WILSKRACHT.
Uit Arkansas.
/•ondag J4 Juni 1908.
5*2e Jaargang. No.. 4369.
DEKDE BLAD.
LOSSE BLADEN
Binnenlandsch Nieuws.
uitzichten scheen te bieden. Eene maatschappij had
de contracten aangenomen tot het bouwen van eene
der groote bruggen voor een spoorweg in Afrika. Dat
leek inij wel een kolfje naar mijne nand. Ik zat in
den tuin die zaak met mijn vader te bespreken, toen
Carlotta door het hekje kwam.
Niet meer was zij nu het plompe wicht van vier,
noch de langbeenige en hoekige slungel van tien,
maar eene mooie deern van zestien was zij geworden,
rank en rijzig in den Liefsten maagdelijken nloei. Zij
kwam het laantje op met den gang eener prinses, en
zij begroette mij met een blijden glimlach naar ik
mij verbeeldde. Zij kuste mijn goeden vader, ging naast
hem zitten en hield zijne hand, die, naar ik opmerkte,
er witter en ouder uitzag, dan bij een man van zestig
nu wel had behoeven te wezen.
„Wij waren aan 't praten," zeide mijn vader, „over
de mogelijkheid van Arthur s aanstelling bij dien brug
buggy niet afdrijft maakt dat niets en we waren
voor het hek van de orchard. Ik schrijf hek, maar 't
was weinig meer dan een zwakke plaats in de prikkel
draadheining, een losse paal, dien je kon neer gooien
en overeind zetten. De buggy reed dus eigenlijk over
de heining. Na een poosje klimmen op een trapachtig
spoor recht den berg op, dat de wielen houden vat je
niet, kwamen we uit het bosch in het gezicht van de
bewoonde wereld. Eerst de houten keet waarin de
Superintendent woont, dan, een ba We mijl verder het
huis van Joe de mule-driver, dan ons voorloopig ver
blijf op denzelfden afstand zoo wat.
Nu is er nog niet veel water in de dalen, maar toch
krijgen bij iedere regenbui de beekjes heel wat te
slinken. Dat er heel wat neer kan gudsen bewijzen de
ontwortelde boomen op den bodem van de ravijnen
Hier en daar maken zij 't voortdringen in 't bosch zoo
Door
H. TABER.
Mijne kindsheid was als oen blad onbeschreven papier
tot Carlotta op mijn kleine levenstooneel verscheen.
Toen kwam er ineens kleur en beweging in al waren
die dan ook niet juist van den meest verblijdenden
aard.
Ik was toen veertien jaar oud en Carlotta was
vier. Op dien leeftijd een zeer belangrijk verschil in
jaren. Maar dit belette niet, dat het kleine wezen ter
stond reeds den baas over mij speelde en mij op den
stang reed als de beste ruiter zijn paard. De eerste ont
moeting met haar had ik in den tuin. Zij stond door
het hekje te kijken met een hangend lipje en een be
huild gezicht.
„Mijn blon is weg!" riep zij.
Ik was bezig een pijl te snijden voor mijn boog
een allergewichtigste bezigheid. Waarom zou ik mij
daarin laten storen door heit gezeur van een kind?
Van het eeuwig vrouwelijke wist ik in die dagen nog
niets, en wat ik er voor voelde was zoo mogelijk nog
minder. Niels ter wereld was mij onverschilliger, dan
het huilen van een geelharig en blauwoogig wicht, dat
onder de hoede van zijne kindermeid had behooren
te zijn. Ik ging dus met snijwerk voort
Maar de kleine liet mij niet met vrede.
„Jongen!" riep zij. „Jongen! Mijn blon is weg
mijn blon is weg hu hu hu hu!"
„Waar is dan je ballon?" vroeg ik, en ik liet evem
mijn zakmes rusten. t
„Dóir daar!" schreeuwde zij, en zij wees met alle
bei haar mollige handjes de lucht in. naar een boom,
die met zijne overhangende takken den tuin belom
merde.
Ik keek tusschen de groene bladeren en daar,
heel aan het eind van een der laagste takken, hing
het roode ballonnetje, bij den draad gevangen.
„Halen, jongen! Halen!" riep Carlotta.
Ik keek hel kind aan, met meer verbazing dan ver
ontwaardiging nog. Dit nietige wezen verstoutte zich
mij te kommandeeren! Ongehoorde vermetelheid!
