MbTdainscie Brieven. sjsjhts: Oe verboden Vrucht. Zondag 8 Maart 190*. 52e Jaargang. No. 4341. TWEEDE BLAD. bericht, dat zij tot hare Vertegenwoordigers heeft aangesteld de Heeren FEUILLETON. Jb. Kistemaker, Kolhorn. Jn. Kreijger Jmzn., Oudesluis. A. Peereboom, Abbekerk. J. Smit, Joh. Strooper P. Strijker, J. de Veer Jr., Adr. v. d. Vlies Anna Paulowna, 't Zand. Winkel. Schagen. Petten \1 O Monsters akkergrond (pl.m. 5 K.G.) voor kosteloos scheikundig onderzoek geiieve men franco in behoorlijk emballage direct aan ons Laboratorium a&n de fabriek, (Minervahaven) te zenden en niet aan ons kantoor Keizersgracht 473, CXXXII. Ik heb eeftf bij Multatuli gêi'czeru dat iemand, met zijn visite aan praten geraakt vertelde, ook in Utrecht gewoond te hebben. En zich tot zijn Vrpuw wendend, vroeg: Is 't.niet jvaar, vrouw? Ja. man. Zeg. \touw, weet je wg wel wat daar gebeurd is? Nee, man. En toen zich weer naar de visite keerend, half ver goelijkend zei: Nu ia, dat is dan mijn vrouw vergeten 'n mensch kan ook met alles onthouden. Daar zijn we getrouwd, meneer. Iets dergelijks als die vergeetachtige vrouw, is mij overkomen Dien brief over dat boekje van d.s. Colenbran- dcr heb ik ten deele geschreven aan mijn tafel, ten deele op den schoorsteenmantel, ten deele in „American." De ongenade van t verhuizen heeft mij niet gespaard en al hare wraakfiolen op mijn toch al niet bijster sterk hoofd uitgestort. Timmeren, kloppen, gooien, smijten, breken, omvergeloopen worden, zoeken, niet kunnen ï'indon rtt±*±-rt olori brii/ton u-iorlzon oii nifli rvrvcrill izvTnvn <;es vernuizens-wiien eenen naem zeus nau ik gwn t>ev.l. geen divan, geen peluw om mijn hoofd op neer te Icggt'n, en zou ik onder den blooten hemel hebben moeten doorbrengen met gevaar van door de politie te wonden ingerekend, als de vrinden mij niet aan 't verstand jjebracht hadden, dat er misscfr1 een hotel in Amsterdam was, waar ik vooi woorden 'n hamer en 'n bed kon krijgen. Zou je deuken? vroeg ik. Wel zeker! Blijf hier nog maar wat zitten; dan zal ik even' naar den gérant loopen en mijn best doen 'n stille, rustige kamer voor te te krijgen. Heusch stel je gerust: dat konti in orde'. Zeg Kees, blijf jij zoolang jjU i-.ir_._s \r„„ ioi a„t r gerusiaai Hunij 111 wuu. J\J iWltul6 iij 'm. Wil je nog iets eten, Hein? Nou, bepraat dat maar met Kees: ik ga terwijl naar den gérant. En 'n half uur later wist ik van geen wel of wee, dat er op aarde bestaan kon, van geen verhuizen, van geen brieven-schrijven, van geen nieuwe kamer, van geen gebroken vazen en mishandelde boefeen, wist ik van niets, omdat ik sliep. Den anderen ochtend tien uur werd er geklopt. Wie is daar? Een vreemde stem antwoorddeIk, meneer. Wie is „ik"? Alle menschen heeten „ik". De kcilner. meneer! Der is iemand om u te spreken; ik zal zijn kaartje onder de deur doorschui ven. Goedmaar wacht even. Jk stond op, las den naam ian riep den kellner toe, dat mc uoer in de eetzaal op mij zou wachten. 1 'oen keek ik de kamer eens rond. Wa'1 is 't hier vreemdWat 'n mal ledikantt Je kunt er wel me^je tienen in. Zeker voor 't geval van inkwartie ring. rit 'n mooi behang! Stil en rustig. Heel ver fgegons va*n straatleven, 'n Trambel rinkte zijn zilver duid op in de ijle lucht. Lekker, dat kouë water! ik tik! ftHeneer, daar zijn uw schoenen! Dank je wel. Jteneer, die meneer komt over 'n half uur terug! Mooi zoo. Wil u koffie of thee? Koffie. Goed meneer. En ik hoorde den man weg- kraaklaarzen. 