FETFbrTG" Grepen uit Land- eii Tiiiw. Zondag 14 Juni L908. 52e Jaargang. No. 4369. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Voor den Tuin. kalme eenswillendheid, die over ie kAvam. toen ie dat boek las? O ja, dat woet ik nog! En is die dan nu verdwenen? Integendeel, die is grooter en sterker geworden. ~7 Klaag dan niet, en lamenteer dan niet, en hoop of hoop niet, maar laat je geluk niet afhankelijk zijn van dingen kan den buitenkant. Of je in de Rapids duikt of niet, of je in t Ahrthal forellen eet of niet, daar hangt toch voor jou t geluk niet van af» Of wel? Neen, eigenlijk niet. Welnu, wat tob je dan?! Weet je wat je in 't album van Marie geschreven hebt? Neen. Dan zal ik 't je zeggen Tienduizend dingen zijn wel waard om te verlangen, Maar niet, dat gij om een daarvan Het hoofd laat hangen.'' Denk daar eens aan! Aan anderen wijze lessen geven, is geen kunst; je moet ze zelf in practijk brengen En nu ga 'k weg. Is je brief al af? Nog niet. Waar heb je 't over? Overik weet niet goed. Over 't sluiten, van 't seizoen. Maar 't is gesloten en niet gesloten. Ik sprak gisteren een paar lui van 't tooneel en die hadden 't over Bouwmeester. Die blijft hier, zeggen ze. En Julia blijft ook weer bij van Lier. En dat ingezonden stuk dan? wordt bezig gehouden met „middag-voorstellingen Ja, dat zei ik ook, maar dat moet niet anders dan „middag-concerten", met „Pisuisse en Blokzijl'' of een apekool wezen. |j|| J Ben je binnen kort nog ergens geweest? Ja, van de week naar t Leèdsche Plein, waar ze „Weerloos" gaven van Henri Bataille. Mooi? Ja, heel mooi, inaar 'n beetje gerekt. Maar toch mooi? Ja. Nou, schrijf daar dan eens over. Je hebt immers aanteekeningen Ja. Saluut dan! Saluut 1 CXLVI. Sluiting van 'f Seizoen. „Weerloos". Tegen den tijd, dat men in Scheveningen, Zandvoort, Domburg, Texel en andere gemeenten in ons land, die in de termen vallen om er den zomer te passee- ren, het seizoen gaat openen, gaat men het sluiten in Amsterdam. De avond-voorstellingen nemen hand over hand af; 't meerendeel van de bevolking, dat nietjnee kan doen met de „beau-monde" en thuis moet blijven. „Muizenstad", en dergelijk derde, vierde of vijfde hand- sche kunst, 't Is Amsterdam op zijn onvoordeeligst. in de maanden die warm zijn. En al praat nu het Grand Theatre van den „enormen toeloop", dien 't heeft door 't optreden van Louis Bouwmeester, 't doet toch met vet gedrukte advertenties zijn best om wat meer toeloop te krijgen. En als Bouwmeester er nu met was, dan had 't zijn plank voor dit seizoen al lang opgehaald. Bouwmeester draait er nu zijn heele pro gramma af: De Fabrieksbaas, de Kroeg, Voerman Henschel, enz. En als de geruchten waar zijn, dan gaat Bouwmeester niet naar Indië, maar blijft hij ver bonden aan 't Theatre „Van Lier dat hem schitte rende aanbiedingen moet gedaan hebben. Dit spijt mij en velen voor Louis de Vries, die nu in Bouwmeester - -- concurrent krijgt van n et geringe beteekenis. t Is de strijd van den mensch tegen den voorspoed tre „Van Lier'' doet mede in den rondeloop der ™n de begenadigde overwonnen wordt en het hoog „Weerloos" in 't Fransch „La Femme nue" van Henri Bataille is 'n stuk echte menschen-comedie. een Theatre wisselvalligheden. Er gingen geruchten, dat Julia van LierCuijpers afstand zou doen van 't tooneel; 'n paar dagen later werd 't tegengesproken; den anderen dag de offieieeJe verklaring van de hand van Mevrouw Julia zelf, dat zij beslist 't volgende seizoen niet bij de Van Liers zou optreden, plus 'n paar woorden waarmede zij de Directie van 't Grand Theatre beschul digde van leugenarij. Tooneelen, beter te verstaan on der 't woord „scènes" in de corridors voor de kleed- ste en het beste wat hij bezit prijs geeft en