WILSKRACHT. Uit Arkansas. /•ondag J4 Juni 1908. 5*2e Jaargang. No.. 4369. DEKDE BLAD. LOSSE BLADEN Binnenlandsch Nieuws. uitzichten scheen te bieden. Eene maatschappij had de contracten aangenomen tot het bouwen van eene der groote bruggen voor een spoorweg in Afrika. Dat leek inij wel een kolfje naar mijne nand. Ik zat in den tuin die zaak met mijn vader te bespreken, toen Carlotta door het hekje kwam. Niet meer was zij nu het plompe wicht van vier, noch de langbeenige en hoekige slungel van tien, maar eene mooie deern van zestien was zij geworden, rank en rijzig in den Liefsten maagdelijken nloei. Zij kwam het laantje op met den gang eener prinses, en zij begroette mij met een blijden glimlach naar ik mij verbeeldde. Zij kuste mijn goeden vader, ging naast hem zitten en hield zijne hand, die, naar ik opmerkte, er witter en ouder uitzag, dan bij een man van zestig nu wel had behoeven te wezen. „Wij waren aan 't praten," zeide mijn vader, „over de mogelijkheid van Arthur s aanstelling bij dien brug buggy niet afdrijft maakt dat niets en we waren voor het hek van de orchard. Ik schrijf hek, maar 't was weinig meer dan een zwakke plaats in de prikkel draadheining, een losse paal, dien je kon neer gooien en overeind zetten. De buggy reed dus eigenlijk over de heining. Na een poosje klimmen op een trapachtig spoor recht den berg op, dat de wielen houden vat je niet, kwamen we uit het bosch in het gezicht van de bewoonde wereld. Eerst de houten keet waarin de Superintendent woont, dan, een ba We mijl verder het huis van Joe de mule-driver, dan ons voorloopig ver blijf op denzelfden afstand zoo wat. Nu is er nog niet veel water in de dalen, maar toch krijgen bij iedere regenbui de beekjes heel wat te slinken. Dat er heel wat neer kan gudsen bewijzen de ontwortelde boomen op den bodem van de ravijnen Hier en daar maken zij 't voortdringen in 't bosch zoo Door H. TABER. Mijne kindsheid was als oen blad onbeschreven papier tot Carlotta op mijn kleine levenstooneel verscheen. Toen kwam er ineens kleur en beweging in al waren die dan ook niet juist van den meest verblijdenden aard. Ik was toen veertien jaar oud en Carlotta was vier. Op dien leeftijd een zeer belangrijk verschil in jaren. Maar dit belette niet, dat het kleine wezen ter stond reeds den baas over mij speelde en mij op den stang reed als de beste ruiter zijn paard. De eerste ont moeting met haar had ik in den tuin. Zij stond door het hekje te kijken met een hangend lipje en een be huild gezicht. „Mijn blon is weg!" riep zij. Ik was bezig een pijl te snijden voor mijn boog een allergewichtigste bezigheid. Waarom zou ik mij daarin laten storen door heit gezeur van een kind? Van het eeuwig vrouwelijke wist ik in die dagen nog niets, en wat ik er voor voelde was zoo mogelijk nog minder. Niels ter wereld was mij onverschilliger, dan het huilen van een geelharig en blauwoogig wicht, dat onder de hoede van zijne kindermeid had behooren te zijn. Ik ging dus met snijwerk voort Maar de kleine liet mij niet met vrede. „Jongen!" riep zij. „Jongen! Mijn blon is weg mijn blon is weg hu hu hu hu!" „Waar is dan je ballon?" vroeg ik, en ik liet evem mijn zakmes rusten. t „Dóir daar!" schreeuwde zij, en zij wees met alle bei haar mollige handjes de lucht in. naar een boom, die met zijne overhangende takken den tuin belom merde. Ik keek tusschen de groene bladeren en daar, heel aan het eind van een der laagste takken, hing het roode ballonnetje, bij den draad gevangen. „Halen, jongen! Halen!" riep Carlotta. Ik keek hel kind aan, met meer verbazing dan ver ontwaardiging nog. Dit nietige wezen verstoutte zich mij te kommandeeren! Ongehoorde vermetelheid! Maar niettemin klom ik