't Is toch vreemd 't leven. Kort geleden nog zoo'n drukte, zoo'n lawaai, altijd maar werken en sjouwen om er te komen, en nu in zoo'n prettige kamer, waar niets te werken viel, waar zelfs geen inktpotje aanwe zig was, geen boek of boekje, geen vervelende krant, geen stapel brieven, geen enerveerend burenlawaai, niets. Scho- penhauer scheen 't geraden te hebben: ,,'t Is zeer on waarschijnlijk, dat 't onwaarschijnlijkste ook niet eens gebeuren zou." Wat had die didactisch* philoso phische uitspraak mij 'n hoofdbreken gekost en nu was zij zoo onverwacht en ongezocht waarheid geworden in (mijn eigen leven. Wat 'n mooi uitzicht over (dat water! Wat 'n rijkdom, als ik wou weer naar bed te kunnen gaan. Als ik me gekleed heb, zou ik best mijn ontbijt hier kunnen laten brengen, net als in Rudesheim met 't uitzicht op den Muizentoren. Wie had het ooit kunnen droomen, dat die dagen nog eens zouden te- rugkeeren! Wat sprak die man daareven? Ik geloof Hollandsch. Ja, 't was Hollandsch of Duitsch. Maar k weet niet zeker. Waar is mijn koffer? Vast beneden, t Bevalt me hier bestik blijf hier nog wat. Waarom zou ik opbreken Ch rerdef reizen? Kees scheen hier ook te logeeren. Gisterenavond nog met 'm gepraat 'n Beetje vaag bewustzijn, dal-ie had zitten leuteren. Misschien al afgereisd. Ook goen. Geen koeien, geen moeien. Die vrindjes gaan ie ten slotte ook de keel uithangen. De berichten uit Holland waren gisteren be vredigend: de Koningin was er goed afgekomen bij dat ongeval met haar rijtuig; de Prins ook. De beurs deed nog altijd even raadselachtig. Prettig als je 'r niks meen te maken hebL Och. waarom kan n mensch niet net zoo goed leven builen al die dingsigheden'kZal toch straks beneden eens vragen, hoe 't hier heet, of ik hier ook foreUei) kan krijgen vanmiddag Tiktik. Kommen Sie doch hinein und sei nicht so lang- weilig; ich komme gleich unten. Sagen Sie 'mal, Ober, ist der Herr wieder zurück gek ommen? Toen keek ik 'm aan. W8t is dat nu? Zeg, Nico, ben Jij hier in betrek king? Pe map schemerde en antwoordde aarzelend: in betrekking? 'Maar meneer, ik ben hier toch al zes jaren. Ach so Meneer Breukers vraa'£! Of U komt ontbijten? Dan zal die op u wachten; en dit briefje ts vanmorgen voor u afgegeven IC scheurde 't briefje open en las: „Baste Hein. Denk om jé brief voor Schagendie moet van daag gepost worden. Dien qvgr „Weest gewaar schuwd'' heb ik gelezen. Ik kan me altijd |nog piaar niet begrijpen, waarom jij geen dominee bent geworden. Als je dan zooveel met de kerk op hebt, dan feadt je er niet uit moeien loopen. Be gin aain je briefwij gaan naar ie kamer, om een en ander in orde IC brengen. Kom ons maar niet helpen, want je loopt toch maar jp den weg. Zes uur zie ik je Ln 't restaurant. KEES." Wat is dat nou?! Was 't dan niet waar, wat ik meende?! Ben ik niet in Duitschland of in Parijs? Ik dacht, dat ik 'n langen droom gehad had van werken tobben, zwoegen, ploeteren, denken, scharrelen om rond te komen, en dat die droom nu voorbij was, om mij in mijn wcrkelnko leven van reizen en genieten Ie laten ontwaken. Schagen?! Brieven?! Dominee?! „Wees gewaarschuwd" Was dan al dat andere fictie? Droomde ik toen ol droom ik nu? Zeg, Nico. welken dag hebben we vandaag? Woensdag, meneer, O EnneWaar is meneer Breukers In de ontbijtzaal. 