F
I.
Amsteröamsclie Briefen.
De verboden Vrucht.
Zondag 29 Maart 1908.
52e Jaargang. No. 41347.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
E« VfahtVS S
cxxxv
Over Politiek en Diplomatiek.
Als de Parijsche gemeenteraadsleden elkander in het j
publiek op 'n pak slaag tracteere.n, de Engelsehe af-
gevaardigden elkaar dooi' de ruiten van de wachtka
mer gooien, i n Amerika niet zelden stompen en bloed
neuzen tot het integrum eener vergadering schijnen te
behooren; als de leren elkander vreemd aankijken, wan
neer zii na 'n zitting van publiek belang allen nog
inj 't bezit blijken te zijn van hun halsboord, hun das
en 'n niet in elkaar gebeukten hoed; als de mouwen
nog in hun jas zitten en er niet eenige dokters ter
hulp zijn geroepen om gehavende koppen en bebloede
handen te verbinden; als iedere landsraad en gemeente
raad nu eenmaal in verdenking staat van te zijn 'n
v ergaderingvan elkaar vijandige creaturen, waarom zou
den we dan elkander aanstooten of vreemd opkijken,
wanneer de Amsterdamsche gemeenteraad, der traditie
en hare roeping getrouw, op dezen algemeen gelden
den regel, geen uitzondering maakt?
't Behoort er immers bij, dat men elkander dwars-
lioomt?
Ziet ge kans 'n voorstel of 'n wet te doen aanne
men. die door alle aanwezigen of niet aanwezigen
met „ja en amen'" wordt goedgekeurd en bekrach
tigd? Dat zou al 'n heel bizonder voorstel of 'n heel
bizondere wet moeten wezen, en met 'n schijn
van restrictie gesproken geloof ik ook niet, dat
zooiets nog ooit heeft plaats gehad.
Iemand, die zich laat afvaardigen naar s lands ver
gaderzaal of naar de raadzaal zijner gemeente, moet
dim ook wel weten, dat hij binnengaatO, neen,
n>! in 't hol van 'n leeuw! Niet in 'n verblijf van
menschenetersNiet eens zelfs in t huis van verklaar
de vijanden! maar toch, dat hij binnengaat,
dat hij verzeilt om dan nog maar niet te zeggen
dat hij verdwaalt of verschipbreukt, in 'n bosch, dat
hij niet kent, op 'n zee, waarvan hij de geheimen
niet weet. en waar blinde klippen in overvloed aan
wezig zijn. Als hij niet al te gauw onder den (voet
wil raken, moet hij tegen 'n stootje kunnen en er niet
tegen op zien stootjes we zullen dan /nu maar
„stootjes" zeggen terug te geven. Voordat hij ech
ter tot „dien zietel der eere" genaderd is, moet hij
'n rijst-en-brijberg door van laster, kwade trouw en
verdachtmaking, waarvan hij in zijn meest ongeteu-
gelde lantasieën geen begrip had. Hij heeft van zich
zelf geweten, stil en geheimnisvol, dat hij zijn bloemen
wel eens ter ongelegener ure buiten zette, dat hij soms
op 't brood getrapt heeft, als 't kindje in de fabel,
om zijn schoenen te sparen, dat hij den weg wel eens
gegaan is waar Thamar toefde, en bij 2ijn thuiskomst
ontdekte zegelring en staf kwijt te zijn; hij; weet wel,
dat hij toen en toen, bij 't opmaken van zijn kas
deur gesloten, veilig en alleen verschrikt omkeek,
toen 'n muis achter 't behang gleed; hij weet wel, dal er
sommige zegels in zijn huis zijn, waarvan hij hoopt,
dat anderen ze nooit verbreken zullen; hij heeft ge
biecht aan zijn vrouw en aan zijn intiemsten vriend,
de twee, drie overtredingen, die hem als dolken in de
oogen. staken en is door die liefhebbende zielen ge
rust gesteld en tot kalmte gebracht met het woord
van den ziener-profeet, dat er „niemand op aarde recht
vaardig is, die goed doet en niet zou zondigen." Hij
heeft zich verzoend met 't verleden, zijn rekening
ook zijn geestelijke zooveel mogelijk vereffend en
zich nu gecandideerd in dubbelen zin. (1).