op den muur, en van den muur in den boom, tot op den tak waaraan het ballonnetje zweefde. Ik kon echter aan het draadje niet reiken, hoe ver ik mijnen arm ook uitstak. Daar kwam weer de stem van Carlotta: „Halen, jon gen! Halen!" Het wicht zelf zat veilig en wel beneden in het malsche gras. Ik kroop nog verder langs den tak, die onheilspellend neerboog. Een wanhopige greep en ik had hei touwtje tusschen mijn vingers. Maar tegelijkertijd kraakte de tak en bezweek onder mijn gewicht. Kort en goed ik viel, met het touwtje van het ballonnetje stevig in mijne hand. Mijn linker arm was gebroken maar het ballonnetje was gered. Carlotta pakte hel aan en liep er mee naar huis. Hare kindermeid verscheen nu aan het venster dat uitkwam op den tuin, en terstond daarna kwam er een man naar buiten, met een pijp in den mond en eene courant in de hand. Tot dusver had ik nog geen geluid gegeven; maar de pijn werd nu ondragelijk, zoodat ik begon te schreeuwen om hulp. Met een verbaasd gezicht kwam de man naar mij toe. „Wat scheelt er aan? Wat heb je?" vroeg hij. Carlotta gaf het antwoord. „Hij is een jongen," zeide zij. „Hij is geklommen in den boom naar boven om mijn blon te halen." „Waaróm heeft hij dat gedaan?" vroeg de man. „Omdat ik 't hem zei," antwoordde Carlotta, en zij keek den man vierkant aan. genbouw in Afrika. Ik geloof dat zijne bijzondere studie goed als onmogelijk. Heel makkelijk is 't wandelen in op dit gebied hem tol voldoende aanbeveling strekt 1 de bosschen toch niet. Als de helling ergens flink is en dat zijne kansen dus goed staan afgespoeld, zoodat de rots biootkomt, kan je handig „Ja ja, viel ik in '„maar er zijn er zoovee) genoeg op groote natuurlijke treden op en neer, maar anderen dan ik, ouder, en met eene gevestigde repu- waar de dikke laag dorre bladeren de losse scherpe Weken lang droeg ik mijn arm in een gipsverband; en weken lang ging ik eiken morgen in den tuin achter ons Londensche huis en zat daar wanhopig op een bankje, treurende om mijne verloren vacantie arme invalide die ik was! Eiken morgen, wanneer de zon scheen, en het was een buitengewoon zonnige zomer kwam Carlotta met hare kindermeid door het hek en zat naast mij, om mij de wonderlijkste geschiedenissen voor te lezen uit een gekleurd prentenboek, geschiedenissen van leeuwen en tijgers en olifanten, en van prinsessen met goudhaar en blauwe oogen, en van kinderen die kleeren droegen van paarlen en diamanten, en van koningen mèt en van bedelaars zonder kronen, en van toover- feeën, die maar even abracadabra behoefden te zeggen om een pompoen en een paar knollen te veranderen in een gouden koets met vier Arabische paarden. Het kwam er niet op aan, welke zijde van het boek zij achter of voor, of onder of boven had. Dit maakte voor Carlotta niet het geringste verschil; waaruit ik afleidde dat hare verhalen grootendeels aan hare eigen vrije phantasie ontsproten. Maar hoe dit zij, de ver halen waren boeiend; en de houding van diepe waar digheid, die de verhaalster er bij aannam, had voor mij iets zeer kalmeerends. Blijkbaar had het kind een zeker flauw besef, dat het eene schuld aan mij had goed te maken. Natuurlijk ging dit besef bij haar niet diepmaar toch was 't er. Toen de zomer voorbij was en de herfst in het land kwam, ging ik zelf weer naar mijne school, en Car lotta vertrok met haar vader naar Frankrijk. In zes jaren zag ik haar niet meer; maar af en toe kreeg ik van haar een kinderachtig briefje, waarin zij mij be richtte hoe 't haar ging, steeds eindigend met den wensch, dat nu mijn arm geheel genezen mocht zijn. Daarop volgde een andere zomer in onze respectieve Londen- scèie tuinen. Carlotta was opgeschoten tot een flink