Maar niettemin klom ik op den muur, en van den muur
in den boom, tot op den tak waaraan het ballonnetje
zweefde. Ik kon echter aan het draadje niet reiken,
hoe ver ik mijnen arm ook uitstak.
Daar kwam weer de stem van Carlotta: „Halen, jon
gen! Halen!" Het wicht zelf zat veilig en wel
beneden in het malsche gras.
Ik kroop nog verder langs den tak, die onheilspellend
neerboog. Een wanhopige greep en ik had hei
touwtje tusschen mijn vingers. Maar tegelijkertijd kraakte
de tak en bezweek onder mijn gewicht. Kort en goed
ik viel, met het touwtje van het ballonnetje stevig
in mijne hand. Mijn linker arm was gebroken maar
het ballonnetje was gered.
Carlotta pakte hel aan en liep er mee naar huis.
Hare kindermeid verscheen nu aan het venster dat
uitkwam op den tuin, en terstond daarna kwam er
een man naar buiten, met een pijp in den mond en
eene courant in de hand. Tot dusver had ik nog geen
geluid gegeven; maar de pijn werd nu ondragelijk,
zoodat ik begon te schreeuwen om hulp.
Met een verbaasd gezicht kwam de man naar mij toe.
„Wat scheelt er aan? Wat heb je?" vroeg hij.
Carlotta gaf het antwoord.
„Hij is een jongen," zeide zij. „Hij is geklommen
in den boom naar boven om mijn blon te halen."
„Waaróm heeft hij dat gedaan?" vroeg de man.
„Omdat ik 't hem zei," antwoordde Carlotta, en zij
keek den man vierkant aan.
genbouw in Afrika. Ik geloof dat zijne bijzondere studie goed als onmogelijk. Heel makkelijk is 't wandelen in
op dit gebied hem tol voldoende aanbeveling strekt 1 de bosschen toch niet. Als de helling ergens flink is
en dat zijne kansen dus goed staan afgespoeld, zoodat de rots biootkomt, kan je handig
„Ja ja, viel ik in '„maar er zijn er zoovee) genoeg op groote natuurlijke treden op en neer, maar
anderen dan ik, ouder, en met eene gevestigde repu- waar de dikke laag dorre bladeren de losse scherpe
Weken lang droeg ik mijn arm in een gipsverband;
en weken lang ging ik eiken morgen in den tuin achter
ons Londensche huis en zat daar wanhopig op een
bankje, treurende om mijne verloren vacantie arme
invalide die ik was!
Eiken morgen, wanneer de zon scheen, en het
was een buitengewoon zonnige zomer kwam Carlotta
met hare kindermeid door het hek en zat naast mij,
om mij de wonderlijkste geschiedenissen voor te lezen
uit een gekleurd prentenboek, geschiedenissen van
leeuwen en tijgers en olifanten, en van prinsessen met
goudhaar en blauwe oogen, en van kinderen die kleeren
droegen van paarlen en diamanten, en van koningen
mèt en van bedelaars zonder kronen, en van toover-
feeën, die maar even abracadabra behoefden te zeggen
om een pompoen en een paar knollen te veranderen
in een gouden koets met vier Arabische paarden.
Het kwam er niet op aan, welke zijde van het boek
zij achter of voor, of onder of boven had. Dit maakte
voor Carlotta niet het geringste verschil; waaruit ik
afleidde dat hare verhalen grootendeels aan hare eigen
vrije phantasie ontsproten. Maar hoe dit zij, de ver
halen waren boeiend; en de houding van diepe waar
digheid, die de verhaalster er bij aannam, had voor
mij iets zeer kalmeerends. Blijkbaar had het kind een
zeker flauw besef, dat het eene schuld aan mij had
goed te maken. Natuurlijk ging dit besef bij haar niet
diepmaar toch was 't er.
Toen de zomer voorbij was en de herfst in het land
kwam, ging ik zelf weer naar mijne school, en Car
lotta vertrok met haar vader naar Frankrijk. In zes
jaren zag ik haar niet meer; maar af en toe kreeg ik
van haar een kinderachtig briefje, waarin zij mij be
richtte hoe 't haar ging, steeds eindigend met den wensch,
dat nu mijn arm geheel genezen mocht zijn. Daarop
volgde een andere zomer in onze respectieve Londen-
scèie tuinen.
