De verboden Vrucht. Donderdag 19 Maart 1908. 52e Jaargang. No. 4344. TWEEDE BLAD. Bekendmakingen. PROEVEN met SERUM TEGEN MOND- en KLAUWZEER. Nationale Militie. Binnenlaodsch Nieuws. FEUILLETON. GEKEEPTE SCHAGEN. D« Burgemeester der gemeente Scbagen brengt ter kenaii ren be langhebbenden dat, bljjkens algemeene kennisgeving van den Direc tear Gene aal van den Landbouw dd. 30 Januari 1908, aan de Rjjks seruminrichting te Rotterdam, thans serum tegen mond. en klauw zeer bereid en in voorraad gebonden wordt. De resultaten, met eenige proeven verkregen, doen vermoeden, dat dit serum een doelmatig hulpmiddel kan zyn by de bestrijding der ziekte, wanneer het kan aangewend wordea bjj runderen, die, ofschoon blootstaande aan de besmetting, de ziekte nog niet onder de leden hebben. Het ligt daarom in de bedoeling dit nienwe middel als proef bij bedeelde runde-en in toepassing te brengen. Wijl het bekend is, dat het mond- en klauwzeer zich in den regel spoeiig van de zieke op de gezcnde dieren uitbreidt, zal met de setutniuspni'ing slechts dhr een gnnstig resultaat te verkrijgen syo, wanneer de veehouder, bg het optreden der eerete ziekteverechgnae. len, de aangetaate dieren dadelgk afzondert en onverwijld aangifte doet bij den Burgemeeeler. Ala maatregel van voorzorg kan de veehouder de plaatsen, waar de sangetaste dieren geetaan hebben, met kalkmelk (1 deel gebrande kalk op 10 deelen water) reinigen. Zoodra het bestaan der ziekte door den dietrietsveearts of door den veearta, die hem vervangt, geconstateerd is, worden de gezonde dieren, indien de eigenaar het verlangt, kosteloos met sernm inge- epoten. te.j Deze operatie kan ook geschieden bij bet vee, dat zich op aan. grenzende eiven bevindt. De veehondere worden, mede in hnn eigen beltng, nitgenoodigd de pogingen, om met behulp der seruminspuiting het mond- en klanwaeer vudr den weitgd te onderdrukken, te stennen door eene spoedige afzondering van de aangetaste dieren en onmiddellijke aan gifte van het uitbreken der ziekte. Schagen den 6den Maart 1908. De Bnrgemeeeter voornoemd, H. J. POT. Honderd en twintig gulden premie voor vier maanden vrijwillig verblijf onder de wapenen. o De Burgemeester van Schagen, ten deze handelende op verzoek van den Ministter van Oorlog van 4 Maart 1908, Afd. Militie en Schutterij (M.), No. 112; brengt bij deze ter algemeene kennis lo. dat voor de verlofgangers der militie van het wapen der infanterie, om het even tot welke lichting zÜ behooren, gelegenheid bestaat om van 27 Maart tot 25 Juli 1908 vrijwillig onder de wapenen te komen tegen eene premie van honderd en twintig gulden (f 120). Komt vóór 25 Juli 1908, door omstandigheden van hun wil onafhankelijk (bijv. door ziekte), een einde aan hun verblijf onder de wapenen, dan bedraagt de premie één gulden (f 1.voor eiken dag van hun vrijwillig verblijf. 2o. De premie wordt in ééns uitbetaald by' vertrek met groot-verlof of, bij voortgezet verblijf onder de wapenen, op 25 Juli 1908. 3o. De verlofgangers, die dit jaar voor herhalings oefeningen worden opgeroepen en die tot het hiervoren bedoeld vrijwillig verblijf zijn toegelaten, mogen voor het volbrengen dier oefeningen dadelijk na 26 Juli onder de wapenen blijven. 4o. In het geheel kunnen tot bedoeld vrijwillig ver blijf worden toegelaten ten hoogste 2200 man. Melden zich meer dan het vereischte getal aan, dan hebben zij, die zich het eerst aanmeldden, den voorrang boven hen, die later komen. 