Grepen uit Land- en Tuinbouw. Berijflide Irimi Mn Jaap. Zondag 8 Maart 1908. 52e Jaargang. No 434J. VlEKhE BLAD Bloemen voor onze Tuinen. Binnenlandsch Nieuws. die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is gaan dienen, aan zyn broer Klaas, die in de Zaanstreek gebleven is. XIII. Mijn baas met twee van zijne vrinden Pandoeren 's winters nu en dan, Wat allen heel gezellig vinden. Ik speel dan mêe, voor vierde man. Het spel duurt kort, want hallef negen Is 't klokje van gehoorzaamheid, Dan wordt de kaart weer weggelegen En is de koffiemelk bereid. Terwijl wij heerlijk daarin smullen, Wordt menig zaakje druk bepraat, Mijn medespelers zijn geen sullen 't Zijn allen leden van den Raad - De Raadsvergadering van Schagen, Gehouden gepasseerde week Gaf stof tot spreken, strijden, vragen, Zoodat 't een Raadsby eenkomst leek. „In zake 't schoolplein kan men leeren, „Dat Schagen's Burgemeester Pot „Het oude spreekwoord om wil keeren „Die zelf zich niet helpt, dien helpt God Zoo zei de baas„Pot schijnt te meenen, „Dat de natuur wel hulp zal biên; „Als maar de zomer is verschenen, „Dan wordt het schoolplein goed misschien. „Maar, als het weer gaat vriezen, dooien „Of reeg'nen'k kan er niets aan doen, „De schuld is niet op ons te gooien, „'tls slechts gevolg van het seizoen." Nu, Steven Spaarpot en Jan Vrede, De koffiegasten van den baas, Die stemden daad'lijk met hem mede: „De Burgemeester sprak heel dwaas." Maar toen zij aan de kwestie kwamen Van de salarisregeling Der onderwijzers, was men samen Het zeer oneensziehier hoe 't gtng De baas zei„ik noem 't rondweg schande, „Dat vloeit in de Gemeentekas „Wat uit de schatkist van den Lande „Bestemd voor d' Onderwijzers was. Maar, Steven Spaarpot zei„Mijn waarde, „Den Raad van Schagen noem ik wijs „Toen hij zoovele guldens spaarde, „Ik stel dat voorbeeld zeer op prijs. „Het slaat wel in, om Schagen henen: „Ik stem ook voor 't behoud van 't geld. „'tls met de „meesters", zou ik meenen, „Nog niet zoo heel beroerd gesteld; „Ik zou je wel eens willen vragen: „Hoe krijgt zoo'n onderwijzer 't op „Driehonderd vijf en zestig dagen „En dan: zes-, zevenhonderd popi" „Naar mijne meening", zei Jan Vrede, „Blonk wel het meest uit in den Raad „Piet Meurs, ja, ja 1 die man viel mede, „Dat Raadslid sprak daar heel cordaat. „Tot halve guldens uitgerekend, „En toch, de knoop nog op de beurs, „Dat blijft een daad, die wat beteekent, „Een eeuwige eer voor Pieter Meurs; „Zyn voorstel werd ook aangenomen, „En 'k val direct het Raadslid bij „Dat bpj ons met zoo iets wil komen: „Die halve guldens prikk'len mij." De baas beweerde onomwonden „De Raad heeft in zijn dunne bui „Juist negenhonderd pop gewonnen „Ten bate van de rijkelui. „In and're dorpen, rondom Schagen, „Daar moeten twee, drie scholen zijn, „En Schagen heeft den last te dragen „Van slechts één school en één schoolplein. „Moest Schagen vóórgaan, ook in dezen, „En zal men elders ook zoo doen? „Neen, neen 1 zoo zal het wel niet wezen „De Boeren hebben meer fatsoen „Ik hoor het al, jij bent belezen „Door Trapman's stukje in de krant", Zei Steven Spaarpot, „zoo zal 't wezen: „'k Heb aan dat Krantenvolk het land. „Als ik de baas was, gingen kranten „Nog vóór de lezing naar de plee „En, al de Krantenschrij