dupe laat worden van zijn zielen-ondergang. Pierre Bernier gecréeerd door Ko van Dijk is 'n jong artist, die de figuur geschilderd heeft van Louise (Loulou, Loulotte, Loulette) Cassagne. Die twee mensohen houden veel van elkander, en in de dagen der armoede hebben zij hun liefde en hunne droge korsten brood eerlijk gedeeld. Het schilderstuk is nu ingezonden naai' de tentoonstelling in het Paleis voor schoone kunsten te Parijs; waar zij in een der sloppen kamers; bezoekers worden niet meei toegtl.ilen, (>ok J van Montmartre wonen. Het schilderstuk trekt ieders dreigingen "v^Tnog minder. Ostentatieve^vanffigen, aandacht en wordt tenslotte met goud bekroond. Pierre die de tongen van 't publiek in beweging brengen. Reizen zonder veel bagage, Rotterdam, Den Haag Passage, Spoorweg, kwartjes, conducteur, 't Voordeel van een achterdeur. Enz. enz. enz. Voor menschen, die nu niet naar 'n badplaats gaan of een Rijnreis maken, genoeg, om zich te amuseeren. Vader Van der Linden blijft in het Paleis zwoegen voor zijn Opera en wisselt het krijgshaftig „Toreadore verkrijgt den Grand Prix du Salon. Nu is de tijd van gebrek-lijden plotseling voorbij. Pierre krijgt voor zijn werk net zooveel geld als hij er voor vraagt. De krui denier wordt betaald, de bakker en de slager worden betaald; ieder krijgt zijn oenten. Loulou krijgt 'n nieuwe jurk, 'n nieuwen hoed, nieuwe schoenen en in minder dan geen tijd gaat het jonge paar Ln 'n groot huis wonen. Monsieur Bernier is in de mode gekomen; hij heelt het portret van den Paus geschilderd en schildert al heel spoedig dames uit de greote wereld. De entourage houdt gelijken tred met de verdienste; er worden pal met 'de teere ballade van den Koning van Thule, door tijen gegeven, waarop een Grieksche danseres a la af Gretchen uitgesnikt, terwijl ze zich herinnert, „dat de jonkman schoone manieren bezat". „Frascati" in weerwil van zweet en verstikkende at- mospheer: „Mijn vrouw de Dokter", terwijl op de Leid- sche Kade de „Kieler Seeeadetten" steeds door, avond aan avond, drommen volks saamtrompetten. „Schinkel- haven" nu en dan concert; „Bellevue" in de Plantage: concert; „Rembrandt-theatre"„De Dame van de Cein tuurbaan"; „Panopticum": concert; „Mille Colonnes concert plas kip met kerrv en andere diner-integranten. Verder „de Karseboom". 'Ook alweer concert, 't Is al concert wat de klok slaat; van t Centraal-station af tot in Watergraafsmeer toe. De stille pracht van 't Panorama" wordt niet aangekeken en als 't aan mij kon op Texel bij Flens, mijn afgetobte leden eens wat' bij te werken met wat zeewater en wat zeelucht. Want de hoop om nog eens in '1 Spreewald te zingen of in 't Ahrthal forellen te eten, de hoop om nog eens in de Rapids van Pennsylvanie te duiken en 'n uur verder aan land te spoelen, heb ik opgegeven. Zoover zal ik 't wel niet meer brengen; tenzij Komkom, Hein, den moed niet opgeven, kerel! Je weet wat De Genestet zegt: „Een mensch leeft om te hopen, en 't zal zoo'n vaart niet loopen; het staat nog op zijn kant." Zou je denken, dat 't nog eens terecht kon komen? Welzeker! 't Komt voor jou altijd terecht; maar je moet je hoofd niet laten hangen. Je hebt je nu die jaren zoo goed gehouden; welke reden is er nu, om bij de pakken neer te gaan zitten? Juist dat woordje „tenzij", dat je daar uit wou spieken, is het gordijn, dat nog heel wat verrassingen voor je verborgen houdt. En dan bovendien, je weet toch wel, dat de buitenkant van 't leven, 't voornaamste niet is! Wat hebben we al niet afgepraat over „Wijsheid en Levenslot" van Maetorlinck. We hebben dat boek toch niet voor niet gelezen! Ik had er al wel eens een brief over verwacht. Schrijf je er niet eens over? Ja, maar dat moet ik heel rustig doen. Ik ben