Maar eer hij het doel bereikte waarnaar hij streef
de, eer hij plaats kon nemen in die rij der „voor
treffelijke" of der „vroede" mannen is hem aan 't
verstand gebracht, dat er „niets verborgen is, wat niet
openbaar zal worden," men weet alles. Men wwr
méér dan alles. Men weet niet alleen wat hij gedaan
dat wil zeggenm i sdaan heeft maar men weet
ook wat hij zou hebben durven bestaan, indien deze of
die gelegenheid zich had voorgedaan. Deugden heeft
hij geen enkele, en zou iemand ze. meenen te ontwaren,
dan zijn 't „blinkende zonden." Zijn vrienden bedriegt
hij, zijn vrouw bedriegt hij, zijn kinderen bedriegt hij;
zijn heele leven is 'n leugen, 'n reeks van booswich-
tigheden. Hoe de maatschap hem draagt is 'n raadsel;
hij behoorde op 'n afgelegen eiland ver van 't mensch-
dom, eenzaam zijn gift-leven te slijten. Zijn geluk as,
dat galg en rad zijn afgeschaft, ofschoom Leeuwarden
zijn „asyl" nog heeft, zijn „shelter" voor zulke ver
worpelingen; Veenhuizen zou hij ontwijden en Ommer-
schans bezoedelen met zijn tegenwoordigheid. Er schiet
niéts van 'm over, en de allerlaatste oplossing is, dat
hij. evenals wijlen Izébef, door de honden gevreten
zal worden. En dat zal zijn verdiende loon zijn
Maar.... hij wordt toch gekozen. Natuurlijk' Want
van zijn tegenpartijder is precies hetzelfde gezegd. Men
heeft de wijsgeerige bedenking van door de kat of
den kater gebeten te worden, in practijk gebracht. Of
men zich verhangt aan den eenen strop of aan den
anderen, hangen is hangen. A. belooft zoo goed alles
Ie doen wat hij kan voor de verongelijkten als B,
maar als ze eenmaal op 't kussen zitten
'I fs al wel. Zwijg maar.
Ik zeg: als ze eenmaal op 't kussen zitten.
weten ze van geen enkele belofte af. en dan komt 't uit.
dat er toch maar heel veel waarheid was in al die vertel
lingen van onbetrouwbaarheid en zondig gedoe.
'k Zou nu maar zwijgen, zeg ik.
Goed, ik zèl zwijgen. Maar als ze dan eenmaal sa
men zitten, die uilverkoren, uitgelezen, uitgekozen man-
i nen, aan wie zooveel maanden of weken geleden geen
draad goed was, maar toch de besten nog waren uit
den troep, dan gaan ze onder elkander kijken en bakke-
lijen, en mannen van 'I vak hooren soms nog erger
dingen, dan leeken hadden durven vermoeden. ,Toen
in den raad der gemeente G. een der raadsleden wat
al te duidelijk sprak over verdwenen dubbeltjes, die
waarschijnlijk gestolen waren, merkte de Voorzitter op,
dat "hij dergelijke insinuaties niet kon toelaten, waar
op het raadslid antwoordde, dat wien de schoen paste,
hem maar aan moest trekken. In den raad van Am
sterdam staan nu de vrijzinnig-democraten en de so
ciaal-democraten lijnrecht tegenover eikander. Mr. Z
Nou. wat zou dat?! Ik sloeg mijn ..Kramers-Bonte" op. om eens te weten.
Wat dal zou?! Dan ken je 'm toch'Als jij 'm niet hoe dit boek het woord „politiek" in 't Hollandsch
f i k.,1 n 1*"J WAI. M 1 1 mm .al 1
kent, wie moet 'm dan kennen?
Ik ook nog niet wijzer liet me bepraten, schreef
'n artikel in de krant, dat Thijs 'n staatsman was van
de bovenste plank, gaf gehoor aan de uitnoodiging
van nog onwijzeren dan ik zelf was, om in 't publiek
zijn candidatuur te bepleiten, bestreed dien waardigen
zachtmoedigen oud-Minister Van der Kaaij, die er Van
Lijnden in wilde hebben, gaf de dominees op hun kop,
omdat ze zich met de politiek bemoeiden en deed
alles wat 'n politiek warm gemaakt mensch cl zoo doet
Elf uur was de vergadering afgeloopen. Toen ik op
straat kwam, kreeg ik 'n pak slaag; eerst van 'n grut
ter, daarna van een bierbrouwersknecht, die mij zoo
als hij verklaarde, al lang in de gaten had. Op 't'
marktplein werd mij door Ds. W. toegeschreeuwd, dat
ik ,,'n .gemeene kerel" was.