5o. De aanmelding van verlofgangers, die zich tot bedoeld vrijwillig verblijf bereid verklaren, geschiedt bij den Korpscommandant per brief, waarin hun vol ledig adres duidelijk is vermeld en waarbij is ingesloten een bewijs van goed gedrag, dat ter Gemeentesecretarie moet worden gevraagd. De aandacht wordt er op gevestigd, dat het hiervoren bedoeld vrijwillig verblijf alleen dan kan geschieden, indien het wetsontwerp, waarbij de voor de premie benoodigde gelden zijn aangevraagd, is aangenomen. Gegadigden ontvangen van of namens den Korpscom mandant bericht, of zij tot het vrijwillig verblijf worden toegelaten. Ieder die zoodanig bericht ontvangt, heeft recht op de premie. Gegadigden zullen goed doen zich vooral SPOEDIG aan te melden; die zien het eerst aanmeldt, heeft de meeste km s genomen te worden. Nadere inlichtingen worden verstrekt ter Gemeente secretarie, waar voor gegadigden een bewijs van goed gedrag verkrijgbaar is en waar desgewenscht tevens zorg wordt gedragen voor de opzending van den brief van aanmelding aan den Korpscommandant. Melden zich geen genoegzame manschappen voor het -rijwillig verblijf aan, dan zullen, bij aanneming van hot wetsontwerp hierboven bedoeld, van hen, die in 1907 voor eerste-oefening onder de wapenen zijn ge weest en niet zijn aangewezen voor de eerste of tweede ploeg van het blijvend gedeelte, zooveel manschappen worden opgeroepen als noodig is om in de behoefte te voorzien. Schagen, den 12 Maart 1908. De Burgemeester: H. J. POT. De lieve straatjeugd. Men schrijft uit Amsterdam aan de N. R. Ct. Men heeft het hier weer druk over de lieve straat jeugd. De kranten staan vol klachten. Er is geen huis te houden met de jongens. De school krijgt er van langs, omdat zij niet opleidt tot christelijke deug den; de politie, omdat zij alom-afwezig blijkt, waar men van haar alomtegenwoordigheid verlangt. Het voorjaar pleegt altoos een kritieke tijd te zijn voor het jonge bloed. De sappen stijgen met onstui migheid omhoog en de dartelheid kent nauwelijks grenzen. Dat is altoos zoo geweest, gelijk onze straatjeugd ook altoos de schrik was der erntfeste burgerij. En aan het gezag heeft zij niet minder, ten allen tijde, maling gehad. Aeuwe de hondenslager van de oude kerk, weet er al van mee te praten. Hoe maakten de kwa jongens hem het leven tot een hel Aeuwe lampoot, krombien lek hebje an de gallich esien, schelden ze hem uit en Aeuwe schreeuwt wanhopig: Hoe quellen mijn de weersoordighe overghaven jonghens altjjt Sy ribsacken my' wel machet beipenick arme kreupele ouwe man. (Brederö'8 Spaansche Brabander.) Justus van Effen een eeuw later wydt meer dere betoogen in zy'n Holl. Spectator aan de verdorven heid der jeugd„ik durve volmondig uitzeggen, dat ik geen land en ken daar de opvoeding der kinderen in 't algemeen, onder grooten, so wel als onder kleinen, so roekelooslyk verwaarloosd word." Ik weet niet, of het aan de opvoeding ligt, of aan de school, of aan onvoldoend politie-toezicht maar dat in de onhebbelijkheid, de tuchteloosheid onzer straat jeugd zich een trek, zich een niet mooie trek toont van het Hollandsch volkseigen, geloof ik voor zeker te mo gen houden. Wy' zy'n weerbarstig, wederspannig tegen wetten en geboden en het kattekwaad der jongens is voor een niet gering deel de uitspatting van onzen d war- sen aard, die wellicht samenhangt met de historische ontwikkeling van ons volk. Nochtans geloof ik, dat er in dezen onderscheid is tus- schen bijv. een Haarlemschen, een Arnhemschen en een Amsterdamschen jongen. Dat de laatste een geboren straatbengel is, hoe zou 't anders kunnen Hy' kent geen ander terrein