Lucy JaDB bi Sarati Ai. Naar het heuvelland. óondag 2ti Juli 19118. No. 4381. 52e Jaargang. DERDE BLAD. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Door J. S. FLETCHER. Alen kon aan Lucy Jane wel zien dat zij een groot, een erg groot verdriet had. Terwijl zij in mijn zomer- opl lekje de tafel dekte voor het luncheon, haalde zij telkens haar neusje op in dien eigenaardigen trant, die doet denken aan eene wanhopige poging om de tranen in te houden; en toen ik om een hoekje van mijne courant naar haar keek. bespeurde ik dat hare rozige onderlip pruilend uitstak, en dat er beslist reeds iets vochtigs glinsterde in hare korenblauwe oogen. Dit speet me; want L'ucy Jane was een heel frisch en aardig, hoewel erg onnoozel,. deerntje, dal mij door eene vreemde verwikkeling van voorstellingen altoos aan aardbeien met room deed denken. Terwijl zij het koude vleesch op de tafel zette, be merkte ik dat Lucy Jane snikte. „Wat scheelt er aan, Lucy Jane?" vroeg ik, met grootvaderlijke gemoedelijkheid. „Wat hapert er aan? Heb je weer een schotel of een paar borden gebro ken?" „Het is alles die Sarah Ann Johnson," antwoordde .Lucy Jane, in echt vrouwelijken stijl. „Die leelijke, valsche kat!" „En wat heeft Sarah Ann Johnson dan gedaan?" vroeg ik. Lucy Jane plukte aan een punt van haar schortje, en haar rozeknopje van een mond werd pruileriger dan ooit. Het was duidelijk, dat zij: niets liever zou doen dan haar hart eens uit te storten; en wetende dat hare meesteres naar de markt was gegaan, en dat ik, haar- inwonende kostganger, een oude man was van onschadelijk karakter en goedaardige natuur, zoo luchtte zij plotseling voor mi] haar gemoed en viel zonder eenige inleiding of uitweiding met de deur in het huis. „Er zijn er zoo," begon zij, „die geen rust of duur hebben vóór ze een anders vrijer hebben wegge- troond, hoewel ik voor mij wel mag zeggen dat ik zoo iets laags nooit doen zou neen, voor al de schatten van Croesus niet zooals het spreekwoord zegt hoewel ik voor mij niet weet wat 't beteekent. Maar i(k heb altoos wel geweten dat die Sarah Ann Johnson jaloersch was, omdat ik en William met elkaar liepen." „Wel wel! Is 't zoo geschapen?" zeide ik. „Is die Sarah Ann niet dat meisje met die groenige oogen in haar hoofd, van hier schuins over de straat?" „Ik weet van hare oogen niks af," zeide Lucy Jane, „maar zij is een valsche kat. Zij en ik waren vroeger kameraden, en ik heb haar tweemaal op een glaasje kremdemoer getrakteerd van mijn éigen geld, en nou komt ze haar vinger steken tusschen Wil liam en mij!" „Foei, dat is leelijk van Sarah Ann, zieide ik. „Maar hoe heeft zij dat aangelegd?" Lucy Jane onderdrukte een snikken. „Wel," antwoordde zij „ze heeft aan William verteld dat ze mij heeft zien loopen met Robert Foulds en dat was gelogen. Tenminste, het was gelogen, dat Robert en ik 't met elkaar wisten, of vrijden, of iets van dien aard. Wij liepen wel zoo een beetje samen de laan op maar dat was enkel toevallig. Maar William is een echte driftkop, en hij zei dat hij niet wou hebben dat ik met iemand anders liep dan met hem. En toen zei ik dat ik wel wist wie hem dat in zijn oor geblazen had, en dat Sarah Ann John son een valsch serpent van een slang is, en zoo kregen we woorden, William en ik, en we liepen van mekaar af. En gisterenavond zag ik hem met die valsche slang staan praten bij het tuinhek van Mit- ford en zij had een nieuwen hoed op en ik kon zien dat William haar bewonderde en en Toen Lucy Jane gedaan had met boe-boeën in haar schortje, hervatte zij