Wat blieft u, dominee? vroeg ik.
Jij bent 'n leelijke kerel! klonk 't toen.
Ik antwoordde hem. dat ik nu althans wist waarom ik
zooveel blauwtjes liep, en wilde verder gaan; maar
Zijn Eerw. pakte mij bij mijn kraag en schudde mij
door elkander. Dit gedooguen echter de vrindjes niet en
terwijl de maan in volle vreedzaamheid op 't aardrijk
neerblikte, had er onder hare oogen 'n bijna formeel
gevecht plaats. Ik heb nog hooit zoo'n herrie bijgewoond,
behalve eens in Ame .ita, maar dat was onder negers,
en de fatsoenlijke menpchen hielden zich op 'n af
stand.
Den anderen dag stond er in een van de plaatselijke
blaadjes 'n verslag, zoowel van de vergadering als van
van den Bergh h«fift 't verkorven bij Ketelaar en Nol- 't kabaal op straat. Daarin heette ik ,,'n leugenaar,
ting beiden: hel vrijzinnig-democratisch geheelis er 'n ophitser, n stokebrand, 'n vrijmetselaar, 'n socialist,
door uit elkander gerukt Mr. Z. v. d. Bergh, de im-
mobile, is mobiel gebleken, toen de immobiliteit niet
meer in zijn kraam te pas kwam. Ketelaar merkte
op: „l'n Jaeobin ministre n est pas un ministre Jacobin,"
't welk overgezet zijnde, hier wil zeggen: 'n Vrijzinnig
democraat kan wel wethouder worden. maar
daarom is 'hij nog geen vrijzinnig-democratisch wet
houder.
Toen beging de Weledelgeboren, zeergeleerde Heer
Z. van den Bergh de arme-menschachtige stommiteit,
om te verklaren, dat de practijk hem tot andere ziens
wijze had gebracht en dat hij daarom tegen de motie
Nolting had gestemd.
Hè?!
Gebeurd meneer! Hier in Amsterdam. De kwestie
liep over de loonregeling der Amsterdamsche Gemeente
werklieden, verhooging der minimum-loonen. gelijkstel
ling dier loonen voor soortgelijke werkzaamheden bij
particulieren, enz. enz. Pothuis zei, dat de gemeen tlë
als werkgeefster verplicht was te zorgen, dat de ar
beider bij haar in dienst, met zijn gezin kan rondko
men.
Heelemaal niet!" Doctor Professor Fabius gespro
ken. Ze kunnen er nog wel wat bij verdienen
Dat gaat de gemeente niet an.
Dat gaat de gemeente wel an; dat zou haar vier-
of vijfduizend gulden per jaar kosten.
Nolting: Er
bij de nieuw
'n kerkverachter, 'n vloekwaardig banierdrager der pre
dikantenhaters" en nog veel meer moois, dat ik nu ver
geten ben. Dat Minister Van der Kaaij vriendschappelijk
na de vergadering met mij had gesproken, wip# 't blaadje
schijnbaar niet. Dat de voorzitter van 't tegenover ons
staande comité met mij voortdurend een vriendschap
pelijke briefwisseling onderhield, evenmin; ook niet, dat
hij mij beslist „Christelijke" lectuur ter lezing zond
en ik hem meer vrijzinnige. Hij noemde mij in intiemen
kring „den conservatieven liberaal," ik hem „den liberalen
conservatief." Wij waardeerden elkander, omdat wij van
zou weergeven, en ik las: „staatswetenschap, staatkunde,
staatsleer, staatswijsheid, wereldkennis, bedrevenheid.
Ik was gerust gesteld, want ik dachtdan zijn er niet
veel politici. Maar ik las verder en kwam aan„geslepen
heid in den omgang, sluwheid, list." Dit werd bedenke
lijker.
Misschien staan „d p 1 o m a t i e" en 'n „diplo
maat hooger, en waait er in de hoogere regionen
der staatkunde 'n zuiverder wind dan over de lage
vlakten van alledaagsch-menschengeseharrel.
Ik sloeg op:
Diploma: 'n toegevouwen blad, iets dat dubbel
is toegeslagen, waar iets achter zit. van diplo'en:
dubbelleggen, dubbelvouwen, verbergen.
Diplomaat: een staatsman, die ter bereiking van
zekere oogmerken, zich aan een vreemd hof ophoudt.