voor zyn kinderlijke spelen dan de straat 1 Buiten de stad vindt hy niets dat hem kan aan trekken, en de spaarzame stukjes speeltuinen, die hy Dog wel op enkele, vastgestelde tyden van de week voor zich geopend vindt, geven hem geen vergoeding voor het frissche buiten en de bosschen uit de omgeving van gunstiger bedeelde gemeenten Van de parken zwyg ik. Zy zyn er om in te wandelen, niet om in te ravot ten. Maar de jeugd wil nu eenmaal uitliegen, uitrazen. Eén ding zal, by vroeger eeuwen vergeleken, in onzen tijd vermoedelijk zeer verergerd zyn. Het zeer lastige bekyk met daaraan gepaard gaand hinderlijk volgen, waaraan vreemdelingen hier plegen bloot te staan, niet alleen echter van de zijde der lieve straatje ugd 1 Toen Amsterdam het middelpunt was van den wereldhandel en de kooplieden uit alle gewesten, in hun volkseigen kleederdracnten, het schilderachtig aanzien van onze straten en kaden verhoogden (geen schilderij uit de 17e eeuw, waar wy den Dam niet zien gestoffeerd met Rus sen en Levantynen in hun pronkkleedy), zal dit dage- lyksch schouwspel wel nauwelijks den burgers vreemd geschenen hebben. Of tegen de ergerniswekkende nieuwsgierigheid, waar van thans de vreemdeling het offer is indien hy het waagt zich in zyn uiterlijk te onderscheiden van de inheemsche bevolking, de politie met veel succes kan optreden, is voor ons een open vraag. Zelf indien haar wettelijke bevoegdheid naar het voorbeeld van byv. het Engelsche politie-recht - verder ging, betwijfelen wy dit En wel, omdat de politie in haar optreden schier nooit gesteund wordt door de. volwassenen, die ook van nature tuchteloos zyn. De politie-agent in Amsterdam (over andere steden heb ik geen oordeel) wordt om zyn ambt niet gewaardeerd. Hy is de „smeris"Deze wetenschap drukt hem zelf met een last, die aan zyn gevoel van eigenwaarde allerminst te stade komt. Elders, in een stad met werkelyk druk verkeer, als Londen en Berlijn en Parijs, wordt een groot deel van zyn ambtelijke werkzaamheid in dienst gesteld van een belang, dat ieder zich genoopt ziet in zijn groote beteekenis te erkennen en waardeeren. Hy is daar voor ieder zichtbaar belast met de handhaving der openbare orde, met de regeling van een verkeer, dat zonder zyn waakzaamheid een aanhoudend gevaar op leveren zou voor het publiek Een handbeweging en de massa gehoorzaamt aan dien wenk. Hy is de toever laat van wie zich langs de straat bewegen, oogst van oogenblik tot oogenblis den dank van wie hy door zyn tactvol ingrijpen den overgang van straat en plein mogelijk en gemakkelijk maakt. Hy is de vertrouwens man van ieder, uit eiken stand, voor vrouwen en kinderen het meest. En dit verheft zyn positie ook in eigen oog. Hy gaat het gewicht beseffen van zyn taak, bet kweekt in hem bewustzijn van eigen waarde, ge voel van zelfverantwoordelijkheid Hoe anders is het in een stad als de onze, waar het verkeer zijn leiding slechts behoeft by den intocht van de Koningin en hy voorts tot hoofdtaak heeft een ven ter te bekeuren, die van rechts in plaats van links de Kalverstraat inrijdt, of een dronken kerel op te brengen. Men moge al zinnen op middelen om het politiecorps te verbeteren, het ligt zoozeer niet aan de mannetjes, als wel aan den aard van het ambt, aan de meer negatieve dan positieve taak, den politieman tot ver vulling opgelegd. Hy komt, waar hy zich doet gelden, meestal in botsing met het publiek,dat in hem meer ziet een calangeur, een chicaneur en hem ook als zoodanig met weinig eerbied behandelt en tegemoet treedt, hem in de uitoefening