FETFbrTG"
Grepen uit Land- eii Tiiiw.
Zondag 14 Juni L908.
52e Jaargang. No. 4369.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Voor den Tuin.
kalme eenswillendheid, die over ie kAvam. toen ie dat
boek las?
O ja, dat woet ik nog!
En is die dan nu verdwenen?
Integendeel, die is grooter en sterker geworden.
~7 Klaag dan niet, en lamenteer dan niet, en hoop
of hoop niet, maar laat je geluk niet afhankelijk zijn
van dingen kan den buitenkant. Of je in de Rapids
duikt of niet, of je in t Ahrthal forellen eet of niet,
daar hangt toch voor jou t geluk niet van af» Of wel?
Neen, eigenlijk niet.
Welnu, wat tob je dan?! Weet je wat je in 't
album van Marie geschreven hebt?
Neen.
Dan zal ik 't je zeggen
Tienduizend dingen zijn wel waard om te verlangen,
Maar niet, dat gij om een daarvan
Het hoofd laat hangen.''
Denk daar eens aan! Aan anderen wijze lessen geven,
is geen kunst; je moet ze zelf in practijk brengen
En nu ga 'k weg. Is je brief al af?
Nog niet.
Waar heb je 't over?
Overik weet niet goed. Over 't sluiten, van 't
seizoen. Maar 't is gesloten en niet gesloten. Ik sprak
gisteren een paar lui van 't tooneel en die hadden 't
over Bouwmeester. Die blijft hier, zeggen ze. En Julia
blijft ook weer bij van Lier.
En dat ingezonden stuk dan?
wordt bezig gehouden met „middag-voorstellingen Ja, dat zei ik ook, maar dat moet niet anders dan
„middag-concerten", met „Pisuisse en Blokzijl'' of een apekool wezen.
|j|| J Ben je binnen kort nog ergens geweest?
Ja, van de week naar t Leèdsche Plein, waar ze
„Weerloos" gaven van Henri Bataille.
Mooi?
Ja, heel mooi, inaar 'n beetje gerekt.
Maar toch mooi?
Ja.
Nou, schrijf daar dan eens over. Je hebt immers
aanteekeningen
Ja.
Saluut dan!
Saluut 1
CXLVI.
Sluiting van 'f Seizoen.
„Weerloos".
Tegen den tijd, dat men in Scheveningen, Zandvoort,
Domburg, Texel en andere gemeenten in ons land,
die in de termen vallen om er den zomer te passee-
ren, het seizoen gaat openen, gaat men het sluiten in
Amsterdam. De avond-voorstellingen nemen hand over
hand af; 't meerendeel van de bevolking, dat nietjnee
kan doen met de „beau-monde" en thuis moet blijven.
„Muizenstad", en dergelijk derde, vierde of vijfde hand-
sche kunst, 't Is Amsterdam op zijn onvoordeeligst.
in de maanden die warm zijn. En al praat nu het
Grand Theatre van den „enormen toeloop", dien 't heeft
door 't optreden van Louis Bouwmeester, 't doet toch
met vet gedrukte advertenties zijn best om wat meer
toeloop te krijgen. En als Bouwmeester er nu met
was, dan had 't zijn plank voor dit seizoen al lang
opgehaald. Bouwmeester draait er nu zijn heele pro
gramma af: De Fabrieksbaas, de Kroeg, Voerman
Henschel, enz. En als de geruchten waar zijn, dan
gaat Bouwmeester niet naar Indië, maar blijft hij ver
bonden aan 't Theatre „Van Lier dat hem schitte
rende aanbiedingen moet gedaan hebben. Dit spijt mij
en velen voor Louis de Vries, die nu in Bouwmeester - --
concurrent krijgt van n et geringe beteekenis. t Is de strijd van den mensch tegen den voorspoed
tre „Van Lier'' doet mede in den rondeloop der ™n de begenadigde overwonnen wordt en het hoog
„Weerloos" in 't Fransch „La Femme nue" van
Henri Bataille is 'n stuk echte menschen-comedie.
een
Theatre
wisselvalligheden. Er gingen geruchten, dat Julia van
LierCuijpers afstand zou doen van 't tooneel; 'n paar
dagen later werd 't tegengesproken; den anderen dag
de offieieeJe verklaring van de hand van Mevrouw
Julia zelf, dat zij beslist 't volgende seizoen niet bij
de Van Liers zou optreden, plus 'n paar woorden
waarmede zij de Directie van 't Grand Theatre beschul
digde van leugenarij. Tooneelen, beter te verstaan on
der 't woord „scènes" in de corridors voor de kleed-
ste en het beste wat hij bezit prijs geeft en dupe
laat worden van zijn zielen-ondergang.