Diplomatie: de kunst der staatsonderhandelingen,
der staatszaken; de gezantschapskunst
Tot hiertoe ging 't goed, maar toen kwam:
Diplomatisch: uit oorkonden bewijsbaar, voor
zichtig in het gesprek, hoffelijk, aangenaam van vormen,
geslepen, sluw, listig, onder fraaie manieren zijn eigen
lijke meening en bedoelingen verbergen, enz. enz.
Is 't welletjes?
Ik heb 't boek maar dichtgeslagen; want '1 mocht mij
al iets wijzer maken, vertroosten of gerust stellen deed
'tmij niet. Gemeene streken hooren nu eenmaal bij
politiek en diplomatiek, en 'n eerlijke politicus of 'n
eerlijke diplomaat zou zoo iets wezen als 'n geefgrage
vrek of 'n weekhartige beuL
Medelijden met de stumperds. die op zulke wegen
verdwalen! Voor menige ziel kan nog met hoop op
behoud en redding gebeden worden, maar politieke of di
plomatische zielen z ij n niet te behouden of te red
den. Mr. Z. v. d. Bergh heeft hier zijn verlorenheid
bekend; anderen zijn hem voorgegaan, anderen zullen
hem volgen.
In den Haag is Heemskerk aan de beurt zie het
artikel van De Koo in de Groene van 21 dezer
terwijl hij, zoolang hij hier was, heusch soms nog wel
eens neigingen ten goede betoonde, al zat hij dan ook
's Zaterdagsavonds veel te laat soms tot klokke één
uur of half twee in „America n." 't Was gewoon-
elkanders eerlijke bedoelingen overtuigd waren; maar t lijk al lang morgenochtend als hij 's avonds naar huis
de groote hoop...! ochoch. wat heb ik daar 'n ver- ging. Tal ma is ook al op 't gladde pad. Ja, twaalfduizend
driet van beleefd! gulden per jaar zijn 'n menschenziel niet altijd tot ze-
Ik had er thuis niets van verteld, maar aan de koffie
vroeg vader of ik tegenwoordig aan hoogere politiek
deed.
Waarom vraagt u dat?
Omdat je gisteren klappen gehad hebt Jelui hebt
immers gevochten?
Moeder werd bleek.
Gevochten? vroeg ze aarzelend.
Vader maakte er 'n grapje van en antwoordde: Ja, hij
heeft gisteravond voor ,t stadhuis gevochten met Ds. W.
Tegelijk proestte hij 't uil van 't lachen; maar Moe
der smaakte de koffie niet meer, en 't speet me wel
'n beetje, dat Vader dien onzin zoo onvoorzichtig ver
in de
litie
't licht gekomen.
den eenen timmerman 60 oenten meer te geven dan zeker om mijn Moeder gerust te stellen allerlei be
den ander. dekte zinspelingen op „t tuchthuis" en „krom in de
Ja maar, bracht de wethouder Mr. Van den Bergh boeien.Samen lachten wij er bm, maajr 't heeft 'n week
hiertegen in, er zijn timmerlieden en timmerliedenmijn Moeders leven vergald.
guld
gen.
Roman van
PAUL OSKAR HöCKER.
o
27.
Lady Salmour had de oogen gesloten, de lippen even
gcojxmd en liet hoofd wat achterover geleund. Zij was
vol verwachting.
Maar voor zijn oogen stond een ander beeld, dat
zich lusschen hem en deze trotsche, mooie vrouw
schoof: het beeld van ds dappere, jonge landgenoote,
dat zooveel in zijn binnenste had opgewekt, zooveel
innigs, groots, dat Lydy Salmour steeds vreemd blijven
zou.
Ja, was het de hand van .Julia geweest, die hier
naast hem lag, tot overgave bereid, dan was de span
ning "niet zoo laag geweest.
Nu werd de hand opgeheven en verdween, het was
alsof de lady huiverde onder den hermelijnen mantel,
die haar los en gracieus over de schouders hing.
„Waarom zijt ge niet oprecht legen mij mr. Succo?
kwam het zacht, een weinig huljieloos over haar lip
pen.
„Ben ik het niet?"
„U waart het steeds. Tot nu toe. En u was mij
eeii lieve vriend. Maar toen wij door de straat van
Méssina voeren bij zonsopgang, bij de Etna, u weet
nog wel
„Zeker, dat herinner ik mij nog zeer goed.'
Een moe, zoo niet treurig lachje kwam op haar
gelaat.
„Ja ziet ge, daar is voor u een nieuwe zon opge
gaan."