0,..., Zeg,,, hoe laat is 't? Tien uur, meneer. O.,Breng dan mijn ontbijt maar boven, zeg aan Breukers, dat ik 'm niet ontvangen kam breng me wat papier en inkt en laat me aan mijn lot over. Goed, jjieneer. Ik moest wat toe nj ij zei ven koincn. Dat was al te erg. Van zoo'n hoogen toren kon ik mij niet herinneren nog ooit gevallen te zijn Brieven schrijven?! Schreef Toen schoot mij die vertelling ik dan wel eens briesen?! Schagen?' Nu ja, toen ik nog gedachten en ik peinsde er over schoot ging, heb ik dien naam wel gekend bij 't he- i •- handelen van de provincie Noord-Holland; maar had er toch nooit iets irlee te maken gehad! Driftige stappen op de gang. Tiktik! ..Goeie. Q HPIri van MulMfoJf peinsde er over. hoe 't méc'1Jl£ dat n mensch sommige dingen, zoo gewicf'8 ;,'s levensarbeid en het sluiten van 'n huwelijl vergeten kan En ik begon dit epistel te schrijven. En nu ik tot hiertoe gekomen ben. nu gedd 'C. noe die paar laatste regels mij aanleiding kurtC gPven Maar ik kan niet denken op 't oogenblil IC moet toch eens omzien naar mijn boedel, naar >ijn ^zit, J%i »»cei mei alles wijs laten ma- mijn kamer en mijn boeken. ken en alles goed vinden? Wat zie je bleek! Scheelt n echter trachten die gedachten vast I houden, je wat? Heb je al ontbeten? Kees vroeg of ie wel om 1 mogelijk is, dat 'n mensch sommie dingen je brief dacht zoo gewichtig als 'n levenstaak en het sliiten van J" n huwelijk, vergeten kan. O, die wind waait niet naar éénen kantDie waait naar alle kanten. J3* schooi ging, heb ik dien naam wel gekenc handelen van de provincie Noord-Holland had er toch nooit iets rrlee te maken gehaui Driftige stappen op de gang. Tiktik! „Goeie morgen. Zeg Hein, heb jij de sleutels van die koffers? Want nou staan we daar en we kunnen niet opschieten. Je kast is in elkaar; dat hebben de kruiers gedaan en d'r hangen al 'n paar schilderijen- maar nu moe ten we de sleutels van je koffers nebben. Da's 'n mooie kamer, hoor. Zal je nu 'n beetje verstandiger worden asjeblieft en je weer niet alles wijs laten ma ken en alles Is de boel over? Ja 't laatste vrachtje is onderweg. «Kt- - Uit dat testamentje? 10331 K Ie rail uyaiaiitl en l üaar is 'n andere plicht van stil-zijn en berusting Ja" kXU ■STT Kii Har, naa„ Po„i„c j,Qn i En weten niet waartoe de meeste kradt Jioodig ■t) Kees zei, als hij dan niet naar Paulus kan j waarin n, laat Paulus dan maar naar hem «Jn rnj aan niet naar Pauius kan kianen, laat Paulus dan maar naar hem gaün. Zoo? Kees was zeker wel erg aardig, toen-ie dat zei. Dat weet ik niethij zei 'L Hier heb je de sleutels en snij nu maar uit Eet jelui vanavond hier? Hier?! 't Schijnt er bij jou an te zitten. Laten we 't dan maar liever doen bij Couturier of bij Zo merdijk Bussink Ben ie „Vtuavou UC II en waarin wjjr t grootst zijn. Je Daar is 'n bewustheid van te moeten vol!feTi8e[' gansche wet van 't volle menschenieven, e» n andere bewustheid van slechts één ding P doen. stipt en nauwgezet, en al het andere *s "D2" te beschouwen. Daar zijn overtredingen en tekortkomingen die zich purifieeren kunnen in den glans van Gods liefde tot zonnen van - uij caHiiuner of bij Zo- K a— s1?"3 van trodsiueiue «a merdijk Bussink. Ben je uit de loterij gekomen? Denk vnjsheid en deugd; en daar zijl deugden er aan, dat deze week je heel wat kost. Doe nou niet zoo i waarbiï engelen zich val schaamte royaal en laten we maar heel pèwóon naar i I fip1?3! oedekken. - Daar zijn menschen, die heel hun leven gearbeid hebben aan 'n groote taak en nog nooit lén (pnkel atoom van hun eigen ziel in dien arbeid hében necr- g^legd. En daar zijn andere menschen, met "I hart vol rijke levensweelde en handen te vol tot fven, om roit iets te kunnen aannemen, en die toch bechroomd en aarzelend op den achtergrond blijven beveesd voor de ontmoetino Her ..wti y»ai kosi. Lioe nou niet zoo royaal en lalen we maar heel gewoon naar Paulëz gaan op de Keizersgracht, dat is billijk èn goe^. Nu, afgesproken dan. Ais ik vóór ijian tijd niet thuis kom. dan zie ik je om zes uur daar. Saluut! 