GRATIS
Zondag 14 Juni 1908
52ste Jaargang. No. 436©
Bureau SCHAGENf Laan D 4.
latere. Telephoon No. 20.
Uitgevers: TRAPMAN 8t Co.
EERSTE BLAD.
zich thans op dit blad
abonneert, ontvangt tot
1 JULI a.s. de Courant
Buitenlandscü Nieuws.
Binneiilanclsch Nieuws.
Alieicti Nitiis-
Aiwteitic- LuünvUil
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 Ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DU nummer bettaai uil vier bladen
Engeland en Rusland.
Koning Eduard is te Reval by Czaar N.colaas op
bezoek. Natuurlijk gala-diner en toosten, die mot zorg
zijn gesteld en op elke uitdrukking gowogen Ea daar
om is het van beteekenis, dat er van alliantie, entente,
of wat daartoe leiden kan, niet werd gesproken en de
handhaving des vredes als het voornaamste op den
voorgrond gesteld werd.
Het gala-diner werd gehouden aan boord van de
„Standard". De Czaar bracht natuurlijk den eersten
dronk uit, en sprak het vertrouwen uit, dat de ontmoe
ting, terwijl zy de vele sterke banden die tusschen
beide huizen bestaan, nog nauwer tonhaalt, ook het
gelukkig gevolg moge hebben om beide landen nader
tot elkaar te brengen en de handhaving van den vrede
in de wereld te bevorderen. In het laatste jaar zyn
verschillende quaesties, van even groot belang voor
Engeland als voor Rusland, opgelost op een beviedi-
gende wijze, die er slechts toe kan leiden, tusschen
beide landen de gevoelens van wederzydsche welwil
lendheid en vertrouwen te versterken.
En toen was het woord aan Koning Eduard.
Hy onderschreef ten volle wat de Czaar had gezegd
over de onlangs tusschen beide regeeringen gesloten
overeenkomst; verklaarde te gelooven, dat deze zal
strekken tot versterking van de banden tusschen beide
volken, en achtte zich verzekerd, dat zy in de toekomst
zal bijdragen tot een vriendschappelyKe regeling van
eenige belangrijke quaesties. Voorts was Engelands
monarch overtuigd, dat zy niet alleen beide volken
nader tot elkander zou brengen, maar ook krachtig
medewerken tot behoud van den algemeenen wereld
vrede.
Daar kunnen zelfs de Duitschers niets op tegen
hebben! Alle volken en monarchen achten het behoud
van een „vrede met eer" het hoogste goed in de poli
tiek. Jammer maar, dat hun staatkunde daardoor nog
geen onbaatzuchtig karakter krijgt, ja zelfs het afdoend
regelen van moeilijke quaesties door den onderlingen
naijver wordt onmogelijk gemaakt. Denk alleen maar
aan de Oosterscbe quaestie! En ook, bet handhaven
van den vrede woidt al duurder; anders gezegd: de
verzekeringspremie ten mogelijk oorlogsgevaar stygt
enorm met de jaren.
Volgens de laatste statistieken, bedragen de Euro-
peesche staatsschulden 143 milliard francs en wordt
voor den jaarlykschen interest een bedrag van om
streeks 6 milliard vereischt. Maar een nog grooter
bedrag gaat er weg aan jaarlijksche militaire onkosten
n.1. 6} milliard. En voor de rente van aangegane leenin
gen, die deels ook om militaire redenen zyn gesloten, èn
voor oorlogsuitgaven heeft ons werelddeel jaarlijks byna
13 milliard, zegge 6500 millioen gulden, op te brengen.
Zoo de moeite waard, dacht ons.
Het is natuurlijk dat alle groote bladen hun hart
ophalen aan de ontmoeting van Czaar en Koning.