van zijn ambt eer be moeilijkt dan een helper in den nood, een baken in de woelige zee van het ingewikkeld straatverkeer, op welke bakens men het oog richt om heelhuids uit het gedrang te komen. Het is reeds zoo herhaaldelijk gevraagd aan het publiek om den politieagent te steunen in de uitoefening van zijn, vooral ten onzent, moeilijk en ondankbaar ambt, uat hernieuwde aandrang ten deze nauwelijks over de lippen wil. Toch schijnt ons dit het voornaam ste in de quaestie. De verbetering moet komen van boven af; de grooten hebben vóór te gaan. Verhooging van het peil der politiedienaren zal daar tevens het gevolg van zijn. Zij zullen zelf hun eigen peil verhoogen Langereis gem. Hoogwoud. Op den len April a.s. zal het 25 jaar geleden zyn, dat de gemeenschappelijke schoolJder gemeenten Hoog woud en Nieuwe Niedorp aan de Langereis ge sticht werd. Dit gehucht behoort onder beide genoem de gemeenten. Deze stichting kan den bewoners reden tot dankbaar heid geven. Ouderen van dagen herinneren zich nog levendig hoe zy, in hun prille jeugd, trots weer en wind somtijds, den langen weg moesten afleggen om in de kom van een der beide dorpen naar de school te gaan. Met genoegen hebben zij den bloei dezer school gezien, die het jongere geslacht tot zegen strekte. Mede op den len April zal het 25 jaar geleden zyn dat het hooggeachte Hoofd der school, de heer M. de Jong, als Hoofd der school met zyn gezin zich alhier vestigde, en do leiding der school in handen nam. Het behoeft niet gezegd te worden, dat de welwillende sympathieke man zich zonder uitzondering by alle bewoners bemind heeft weten te maken. Hoewel eenige weken later, wacht ons nog eenderde zilveren feestOp den 15 Mei a.s. zal het 25 jaar gele den zijn, dat Mej. M. Timmerman hare betrekking als Onderwijzeres aan dezelfde school aanvaardde, die gedurende dit tijdvak, het hoofd met haar beste krach ten terzijde stond. 't Behoeft van haar evenmin gezegd te worden dat de juffrouw, aan wier hoede de kleine kleuters steeds worden toevertrouwddie met den haar eigen tact de kleinen weet te leiden, en vatbaar te maken voor de eerste beginselen van het onderwijs, aller achting heeft verdiend. 't Zal èn Onderwijzer èn Onderwijzeres op hun zilve ren ambtsfeest beslist niet aan belangstelling ontbeken. De Burgerij maakt zich op, om beiden op bescheiden maar waardige wyze hare dankbare hulde te bieden. Een bedrieger gesnapt. Vrijdagmiddag kwam bij de weduwe H. in Oude Kerkstraat te Delft een jongmensch die, onder het voorgeven schry ver ten Raadhuize te zyn, een kamer huurde. Zaterdagochtend, toen na het vertrek van den com- I mensaal de juffrouw de kamer wilde doen, bemerkte zjj dat met hem ook verdwenen was eenig zilverwerk en oud-Delftsch. Na aangifte by; de politie met mededeeling, dat de commensaal zich vermoedelijk te voet naar Den Haag had begeven, toog de brigadier-rechercheur v. d. Veer er op uit en gelukte het hem, niettegenstaande hy slechts een vaag signalement had. den bedrieger op den Rys- wykschen Weg nabij Den Haag te pakken. Na eenig verzet werd het jongmensch gevankelijk naar Delft vervoerd en aldaar in arrest gesteld. Het bleek een banketbakker te zyn, afkomstig van Nymegen en laatst komende van Amsterdam. Ernstige baldadigheid. Te Bruchem, by Zaltbommel, waar voor eenige dagen poging tot brandstichting plaats had, uitte de baldadig heid zich thans op andere wijze. By den heer Br werd van een op stal staand paard de staart afgesneden. De dader(s) tot heden onbekend. Ontvluchting van een rjjwieldief. Reeds