Grepen uit Land- en Tuinbouw.
Berijflide Irimi Mn Jaap.
Zondag 8 Maart 1908.
52e Jaargang. No 434J.
VlEKhE BLAD
Bloemen voor onze Tuinen.
Binnenlandsch Nieuws.
die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is
gaan dienen, aan zyn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
XIII.
Mijn baas met twee van zijne vrinden
Pandoeren 's winters nu en dan,
Wat allen heel gezellig vinden.
Ik speel dan mêe, voor vierde man.
Het spel duurt kort, want hallef negen
Is 't klokje van gehoorzaamheid,
Dan wordt de kaart weer weggelegen
En is de koffiemelk bereid.
Terwijl wij heerlijk daarin smullen,
Wordt menig zaakje druk bepraat,
Mijn medespelers zijn geen sullen
't Zijn allen leden van den Raad -
De Raadsvergadering van Schagen,
Gehouden gepasseerde week
Gaf stof tot spreken, strijden, vragen,
Zoodat 't een Raadsby eenkomst leek.
„In zake 't schoolplein kan men leeren,
„Dat Schagen's Burgemeester Pot
„Het oude spreekwoord om wil keeren
„Die zelf zich niet helpt, dien helpt God
Zoo zei de baas„Pot schijnt te meenen,
„Dat de natuur wel hulp zal biên;
„Als maar de zomer is verschenen,
„Dan wordt het schoolplein goed misschien.
„Maar, als het weer gaat vriezen, dooien
„Of reeg'nen'k kan er niets aan doen,
„De schuld is niet op ons te gooien,
„'tls slechts gevolg van het seizoen."
Nu, Steven Spaarpot en Jan Vrede,
De koffiegasten van den baas,
Die stemden daad'lijk met hem mede:
„De Burgemeester sprak heel dwaas."
Maar toen zij aan de kwestie kwamen
Van de salarisregeling
Der onderwijzers, was men samen
Het zeer oneensziehier hoe 't gtng
De baas zei„ik noem 't rondweg schande,
„Dat vloeit in de Gemeentekas
„Wat uit de schatkist van den Lande
„Bestemd voor d' Onderwijzers was.
Maar, Steven Spaarpot zei„Mijn waarde,
„Den Raad van Schagen noem ik wijs
„Toen hij zoovele guldens spaarde,
„Ik stel dat voorbeeld zeer op prijs.
„Het slaat wel in, om Schagen henen:
„Ik stem ook voor 't behoud van 't geld.
„'tls met de „meesters", zou ik meenen,
„Nog niet zoo heel beroerd gesteld;
„Ik zou je wel eens willen vragen:
„Hoe krijgt zoo'n onderwijzer 't op
„Driehonderd vijf en zestig dagen
„En dan: zes-, zevenhonderd popi"
„Naar mijne meening", zei Jan Vrede,
„Blonk wel het meest uit in den Raad
„Piet Meurs, ja, ja 1 die man viel mede,
„Dat Raadslid sprak daar heel cordaat.
„Tot halve guldens uitgerekend,
„En toch, de knoop nog op de beurs,
„Dat blijft een daad, die wat beteekent,
„Een eeuwige eer voor Pieter Meurs;
„Zyn voorstel werd ook aangenomen,
„En 'k val direct het Raadslid bij
„Dat bpj ons met zoo iets wil komen:
„Die halve guldens prikk'len mij."
De baas beweerde onomwonden
„De Raad heeft in zijn dunne bui
„Juist negenhonderd pop gewonnen
„Ten bate van de rijkelui.
„In and're dorpen, rondom Schagen,
„Daar moeten twee, drie scholen zijn,
„En Schagen heeft den last te dragen
„Van slechts één school en één schoolplein.
„Moest Schagen vóórgaan, ook in dezen,
„En zal men elders ook zoo doen?
„Neen, neen 1 zoo zal het wel niet wezen
„De Boeren hebben meer fatsoen
„Ik hoor het al, jij bent belezen
„Door Trapman's stukje in de krant",
Zei Steven Spaarpot, „zoo zal 't wezen:
„'k Heb aan dat Krantenvolk het land.