Er wordt niet minder dan een nieuw Drievoudig
Verbond achter gezocht, want eind Juli gaat ook de
president van Frankrijk naar Reval. Nu, reden is er
voor al deze gedachten wel, want Engeland heeft bij
dit bezoek een geduchte diplomatieke en militaire
macht ontplooid. Koning Eduard wordt niet alleen
vergezeld door Sir Charles Hardinge, die Z. M. ook in
April 1907 naar Gaëta ter ontmoeting van den Koning
van Italië begeleidde, en by wiens naam men denkt
aan eenige van Engelands belangrijkste buitenlandsche
verdragen, maar ook Sir John Fisher, eerste lord dei
admiraliteit, is by hem, en-dan Sir John French, die
verleden jaar de Franschelegeroefeningen bijwoonde
en die op het oogenblik als „inspecteur generaal der
Engelsche macht" wel voor de meest bevoegde militairo
autoriteit in Engeland doorgaat.
En weet men nu, dat ook de Tsaar eenige politieke
en militaire raadgevets by zich heeft, dan hoeft men
niet meer te vragen of het hier in hoofdzaak een „fa
miliebezoek" geldt. Trouwens, de lange conferenties
zeggen al genoeg. Nergens wordt trouwens meer de
politieke beteekenis van deze ontmoeting verheeld, al
heeft de Engelsche minister van buitenlandsche zaken.
Sir Edward Grey, verklaard, dat tijdens het bezoek te
Reval geen onderhandelingen zullen worden gevoerd.
In Duitschland met name slaat men de besprekingen
niet zonder bezorgdheid gade, want men weet, dat er
in Russische hofkringen en in het Russische leger een
party is, die groote antipathie koestert tegen Duitsch
land, en men vreest nu, dat die party, steunend op het
Fransch-Russische bondgenootschap in Europa, wel eens
zou kunnen pogen het prestige terug te winnen, dat
Rusland in Oost-Azië verloren heeft. Gelukkig is voor
het oogenblik die party daartoe nog niet machtig ge
Doeg. En ondanks den scherpen toon, dien de Russische
pers nu en dan tegen Duitschland meent te mooten
aanslaan, is er tyj de regeering voor het ooger blik
weinig geneigdheid, de vorstandhouding met Duitsch
land te verstoren. Voornamelijk dan uit handelsover
wegingen. Want Duitschland is Ruslauds beste afne
mer. Het koopt in Rusland driemaal meer dan Frankryk,
en de invoeren uit Rusland naar Duitschland zyn
ongeveer negenmaal grooter dan die uit Duitschland
jraar Rusland.
Maar hoe waar dat alles 'ook zy, men vreest dan
toch, dat het er Koning Eduard om te doen is Rusland
naar zich toe te halen, teneinde Duitschland te isoleeren,
en dat zyn pogen niet geheel zonder succes zal blijven.
De TSgliche Rundschau sloeg gisteren al een bijzon
der scherpen toon aan.
Wij weten, zoo heette het, dat de Franco-Anglo-Rus-
sische entente, onder welken vorm dan ook bestaat, en
dat die entente gericht is tegen óns. Die entente is
dus geen garantie voor den vrede, maar een gevaar
voor den oorlog. Koning Eduard heeft aldus een druk
teweeggebracht die op den langen duur ondragelijk
dreigt te worden. De opheffing van dien druk zal slechts
komen na een .worsteling op leven en dood. Onze
militaire inrichting vormde den grondsteen van den
Europeeschen vrede, maar nu vormt ze tevens het
middel om een einde te maken aan de samenzwering
tegen Duitschland
Daar klinkt zelfs ieen dreigende toon in, maar van
dien kant zijn we zoo iets gewend. Andere voorname
bladen laten zich veel bezadigder en nuchterder uit.
Toch slaat zelfs het Berliner Tageblatt, dat anders spoe
dig geneigd is te erkennen, dat Duitschland niet altijd
en in alle opzichten gelijk heeft tegenover het buiten
land, thans een ietwat scherpen toon aan, naar aan
leiding van de „ontmoeting" te Reval.