berichtten we, (in ons vorig no.), dat de be kende rywieldief Van Beek onder Ede en Veenendaal (in Gelderland) uit den trein is ontvlucht. Aangezien Van Beek verdacht werd ook te Haarlem een serie van wel 6 of 7 rijwieldiefstallen op z'n geweten te hebben, alsook den verkoop van wel een 20 gestolen „zwijntjes", is deze zaak voor Haarlem ook zeker wel van belang, schryft het „H. D." Van Beek reisde onder geleide van één rijksveld wachter uit Den Haag het land rond, om 'in verschillen de plaatsen geconfronteerd te worden. Zoo reden de bewaker en bewaakte ook van Ede naar Veenendaal. Van Beek was zeer gedwee en wekte door die kalme houding natuurlijk eenigszins het vertrouwen van den veldwachter helaas te veell Onder de reis er werd gereden in een derde-klasse wagen, waarin een closet aanwezig was gaf Van Beek het verlangen te kennen, om naar dit closet te gaan. Daarvoor moesten zyn boeien natuurlijk een oogenblik losgemaakt worden. Om nog meer vertrouwen te wekken, liet Van Beek zyn pet in den coupé achter, en ging toen naar het Roman van PAUL OSKAR HöCKER. o 24. „Hoor eens Gustaaf, ik weet niet waar dat heen moet. Wanneer dat is om Prits von Succo „Jawel! Jawel!" Hy schreeuwde hst bijna uit. „Daar zeg je het al reeds zelf. Hoe kom je juist daarop, hé?" „Maar, ik bid je om alles ter wereld, Gustaaf, matig je. Dat is immers te vreeselyk. Men kan toch veel beter alles in kalmte „Ik heb geen rust meer. Mijn geduld is ten einde. Ik ben niet een van die vervloekte verliefde domkop pen, verstaat ge, die zich door hun vrouwen tot spot voor de wereld laten maken. Je zult my nu leeren kennen." „Mijn God mijn God! Je spreekt, alsof als ware O, hoe vreeselyk leelyk is dat, hoe vree- lijk leelykIk weet immers niet eens, wat dit alles heeft te beteekenen." „Je hebt niets anders te doen danjeteverantwoorden. Of je my de waarheid zegt of niet, de verhouding ken ik reeds. En ik zal er niet lai g over praten. Ik ben het zat. In het heele hotel weten zy er allen reeds alles van. Ik ben natuurlijk de laatste die het ervaren heeft. De echtgenooten komen het steeds het laatst van allen aan de weet." „Gustaaf uit je woorden ik twijfel steeds nog „Ik twijfel niet meer. Stil nu. Je hebt me slechts te antwoorden. Je bent in Bedracheïn geweest?" Ja." "By mijnheer von Succo?" „Ja" „Je hebt hem ook hier ontvangen?" „Ja." „Voor in de hal, waar alle menschen by waren en je hebt toen wandelingen met hem gemaakt en ten slotte zwyg! Loochen niet!" Hy sprong plotseling op de verandadeur toe en wees op de sporen van kiezel en aarde. „En hy is ook hier op de kamer by je geweest In stilte. Daar over dien muur heen, is hy binnen geklommen. Terwijl ik weg was. In den nacht. En de bloemen daar, heeft hy' je gebracht, brieven heeft hy je gezonden en jij hebt je gedragen als, als Bah, duivels, wat laagHy had met zijn bevende vingers de bloemen gegrepen, de doornen staken hom, hy greep ze in zijn woede nog steviger vast, rukte den ruiker uit de vaas en slingerde die in den hoek van de veranda. Het hooge glas was omgevallen en het water liep op den vloer. Jutta had eerst verbaasd, verbluft gekeken. De volle grootte van d- beleediging, die hy haar aandeed, was by de eerste korte vragen die hy haar deed, niet volkomen tot haai' do.rgedrongen. Zonder dat ze nadacht, begreep ze dat haar man doelde op het binnendringen van den Kolqpbaron. Er lag evenwel in zyne redeueering een beleedigende verdraaiing der feiten. Maar antwoorden kon zy niet d3arop. Zy schudde alleen maar zeer verbaasd het hoofd. Succo