F I. Amsteröamsclie Briefen. De verboden Vrucht. Zondag 29 Maart 1908. 52e Jaargang. No. 41347. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. E« VfahtVS S cxxxv Over Politiek en Diplomatiek. Als de Parijsche gemeenteraadsleden elkander in het j publiek op 'n pak slaag tracteere.n, de Engelsehe af- gevaardigden elkaar dooi' de ruiten van de wachtka mer gooien, i n Amerika niet zelden stompen en bloed neuzen tot het integrum eener vergadering schijnen te behooren; als de leren elkander vreemd aankijken, wan neer zii na 'n zitting van publiek belang allen nog inj 't bezit blijken te zijn van hun halsboord, hun das en 'n niet in elkaar gebeukten hoed; als de mouwen nog in hun jas zitten en er niet eenige dokters ter hulp zijn geroepen om gehavende koppen en bebloede handen te verbinden; als iedere landsraad en gemeente raad nu eenmaal in verdenking staat van te zijn 'n v ergaderingvan elkaar vijandige creaturen, waarom zou den we dan elkander aanstooten of vreemd opkijken, wanneer de Amsterdamsche gemeenteraad, der traditie en hare roeping getrouw, op dezen algemeen gelden den regel, geen uitzondering maakt? 't Behoort er immers bij, dat men elkander dwars- lioomt? Ziet ge kans 'n voorstel of 'n wet te doen aanne men. die door alle aanwezigen of niet aanwezigen met „ja en amen'" wordt goedgekeurd en bekrach tigd? Dat zou al 'n heel bizonder voorstel of 'n heel bizondere wet moeten wezen, en met 'n schijn van restrictie gesproken geloof ik ook niet, dat zooiets nog ooit heeft plaats gehad. Iemand, die zich laat afvaardigen naar s lands ver gaderzaal of naar de raadzaal zijner gemeente, moet dim ook wel weten, dat hij binnengaatO, neen, n>! in 't hol van 'n leeuw! Niet in 'n verblijf van menschenetersNiet eens zelfs in t huis van verklaar de vijanden! maar toch, dat hij binnengaat, dat hij verzeilt om dan nog maar niet te zeggen dat hij verdwaalt of verschipbreukt, in 'n bosch, dat hij niet kent, op 'n zee, waarvan hij de geheimen niet weet. en waar blinde klippen in overvloed aan wezig zijn. Als hij niet al te gauw onder den (voet wil raken, moet hij tegen 'n stootje kunnen en er niet tegen op zien stootjes we zullen dan /nu maar „stootjes" zeggen terug te geven. Voordat hij ech ter tot „dien zietel der eere" genaderd is, moet hij 'n rijst-en-brijberg door van laster, kwade trouw en verdachtmaking, waarvan hij in zijn meest ongeteu- gelde lantasieën geen begrip had. Hij heeft van zich zelf geweten, stil en geheimnisvol, dat hij zijn bloemen wel eens ter ongelegener ure buiten zette, dat hij soms op 't brood getrapt heeft, als 't kindje in de fabel, om zijn schoenen te sparen, dat hij den weg wel eens gegaan is waar Thamar toefde, en bij 2ijn thuiskomst ontdekte zegelring en staf kwijt te zijn; hij; weet wel, dat hij toen en toen, bij 't opmaken van zijn kas deur gesloten, veilig en alleen verschrikt omkeek, toen 'n muis achter 't behang gleed; hij weet wel, dal er sommige zegels in zijn huis zijn, waarvan hij hoopt, dat anderen ze nooit verbreken zullen; hij heeft ge biecht aan zijn vrouw en aan zijn intiemsten vriend, de twee, drie overtredingen, die hem als dolken in de oogen. staken en is door die liefhebbende zielen ge rust gesteld en tot kalmte gebracht met het woord van den ziener-profeet, dat er „niemand op aarde recht vaardig is, die goed doet en niet zou zondigen." Hij heeft zich verzoend met 't verleden, zijn rekening ook zijn geestelijke zooveel mogelijk vereffend en zich nu gecandideerd in dubbelen zin. (1). Maar eer hij het doel bereikte waarnaar hij streef de, eer hij plaats kon nemen in die