Het blad meent toch dat er plannen zouden be
staan om het status quo in de Oostzee en in Macedonië
te wijzigen in een voor Duitschland nadeeligen zin,
en betoogt dan, dat Duitschland des te beter tegen
de van Idlien kant dreigende gevaren zal bestand zijn,
naarmate de Duitsche regeering en het Duitsche volk
te eendrachtiger samenwerken ter bescherming van de
Duitsche belangen.
En als men nu lóten bekenden generaal Keim, oud
president van de Duitsche Vlootvereeniging, vraagt, dan
zegt hij dat nu opnieuw de noodzakelijkheid voor
Duitschland blijkt, om zijn bewapening ter zee en tc
land te vermeerderen, ten einde op alles te zijn voor
bereid!
Nu konden we ook nog allerlei Russische stemmen
vermelden. De Petersburgsche correspondent van de
Kölnische toch vat samen, wat de voormannen der
verschillende Russische partijen in de bladen over de
samenkomst bij Reval zeggen. Maar we laten het bij
het oordeel van den voorzitter der Doema, Khomia-
kof, die algemeen geacht wordt om zijn goed humeur,
onpartijdigheid en lakt. Hij dan verklaarde dat de leden
der Doema zich over de ontmoeting verheugen en het
denkbeeld eener toenadering tot Engeland, het land
met het volmaaktste parlementaire stelsel, toejuichen.
Hij voor zich ziet in de ontmoeting een waarborg
voor den vrede, dien Rusland zoozeer noodig heeft,
en wenscht tevens in vriendschap te leven met alle
naburen, Duitschland met name, met terzijde stelling
van internationale groepeeringen, welke slechts moei
lijkheden zouden kunnen veroorzaken. Reeds vele mis
verstanden zijn uit den weg geruimd, vooral wat be
treft de bedreiging der Indische grens. Als de ont
moeting te Petersburg plaats had, zou de Doema Koning
Eduard een adres van welkom zenden; maar de wateren
van Reval liggen buiten haar gebied.
In afwijking van die woorden zegt de man van
de Kölnische zet het grootste deel der Russische
pers de aanvallen op Duitschland voort, ten spijt van
het officieuse artikel in de Rossija. Er is dus in poli
tieke kruigen wel zoo iets als een beweging tegen
Duitschland gaande. Het heet nu, dat de Duitsche Keizer
verleden week aan den Tsaar moet hebben doen weten,
dat hij hem wenscht te ontmoeten tijdens zijn kruis
tocht in de Zweedsche wateren, dus vóór de komst
van president I allières naar Rusland in de volgende
maand. Wat de Tsaar geantwoord heeft is niet bekend;
maar ook is de juistheid van het bericht nog niet
gebleken.
Van een plan van den Tsaar om binnenkort een
bezoek aan den Koning van Italië te brengen, is in
bevoegde kringen te Rome niets bekend. Wel schijnt
reeds vast te staan, dat de Keizer aller Russen in
den herfst een bezoek aan Engeland zal brengen en
dan waarschijnlijk te Sandringham resideeren zal. Her
lijn wordt nog maar steeds gemeden, zoo door Ruslands
Tsaar als Engelands Koning!
Vooral over dit laatste is men zeer gepikeerd in
Duitschland.
Edward reist nota bene door Duitschland, maar in
cognito.
„Waarom komt Koning Edward nooit naar Berlijn?"