stond met een doodsbleek, verwrongen gelaat aan de deur. Het was hem na de kwelling der laatste dagen en den schrikkelyken eenzamen nacht een ware verlossing, dat hy zich dat alles eens van de ziel kon afwentelen. Ja, hy gevoelde daarover iets ais triomf, dat hy hier slag op slag uitdeelde en dat Jutta stom en stil, zich dat alles maar moest laten welgevallen. „Zoo. Nu weet Je het. Dat zult ge wel bepaald niet zoo spoedig verwacht hebben Maar tracht je er nu niet uit te redden. Probeer het zelfs maar niet. Het is reeds aan boord begonnen. Men heeft op je gelet. Iedereen heeft op je gelet. Ock in Kal'ro hoe je daar met hem hebt omgegaan. En voor my heb je comedie gespeeld. Medelijden grootmoedigheid humani- teitsredenen en dergelijke nonsens meer. Weet je wat een man in myn plaats kan doen Weet je dat Steeds zwaarder en doffer had het zich op haar ge stapeld. Zy was langzaam een paar stappen terugge weken. Weder schudde zy het hoofd. Het scheen haar zoo vreemd, zoo onmogelijk, dat deze woorden tot haar gericht waren. En dat haar man die sprak. Ook nu vond zy nog geen woorden om te antwoorden. Het was haar niet mogelijk om te spreken. Haar stilzwijgen, deed zyn woede sygen. „Ik zou u kunnen dooden als ik wilde. Ja. Nu op deze plaats. Want je loochent het niet eens. Dat is de dank voor alles wat ik aan je gedaan heb. Kijk me niet zoo aan. Je hebt geen recht daartoe. Of zeg: het is niet waar. Kijk mü in de oogen oogen en zeg: het is niet waar Zy hield haar beide handen tegen de keel gedrukt. Het was haar of deze werd dicht gesnoerd. „Zeg: het is niet waar! Jutta! Je zult zeggen: het is niet waar Zij liet de armen slap neervallen en schudde het hoofd. „Zeg: het is niet waar, Jutta. Of er gebeurt iets ver schrikkelijks." Weder wachtte hy. Zy mat hem slechts met haar verwonderden, steeds kouder, en steeds trotscher wor denden blik. „Weet ge, wat Slangenberg gedaan heeft? Weet ge, hoe dat is afgeloopen De rijzweep heeft hy geno men Jutta, ik sta voor niets; wanneer je voortgaat met my zoo te prikkelen. Kijk me zoo niet aan. Daar voor hebt je geen recht. Ik zeg, dat je daarvoor geen recht hebt, Jutta. Kunt ge loochenen, dat hij by je was? En dat hy hier bij je was? Achter myn rug? Ja, kunt ge dat loochenen? Spreek een woord, of er gebeurt een ongeluk. kunt ge het loochenen?" Zy was nu zoo kil geworden als ijs. Heftig schudde zy nu het hoofd. „Je zult het uitspreken, Jutta. Spreek. Loochen het, dat je by hem bent geweest?" Weder een pauze. Eindelijk zeide zy op matten toon, maar daarbij zeer verachtelijk „Neen!" Hy had de vuisten gebald. „Dus, dus." Nu stampte hy met acht den voet. „Maar neen, neen, neen dat zal my niet tot een ploert ma ken. Neen, het is beter zoo. Wanneer het eene deel valt, behoeft het andere niet mee te vallen. Ik blyf wat ik ben. Maar jij jij - Jutta leunde tegen de kast. De handen op den rug gevouwen. „Bedaar, Gustaaf. Het raakt me niet. Je zult wel weer tot je zinnen komen en berouw over alles hebben. Nu ben je niet by je verstand. Anders zou ik je verklaren, hoe alles gekomen is." Hy lacht luid. „Verklaren? Zoo? Heb ik daarvoor een verklaring noodig? Dat jy mij wekenlang bedro gen hebt reeds aan boord en terwijl ik weg was dat je dat je dat je als de gemeenste meid gehandeld hebt." Een seconde lang scheen het alsof hy zich aan haar wilde vergrijpen. Zij was als ineengekrompen. Hy hield dat voor angst. Maar daar ontmoette hy haar blik. Een ijzige starheid lag daarin. Hy wilde zich door haar verstoktheid niet nog meer tot woede laten ver