poppetje van tien en ik was een heer van twintig, zoo versch van de universiteit, en een matador in voetbal, roeien en worstelen. Op zekeren dag daagde zij mij uit op een partij tennis en ik verloor. Eene tweede partij volgde. „Je speelt kolossaal," zeide ik. „Ik geloof niet dat ik je de baas worden kan." Zij keek mij meewarig aan. „Wel," zeide zij „als ik iemand de baas worden wou met tennis, of wat 't ook wezen mocht, zie je, als ik dat werkelijk wou, dan" zij aarzelde even „dan d eed ik 't ook." Door deze uitspraak kwam ik te weten dat de wils kracht van Carlotta er nog niet op verminderd was, sedert den onvergetelijken dag, toen zij mij bevolen had haar „blon" uit den boom te halen. Wij speelden weer samen, en dat deden wij dien zomer menigmaal nog. Soms won ik; maar meestal behaalde het slanke deerntje de overwinning. Dan voeg de zij mij toe op een toon, waarin eene zekere min achting niet te miskennen viel: ,,'t Was je verdiende loon, dat je weer verloor. Als je werkelijk gewild had te winnen, dan zou je ook gewonnen hebben." Ik studeerde nog eens vier jaar te Göttingen, en daar na nog een paar jaren aan eene technische academie in Amerika. Toen wilde het noodlot, dat mijn vader zijn niet groote fortuin verloor in eene onvoorzichtige beleg ging. Mijn vader was te oud om nog opnieuw te be ginnen; en dus viel op mij, als eenigen zoon, de taak van het wrak weer op te bouwen. Ik was zes-en-twintig jaar. Mijne lange en kostbare studie moest mij bekwaam nebben gemaakt voor alle werk op technisch gebied. Er waren ook gelegenheden te over tot plaatsing. Maar niet alle lachten mij1 toe, en lang bleef ik weifelen, tot zich eindelijk iets voordeed, wat mij goede voor- tatie, die wel het eerst in aanmerking zullen komen. Carlotta keek mij schamper aan. „Als ik jou was, riep zij, „en ik wilde die aan stelling dan zou ik hier niet met mijne armen over elkaar zitten." „Zoo 1 En wat zou je dan doen?" vroeg ik. „Ik zou heengaan en maken dal ik kreeg wat ik wilde." Zij streelde mijn vaders hand en keek met groote, kalme oogen op naar#de boomen en den blauwen hemel er boven. En nadat dit zoo een poosje had geduurd, wendde zij zich eensklaps weer tot mij en riep bijna driftig: In 's hemels .naam zit je daar nog altijd? Ben je nog niet weg?" Dienzelfden namiddag ging ik naar den directeur der maatschappij en maakte afspraak tot eene conferentie met commissarissen op den volgenden dag. Dat gaf een lang heen en weer praten, zonder nog tot een beslis sing te voeren. Ik verliet de vergadering met luttel hoop op succes. Maar twee dagen later ontving ik mijn aanstelling tot hoofdingenieur voor het werk in Afrika, ondernomen door een der grootste corporaties in Engeland. Mijne instructie verplichtte mij vooraf nog tot een verblijf van een maand aan de fabriek te Manchester. Binnen zes weken moest ik gereed zijn om mij met een deel van het benoodigde materiaal in te schepen. Zoo gelukkig als een prins ging ik met dit schrijven naar mijn vader. Hij las het met tranen in de oogen. „Ik ben blij, mijn jongen," zeide hij „ik ben erg blij voor je." Ook Carlotta las den brief. „Zie je nu wel?" zeide zij. „Met stilzitten krijgt men niets. Je hebt die aanstelling gekregen omdat je er op al bent gegaan." „Ik ben er op afgegaan, omdat gij het mij zeidet," antwoordde ik. „Juist! Dan ben ik blij dat ik het je gezegd heb, jongen," gaf Carlotta mij terug. Vier jaren zwoegde ik onder de brandende zon en de plassende regens van tropisch Afrika. Toen was het werk volbracht, en terwijl ik langs de lijn ging, zag ik den eersten trein over de rails glijden ge wrocht van mijn hoofd en van mijn handen om eene nieuwe wereld te ontginnen en de zegeningen der