rij der „voor treffelijke" of der „vroede" mannen is hem aan 't verstand gebracht, dat er „niets verborgen is, wat niet openbaar zal worden," men weet alles. Men wwr méér dan alles. Men weet niet alleen wat hij gedaan dat wil zeggenm i sdaan heeft maar men weet ook wat hij zou hebben durven bestaan, indien deze of die gelegenheid zich had voorgedaan. Deugden heeft hij geen enkele, en zou iemand ze. meenen te ontwaren, dan zijn 't „blinkende zonden." Zijn vrienden bedriegt hij, zijn vrouw bedriegt hij, zijn kinderen bedriegt hij; zijn heele leven is 'n leugen, 'n reeks van booswich- tigheden. Hoe de maatschap hem draagt is 'n raadsel; hij behoorde op 'n afgelegen eiland ver van 't mensch- dom, eenzaam zijn gift-leven te slijten. Zijn geluk as, dat galg en rad zijn afgeschaft, ofschoom Leeuwarden zijn „asyl" nog heeft, zijn „shelter" voor zulke ver worpelingen; Veenhuizen zou hij ontwijden en Ommer- schans bezoedelen met zijn tegenwoordigheid. Er schiet niéts van 'm over, en de allerlaatste oplossing is, dat hij. evenals wijlen Izébef, door de honden gevreten zal worden. En dat zal zijn verdiende loon zijn Maar.... hij wordt toch gekozen. Natuurlijk' Want van zijn tegenpartijder is precies hetzelfde gezegd. Men heeft de wijsgeerige bedenking van door de kat of den kater gebeten te worden, in practijk gebracht. Of men zich verhangt aan den eenen strop of aan den anderen, hangen is hangen. A. belooft zoo goed alles Ie doen wat hij kan voor de verongelijkten als B, maar als ze eenmaal op 't kussen zitten 'I fs al wel. Zwijg maar. Ik zeg: als ze eenmaal op 't kussen zitten. weten ze van geen enkele belofte af. en dan komt 't uit. dat er toch maar heel veel waarheid was in al die vertel lingen van onbetrouwbaarheid en zondig gedoe. 'k Zou nu maar zwijgen, zeg ik. Goed, ik zèl zwijgen. Maar als ze dan eenmaal sa men zitten, die uilverkoren, uitgelezen, uitgekozen man- i nen, aan wie zooveel maanden of weken geleden geen draad goed was, maar toch de besten nog waren uit den troep, dan gaan ze onder elkander kijken en bakke- lijen, en mannen van 'I vak hooren soms nog erger dingen, dan leeken hadden durven vermoeden. ,Toen in den raad der gemeente G. een der raadsleden wat al te duidelijk sprak over verdwenen dubbeltjes, die waarschijnlijk gestolen waren, merkte de Voorzitter op, dat "hij dergelijke insinuaties niet kon toelaten, waar op het raadslid antwoordde, dat wien de schoen paste, hem maar aan moest trekken. In den raad van Am sterdam staan nu de vrijzinnig-democraten en de so ciaal-democraten lijnrecht tegenover eikander. Mr. Z Nou. wat zou dat?! Ik sloeg mijn ..Kramers-Bonte" op. om eens te weten. Wat dal zou?! Dan ken je 'm toch'Als jij 'm niet hoe dit boek het woord „politiek" in 't Hollandsch f i k.,1 n 1*"J WAI. M 1 1 mm .al 1 kent, wie moet 'm dan kennen? Ik ook nog niet wijzer liet me bepraten, schreef 'n artikel in de krant, dat Thijs 'n staatsman was van de bovenste plank, gaf gehoor aan de uitnoodiging van nog onwijzeren dan ik zelf was, om in 't publiek zijn candidatuur te bepleiten, bestreed dien waardigen zachtmoedigen oud-Minister Van der Kaaij, die er Van Lijnden in wilde hebben, gaf de dominees op hun kop, omdat ze zich met de politiek bemoeiden en deed alles wat 'n politiek warm gemaakt mensch cl zoo doet Elf uur was de vergadering afgeloopen. Toen ik op straat kwam, kreeg ik 'n pak slaag; eerst van 'n grut ter, daarna van een bierbrouwersknecht, die mij zoo als hij verklaarde, al lang in de gaten had. Op 't' marktplein werd mij door Ds. W. toegeschreeuwd, dat ik ,,'n .gemeene kerel" was. Wat