Pierre Bernier gecréeerd door Ko van Dijk is
'n jong artist, die de figuur geschilderd heeft van
Louise (Loulou, Loulotte, Loulette) Cassagne. Die twee
mensohen houden veel van elkander, en in de dagen
der armoede hebben zij hun liefde en hunne droge
korsten brood eerlijk gedeeld. Het schilderstuk is nu
ingezonden naai' de tentoonstelling in het Paleis voor
schoone kunsten te Parijs; waar zij in een der sloppen
kamers; bezoekers worden niet meei toegtl.ilen, (>ok J van Montmartre wonen. Het schilderstuk trekt ieders
dreigingen "v^Tnog minder. Ostentatieve^vanffigen, aandacht en wordt tenslotte met goud bekroond. Pierre
die de tongen van 't publiek in beweging brengen.
Reizen zonder veel bagage,
Rotterdam, Den Haag Passage,
Spoorweg, kwartjes, conducteur,
't Voordeel van een achterdeur.
Enz. enz. enz.
Voor menschen, die nu niet naar 'n badplaats gaan
of een Rijnreis maken, genoeg, om zich te amuseeren.
Vader Van der Linden blijft in het Paleis zwoegen
voor zijn Opera en wisselt het krijgshaftig „Toreadore
verkrijgt den Grand Prix du Salon. Nu is de tijd van
gebrek-lijden plotseling voorbij. Pierre krijgt voor zijn
werk net zooveel geld als hij er voor vraagt. De krui
denier wordt betaald, de bakker en de slager worden
betaald; ieder krijgt zijn oenten. Loulou krijgt 'n nieuwe
jurk, 'n nieuwen hoed, nieuwe schoenen en in minder
dan geen tijd gaat het jonge paar Ln 'n groot huis wonen.
Monsieur Bernier is in de mode gekomen; hij heelt
het portret van den Paus geschilderd en schildert al
heel spoedig dames uit de greote wereld. De entourage
houdt gelijken tred met de verdienste; er worden pal
met 'de teere ballade van den Koning van Thule, door tijen gegeven, waarop een Grieksche danseres a la
af
Gretchen uitgesnikt, terwijl ze zich herinnert, „dat de
jonkman schoone manieren bezat".
„Frascati" in weerwil van zweet en verstikkende at-
mospheer: „Mijn vrouw de Dokter", terwijl op de Leid-
sche Kade de „Kieler Seeeadetten" steeds door, avond
aan avond, drommen volks saamtrompetten. „Schinkel-
haven" nu en dan concert; „Bellevue" in de Plantage:
concert; „Rembrandt-theatre"„De Dame van de Cein
tuurbaan"; „Panopticum": concert; „Mille Colonnes
concert plas kip met kerrv en andere diner-integranten.
Verder „de Karseboom". 'Ook alweer concert, 't Is al
concert wat de klok slaat; van t Centraal-station af
tot in Watergraafsmeer toe. De stille pracht van 't
Panorama" wordt niet aangekeken en als 't aan mij
kon op Texel bij Flens, mijn afgetobte leden eens
wat' bij te werken met wat zeewater en wat zeelucht.
Want de hoop om nog eens in '1 Spreewald te zingen
of in 't Ahrthal forellen te eten, de hoop om nog eens
in de Rapids van Pennsylvanie te duiken en 'n uur
verder aan land te spoelen, heb ik opgegeven. Zoover
zal ik 't wel niet meer brengen; tenzij
Komkom, Hein, den moed niet opgeven, kerel!
Je weet wat De Genestet zegt: „Een mensch leeft om
te hopen, en 't zal zoo'n vaart niet loopen; het staat
nog op zijn kant."
Zou je denken, dat 't nog eens terecht kon komen?
Welzeker! 't Komt voor jou altijd terecht; maar
je moet je hoofd niet laten hangen. Je hebt je nu
die jaren zoo goed gehouden; welke reden is er nu,
om bij de pakken neer te gaan zitten? Juist dat woordje
„tenzij", dat je daar uit wou spieken, is het gordijn,
dat nog heel wat verrassingen voor je verborgen houdt.
En dan bovendien, je weet toch wel, dat de buitenkant
van 't leven, 't voornaamste niet is! Wat hebben we
al niet afgepraat over „Wijsheid en Levenslot" van
Maetorlinck. We hebben dat boek toch niet voor niet
gelezen! Ik had er al wel eens een brief over verwacht.