versklanten, „Daar dempt' ik vuile slooten mee." Het werd inmiddels over negen: Het eten werd ons voorgezet. De baas sprak Spaarpot maar niet tegen, Maar toch: wij raakten laat naar bed. JAAP. XXV. „Het Briefje." Ze had op hem zitten wachten, tusschen al de pakjes en kistjes in. Haar dun, verschoten manteltje aan, het kind, dat telkens dreinde van honger, tegen haar lijf gedrukt. Als er voetstappen op de trap kraakten, dan begon haar hart stormachtiger te bonzen... Want het was nog zoo onzeker of hij geld krijgen zou om juffrouw Pieterse, de hospita, af te betalen. Zon der de paar schamele stukken meubeltjes, konden ze in het nieuw kwartier heel email niet aankomen. Dan zou de opzichter, die goed gevonden had (met het oog op zfin „vaste betrekking") om per maand af te rekenen maar die toch al gezinspeeld had op de gewoonte om viiftien gulden voorschot - voor „securigheid", weet Ute nemen, zou opzichter zeker om duiten vragen, voor-en aleer hij den sleutel gaf. Het was koud en somber-ongezellig in de kamer, waar zij, met het kind, nu al bij het uur zat te wachten Hjj, haar Karei, zou binnen het kwartier terug zijn geweest, had-ie verzekerd, Verbeeld-je, als om Kees, die de duiten zou voorschieten, eens van gedachten was veranderd. Ze beefde toen die angst in haar opkroop. „Zoon trek!" zeurde kleine Mies, haar met vermoeide oogjes aankijkend. Maar er was niets meer in de woonkamer. Dien ochtend had ze d'r laatste twee dubbeltjes en acht kope ren centen aan bakker en melkboer betaald. Ze vond in een zijzak van haar wintermantel nog een pepermuntje Wou het Mies in d'r mondje stoppen Maar het kind duwde de lekkernij met driftige hand gebaar terug. „Boterammetje hebben!" griende ze. En toen moe met zachte woordjes trachtte te sussen, zoet-te-houden, zette Mies een keel op. „Boteram hebben!" gilde het iet-wat vertroetelde kind van minimum-lijders. Op dat oogenblik kwamhü, de man, de trap opvliegen. Mies, bang voor paatje, kroop achter moetje weg. Hj was gejaagd, bezweet, afge- mat, opgewonden. „Noul?" vroeg ze, hem bijna niet durvende aanzien. „Ik heb het gekregen!" hijgde hj, „maar ik bezweer verzeker je, het heeft moeite gekos*. Hj vertikte, verdraaide het eerst. Maakte me uit voor al wat leeJijk is. Ik bezweer je, Jet, ik heb me moeten inhouden. Maar afjn daar is het dan I En hj smeet vjf blanke riksen op de tafel neer. Zjj, na de herademing, weer schrikkend„Niet meer; Hj schudde het hoofd. De stilte drukte weer somber. Ze overlegden angstig en benepen fluisterend, Wat juffrouw Pie terse kreeg. Aan achterstallige huur bj de twaalf gulden! En dan nog verschotjes. Niet veel, maar dan toch wel over de tachtig cents. Hj met woelig-tastende vingers haalde zjn zakken uit, keerde zjn portemonnaie het binnenste buiten. Vond nog alles en alles, drie kwartjes en vier centen. Daarmee was het gedaan. En tractementsdag, op I kantoor, over drie weken. En, na dat laatste voor schotje, waar-ie nog voor „bloeden" moest, de verkla ring van den patroon, dat nieuwe vraag om voorschot „met ontslag geljk zou staan. „Hoe komen we in Gods naam aan eten?" zei de vrouw met gesmoorde stem, en hjj zag dat ze vruch- loos worstelde tegen de tranen, die naar d'r oogen drongen. Kleine Mies zeurde weer om een boterham Hj zag