zoo bang, dat 't breken zal, als ik 't aanraak. Zeg Hein, weet je nog wel de mooie rust en de EEN VERTELLING. Isadora Duncan danst, fijne wijnen en likeuren wor den geschonken, gastmalen aangericht. Pierre, die meer menschen- en wereldkennis heeft dan zijn ongetrouwde vrouw, tracht zich aan dat nieuwere aan te passen, maar overdrijft het en wordt 'n „snob", die overdreven acht geeft op de coupe van zijn smoking en op zijn verlakte laarzen. Loulou heeft alleen 'n mooiere jurk aan dan vroeger, maar is voor 't overige dezelfde ge bleven. Als zij 'n cigarette aansteekt en haar vingers daarbij brandt, zegt zij„Verrek." Maar ook haar liefde voor Pierre is dezelfde als vroeger; zij kijkt 'm als 'n hond naar de oogen en laat geen kans voorbij gaan om '111 'n zoen te geven. De vroegere vrinden worden door Pierre becritiseerd, door Loulou niet, behalve een, Rouehard geheeten, een vroegere vlam van Loulou, die ten slotte door haar de deur wordt uitgekeken. De nieuwe vrinden, op hun beurt, lui uit de betere wereld, be spotten onder elkander Bernier en zijn omgeving en noemen het 'n „ploertenzcodje". Bernier snapt daar wel iets van en vindt als voornaamste oorzaak daartoe het gedrag en de levensopvatting van Loulou. Als hij haai" terecht wil wijzen, zoent ze 'm, pruilt, belooft beterschap, maar doet binnen vijf minuten weer, alsof ze nog op Montmartre zat. (Deze rol werd door Rika Hopper meesterlijk gespeeld, al is haar stem altijd te krijschend en haar lachen niet aanstekelijk.) Toen 't zoover was, dat Bernier zijn Loulou ging be vitten, kwam 't Noodlot met zijn hoogste troef te voor schijn. Onder de dames, door hem geschilderd, kwam nu de prinses de Chabran, een Duitsehe bankiersdoch ter, die met haar millioenen 'n prinsesse-titel gekocht had door den ouden, armen prins de Chabran te trouwen. Zij wordt verliefd op Bernier en vleit zijn hartstocht, zijn ijdelheid, zijn artistiek streven. Met haar millioenen kan zij alles en dóet zij ook alles, al is er wel 'n enkel oogenblik in tiaar doen, dat aan geweten en karakter doet denken. (Deze beide rollen, die van den prins en de prinses de Chabran, werden onnavolg baar schoon weergegeven door Hubert la Roche en Mevrouw MannBouwmeester. De afgeleefde, arme prins, die zich van zijn rijke vtouw alles moet laten welgevallen, en de prachtlievende, ijdele prinses, die niet ontroert of zich schaamt, als zij op bijna-overspel betrapt wordt.) Hiertegenover staat Loulou ïn waarheid als „La Femme nue", als do Weerlooze, die den lichtzinniger!, wispelturigen man niet anders kan aanbieden dan haar liefde. Een enkel oogenblik als het oogenblik der beslissing gekomen is aarzelt hij nog. De prinses laat hem vrij, maar zijn hart is reeds te ver van Loulou afgedwaald en snikkend om zijn verlies verlaat zij het prinsesselijk vertrek. Zij zijn voor goed gescheiden, en Pierre Bernier aan de ketenen der prinses vastgelegd „voor het leven". (Dit was 'n indrukwekkend moment; behalve het onderhoud tusschen den prins en de prinses, misschien wel het meest indrukwekkend van den heelen avond.) In het laatste bedrijf heeft Loulou zich dood willen schieten, maar 't schot raakte 't hart niet en Loulou kwam in een gasthuis terecht, waar zij bezoek krijgt van haar zuster, van de prinses, van Pierre, welke twee laatsten haar voor herstel van gezondheid naar 't Zui den willen sturen; en ten slotte ook van Rouehard, dien zij eens liefhad, dien zij later haar schitterend huis uitkeek, die altijd veel van haar is blijven hou den, die haar nu nog zijn „kiqdje" noemt. Och, als ze maar naar hem had willen luisteren! Arme Loulou! En hij vertelt haar, hoe de zon op zijn kamertje schijnt en hoe daar op Montmartre altijd 'n hart voor haar is blijven