Carlotta was opgeschoten tot een flink poppetje van
tien en ik was een heer van twintig, zoo versch van
de universiteit, en een matador in voetbal, roeien en
worstelen.
Op zekeren dag daagde zij mij uit op een partij tennis
en ik verloor. Eene tweede partij volgde.
„Je speelt kolossaal," zeide ik. „Ik geloof niet dat
ik je de baas worden kan."
Zij keek mij meewarig aan.
„Wel," zeide zij „als ik iemand de baas worden
wou met tennis, of wat 't ook wezen mocht, zie
je, als ik dat werkelijk wou, dan" zij aarzelde
even „dan d eed ik 't ook."
Door deze uitspraak kwam ik te weten dat de wils
kracht van Carlotta er nog niet op verminderd was,
sedert den onvergetelijken dag, toen zij mij bevolen had
haar „blon" uit den boom te halen.
Wij speelden weer samen, en dat deden wij dien
zomer menigmaal nog. Soms won ik; maar meestal
behaalde het slanke deerntje de overwinning. Dan voeg
de zij mij toe op een toon, waarin eene zekere min
achting niet te miskennen viel:
,,'t Was je verdiende loon, dat je weer verloor. Als
je werkelijk gewild had te winnen, dan zou je
ook gewonnen hebben."
Ik studeerde nog eens vier jaar te Göttingen, en daar
na nog een paar jaren aan eene technische academie
in Amerika.
Toen wilde het noodlot, dat mijn vader zijn niet
groote fortuin verloor in eene onvoorzichtige beleg
ging. Mijn vader was te oud om nog opnieuw te be
ginnen; en dus viel op mij, als eenigen zoon, de taak
van het wrak weer op te bouwen. Ik was zes-en-twintig
jaar. Mijne lange en kostbare studie moest mij bekwaam
nebben gemaakt voor alle werk op technisch gebied. Er
waren ook gelegenheden te over tot plaatsing. Maar
niet alle lachten mij1 toe, en lang bleef ik weifelen,
tot zich eindelijk iets voordeed, wat mij goede voor-
tatie, die wel het eerst in aanmerking zullen komen.
Carlotta keek mij schamper aan.
„Als ik jou was, riep zij, „en ik wilde die aan
stelling dan zou ik hier niet met mijne armen over
elkaar zitten."
„Zoo 1 En wat zou je dan doen?" vroeg ik.
„Ik zou heengaan en maken dal ik kreeg wat
ik wilde."
Zij streelde mijn vaders hand en keek met groote,
kalme oogen op naar#de boomen en den blauwen hemel
er boven. En nadat dit zoo een poosje had geduurd,
wendde zij zich eensklaps weer tot mij en riep bijna
driftig:
In 's hemels .naam zit je daar nog altijd? Ben
je nog niet weg?"
Dienzelfden namiddag ging ik naar den directeur der
maatschappij en maakte afspraak tot eene conferentie
met commissarissen op den volgenden dag. Dat gaf een
lang heen en weer praten, zonder nog tot een beslis
sing te voeren. Ik verliet de vergadering met luttel
hoop op succes. Maar twee dagen later ontving ik
mijn aanstelling tot hoofdingenieur voor het werk in
Afrika, ondernomen door een der grootste corporaties
in Engeland. Mijne instructie verplichtte mij vooraf nog
tot een verblijf van een maand aan de fabriek te
Manchester. Binnen zes weken moest ik gereed zijn
om mij met een deel van het benoodigde materiaal
in te schepen.
Zoo gelukkig als een prins ging ik met dit schrijven
naar mijn vader. Hij las het met tranen in de oogen.
„Ik ben blij, mijn jongen," zeide hij „ik ben
erg blij voor je."
Ook Carlotta las den brief.
„Zie je nu wel?" zeide zij. „Met stilzitten krijgt men
niets. Je hebt die aanstelling gekregen omdat je er
op al bent gegaan."
„Ik ben er op afgegaan, omdat gij het mij zeidet,"
antwoordde ik.
„Juist! Dan ben ik blij dat ik het je gezegd heb,
jongen," gaf Carlotta mij terug.