1 Saluut i En toen ie weg was en ik' n kop koffie met 'n L öntmoet'inblijven, b^eesd cwr broodje had gebruikt, ging ik aan 'n tafeltje zitten, kans i-orHt o^f12^S{i-nïaar T itrooicn waarop Nico wat papiei' en schrijfgereedschap had neer- 1 aoU(j zi|v(,r n A m 71 legd. De deur ging open en er kwam er weer een binnen. Zoo; begin je? Waar zijn je sleutels? Die heeft Jan meegenomen. Maar zeg, aan wien moet ik nu eigenlijk Schrijven"' 'Aan wien? Je brief voor Schagen is toch nog niet yveg?! Schagen? N\e! Maar ik heb geen boeken hier. Dan doe je 't maar zonder boeken. Die geleerdheid van jou is ook 'n geleerdheid van Jan Kallebas. Uit boeken wat ftversrtirii™n -1 oic>i toewijding, rondom zich strooien goud en zilve^ en diamanten, rijker, zuiverder (dan ooit op de wereldmarkt worden aangetroffen; piem sefcen met ziel, met hart, met karakter, met nadenken mensehen, die als boomen aarzelend hun tikken uit spreiden, maar wier wortelen reiken tot in het eeuwige leven, in 't Al-leven, dat geen begin kenl en zich bewust is, dat er geen einde wezen zal. Daar is somwijlen 'n duidelijk verstaan van Gods stem als de storm loeit en onze levensboom ontbloe- ff,7 i semt, en daar is 'n stupide niet-weten val hoogere u geieeraneid van Jan Kallebas. Uit dingen, als de zon schijnt en ons hart reden tot blijd- boeken wat overschrijven is geen kunst; dat kan ik scf,ap heeft ook wel. Maar begin nu maar, want andersMaar ik moet nu weg. Als mijn boekenkatt weer in vt\ ^2a- -V^r^Men vf i.1' ii orde is> dan schrijf ik u nog wel eens over iets anders - Natuurlijk, zoo ben jij. n Mensch kan ook niet alles dan over verhuizen H d. H onthouden; ik weet niet wat jij voor hersens hebt. Maar denk er aan, dat je 'r van leven moet Saluut! w»« i t v> Tot zes uur I Biiiiieiilandsch Nieuws. Tot zes uur. Saluut! Roman van PAUL OSKAR HöCKER. Hoe gevaarlfjk. het westen van Noord-Brabant kan men bij vele veehouders koeien aantreffen met gaatjes in de ooren dit zjjn dan runderen die in de quarantaine «tallen aan de Belgische grens onderzocht zijn en verdacht worden van te lijden aan tuberculose. Aangezien deze verdachte runderen niet in Belgiö worden toegelaten, worden ze aan de landbouwers in deze streken voor een prijsje verkocht, die daardoor schenen te vergeten, aan welk gevaar ze hun veestapel, maar vooral ook de menschen blootstellen. Het Groene Kruis te Zevenbergen heeft zich dan ook geroepen gevoeld, op het gevaar van besmetting te wij- gen en zal binnenkort alle melkkoeien van melkleveran- ciers in deze gemeente door den rijksveearts op tuber culose doen onderzoeken. Een kind met een lnchtballun. Uit Wageningen werd aan de Arnh. Crt. gemeld .Alhier is een kind geboren met een uitwas boven op het hoofd, dat geheel den vorm en het voorkomen heeft van een luchtballon. Op 16 October van het vorige jaar werd alhier ter gelegenheid der Nutsfeesten een luohtballon opgelaten, waarvoor de moeder hevig is geschrikt, waaruit de zonderlinge misgeboorte wordt verklaard." Nu hiermede door het N. v. d. D. wat gespot was, handhaaft de corr. zijn bericht nadrukkelijk. Het bewuste kind, dat de vorige week aan de echte lieden K. is geboren, droeg een zak midden op het hoofd, die onwedersprekelijk den vorm van een lucht ballon vertoonde. Die „ballon" was zoo groot bijna als een Goudsch kaasje en met een streng in den schedel vastgegroeid. De