kloppen. Als ze maar met hem mee wou gaan, dan zou alles nog terecht kunnen komen! En Loulou, die geen genade van de prinses en van Pierre aan wil nemen, besluit daartoe. De verpleegster wordt geroe pen en in 'n draagstoel wordt de zieke door Rouehard en 'n knecht weggedragen naar 'n rijtuig, dat haar naai- Montmartre zal brengen. Als ze aan den uilgang van 't vertrek zijn, keert Rouehard zich naar de ver pleegster om en geeft haar zijn adres: „Zeg aan meneer Bernier, dat Loulou daarheen is, en dat ik 't pakje heb opgeraapt, dat hij zoo slordig heeft verloren, en dat ik er beter voor hoop te zorgen dan hij deed." Als Pierre 'n oogenblik later met bloemen terug keert, vindt hij 't bed leeg en krijgt van de verpleegster 't kaartje. Hij begrijpt nu alles en valt met 'n snikkend „Loulou" voor 't bed neer. 't Is waar. dit stuk is, vooral in den aanvang, wel wat langdradig. De gesprekken tusschen al die schil ders er waren er soms wel twintig tegelijk op de planken hadden wel wat bekort kunnen worden. Maar 't geheel was vol eenvoud en waarheid. Hier is te zien een stuk van die groote tragi-comedie, waarin alle menschen 'n rol vervullen, de een als princesse de Chabran, de ander als Pierre, vele als prins de Chabran, meerdere nog als Loulou, weinige als Rouehard. Het groote geluk van Suzon Cassagne en haar minnaar j twee harten die even zwaar wogen is niet ver geten, maar wordt min of meer terloops behandeld. Is er ook in dit verzwegen deel van 't stuk waarheid gegeven? Als we Henri Bataille kenden, zouden we t hem kunnen vragen, en als we zijn levensgeschiedenis wisten, zouden we 't weten. Maar zonder die weten schap waren er toch wel in de zaal, die wisten, bij ervaring wisten, dat er geen brozer geluk is dan liefde. En wie het nog niet weten mochten, hebben hier de vlag zien neerhalen, die bestemd was om haar blijheid uit te waaien over heel een leven van geluk. Kan 'n leven 'n andere bestemming hebben? Of liefde 'n ander doel? Dwaze, dwaze menschen, die dit niet begrijpen! H. d. H. XXI. Aardbeien. Geen enkele vrucht mag zich zóó verheugen in de gunst van het publiek als deze sappige uitverkorene van Pomona 's lievelingen. De zieke, zonder eetlust als gevolg zijner kwaal, snakt ernaar; het kind, blasé van koek en suikergoed, haakt ernaar en de gezonde, wien het eentonig ontbijt of soupé met kaas en eieren be gint tegen te staan, verlangt er al evenzeer naar, zij het ook met kalmer berusting. Zonder overdrijving mogen we het neerschrijven, dat de aardbeien vreugde en genot brengen in elk huisgezin. Holland is het bevoorrechte land van deze geurige natuurgave. Ge plukt ze in uw eigen tuin, of ge koopt ze voor weinig geld van den rondventenden fruithande laar of groentenkoopman. In de straten der hoofdstad hoort ge ze uitventen met dat typische koopmans-argot„Lekkere aardebei, twaalf sjenten een potl" Altijd zijn deze vruchten iedereen welkom in „den aardbeientijd." Maar al is er een tijd, dat de heerlijke aardbeien, overal billijk te koop zjjn en hoe goed deze handels vruchten U monden, toch eet ge ze nooit fijner, delici- euzer en met meer aroma dan thuis, roomversch geplukt uit uw eigen tuin. Helaas! het gebeurt nog maar al te vaak, dat de menschen uit eigen tuin te weinig en bovendien onooge- lfike aardbeziën oogsten en ten slotte de teelt maar op geven. Waarom Och, alleen omdat men de zaak verkeerd behandelt; gewoonlijk schuilt de fout hierin, dat men niet ieder jaar wat nieuwe aardbezieplanten uitzet en natuurlijk evenveel afgeleefde opruimt. Ge rust, de teelt van aardbeien is nog eenvoudiger dan die van kropsla of slaboonen en daarom wil ik in het vol gende U mededeelen, hoe ik al jaren lang met veel succes de teelt in mijn tuintje heb ingericht. Het