Schrijf je er niet eens over?
Ja, maar dat moet ik heel rustig doen. Ik ben
zoo bang, dat 't breken zal, als ik 't aanraak.
Zeg Hein, weet je nog wel de mooie rust en de
EEN VERTELLING.
Isadora Duncan danst, fijne wijnen en likeuren wor
den geschonken, gastmalen aangericht. Pierre, die meer
menschen- en wereldkennis heeft dan zijn ongetrouwde
vrouw, tracht zich aan dat nieuwere aan te passen,
maar overdrijft het en wordt 'n „snob", die overdreven
acht geeft op de coupe van zijn smoking en op zijn
verlakte laarzen. Loulou heeft alleen 'n mooiere jurk
aan dan vroeger, maar is voor 't overige dezelfde ge
bleven. Als zij 'n cigarette aansteekt en haar vingers
daarbij brandt, zegt zij„Verrek." Maar ook haar liefde
voor Pierre is dezelfde als vroeger; zij kijkt 'm als
'n hond naar de oogen en laat geen kans voorbij gaan
om '111 'n zoen te geven. De vroegere vrinden worden
door Pierre becritiseerd, door Loulou niet, behalve een,
Rouehard geheeten, een vroegere vlam van Loulou, die
ten slotte door haar de deur wordt uitgekeken. De nieuwe
vrinden, op hun beurt, lui uit de betere wereld, be
spotten onder elkander Bernier en zijn omgeving en
noemen het 'n „ploertenzcodje". Bernier snapt daar
wel iets van en vindt als voornaamste oorzaak daartoe
het gedrag en de levensopvatting van Loulou. Als hij
haai" terecht wil wijzen, zoent ze 'm, pruilt, belooft
beterschap, maar doet binnen vijf minuten weer, alsof
ze nog op Montmartre zat. (Deze rol werd door Rika
Hopper meesterlijk gespeeld, al is haar stem altijd te
krijschend en haar lachen niet aanstekelijk.)
Toen 't zoover was, dat Bernier zijn Loulou ging be
vitten, kwam 't Noodlot met zijn hoogste troef te voor
schijn. Onder de dames, door hem geschilderd, kwam
nu de prinses de Chabran, een Duitsehe bankiersdoch
ter, die met haar millioenen 'n prinsesse-titel gekocht
had door den ouden, armen prins de Chabran te
trouwen. Zij wordt verliefd op Bernier en vleit zijn
hartstocht, zijn ijdelheid, zijn artistiek streven. Met haar
millioenen kan zij alles en dóet zij ook alles, al is
er wel 'n enkel oogenblik in tiaar doen, dat aan geweten
en karakter doet denken. (Deze beide rollen, die van
den prins en de prinses de Chabran, werden onnavolg
baar schoon weergegeven door Hubert la Roche en
Mevrouw MannBouwmeester. De afgeleefde, arme
prins, die zich van zijn rijke vtouw alles moet laten
welgevallen, en de prachtlievende, ijdele prinses, die
niet ontroert of zich schaamt, als zij op bijna-overspel
betrapt wordt.)
Hiertegenover staat Loulou ïn waarheid als „La
Femme nue", als do Weerlooze, die den lichtzinniger!,
wispelturigen man niet anders kan aanbieden dan haar
liefde. Een enkel oogenblik als het oogenblik der
beslissing gekomen is aarzelt hij nog. De prinses
laat hem vrij, maar zijn hart is reeds te ver van Loulou
afgedwaald en snikkend om zijn verlies verlaat zij het
prinsesselijk vertrek. Zij zijn voor goed gescheiden, en
Pierre Bernier aan de ketenen der prinses vastgelegd
„voor het leven".
(Dit was 'n indrukwekkend moment; behalve het
onderhoud tusschen den prins en de prinses, misschien
wel het meest indrukwekkend van den heelen avond.)
In het laatste bedrijf heeft Loulou zich dood willen
schieten, maar 't schot raakte 't hart niet en Loulou
kwam in een gasthuis terecht, waar zij bezoek krijgt
van haar zuster, van de prinses, van Pierre, welke twee
laatsten haar voor herstel van gezondheid naar 't Zui
den willen sturen; en ten slotte ook van Rouehard,
dien zij eens liefhad, dien zij later haar schitterend
huis uitkeek, die altijd veel van haar is blijven hou
den, die haar nu nog zijn „kiqdje" noemt. Och, als
ze maar naar hem had willen luisteren! Arme Loulou!