blieft u, dominee? vroeg ik. Jij bent 'n leelijke kerel! klonk 't toen. Ik antwoordde hem. dat ik nu althans wist waarom ik zooveel blauwtjes liep, en wilde verder gaan; maar Zijn Eerw. pakte mij bij mijn kraag en schudde mij door elkander. Dit gedooguen echter de vrindjes niet en terwijl de maan in volle vreedzaamheid op 't aardrijk neerblikte, had er onder hare oogen 'n bijna formeel gevecht plaats. Ik heb nog hooit zoo'n herrie bijgewoond, behalve eens in Ame .ita, maar dat was onder negers, en de fatsoenlijke menpchen hielden zich op 'n af stand. Den anderen dag stond er in een van de plaatselijke blaadjes 'n verslag, zoowel van de vergadering als van van den Bergh h«fift 't verkorven bij Ketelaar en Nol- 't kabaal op straat. Daarin heette ik ,,'n leugenaar, ting beiden: hel vrijzinnig-democratisch geheelis er 'n ophitser, n stokebrand, 'n vrijmetselaar, 'n socialist, door uit elkander gerukt Mr. Z. v. d. Bergh, de im- mobile, is mobiel gebleken, toen de immobiliteit niet meer in zijn kraam te pas kwam. Ketelaar merkte op: „l'n Jaeobin ministre n est pas un ministre Jacobin," 't welk overgezet zijnde, hier wil zeggen: 'n Vrijzinnig democraat kan wel wethouder worden. maar daarom is 'hij nog geen vrijzinnig-democratisch wet houder. Toen beging de Weledelgeboren, zeergeleerde Heer Z. van den Bergh de arme-menschachtige stommiteit, om te verklaren, dat de practijk hem tot andere ziens wijze had gebracht en dat hij daarom tegen de motie Nolting had gestemd. Hè?! Gebeurd meneer! Hier in Amsterdam. De kwestie liep over de loonregeling der Amsterdamsche Gemeente werklieden, verhooging der minimum-loonen. gelijkstel ling dier loonen voor soortgelijke werkzaamheden bij particulieren, enz. enz. Pothuis zei, dat de gemeen tlë als werkgeefster verplicht was te zorgen, dat de ar beider bij haar in dienst, met zijn gezin kan rondko men. Heelemaal niet!" Doctor Professor Fabius gespro ken. Ze kunnen er nog wel wat bij verdienen Dat gaat de gemeente niet an. Dat gaat de gemeente wel an; dat zou haar vier- of vijfduizend gulden per jaar kosten. Nolting: Er bij de nieuw 'n kerkverachter, 'n vloekwaardig banierdrager der pre dikantenhaters" en nog veel meer moois, dat ik nu ver geten ben. Dat Minister Van der Kaaij vriendschappelijk na de vergadering met mij had gesproken, wip# 't blaadje schijnbaar niet. Dat de voorzitter van 't tegenover ons staande comité met mij voortdurend een vriendschap pelijke briefwisseling onderhield, evenmin; ook niet, dat hij mij beslist „Christelijke" lectuur ter lezing zond en ik hem meer vrijzinnige. Hij noemde mij in intiemen kring „den conservatieven liberaal," ik hem „den liberalen conservatief." Wij waardeerden elkander, omdat wij van zou weergeven, en ik las: „staatswetenschap, staatkunde, staatsleer, staatswijsheid, wereldkennis, bedrevenheid. Ik was gerust gesteld, want ik dachtdan zijn er niet veel politici. Maar ik las verder en kwam aan„geslepen heid in den omgang, sluwheid, list." Dit werd bedenke lijker. Misschien staan „d p 1 o m a t i e" en 'n „diplo maat hooger, en waait er in de hoogere regionen der staatkunde 'n zuiverder wind dan over de lage vlakten van alledaagsch-menschengeseharrel. Ik sloeg op: Diploma: 'n toegevouwen blad, iets dat dubbel is toegeslagen, waar iets achter zit. van diplo'en: dubbelleggen, dubbelvouwen, verbergen. Diplomaat: een staatsman, die ter bereiking van zekere oogmerken, zich aan een vreemd hof ophoudt. Diplomatie: de kunst der staatsonderhandelingen, der staatszaken; de gezantschapskunst Tot hiertoe ging 't goed, maar toen kwam: Diplomatisch: uit