welslagen der aardbeien-cultuur hangt af: l°van de toebereiding van den grond2° van de soorten welke aangeplant wordt; 3° van den tjjd en de wijze, waarop dit planten plaats heeft, en 4° van de verzorging der aardbeziënbedden tijdens den groei. Over deze punten wensch ik in bet onderstaande een en ander mee te deelen, in de hoop, dat velen in de toekomst mogen slagen met de teelt der zoo vurig begeerde aardbeien in o— 6. De tjjd bracht evenwel nog andere vreugde. In het begin van hun huwelijk was het gewoonte geweest op mooie dageu wandelingen in den omtrek van de stad le maken. Deze lag tusschen twee heuvelketens en de omgeving bood werkelijk veel natuurschoon. Maar me vrouw Hedwig hield niet van de natuur, zij liep liever langs de stadspromenade, waar men de menschen zag en door hen gezien werd. Spoedig waren dus die tochtjes naai- buiten van het programma geschrapt. Hesz stelde op een Zondagmiddag, dat hij niet be hoefde te preeken, voor, een wandeling naar buiten le maken, en zij genoten allen zoozeer, dat zij beslo ten, de oude gewoonte weer in te voeren. Mevrouw Hedwig evenwel had de tweede maal reeds de veront schuldiging van een dringend bezoek bij een vriendin, maar verzocht of de anderen de wandeling maar zonder haar zouden willen doen en Hesz wandelde alleen met Angelika en de kinderen naar de heuvels. Die kleine wandelingen herhaalden zich nu steeds. Hesz genoot van deze uitstapjes niet een groot genot, dan was er eens niets dal hein uit zijn innerlijke verheugenis bracht. Mevrouw Hedwig, die begonnen was allerlei vriend schapsbanden uit haar meisjesjaren opnieuw weer aan te knoopen en zich gaarne vrij zag in haar bewegingen, monterde het viertal, dat zoo dol op de natuur was, steeds aan, zich door haar afwezigheid hun vreugde en genot toch niet te laten ontnemen. Zoo waren het eigenlijk op die dagen vier kinderen, die naar bulten naar de heuvels trokken. Met hoog-roode wangen en opgewekt en vroolijk kwam men weer thuis en daar ook Hedwig gewoonlijk over haar dag tevreden was, eindigde deze voor hen allen zonder stoornis of onaangenaamheid. De vrede van dezen tijd was te groot, dan dat niet, evenals zijn leven, de preeken van Hesz er mee ver vuld waren. Zijn kerk was nooil voller geweest dan thans. Vrouwen verlieten weenend zijn bijeenkomsten en zelfs vele naar vroomheid zoekende mannen, verlieten de kerk onder den indruk van het gehoorde. „Dat noem ik nog eens een prediker," zeide dè een tot den ander. „Die weet zijn gemeente iets te geven uit zichzelf, die heeft zelf de Gods rust in zich, waar over hij spreekt." De vrouwen drongen zich om hem heen en keken, wanneer hij van den kansel sprak, I met groote, bewonderende oogen ademloos tot hem op en er zullen maar weinig jonge menschen zijn, die zulk een vereering genoten als dominé Hesz. Onder zijn hoorders was naast zijn vrouw ook Angelika en de eerste had hem nog hartstochtelijker lief, omdat zij zag hoeveel hij in de oogen der anderen waard was. Angelika echter schreef naar haar moeder: „Do- miné Hesz is innerlijk zulk een edel en voornaam mensch, dat ik mij gelukkig schat, in zijn huis ge komen te zijn en van. hein te kunnen leeren.' In dezen brief sprak zij niet over Hedwig. Terwijl de begeestering voor dominé Hesz onder een deel der bevolking steeds steeg en bij menigeen bijna tot een aanbidding groeide, bleef het ook niet uit, dat de nijd de horens opstak. Collega Schwarzmann en zijn vrouw, die zich door den roem van Hesz terug gezet achtten, hadden natuurlijk ook hun vrienden en aanhangers, en dezen waren het, die Hesz minder aangename uren bezorgden. En dan was mevrouw Hedwig zelf, Moe weinig of ze het ook wist en het wilde, een der eersten die haar man tegenstanders