in, dat er gehandelo moest worden. Ging naar de deur, riep de hospita, juffrouw Pieterse. Dat ze zouen vertrekken. Of-ie asjeblieft „het briefje" kreeg. „Direct hoor! Ik kom dadeljkantwoordde een j gedienstig stemmetje. Beneden in de kamer van hospita gonsden stemmen. of ze zou ineenzinken. Maar ze hadden niet lang te loopen Zj logeerden in een klein hotel, vlak bj gelegen. Hj kende den eigenaar. Had vertelde van verhuizen Nieuw woning, tegen verwachting, nog niet klaar 't Was best gegaan. Zj gebruikten nog iets vóór 'tnaar bed gaan. Doch dien nacht telkens als ze wakker schrokken kwam 't, als een dreigbeeld, op hem aanstormen: „Hoe morgenochtend den hotelhouder betalen 1 En danDaarna 1? .Doch toen hj, dien ochtend erop, van z'n kantoor kwam, was er geld. Konden ze hun schuld afdoen. En juffrouw Pieterse afbetalen. En er bleef nog een sommetje over. Maar des middags, toen hj weer naar kantoor was, en zj alleen in haar nieuwe woning zat. de ergste zorgen nu voor het oogenblik achter den rug. toen schreidde ze weer zachtjes, gesmoord. Maar nu was er, in haar smartuiting, nog veel meer angst dan gis teren. Want, zondet dat hj iets gezegd had, begreep. voelde ze. En het was haar, of de gedachten aan de naaste toekomst haar hart omklemden met jzeren greep, zoodra die in haar opkwamen. De gevallen, waarin kantoorbedienden, in wie men te veel, te lichtvaardig vertrouwen stelt, hun patroon bestelen zjn, jammergenoeg, veelvuldig in de Recht zaal. En hetO.M., dat zjn eisch had te doen in de zaak tegen den „huurder" van zooeven die zjn hotel en de vordering van juffrouw Pieterse had voldaan met geld, dat hj zich wederrechteljk had toegeëigend, vond „nagenoeg geen verzachtende omstandigheden Ja, de man, deze beklaagde, verdiende niet bar veel, het is zoo, maar men dient' de tering naar de nering Het was den twee, die op vertrekken stonden, of er i te zettenZoovelen moeten met minder rond in de lucht iets hing van benauwenis; dreigende, booze dingen. Plotseling een paar harde, brutalen bonzen op de deur. Ze keken elkaar aan met de oogen van„Hj is het uv/uuvu 1 ZJUU V OIOII 11IUÜLOJ van komende, komen, en b 1 ij ven toch eerljkHet O.M. vond in dat „leven boven z'n sfeer" allerminst een excuus. Overigens erkende de officier was deze beklaagde niet bepaald ongunstig bekend. De verdediger sprak kort en onbeduidend. Toen vroeg de President, of de beklaagde „nog iets tot zjne Binnen kwam de wettige echtgenoot van juffrouw verdediging had te zeggen. KAEn 't was mj, of den bleeken, beschaamden, onge- Pieterse, in z'n hemdsmouwen. Man met spitsigen neus en grjzend baardje. Hj vertoonde zich hoogst zelden, maar wanneer ie kwam, dan fungeerde hj voor executeur van juffrouw Pieterse, minder plezierige bood- j schappen. Dat wisten de twee in de boven-voor- kamer. „U hadt om de quitantie gevraagd zei meneer Pieterse droog stroevig. Van 't zoetig-gedienstige, zjn vrouw eigen, was bj hem niets te bespeuren. Direct zagen ze, dat hj een stuk of drie papiertjes in zjn hand had. Meneer Pieterse zette een bril op de punt van zjn neus. Ging naar het raam om precies te contróleeren, hoeveel 't was. „Aan verschuldigde huur, elf gulden drie-en-negentig „Asjeblieft!" zei de huurder, hem afpassend de som. En de kwitantie werd