leiden, hij stak daarom de vuisten diep in de zakken en wendde zich met een ruk van haar af. closet, dat van binnen afgesloten kon worden. Van deze gelegenheid heeft Van Beek gebruik ge maakt om te ontvluchten. Hy' heeft het closetraampje opgeschoven, ongetwijfeld het hoofd eerst naar buiten gewerkt, om zich met de handen aan de geleidingsbuis der rem omhoog te werken en zoo op de treeplank te komen. Toen is hy van den trein gesprongen. Veellicht zal menige lezer vragen„maar is dit geen hoogst gewaagd stukje geweest?" Toch niet; als men het kunstje kent, is het heel eenvoudig om er zonder kleerscheuren af te komen. Onder het „geboefte" bestaat een speciale methode daarvoor. Men gaat lang uit op de treeplank liggen, het hoofd naar het achter deel van den trein gewend, en laat zich dan zoo op zy glijden. Een glooiende hellling vergemakkelijkt den toer natuurlijk nog, wat dan is de val geheel gebroken. Deze methode werd indertijd veel toegepast door uitgewezen Duitschers. Deze werden door de politie tot Amersfoort weggebracht, daarna konden ze niet meer ontvluchten, want de trein stopte niet meer. Dat dacht men, maar door die methode van ont vluchten waren de uitgewezen Duitschers meestal nog eerder in Amsterdam terug, dan de trein in Duitschland arriveerde. Kan den veldwachter in dezen geen verwijt treffen? Ongetwijfeld, de bewaker had Van Beek niet alleen naar het closet mogen laten gaan. Disciplinair zal de veldwachter dan ook zeker wel gestraft worden. Van Beek is nog steeds niet gevonden, ook al wordt in de omstreken van Gelderland druk naar hem gezocht. Bovendien wordt in het Politieblad zy'n opsporing gevraagd. Verpletterd. Zaterdag is op de werf „De Schelde" te Vlissingen een werkman door het breken eener hulpkraan ver pletterd. Valseh geld. Te Doetinchem zijn valsche guldens in omloop. Eenige exemplaren zijn in beslag genomen. Ze dragen het jaartal 1901. Melkcontracten. Door de fabriek Hollandia te Purmerend zyn met koeboeren gevestigd te Noord- en Zuid-Zijpe, Koegras en Callantsoog voor het jaar April 1908 Maart 1909 melkcontracten afgesloten tegen de volgende prijzen April f4.50, Mei f5.—, Juni f4.75, Juli f4.75, Aug. f5.—, Sept. fö.25, Oct. f6.— Nov. f 6.—, Dec. f 6.—, Jan. f6.— Febr. f5.75 en Maart f4.75 per 100 Liter. Ijsbond Hollands Noorderkwartier. Onder leiding van den heer Th. E. J. Odendaal hield het Noorder-district van den IJsbond Hollands Noorder kwartier den löden eene vergadering te Schagerbrug. Vertegenwoordigd waren de afdeelingen Schagerbrug, Koegras, Petten, Zuid-Zype, Stolpen en Het Zand. De vergadering was belegd om op verschillende punten tot eenheid te komen. Ook werd de wenschelijkheid be sproken om voor gemeenschappelijke rekening eene ijs- schaaf aan te schaffen. Daar waar zulks noodig is, zullen pogingen aangewend worden om van polder besturen bij ijs het recht op vaarten en slooten te verkrijgen. In eene Juli-vergadering zal omtrent de aan de orde gestelde en vooraf in de verschillende afdeelingen behan delde punten verslag werden uitgebracht. Hollandsch vee in België Bij de behandeling van de begrooting van Landbouw in de Belgische Kamer verlangde de heer Van Brussel, dat de regeering de belangen der kleine veekweekers zou behartigen. „Betreffende den invoer van het vee", zeide hy „loo- pen de meeningen nog steeds uiteen: eenerzyds wordt beweerd dat België vee genoeg oplevert om in de be hoeften der bevolking te voorziendat is hoegenaamd niet waar. Het tegendeel blijkt uit de statistieken. Verleden jaar werden 68 wagens