Vier jaren zwoegde ik onder de brandende zon en
de plassende regens van tropisch Afrika. Toen was
het werk volbracht, en terwijl ik langs de lijn ging,
zag ik den eersten trein over de rails glijden ge
wrocht van mijn hoofd en van mijn handen om
eene nieuwe wereld te ontginnen en de zegeningen
der beschaving of wat dan nu eenmaal onder dit
etiket doorgaat te dragen in de wildernis.
Daarna ging ik naar huis.
Ik had eene vacantie wel verdiend, en ik hunkerde
naar mijn land met een verlangen, waarvan slechts die
genen zich eene voorstelling kunnen maken, die de
goedheid, de schoonheid, de huiselijkheid ervan door
lang gemis hebben leeren waardeeren.
Geen teleurstelling wachtte mij. Ik vond mijn vader
nog gezond, flinker zelfs, dan ik uit zijne brieven ge
meend had te moeten opmaken.
Ook Carlotta was thuis, en de tuin prijkte in al de
liefelijkheid van den korten Engelschen zomer, met
bloemen, bloemen overal. Wat een heerlijkheid, voor
iemand die uit Afrika kwam! Er werd gewandeld,
er werd geroeid, er werd gereden. En al die tochtjes
maakten wij enkel met ons drieën mijn vader, Car
lotta en ik. Wij gingen naar Richmond en naar Hen-
ley ik weet al niet waarheen. Wij ondernamen
zelfs uitstapjes naar het schoone land van Stratford,
naai' de kust van Devon en naar het eiland Wight,
en alles was mij zoo nieuw, alsof ik het nooit tevoren
gezien had.
Toen, op een zomerschen avond in het zachte sche
meruur, zaten Carlotta en ik weer in den tuin. Wij
schenen elkaar niet veel te zeggen te hebben. Althans
het zwijgen tusschen ons had al heel lang geduurd,
en ik durfde het niet verbreken, omdat ik in de stilte
mij zoo gelukkig voeldeGelukkig, ja en toch
eigenlijk niet. Want diep in mij was het besef, dat
aan mijn leven het beste toch nog ontbrak.
Eindelijk deed ik den mond open.
„Carlotta," begon ik „je hebt mij wel eens gezegd,
dat een mensch alles kan krijgen, wat hij maar ernstig
genoeg wil."
Zij knikte.
„Is dat nog altijd je meening?" vroeg ik.
„Ja zeker. Méér dan ooit."
„Zoo? Dan zou ik wel eens de proef op de som
willen hebben."
„Hoe dan?"
„Wel ik zou wel eens willen weten als ik nu
jou eens wilde, met al mijne wilskracht, en méér
dan alles op de wereld of ik je dan ook zou
kuimen krijgen?"
Carlotta rees langzaam op en stond voor mij. Zij
legde hare koele, zachte handen op mijn hoofd.
„Jongen," zeide zij, met eene heel ongewone trilling
in hare stem „als je mij wilde, zoozeer als i k
jou wil, dan
keieD bedekt, kun je klimmend op 'n ongemakkelijke
manier je enkels stooten. Je begrijpt hoe fijn je schoenen
zijn na zoo'n tocht! 't Eenige wat we dan ook aan onze
schoenen doen, is 't zolen vegen, willen we ze erg
mooi hebben, dan gebruiken we een natte dweil. Maar
dat is voor feestelijke gelegenheden, 't Zou zotternij
zijn hier ooit schoenen te poetsen. Heeft het geregend,
dan heb je moeite genoeg om plekken te vinden waar
je geheele voet niet wegzakt; is de grond droog, en dat
is hier in een dag weer zoo, dan zijn je schoenen voor
je 't weet rose van 't stof.
Behalve 't huis waarin G. woont, staat er een berg
verder, zoowat een kwartier naar 't Noorden, het eerste
huis dat hier op de farm is gebouwd, met een stal en
twee schuren. Een van de menschen, die er werken,
zal daar dezer dagen intrek Ken. Dan staat er nog een
loghouse aan 't boveneind van een der ravijnen. In dat
huisje woont een weduwe met haar kinderen, die hier
als 't hun gelegen komt, als 't niet regent en't niet
te koud is naar hun zin, komen om met elkaar kistjes
te timmeren voor de verzending van aardbeien en
bramen. Een bewijs er voor, dat de menschen hier
met weinig toe kunnen, is wel, dat ik ze in de eerste
week driemaal heb bezig gezien. Ze worden natuur
lijk per stuk betaald. Iedereen schijnt hier trouwens
te werken als het zoo eens te pas komt, of als er eens
'n paar dollar noodig zijn. Regent het, dan staat al het
werk stil. Wie het dan even kan lappen, zit in een
winkel in town bij de kachel.