En hij vertelt haar, hoe de zon op zijn kamertje schijnt
en hoe daar op Montmartre altijd 'n hart voor haar is
blijven kloppen. Als ze maar met hem mee wou gaan,
dan zou alles nog terecht kunnen komen! En Loulou,
die geen genade van de prinses en van Pierre aan wil
nemen, besluit daartoe. De verpleegster wordt geroe
pen en in 'n draagstoel wordt de zieke door Rouehard
en 'n knecht weggedragen naar 'n rijtuig, dat haar
naai- Montmartre zal brengen. Als ze aan den uilgang
van 't vertrek zijn, keert Rouehard zich naar de ver
pleegster om en geeft haar zijn adres: „Zeg aan meneer
Bernier, dat Loulou daarheen is, en dat ik 't pakje
heb opgeraapt, dat hij zoo slordig heeft verloren, en
dat ik er beter voor hoop te zorgen dan hij deed."
Als Pierre 'n oogenblik later met bloemen terug keert,
vindt hij 't bed leeg en krijgt van de verpleegster 't
kaartje. Hij begrijpt nu alles en valt met 'n snikkend
„Loulou" voor 't bed neer.
't Is waar. dit stuk is, vooral in den aanvang, wel
wat langdradig. De gesprekken tusschen al die schil
ders er waren er soms wel twintig tegelijk op de
planken hadden wel wat bekort kunnen worden.
Maar 't geheel was vol eenvoud en waarheid. Hier is
te zien een stuk van die groote tragi-comedie, waarin
alle menschen 'n rol vervullen, de een als princesse de
Chabran, de ander als Pierre, vele als prins de Chabran,
meerdere nog als Loulou, weinige als Rouehard. Het
groote geluk van Suzon Cassagne en haar minnaar
j twee harten die even zwaar wogen is niet ver
geten, maar wordt min of meer terloops behandeld.
Is er ook in dit verzwegen deel van 't stuk waarheid
gegeven? Als we Henri Bataille kenden, zouden we
t hem kunnen vragen, en als we zijn levensgeschiedenis
wisten, zouden we 't weten. Maar zonder die weten
schap waren er toch wel in de zaal, die wisten, bij
ervaring wisten, dat er geen brozer geluk is dan liefde.
En wie het nog niet weten mochten, hebben hier de
vlag zien neerhalen, die bestemd was om haar blijheid
uit te waaien over heel een leven van geluk.
Kan 'n leven 'n andere bestemming hebben? Of liefde
'n ander doel?
Dwaze, dwaze menschen, die dit niet begrijpen!
H. d. H.
XXI. Aardbeien.
Geen enkele vrucht mag zich zóó verheugen in de
gunst van het publiek als deze sappige uitverkorene
van Pomona 's lievelingen. De zieke, zonder eetlust als
gevolg zijner kwaal, snakt ernaar; het kind, blasé van
koek en suikergoed, haakt ernaar en de gezonde, wien
het eentonig ontbijt of soupé met kaas en eieren be
gint tegen te staan, verlangt er al evenzeer naar, zij het
ook met kalmer berusting. Zonder overdrijving mogen
we het neerschrijven, dat de aardbeien vreugde en genot
brengen in elk huisgezin.
Holland is het bevoorrechte land van deze geurige
natuurgave. Ge plukt ze in uw eigen tuin, of ge koopt
ze voor weinig geld van den rondventenden fruithande
laar of groentenkoopman.
In de straten der hoofdstad hoort ge ze uitventen
met dat typische koopmans-argot„Lekkere aardebei,
twaalf sjenten een potl" Altijd zijn deze vruchten
iedereen welkom in „den aardbeientijd."
Maar al is er een tijd, dat de heerlijke aardbeien,
overal billijk te koop zjjn en hoe goed deze handels
vruchten U monden, toch eet ge ze nooit fijner, delici-
euzer en met meer aroma dan thuis, roomversch geplukt
uit uw eigen tuin.
Helaas! het gebeurt nog maar al te vaak, dat de
menschen uit eigen tuin te weinig en bovendien onooge-
lfike aardbeziën oogsten en ten slotte de teelt maar op
geven. Waarom Och, alleen omdat men de zaak
verkeerd behandelt; gewoonlijk schuilt de fout hierin,
dat men niet ieder jaar wat nieuwe aardbezieplanten
uitzet en natuurlijk evenveel afgeleefde opruimt. Ge
rust, de teelt van aardbeien is nog eenvoudiger dan die
van kropsla of slaboonen en daarom wil ik in het vol
gende U mededeelen, hoe ik al jaren lang met veel
succes de teelt in mijn tuintje heb ingericht.