„Als ik de baas was, gingen kranten
„Nog vóór de lezing naar de plee
„En, al de Krantenschrij versklanten,
„Daar dempt' ik vuile slooten mee."
Het werd inmiddels over negen:
Het eten werd ons voorgezet.
De baas sprak Spaarpot maar niet tegen,
Maar toch: wij raakten laat naar bed.
JAAP.
XXV.
„Het Briefje."
Ze had op hem zitten wachten, tusschen al de
pakjes en kistjes in. Haar dun, verschoten manteltje
aan, het kind, dat telkens dreinde van honger, tegen
haar lijf gedrukt. Als er voetstappen op de trap
kraakten, dan begon haar hart stormachtiger te bonzen...
Want het was nog zoo onzeker of hij geld krijgen zou
om juffrouw Pieterse, de hospita, af te betalen. Zon
der de paar schamele stukken meubeltjes, konden ze in
het nieuw kwartier heel email niet aankomen. Dan
zou de opzichter, die goed gevonden had (met het oog
op zfin „vaste betrekking") om per maand af te rekenen
maar die toch al gezinspeeld had op de gewoonte
om viiftien gulden voorschot - voor „securigheid",
weet Ute nemen, zou opzichter zeker om duiten
vragen, voor-en aleer hij den sleutel gaf.
Het was koud en somber-ongezellig in de kamer,
waar zij, met het kind, nu al bij het uur zat te wachten
Hjj, haar Karei, zou binnen het kwartier terug zijn
geweest, had-ie verzekerd, Verbeeld-je, als om Kees,
die de duiten zou voorschieten, eens van gedachten was
veranderd.
Ze beefde toen die angst in haar opkroop.
„Zoon trek!" zeurde kleine Mies, haar met vermoeide
oogjes aankijkend.
Maar er was niets meer in de woonkamer. Dien
ochtend had ze d'r laatste twee dubbeltjes en acht kope
ren centen aan bakker en melkboer betaald.
Ze vond in een zijzak van haar wintermantel nog een
pepermuntje Wou het Mies in d'r mondje stoppen
Maar het kind duwde de lekkernij met driftige hand
gebaar terug.
„Boterammetje hebben!" griende ze. En toen moe
met zachte woordjes trachtte te sussen, zoet-te-houden,
zette Mies een keel op.
„Boteram hebben!" gilde het iet-wat vertroetelde kind
van minimum-lijders. Op dat oogenblik kwamhü, de
man, de trap opvliegen. Mies, bang voor paatje, kroop
achter moetje weg. Hj was gejaagd, bezweet, afge-
mat, opgewonden.
„Noul?" vroeg ze, hem bijna niet durvende aanzien.
„Ik heb het gekregen!" hijgde hj, „maar ik bezweer
verzeker je, het heeft moeite gekos*. Hj vertikte,
verdraaide het eerst. Maakte me uit voor al wat
leeJijk is. Ik bezweer je, Jet, ik heb me moeten
inhouden. Maar afjn daar is het dan I
En hj smeet vjf blanke riksen op de tafel neer.
Zjj, na de herademing, weer schrikkend„Niet meer;
Hj schudde het hoofd.
De stilte drukte weer somber. Ze overlegden
angstig en benepen fluisterend, Wat juffrouw Pie
terse kreeg. Aan achterstallige huur bj de twaalf
gulden! En dan nog verschotjes. Niet veel, maar
dan toch wel over de tachtig cents.
Hj met woelig-tastende vingers haalde zjn
zakken uit, keerde zjn portemonnaie het binnenste
buiten. Vond nog alles en alles, drie kwartjes en
vier centen.
Daarmee was het gedaan. En tractementsdag, op
I kantoor, over drie weken. En, na dat laatste voor
schotje, waar-ie nog voor „bloeden" moest, de verkla
ring van den patroon, dat nieuwe vraag om voorschot
„met ontslag geljk zou staan.