zoo vraagt men zich af En de Gerinania weet op die
vraag het antwoord te geven. Dat antwoord, waarschijn
lijk stammend uit den kring der Duitsche geestelijken,
die thans in Engeland zijn en verleden week «looi
den Koning van Engeland in audiëntie werden ont
vangen, is scherp en bevat een krasse afkeuring van
de wijze, waarop Keizer Wilhelm gewoon is zijn gas
ten in de hoofdstad des Rijks te ontvangen
„Koning Edward is een vriend van gemakkelijke vor
men in den omgang en haat alle opgeschroefde forma
liteiten. Hij houdt er niets van als de „witte Olifant
van Siam door den Brandenburger Tor te moeten
trekken, en door den opperburgemeester, de stedelijke
autoriteiten, vele honderden eerejonkvrouwen en dui
zenden schoolkinderen te worden ontvangen. Evenmin
bevalt hem de militaire vertooning en al de andere
drukte, die aan een officieel bezoek aan Berlijn ver
bonden zijn. Op hem, den gerijpten man en heerscher,
die in zijn land een politieke positie heeft als nooit
een vorst voor hem, en die deze positie wist te ver
werven door zijn verstandige diplomatie, zonder op
den tamtam te slaan, is al die praal en die uiterlijk
heid hoogst onaangenaam, en hij weet zijn tijd beter
te gebruiken dan voor zulke ongewenschte eerbetui
gingen. Hot is onjuist te meenen, dat Koning Edward
niet naar Berlijn komt, omdat hij onvriendelijk wil
zijn tegenover Duitschland; en velen, die genoodzaakt
zijn zulke feestelijkheden, actief of passief, mee te
maken, zouden zeker het liefst zijn voorbeeld volgen,
zoo zij niet meenden verplicht te zijn, zich er aan
te onderwerpen.
„In vele andere Europeesclie staten heeft men voor
zulke drukke en pronkerige eerbetuigingen, die voor
den gast meer lastig dan aangenaam zijn, geen gevoel
meer. Zelfs in het Oosten, die wieg van het byzanti-
nisme. geraakt men er geleidelijk af. Wellicht komt
voor Duitschland ook eens do tijd, dat de monarchen
elkaar kunnen bezoeken op een wijze, waarbij minder
wordt geofferd aan uiterlijkheden, maar waarbij de
innerlijke sympathie te oprechter en hartelijker wordt."
Maar zou dat voor Edward de eenige, de voornaam
ste reden zijn??? Een paar vraagteekens hierachter is
wel geoorloofd!
Een andere opvatting van de gevolgen van bet be
zoek voorziet de Frankf. Zeltung. Reeds geruimen tijd
wordt in Engelsche bladen beweerd, dat sedert Enge
land in het bezit van het Suezkanaal en van Egypte
is, dit land er geen belang meer bij heeft, om Rus
land te beletten, Konstantinopc 1 te veroveren. En in
Rusland heerscht in hooge militaire kringen wel den
iust de moreele nederlaag, die Ruslands prestige leed
in Oost-Azië, uit te wisschen door een strijd met Tur
kije. Die lust wordt aangewakkerd door Engelands
steun. En waar nu in Engeland zoowel als in Rusland
vaak de meening wordt verkondigd, dat Duitschland
achter Turkije staat, daar voorziet men, dat de neder
laag van de halve maan leiden zal tot een strijd met
Duitschland.
Het blad ziegt dan:
„Die hoop te schande te maken ligt in Duitschlands
macht. Er zijn ook bij ons politieke dwazen, die mee
nen dat Duitschland voor de integriteit van Marokko
of voor die van Turkije een oorlog moet wagonmaar
er izijn geen bewijzen dat men in toonaangevende kringen
voor de bescherming van onzen vriend Abdul Hamid
meer wil doen dan op diplomatieke wijze optreden.
De samenkomst te Reval heeft allicht tot maatregelen
geleid voor de regeling der Macedonische quaestie,
waarin ook Oostenrijk-Hongarije een rol zal moeten
spelen."
De Köln. Ztg. meent, dat Duitschland moet nagaan
of die maatregelen zóó zijn, dat zij, behalve tot be
vrediging van Macedonië, ook tot behoud van den
wereldvrede zullen strekken.
„Maar daarnaast moeten wij ook vragen welke mee
ning Oostenrijk erover heeft. Oostenrijks belang in den
Balkan is zoo groot, dat men daarmee rekenen moet;
en het bondgenootschap legt Duitschland de verplich
ting op, aan de zijde van de Donau-monarchie te staan
in zulk een belangrijke aangelegenheid."