„Wel
„Dan hadt
je mij al lang gehad!"
zeide Carlotta.
N. R. Crt.
In het „Handelsblad" vertelt een jonge Hollander van
wat hij zag en beleefde bij zijn komst in het Wilde
Westen van Noord Amerika. De brief is gezonden uit
Decatur, Arkansas, 11 Februari 1908, en wat daarin
wordt verteld is belangwekkend genoeg om ook onzen
lezers er het een en ander van mee te deelen.
De schrijver vertelt dan:.
Moeder was met 'n buggy aan 't Depot, G. met vrouw
en zoon in 'n tweede. Zeïdon zag ik zulke wagentjes.
Schoonmaken heet hier „foolish". Als jelui die wegen
hier zag zou je begrijpen wat die modderkorst hier
oploopt I
We gingen even de mail aanhalen in town. Die stad
is 'n merkwaardige gelegenheid, 'n Main Street en een
First-Street; afgeloopen. De Main Street, verdeeld nog
wel in Northern- en Southern Mainstreet, prijkt met
zoowat 12 houten winkels en een bescheiden steenen
gebouwtje, de „Decatur State Bank". In de Firststreet
staat vooralsnog alleen 'n houten loodsje, de drukkerij
en redactiekantoor van de „Decatur Telegram", de krant
hier. 'tüiihangbord is werkelijk 't bekijken waard. Een
plank van een kist met in menie het woord „Telegram"
er op gesmeerd, op de manier van een bordje „Geverfd"
op een Amsterdamsche hooge stoep.
We reden een eind langs de spoor en toen de rivier
bedding in. We volgden het nu droge bed, dat geheel
uit vuistgroot» losse keien bestaat die hier en daar op
hoopen gespoeld zijn, onder de spoorbaan door, door 'n
soort groote betonnen buis. Een flinke eik was aan
't eind van den tunne! in de lengte ir. het bed gevallen
en versperde naar mijn idéé den uitgang geheel met
zijn takken, maar de buggy werd zonder vertraging
over en tusschen de takken gewerkt en niemand scheen
de heele hindernis te hebben opgemerkt. Toen het
boscb door (geen weg te zien), een paar ruwe steenen
natuurlijke treden op, een tweede riviertje dwars door.
t Water stond tot over de assen, maar zoolang de
Een vuilnishoop is hier ongekende weelde. Ik denk
dat elke volgende bewoner van dit huis z'n leege
groente- en melkblikjes uit z'n achterdeur heeft geveegd
anders konden er onmogelijk zooveel liggen. De ruimte
onder het huis is voornamelijk aan schoenen, gebroken
flesschen en kistjes gewijd. Ook vindt je door den
heelen tuin hoeden en overalls.
Het schijnt dat een werkman, schilder of stucadoor
b.v. die ergens gewerkt heeft, z'n overall uittrekt op
de plaats waar hij die het laatst gebruikte, en er zich
verder niet om bekommert. Dat gebruik is zoo sterk, dat
de loodgieters, die aan het nieuwe huis werkten, het
groote fornuis, dat ze meebrachten om hun potje op te
koken, rustig achter het huis lieten staan. Ze zijn er
handig genoeg mee a'.len rommel die wil branden op
te stoken, maar de rest blijft liggen.
Vandaag aten we vleesch, G. en ik hadden het uit
Gentry meegebracht, waar we heen reden om nog en
kele andere boodschappen. In Decatur is geen vleesch
te krijgen als eens per week van een vent, die er on
smakelijk genoeg uitziet om alle carnivorischeneigingen
in je te doen vergaan, 's Morgens gaan we meest naar
town om de brieven. Zooals de wegen nu zijD, moeten
we wel rijden, loopen gaat zelden. Daarbij is het nog
wel 'n klein half uur rijden langs den public road,
dien we nogal vaak gaan, al is de weg over de farm
van onzen buurman nader, daar die laatste drie hekken
heeft.
In town is in er in de Post Office meestal een troop
mannen vergaderd, wachtend op den trein uit het
Noorden met de mail. Als die eens wat laat is, kan 't
er duchtig volloopen, Maar altijd zitten er toch wel
'n dozijn om de kachel. Als de Postmaster alles heeft
uitgezocht en de verschillende postboxes voorzien,
schuift hij met een vorstelijk gebaar z'n loketje open
en kondigt aan „Al I's up"!