haar bedroevende relaas. „Maar ik weet waar een nog mooiere hoed is die van haar," verklaarde zij met overtuiging frouw Fealhers, te Sicaster, heeft in haar winkel zwarten hoed met roode veeren, die mij heel beter zou staan dan Sarah Ann Johnson haar mon- sterding van geel en groen. En als ik op het einde van de maand mijn loon krijg dan 'zal ik hem koo- pen, en dan zullen we eens zien' Maar het is nog drie weken tot zóólang en misschien heeft zij dan William al heelemaal ingepalmd. En hij en ik hielden toch zoo véél van mekaar!" zoo eindigde Lucy Jane, met nogmaals eene retirade achter het schortje. „En hoe hij aan zoo n leelijke kat zin hebben kan, dat gaat mijn verstand te boven!" „Lucy Jane," zeide ik nu, terwijl ik een aanval deed op het koude lamsvleesch „houd maar goeden moed. Ik versta de kunst van in de toekomst te kun nen kijken, en ik zie William al met hangende pootjes naar je terugkomen." Lucy Jane keek mij ietwat ongeloovig aan, maar scheen toch we! onder den indruk van mijne profe tische w oorden. „Nu," zeide zij „ik hoop maar dat juffrouw Fealhers dien hoed niet heeft verkocht vóór ik mijn loon beet heb." Daarop begon ze weer te snikken en liet mij met hel koude lamsvleesch alleen. Dienzelfden namiddag wandelde -ik naar het stadje en verkende het etablissement van juffrouw Feathers. De bedoelde zwarte hoed met d_ roode veeren bleek eene centrale positie te bekleeden in het wuikelven- stcr. Het was werkelijk een elegante hoed, en ik moest Lucy Jane's smaak bewonderen. Haar frissche bak- kesje zou onder dien hoed onweerstaanbaar zijn. Ik trad den winkel binnen of moet ik zeggen het atelier? en de hoedenverkoopsler of moet ik zeggen de modiste? kwam voor den dag. „Eene dame van mijne kennis." zeide ik voorzich tig tot juffrouw Feathers „heeft wel idee om zwarten hoed met roode veeren te koopen, die in uwe vensterkast prijkt. Zou ik ook naar prijs mogen vragen?" „Wel zeker, mijnheer," antwoordde juffrouw rea- Lhers. Ik kan u dien hoed voor een spotprijs laten: Iwee-en-twintig shillings en six pence." Het kwam mij voor, dat deze som wel hel gansche bedrag van Lucy Jane's maandgeld mocht teboven gaan. Maar ik legde een sovereign en eene halve kroon op juffrouw Feathers' toonbank. „Ik neem den hoed. in een papier pakken?" „Ik zal u .Heel vriendelijk van u," zeide ik. „Maar morgen is Zondag, en dan zal de dame wel graag er mee pronken in de kerk. Ik nam dus den hoed in eene doos onder den arm rui wandelde er mee terug naar mijne woning. Dien avond interviewde ik Robert Foulds onder vier oogen in den stal, en ik gaf hem eene sigaar. Een half uur lang redeneerden wij over de goede en minder goede hoedanigheden van verschillende soorten van mest en vervolgens kwam ik met hem ter zake. „Robert," zeide ik „zou je wel vijf shillings wil len verdienen?' Robert grinnikte. Rest" zeide ik, hem het geld ter hand stellende. „Ik betaal vooruit. Maar ie begrijpt wel dat ik voor mijn geld iets hebben wil. Dus, morgenavond neem je Lucy Jane mee naar de kerk. Je trekt je beste klecren aan en je steekt eene bloem in je knoopsgat Wacht eens even! Ik heb een wit vest - dat zal ik geven en daarbij eene nieuwe das. Die kom je mor genochtend in mijne kamer afhalen." Robert krabdde zijn hoofd en keek beteuterd. Maar ck' vijf schillings slak hij op. En hij grinnikte nog breeder dan tevoren. Visioenen van komende heerlijk- heid speelden hem droomerig door zijn slaperige brein. „Lucy Jane. zeide ik den volgenden morgen „ik doe je dezen hoed present, op voorwaarde dat Je vanavond