dieren, die aan de Fransche grens niet konden binnenkomen, naar Zelzate gevoerd. „De Vereenigde-Staten voerden vooral vette stierenen ossen in, o.a. in 1907, 33.800.000 kilo! „En men zou beweren dat men genoeg vee kan kwee ken voor ons eigen gebruik „Daarom vraag ik uLaat het Hollandsch kweekvee binnen komen, te beginnen met de kalveren. Holland bezit van 't schoonste vee der wereld; wy zien nevens ons den hemel, en we mogen er niet van genietent" Verschillende leden vroegen afschaffing der quarantaine- stallen. Uit Lutjewinkel. Omtrent het voorgevallene in het vorige nummer vermeld, hebben we ons nader op de hoogte van de feiten doen steller en zijn we tot de ontdekking gekomen, dat de zaak zich anders heeft toegedragen dan aanvankelijk werd mededeeld. De eigenaar van de ket, iemand uit Barsingerhorn, had het beest vastgezet aan het hek van den land bouwer P. en enkele uren aan zy'n lot overgelaten. Onverwachts ziet een der huisgenooten van P. dat het beest te water geraakt is, hoe, dat was onbekend, maar spoedig hebben ze alles in het werk gesteld het beest te redden. Het touw was nog aan het hek bevestigd en dit moest eerst los, zoodat dit onmiddellijk werd losgesneden. 't Is dus onwaar dat het afsnijden van het touw het gebeurde ten gevolge heeft gehad, dit is juist geschied om te kunnen helpen en het beest te redden. A. Crt. Gevaarlijk goedje. Een zoontje van G. v. F. te Dinteloord had de onvoor zichtigheid en lucifer te werpen in een voor een klein gedeelte met benzine gevuld vat, met het ongelukkig gevolg, dat het met een hevigen knal uit elkaar sprong „Ga uit mijn oogen I" beval hy kort. „Al het andere zal zich wel vinden." Daarmee ging hy aan de veranda deur staan, zonder verder naar haar te kijken. Hy nam aan, dat zy zou inzien, dat alles verspeeld was. Natuurlijk zou zy gaan bidden en smeeken. Mis schien lag ze het volgende oogenblik wel naast hem op de knieën en kuste hem de hand. Hy verafschuwde deze heele geschiedenis. Wat haatte hy van die scènes I Hy schaamde zich over zichzelf. Zelfs in de uitbarsting van zyn rechtmatigen toorn had iets gelegen wat aan zyn innigste natuur gansch vreemd was gebleven. Het kwelde hem, het vernederde hem, dat de eene of andere vreemde macht hem dwong zich zelf gade te slaan. Zoo alsof hier comedie werd ge speeld. Hoe diep een mensch toch kon zinken I Dat had hem een mensch voor een paar weken moe ten profeteeren Hjj kende zichzelf niet meer. Een heele poos was het stil gebleven, doodstil in de kamer. Nu eindelijk hoorde hjj het ruischen van een rok. Hij draaide zich niet naar haar om. Naderde zy hem Bleef ze nu weer staan Wat wilde zy wat doel had zij Daar knarste de deur. Jutta verliet de kamer zonder een woord te zeggen. Keek zy nu naar hem, nu zy in de open deur stond Sloeg zy hem gade? Wilde zy doorgronden, ol het hem werkelyk harde ernst was? Zacht, byna onhoorbaar was de deur achter haar in het slot gevallen. Maar hy voelde haar nabijheid toch. Een doffe, druk kende zwoelte iets dat hem het bloed als razend door de aderen joeg. Plotseling draaide hy zich om. „Jutta 1" riep hy uit. De kamer was leeg. Hij snelde naar de deur. Toen hy den knop in de hand had, aarzelde hy weder. Neen, neen, nu geen zwakheid, geen sentimenteele gevoelens, Zoo iets kon niet met tranen verzoend wor den. Slechts met bloed! Hy stak in machtelooze woede zy'n beide vuisten om hoog hy schudde ze en een schorre kreet ont wrong zich aan zyn keel. Hoe hy haar haattel (Wordt vervolgd^.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5