Het welslagen der aardbeien-cultuur hangt af: l°van
de toebereiding van den grond2° van de soorten welke
aangeplant wordt; 3° van den tjjd en de wijze, waarop
dit planten plaats heeft, en 4° van de verzorging der
aardbeziënbedden tijdens den groei. Over deze punten
wensch ik in bet onderstaande een en ander mee te
deelen, in de hoop, dat velen in de toekomst mogen
slagen met de teelt der zoo vurig begeerde aardbeien in
o—
6.
De tjjd bracht evenwel nog andere vreugde. In het
begin van hun huwelijk was het gewoonte geweest op
mooie dageu wandelingen in den omtrek van de stad
le maken. Deze lag tusschen twee heuvelketens en de
omgeving bood werkelijk veel natuurschoon. Maar me
vrouw Hedwig hield niet van de natuur, zij liep liever
langs de stadspromenade, waar men de menschen zag
en door hen gezien werd. Spoedig waren dus die
tochtjes naai- buiten van het programma geschrapt.
Hesz stelde op een Zondagmiddag, dat hij niet be
hoefde te preeken, voor, een wandeling naar buiten
le maken, en zij genoten allen zoozeer, dat zij beslo
ten, de oude gewoonte weer in te voeren. Mevrouw
Hedwig evenwel had de tweede maal reeds de veront
schuldiging van een dringend bezoek bij een vriendin,
maar verzocht of de anderen de wandeling maar zonder
haar zouden willen doen en Hesz wandelde alleen met
Angelika en de kinderen naar de heuvels. Die kleine
wandelingen herhaalden zich nu steeds. Hesz genoot
van deze uitstapjes niet een groot genot, dan was er
eens niets dal hein uit zijn innerlijke verheugenis
bracht.
Mevrouw Hedwig, die begonnen was allerlei vriend
schapsbanden uit haar meisjesjaren opnieuw weer aan
te knoopen en zich gaarne vrij zag in haar bewegingen,
monterde het viertal, dat zoo dol op de natuur was,
steeds aan, zich door haar afwezigheid hun vreugde
en genot toch niet te laten ontnemen. Zoo waren het
eigenlijk op die dagen vier kinderen, die naar bulten
naar de heuvels trokken.
Met hoog-roode wangen en opgewekt en vroolijk
kwam men weer thuis en daar ook Hedwig gewoonlijk
over haar dag tevreden was, eindigde deze voor hen
allen zonder stoornis of onaangenaamheid.
De vrede van dezen tijd was te groot, dan dat niet,
evenals zijn leven, de preeken van Hesz er mee ver
vuld waren. Zijn kerk was nooil voller geweest dan
thans. Vrouwen verlieten weenend zijn bijeenkomsten
en zelfs vele naar vroomheid zoekende mannen,
verlieten de kerk onder den indruk van het gehoorde.
„Dat noem ik nog eens een prediker," zeide dè een
tot den ander. „Die weet zijn gemeente iets te geven
uit zichzelf, die heeft zelf de Gods rust in zich, waar
over hij spreekt." De vrouwen drongen zich om hem
heen en keken, wanneer hij van den kansel sprak,
I met groote, bewonderende oogen ademloos tot hem
op en er zullen maar weinig jonge menschen zijn,
die zulk een vereering genoten als dominé Hesz. Onder
zijn hoorders was naast zijn vrouw ook Angelika en
de eerste had hem nog hartstochtelijker lief, omdat
zij zag hoeveel hij in de oogen der anderen waard
was. Angelika echter schreef naar haar moeder: „Do-
miné Hesz is innerlijk zulk een edel en voornaam
mensch, dat ik mij gelukkig schat, in zijn huis ge
komen te zijn en van. hein te kunnen leeren.' In
dezen brief sprak zij niet over Hedwig.