hem overgereikt. „Aan verschotten twee gulden zestig cents 1" ging meneer voort. De twee werden doodsbleek. „Tw Twee g gulden vroegen zj. Maar nog voordat zj, moetje, iets er tegen in had kunnen brengen, werd de deur opengesmeten van de kamer en juffrouw Pieterse, moed scheppend uit de presentie van haar man, kwam binnen. By-voorbaat trillend vanwege wat komen zou. „01" riep ze uit, „wou U soms beweren, dat ik teveel rekenDenkt U dat we ons laten belazeren Negen gulden veertig cents lieb je me bedorven schreeuwde ze nu, en haar oogen schoten vuur. Haar neus werd spits van opgeschroefde woede Haar smoezelige vingers graaiden, tastten, grepen naar allerlei dingetjes in de kamer. Ze gooide een dood-oud tafel kleed, dat ergens netjes opgevouwen lag, uit de plooien. Spreidde 't voor haar man uit. „Kjk me dat kosteljke kleed eens an, GerritDat was splinternieuw toen het volk hier kwam. Geen cent is 't meer waard. Neen, neen 1" onderbrak ze zich zelve, en ze dribbelde, in stjgonde opwinding, naar een linnenkastje. Draaide, met trillende vingers, den sleutel om. „Neen, kjk 's effetjes Mjn prachtige theeblad. Je weet wel, Gerrit, nog van tante Ka zaliger. M'n theeblad. Die krassen. Die vlek ken. Ik zou me schamen om 't iemand voor te zei ten. En hier, hier!" ging het vrouwtje voort, het tafelblad aanvattend, „kapot! Misschien voor een rjksdaalder schade alleen. Wat zeg je van zoo iets Die hadden stiekum uit willen knjpen I" Meneer Pieterse, die er grimmiger uitzag dan hj in 1 werkeljkheid was, graaide in z'n grauwen baard en bevestigde, op somberen toon„dat 't een schandaal lukkigen man, in de zondaarsbank, wel woorden naar de lippen drongen, doch hj wist er geen vorm aan te geven. In z'n oogen zag ik iets van den weemoed, dien ik zoo vaak in den blik van beschuldigden ter rechtzaal heb opgemerkt. v Weemoed over: Als Z.E.A. eens alles wist. Precies wist. Maar droevig schudde de bleeke man van neen. Hj had niets meer te zeggen. En de Presidiale hamer tikte op ie groene rechters- tafel. MAiTRE CORBEAU. 1. Hozen. De zucht naar afwisseling is oorzaak, dat de men sehen spoedig onverschillig worden voor wat ze bij eerste kennismaking fraai vonden. Voor bloemen geldt dit al evenzeer als voor kunstvoortbrengselen. Maar één bloem, de roos namelijk, houdt in onze tuinen stand sinds vele eeuwen en eer klinkt nog de algemeene bewondering voor deze koningin der bloe men, dan dat er teekenen van verflauwde belangstelling zijn. De roos speelde vóór meer dan twintig eeuwen reeds een rol in het leven der Perzen en Arabieren, even zeer als in dat van de Grieken en Romeinen, welke laatsten vooral aan hunne weelderige feesten doorgroot- sche rozenschatten meerderen luister trachtten bij te zetten. In de middeleeuwen prijkte de roos zoowel in de lusthoven der trotsche ridderkasteelan, als in de een voudige tuintjes der lijfeigenen. Zij sierde gelijkelijk de altaren der madonna en de saletten der adellijke jonk vrouwen. Naarmate de roos door meerdere kunstvaardigheid der kweekers schooner gekweekt werd, klom zij in de algemeene volksgunst. Geen wonder inderdaad, wijl geen andere bloem kleur, geur en vorm in zulk een j volmaakte harmonie in zich vereenigt. Ook wij zijn zoo gelukkig, dat de roos in onze omgeving zich