oorkonden bewijsbaar, voor zichtig in het gesprek, hoffelijk, aangenaam van vormen, geslepen, sluw, listig, onder fraaie manieren zijn eigen lijke meening en bedoelingen verbergen, enz. enz. Is 't welletjes? Ik heb 't boek maar dichtgeslagen; want '1 mocht mij al iets wijzer maken, vertroosten of gerust stellen deed 'tmij niet. Gemeene streken hooren nu eenmaal bij politiek en diplomatiek, en 'n eerlijke politicus of 'n eerlijke diplomaat zou zoo iets wezen als 'n geefgrage vrek of 'n weekhartige beuL Medelijden met de stumperds. die op zulke wegen verdwalen! Voor menige ziel kan nog met hoop op behoud en redding gebeden worden, maar politieke of di plomatische zielen z ij n niet te behouden of te red den. Mr. Z. v. d. Bergh heeft hier zijn verlorenheid bekend; anderen zijn hem voorgegaan, anderen zullen hem volgen. In den Haag is Heemskerk aan de beurt zie het artikel van De Koo in de Groene van 21 dezer terwijl hij, zoolang hij hier was, heusch soms nog wel eens neigingen ten goede betoonde, al zat hij dan ook 's Zaterdagsavonds veel te laat soms tot klokke één uur of half twee in „America n." 't Was gewoon- elkanders eerlijke bedoelingen overtuigd waren; maar t lijk al lang morgenochtend als hij 's avonds naar huis de groote hoop...! ochoch. wat heb ik daar 'n ver- ging. Tal ma is ook al op 't gladde pad. Ja, twaalfduizend driet van beleefd! gulden per jaar zijn 'n menschenziel niet altijd tot ze- Ik had er thuis niets van verteld, maar aan de koffie vroeg vader of ik tegenwoordig aan hoogere politiek deed. Waarom vraagt u dat? Omdat je gisteren klappen gehad hebt Jelui hebt immers gevochten? Moeder werd bleek. Gevochten? vroeg ze aarzelend. Vader maakte er 'n grapje van en antwoordde: Ja, hij heeft gisteravond voor ,t stadhuis gevochten met Ds. W. Tegelijk proestte hij 't uil van 't lachen; maar Moe der smaakte de koffie niet meer, en 't speet me wel 'n beetje, dat Vader dien onzin zoo onvoorzichtig ver in de litie 't licht gekomen. den eenen timmerman 60 oenten meer te geven dan zeker om mijn Moeder gerust te stellen allerlei be den ander. dekte zinspelingen op „t tuchthuis" en „krom in de Ja maar, bracht de wethouder Mr. Van den Bergh boeien.Samen lachten wij er bm, maajr 't heeft 'n week hiertegen in, er zijn timmerlieden en timmerliedenmijn Moeders leven vergald. guld gen. Roman van PAUL OSKAR HöCKER. o 27. Lady Salmour had de oogen gesloten, de lippen even gcojxmd en liet hoofd wat achterover geleund. Zij was vol verwachting. Maar voor zijn oogen stond een ander beeld, dat zich lusschen hem en deze trotsche, mooie vrouw schoof: het beeld van ds dappere, jonge landgenoote, dat zooveel in zijn binnenste had opgewekt, zooveel innigs, groots, dat Lydy Salmour steeds vreemd blijven zou. Ja, was het de hand van .Julia geweest, die hier naast hem lag, tot overgave bereid, dan was de span ning "niet zoo laag geweest. Nu werd de hand opgeheven en verdween, het was alsof de lady huiverde onder den hermelijnen mantel, die haar los en gracieus over de schouders hing. „Waarom zijt ge niet oprecht legen mij mr. Succo? kwam het zacht, een weinig huljieloos over haar lip pen. „Ben ik het niet?" „U waart het steeds. Tot nu toe. En u was mij eeii lieve vriend. Maar toen wij door de straat van Méssina voeren bij zonsopgang, bij de Etna, u weet nog wel „Zeker, dat herinner ik mij nog zeer goed.' Een moe, zoo niet treurig lachje kwam op haar gelaat. „Ja ziet ge, daar is voor u een nieuwe zon opge gaan." Hij hoorde dat gaarne. Niet dat de ijverzucht die uit haar woorden klonk, zijn ijdelheid streelde. Neen, zij sprak open