met Robert Foulds naar de kerk gaat. En ik hoop dat William daar óók zal wezen en ook Sarah Ann." Van een welgekozen observatiepost zag ik Robert en Lucy Jane samen naar de kerk gaan. Het meisje was als een visioen van landelijke frischheid. De jonge ling echter maakte den indruk van iemand die naar het schavot wandelde. Maar zie! het was William, die Lucy Jane thuis bracht „Ik zal u zeggen, mijnheer," zoo vertelde Lucy Jane mij later de toedracht van de zaak „ik zal u zeg»en hoe 't was. William, die hield geen oog van mij af, zoolang als de kerk duurde. en Sarah Ann was groen van nijdigheid. En toen wij uit de kerk kwamen, volgde William mij en Robert de laan uit. en hij haalde ons in. „Wat doe jij met mijn meis- sie?" zegt hij tegen Robert „Ik wil niet dat jij me! mijn meissie loopt," zegt hij en meteen geeft hij den armen Robert een opstopper, dat hij in de heg vliegt, en toen slaat hij zijn arm om mij heen en en en toen hebben we 't weer bijge legd, begrijpt u? En en we hebben afge sproken van met Hemelvaart te zullen gaan trouwen. IV. De zon, die den geheelen voormiddag al gevochten had met nevels in het dal en dampen in de hoogte, brak juist door toen ik een poosje op den Lousberg stond. Haar zilveren stralen boorden hier en daar een ope ning en joegen de nevelen voor zich uit. De gazen sluier werd dunner en dunner en eindelijk als het ware verscheurd en in donzige dotten op de vleugelen van een zacht koeltje weggevoerd over de hoogten, verzwindende in de oneindige ruimte. Wat schoone schilderij zicb toen voor mijn oogen ontrolde Maar zoo dun en doorzichtig omneveld, even voor de zon baar overwinning in een vloed van helder licht uitjubelde, was het óók mooi, het landschap. Door de schaduwrijke lanen van den weelderig be wassen berg daalde ik weer af naar de alleeön van de stad. In vogelvlucht beschouwde ik verder standbeelden, fonteinen, openbare gebouwen en zorgde op tijd aan het hoofdstation te zjjn. Zoo nieuw als de stad is en zoo weinig zij in aanleg en gebouwen haar voornaam historisch verloden ver toont, zoo duidelijk is Akens beteekenis in deze uitge drukt in den bouw van het prachtig centraal station. Als een sterk kasteel uit ruwe rots gehouwen staat het daar, de Romaansche vensters krachtig omboogd en boven de geweldige ronde ingangpoort dragende een in den steen gehouwen fleren adelaar. Nog trotscher adelaar siert de groote hal waar de bureaux en de loketten van het station zijn gevestigd. 't Is of de bouwmeester in dit station Keizer Kareis tijd en de beteekenis van Aken in de latere eeuwen als echt Duitsche Keizersstad duidelijk heeft willen doen spreken. Het Aken der historie en dit station passen bij elkaar. dan „Juf een wat dien daar den zeide ik. „Kunt u hem ook hem in eene doos laten bezorgen, mijn- AKEN. De trein stopte aan het station Templerbend ik stapte uit en begon van daar mijn tocht door Duitschlands oude Keizersstad. Ze was het lievelingsoord van Karei den Groote, die er den Dom stichtte, waarin hij zijn laatste rustplaats vond. Nog bewaart men er het rijk bewerkte zilveren schrijn met het gebeente van den grooten man, zijn elpenbee- nen jachthoorn en den marmeren troon, waarop hij tij dens de godsdienstoefeningen gewoon was plaats te nemen. Na dien eersten Duitschen Keizer werden er van af diens sterfjaar 814 tot 1531 dertig Duitsche Keizers ge kroond. Terecht werd dan ook daarom vroeger de vrije Rijks stad Aken de Koninklijke stoei van het Heilige Room- sche Rijk genoemd. Indrukwekkend is het in dit verband te bezoeken