goed wil ontwikkelen, als wij slechts eenige zorg< aan haar besteden. In de eerste plaats zullen wij ze op een geschikt kir IA d ïrtMrtv* t - Ir-O--1 1 Wt?:" j j plekje dienen te planten. Rozen zijn kinderen van het Hy de huurder, stond te beven op z n beenen. En zy ZOI1licht en mogeh dus niet in de schaduw van boomen kon t niet langer verkroppen. Drukten den zakdoek of gebouwen geplant worden. Ook de koude Noorden-, tegen de schreiende oogen. Oosten- en Westenwinden verdragen zij kwalijk. Plant Praten kon hy byna niet. Maar hy wrong t eruit, de ro2Jen dus de meest Jrken ,ekjes met groote moeite: „We zullen U vergoeden wat U in Van nw^r, Jr. auIZPIm billjkheid toekomt. Zoodra ik. „Ja, maar uit mjn huis geen stuk, hoor je!" gilde juffrouw Pieterse „nog niet de waarde van 'nspelde- knop! En, met haar harde puntige knokkels slaande op de tafel: „Geen spelieknop, zeg ik jelui! Eerst m'n centen, gulden veertig! van uwen tuin en maak door heestergewas of een schut ting voldoende luwte als uw tuin niet voldoende be schut is. Twcedens moeten wij zorgen voor een geschik- ten grond. Deze moet minstens twee steken diep worden omgewerkt en als de grond wat stijf en kleiachtig is, moet men er ongeveer een derde deel zand en veel M'n twee gulden zestig en m'n negen ouden koemest of belegen turfstrooisel-paardemest door- Yoor dien tjd. Ja, beloften van werken. Bovendien kan men den grond verbeteren door J.i.u jelui, daar geef 'k wat omVraag dat maar -" Pn m i v gilde ze nog een toontje hooger om door al de buren half I,ne!€rs 1 k"° superphosphaat en lekkertjes gehoord te worden. „Vra^g dat maar l-Qt. k P j kak door te werken. In April of Mei aan den kruier uit de Gerlof Bol, hier vlak bj, die om 1 iP„L kovendleAn| nt>8 per 10 vierk. M. 2 ons ehili- 'n ongelukkige twaalf stuivers zes Zaterdagen heeft men des zomers om de veertien motte kome janken an de deur, dat ik me de oogen in ut 1 wat verdunde ïer, of water, waarin - per 1U titer 1 ons chilisalpeter is opgelost, zal dit de ontwikkeling der rozen ook zeer ten goede komen. kome uit 't hoofd schaamde I Eerst m'n centen. Voor dien tjd geen stuk m'n deur uit. Ik sta in m'n recht. Wil je peliesje erbj, best hoorJelui bent bekend genoeg in de buurt. Armoedzaaiers I Man, wat j j Mag 't goed weg voor en aleer betaald is?" „Geen, kwestie vanl" beaamde meneer Pieterse. Ze gevoelden de twee met 't kind, dat al maar dreinde om eten dat er niks aan te doen was. Zj, moetje, en zoo. De beste"tijd voor de grondbewerking is van Decem ber tot Maart. In idien tijd behoort men ook de noodige rozen te bestellen, wijl anders de beste soorten uitver kocht zijn Nu komt de gewichtige vraag over de aan te planten soorten. De gewone Maandrozen zijn over bekend en lieur gestadige bloei tot diep in den herfst maakt ze wel 1, smeekte om althans een pakje met nachtgoed, geschikt voor een perkje. Maar als ge groote, fraaie van kleine Mies te mogen meegeven rozen begeert, plant dan de volgende soorten Kai Juffrouw Pieterse wou er niet van hooren, maar hy serin Augusta Victoria (wit), La Franoe (rosé)), Ma- /-1- nr. - de „boeman" van het grauwe baardje was (zei ik immers al) lang niet zoo grimmig als-ie leek. Hj gromde wat Toen zei de juffrouw dan, dat 'tgoed was. Allo dan