„Hoe komen we in Gods naam aan eten?" zei de
vrouw met gesmoorde stem, en hjj zag dat ze vruch-
loos worstelde tegen de tranen, die naar d'r oogen
drongen.
Kleine Mies zeurde weer om een boterham
Hj zag in, dat er gehandelo moest worden.
Ging naar de deur, riep de hospita, juffrouw
Pieterse. Dat ze zouen vertrekken. Of-ie asjeblieft
„het briefje" kreeg.
„Direct hoor! Ik kom dadeljkantwoordde een
j gedienstig stemmetje.
Beneden in de kamer van hospita gonsden
stemmen.
of ze zou ineenzinken.
Maar ze hadden niet lang te loopen
Zj logeerden in een klein hotel, vlak bj gelegen. Hj
kende den eigenaar. Had vertelde van verhuizen
Nieuw woning, tegen verwachting, nog niet klaar
't Was best gegaan.
Zj gebruikten nog iets vóór 'tnaar bed gaan.
Doch dien nacht telkens als ze wakker schrokken
kwam 't, als een dreigbeeld, op hem aanstormen:
„Hoe morgenochtend den hotelhouder betalen 1
En danDaarna 1?
.Doch toen hj, dien ochtend erop, van z'n kantoor
kwam, was er geld. Konden ze hun schuld afdoen.
En juffrouw Pieterse afbetalen.
En er bleef nog een sommetje over.
Maar des middags, toen hj weer naar kantoor was,
en zj alleen in haar nieuwe woning zat. de ergste
zorgen nu voor het oogenblik achter den rug. toen
schreidde ze weer zachtjes, gesmoord. Maar nu was
er, in haar smartuiting, nog veel meer angst dan gis
teren.
Want, zondet dat hj iets gezegd had, begreep.
voelde ze. En het was haar, of de gedachten aan
de naaste toekomst haar hart omklemden met jzeren
greep, zoodra die in haar opkwamen.
De gevallen, waarin kantoorbedienden, in wie men
te veel, te lichtvaardig vertrouwen stelt, hun patroon
bestelen zjn, jammergenoeg, veelvuldig in de Recht
zaal. En hetO.M., dat zjn eisch had te doen in de zaak
tegen den „huurder" van zooeven die zjn hotel en
de vordering van juffrouw Pieterse had voldaan met
geld, dat hj zich wederrechteljk had toegeëigend,
vond „nagenoeg geen verzachtende omstandigheden
Ja, de man, deze beklaagde, verdiende niet bar veel,
het is zoo, maar men dient' de tering naar de nering
Het was den twee, die op vertrekken stonden, of er i te zettenZoovelen moeten met minder rond
in de lucht iets hing van benauwenis;
dreigende, booze dingen.
Plotseling een paar harde, brutalen bonzen op de
deur.
Ze keken elkaar aan met de oogen van„Hj is
het
uv/uuvu 1 ZJUU V OIOII 11IUÜLOJ
van komende, komen, en b 1 ij ven toch eerljkHet O.M. vond in
dat „leven boven z'n sfeer" allerminst een excuus.
Overigens erkende de officier was deze beklaagde
niet bepaald ongunstig bekend.
De verdediger sprak kort en onbeduidend. Toen
vroeg de President, of de beklaagde „nog iets tot zjne
Binnen kwam de wettige echtgenoot van juffrouw verdediging had te zeggen.
KAEn 't was mj, of den bleeken, beschaamden, onge-
Pieterse, in z'n hemdsmouwen. Man met spitsigen
neus en grjzend baardje. Hj vertoonde zich hoogst
zelden, maar wanneer ie kwam, dan fungeerde hj voor
executeur van juffrouw Pieterse, minder plezierige bood-
j schappen. Dat wisten de twee in de boven-voor-
kamer.
„U hadt om de quitantie gevraagd zei meneer
Pieterse droog stroevig. Van 't zoetig-gedienstige, zjn
vrouw eigen, was bj hem niets te bespeuren. Direct
zagen ze, dat hj een stuk of drie papiertjes in zjn hand
had.