Toch is Bismarck's woord nog steeds van kracht:
dat de geheeie Oostersche quaestie voor Duitschland
niet de botten van één Pommerschen grenadier waard is.
Jules Iledeman, de bijzondere berichtgever van de
Matin te Reval, is door den Russischen minister-presi
dent Stolypin en den minister van buitenlandsche zaken
Iswolsky aan boord van de „Almaz" in gehoor ont
vangen. Beide gaven hem verlof de volgende door hen
uitgesproken verklaringen te publiceeren. De heer Stoly
pin blijft het verbond met Frankrijk beschouwen als
den grondslag van de Russische buitenlandsche poli
tiek. De Engelsch-Russisehe vriendschap achtte hij nood
zakelijk ter bewaring van het evenwicht in Europa,
dat, naar liij overtuigd was, niemand op het oogen
blik wenschte te verstoren.
„Naast onze vriendschap met Engeland blijft," zoo
zeide de minister, „onze traditioneele vriendschap met
Duitschland, aan welke geenszins afbreuk wordt gedaan
door onze overeenkomst met Engeland, want deze heeft
slechts betrekking op Perzië, Afghanistan en Thibet,
landen dus, waar Rusland zoowel als Engeland reeds
geruimen tijd hunne particuliere belangen verdedigden."
Het gunstig resultaat van die overeenkomst is thans
roods zichtbaar, daar tusschen Rusland en Engeland
volkomen eenstemmigheid heerscht omtrent de maat
regelen, die den toestand aan de grens van Afghanistan
noodzakelijk maakten, en die welke mogelijkerwijze
tegenover Perzië dienen te worden genomen.
Ook minister Iswolsky sprak zijn groote voldoening
uit over het bezoek, dat hij beschouwde als een logisch
uitvloeisel van de in het vorige jaar gesloten over
eenkomst. Deze overeenkomst, die niemands belangen
te na komt, heeft een eind gemaakt aan het verschil
van inzicht in beide landen omtrent de politiek in Azië
en heeft de moeilijkheden voorkomen, die het gevolg
hadden kunnen zijn van den tegenwoordigen toestand
in Perzië.
Ook deze bewindsman wees er met nadruk op, dat
Rusland's buitenlandsche politiek berust op het verbond
met Frankrijk, maar sprak er tevens zijn voldoening
over uit, dat door de met Engeland gesloten vriend
schap nieuwe waarborgen waren gegeven voor het be
houd van den wereldvrede.
Clilua's ontwaking
Sir Robert Hart, de inspecteur-generaal van den
douanedienst in China die op 't oogenblik met ver
lof in Engeland is werd gisteren bij aankomst te
Southampton geïnterviewd.
Hart verklaarde dat China in den loop der laatste
halve eeuw zeer was vooruitgegaan. Europeesche denk
beelden en opvattingen vinden geleidelijk ingang bij
de Chineezen, al gaat het langzaam. Over China als
militaire mogendheid zeide Hart nog, dat de Chinee
zen noch oorlogszuchtig, noch agressief van aard zijn;
toch zijn zij te duchten, wijl zij den dood niet vreezen.
Het zal echter, meent Hart, nog langen tijd duren
vóór China een militaire mogendheid kan worden ge-
h PiP fiPrt I 1 TA o n rl.n.1 /tn T» ,.a,/-1 1F1 h t 1 1111
goedkoope levensvoorwaarden is een geweldige, con
currentie op 't gebied van handel en nijverheid te ver
wachten.
Een leelQk avontuur.