maar, dat pakje nachtgoed van Mies Maar ze was „veel te goed", voegde zj erbj, dat „kon de heele buurt getuigen" En toen de twee met het kind de straat opgingen zonder stukje, brokje, hun schamele paar meubeltjes en zoo, bj zich waren daar allemaal grjnzende kop pen van buurtjes Die keken (rosel), dame Caroline Testoret (rose), Ulrich Brunner .rood), Belle Siebrecht (rose), Louis van Houtte (donkerrood), Fischer en Holms (donkerrood), Géneral Jacqueminot, (donkerrood) Maréchal Niel (geel), Rêve d or (geel) enz. Vooral de drie eerstgenoemde beveel ik u met warmte aan. Zij zijn prachtig voor een bouquetje, vooral als ge er takjes gipsophila paniculata gipskruid) lusschen- werkt, aat er als een fijne witte sluier op uitkomt, en er Met genieting van bovendien wat los groen, bijv. enkele takjes varens of As- an verontwaardi- - 1 ging 2.U1K oeaeivoix Zulke flesschentrek- kers Hoe 'nmensch, in den tegen woordigen tjd, Wilt ge genot van rozen hebben, koop dan solide waar. toch moét oppassen wie of-ie in z'n huis krjgt Goede struikrozen kosten ongeveer f 0.50 en goede stam rozen f 1 per stuk. Zoogenaamd goedkoop is bij rozen wel anderhalf uur lang. -n-j -> adden ze verteerd in een melksalon", want Mies moest eten hebben. Zj hadden tot half April. Wie met den groei der rozen onbekend leedvermaak Met schudding van verontwaardi- perge-looL tusschenschikt Zulk bedelvolk Zj liepen, dien avond, wel anderhalf uur lang. aitijd duUrkoop De laatste paar kwartjes hadden ze verteerd in een j)e beste lan planttijd voor de rozen is van half Maart - "f '1 Wie met den groei der rozen onbekend ieder een glas melk genomen, maar waren met instaat slaat de schrik om het har[ als hi- zie, hoe sterk om een druppel door de keel te krygen de vaklui de rozen snoeien bij het planten. Toch moet De lantaarns vlamden al buiten. t Was by halftien het geschieden, want een pas geplante roos. al is ze nog geworden, inmiddels kleine Mies lag, met haar hoofdje zoo sterk Iliet staat yeel scheuten en bloemen doodsbleek van t late ter-ruste-gaan, op moeders tot ontwikkeling te brengen, want eerst moet ze aan schoot m wortelen. Alle fijne en zwakke takjes snijdt men wee Waarheen moesten ze gaan Telkens keerde zy, en daarna kort men;de zwaardere takken tot op een-derde moetje, zich om, opdat de juffrouw van den melksalon niet dei. iengte in, zoodat er nog ongeveer 4—6 oogen aan zou merken, dat ze schreide an angst, van wan- blijven zitten. Dezen korten snoei eischen zoowel stam- hoop als etruikrozen. Zij bloeien immers aan de scheuten Kleine Mies, lag daar als een blok steen. Er was geen die weldra uit de korte s[okken 0^;^ Bij de denken aan 1 kl"d n°?nte S«hTal' naar maal plantülS moet men de rozen goed vastdrukken en flink De juffrouw van den „salon had al een paar maai mej regenwater begieten gekucht Ze vond dat de familie voor drie glaasjes Stamrozen moeten bovendien aan een stevigen stok worden vastgebonden tegen het loswaaien. Als er na het planten onzer rozen aanhoudend droog wee rvolgt, verdient het aanbeveling nog eenige malen flink te gieten liefst tegen den avond met regenwater, dat erueiueiu geiiMn-. eenige uren in de zon heeft gestaan. Dit houdt men vol uit den „salon", door de juffrouw die tot ze flink aan het groeien zijn. Wie