be zorgde. Het bloote bewustzijn van zijn eer en aanzien, dat was haar niet genoeg. Haar aangeboren rederijk heid liet zich geen gelegenheid ontnemen, om de positie van haar man te roemen. Een weinig grootheidswaan zin en een weinig gebrek aan fijnheid van gemoed, deden haar dingen zeggen, waarover anderen den slaf braken, en die ook Hesz in een scheef daglicht stelden bij menigeen die redelijk dacht. Daar begon in den jongen vrede van zijn dagen een storende onrust le klinken. Maai- voor ze nog luid genoeg werd, hem daaruit te wekken, stond er een dag aan het einde van dezen schoonon fijd, die lang nog als een der schoonste die hij had beleefd, in zijn herinnering bleef. Het werd al wat herfstig. „Wij moeten toch eens zien hoe grootmoeder het k eigen tuin. De aardbeien verlangen een lossen, goed bewerkten en uitstekend bemesten grond. De plek, waarop men aardbeien wil planten, behoort men in den voorafgaan- den herfst flink diep om te werken; als de ondergrond wat vast is, zelfs twee steken diep te spitten, altijd zóó, dat de teelgrond boven blijft. Is de grond wat zwaar, werk er dan flink wat zand en vooral ouden verteerden stalmest doorheen en wat kunstmest boven dien kan ook al geen kwaad- Op dit rijk bemeste en wél bewerkt stukje grond kunt ge vooraf heel goed vroege groenten telen als: spinazie, kropsla, bloemkool of iets dergelijks, want de planttijd valt van begin Augustus tot half September. Wie daartoe geen gelegenheid heeft, kan in Maart ook nog wel aardbeien uitzetten, vooral als hjj prima planten heeft, maar de opbrengst is dan toch gering en die kan bij zomerplanting reeds het eerste jaar goed zjjn. Wij geven aan de Augustus-planting dus de voorkeur, doch stellen als eisch, dat de uit te poten planten krachtig en zwaar zijn. Hoe men deze kan bekomen? Indien men met de teelt wil beginnen, koopt men ze rechtstreeks van een solieden boomkweeker of een be trouwbaren tuinman. Heeft men zelf goede aardbeien, dan kweekt men het best zelf de benoodigde planten. Met een beetje zorg, valt dit erg mede en vaak zijn de zelf gekweekte planten beter dan de gekochte. Het zal wel algemeen bekend zijn, dat men aard beien niet zaait, doch voortteelt door „uitloopers". Aard bezie-planten vormen 's zomers vele zijscheuten, waar aan jonge plantjes ontstaan Men moet echter niet alles laten groeien, doch slechts 2 tot 5 der sterkste scheuten laten doorwassen en aan eiken scheut slechts één jonge plant laten groeien; de rest snoeit men regel matig bij de oude pollen weg. Wie extra sterke plan ten wil krijgen, plaatse kleine bloempotten met vrucht baren, lossen grond onder de jonge uitloopers. Zulke planten, die men met een potkluit kan overzetten, worden bijzonder krachtig en geven reeds het eerste jaar een flinke opbrengst. Wil men het heel zorgvuldig doen, dan dient men 's zomers de vruchtbaarste planten met stokjes te mer ken, want rijk dragen is een zeer sterk overerfljjke eigenschap, waar men in het algemeen in land- en tuinbouw thans aardig partij van weet te trekken. Men moet de aardbeziën-bedden niet aanleggen op eene al te zonnige plaats, b.v. niet aan den zuidkant van een muur of schutting, want daar verdrogen ze gemakkelijk. Evenmin hooren ze thuis in de schaduw van zware boomen of gebouwen. De beste plaats is midden in den tuin, hoogstens licht beschaduwd door nog jonge boomen. Het planten zelf is een werk van gewicht. Zet ze netjes op rijen ongeveer 40 centimeters uiteen en plant ze net zoo diep, als ze gestaan hebben, d. i. juist tot den wortelhals in den grond. Het is noodig de wortels rondom regelmatig uit te spreiden en de planten matig aan te drukken en na het planten wat te begieten. Zóó behandeld, groeien ze vóór den winter al