Terwijl de begeestering voor dominé Hesz onder een
deel der bevolking steeds steeg en bij menigeen bijna
tot een aanbidding groeide, bleef het ook niet uit, dat
de nijd de horens opstak. Collega Schwarzmann en
zijn vrouw, die zich door den roem van Hesz terug
gezet achtten, hadden natuurlijk ook hun vrienden
en aanhangers, en dezen waren het, die Hesz minder
aangename uren bezorgden. En dan was mevrouw
Hedwig zelf, Moe weinig of ze het ook wist en het
wilde, een der eersten die haar man tegenstanders be
zorgde. Het bloote bewustzijn van zijn eer en aanzien,
dat was haar niet genoeg. Haar aangeboren rederijk
heid liet zich geen gelegenheid ontnemen, om de positie
van haar man te roemen. Een weinig grootheidswaan
zin en een weinig gebrek aan fijnheid van gemoed,
deden haar dingen zeggen, waarover anderen den slaf
braken, en die ook Hesz in een scheef daglicht stelden
bij menigeen die redelijk dacht. Daar begon in den
jongen vrede van zijn dagen een storende onrust le
klinken. Maai- voor ze nog luid genoeg werd, hem
daaruit te wekken, stond er een dag aan het einde
van dezen schoonon fijd, die lang nog als een der
schoonste die hij had beleefd, in zijn herinnering
bleef.
Het werd al wat herfstig.
„Wij moeten toch eens zien hoe grootmoeder het
k
eigen tuin.
De aardbeien verlangen een lossen, goed bewerkten
en uitstekend bemesten grond. De plek, waarop men
aardbeien wil planten, behoort men in den voorafgaan-
den herfst flink diep om te werken; als de ondergrond
wat vast is, zelfs twee steken diep te spitten, altijd
zóó, dat de teelgrond boven blijft. Is de grond wat
zwaar, werk er dan flink wat zand en vooral ouden
verteerden stalmest doorheen en wat kunstmest boven
dien kan ook al geen kwaad-
Op dit rijk bemeste en wél bewerkt stukje grond
kunt ge vooraf heel goed vroege groenten telen als:
spinazie, kropsla, bloemkool of iets dergelijks, want de
planttijd valt van begin Augustus tot half September. Wie
daartoe geen gelegenheid heeft, kan in Maart ook nog
wel aardbeien uitzetten, vooral als hjj prima planten
heeft, maar de opbrengst is dan toch gering en die kan
bij zomerplanting reeds het eerste jaar goed zjjn.
Wij geven aan de Augustus-planting dus de voorkeur,
doch stellen als eisch, dat de uit te poten planten
krachtig en zwaar zijn. Hoe men deze kan bekomen?
Indien men met de teelt wil beginnen, koopt men ze
rechtstreeks van een solieden boomkweeker of een be
trouwbaren tuinman. Heeft men zelf goede aardbeien,
dan kweekt men het best zelf de benoodigde planten.
Met een beetje zorg, valt dit erg mede en vaak zijn de
zelf gekweekte planten beter dan de gekochte.
Het zal wel algemeen bekend zijn, dat men aard
beien niet zaait, doch voortteelt door „uitloopers". Aard
bezie-planten vormen 's zomers vele zijscheuten, waar
aan jonge plantjes ontstaan Men moet echter niet
alles laten groeien, doch slechts 2 tot 5 der sterkste
scheuten laten doorwassen en aan eiken scheut slechts
één jonge plant laten groeien; de rest snoeit men regel
matig bij de oude pollen weg. Wie extra sterke plan
ten wil krijgen, plaatse kleine bloempotten met vrucht
baren, lossen grond onder de jonge uitloopers. Zulke
planten, die men met een potkluit kan overzetten,
worden bijzonder krachtig en geven reeds het eerste
jaar een flinke opbrengst.
Wil men het heel zorgvuldig doen, dan dient men
's zomers de vruchtbaarste planten met stokjes te mer
ken, want rijk dragen is een zeer sterk overerfljjke
eigenschap, waar men in het algemeen in land- en
tuinbouw thans aardig partij van weet te trekken.
Men moet de aardbeziën-bedden niet aanleggen op
eene al te zonnige plaats, b.v. niet aan den zuidkant
van een muur of schutting, want daar verdrogen ze
gemakkelijk. Evenmin hooren ze thuis in de schaduw
van zware boomen of gebouwen. De beste plaats is
midden in den tuin, hoogstens licht beschaduwd door
nog jonge boomen.
Het planten zelf is een werk van gewicht. Zet ze
netjes op rijen ongeveer 40 centimeters uiteen en plant
ze net zoo diep, als ze gestaan hebben, d. i. juist tot
den wortelhals in den grond. Het is noodig de wortels
rondom regelmatig uit te spreiden en de planten matig
aan te drukken en na het planten wat te begieten.
Zóó behandeld, groeien ze vóór den winter al aardig.