uit, wat hij'zichzelf reeds had moeten erkennen. „Het is een zon, die voor anderen schijnt," ant woordde hij na eenig zwijgen „een zon, waarop ik geen I-echten heb." Zij knikte en antwoordde fijntjes: „Dus wederom een nieuw deel aan uw roman Mr. Succo: u moet wederom in uw Leven de rechte voorbijgaan." Daarmede eindigde de tocht, die zoo opgewekt be gonnen was, stil en nadenkend. De lady was zelfs niet eventjes koeler en vormehj- ker tegenover haar vriend geworden. Slechts had zij nu een zeker moederlijk air aangenomen, wat haar iets eigenaardigs gaf, dat hem imponeerde. Frits van elzeker, antwoordde Nolting minzaam, zooals er ook wethouders en wethouders zijn. Lief hè? Ja, we weten hier elkander zoo goed te waardeeren als te Parijs, te Schagen, te Londen, Ie Lutjebroek, |cn als 't er op aankomt elkaar op te hemelen, dan zijn we er als de kippen bij. Ressorteert stads- en gemeentebestuur ook onder 't begrip „politiek"? Ik ben er nooit goed wijs uit kunnen worden wat al of niet jx>litisch was. Mijn va der zei„als ze mekaar alleen maar uitschelden, dan ijs 't (gewone, lagere politiek; maar als ze aan 't vech ten raken, dan behoort 't tot de hoogere. Zooveel jaar geleden wilden de liberalen van 'n Zuid- Hollandsch district den Heer Thijs Vallette in de Ka mer hebben, die dan verwacht werd te zijn „de rechte man op de rechte plaats." Ik het me "wijs maken, dat die man zoo knap was. Hij had 'n boekje geschreven om Duitsch te leeren, hij was „in Indië geweest," hij was ,,'n denker", en als hij dan zoo voor de klasse stond hij was leeraar aan de H. B, S. en ik was 'in nakomertje in de wetenschappelijke wereld dan keek ik hem er wel eens op aan en vroeg mijzelven afwat moet di eman met zijn vreemden witten kop toch in de Kamer uitvoeren? Voor mij was hij 'n sfinx, 'n raad sel, die beroerd les gaf en veel te deftig was, om ooit 't hart van een zijner leerlingen te winnen, 'n Heel verschil met dien goeden, geleerden Bonte, die nooit deftig was en van wien heel da klasse veel hield, om- I dat hij zoo wijs was en zoo zachtmoedig. Maar enfin, I Thijs heette „geleerd" en dat zal hij dan ook wel geweest zijn; hij deed tenminste net zoo. En omdat ik de eenige was op school, die 'n baardje droeg en wel eens wat d irfde zeggn klampte me:i mij aan, oan de candidatuur van den Heer Vaiette te steunen. I Maar ik ken idien man niet, trachtte ik mij er van af te maken. Je hebt toch twee uur Duitsch bij hem in de week Succo moest met haar blijven theedrinken op het ter ras de kapel Van het Egyptische g.irderegiment sjjeel- de de nieuwste Amerikaansche dansen en marsehen en daarbij spraken zij weder over haar reis, /en nergens anders over. Over de jonge landgenoote werd met geen woord meer gerept. In de drukte die daar heerschte, want elke stoel was door een hotelgast in genomen was ook een ander onderhoud als een op- jiervlakkig niet best mogelijk. Maar zij voelden het beiden hoe zij zich steelis verder van elkander ver wijderden. Zij was met haar gedachten zoo wilde het ten minste schijnen reeds op Geijlon; de zijne zweefden in de richting naar Gizeh en trokken van daar met de jonge Duitsche vouw over de Middelland- sche Zee naar het vaderland en zochten in het Oosten der monarchie een eenzame, oude vrouw op „O, het is reeds tijd. Ik moet naar mijn Enfin, Thijs Vaiette is in de Kamer gekomen, maar omdat 't een tusschentijdsche verkiezing was geweest, was hij binnen 'n maand of wat weer thuis. We heb ben niet veel plezier van onzen zoo vurig gepousseer- den candidaat beleefd; hij deed geen mond open, en oio Vl 11 rv/vrt /urne nivvl tai /Jr\ rv 1 -rwAA** V Toen jaren en jaren geleden Dr. Abraham Kuyper nog 'n eerzaam predikant was ik geloof hier of daar aan de Lek en door zijn groote geleerdheid en ge makkelijke wijze van spreken velen vromen tot 'n zegen was, .toen gebeurde het op 'n noodlottigem ochtend, dat er 'n politiek artikel van hem stond in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Een oud en deftig heer, een aanhanger en bewonderaar van Dr. Kuyper, las 't Hij ontstelde, zuchtte en zweeg. Aan '1 ontbijt gezeten, zei hij enkel tot zijn vrouwZeg Mina, Wiart is 't man? Ik wou, dat dominee Kuyper in den hemel was. HeLaas, 't is tot nu toe 'n vrome wensch gebleven; want nu, na' zooveel jaren is Kuyper er nog niet. In de struiken der politiek en der diplomatiek meer en meer verdwaald, is hij steeds sluwer en geslepener geworden, en eindelijk „listiger dan al 't gedierte des velds." Arme menschenziel! Dat hebben de politiek en de diplomatiek op haar geweten. Zou de Koningin ook aan politiek of diplomatiek doen? Of Prins Hendrik? Ze zien er mij niet naar uit; Ze hebben beiden zoo iets als hij nog eens wat zei, dan was t maar beter geweest, fatsoenlijks in hun voorkomen, zoo iets wel-opgevoeds, „i. l.: _:t_j 1...j __ij__ zoo iets eerlijks. Laat ons hopen, dat hun ziel er verre van blijft, en dat Zij, ofschoon staande midden in de modder, toch hun voeten rein weten te houden. Moge hun kracht gegeven zijn op schorpioenen en slangen .te treden, zonder dat deze hen schaden. 't Geeft 'n burger moed en vertrouwen, als hij door 't besmeurde gordijn der politiek naar boven ziende, een kroon mag ontwaren, die onbesmet bleet H. d. H. NOTES: (1) Candide wil zeggenblinkend wit, rein, vlek keloos. als hij zijn mond had gehouden. Aan de toen volgende campagne nam ik geen deel; ik had er genoeg van. En als ik nog ooit in de weinige jaren, die de Hemel mij te leven geeft, lauweren mocht plukken, dan hoop ik, dat 't niet zal wezen in den tuin der politiek, want daar groeien alleen doornen en brand netels. Wie er zich thuis in bevindt, moet wed met vele dingen, die in onze maatschappij 'n goeden klank hebben ,h ebben afgerekend. Er zijn 'n hoop ambten en baantjes bij 't beschaafde publiek in verdenking, in dis- crediet; maar dan let men toch altijd nog op de gun stige uitzonderingen. Er zijn dieven, waarvoor nog ge pleit kan worden, goudsmeden, die echt goud verkoopen, horlogemakers, die bijna eerlijk zijn, dokters, (die be proeven 'n mensch te genezen, dominees, van wie nog wel iets goeds te zeggen valt, krantenschrijvers, di© soms blijk geven niet heelemaal „dol" te zijn, uitgevers zelfs, die stuivers vallen laten, al strijken ze dan ook guldens op, boeren met wie mep praten kan, paarden- te oo pers, die mogelijk eerlijk zijn; maar aan 'n politicus weet ik niets goeds. Hij is de rotte kool, die, op welken wagen ook rondgereden, toch nergens 'n koojxer vindt. In de politiek is alles verdacht; als ge denkt 'n engel bij 't hoofd te hebben, dat blijkt u later, dat 't de boks- pooten van den duivel waren. In de politiek mag alles, kan alles, durft men a lies. Een mensch, die zijn woord niet zou kunnen breken, kan geen politicus zijn; 'n waar heidspreker praat den boel in 't honderd, staat imet zijn handen verkeerd, zooda' men tot de conclusie zou moeten komen, dat 'n afgevaardigde, die niet lang af gevaardigd blijft, 'n fatsoenlijk mensch kan wezen. Poli tiek en konkelen hooren bij elkaar als de twee beenen van 'n tang. 