Drie weken waren ze pas getrouwd. Zy een vreem
delinge, wenschte de omstreken van Groningen te lee
ren kennen. Een fietstocht naar Paterswolde stond op
het programma. Profiteerende van het prachtige weer,
werd .de tocht aanvaard. Te Paterswolde aangekomen,
werden de fietsen geborgen en de pret begon. Er werd
gewandeld, gestoeid, geroeid, in één woord ze amuseer
den zich kostelijk, ze genoten. Tegon 't donker werd
aan torugkeeren gedacht. Vertrouwelijk, zy aan zy, hy
met de hand op haar schouder, haar voor en na liefde
drukjes en liefdestootjes gevende, reden ze terug naar
Groningen. Zy gaf die stootjes met woeker terug. Tot
opeens! By het geven van haar laatste stootje, denke
lyk iets te hard aangekomen, maakt hy een zwenking,
een buiteling en een oogenblik later ziet ze haar echt
genoot hals over kop in een moddersloot verdwijnen.
Ze gilt, schreeuwt, roept om hulp, totdat hy bedekt
met eendenkroos en veenklompen als een Neptunus uit
de sloot omhoog ryst. Zyn fiots was weg, de hare on
bruikbaar geworden. Daar stonden ze. Ten einde
raad werd besloten naar Paterswolde terug te keeien.
Daar werd hij afgespoeld. De fiets werd onderwijl op
gedregd. Hy keerde nu vliegensvlug naar Groningen terug.
En zy? Och arme. De fiets onbruikbaar, de laatste
tram weg. Te voet aanvaardde zy den terugtocht naar
Groningen waar ze elkaar anderhalf later terugvonden,
zy doodop van vermoeienis, hy in een schoon pak met
verlangen haar terugkomst verbeidende.
Het verdere verloop laat zich raden.
Kolhorn.
Tot directeur der Harmoniekapel te Kolhorn is benoemd
de heer Dartillact van Tright, de nieuwe directeur van
Harmonie en Euphonia te Schagen.
Burgerbrug.
Mej. F. M. Riechelmann, tijd. onderwijzeres te Burger-
brug, is benoemd aan de o.l. school te Halfweg (Haar-
lemmerliede).
St. Maarten.
Aan het Hulppostkantoor alhier werden in de maand
Mei behandeld 38 inlagen voor de Rijkspostspaarbank
tot een bedrag van f2340.51. Terugbetaald werd f830
in 16 aanvragen.
Ook een opschrift.
Opschrift door het Hbld. gelezen aan eon woning te
Aalsmeer.
J. K
repareert muziek in
strumentparapl.
usen naaimachines.
Nog meer grint in zee.
Er schijnen nog weer andere plekken in zee te zyn
ontdekt, waar grint in den bodem aanwezig is. Tusschen
de zandlagen moeten zich hier en daar uitgestrekte
grintbeddingen bevinden. Volgens de mededeeling van
visschers, zou er ook in de nabijheid van het Oudeschild
een grintbank in zee liggen. Binnenkort zal daar ter
plaatse met een schelpzuiger een onderzoek worden
ingesteld.
Üe 30.000.
Hilversum heeft de 30.000 inwoners bereikt. Donder
dag bedroeg het aantal 30035. Van 1 Januari 1900 af
is hot aantal inwonenden gestegen met ruim 10500.
Uit de dieren.
De heer Gerh. Bos, te Veendam, had in zijn hoen
derhok een hen met jonge kuikens.
Vijf dagen lang werd eiken dag een kuiken vermist,
zonder dat men wist hoe. Eindelijk vond men een
gazenafsluiting die losgeraakt was en nu vastgemaakt
werd.
Toen kon de dief, ten zwarte kraai, niets meer halen
en 1 tegon hij een gevecht met de klokhen, waarbij
de eerste 't met den dood moest bekoopen.
Heivinken.
Door den Commissaris der Koningin in Noord-Brabant
is aan de burgemeesters een aanschrijving gericht om
een onderzoek in te stellen omtrent den omvang der
vangst van Meivinken en omtrent de vraag of die vangst
wegens de wijze waarop zij wordt uitgeoefend, met de
bestaande wetten in de hand zou kunnen worden
tegengegaan.
Met den uitslag van dat onderzoek zal de Commis
saris 'der Koningin gaarne worden in kennis gesteld.