Hij hoorde dat gaarne. Niet dat de ijverzucht die
uit haar woorden klonk, zijn ijdelheid streelde. Neen,
zij sprak open uit, wat hij'zichzelf reeds had moeten
erkennen.
„Het is een zon, die voor anderen schijnt," ant
woordde hij na eenig zwijgen „een zon, waarop ik geen
I-echten heb."
Zij knikte en antwoordde fijntjes: „Dus wederom een
nieuw deel aan uw roman Mr. Succo: u moet
wederom in uw Leven de rechte voorbijgaan."
Daarmede eindigde de tocht, die zoo opgewekt be
gonnen was, stil en nadenkend.
De lady was zelfs niet eventjes koeler en vormehj-
ker tegenover haar vriend geworden. Slechts had zij
nu een zeker moederlijk air aangenomen, wat haar
iets eigenaardigs gaf, dat hem imponeerde. Frits van
elzeker, antwoordde Nolting minzaam, zooals er
ook wethouders en wethouders zijn.
Lief hè?
Ja, we weten hier elkander zoo goed te waardeeren als
te Parijs, te Schagen, te Londen, Ie Lutjebroek, |cn
als 't er op aankomt elkaar op te hemelen, dan zijn
we er als de kippen bij.
Ressorteert stads- en gemeentebestuur ook onder 't
begrip „politiek"? Ik ben er nooit goed wijs uit
kunnen worden wat al of niet jx>litisch was. Mijn va
der zei„als ze mekaar alleen maar uitschelden, dan
ijs 't (gewone, lagere politiek; maar als ze aan 't vech
ten raken, dan behoort 't tot de hoogere.
Zooveel jaar geleden wilden de liberalen van 'n Zuid-
Hollandsch district den Heer Thijs Vallette in de Ka
mer hebben, die dan verwacht werd te zijn „de rechte
man op de rechte plaats." Ik het me "wijs maken, dat die
man zoo knap was. Hij had 'n boekje geschreven om
Duitsch te leeren, hij was „in Indië geweest," hij was
,,'n denker", en als hij dan zoo voor de klasse stond
hij was leeraar aan de H. B, S. en ik was 'in
nakomertje in de wetenschappelijke wereld dan keek
ik hem er wel eens op aan en vroeg mijzelven afwat
moet di eman met zijn vreemden witten kop toch in de
Kamer uitvoeren? Voor mij was hij 'n sfinx, 'n raad
sel, die beroerd les gaf en veel te deftig was, om ooit
't hart van een zijner leerlingen te winnen, 'n Heel
verschil met dien goeden, geleerden Bonte, die nooit
deftig was en van wien heel da klasse veel hield, om-
I dat hij zoo wijs was en zoo zachtmoedig. Maar enfin,
I Thijs heette „geleerd" en dat zal hij dan ook wel
geweest zijn; hij deed tenminste net zoo. En omdat ik
de eenige was op school, die 'n baardje droeg en wel
eens wat d irfde zeggn klampte me:i mij aan, oan de
candidatuur van den Heer Vaiette te steunen.
I Maar ik ken idien man niet, trachtte ik mij er van af
te maken.
Je hebt toch twee uur Duitsch bij hem in de
week
Succo moest met haar blijven theedrinken op het ter
ras de kapel Van het Egyptische g.irderegiment sjjeel-
de de nieuwste Amerikaansche dansen en marsehen
en daarbij spraken zij weder over haar reis, /en
nergens anders over. Over de jonge landgenoote werd
met geen woord meer gerept. In de drukte die daar
heerschte, want elke stoel was door een hotelgast in
genomen was ook een ander onderhoud als een op-
jiervlakkig niet best mogelijk. Maar zij voelden het
beiden hoe zij zich steelis verder van elkander ver
wijderden. Zij was met haar gedachten zoo wilde
het ten minste schijnen reeds op Geijlon; de zijne
zweefden in de richting naar Gizeh en trokken van
daar met de jonge Duitsche vouw over de Middelland-
sche Zee naar het vaderland en zochten in het Oosten
der monarchie een eenzame, oude vrouw op
„O, het is reeds tijd. Ik moet naar mijn
Enfin, Thijs Vaiette is in de Kamer gekomen, maar
omdat 't een tusschentijdsche verkiezing was geweest,
was hij binnen 'n maand of wat weer thuis. We heb
ben niet veel plezier van onzen zoo vurig gepousseer-
den candidaat beleefd; hij deed geen mond open, en
oio Vl 11 rv/vrt /urne nivvl tai /Jr\ rv 1 -rwAA** V
Toen jaren en jaren geleden Dr. Abraham Kuyper nog
'n eerzaam predikant was ik geloof hier of daar
aan de Lek en door zijn groote geleerdheid en ge
makkelijke wijze van spreken velen vromen tot 'n zegen
was, .toen gebeurde het op 'n noodlottigem ochtend,
dat er 'n politiek artikel van hem stond in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant. Een oud en deftig heer, een
aanhanger en bewonderaar van Dr. Kuyper, las 't Hij
ontstelde, zuchtte en zweeg. Aan '1 ontbijt gezeten, zei
hij enkel tot zijn vrouwZeg Mina,
Wiart is 't man?