Keizer Kareis Dom en de machtige Keizerszaal van het oude Gothische raadhuis. Een grootsclie hal in deze zaal. Vier machtige pijlers dragen de gewelven, die een lengte van bijna 45 Meter overspannen bij een breedte van bijna 20 Meter. Heerlijke fresco's van eerste Duitsche meesters vullen de Gothisch gespitste wandvakken, voorstellende in kleurrijke tafreelen hoofdmomenten uit Keizer Kareis geschiedenis. De gewelven zelf zijn prachtig gepolychromeerd, de pijlers dragen beelden van al de Duitsche koningen in Aken gekroond. Geschilderde glazen met de wapens van onder scheidene keizers, adelaars met breed uitgeslagen vleu gelen alles maakt in deze hal den indruk van macht en kracht en grootheid. Als Duitschlands Imperator Aken bezoekt, worden de grooten des rijks en de andere begunstigden in deze zaal ontvangen. Een trotsche troon strekt het Keizerspaar daarvoor ten zetel. Verbeeldingrijke bezoekers, wier fantasie hen doet in denken in zoo'n moment, buigen onwillekeurig het bovenlichaam als ten groet als ze 's Keizers troon hier voorbijgaan. Zeker, het raadhuis te Aken is zeer merkwaardig. De Dom, waarin het gebeente van den gebieder van het eerste Duitsche rijk rust, is vlak bij het raadhuis. Van dezen door bet geschreven woord eenlg denkbeeld te geven vermag ik, lezers, niet. Een kort bezoek aan het bouwwerk zelf is al onvol doende zich later voor den geest te brengen hoe die kerk eigenlijk juist in elkaar zit met haai bijgebouwen en welke stijl er den boventoon voert. Ik verpoosde het langst in en om den koepel, op last van Keizer Karei voor hof en staatskerk van het Karo lingische rijk omstreeks 8 0 gebouwd naar bet voor beeld van de kerk van St. Vitale te Ravenna Acht machtige zuilen van marmer of graniet uit Ravenna, Rome en Trier dragen het hooge gewelf, dat op goudgrond bewerkt versierd is met een mos- dik voorstellende Christus omgeven door 24 oudsten. In hot midden hangt een reusachtige verguld koperen lichtkroon, 4 meter in doorsneê, een geschenk van Keizer Frederik I van 1165. Op den bodem daaronder leest men het inschrift „Carolo Magno", juist daar in het midden aangebracht om ah hei ware te zeggen, dat niet een klein plekje ginds, maar de hééle koepelkerk eigenlijk het graf is van Duitschlands grooten Keizer. Behalve deze twee monumenten, het raadhuis en den dom, heeft Aken slechts zeer weinig bewaard, dat aan de eeuwenlange geschiedenis der stad herinnert. Vóór het raadhuis op de markt een fontein uit 1620 met een bronzen standbeeldje van Karei den Groote, een drietal middeleeuwsche poorten en een paar brok stukken van de oude vestingwerken. Aken ziet er dan ook niet oud, maar zeer modern uit en wat luxe. Mooie winkelstraten, ruime pleinen met aanzienlijke huizen, van prachtige villa's omzoomde breede alieeën, heerlijke lusttuinen getuigen van de welvaart en de aangename ligging der stad. Als liggende voor ruwe winden beschut in een ketel dal, waarvan de omringende met bosch begroeide ber gen zacht glooiend omboog stijgen en reeds in den Ro meirnscben tijd bekend om baar geneeskrachtige warme zwave bronnen, is Aken een voor velen aantrekkelijke en druk bezochte badplaats. Het aantal gasten per jaar is ongeveer 10000. Zoo'n zwavelbron heb ik bezocht en een der hoogten beklommen. Op e -n heel mooi plein staan de gebouwen, een reeks helder wit gepleisterde zuilenhallen ter lengte van 88 moter met een 14 meter hoogen rondbouw in het mid den, van de bekende Elisenbron. Langs een trap ter weerszijden in den rondbouw, be reikt men den dampenden waterstraal, die, in