Waard en Groet.
De levering van het grint ten behoeve van den pol
der Waard en Groot is gegund aan de Rotterdamsqhe
Grintmaatschappij voor 2.04 gld. den M3.
Ken nieuwigbeid.
Bij een extra buitengewone tocneelvoorstelling is 't
wel gebeurd dat het onmogelijkste hoekje in den schouw
burg met goud wefd betaald maar geld bieden voor
een staanplaats aan het loket van een belastingkantoor
zal wel iéts nieuws zijn.
Gisteren was de toeloop op het kantoor aan do
Leidschekruisstraat te Amsterdam zóó groot, dat de
menschen achter in de rij langer dan oen uur moesten
wachten voor zij geholpen werden. Toen is 't geschied
dat iemand, die erg gauw van zijn geld af wou zijn, of
wat waarschijnlijker is, haast had, een halven gulden
bood voor een plaatsje vooraan. En hij kreeg t ook.
Als nu maar niet de fiscus uit dit voorval de con
clusie trekt, dat de belastingschroef nog wel een hal
ven slag aangedraaid kan worden, of de slimmerd,
die op deze gemakkelijke wijze twee kwartjes verdien
de, er een zaakje van gaat maken.
Treurig.
Gistermiddag had te Brummen een treurig ongeval
plaats. Mevr. de wed v. G. S., een dame van hoogen
leeftijd, had het ongeluk uit een openstaand bovenraam
te vallen; ze bekwam daarbij belangrijke kwetsuren
en brak een been. Hedenmorgen is ze reeds aan de
gevolgen overleden.
Typhns.
In de Streek (N.-H.), in de dorpen Grootebroek en
Lutjebroek, breidt de typhus zich weer uit Een en
ander wordt in verband gebracht met het verontrei
nigen van het slootwater door rottende koolbladeren.
Een Liefde» drama.
De bewoners der Lijnbaanstraat te Zaandam werden
Vrijdag plotseling opgeschrikt door een tweetal schoten.
In een oogwenk was heel de buurt op de been. Weldra
bleek, dat een zekere A. F. C. H., gepensionneerd
onderofficier, zich op den zolder van Zijn voormalig
kosthuis een tweetal kogels door het hoofd had gejaagd.
Naar men zegt, had hij liefdesbetrekkingen aangeknoopt
met de dochter des huizes, doch deze waren afgebro
ken en H. was zelfs buiten de deur gezet.
Mr. Treub en De Nieuwe Courant.
Als antwoord op hetgeen Mr. Treub schreef aan het
adres der Nieuwe Courant (zie 4e blad) schrijft mr.
Plemp van Duiveland, de hoofdredacteur van de Nw.
Crt., o. m.
„Ik zai aan het hier vermelde uitvoerige betoog niet
veel toevoegen. Ik heb mijn weg gekozen en wacht
het antwoord op mijn verzoek aan het bestuur van
den „Nederlandsehen Journalistenkring".
Hoe de heer Treub over dien weg denkt, is mij
geheel onverschillig. Ik heb daarop zijn medewerking
niet noodig."
Na eenige verklaringen, die minder ter zake afdoen,
besluit mr. Plemp van Duiveland zijn artikel met de
volgende verklaring:
„Zoodra voor een raad van zulke mannen (bedoeld
wordt een raad van eer, aan te wijzen door den Ned.
Journalistenkring), zal zijn aangetoond, dat de cenig
verantwoordelijke redacteur, niet slechts naar de ter
men van zijn contract, maar ook in werkelijkheid ge
durende heel zijn arbeid aan het hoofd van het blad,
zijn oordeelsvrijheid niet afhankelijk gemaakt heeft
van de financieelie deelneming of deelnemers in de
dagbladzaak
zoodra voorts zal zijn aangetoond, dat het door den
heer Treub onthulde feit van de bijdrage eener werk-
geversvereeniging tot dekking van een eventueel tekort,