Ik wou, dat dominee Kuyper in den hemel was.
HeLaas, 't is tot nu toe 'n vrome wensch gebleven;
want nu, na' zooveel jaren is Kuyper er nog niet. In de
struiken der politiek en der diplomatiek meer en meer
verdwaald, is hij steeds sluwer en geslepener geworden,
en eindelijk „listiger dan al 't gedierte des velds."
Arme menschenziel!
Dat hebben de politiek en de diplomatiek op haar
geweten.
Zou de Koningin ook aan politiek of diplomatiek doen?
Of Prins Hendrik?
Ze zien er mij niet naar uit; Ze hebben beiden zoo iets
als hij nog eens wat zei, dan was t maar beter geweest, fatsoenlijks in hun voorkomen, zoo iets wel-opgevoeds,
„i. l.: _:t_j 1...j __ij__ zoo iets eerlijks.
Laat ons hopen, dat hun ziel er verre van blijft,
en dat Zij, ofschoon staande midden in de modder,
toch hun voeten rein weten te houden. Moge hun
kracht gegeven zijn op schorpioenen en slangen .te
treden, zonder dat deze hen schaden.
't Geeft 'n burger moed en vertrouwen, als hij door
't besmeurde gordijn der politiek naar boven ziende,
een kroon mag ontwaren, die onbesmet bleet
H. d. H.
NOTES:
(1) Candide wil zeggenblinkend wit, rein, vlek
keloos.
als hij zijn mond had gehouden.
Aan de toen volgende campagne nam ik geen deel;
ik had er genoeg van. En als ik nog ooit in de weinige
jaren, die de Hemel mij te leven geeft, lauweren mocht
plukken, dan hoop ik, dat 't niet zal wezen in den tuin
der politiek, want daar groeien alleen doornen en brand
netels. Wie er zich thuis in bevindt, moet wed met
vele dingen, die in onze maatschappij 'n goeden klank
hebben ,h ebben afgerekend. Er zijn 'n hoop ambten en
baantjes bij 't beschaafde publiek in verdenking, in dis-
crediet; maar dan let men toch altijd nog op de gun
stige uitzonderingen. Er zijn dieven, waarvoor nog ge
pleit kan worden, goudsmeden, die echt goud verkoopen,
horlogemakers, die bijna eerlijk zijn, dokters, (die be
proeven 'n mensch te genezen, dominees, van wie nog
wel iets goeds te zeggen valt, krantenschrijvers, di©
soms blijk geven niet heelemaal „dol" te zijn, uitgevers
zelfs, die stuivers vallen laten, al strijken ze dan ook
guldens op, boeren met wie mep praten kan, paarden-
te oo pers, die mogelijk eerlijk zijn; maar aan 'n politicus
weet ik niets goeds. Hij is de rotte kool, die, op welken
wagen ook rondgereden, toch nergens 'n koojxer vindt.
In de politiek is alles verdacht; als ge denkt 'n engel
bij 't hoofd te hebben, dat blijkt u later, dat 't de boks-
pooten van den duivel waren. In de politiek mag alles,
kan alles, durft men a lies. Een mensch, die zijn woord
niet zou kunnen breken, kan geen politicus zijn; 'n waar
heidspreker praat den boel in 't honderd, staat imet
zijn handen verkeerd, zooda' men tot de conclusie zou
moeten komen, dat 'n afgevaardigde, die niet lang af
gevaardigd blijft, 'n fatsoenlijk mensch kan wezen. Poli
tiek en konkelen hooren bij elkaar als de twee beenen
van 'n tang.
'hij een oogenblik staan en lachte over zichzelf.