honder den glazen opgevangen, aan honderden bezoekers door de dienstdoenden wordt uitgereikt ter genezing van allerlei krankheden. Ik kan u verzekeren, dat hot water afschuwelijk smaakt. Men moet er wel aan gewend zgn om het met zoo n welbehagen te drinkeu als ik het een politieman zag doen, die er op het oog af zoo gezond als een visch üitüftR- Misschien gebruikte hij het als lekkernij zooals ik het gebruikte uit nieuwsgierigheid. In den tuin achter de drinkhal en de kolonnes en de paviljoens werd een middagconcert gegeven. Die tuin is mooi bet bezoek was groot. Een paar studenten zag ik er, die mij bij al het schoons in Duitschlands natuur iets heel leelijks in Duitschlands zeden vertoonden. De een had een diepe groef m zgn wang van zgn oor tot zijn mond, de ander een leelijken houw bij den neus, gevolgen van het daar nog in zwang zijnde duelleeren. Zouden de menschen dan nooit eens wijzer worden Per electrische bereikte ik den voet van de hoogte, die ik beklommen heb den Lousberg. Ik klom tot de pyramide, die daar geplaatst is als trigonometrisch punt voor aardmetingen en vanwaar men een heerlijk gezicht heeft op de stad en het gan sche keteldal, waarin ze ligt. Jammer, dat een paar wat al te hoog opgeschoten boomen op de helling van den berg iets van het stads gezicht benemen. Yan Aken ben ik over Maastricht—Venlo-'s-Herto- genbosch naar huis gegaan. Bg het overstappen aan het station Maastricht zag ik wat aardigs. Twee groote van voren getraliede houten kisten ston den op het perron om overgeladen te worden. Ze zaten vol met jonge apen. Nieuwsgierig en toch schuw keken de dieren door de tralies heen, vluchtende telkens op één hoop in een hoek van hun kleine gevangenissen als ze meenden ge vaar te bespeuren. In het Fransch stond op de kisten geschreven„Geef ons asjeblieft een beetje water 1" Nu, aan dat verzoek werd wel gehoor gegeven. Een stationsbeambte vulde de op den bodem der kisten vastgemaakte blikken bussen met schoon water eer ze in den goederenwagen werden overgedragen. De glundere oogen van de apen sperden zich wijd open toen er beweging in de kisten kwam en de dieren gtepen zich met de vier handen aan alle kanten vast toen de kisten werden opgelicht. De stationschef had moeite de reizigers van het perron te krijgen zoolang de apen daar bleven. Het was dan ook een aardig gezicht. Eindelijk kwam ook mgn trein voor en vervolgde ik mijn terugreis naar ons schoone Holland. Bepaald, ons Holland, ons Noord-Holland, is schoon. Hoe dichter ik het naderde, hoe mooier ik het land schap vond. Met pleizier toefde ik weer in onze hoofdstad, die merkwaardig en schoon is boven vele andere steden. De Hollandsche luchten zag ik weer boven onze vel den, het prachtige vee weer op onze weiden. De golvende heuvelen van onze duinenreeks zag ik weer zoo mooi blauwend opdoemen in de verte, de net heid der Hollandsche woningen, de reinheid van alles bekoorde weer voor de zooveelste maal mgn geheele wezen. Dat buitenlandsche reisbureaux en ook binnenland- sche meer en meer ook noordelijk Holland in hun pro gramma's opnemen begrijp ik volkomen. Toen ik weer thuis was en te midden van mijn ge- zelligen familiekring zei ikreizen is mooi, andere streken zien is heerlijk, maar ergens anders wónen dan in Holland wou ik nooit. M. VISSER. Zitting van Dinsdag 21 Juli 1908. De zitting ving aan. Zaalopening te ruim 10 uur met een paar gesloten-deuren-zaakjes. Kinderwet- tenzaakjes namelijk. Daarna de uitspraken, en toen kwam de derde strafzaak van ae nieuwe rol op de