strepen, van touwen om den ballon, die met het oog kunnen worden waargenomen, waren ook hier duidelijk te zien. Verschillende doktoren hebben het kind onderzocht; naar men aan de redactie van het Wag. N.blad mededeelde, zou de „ballon" niet verwij derd kunnen worden, zonder het leven van het kind in gevaar te brengen. Intusschen is het kind Zaterdag morgen overleden; fotografische afbeeldingen zijn echter gemaakt. o 21. Sueci had zich nog niet rite! zichzelf eens over de route, o ngeduldig afgewend toen êtangenberg plotseling naast h sin opdook en merkwaardig ernstig tot hem zeide, ti Twijl hij zijn spreken in Ho!#teren liet over gaan: „I loor eens, waarde mijnheer Sueeo, die land genoot an je, die wereldreiziger, uit' hier zulk een onzinnige i bewering, dat ik geloof, dat het goed zou zijn, als ge eens met hem spraakt." „Die n lijnheer is mij eerlijk gezegd niet zeer sympathie k." „Mij o t>k niet Maar de geschiedenis gaat u zeer na aan. Wanneer het namelijk louter genieene laster is, dan m< bg men dergelijke dingen niet ongestraft laten geschieden. „Wat w tl die man?" „Hij h. ij wierp daar in tegenwoordigheid van den professor en een paar andere Amerikanen blijkbaar zeer onsch uld ig een opmerking heen, Hierheen te komen, dat w, as 's avonds zijn gewone uitgang hij was nu in, Ht -luan, daar gebruikt hij de zwavelbaden maar daar 'is het verschrikkelijk vervelend, om dood te gaan. Maar hier in Bedrac&eïn ontmoette men on der de reiziger, s steeds landgenooten. Ja, en denk eens, onlangs h ad hij hier ook mevrouw Jutta aange troffen zeide hij. „Zoo. Met heit hotelgezelschap?" „Ja. Ten deele Maar daar is ook nog iets onaange naams bij." „Iets onaangen aams?" „Hier ligt imn lers de suikerfabriek waarvan uw neef Frits de dip jeteur is?" Succo hoorde ot,p. Daarna voegde hij er onverschillig i aan toe: „Dat kan i.vel. Het was mij zoo onverschillig, dat ik den naam niet heb onthouden." „En mijnheer M'arks beweert nu, ik zeg het ,u I liever maar direct, geheel zooals hij het vertelde, dat uw vrouw het geauschap dadelijk heeft verlaten en aan dezen mijnheer Succo een bezoek in zijn fa briek heeft gebracht. De kennissen hier waren het er allen over eens geweest, dat dit een afgesproken zaak tusschen hen was want kort en goed uw vrouw is den geheelen namiddag, tot kort voor het vertrek van de boot, hij hem dn de fabriek geweest. Succo lachte eerst „Bij hem geweest Zoo" Maar daarna vertrok zijn gelaat en de uitdrukking werd grimmig. Bij hem geweest Wat moet dat beteekenen. Wgt beaoèltdie mijnheer daarmee?" „Dat mag de duivel welen. Hij is een ellendige klet ser. Dat schijnt mij heel zeker. Natuurlijk heeft hij zich er over gewroken, daï u beiden voor hem aan boord on genaakbaar zijt geweest. Hij doet heel naïef en onschul dig. Maar ik wed van honderd tegen één, dat hij heel goed weet, hoe het tus.ehen u en uw neef staal. „Hij was er bij op dien eersten dag toen ik officieel mijn verklaring gaf." „Ja juist." „Ik zal wel meer van hem te weten zien te komen En een poos later gelukte het Succo den apotheker aan te klampen, dien hij zeer kameraadschappelijk groetle. Maar in zijn oogen flikkerde iets als haat j,Dat is heel aardig: mijnheer van Stangenberg zegt mij daar juist, dat u kortgeleden mijn vrouw hebt ge sproken." Gesproken niet. Toen ik van Heluan kwam, was uw vrouw met mijnheer uw neef reeds op weg. Binnen de fabriek. Ja." Succo hield de sigaret tusschen de tanden terwijl hij sprak. Daar hem de rook in de oogen en neus prikkelde, boog hij het hoofd wat ter zijde. Deze