'hij een oogenblik staan en lachte over zichzelf. Waarom nam hij de zeldzame gelegenheid nu niet Candidaat vain t Latijnsche canditatus, beteekent eigen lijk: in 't wit gekleed; omdat zij, die in Rome naar 'n openbaar ambt dongen, in 't wit gekleed waren. CORRESPONDENTIE Aan G. G.Ja, die naam is onjuist; maar dit heeft de zetter op zijn geweten. Ik weet beslist, dat ik hem ui de copy goed schreef. De volledige naam van den door mij bedoelden Romeinschen Keizer luidt „Marcus Aurelius Antoninus" (en niet Antonius). De'toevoe ging „Pius" was 'n bijnaam, die „de vrome" betee kent. Hij stierf in Maart 161. „Fidius" ibeteekent: de getrouwe. Dank voor de twee laatste regels in uw brief. omzien. Morgenvroeg is er geen tijd." Frits van Succo kromp licht ineen. Waarachtig hij was zoo onbeleefd geweest op haar laatste woorden zij sprak van een leuke ontmoeting bij haar inkoopen in de bazar geen antwoord te geven. „Wel bedankt, beste Mr. Succo," zeide zij. terwijl zij hem d e rechterhand gaf, „voor uwe vriendschap. Koml u later nog eens naar Engeland, dan hoop ik u te zien." Hij begeleidde haar tot aan de lift. „Kom) u dan op uw thuisreis niet even in Cairo?" „Neen, juist toen wij samen aan de thae zaten, nam ik me voor van Ceylon verder door naar Indië Je reizen. En is men eerst daar, wel dan wil een mensch ook wel eens in Japan kijken." Zij lachte ,,Of wil men niet?" „Een wereldreis. O Ik kan mij dat zoo levendig voorstellen; dan reist u bepaald zeker ook over Ame rika, naar huis." „Waarschijnlijk." Haar oogen zeiden hem een laatst vaarwel. „Mensch mij dus een goede reis Mr. Succo." Nog eenmaal gaven zij elkander de hand. Daarop had zij de lift binnen, knikte hem vluchtig, bijna koel toe. Adieu De deur viel toe en in de volgende seconde was alles verdwenen. Frits wist, dat hij zijn schoone, koele, trotsche vrien din nooit in zijn leven meer zou terugzien. U is wederom de rechte voorbijgegaan?" had zij tot hem gezegd. Zou het waar zijn? Het was zes uur. Voor de volgendei trein tiaar Bedracheïn ging, had hij nog rijkelijk den tijd. Ter wijl hij naar.de tafel terugging, waaraan zij hadden gezeten, om zijn stok terug te halen, ontwierp hij zijn plan. Hij wilde een lange wandeling door de straten maken tot de groote 'Nijlbrug. Vandaar had men een mooi gezicht op den zonsondergang. In het portaal bleef eens waar om van het groote elegante wereldleven te genieten? Hier op het terras trof hij bepaald ken nissen, ken praten, zich verstrooien en wat baatte hem op de Nijlbrug het mooie uitzicht op de pyramiden van Gizeh Dat had hijreeds dikwijls genoeg gezien. Mat bood hem ook eigenlijk Menahouse nog? Verviel hij daar nu niet weer in krankzinnige droo- merijen, waarover hij zich moest schamen? Het was bovendien immers beslist, dat Jutta reeds op een boot was en Nijlopwaarts voer, de wonderen van het schoone land tegemoet, die haar groote oogen zouden doen stralen en de poësie, die het tooverachtige land der Pharao's in haar dwepend gemoed zou opwekken, zou haar drijven, hoewel tevergeefs als zijn bemiddelaar op te treden bij haar conventioneeleai man. Monderlijk! Die mijnheel', die aan de door hem zooeven verlaten tafel was gaan zitten, vertoonde een verbluffende gelijkenis met Gustaaf van Succo. Dat hij het zelf was, kon hij moeilijk aannemen. Jutta had hem toch bepaald gezegd, dat ®j in het begin van Maart de Nijlvaart zouden aanvangen. Zij moes ten dus reeds onder weg zijn. Frits was dicht op de tafel (oegestapt en stak de hand naar zijn wandelstok uit, dieu de nieuwe gast op de tafel had neergelegd. In hetzelfde oogenblik kromp deze in elkaar en staar de hem met wijdgeopende oogen aan. Ook Frits van Succo bleef getroffen staan. Het was werkelijk neef Gustaaf