beschaving of wat dan nu eenmaal onder dit etiket doorgaat te dragen in de wildernis. Daarna ging ik naar huis. Ik had eene vacantie wel verdiend, en ik hunkerde naar mijn land met een verlangen, waarvan slechts die genen zich eene voorstelling kunnen maken, die de goedheid, de schoonheid, de huiselijkheid ervan door lang gemis hebben leeren waardeeren. Geen teleurstelling wachtte mij. Ik vond mijn vader nog gezond, flinker zelfs, dan ik uit zijne brieven ge meend had te moeten opmaken. Ook Carlotta was thuis, en de tuin prijkte in al de liefelijkheid van den korten Engelschen zomer, met bloemen, bloemen overal. Wat een heerlijkheid, voor iemand die uit Afrika kwam! Er werd gewandeld, er werd geroeid, er werd gereden. En al die tochtjes maakten wij enkel met ons drieën mijn vader, Car lotta en ik. Wij gingen naar Richmond en naar Hen- ley ik weet al niet waarheen. Wij ondernamen zelfs uitstapjes naar het schoone land van Stratford, naai' de kust van Devon en naar het eiland Wight, en alles was mij zoo nieuw, alsof ik het nooit tevoren gezien had. Toen, op een zomerschen avond in het zachte sche meruur, zaten Carlotta en ik weer in den tuin. Wij schenen elkaar niet veel te zeggen te hebben. Althans het zwijgen tusschen ons had al heel lang geduurd, en ik durfde het niet verbreken, omdat ik in de stilte mij zoo gelukkig voeldeGelukkig, ja en toch eigenlijk niet. Want diep in mij was het besef, dat aan mijn leven het beste toch nog ontbrak. Eindelijk deed ik den mond open. „Carlotta," begon ik „je hebt mij wel eens gezegd, dat een mensch alles kan krijgen, wat hij maar ernstig genoeg wil." Zij knikte. „Is dat nog altijd je meening?" vroeg ik. „Ja zeker. Méér dan ooit." „Zoo? Dan zou ik wel eens de proef op de som willen hebben." „Hoe dan?" „Wel ik zou wel eens willen weten als ik nu jou eens wilde, met al mijne wilskracht, en méér dan alles op de wereld of ik je dan ook zou kuimen krijgen?" Carlotta rees langzaam op en stond voor mij. Zij legde hare koele, zachte handen op mijn hoofd. „Jongen," zeide zij, met eene heel ongewone trilling in hare stem „als je mij wilde, zoozeer als i k jou wil, dan keieD bedekt, kun je klimmend op 'n ongemakkelijke manier je enkels stooten. Je begrijpt hoe fijn je schoenen zijn na zoo'n tocht! 't Eenige wat we dan ook aan onze schoenen doen, is 't zolen vegen, willen we ze erg mooi hebben, dan gebruiken we een natte dweil. Maar dat is voor feestelijke gelegenheden, 't Zou zotternij zijn hier ooit schoenen te poetsen. Heeft het geregend, dan heb je moeite genoeg om plekken te vinden waar je geheele voet niet wegzakt; is de grond droog, en dat is hier in een dag weer zoo, dan zijn je schoenen voor je 't weet rose van 't stof. Behalve 't huis waarin G. woont, staat er een berg verder, zoowat een kwartier naar 't Noorden, het eerste huis dat hier op de farm is gebouwd, met een stal en twee schuren. Een van de menschen, die er werken, zal daar dezer dagen intrek Ken. Dan staat er nog een loghouse aan 't boveneind van een der ravijnen. In dat huisje woont een weduwe met haar kinderen, die hier als 't hun gelegen komt, als 't niet regent en't niet te koud is naar hun zin, komen om met elkaar kistjes te timmeren voor de verzending van aardbeien en bramen. Een bewijs er voor, dat de menschen hier met weinig toe kunnen, is wel, dat ik ze in de eerste week driemaal heb bezig gezien. Ze worden natuur lijk per stuk betaald. Iedereen schijnt hier trouwens te werken als het zoo eens te pas komt, of als er eens 'n paar dollar noodig zijn. Regent het, dan staat al het werk stil. Wie het dan even kan lappen, zit in een winkel in town bij de kachel. „Wel „Dan hadt je mij al lang gehad!" zeide