aardig. Het is een uitnemende voorzorgsmaatregel 's winters wat ouden stalmest tusschen de planten uit te spreiden, doch zóó, dat de harten vrij blijven. Het is verstandig dit eiken herfst bij alle aardbeien te doen, want dat maakt de planten sterk, 's Voorjaars knapt men alles netjes op en wiedt en plukt verder net onkruid den ganschen zomer uit, terwijl men alle uitloopers, waar van men geen planten wil kweeken, steeds wegsnoeit. Planten, die aldus behandeld worden, dragen zeer groote en ook talrijke vruchten. Aardbeien bedden zijn zelfs bij goede verzorging spoe dig afgeleefd. Na het derde jaar is het beste eraf en behoort men ze op te ruimen om op die plaats eenige jaren andere groenten te verbouwen. Ieder jaar zal men dus een derde der aardbeien nieuwe aanleggen en wel bij voorkeur in de maand Augustus. Heeft men last van spreeuwen, die de vruchten rooven, dan moet men tijdens den oogst netten over de aardbeien overhangen. Als men die na den oogst op nieuw laat „tanen" door een visscherman, kunnen ze meerdere jaren dienst doen. Slakken dient men weg te zoeken en met kalk in de paden te bestrijden. Heel veel, haast zou ik zeggen alles, hangt verder af van eene goede soortenkeus. Ik wil hier maar het allerbeste noemen en daarom bepaal ik mij tot twee beproefde variëteiten, die algemeen in het groot ver bouwd worden. Ik beveel aan: le. de Yucunda, te Heiloo en elders bekend als de „Amazone" en 2e. de „Laxton's Noble*', beide zijn groot, smakelijk en vrucht baar. Deze soorten mogen nergens ontbrekenwie meerdere wil telen, raadplege een prijscourant, want er zjjn nog andere goede aardbeziën genoeg, b.v. de Eönig Albert von Saehsen en de Royal Sovereign. De Laxton's Noble is een der beste aardbeien voor den vollen grond, doch bovendien ook zeer geschikt om ze te vervroegen in den broeibak. Wie dit doen wil, dient zorg te dragen sterke planten in een kouden bak. te bewaren tot half Februari en ze daarna over te plan ten in een broeibakje, waar ongeveer 25 centimeter paardemest met wit stroo voor den broei onder zit. Uit zulke bakken oogst men in het Westland die fraaie doch peperdure vruchten, welke reeds in Mei te Amsterdam en andere groote plaatsen te koop zijn. Aardbeien zijn in verschillende deelen van Nederland een belangrijk gewas voor de tuinders. In de gemeenten Heemskerk, Wjjk aan Zee en Duin, Velsen en Heiloo worden jaarlijks wel 300 Hektaren er mee beteeld. Ook te Aalsmeer, Zwijndrecht, Monster en Naaldwijk is de cultuur zeer beteekenend. Niet enkel de Binnenlandsche markten worden van uit deze centra van deze heerlijke vruchten voorzien, maar ook naar het Buitenland, vooral naar Duitschland, worden wagonladingen vol verzon den. 't Is te hopen, dat deze tuinbouwcultuur zich nog gestadig mag uitbreiden. Vooral op de lichte grond soorten blijkt de teelt van aardbeziën recht op hare plaats te zijn. D. E. LANDMAN. buiten maakt," zeide Hesz op een zekeren morgen tot de kinderen. Deze jubelden. Daarna keken zij evenwel met verlangende, half verschrikte oogen. De bezoeken aan de zee bij grootmoeder waren niet talrijk en hoe jong ze ook waren, zij voelden toch wel, dat dit ge beurde, omdat moeder niet gaarne naar grootmoeder 8^-- „li kent mijn moedei- nog niet, juffrouw Angelika," zoo wendde Hesz zich tot deze, die met mevrouw Hedwig aan het venster zat. „De kinderen kunnen niet uitscheiden als ze over hun grootmoeder beginnen te vertelleh," zeide Angelika. Hesz1 oogen schitterden. „Ga je mee? Morgen?" vroeg hij zijn vrouw. Op zijn gelaal was aanmoediging en vraag tegelijk te lezen. Maai* Hedwigs trekken waren scherp geworden. Haai- voorhoofd rimpelde zich. „Wat denk je," zeide zij vlug en bijna heftig. Zij bloosde sterk. Dan sclieeai zij zich