proppen. Een dievegge. Als beklaagde brengen we eene 37-jarige vrouw op 't tapijt. Groot is ze niet. Dik evenmin. Maar handig is ze wel 1 Jammer genoeg echter in 't verkeerde. Dat heeft deze naaister die in April j.1. door de 34-jarige C. M. Donker, huisvrouw van zekeren Idema te Den Helder, uit medelijden als huisgenoot werd opgenomen, sprekend bewezen, door in Mei en Juni d.a.v. hare weldoenster successievelijk van een half dozijn kussen- sloopen, een handdoek en een vrouwenhemd te beroo- ven, zonder dat ze daar eenige reden voor heeft kunnen opgeven evenmin als voor het lakenswaardige achter houden van geld en het halen van boodschappen op naam van 't echtpaar Idema, waaraan zij zich schuldig maakte. De gestolen artikelen verkocht ze voor enkele dub beltjes aan verschillende Heldersche dames, met name Catbarina Petronella Narold, Catharina Maria Stedelaars, Anna Dussaart en Antje Veldhuis. Ook vermiste juffrouw Idema bij nader onderzoek harer linnenkast nog een 20-tal lakens, maar, zjoals de President verklaarde, had Grietje dat niet gedaan. Wél heeft ze vroeger al eens iets weggenomen, maar van die strafzaak is niets gekomen. Da's voor haar goed afgeloopen. Maar nu is zg er ingeloopen. De O. v. J. achtte het bewijs van den ten laste ge legden diefstal bewezen. Beklaagde bekent zelve vol mondig de feiten, 't Is overigens een raadselachtige handeling. Reden? Onbekend! Uit het verhoor van de eerste getuige de bestolen vrouw is wel op te maken, waar de oorzaak van 't gedane wanbedrijf is te zoeken. Thans is beklaagde bg haren vader thuis, waar zg vlijtig den kost verdient, zoo goed en zoo kwaad als het dan gaat. Als naaister verdient ze boven den kost 25 tot 40 cent daags. Ter zake van diefstal eischte de heer Officier ten slotte 14 dagen gevangenisstraf tegen Griet, die gehuwd is met iemand, Wgne of zooiets geheeten. Om een kommetje water 1 Volgt een mannelijk Hsldersch type, de 38-jarige visscher Arie Smit, al geen nieuweling meer voor de Alkmaarsche rechtbank. Hij kreeg op 20 Juni een hooggaande ruzie met den 5 jaren jongeren werkman Cornelis van Vliet, die bezig was steenkolen te lossen. Juist was Kees bezig als een naastig arbeider het zweet zijns aanschijns, waarin hg zijn sober stuk brood moet verdienen, van zgn gelaat te vegen, toen eenige dorstige medemenschen een beroep op zgn al niet te grooten drink watervoorraad deden. Kees, aangegrepen door een prijzenswaardige bui van mededeelzaamheid, laafde de dorstenden. Doch na deze daad van barmhartigheid te hebben volvoerd, werd hg tot zgn minder bigde verrassing gewaar, dat zijn voorraad aqua distillata terdege ver minderd was. De zucht tot zelfbehoud', den mensch aangeboren, kwam thans boven, tot niel geringe teleurstelling van Arie Smit, die vergeefs om water smeekte. Kees kon niet meer missen. Het was aan doovemans ooren geroepen! Arie, kort aangebonden, werd zoo boos dat hg het drinkkommetje in de hand nam en er Van Vliet zoo heftig mee tegen het hoofd duwde, dat én kom én hoofd stuk raakten. Het laatste gelukkig niet erg maar toch genoeg om als „bloedend verwond" te knnnen worden gequali- ficeerd. Dokter Van der Lee kwam er aan te pas om Kees wat bij mekaar te krammen, die door de verwonding tijdelijk „uit den werken" raakte. Beklaagde verdedigde zich met te zeggen dat als hij (Arie Smit) een katje geweest was „zonder handschoe nen", dan zou Kees hèm ongemakkelijk hebben be werkt. Nu hij daarentegen een katje „m t handschoe nen" was, had hg geen last gehad En dan had Kees, na hem te hebben geweigerd, nog