Carlotta. N. R. Crt. In het „Handelsblad" vertelt een jonge Hollander van wat hij zag en beleefde bij zijn komst in het Wilde Westen van Noord Amerika. De brief is gezonden uit Decatur, Arkansas, 11 Februari 1908, en wat daarin wordt verteld is belangwekkend genoeg om ook onzen lezers er het een en ander van mee te deelen. De schrijver vertelt dan:. Moeder was met 'n buggy aan 't Depot, G. met vrouw en zoon in 'n tweede. Zeïdon zag ik zulke wagentjes. Schoonmaken heet hier „foolish". Als jelui die wegen hier zag zou je begrijpen wat die modderkorst hier oploopt I We gingen even de mail aanhalen in town. Die stad is 'n merkwaardige gelegenheid, 'n Main Street en een First-Street; afgeloopen. De Main Street, verdeeld nog wel in Northern- en Southern Mainstreet, prijkt met zoowat 12 houten winkels en een bescheiden steenen gebouwtje, de „Decatur State Bank". In de Firststreet staat vooralsnog alleen 'n houten loodsje, de drukkerij en redactiekantoor van de „Decatur Telegram", de krant hier. 'tüiihangbord is werkelijk 't bekijken waard. Een plank van een kist met in menie het woord „Telegram" er op gesmeerd, op de manier van een bordje „Geverfd" op een Amsterdamsche hooge stoep. We reden een eind langs de spoor en toen de rivier bedding in. We volgden het nu droge bed, dat geheel uit vuistgroot» losse keien bestaat die hier en daar op hoopen gespoeld zijn, onder de spoorbaan door, door 'n soort groote betonnen buis. Een flinke eik was aan 't eind van den tunne! in de lengte ir. het bed gevallen en versperde naar mijn idéé den uitgang geheel met zijn takken, maar de buggy werd zonder vertraging over en tusschen de takken gewerkt en niemand scheen de heele hindernis te hebben opgemerkt. Toen het boscb door (geen weg te zien), een paar ruwe steenen natuurlijke treden op, een tweede riviertje dwars door. t Water stond tot over de assen, maar zoolang de Een vuilnishoop is hier ongekende weelde. Ik denk dat elke volgende bewoner van dit huis z'n leege groente- en melkblikjes uit z'n achterdeur heeft geveegd anders konden er onmogelijk zooveel liggen. De ruimte onder het huis is voornamelijk aan schoenen, gebroken flesschen en kistjes gewijd. Ook vindt je door den heelen tuin hoeden en overalls. Het schijnt dat een werkman, schilder of stucadoor b.v. die ergens gewerkt heeft, z'n overall uittrekt op de plaats waar hij die het laatst gebruikte, en er zich verder niet om bekommert. Dat gebruik is zoo sterk, dat de loodgieters, die aan het nieuwe huis werkten, het groote fornuis, dat ze meebrachten om hun potje op te koken, rustig achter het huis lieten staan. Ze zijn er handig genoeg mee a'.len rommel die wil branden op te stoken, maar de rest blijft liggen. Vandaag aten we vleesch, G. en ik hadden het uit Gentry meegebracht, waar we heen reden om nog en kele andere boodschappen. In Decatur is geen vleesch te krijgen als eens per week van een vent, die er on smakelijk genoeg uitziet om alle carnivorischeneigingen in je te doen vergaan, 's Morgens gaan we meest naar town om de brieven. Zooals de wegen nu zijD, moeten we wel rijden, loopen gaat zelden. Daarbij is het nog wel 'n klein half uur rijden langs den public road, dien we nogal vaak gaan, al is de weg over de farm van onzen buurman nader, daar die laatste drie hekken heeft. In town is in er in de Post Office meestal een troop mannen vergaderd, wachtend op den trein uit het Noorden met de mail. Als die eens wat laat is, kan 't er duchtig volloopen, Maar altijd zitten er toch wel 'n dozijn om de kachel. Als de Postmaster alles heeft uitgezocht en de verschillende postboxes voorzien, schuift hij met een vorstelijk gebaar z'n loketje open en kondigt aan „Al I's up"! Dan