Meneer Pieterse zette een bril op de punt van zjn
neus. Ging naar het raam om precies te contróleeren,
hoeveel 't was. „Aan verschuldigde huur, elf gulden
drie-en-negentig
„Asjeblieft!" zei de huurder, hem afpassend de som.
En de kwitantie werd hem overgereikt.
„Aan verschotten twee gulden zestig cents 1" ging
meneer voort.
De twee werden doodsbleek.
„Tw Twee g gulden vroegen zj.
Maar nog voordat zj, moetje, iets er tegen in
had kunnen brengen, werd de deur opengesmeten van
de kamer en juffrouw Pieterse, moed scheppend uit de
presentie van haar man, kwam binnen. By-voorbaat
trillend vanwege wat komen zou.
„01" riep ze uit, „wou U soms beweren, dat ik teveel
rekenDenkt U dat we ons laten belazeren
Negen gulden veertig cents lieb je me bedorven
schreeuwde ze nu, en haar oogen schoten vuur.
Haar neus werd spits van opgeschroefde woede Haar
smoezelige vingers graaiden, tastten, grepen naar allerlei
dingetjes in de kamer. Ze gooide een dood-oud tafel
kleed, dat ergens netjes opgevouwen lag, uit de plooien.
Spreidde 't voor haar man uit.
„Kjk me dat kosteljke kleed eens an, GerritDat
was splinternieuw toen het volk hier kwam. Geen cent
is 't meer waard. Neen, neen 1" onderbrak ze zich
zelve, en ze dribbelde, in stjgonde opwinding, naar een
linnenkastje. Draaide, met trillende vingers, den
sleutel om. „Neen, kjk 's effetjes Mjn prachtige
theeblad. Je weet wel, Gerrit, nog van tante Ka
zaliger. M'n theeblad. Die krassen. Die vlek
ken. Ik zou me schamen om 't iemand voor te zei
ten. En hier, hier!" ging het vrouwtje voort, het
tafelblad aanvattend, „kapot! Misschien voor een
rjksdaalder schade alleen. Wat zeg je van zoo
iets Die hadden stiekum uit willen knjpen I"
Meneer Pieterse, die er grimmiger uitzag dan hj in 1
werkeljkheid was, graaide in z'n grauwen baard en
bevestigde, op somberen toon„dat 't een schandaal
lukkigen man, in de zondaarsbank, wel woorden naar
de lippen drongen, doch hj wist er geen vorm aan te
geven. In z'n oogen zag ik iets van den weemoed,
dien ik zoo vaak in den blik van beschuldigden ter
rechtzaal heb opgemerkt. v
Weemoed over: Als Z.E.A. eens alles wist. Precies
wist.
Maar droevig schudde de bleeke man van neen.
Hj had niets meer te zeggen.
En de Presidiale hamer tikte op ie groene rechters-
tafel.
MAiTRE CORBEAU.
1. Hozen.
De zucht naar afwisseling is oorzaak, dat de men
sehen spoedig onverschillig worden voor wat ze bij
eerste kennismaking fraai vonden. Voor bloemen geldt
dit al evenzeer als voor kunstvoortbrengselen.
Maar één bloem, de roos namelijk, houdt in onze
tuinen stand sinds vele eeuwen en eer klinkt nog de
algemeene bewondering voor deze koningin der bloe
men, dan dat er teekenen van verflauwde belangstelling
zijn.
De roos speelde vóór meer dan twintig eeuwen reeds
een rol in het leven der Perzen en Arabieren, even
zeer als in dat van de Grieken en Romeinen, welke
laatsten vooral aan hunne weelderige feesten doorgroot-
sche rozenschatten meerderen luister trachtten bij te
zetten.
In de middeleeuwen prijkte de roos zoowel in de
lusthoven der trotsche ridderkasteelan, als in de een
voudige tuintjes der lijfeigenen. Zij sierde gelijkelijk de
altaren der madonna en de saletten der adellijke jonk
vrouwen.