Dan gaat ieder op z'n beurt informeeren of er iets
voor hem is. Gisteren was de trein bijna een uur te
laat. Ik zat bij Blaise, den kruidenier, te wachten,
want er moest ook brood komen met den trein uit het
Noorden. In Decatur wordt niet gebakken, 't Brood,
vrij onsmakelijk, zuurachtig gebak, komt tweemaal per
week uit Joplin, in een kist.
Elke winkel in deze buurten zorgt voor 'n warme
kachel met banken of stoeltjes er om heen voor de
klanten, en voor 'n emaillepel in een tobbetje drink
water voor mogelijke dorstige kelen. Het is werkelijk
de moeite waard zoo'n winkel te zien. De grootste,
van Mc. Gaugh, is een goed type. Een groot vertrek,
'n vijf-en-twintig meter diep, zoowat acht breed en vijf
hoog aan den voorkant, vier aan de achterzijde. Het
dak, met hout gedekt, is een groot hellend vlak, zonder
goot. Als 't even regent, spoelt het water achter den
winkel neer in een breeden waterval. Alleen voor den
achterwand is een korte toonbank met weegschalen.
Er boven een platform mot balustrade en een trap er
heen. De democratische candidaat voor Governor van
Benton County hield Maandag van dat platform zjjn
rede. In den geheelen winkel langs den wand planken
met waaremmers, flanels, koffiepotten, petroleum
kachels, blikjes conserven, zweepen, doozen schoenen,
zeep, kopieerpersen, kammen, houweelen, doozen haver
mout, damesblouses, verf en kwasten, kachelpijpen,
odeur, hoeden, flesschen candy, paardentuig en derge
lijke artikelen.
Midden op den grond voorin een schrijftafel, mettele-
phoon en boeken, even verderop een lange tafel, bijna
uitsluitend aan aardewerk en dassen gewijd; daarachter
een reusachtige kachel, met er omheen banken en wat
stoelen.
Een klant die binnenkomt, begint als regel, met een
paar blokken hout op de kachel die toch meestal
rood staat te gooien, steekt dan een pijp aan en be
gint een praatje over de mogelijkheid van een perzik-
oogst. Als hij dan weer gaat, neemt hij en passant
zijn boodschappen mede.
Een gewoon tooneel is ook het volgendeEen klant
gaat, na zich te hebban gewarmd, aan de schrijftafel
zitten en zoekt in het boek op wat hij nog schuldig is.
Tolt de oosten op een kladje en stapt naar den winke
lier om af te rekenen „Ik zal even betalen, je krijgt
nog twee dollar zooveel van me, zie ik."
Op eieren, boter en dergelijke verdienen de winkeliers
in town niet. Als de markt voor de eieren b.v. 18 cent
is, koopen ze de pieren van klanten, die ze willen bren
gen, voor 16 cent, en verkoopen ze ook weder tegen
dien prijs aan hun klanten. Maar kom je op het mo
ment, dat de man pas honderd dozijn meer gekocht
dan verkocht heeft, m a. w., als zijn kist toch vol is
gekomen, dan staat die al aan het depot (station) om
naar een of andere stad in de buurt te worden gezonden.
huis passeeren zal. Er werd een mannetje op de aanleg-
gers afgestuurd met de boodschap, of ze draad en dopjes
genoeg over hadden om meteen ons office door een
zijlijntje te verbinden, en tevens om als dat het geval
was meteen even te zien hoe veel palen er noodig
waren. Toen we gisteren in 't bosch liepen stuitten we
op twee van de mannetjes van de orchard, die al meer
dan de helft van de benoodigde boomen geveld en ge
schild hadden. Dat aanleggen van zoo'n lijn is 'n ver
makelijk gezicht voor oogen die aan Hollandoche net
heid en soliditeit gewend zijn. Zoo'n paal wordt van
boven wat bijgepunt, of er wordt met een draadnagel
een stokje aangeslagen. Hierop steken ze kalm een groen
glazen dopje waar de draad een slag omheen wordt
gedraaid. Dan wordt het geval overeind gezet, als het
kan in een gegraven gat, maar waar de grond wat
hard is, tegen een fence geleund met een steen er tegen,
of schuin langs een boom om een steuntje te hebben,
in dat geval met een eind ijzerdraad aan den stam ge
bonden. Een gebruikelijke methode is ook, hier en daar
de groene dopjes met een ijzerdraadje aan een boomtak
te hangen, of op een paal van een prikkeldraadheining
vast te maken. Uit den trein zag ik zelfs ergens in
Missouri een draad om een spijker gedraaid die midden
in een reclamebord was geslagen. Ook zag ik op een
plaats die te hard scheen, een paal boven op den grond
staan, op zijn plaats gehouden door 'n flinken stapel
steenblokken.