Frits van Succo vroeg het zichzelf later nog dik wijls af, wat hem in dit oogenblik daartoe bewogen had na al de krenkingen, na al de onrechtvaardig heden, die hem van zijn bloedverwanten tot deel gewor den waren jtot dezen drager van zijn naam het eerst het woord te richten. Het was toch na de hoogmoedige /verklaring, die de neef toenmaals aan boord der Hollstein, in zekere mate officieel had gegeven, een waag. Het had dezen Succo immers vrij gestaan den in Europa van de lijst dei- levenden afgevoerden neef hier op Afrikaanschen bodem ook niet te kennen. Frits kon zich den ktap, waartoe hij gedrongen werd len die toch al zijn principes omver wierp, slechts ver klaren door het bijna ziekelijke gevoel van verlatenheid dat hij nog nooit zoo sterk, zoo overweldigend had ondervonden als op dat oogenblik. Het waren een paar seconden vol spanning Onwillekeurig wierp Gustaaf haastig een blik op de genen, die rondom zaten om vast te stellen, of men ook naar hem keek. De tafeltjes rondom schenen evenwel allen door I vreemden bezet. Hij wendde zich dus nu tot Frits met een banale beleefdheidsfrase: „Ik wist werkelijk met dat dit jou plaats was." Zooals hij daar oog en oog stond met den neef, voor wien hij in vroegere jaren zoo iets pis een „groote broer" was geweest vooral in den üjd dat hij studeerde kon hij toch niet het stijve u over zijn lippen brengen. Maar in zijn toon lag niet de minste hartelijkheid. I rits hoorde uit den toon, waarop Gus taaf tot hem sprak, de poging om den grooten afstand i tusschen hen nog meer vast te stellen. „Het was niet mijne bedoeling Gustaaf je te sto ren." F^its had den stok reeds in de hand, maar aarzelde toch nog een oogenblik. Mant ondanks den koelen toon van de stem lag er joch iets dreigends r- of ook iets als haat in den vorschenden blik van den neef. Met geweld onttrok hij zich eindelijk aan jieze suggestie. Wat voor doel had het, hier spitsvondigheden te wisselen? Hij voelde, dat hij zich zou vergeten, als hij nog langer staan bleef. Maai op het oogenblik, dat hij zich wilde afwenden, even de schouders ophalend, ging er een schok door de stijve gestalte van den ander. „Nu ge eenmaal hier bent, Frits,verzoek ik je: blijf." ,n verzoek was het niet eerder een beveL M'e- der had Frits het gevoel: de neef zoekt evenals voor vijftien jaar door zijn positie en leeftijd een zekere overmacht op je te doen gelden. Dat kwam hem bijna komisch voor. Maar daar trots alle bedenken, itoch zijn innigste wensch was eens met hem te praten, zoo 20 r? j "Saarns> cvat wenscht ge van mij?" ..Kekenschap!" Dat kwam er zoo scherp en vinnig uit, dat Frits den ander verbaasd aankeek. zo'ü^zijn?"1 met In WClk opzicht ik iou d31 schuldig „Zoo. Niet. Je wilt dus loochenen, dat je achter d»1 ie..°P den overtocht van Marseilte naar Alexandne Neen, het is hier onmogelijk Ten minste in dezen vorm - Alzoo ik eisch van je met te Jb^tw^rden.nDen 011 lniJ P*ar vragen „Ik ken er niet de minste reden voor om een bevel of eisch van jou op te vol^n, of in te willigen Je sprak eerst van een verzoek." "Je mij ontwijken. Zoo. Welnu dan moet dk je openhartig zeggen: ik vind je laf" Gustaaf.^"'1'* Wl mde pi"t» ver- „Wil je of wil je niet?" Zij stonden nog altijd vlak tegenover elkaar Siau- rterd«S T'l van elkaar verwijderd. Frits' mon- sterde ofschoon de toon tusschen hen zoo scherp als laar ©enigszins mogelijk was geworden, de trekken van zijn neef met wassende belangstelling, misschien ook met verbaasde nieuwsgierigheid. By de ontmoetingen, 4ie tot dusver hadden plaat*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5