Naarmate de roos door meerdere kunstvaardigheid
der kweekers schooner gekweekt werd, klom zij in de
algemeene volksgunst. Geen wonder inderdaad, wijl
geen andere bloem kleur, geur en vorm in zulk een
j volmaakte harmonie in zich vereenigt.
Ook wij zijn zoo gelukkig, dat de roos in onze
omgeving zich goed wil ontwikkelen, als wij slechts
eenige zorg< aan haar besteden.
In de eerste plaats zullen wij ze op een geschikt
kir IA d ïrtMrtv* t - Ir-O--1 1
Wt?:" j j plekje dienen te planten. Rozen zijn kinderen van het
Hy de huurder, stond te beven op z n beenen. En zy ZOI1licht en mogeh dus niet in de schaduw van boomen
kon t niet langer verkroppen. Drukten den zakdoek of gebouwen geplant worden. Ook de koude Noorden-,
tegen de schreiende oogen. Oosten- en Westenwinden verdragen zij kwalijk. Plant
Praten kon hy byna niet. Maar hy wrong t eruit, de ro2Jen dus de meest Jrken ,ekjes
met groote moeite: „We zullen U vergoeden wat U in Van nw^r, Jr. auIZPIm
billjkheid toekomt. Zoodra ik.
„Ja, maar uit mjn huis geen stuk, hoor je!" gilde
juffrouw Pieterse „nog niet de waarde van 'nspelde-
knop! En, met haar harde puntige knokkels slaande
op de tafel: „Geen spelieknop, zeg ik jelui! Eerst
m'n centen,
gulden veertig!
van uwen tuin en maak door heestergewas of een schut
ting voldoende luwte als uw tuin niet voldoende be
schut is. Twcedens moeten wij zorgen voor een geschik-
ten grond. Deze moet minstens twee steken diep worden
omgewerkt en als de grond wat stijf en kleiachtig is,
moet men er ongeveer een derde deel zand en veel
M'n twee gulden zestig en m'n negen ouden koemest of belegen turfstrooisel-paardemest door-
Yoor dien tjd. Ja, beloften van werken. Bovendien kan men den grond verbeteren door
J.i.u
jelui, daar geef 'k wat omVraag dat maar -" Pn m i v
gilde ze nog een toontje hooger om door al de buren half I,ne!€rs 1 k"° superphosphaat en
lekkertjes gehoord te worden. „Vra^g dat maar l-Qt. k P j kak door te werken. In April of Mei
aan den kruier uit de Gerlof Bol, hier vlak bj, die om 1 iP„L kovendleAn| nt>8 per 10 vierk. M. 2 ons ehili-
'n ongelukkige twaalf stuivers zes Zaterdagen heeft men des zomers om de veertien
motte kome janken an de deur, dat ik me de oogen in ut 1 wat verdunde ïer, of water, waarin
- per 1U titer 1 ons chilisalpeter is opgelost, zal dit de
ontwikkeling der rozen ook zeer ten goede komen.
kome
uit 't hoofd schaamde I Eerst m'n centen. Voor
dien tjd geen stuk m'n deur uit. Ik sta in m'n
recht. Wil je peliesje erbj, best hoorJelui
bent bekend genoeg in de buurt. Armoedzaaiers I
Man, wat j j Mag 't goed weg voor en aleer betaald is?"
„Geen, kwestie vanl" beaamde meneer Pieterse.
Ze gevoelden de twee met 't kind, dat al maar
dreinde om eten dat er niks aan te doen was. Zj,
moetje,
en zoo.
De beste"tijd voor de grondbewerking is van Decem
ber tot Maart. In idien tijd behoort men ook de noodige
rozen te bestellen, wijl anders de beste soorten uitver
kocht zijn
Nu komt de gewichtige vraag over de aan te planten
soorten. De gewone Maandrozen zijn over bekend en
lieur gestadige bloei tot diep in den herfst maakt ze wel
1, smeekte om althans een pakje met nachtgoed, geschikt voor een perkje. Maar als ge groote, fraaie
van kleine Mies te mogen meegeven rozen begeert, plant dan de volgende soorten Kai
Juffrouw Pieterse wou er niet van hooren, maar hy serin Augusta Victoria (wit), La Franoe (rosé)), Ma-
/-1- nr. -
de „boeman" van het grauwe baardje was (zei ik
immers al) lang niet zoo grimmig als-ie leek. Hj gromde
wat Toen zei de juffrouw dan, dat 'tgoed was.