eenige menschen stikum lafenis voor den dorst ver schaft. Daarna was Arie kwaad geworden. De gevolgen daarvan kennen we nu. De President wierp Arie tegen, dat de verwonding toch nogal ernstig was. Arie echter verklaarde smalend: „Als ik dat wondje had gehad, was i k er vast niet mee naar dokter ge gaan." De O. v. J. wees op het vrij groote strafregister waar in Arie zich kan verheugen en eischte tegen hem wegens de gepleegde mishandeling eene week gevange nisstraf. Arie sprak gedwee de hoop uit, dat deze eisch in eene geldboete moctP worden omgezet. Klaas had een kwaaien drank. De volgende zondaar is weer meer eer. nieuweling in de rubriek Justitia", heet Klaas Visser, is bakkersknecht te Wognum, gaat veel uit, is dan lastig, wanneer hij dronken wordt, maar nuchteren is 't een goeie kerel. Als zoovelen! Jammer dat hij véél dronken is en dan wel eens een nachtje overblijft, zooals de Wognummer gemeenteveld wachter Johannes Adem Appel wist te vertellen. Ter gelegenheid van de Wognummer kermis was Klaas in den nacht van 15 op 16 Juni best dronken. Dat had hij niet geladen b<j den kastelein Jacob Over toom, bg wien hg heel laat kwam aanzeilen en weldra languit op een bank in Morpheus' armen verzonken lag. Zooals zich laat begrijpen wou Overtoom van zoo'n in dien toestand verkeerenden sinjeur, aan wien hg ook nog niets had verdiend, niet zoo heel graag bezoek ont vangen en de rustig rustende Klaas was hem aldra zoo onwelkom, dat hg agent Appel verzocht, Visser „uitge leide te doen". Wie er met dezen loop der zaken ook tevreden was, niet vriend Klaas, die zich heftig verzette en zijn transport met alle macht en kracht waarover hij op 't moment nog had te beschikken, tegenwerkte. Appel, reeds ontstemd, dat aan het dikwijls herhaalde verzoek om op te doeken niet voldaan was, had geducht te martelen met den lastigen vent en 't is niets te verwonderen dat een fiksch proces-verbaal het een en ander waardiglijk besloot. Zelfs heeft Appel zijn sabel moeten trekken, die Klaas greep, zoodat elk een eind van 't wapen te pak ken had. De O. v. J. achtte het bewijs geleverd en vond dat Klaas Visser eens 'n lesje moest hebben. Wegens de gepleegde wederspannigheid eischte Mr. Cnopius f 8 boete of 8 dagen hechtenis tegen Klaas, die vandaag door afwezigheid schitterde. Jacob Bras van de Kreil. Jacob Bras uit Barsingerhorn, een koopman die wat in verval is geraakt, zijne vrouw heeft verloren, zijne kinderen zeer ongeregeld ter schole zendt, maar ze daarentegen wel tot bedelen aanzet, kwam in den morgen van 19 Juni j.1. te half 8 heftig aanbellen bg Ü8. J. Kooiman, den Doopsgezinden predikant in ge noemd dorp. Ds. Kooiman, die aan de ruwe, ongemanierde wijze van bezoekaankondiging wel het vermoeden ontleende dat Bras aan de schel was, kwam zelf voor om Bras in eigen persoon te woord te staan. Deze kwam zgn verlangen te kennen geven om zijne kinderen naar de school te zenden. Dominé zei dat dit wel kon gebeuren en verwees hem voor deze zaak naar het Hoofd der school, aan wien de gewenschte inlichtin gen zouden kunnen worden gevraagd. Wat ondersteuning geven aan Bras betreft: Dominé en de Diaconie meenen, dat hg daarvoor niet zoozeer in aanmerking komt, aangezien van Bras, een man nog in de volle kracht van 't leven, geredelijk mag worden verondersteld dat hg wel in zgn onderhoud hg kan werken kan voorzien. Deze zienswijze van Dominé stond Jaap niet aan. Den volgenden morgen was hij weer bij de pastorie present. Om 9 uur. Maar Jan Langedjjk, de politie agent, was er ook. Maar een