genot van de ro- 'tnatuürljk in de gaten had nauweljks gegroet zen hebben, dient ze vrij te houden van rupsjes, Zj sjouwde kleine Mies en 't was haar, de afgematte, tutten en ander ongedierte en ze verstandig te snoeien. melk en een broodje met kaas, nu lang genoeg had geze ten Ze begrepen 't Toen gaf hj haar, moetje, een wenk en ging even weg Kwam in een ommezien terug Met leek haar verhelderd gelaat. Ze gingen Krullende blaadjes moet men geregeld afsnijden of af plukken en vernietigen Tegen, luizen is bestuiven met tabaksstof op bespuiten mei een aftreksel van zware tabak een werkzaam bestrijdingsmiddel. Het spreekt van zelf, dat men hiermee intijds dient te beginnen en de middelen zoo noodig meermalen moet aanwenden. Onze rozen eischen verder een zoogenaamden zomer- snoeL Alle uitgebloeide scheuten kort men dadelijk op 3 tot 5 oogen in en die welke geen bloemknoppen dra gen op '2 of 3 oogen. eveneens snijdt men dwars groeiende scheuten weg. Dit houdt men vol tot Augustus. Als de winter nadert, behooren we onze rozen *e dekken. Struikrozen vult men flink op met boombla deren. of ouden strooïgenmeststamrozen bindt men in zoowel de stammen als d ekronen. Ook kan men de kronen der laatste nog bovendien in den grond buigen en flink bedekken met aarde, waarover eindeüjk dik blad wordt gestrooid. In het voorjaar moet het dekmateriaal worden ver wijderd en tot de voorjaarssnoeiïng worden overgegaan. Het losdekken moet liefst op een regenachtigen dag om streeks einde Maart geschieden. Na het losdekken kan men den voorjaarssnoei toe passen. die evenals bij het planten bestaat in het uitsnij den van alle fijne en dwarsgerichte takjes en het in korten der zwaardere takken tot op eén-derde of de helft van hare lengte. Bij de donkerroode rozen en de theerozen snijdt men hoogstens een-derde van de tak ken af. Het spreekt van zelf, dat doode takken geheid weggesnoeid worden Het snoeien der rozen geschiedt vlug en gemakkelijk toet eene scherpe snoeischaar. Tegen verwonding der handen, is het aan te bevelen, deze met een jpaar oude. dikke handschoenen te bescher men Wilde scheuten uit den stam of den wortel d.-r rozen opschietende, moet men ten allen tijde terstond wegsnijden. Zij rooven anders de voedende sappen der edele takken. Struikrozen moet men daarom eenige c.M. dieper planten, dan het begin der vertakking. De kronen der stamrozen snoeitmen juist als struik rozen Van treur- en klimrozen neemt met alleen het fijne en doode hout weg; juist de lange takken zijn het sieraad van deze. Wie een rozenperk heeft, dat na 6 10 jaar aan het kwijnen is geraakt, handelt verstandig, indien hij alle struiken voorzichtig uitrooit en daarna de aarde van het perk diep losmaakt de bovenlaag doo rnieuwen grond vervangt en vervolgens bemest als boven is aan gegeven. Hierna kan men de goede oude struiken na flink snoeien weer planten en er de noodige nieuwe bijplaatsen. Het verjongde perk kan u dan weer jaren genot schenken. Onvergelijkelijk schoon zijn goed geplaatste klimro zen. Als uitmuntend noem ik de Zéphirin Drouhin, de Turner's Crimson Rambler en de Marechal NiSl. Be halve dat men deze tegen den Zuid- en Oostkant van muren en schuttingen kan plaatsen, doen ze het mede zeer lief bij prieeltjes en