Het is een uitnemende voorzorgsmaatregel 's winters
wat ouden stalmest tusschen de planten uit te spreiden,
doch zóó, dat de harten vrij blijven. Het is verstandig
dit eiken herfst bij alle aardbeien te doen, want dat
maakt de planten sterk, 's Voorjaars knapt men alles
netjes op en wiedt en plukt verder net onkruid den
ganschen zomer uit, terwijl men alle uitloopers, waar
van men geen planten wil kweeken, steeds wegsnoeit.
Planten, die aldus behandeld worden, dragen zeer groote
en ook talrijke vruchten.
Aardbeien bedden zijn zelfs bij goede verzorging spoe
dig afgeleefd. Na het derde jaar is het beste eraf en
behoort men ze op te ruimen om op die plaats eenige
jaren andere groenten te verbouwen. Ieder jaar zal men
dus een derde der aardbeien nieuwe aanleggen en wel
bij voorkeur in de maand Augustus.
Heeft men last van spreeuwen, die de vruchten
rooven, dan moet men tijdens den oogst netten over de
aardbeien overhangen. Als men die na den oogst op
nieuw laat „tanen" door een visscherman, kunnen ze
meerdere jaren dienst doen. Slakken dient men weg te
zoeken en met kalk in de paden te bestrijden.
Heel veel, haast zou ik zeggen alles, hangt verder af
van eene goede soortenkeus. Ik wil hier maar het
allerbeste noemen en daarom bepaal ik mij tot twee
beproefde variëteiten, die algemeen in het groot ver
bouwd worden. Ik beveel aan: le. de Yucunda, te
Heiloo en elders bekend als de „Amazone" en 2e. de
„Laxton's Noble*', beide zijn groot, smakelijk en vrucht
baar. Deze soorten mogen nergens ontbrekenwie
meerdere wil telen, raadplege een prijscourant, want er
zjjn nog andere goede aardbeziën genoeg, b.v. de Eönig
Albert von Saehsen en de Royal Sovereign.
De Laxton's Noble is een der beste aardbeien voor
den vollen grond, doch bovendien ook zeer geschikt om
ze te vervroegen in den broeibak. Wie dit doen wil,
dient zorg te dragen sterke planten in een kouden bak.
te bewaren tot half Februari en ze daarna over te plan
ten in een broeibakje, waar ongeveer 25 centimeter
paardemest met wit stroo voor den broei onder zit.
Uit zulke bakken oogst men in het Westland die
fraaie doch peperdure vruchten, welke reeds in Mei te
Amsterdam en andere groote plaatsen te koop zijn.
Aardbeien zijn in verschillende deelen van Nederland
een belangrijk gewas voor de tuinders. In de gemeenten
Heemskerk, Wjjk aan Zee en Duin, Velsen en Heiloo
worden jaarlijks wel 300 Hektaren er mee beteeld. Ook
te Aalsmeer, Zwijndrecht, Monster en Naaldwijk is de
cultuur zeer beteekenend. Niet enkel de Binnenlandsche
markten worden van uit deze centra van deze heerlijke
vruchten voorzien, maar ook naar het Buitenland, vooral
naar Duitschland, worden wagonladingen vol verzon
den. 't Is te hopen, dat deze tuinbouwcultuur zich nog
gestadig mag uitbreiden. Vooral op de lichte grond
soorten blijkt de teelt van aardbeziën recht op hare
plaats te zijn.
D. E. LANDMAN.
buiten maakt," zeide Hesz op een zekeren morgen tot
de kinderen. Deze jubelden. Daarna keken zij evenwel
met verlangende, half verschrikte oogen. De bezoeken
aan de zee bij grootmoeder waren niet talrijk en hoe
jong ze ook waren, zij voelden toch wel, dat dit ge
beurde, omdat moeder niet gaarne naar grootmoeder
8^--
„li kent mijn moedei- nog niet, juffrouw Angelika,"
zoo wendde Hesz zich tot deze, die met mevrouw
Hedwig aan het venster zat.
„De kinderen kunnen niet uitscheiden als ze over
hun grootmoeder beginnen te vertelleh," zeide Angelika.
Hesz1 oogen schitterden. „Ga je mee? Morgen?" vroeg
hij zijn vrouw. Op zijn gelaal was aanmoediging en
vraag tegelijk te lezen. Maai* Hedwigs trekken waren
scherp geworden. Haai- voorhoofd rimpelde zich. „Wat
denk je," zeide zij vlug en bijna heftig. Zij bloosde
sterk. Dan sclieeai zij zich te bezinnen, dat haar hou
ding Angelika zeer moest bevreemden. „Ik heb mor
gen de wasch," voegde ze er verontschuldigend aan toe.