Waarom nam hij de zeldzame gelegenheid nu niet
Candidaat vain t Latijnsche canditatus, beteekent eigen
lijk: in 't wit gekleed; omdat zij, die in Rome naar 'n
openbaar ambt dongen, in 't wit gekleed waren.
CORRESPONDENTIE
Aan G. G.Ja, die naam is onjuist; maar dit heeft
de zetter op zijn geweten. Ik weet beslist, dat ik hem
ui de copy goed schreef. De volledige naam van den
door mij bedoelden Romeinschen Keizer luidt „Marcus
Aurelius Antoninus" (en niet Antonius). De'toevoe
ging „Pius" was 'n bijnaam, die „de vrome" betee
kent. Hij stierf in Maart 161.
„Fidius" ibeteekent: de getrouwe.
Dank voor de twee laatste regels in uw brief.
omzien. Morgenvroeg is er geen tijd."
Frits van Succo kromp licht ineen. Waarachtig hij
was zoo onbeleefd geweest op haar laatste woorden
zij sprak van een leuke ontmoeting bij haar inkoopen
in de bazar geen antwoord te geven.
„Wel bedankt, beste Mr. Succo," zeide zij. terwijl
zij hem d e rechterhand gaf, „voor uwe vriendschap.
Koml u later nog eens naar Engeland, dan hoop ik
u te zien."
Hij begeleidde haar tot aan de lift.
„Kom) u dan op uw thuisreis niet even in Cairo?"
„Neen, juist toen wij samen aan de thae zaten, nam
ik me voor van Ceylon verder door naar Indië Je
reizen. En is men eerst daar, wel dan wil een mensch
ook wel eens in Japan kijken." Zij lachte ,,Of wil
men niet?"
„Een wereldreis. O Ik kan mij dat zoo levendig
voorstellen; dan reist u bepaald zeker ook over Ame
rika, naar huis."
„Waarschijnlijk." Haar oogen zeiden hem een laatst
vaarwel. „Mensch mij dus een goede reis Mr. Succo."
Nog eenmaal gaven zij elkander de hand. Daarop
had zij de lift binnen, knikte hem vluchtig, bijna
koel toe.
Adieu
De deur viel toe en in de volgende seconde
was alles verdwenen.
Frits wist, dat hij zijn schoone, koele, trotsche vrien
din nooit in zijn leven meer zou terugzien.
U is wederom de rechte voorbijgegaan?" had
zij tot hem gezegd.
Zou het waar zijn?
Het was zes uur. Voor de volgendei trein tiaar
Bedracheïn ging, had hij nog rijkelijk den tijd. Ter
wijl hij naar.de tafel terugging, waaraan zij hadden
gezeten, om zijn stok terug te halen, ontwierp hij zijn
plan. Hij wilde een lange wandeling door de straten
maken tot de groote 'Nijlbrug. Vandaar had men een
mooi gezicht op den zonsondergang. In het portaal bleef
eens waar om van het groote elegante wereldleven
te genieten? Hier op het terras trof hij bepaald ken
nissen, ken praten, zich verstrooien en wat baatte hem
op de Nijlbrug het mooie uitzicht op de pyramiden
van Gizeh Dat had hijreeds dikwijls genoeg gezien.
Mat bood hem ook eigenlijk Menahouse nog?
Verviel hij daar nu niet weer in krankzinnige droo-
merijen, waarover hij zich moest schamen?
Het was bovendien immers beslist, dat Jutta reeds
op een boot was en Nijlopwaarts voer, de wonderen
van het schoone land tegemoet, die haar groote oogen
zouden doen stralen en de poësie, die het tooverachtige
land der Pharao's in haar dwepend gemoed zou
opwekken, zou haar drijven, hoewel tevergeefs als
zijn bemiddelaar op te treden bij haar conventioneeleai
man.
Monderlijk! Die mijnheel', die aan de door hem
zooeven verlaten tafel was gaan zitten, vertoonde een
verbluffende gelijkenis met Gustaaf van Succo. Dat
hij het zelf was, kon hij moeilijk aannemen. Jutta
had hem toch bepaald gezegd, dat ®j in het begin
van Maart de Nijlvaart zouden aanvangen. Zij moes
ten dus reeds onder weg zijn.
Frits was dicht op de tafel (oegestapt en stak de
hand naar zijn wandelstok uit, dieu de nieuwe gast
op de tafel had neergelegd.