Allo dan maar, dat pakje nachtgoed van Mies
Maar ze was „veel te goed", voegde zj erbj, dat „kon
de heele buurt getuigen"
En toen de twee met het kind de straat opgingen
zonder stukje, brokje, hun schamele paar meubeltjes en
zoo, bj zich waren daar allemaal grjnzende kop
pen van buurtjes Die keken
(rosel),
dame Caroline Testoret (rose), Ulrich Brunner .rood),
Belle Siebrecht (rose), Louis van Houtte (donkerrood),
Fischer en Holms (donkerrood), Géneral Jacqueminot,
(donkerrood) Maréchal Niel (geel), Rêve d or (geel) enz.
Vooral de drie eerstgenoemde beveel ik u met
warmte aan.
Zij zijn prachtig voor een bouquetje, vooral als ge er
takjes gipsophila paniculata gipskruid) lusschen-
werkt, aat er als een fijne witte sluier op uitkomt, en er
Met genieting van bovendien wat los groen, bijv. enkele takjes varens of As-
an verontwaardi- - 1
ging 2.U1K oeaeivoix Zulke flesschentrek-
kers Hoe 'nmensch, in den tegen woordigen tjd, Wilt ge genot van rozen hebben, koop dan solide waar.
toch moét oppassen wie of-ie in z'n huis krjgt Goede struikrozen kosten ongeveer f 0.50 en goede stam
rozen f 1 per stuk. Zoogenaamd goedkoop is bij rozen
wel anderhalf uur lang. -n-j ->
adden ze verteerd in een
melksalon", want Mies moest eten hebben. Zj hadden tot half April. Wie met den groei der rozen onbekend
leedvermaak Met schudding van verontwaardi- perge-looL tusschenschikt
Zulk bedelvolk
Zj liepen, dien avond, wel anderhalf uur lang. aitijd duUrkoop
De laatste paar kwartjes hadden ze verteerd in een j)e beste lan
planttijd voor de rozen is van half Maart
- "f '1 Wie met den groei der rozen onbekend
ieder een glas melk genomen, maar waren met instaat slaat de schrik om het har[ als hi- zie, hoe sterk
om een druppel door de keel te krygen de vaklui de rozen snoeien bij het planten. Toch moet
De lantaarns vlamden al buiten. t Was by halftien het geschieden, want een pas geplante roos. al is ze nog
geworden, inmiddels kleine Mies lag, met haar hoofdje zoo sterk Iliet staat yeel scheuten en bloemen
doodsbleek van t late ter-ruste-gaan, op moeders tot ontwikkeling te brengen, want eerst moet ze aan
schoot m wortelen. Alle fijne en zwakke takjes snijdt men wee
Waarheen moesten ze gaan Telkens keerde zy, en daarna kort men;de zwaardere takken tot op een-derde
moetje, zich om, opdat de juffrouw van den melksalon niet dei. iengte in, zoodat er nog ongeveer 4—6 oogen aan
zou merken, dat ze schreide an angst, van wan- blijven zitten. Dezen korten snoei eischen zoowel stam-
hoop als etruikrozen. Zij bloeien immers aan de scheuten
Kleine Mies, lag daar als een blok steen. Er was geen die weldra uit de korte s[okken 0^;^ Bij de
denken aan 1 kl"d n°?nte S«hTal' naar maal plantülS moet men de rozen goed vastdrukken en flink
De juffrouw van den „salon had al een paar maai mej regenwater begieten
gekucht Ze vond dat de familie voor drie glaasjes
Stamrozen moeten bovendien aan een stevigen stok
worden vastgebonden tegen het loswaaien.