hou ding had iels parmantigs en hoogmoedigs. „Zeg mij eens, mijnheerMarcks, dat zal bepaald wel een dwaling zijn. Verwarring, Nietwaar? Ik kan mij niet verklaren, hoe mijn vrouw daartoe zou ko men „Ja, ia, dat konden de andere dames en heeren zich pok niet verklaren," antwoordde Marcks, wiens stetn pen weinig trilde „De barones von Druhsen meende echter, dat mevrouw von Succo bepaald over Bedraehein naar huis terug wilde l>e dames en hee ren hadden namelijk een reisje naar Sakkarah ge maakt." „Van Sakkarah naar Gizeh is toch de kortste weg." „Juist." „Hoor eens ik zou wel eens willen weten, wat voor belang u er bij heeft, mij iels voor te babbelen." „Maar mijnheer, ik vraag wel excuus, ik heb aan mijnheer van Stangenberg zoo maar terloops verteld „Ja, zoo terloops. Natuurlijk. Het is evenwel zeer jenaardig, dat u zooeven zeidet, dat ook andere per sonen zich het niet konden begrijpea Hoe meent u dat? En de bemerking van mevrouw von Druhsen dat is uiterst merkwaardig." „Ik kan u niets anders zeggen, als wat de anderen beweren Ik zal toch niets onwaars vertellen. Mevr von Druhsen zeide tot mij: „Beste mijnheer Marcks, ik bid u. doe mij het genoegen en ga eens kijken in de fabriek naar mevrouw von Succo het beste is. dat u zich onder een of ander voorwendsel daar laat aandienen." „Hoe komt die dame daarbij?" „Ja, zij meende, zij had u beloofd voor uw vrouw te zorgen." „Zoo, zoo. Meende zij dat. Nu en u voerdet die op dracht uit?" „Ja zeker. Ik kwam daar. Aan wereldreizigers is reeds meermalen een bezoek aan de fabriek toegestaan ge worden. Ik keu daar alles, ben er reeds tweemaal geweest Maar ditmaal werd ik niet toegelaten De di- direeteur was in zijn privéwoning en had bezoek. Ja. Ik ben met den kleinen Arabier, tot aan de deur meegegaan, maar verder was het mij niet toegestaan. Maar mijn hemel, mijnheer, u kijkt mij aan. Men be hoeft toch niet direct het ergste te denken." Succo had de vuisten gebald. Steeds haastiger blies hij de kleine rookwolken uit. De sigaret was reeds zoover opgerookt, dat hij zich de lippen brandde. Hij draaide haastig het hoofd om en spuwde de rest weg. Reeds onder de laatste weerden van den apotheker was Stangenberg naderbij gekomen. Hij hoorde nu de halve beschuldiging voor ae tweede maal een ze kere vreugde gevoelde hij daarbij wel. Dit lag hem in het bloed, om zich daarover wat te amuseeren. Hij nam geen vrouw ter wereld ernstig en nam dergelijke uefdes- en ijverzuchtdrama's ook niet zoo erg zwaar op. Maa rde laatste opmerking van den Sakser men behoefde direct niet het ergste te denken scheen hem toch wel wat plomp en smakeloos. Succo had den apotheker laten staan, zonder hem te groeten. „Een dergelijk oordeel werd niet van u gevraagd, mijnheer Marcks," zeide nu Stangenberg scherp en zeer uit de hoogte, fronste de wenkbrauwen en tikte zich tegen tegen liet hoofd, alsof hij zeggen wilde: maar het zit bij u niet dieper. Daarna volgde hij Succo schoof zijn arm door den zijne„Dat is een wanpro duct, die kerel. Je moet het hem maar niet kwalijk nemen. Doni geboren en nooit iets geleerd hoe moet de man aan meer verstand komen." Ook voor deze goedgemeende troostwoorden was Succo niet toegankelijk. „Laat dat maar, laat dat, mijn heer van Stangenberg. Dat is een ongelukkige zaak. Ik beu nog nooit zoo voor het hoofd gestooien. Dat js ongehoord." „Laat ons hier Liever vandaan gaan. Een mensch staat hier als op een markt. En dan babbelt die beste professor ook nog. Er gaat niets boven discretie. „Bescheidenheid bestaat niet meer. Wat