Over 't geheel weten ze zich in deze streken op een
handige ruwe manier over moeilijkheden heen te helpen.
Zoo zag ik een flinke schuur een met steenen bezaaide,
steile helling af vervoeren. Halverhoogte was dwars de
bedding van een beek. Het heele ding werd opgelicht
en op twee voor de gelegenheid gehakte boomen gezet.
Aan die primitieve slee werden drie paar muildieren
gespannen. Twee jonge boomen, die aan den bovenoever
van de beek naast elkaar stonden werden half doorge
kapt en dwars overgetrokken. Hierop kwamen einden
stam als rollen en toen het gevaarte met een aardigen
gang bergaf kwam schuiven, gleed alles zonder haperen
over elkaar. Ik geloof stellig dat, als het ding was om
geslagen, men het eenvoudig had laten liggen of hoog
stens aangestoken. In Holland was zonder twijfel de
schuur plank voor plank afgebroken en op kruiwagens
vervoerd in het dal weer gemonteerd.
Aan alles zie je dat hout hier goedkoop en arbeid,
zoowel als ijzer duur is. De meest gebruikelijke heining
wordt hier gebouwd uit in vieren gespleten stammen,
los opgestapeld. Elk gedeelte van zoo'n heining, onge
veer twee meter lang, bestaat uit zoowat tien boven
elkaar liggende brokken, die met hun einden ingrijpen
tusschen de palen van het voorgaande en volgende
rechte eind. De einden staan zoowat rechthoekig op
elkaar. Verrot zoo'n fence, dan wordt er eenvoudig een
nieuwe achter gebouwd, de oude rot dan wel weg.
'tls ook aardig te zien, hoe iemand die ergens een
ploeg of maaimachine gebruikt heeft, die kalm op de
plaats zelf laat liggen. Het zou als een kostelijke grap
worden beschouwd als je den menschen vertelde, dat
in Europa als regel eiken dag de gereedschappen onder
dak worden gebracht, 't Is al mooi als na den oogst
een maaimachine, of malshakker binnen wordt gehaald,
vaak blijven ze den winter over staan. Een paar mijl
naar 't Noorden zag ik een groote maaimachine met
schovenbinder, gecombineerd midden in een perzikboom
gaard, dik overgroeid met Ampelopsis!
uit het Boek van
F I D I V 8.
XIV.
Ode aan de
Kal verstraat.
Kalverstraatje flirten met mooi weer en warme zon;
Ieder Amsterdammer zou wel willen, dat ie 't kon,
's Middags tegen vieren, als de Beurs is afgeloopen,
Vooral als de Gulfjes een paar puntjes Zijn opgeloopen.
Och, och, wat kan 't dan vol zijn van sjieke meneertjes
En elegante dametjes, allen in der mooiste kleertjes,
Zoo vroolijk lachend en zoo <k quatre épingles
gesoigneerd,
Of het aan geen dubbeltjes of rustige hartjes mankeert
Kantbedofte borstjes met sneeuw-rozigen doorschijn,
En van onder de robes komen kleurige rokjes te voor
schijn,
Maar alles heel ingenue, zonder iemand te krenken,
En te blij trippelpassend om er kwaad van te denken.
't Is ook maar een grapje en om elkaar wat op te
fleuren
Wie zou in zoo'n entourage nog tobben en zeuren
Over decent of indecent? Je neemt alles zooals het is,
En niemand Wordit er boos om, al sla je dietn hal eens mis.
Nabootsingen van het huwelijk worden daar begonnen,
Alle ongenaakbaarheid door 'n geestig lachje over
wonnen;
Oud en jong, alles wordt daar een ander mensch,
En komen er uit met een vol hart, al is de beurs
ook lens.