In hetzelfde oogenblik kromp deze in elkaar en staar
de hem met wijdgeopende oogen aan. Ook Frits van
Succo bleef getroffen staan.
Het was werkelijk neef Gustaaf
Frits van Succo vroeg het zichzelf later nog dik
wijls af, wat hem in dit oogenblik daartoe bewogen
had na al de krenkingen, na al de onrechtvaardig
heden, die hem van zijn bloedverwanten tot deel gewor
den waren jtot dezen drager van zijn naam het
eerst het woord te richten.
Het was toch na de hoogmoedige /verklaring, die
de neef toenmaals aan boord der Hollstein, in zekere
mate officieel had gegeven, een waag.
Het had dezen Succo immers vrij gestaan den in
Europa van de lijst dei- levenden afgevoerden neef
hier op Afrikaanschen bodem ook niet te kennen. Frits
kon zich den ktap, waartoe hij gedrongen werd len
die toch al zijn principes omver wierp, slechts ver
klaren door het bijna ziekelijke gevoel van verlatenheid
dat hij nog nooit zoo sterk, zoo overweldigend had
ondervonden als op dat oogenblik.
Het waren een paar seconden vol spanning
Onwillekeurig wierp Gustaaf haastig een blik op de
genen, die rondom zaten om vast te stellen, of men
ook naar hem keek.
De tafeltjes rondom schenen evenwel allen door
I vreemden bezet. Hij wendde zich dus nu tot Frits met
een banale beleefdheidsfrase: „Ik wist werkelijk met
dat dit jou plaats was."
Zooals hij daar oog en oog stond met den neef,
voor wien hij in vroegere jaren zoo iets pis een
„groote broer" was geweest vooral in den üjd dat hij
studeerde kon hij toch niet het stijve u over zijn
lippen brengen. Maar in zijn toon lag niet de minste
hartelijkheid. I rits hoorde uit den toon, waarop Gus
taaf tot hem sprak, de poging om den grooten afstand
i tusschen hen nog meer vast te stellen.
„Het was niet mijne bedoeling Gustaaf je te sto
ren."
F^its had den stok reeds in de hand, maar aarzelde
toch nog een oogenblik. Mant ondanks den koelen toon
van de stem lag er joch iets dreigends r- of ook
iets als haat in den vorschenden blik van den
neef. Met geweld onttrok hij zich eindelijk aan jieze
suggestie. Wat voor doel had het, hier spitsvondigheden
te wisselen? Hij voelde, dat hij zich zou vergeten, als
hij nog langer staan bleef.
Maai op het oogenblik, dat hij zich wilde afwenden,
even de schouders ophalend, ging er een schok door
de stijve gestalte van den ander.
„Nu ge eenmaal hier bent, Frits,verzoek ik je: blijf."
,n verzoek was het niet eerder een beveL M'e-
der had Frits het gevoel: de neef zoekt evenals voor
vijftien jaar door zijn positie en leeftijd een zekere
overmacht op je te doen gelden. Dat kwam hem bijna
komisch voor. Maar daar trots alle bedenken, itoch
zijn innigste wensch was eens met hem te praten, zoo
20 r? j "Saarns> cvat wenscht ge van mij?"
..Kekenschap!"
Dat kwam er zoo scherp en vinnig uit, dat Frits
den ander verbaasd aankeek.
zo'ü^zijn?"1 met In WClk opzicht ik iou d31 schuldig
„Zoo. Niet. Je wilt dus loochenen, dat je achter
d»1 ie..°P den overtocht van Marseilte
naar Alexandne Neen, het is hier onmogelijk Ten
minste in dezen vorm - Alzoo ik eisch van je met
te Jb^tw^rden.nDen 011 lniJ P*ar vragen
„Ik ken er niet de minste reden voor om een bevel
of eisch van jou op te vol^n, of in te willigen Je
sprak eerst van een verzoek."
"Je mij ontwijken. Zoo. Welnu dan moet dk
je openhartig zeggen: ik vind je laf"
Gustaaf.^"'1'* Wl mde pi"t» ver-
„Wil je of wil je niet?"
Zij stonden nog altijd vlak tegenover elkaar Siau-
rterd«S T'l van elkaar verwijderd. Frits' mon-
sterde ofschoon de toon tusschen hen zoo scherp als
laar ©enigszins mogelijk was geworden, de trekken
van zijn neef met wassende belangstelling, misschien
ook met verbaasde nieuwsgierigheid.
By de ontmoetingen, 4ie tot dusver hadden plaat*