Hesz drukte onmerkbaar de lippen op elkaar. Dan
bedwong hij zich en schertste: „Wasch! Immer de
-wasch. Dat is het struikelblok! Beslaat dat bij
jou thuis ook, Angelika?"
Deze viel zeer gewichtig mevrouw Hedwig bij
„Zeker. En vader was als u, die wilde de noodzake
lijkheid van die groote gebeurtenis niet begrijpen."
Zoo kwamen zij gelukkig over deze kleine Iweespalt
heen. Hesz drong niet meer aan om mee te gaan.
Maar 's avonds hoorde Angelika, dat het besluit was,
dat morgen een bezoek aan de moeder van Hesz zou
worden gebracht en wel door haar, dominé Hesz en
de kinderen. Mevrouw Hedwig bleef thuis.
„Wij gaan per spoor, morgenochtend vroeg," zeide
Hesz.
Mevrouw Hedwig, die <te courant las, keek niet op
toen dit gezegd werd. Weer was er een scherpe trek
om haar mond.
's Morgens gingen zij. Er lag een nevel over de stad,
maar toen zij in dm trein zaten, werd het steeds
helderder.
Na een klein uur reeds was het doel bereikt. Zij
stegen uit en hadden nog een klein stukje door hel
dorp te wandelen. Toen zij op den dorpsweg kwamen,
die ver langs de zee liep, zagen ze het landgoed van
Hesz' moeder voor zich. Het was een oud huis, met
donkergroene luiken. De kinderen renden vooruit, het
meisje in haar wit jurkje, de kleine jongen in zijn
donkerblauw matrozenpakje.
„Grootmoederriepen hun heldere stemmetjes.
De houten poort van den tuin ging open en daar
stond de kleine weduwe op straat. Zij droeg een zwart
zijden japon en de kanten muts op het grijze haar
stond haar perfect. Zij wenkte de kinderen van verre
reeds toe. Daar bereikten de kleinen haar in stormach-
tigen aanval en zij had een oogenblik alle moeite om
op de been te blijven. Maar spoedig had zij hen met
een ^paar vriendelijke woorden gekalmeerd en trad nu
op Hesz toe, die haai" met Angelika had bereikt.
„Hebt u mijn brief gekregen, moeder?" vroeg hij.
Daarna kuste hij haar hartelijk.
Elke voorstelling afsnijdend, wendde zij zich tot An
gelika, nam haar hand in de hare en zeide, met een
lachje haar zoon aankijkend„Ik ben zijn moeder."
Al pratend liepen zij op huis af. Hesz' moeder had
nog steeds de hand van Angelika vast, zij streelde die
menigmaal, als om haar vreugde uit te drukken. Aan
baar andere zijde liep haai' zoon. De kinderen waren
reeds in huis verdwenen en kwamen terug met Grete
de meid. oud maai* nog flink Deze liep de ronde steenen
stoep af en nam van Angelika het tasehje af, dat deze
droeg. Met een goeddoende vertrouwelijkheid, maar toch
stil en niet opdringend, wisselde zij een paar woorden
met Hesz en groette de vreemde.
„Het gewichtigste meubelstuk van het huis," zeide
Hesz met een handbeweging naar de oude, tot AngeLika.
En op het vriendelijk gerimpelde gelaat van de oude
kwam een vroolijke lach.
Angelika keek rustig naar al het nieuws. Rust en
degelijke voornaamheid lag er over dit huis en zijn
bewoners. Zij traden door een vestibule, waar versc'hil-
ende gravures en schilderijen hingen, in een groote
kamer, waar het schemerig was. Hier haalde Hesz diep
adem en strekte zich eens uit alsof hij van deze
kostelijke lucht zich de longen niet yol genoeg zuigen
kon. „Het is altijd nog zoo mooi thuis," zeide hij
En daar vielen Angelika de schellen van de oogen:
in dit huis met zijn eenvoudige en fijne rust past
mevrouw Hedwig niet, in zijn thuis past ze niet en
dus ook niet bij hem. Zij zag het gevoel van bevrij
ding, dat er in dit diep ademhalen lag en erkende
voor !de eerste maal mei verbazing en medelijden tevens
hoe zijn eigen huis in de stad, misschien hemzelf nog
onbewust, een gevangenis was.