Als er na het planten onzer rozen aanhoudend droog
wee rvolgt, verdient het aanbeveling nog eenige malen
flink te gieten liefst tegen den avond met regenwater, dat
erueiueiu geiiMn-. eenige uren in de zon heeft gestaan. Dit houdt men vol
uit den „salon", door de juffrouw die tot ze flink aan het groeien zijn. Wie genot van de ro-
'tnatuürljk in de gaten had nauweljks gegroet zen hebben, dient ze vrij te houden van rupsjes,
Zj sjouwde kleine Mies en 't was haar, de afgematte, tutten en ander ongedierte en ze verstandig te snoeien.
melk en een broodje met kaas, nu lang genoeg had geze
ten Ze begrepen 't
Toen gaf hj haar, moetje, een wenk en ging even
weg Kwam in een ommezien terug Met
leek haar verhelderd gelaat.
Ze gingen
Krullende blaadjes moet men geregeld afsnijden of af
plukken en vernietigen Tegen, luizen is bestuiven met
tabaksstof op bespuiten mei een aftreksel van zware
tabak een werkzaam bestrijdingsmiddel. Het spreekt van
zelf, dat men hiermee intijds dient te beginnen en de
middelen zoo noodig meermalen moet aanwenden.
Onze rozen eischen verder een zoogenaamden zomer-
snoeL
Alle uitgebloeide scheuten kort men dadelijk op 3
tot 5 oogen in en die welke geen bloemknoppen dra
gen op '2 of 3 oogen. eveneens snijdt men dwars
groeiende scheuten weg. Dit houdt men vol tot Augustus.
Als de winter nadert, behooren we onze rozen *e
dekken. Struikrozen vult men flink op met boombla
deren. of ouden strooïgenmeststamrozen bindt men in
zoowel de stammen als d ekronen. Ook kan men de
kronen der laatste nog bovendien in den grond buigen
en flink bedekken met aarde, waarover eindeüjk dik
blad wordt gestrooid.
In het voorjaar moet het dekmateriaal worden ver
wijderd en tot de voorjaarssnoeiïng worden overgegaan.
Het losdekken moet liefst op een regenachtigen dag om
streeks einde Maart geschieden.
Na het losdekken kan men den voorjaarssnoei toe
passen. die evenals bij het planten bestaat in het uitsnij
den van alle fijne en dwarsgerichte takjes en het in
korten der zwaardere takken tot op eén-derde of de
helft van hare lengte. Bij de donkerroode rozen en de
theerozen snijdt men hoogstens een-derde van de tak
ken af. Het spreekt van zelf, dat doode takken geheid
weggesnoeid worden Het snoeien der rozen geschiedt
vlug en gemakkelijk toet eene scherpe snoeischaar.
Tegen verwonding der handen, is het aan te bevelen,
deze met een jpaar oude. dikke handschoenen te bescher
men
Wilde scheuten uit den stam of den wortel d.-r
rozen opschietende, moet men ten allen tijde terstond
wegsnijden. Zij rooven anders de voedende sappen der
edele takken. Struikrozen moet men daarom eenige
c.M. dieper planten, dan het begin der vertakking.
De kronen der stamrozen snoeitmen juist als struik
rozen Van treur- en klimrozen neemt met alleen het
fijne en doode hout weg; juist de lange takken zijn
het sieraad van deze.
Wie een rozenperk heeft, dat na 6 10 jaar aan
het kwijnen is geraakt, handelt verstandig, indien hij
alle struiken voorzichtig uitrooit en daarna de aarde
van het perk diep losmaakt de bovenlaag doo rnieuwen
grond vervangt en vervolgens bemest als boven is aan
gegeven. Hierna kan men de goede oude struiken na
flink snoeien weer planten en er de noodige nieuwe
bijplaatsen. Het verjongde perk kan u dan weer jaren
genot schenken.
Onvergelijkelijk schoon zijn goed geplaatste klimro
zen. Als uitmuntend noem ik de Zéphirin Drouhin, de
Turner's Crimson Rambler en de Marechal NiSl. Be
halve dat men deze tegen den Zuid- en Oostkant van
muren en schuttingen kan plaatsen, doen ze het mede
zeer lief bij prieeltjes en veranda's, langs hekken of
doorgangen berceaux).
