gezegde„een sohapekop mag slechts negen stuivers
waard zijn voor den slager, doch gedragen door een goed
Cuwde ooi of ram is hij een handvol geld waard."
het exterieur eischt men verder een flink gespier
den nek, goed geplaatste schouders, een mooi ge-
vormden romp en flinke pooten.
Een volbloed Engelsch fokker kan zittend op oen
hek, vaak een uur of langer aandachtig staren naar
één bijzonder mooi schaap of lam om het beeld van
het dier vast in het geheugen te prenten, teneinde later
andere dieren hiermee te kunnen vergelijken. Juist,
omdat zij ware liefhebbers van schapen zijn, zijn hel
ook zulke goede kenners.
In den' lammertijd besleden de Engelschen vele zor
gen aan hunne schapen. Vroeger bracht men alle ooi
schapen in doelmatige schuren dicht bij huis te zanten,
doch jtij groote kudden geeft dit veel werk om hel
noodige voedsel aan te voeren, daarom maakt men
thans op verschillende, in den zomer uitgekozen plek
ken, waar reeds hooi en strooklampen zijn neergezet,
eenvoudige verblijven van hekken, palen en stroo, ter
wijl de herder een verplaatsbaar huisje in de nabijheid
betrekt en geregeld de kudde inspecteert en verzorgt;
zelfs gedurende den nacht doet hij eenige malen met
een lantaarn de rondte om de pasgeboren lammeren,
en hare moeders dadelijk in aparte hokken te plaat
sen, evenals hij overdag gewoon is. Deze komen spoe
dig in een afzonderlijke afdeeling, naar gelang het aan
tal lammeren één of meer bedraagt, of de toestand dei-
moeder is.
N» 3 tot 7 dagen mogen ze reeds mee buiten loopen
en zoodra ze beginnen te knabbelen, richt men aparte
voerhokjes voor de jonggeborenen in, waar ze zich
te goed kunnen doen aan geplette haver, gebroken erw
ten of fijn gemalen grondnotenkoek. De herder houdt
in den oontijd over alles een wakend oog, doch ver
leent den dieren slechts bijstand, als het beslist nood
zakelijk is.
Op vele bedrijven in Lincolnshire, waar de schapen
geregeld in de weide verblijven evenals hier, houdt
men de lammeren 3 of 4 dagen in het hok en laat
ze dan met hare moeders weer naar de weide gaan.
Men stelt enkele met stroo bekleede hekken voor luwte
op en brengt daar wat ligstroo bij, Als het gras schaars
is, of aan tweelingen, voert men wat graan, koek of
boonen toe.
De zorg van den fokker bepaalt zich verder tot het
tweemaal daags inspecteeren en tellen van schapen en
lammeren.
Veel meer zorg besteed men aan de lammeren op
die boerderijen, waar men hoofdzakelijk met allerlei
voeder de schapen mott onderhouden. De moeders krij
gen daar aanvankelijk hooi, turnipsen, 1 pond koek
per dag. Spoedig begint men de lammeren afzonderlijk
te voeren en naarmate er builen meer gras komt, laat
men ze ook daarvan genieten. Den geheelen voorzomer
en zomer zorgt men voor een afwisselend menu van
gras, groenvoer, knollen, kool en hardvoer en oltijd
geeft men de lammeren het beste. Alle dieren verblijven
steeds in afgehekte perken, waar de lammeren vrij
kunnen uitgaan om voor zich het lekkerste op een
nieuw deel van het veld uit te zoeken. Voqral Hamp-
shiredowns en andere kortwollige worden zoo gehouden
Groote afwisseling in het dagelijksch menu acht men
van veel belang.
Aldus gefokte lammeren kunnen op den leeftijd van
61/2 maand een gewicht hebben van 140 pond en een
waarde van 60 shillings.
Als de lammeren een maand oud zijn, kort men de
staarten in, liefst met een gloeiend mes. Het castreeren
der rammen geschiedt bij enkele fokkers gelijktijdig,
doch bij velen iets later als het weer wat zachter
wordt. Het spenen geschiedt op den leeftijd van 8 tot
12 weken. Bij de in perken gehouden schapen speent
men geleidelijk, terwijl men de ooien minder goed voe
dert.
In het laatst van Mei begint de scheertijd en velen
wasschen de schapen 10 of 14 dagen te voren.
Scheermachines. gedreven door een kleine stoom
machine vanf 1 3 I1/2 paardekracht, worden op groote
boerderijen met succes gebruikt in navolging van het
geen men in Auslralië en op Nieuw Zeeland, doet. waar
één man met deze machine tot 200 stuks Der das
scheert. r 6
Bij een proef met de grootere Engelsche schapen
bracht één man het tot 115 stuks. Het werk was uitste
kend. Zulk een instrument, zonder de stoommachine
kost f120 3 f180.
Ondanks de enorme uitbreiding der schapenteelt op
Nieuw Zeeland, in Australië en Argentinië zien de En
gelschen die toekomst voor de schapenhouderij toch
niet donker in; lo. omdat hel Engelsche schapevjeesch
van veel betere kwaliteit is, dan het uit die landen
ingevoerde; 2o. omdat men daar steeds veel fokmaterieel
uit Engeland zal moeten blijven invoeren; 3o. omdat
de bevolking dier landen snel toeneemt en daardoor
de uitvoer minder moet worden; 4o. omdat het vleesch-
verbruik onder de talrijke arbeidersklasse sterk toe
neemt, wijl hunne loonen gestegen zijn.
Enorm talrijke schapenstapels heeft men op de uitge
strekte landgoederen in de Schotsche Hooglanden Sci-
berseroos, groot 39.000 acres, telt 6000 schapen; Kin-
brace, groot 30.000 acres, telt 5000 schapen. Het groot
ste aantal hadden indertijd de heeren Donald en Wflliam
Mackay, die te zamen 150.000 acres land in gebruik
hadden.
Hier is de schapenhouderij zelf nogal primitief en
de opbrengst ook niet gunstig in het algemeen. Op
zulke goederen krijgt men ongeveer 750 lammeren van
1000 ooien en is die sterfte 5 k 10 pet. Elders rekent
men 1100 lammeren van 1000 ooien.
In doorsnee rekent men in Engeland 10 pet. jaarlijks
te verdienen van het kapitaal in wolvee belegd, doch
soms is de uitkomst heel wat gunstiger of lager.
D. E. LANDMAN,