gaat ieder op z'n beurt informeeren of er iets voor hem is. Gisteren was de trein bijna een uur te laat. Ik zat bij Blaise, den kruidenier, te wachten, want er moest ook brood komen met den trein uit het Noorden. In Decatur wordt niet gebakken, 't Brood, vrij onsmakelijk, zuurachtig gebak, komt tweemaal per week uit Joplin, in een kist. Elke winkel in deze buurten zorgt voor 'n warme kachel met banken of stoeltjes er om heen voor de klanten, en voor 'n emaillepel in een tobbetje drink water voor mogelijke dorstige kelen. Het is werkelijk de moeite waard zoo'n winkel te zien. De grootste, van Mc. Gaugh, is een goed type. Een groot vertrek, 'n vijf-en-twintig meter diep, zoowat acht breed en vijf hoog aan den voorkant, vier aan de achterzijde. Het dak, met hout gedekt, is een groot hellend vlak, zonder goot. Als 't even regent, spoelt het water achter den winkel neer in een breeden waterval. Alleen voor den achterwand is een korte toonbank met weegschalen. Er boven een platform mot balustrade en een trap er heen. De democratische candidaat voor Governor van Benton County hield Maandag van dat platform zjjn rede. In den geheelen winkel langs den wand planken met waaremmers, flanels, koffiepotten, petroleum kachels, blikjes conserven, zweepen, doozen schoenen, zeep, kopieerpersen, kammen, houweelen, doozen haver mout, damesblouses, verf en kwasten, kachelpijpen, odeur, hoeden, flesschen candy, paardentuig en derge lijke artikelen. Midden op den grond voorin een schrijftafel, mettele- phoon en boeken, even verderop een lange tafel, bijna uitsluitend aan aardewerk en dassen gewijd; daarachter een reusachtige kachel, met er omheen banken en wat stoelen. Een klant die binnenkomt, begint als regel, met een paar blokken hout op de kachel die toch meestal rood staat te gooien, steekt dan een pijp aan en be gint een praatje over de mogelijkheid van een perzik- oogst. Als hij dan weer gaat, neemt hij en passant zijn boodschappen mede. Een gewoon tooneel is ook het volgendeEen klant gaat, na zich te hebban gewarmd, aan de schrijftafel zitten en zoekt in het boek op wat hij nog schuldig is. Tolt de oosten op een kladje en stapt naar den winke lier om af te rekenen „Ik zal even betalen, je krijgt nog twee dollar zooveel van me, zie ik." Op eieren, boter en dergelijke verdienen de winkeliers in town niet. Als de markt voor de eieren b.v. 18 cent is, koopen ze de pieren van klanten, die ze willen bren gen, voor 16 cent, en verkoopen ze ook weder tegen dien prijs aan hun klanten. Maar kom je op het mo ment, dat de man pas honderd dozijn meer gekocht dan verkocht heeft, m a. w., als zijn kist toch vol is gekomen, dan staat die al aan het depot (station) om naar een of andere stad in de buurt te worden gezonden. huis passeeren zal. Er werd een mannetje op de aanleg- gers afgestuurd met de boodschap, of ze draad en dopjes genoeg over hadden om meteen ons office door een zijlijntje te verbinden, en tevens om als dat het geval was meteen even te zien hoe veel palen er noodig waren. Toen we gisteren in 't bosch liepen stuitten we op twee van de mannetjes van de orchard, die al meer dan de helft van de benoodigde boomen geveld en ge schild hadden. Dat aanleggen van zoo'n lijn is 'n ver makelijk gezicht voor oogen die aan Hollandoche net heid en soliditeit gewend zijn. Zoo'n paal wordt van boven wat bijgepunt, of er wordt met een draadnagel een stokje aangeslagen. Hierop steken ze kalm een groen glazen dopje waar de draad een slag omheen wordt gedraaid. Dan wordt het geval overeind gezet, als het kan in een gegraven gat, maar waar de grond wat hard is, tegen een fence geleund met een steen er tegen, of schuin langs een boom om een steuntje