Bevallig zijn rozenpyramides en rozenschermen, die
men uit sterk groeiende soorten kan opkweeken met
behulp van ijzeren stangetjes, waarlangs men de tak
ken opleidt. Een mooie, langstammige treurroos op een
vrij plekje in den tuin doet het ook prachtig.
Ik hoop door dit weinigje over de teelt der rozen
te bewerken, dat velen deze lieve bloemen zullen aan
planten en naar eisch verzorgen. Vooral voor de Scha-
gers dient de roos begeerlijk te zijn, wijl zij het ge
meentewapen siert
Op een vergeeld albumblaadje vond ik onlangs een
hierop toepasselijk versje, dat ik hier overschrijf.
HET ROZENWAPEN.
In schoone rozengaarde
Bij 's vorsten trotsch kasteel
Een fiere jonkvrouw staarde
Op 't rijk bebloemd struweel.
Klaroengeschal van verre,
Dat doordringt tot haar oor
Verblijdt haar als een sterre,
Die straalt in 't donker door.
hand een bloeme
'n rooslaar plukt
zegen
Heur teêre
Fluks van
Met welk der Schoonen roeme
Zich 't blank gewade smukt.
Zij treedt den Ridder tegen,
Die bange tijding doet;
Dan hecht z! aan 't schild ten
Heur roos tot afscheidsgroet
Thans sterk door 't blijk der liefde
De held ten strijde vaart,
Wijl onrecht bitter griefde
Zijn vorst, wat wrake vraagt!
De vijand ligt verslagen
Door 's ridders kloek verweer.
Door 's Vorsten welbehagen
Wordt deze Schagen's Heer.
En op zijn wapen plaatste
De da pp're edeling
Die roos, heur groete, laatste,-
Eer hij ten strijde ging!
Veel eeuwen zijn vervlogen
Sinds Schagen's Heer en Vrouw
Voor 't Rozenwapen bogen
En zwoeren hou en trouw.
Maar steeds bleef 't rozeteeken
Geëerd in ons blazoen
Haar goud mag nooit verbleeken,
Nu evenmin als toen.
Laat ons met rozen sieren
En tuin, èn park, èn plein
Met deze koningsbloeme,
Zoo wonderschoon en rein!
D. E. LANDMAN.
Een veelbelovend knaapje.
Een 14-jarige knaap te Bussem, die reeds in Januari
jj. door de arr.-rechtbank te Amsterdam ter beschik
king van de regeering werd gesteld, doch tot heden nog
niet in een tuchtschool geplaatst was, ging 21 Febr.j.1.
met een boodschap naar den boomkweeker R. te Naar-
den, verzoekend om f2 voorschot op het loon van R.,
boomkweekersknecht te Naarden en werkzaam by boven-
genoemden kweeker. Valschelyk beweerde hy, dat ge
noemde knecht zyn vader was en dat deze een pakje
moest wegzenden naar Amsterdam. De heer R. gaf
echter het geld niet.
Een week daarna ging de jeugdige booswicht met een
door hem valsch onderteekend briefje K. naar den fabri
kant C., waar hy vertelde namens zyn broer gezonden t.e
worden met dit briefje, ook om 2 gulden voorschot, ter-
wyl van de geheele zaak niets waar was, noch dat de
knecht K. zoo'n veelbelovend broertje had.
Geen nood het briefje bleef onveranderd, doch do
naam doorgehaald en onderteekend met den naam van
een timmermansknecht, die by den heer S. te Naarden
werkt.
Deze vertrouwde de zaak eveneens niet en behield het
briefje.
Toen de knecht den volgenden dag natuurlijk van
geen verzoek om voorschot wist, gaf de heer 8. het
bewuste briefje in handen der politie, wie het gelukte
den dader te vinden.
Allen by wie de knaap zyn kwade practyken trachtte
ten uitvoer te brengen, hebben hem herkend, zoodat
spoedige opzending nu wel zal plaats hebben.