duivel! Men moet zich de zaak eens voorstellen. Mijn vrouw, mijn eigen (vrouw. Dat is ja zoo zoo zoo ik kan er geen woorden voor vinden." I „Gelooft u het of gelooft u het niet? Die vraag schijnt mij de eenige." Aan het feit kan niet meer getwijfeld worden. Boven dien roept hij al de gasten van Menahouse tot getui gen." Zij waren wat terzijde gaan staan, maar werden door ezeljongens, bedelaars, handelaars en opdringende weg wijzers, zoodanig omringd, dat zij zich bijna niet ver staanbaar konden maken. „Ik zou maar niet direct alles op één kaart iet- ten," meende Stangenberg, „wanneer ik mij tenminste in dit geval een raad veroorloven mag, getoetst pan mijne treurige ervaring" Dat woord werkte op Succo als een zweepslag. Den avond te voren had Stangenberg hem onomwonden een paar voorvallen uit zyn huwelijksleven, dat met een echtscheiding was geëindigd, verteld. Deze vergelijking nu beleedigde hem en prik kelde tegelijk dermate dat Succo zijn arm ener giek vrij maakte. „Dank u zeer. Maar men is toch met voor memen dal' jurist" Daarmee scheen Succo, die plotseling de oogen dicht kneep en zich tot een wegwijzer wendde, het gesprek te willen afbreken. Er was plotseling een levendige beweging ontstaan onder de menschen. De boot van Cook luidde tot vertrek. Eenige karavanen waren reeds opgesteld om de reis naar Memphis en Sakkarah te ondernemen. In het laatste oogenblik besliste Succo te vertrekken met een over een half uur rijdenden trein, waarmee hij één station voor Cairo de beste aansluiting naar Menahouse vond. Hij wilde dit Stangenberg, die reeds van plan was aan boord terug te keeren, nog vlug toeroepen, maar de opkomende verdenking had zich reeds zoozeer van hein meester gemaakt, hij voelde zich zoo onzeker, dat het hem onmogelijk was, zich zoo zonder meer van den ritmeester te scheiden. „Pardon, nog een vraag, mijnheer van Stangenberg. Ik weet werkelijk niet, of ik u nog terughouden mag." „Bij Shepheard wacht mij niemand dan de Arabi sche kellner, die m|ij het diner moet opdienen. Zeg dus één enkel woord en ik ga met u mede, met den trein." „Goed. Ik weet ook hoe dat woord moet luiden Ik bid u, om mij een vriendschapsdienst te bewijzen en bij mij te blijven." „Maar mijn beste mijnheer van Succo." Dat alles was van Succo's kant in sterke op winding en op haastige wijze gezegd en gedaan. Stan genberg herkende Succo, die steeds zoo nuchter en be daard was niet. Anders was Succo altijd eerst man van de wet en dan mensch. En zoo kwam het tot de deemoedige vraag waarover Succo, terwijl hij ze deed, zich reeds schaam de, en tot 'tnog meer vernederende antwoord van Stan genberg. Vanwaar mocht mevrouw von Druhsen het recht afleiden, zander iets anders aan te nemen, dat er tus schen zijn vrouw en zijn neef een verkeerde verhou ding bestond? Om niet direct te zeggeneen ongeoor loofde verhouding, een misdadige'? Geloofde Stan genberg, dat zij daarvoor eenige aanwijzingen zou kun nen bezitten of bewijzen? „En gij zelf, beste vriend. Hebt gij zulke waar nemingen wel eens gedaan? De hand op het hart, man tegenover man? Neen, uitwijken moogt ge mu niet meer, er is hier sprake van iets zeer gewichtigs en heel ernstigs." „Juist daarom, beste mijnheer van Succo, wordt liet antwoorden zoo moeilijk. Een babbelkous als deze apo theker ben ik niet. Bovendien is het steeds mijn prin cipe geweest mij met dergelijke zaken, die anderen aangaan, niet te bemoeien. Maar wanneer u het mij op jnijn eerewoord vraagt apo- prin- anderen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5