te hebben, in dat geval met een eind ijzerdraad aan den stam ge bonden. Een gebruikelijke methode is ook, hier en daar de groene dopjes met een ijzerdraadje aan een boomtak te hangen, of op een paal van een prikkeldraadheining vast te maken. Uit den trein zag ik zelfs ergens in Missouri een draad om een spijker gedraaid die midden in een reclamebord was geslagen. Ook zag ik op een plaats die te hard scheen, een paal boven op den grond staan, op zijn plaats gehouden door 'n flinken stapel steenblokken. Over 't geheel weten ze zich in deze streken op een handige ruwe manier over moeilijkheden heen te helpen. Zoo zag ik een flinke schuur een met steenen bezaaide, steile helling af vervoeren. Halverhoogte was dwars de bedding van een beek. Het heele ding werd opgelicht en op twee voor de gelegenheid gehakte boomen gezet. Aan die primitieve slee werden drie paar muildieren gespannen. Twee jonge boomen, die aan den bovenoever van de beek naast elkaar stonden werden half doorge kapt en dwars overgetrokken. Hierop kwamen einden stam als rollen en toen het gevaarte met een aardigen gang bergaf kwam schuiven, gleed alles zonder haperen over elkaar. Ik geloof stellig dat, als het ding was om geslagen, men het eenvoudig had laten liggen of hoog stens aangestoken. In Holland was zonder twijfel de schuur plank voor plank afgebroken en op kruiwagens vervoerd in het dal weer gemonteerd. Aan alles zie je dat hout hier goedkoop en arbeid, zoowel als ijzer duur is. De meest gebruikelijke heining wordt hier gebouwd uit in vieren gespleten stammen, los opgestapeld. Elk gedeelte van zoo'n heining, onge veer twee meter lang, bestaat uit zoowat tien boven elkaar liggende brokken, die met hun einden ingrijpen tusschen de palen van het voorgaande en volgende rechte eind. De einden staan zoowat rechthoekig op elkaar. Verrot zoo'n fence, dan wordt er eenvoudig een nieuwe achter gebouwd, de oude rot dan wel weg. 'tls ook aardig te zien, hoe iemand die ergens een ploeg of maaimachine gebruikt heeft, die kalm op de plaats zelf laat liggen. Het zou als een kostelijke grap worden beschouwd als je den menschen vertelde, dat in Europa als regel eiken dag de gereedschappen onder dak worden gebracht, 't Is al mooi als na den oogst een maaimachine, of malshakker binnen wordt gehaald, vaak blijven ze den winter over staan. Een paar mijl naar 't Noorden zag ik een groote maaimachine met schovenbinder, gecombineerd midden in een perzikboom gaard, dik overgroeid met Ampelopsis! uit het Boek van F I D I V 8. XIV. Ode aan de Kal verstraat. Kalverstraatje flirten met mooi weer en warme zon; Ieder Amsterdammer zou wel willen, dat ie 't kon, 's Middags tegen vieren, als de Beurs is afgeloopen, Vooral als de Gulfjes een paar puntjes Zijn opgeloopen. Och, och, wat kan 't dan vol zijn van sjieke meneertjes En elegante dametjes, allen in der mooiste kleertjes, Zoo vroolijk lachend en zoo <k quatre épingles gesoigneerd, Of het aan geen dubbeltjes of rustige hartjes mankeert Kantbedofte borstjes met sneeuw-rozigen doorschijn, En van onder de robes komen kleurige rokjes te voor schijn, Maar alles heel ingenue, zonder iemand te krenken, En te blij trippelpassend om er kwaad van te denken. 't Is ook maar een grapje en om elkaar wat op te fleuren Wie zou in zoo'n entourage nog tobben en zeuren Over decent of indecent? Je neemt alles zooals het is, En niemand Wordit er boos om, al sla je dietn hal eens mis. Nabootsingen van het huwelijk worden daar begonnen, Alle ongenaakbaarheid door 'n geestig lachje over wonnen; Oud en jong, alles wordt daar een ander mensch, En komen er uit met een vol hart, al is de beurs ook lens. Wat Italiens of Poissonière te Parijs! Wat Strand in LondenI Nergens op aard wordt een tweede Kalverstraat ge vonden; De Broadway is er niets bij en Trafalgar-square evenmin; Nooit liep iemand de Kalverstraat ten einde met be droefden zin. Dit is 't intiemste hoekje van heel intiem Amsterdam Waar niemand heden nog tobt over wat hij gisteren vernam. 