Wat Italiens of Poissonière te Parijs! Wat Strand in
LondenI
Nergens op aard wordt een tweede Kalverstraat ge
vonden;
De Broadway is er niets bij en Trafalgar-square evenmin;
Nooit liep iemand de Kalverstraat ten einde met be
droefden zin.
Dit is 't intiemste hoekje van heel intiem Amsterdam
Waar niemand heden nog tobt over wat hij gisteren
vernam.
't Is het Orakel van Holland, dat vreemde talen spreekt,
En evenzeer microben van boosheid als lieve teeder-
heden kweekt.
Voorzichtig dus, zoete juffertjes en arglooze meneertjes!
Wat je daar soms opdoet gaat niet zitten in je kleertjes;
Je draagt 't met je mee, zoo goed als je dwaze hart,
En 't ligt voor een groot deel aan jezelven, of 't jé
vreugde brengt of smart.
In verband met h'et ongeregelde werken iedereen,
ook menschen met vaste baantjes, wordt per halven
dag betaalt staat het echt-Amerikaansche ambt van
timekeeper. Bü iederen ploeg spoorwegwerkers hoort
een time keeper, wiens eenige werk daarin bestaat, van
eiken man te noteeren of, en hoe laat hij begint en
eindigt met zjjn werk. Als het begint te regenen gaan
de meesten meteen weg, en als het even vriest komt
er stellig geen. Houdt de regen op, dan kan het voor
komen, dat deze of gene, die zich in afwachting bjj een
winkelkachel heeft opgesteld, maar weer eens aan het
werk trekt. Vaste werklui verdienen b.v. 50 dollar per
maand, terwijl dan de tjjd dat ze niet verschijnen, een
voudig in mindering wordt gebracht- Op kleinere onder
nemingen, zooais ook hier, neemt de superintendent het
timekeeping waar, of de patroon vraagt eenvoudig
's avonds aan de menschen zelf, hoelang ze dien dag
werkten.
Eergisteren zagen we, dat er een telephoonlijn werd
aangelegd, die op ongeveer een halve mijl afstand dit
F.en schandelijk gebruik.
Te Scheemda (Oldambt) trad begin Mei een jonge
landbouwer in het huwelijk en trakteerde, zooals de
treurige gewoonte in deze streken meebrengt, zijn
dienstpersoneel zoodanig op sterken drank, dat de 80-
jarige arbeider Meerman het met den dood moeet be-
koopen. Een streng gerechtelijk onderzoek, indertijd
ingesteld, heeft thans geleid tot het instellen van een
strafvervolging tegen den betrokken landbouwer.
(„N. R. Ct.").
Vergiftiging.
De vorige week overleed te Dordrecht het 6 jarige
zoontje van P. P. D„ aan de Jacob Catsstraat No. 58.
Nadat het lijkje was begraven, schijnen er vermoedens
te zjjn gerezen, dat die dood geen natuurlijke oorzaak
had en heeft de justitie het noodig geoordeeld het te
laten opgraven en ter gerechtelijke schouwing naar het
Ziekenhuis te laten overbrengen. Volgens gerucht zou
daarbij werkelijk gebleken zjjn, dat er aan vergiftiging
moet worden gedacht. Het lijkje is sedert opnieuw
begraven.
In verband daarmee is een nader onderzoek ingesteld,
waarbij zou zijn gebleken, dat buiten medeweten der
ouders op het leven van het knaapje een verzekering
was gesloten, zoodat er geldelijke redenen kunnen
hebben bestaan om het op de een of andere wijze uit
de wereld te helpen. De persoon, die bedoelde verzeke
ring moet hebben gesloten, zekere A. V., een man van
41 jaar en zelf vader van een talrijk gezin, werd door
de justitie opgespoord en gisteren ten huize van een
bloedverwant aan de Voorstraat gearresteerd omvervol
gens in voorloopig arrest naar het Huis van Bewaring
te worden overgebracht, onder verdenking van verval-
sching der geneeskundige verklaring van overlijden, ten
einde het verzekerde bedrag te kunnen innen. Ook
moet bewuste persoon op het leven van nog drie kinde
ren van het gezin Deveneens buiten medeweten der
ouders, een verzekering hebben gesloten, zoodat ook
hun leven ernstig gevaar zou hebben geloopen.
Het onderzoek duurt voort. (D. Ct.)