ruit van de pastorie heeft Bras' booze bui toch moeten ervaren, want dat werd" door hem met zijn klomp verbrijzeld. Daar bleef het voorloopig bij. Doch Dominé Kooiman diende een aanklacht in. C. van Stipriaan, winkelier daar in de buurt, had er wat van gezien. Doch minder dan de O. v. J. gedacht had. Z.E.G. releveerde dat Bras uit vorige en ook uit nog aanhangige processen al zoo tamelijk wel bekend was en achtte een gevoelige les voor hem bepaald behoefte. Redenen waarom spreker tegen beklaagde een maand gevangenis eischte wegens vernieling. Naar den „Krententuin". 't Werd nu tobben voor de vierschaar om de klantjes bij mekaar te krijgen. Jean Klein, Jan Akkerman, Klaas Molenaar, Jan Teesebelt, Pieter Klein en Maartje Bakker, de eerste 2 als beklaagde, het restje als getuigen, waren allen nog Een kwartiertje schorsing was 't gevolg daarvan. Daarna werd Jan Akkerman „uitgeroepen". Absent! Maar de getuige Jan Teesebelt, brigadier-titulair te Hoogkarspel, die Klaas op 22 Juni om kwart over zessen '8 avonds in Westwoud had zien bedelen, was present en zijne getuigenverklaring duurde niet lang. De O. v. J. was van oordeel dat Akkerman wel werk kan verrichten. Toch doet bg niets. En hg is al her haalde malen veroordeeld! t Zou, meent mr. Cnopius, eene weldaad zgn, voor de Maatschappij wanneer zoo'n individu uit hare samenleving werd genomen en één, twee, drie in eene rijkswerkinrichting werd gestopt. Dat gaat echter zóó maar niet, lgkt het wel. Daarom eischte de Officier als gewoonlijk eerst een paar dagen hechtenis om vervolgens voor te schrijven dat beklaagde na het verstrijken van dien korten ter mijn, een jaar in den „krententuin" doorbrengen zal. Van een worstel man. Jean Klein was als beklaagde ook al absent. Hg heet eigenlijk Johan Aukes Anne Joris Arend Klein en maakt daardoor min of meer den indruk op je, dat hg nogal een hooge oome is. Vijf doopnamen! 't Doet mee Maar 't lgkt meer dan 't Is met Jean. Ook hier- Schijn bedriegt- Doch ter zake. „Zjan", een stevige worstelman uit de „Olympische spelen tent" die te Hoorn op 't V. V. V. V. feest (19 Juli) stond, had den 27sten van de vorige maand de brutaliteit, den politieagent le klasse K. Molenaar Hoorn's grootsten diender! uit te schelden en met „doodmaken binnen 5 minuten" te bedreigen, toen deze ambtenaar in een café van den heer Vlaar op 't Breed verscheen, waar men op 't moment graag een politie man komen en Jantje graag, zoo graag, verdwij nen zag. Of Jan beenen maakte? Nee hoor, zwetsen deed hij veel liever. Maar de O. v. J. vond heelemaal geen termen om zoo'n rondreizend kermisman die een hoog woord tegen de politie voert, zachtzinnig te be- bondelen en eischte tegen den dikken Klein wegens böleediging van ©en ambtenaar in de rechtmatige uit- oefening zijner bediening doodleuk 10 dagen gevange nisstraf. Een beleedlging voor geld af te koopen? De 31-jarige slager Jaap van der Spruit had een hoog- gaande geldkwestie met zgn vakgenoot, den 30-jarigen Piet Klein die evenals hij te Bovenkarspel woont, welke twist zoo hoog liep, dat Jaap toen hg op 27 ^nfr t in 6- 4 1 j café van Klaas Berkhout was, confrater Klem voor dief en ploert uitmaakte Piet nijdig dat kan je begrijpen! Op hooge beenen aangifte van de zware beleediging gedaan. Jaap wou f10 geven als er niets van kwam. Piet vond dat veel te kort en eischte 30, later 25 pop. Maar ze „rooiden het ook hier niet met de „geldzaak zoo zeilden ze dan de rechtszaal in lang niet verzoend I en blijkbaar nog

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9