't Is het Orakel van Holland, dat vreemde talen spreekt, En evenzeer microben van boosheid als lieve teeder- heden kweekt. Voorzichtig dus, zoete juffertjes en arglooze meneertjes! Wat je daar soms opdoet gaat niet zitten in je kleertjes; Je draagt 't met je mee, zoo goed als je dwaze hart, En 't ligt voor een groot deel aan jezelven, of 't jé vreugde brengt of smart. In verband met h'et ongeregelde werken iedereen, ook menschen met vaste baantjes, wordt per halven dag betaalt staat het echt-Amerikaansche ambt van timekeeper. Bü iederen ploeg spoorwegwerkers hoort een time keeper, wiens eenige werk daarin bestaat, van eiken man te noteeren of, en hoe laat hij begint en eindigt met zjjn werk. Als het begint te regenen gaan de meesten meteen weg, en als het even vriest komt er stellig geen. Houdt de regen op, dan kan het voor komen, dat deze of gene, die zich in afwachting bjj een winkelkachel heeft opgesteld, maar weer eens aan het werk trekt. Vaste werklui verdienen b.v. 50 dollar per maand, terwijl dan de tjjd dat ze niet verschijnen, een voudig in mindering wordt gebracht- Op kleinere onder nemingen, zooais ook hier, neemt de superintendent het timekeeping waar, of de patroon vraagt eenvoudig 's avonds aan de menschen zelf, hoelang ze dien dag werkten. Eergisteren zagen we, dat er een telephoonlijn werd aangelegd, die op ongeveer een halve mijl afstand dit F.en schandelijk gebruik. Te Scheemda (Oldambt) trad begin Mei een jonge landbouwer in het huwelijk en trakteerde, zooals de treurige gewoonte in deze streken meebrengt, zijn dienstpersoneel zoodanig op sterken drank, dat de 80- jarige arbeider Meerman het met den dood moeet be- koopen. Een streng gerechtelijk onderzoek, indertijd ingesteld, heeft thans geleid tot het instellen van een strafvervolging tegen den betrokken landbouwer. („N. R. Ct."). Vergiftiging. De vorige week overleed te Dordrecht het 6 jarige zoontje van P. P. D„ aan de Jacob Catsstraat No. 58. Nadat het lijkje was begraven, schijnen er vermoedens te zjjn gerezen, dat die dood geen natuurlijke oorzaak had en heeft de justitie het noodig geoordeeld het te laten opgraven en ter gerechtelijke schouwing naar het Ziekenhuis te laten overbrengen. Volgens gerucht zou daarbij werkelijk gebleken zjjn, dat er aan vergiftiging moet worden gedacht. Het lijkje is sedert opnieuw begraven. In verband daarmee is een nader onderzoek ingesteld, waarbij zou zijn gebleken, dat buiten medeweten der ouders op het leven van het knaapje een verzekering was gesloten, zoodat er geldelijke redenen kunnen hebben bestaan om het op de een of andere wijze uit de wereld te helpen. De persoon, die bedoelde verzeke ring moet hebben gesloten, zekere A. V., een man van 41 jaar en zelf vader van een talrijk gezin, werd door de justitie opgespoord en gisteren ten huize van een bloedverwant aan de Voorstraat gearresteerd omvervol gens in voorloopig arrest naar het Huis van Bewaring te worden overgebracht, onder verdenking van verval- sching der geneeskundige verklaring van overlijden, ten einde het verzekerde bedrag te kunnen innen. Ook moet bewuste persoon op het leven van nog drie kinde ren van het gezin Deveneens buiten medeweten der ouders, een verzekering hebben gesloten, zoodat ook hun leven ernstig gevaar zou hebben geloopen. Het onderzoek duurt voort. (D. Ct.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9