te bezinnen, dat haar hou ding Angelika zeer moest bevreemden. „Ik heb mor gen de wasch," voegde ze er verontschuldigend aan toe. Hesz drukte onmerkbaar de lippen op elkaar. Dan bedwong hij zich en schertste: „Wasch! Immer de -wasch. Dat is het struikelblok! Beslaat dat bij jou thuis ook, Angelika?" Deze viel zeer gewichtig mevrouw Hedwig bij „Zeker. En vader was als u, die wilde de noodzake lijkheid van die groote gebeurtenis niet begrijpen." Zoo kwamen zij gelukkig over deze kleine Iweespalt heen. Hesz drong niet meer aan om mee te gaan. Maar 's avonds hoorde Angelika, dat het besluit was, dat morgen een bezoek aan de moeder van Hesz zou worden gebracht en wel door haar, dominé Hesz en de kinderen. Mevrouw Hedwig bleef thuis. „Wij gaan per spoor, morgenochtend vroeg," zeide Hesz. Mevrouw Hedwig, die <te courant las, keek niet op toen dit gezegd werd. Weer was er een scherpe trek om haar mond. 's Morgens gingen zij. Er lag een nevel over de stad, maar toen zij in dm trein zaten, werd het steeds helderder. Na een klein uur reeds was het doel bereikt. Zij stegen uit en hadden nog een klein stukje door hel dorp te wandelen. Toen zij op den dorpsweg kwamen, die ver langs de zee liep, zagen ze het landgoed van Hesz' moeder voor zich. Het was een oud huis, met donkergroene luiken. De kinderen renden vooruit, het meisje in haar wit jurkje, de kleine jongen in zijn donkerblauw matrozenpakje. „Grootmoederriepen hun heldere stemmetjes. De houten poort van den tuin ging open en daar stond de kleine weduwe op straat. Zij droeg een zwart zijden japon en de kanten muts op het grijze haar stond haar perfect. Zij wenkte de kinderen van verre reeds toe. Daar bereikten de kleinen haar in stormach- tigen aanval en zij had een oogenblik alle moeite om op de been te blijven. Maar spoedig had zij hen met een ^paar vriendelijke woorden gekalmeerd en trad nu op Hesz toe, die haai" met Angelika had bereikt. „Hebt u mijn brief gekregen, moeder?" vroeg hij. Daarna kuste hij haar hartelijk. Elke voorstelling afsnijdend, wendde zij zich tot An gelika, nam haar hand in de hare en zeide, met een lachje haar zoon aankijkend„Ik ben zijn moeder." Al pratend liepen zij op huis af. Hesz' moeder had nog steeds de hand van Angelika vast, zij streelde die menigmaal, als om haar vreugde uit te drukken. Aan baar andere zijde liep haai' zoon. De kinderen waren reeds in huis verdwenen en kwamen terug met Grete de meid. oud maai* nog flink Deze liep de ronde steenen stoep af en nam van Angelika het tasehje af, dat deze droeg. Met een goeddoende vertrouwelijkheid, maar toch stil en niet opdringend, wisselde zij een paar woorden met Hesz en groette de vreemde. „Het gewichtigste meubelstuk van het huis," zeide Hesz met een handbeweging naar de oude, tot AngeLika. En op het vriendelijk gerimpelde gelaat van de oude kwam een vroolijke lach. Angelika keek rustig naar al het nieuws. Rust en degelijke voornaamheid lag er over dit huis en zijn bewoners. Zij traden door een vestibule, waar versc'hil- ende gravures en schilderijen hingen, in een groote kamer, waar het schemerig was. Hier haalde Hesz diep adem en strekte zich eens uit alsof hij van deze kostelijke lucht zich de longen niet yol genoeg zuigen kon. „Het is altijd nog zoo mooi thuis," zeide hij En daar vielen Angelika de schellen van de oogen: in dit huis met zijn eenvoudige en fijne rust past mevrouw Hedwig niet, in zijn thuis past ze niet en dus ook niet bij hem. Zij zag het gevoel van bevrij ding, dat er in dit diep ademhalen lag en erkende voor !de eerste maal mei verbazing en medelijden tevens hoe zijn eigen huis in de stad, misschien hemzelf nog onbewust, een gevangenis was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5