veranda's, langs hekken of doorgangen berceaux). Bevallig zijn rozenpyramides en rozenschermen, die men uit sterk groeiende soorten kan opkweeken met behulp van ijzeren stangetjes, waarlangs men de tak ken opleidt. Een mooie, langstammige treurroos op een vrij plekje in den tuin doet het ook prachtig. Ik hoop door dit weinigje over de teelt der rozen te bewerken, dat velen deze lieve bloemen zullen aan planten en naar eisch verzorgen. Vooral voor de Scha- gers dient de roos begeerlijk te zijn, wijl zij het ge meentewapen siert Op een vergeeld albumblaadje vond ik onlangs een hierop toepasselijk versje, dat ik hier overschrijf. HET ROZENWAPEN. In schoone rozengaarde Bij 's vorsten trotsch kasteel Een fiere jonkvrouw staarde Op 't rijk bebloemd struweel. Klaroengeschal van verre, Dat doordringt tot haar oor Verblijdt haar als een sterre, Die straalt in 't donker door. hand een bloeme 'n rooslaar plukt zegen Heur teêre Fluks van Met welk der Schoonen roeme Zich 't blank gewade smukt. Zij treedt den Ridder tegen, Die bange tijding doet; Dan hecht z! aan 't schild ten Heur roos tot afscheidsgroet Thans sterk door 't blijk der liefde De held ten strijde vaart, Wijl onrecht bitter griefde Zijn vorst, wat wrake vraagt! De vijand ligt verslagen Door 's ridders kloek verweer. Door 's Vorsten welbehagen Wordt deze Schagen's Heer. En op zijn wapen plaatste De da pp're edeling Die roos, heur groete, laatste,- Eer hij ten strijde ging! Veel eeuwen zijn vervlogen Sinds Schagen's Heer en Vrouw Voor 't Rozenwapen bogen En zwoeren hou en trouw. Maar steeds bleef 't rozeteeken Geëerd in ons blazoen Haar goud mag nooit verbleeken, Nu evenmin als toen. Laat ons met rozen sieren En tuin, èn park, èn plein Met deze koningsbloeme, Zoo wonderschoon en rein! D. E. LANDMAN. Een veelbelovend knaapje. Een 14-jarige knaap te Bussem, die reeds in Januari jj. door de arr.-rechtbank te Amsterdam ter beschik king van de regeering werd gesteld, doch tot heden nog niet in een tuchtschool geplaatst was, ging 21 Febr.j.1. met een boodschap naar den boomkweeker R. te Naar- den, verzoekend om f2 voorschot op het loon van R., boomkweekersknecht te Naarden en werkzaam by boven- genoemden kweeker. Valschelyk beweerde hy, dat ge noemde knecht zyn vader was en dat deze een pakje moest wegzenden naar Amsterdam. De heer R. gaf echter het geld niet. Een week daarna ging de jeugdige booswicht met een door hem valsch onderteekend briefje K. naar den fabri kant C., waar hy vertelde namens zyn broer gezonden t.e worden met dit briefje, ook om 2 gulden voorschot, ter- wyl van de geheele zaak niets waar was, noch dat de knecht K. zoo'n veelbelovend broertje had. Geen nood het briefje bleef onveranderd, doch do naam doorgehaald en onderteekend met den naam van een timmermansknecht, die by den heer S. te Naarden werkt. Deze vertrouwde de zaak eveneens niet en behield het briefje. Toen de knecht den volgenden dag natuurlijk van geen verzoek om voorschot wist, gaf de heer 8. het bewuste briefje in handen der politie, wie het gelukte den dader te vinden. Allen by wie de knaap zyn kwade practyken trachtte ten uitvoer te brengen, hebben hem herkend, zoodat spoedige opzending nu wel zal plaats hebben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9