Lucy JaDB bi Sarati Ai.
Naar het heuvelland.
óondag 2ti Juli 19118.
No. 4381.
52e Jaargang.
DERDE BLAD.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Door
J. S. FLETCHER.
Alen kon aan Lucy Jane wel zien dat zij een groot,
een erg groot verdriet had. Terwijl zij in mijn zomer-
opl lekje de tafel dekte voor het luncheon, haalde zij
telkens haar neusje op in dien eigenaardigen trant,
die doet denken aan eene wanhopige poging om de
tranen in te houden; en toen ik om een hoekje van
mijne courant naar haar keek. bespeurde ik dat hare
rozige onderlip pruilend uitstak, en dat er beslist reeds
iets vochtigs glinsterde in hare korenblauwe oogen.
Dit speet me; want L'ucy Jane was een heel frisch
en aardig, hoewel erg onnoozel,. deerntje, dal mij
door eene vreemde verwikkeling van voorstellingen
altoos aan aardbeien met room deed denken.
Terwijl zij het koude vleesch op de tafel zette, be
merkte ik dat Lucy Jane snikte.
„Wat scheelt er aan, Lucy Jane?" vroeg ik, met
grootvaderlijke gemoedelijkheid. „Wat hapert er aan?
Heb je weer een schotel of een paar borden gebro
ken?"
„Het is alles die Sarah Ann Johnson," antwoordde
.Lucy Jane, in echt vrouwelijken stijl. „Die leelijke,
valsche kat!"
„En wat heeft Sarah Ann Johnson dan gedaan?"
vroeg ik.
Lucy Jane plukte aan een punt van haar schortje,
en haar rozeknopje van een mond werd pruileriger
dan ooit. Het was duidelijk, dat zij: niets liever zou
doen dan haar hart eens uit te storten; en wetende
dat hare meesteres naar de markt was gegaan, en dat
ik, haar- inwonende kostganger, een oude man was
van onschadelijk karakter en goedaardige natuur, zoo
luchtte zij plotseling voor mi] haar gemoed en viel
zonder eenige inleiding of uitweiding met de deur in
het huis.
„Er zijn er zoo," begon zij, „die geen rust of duur
hebben vóór ze een anders vrijer hebben wegge-
troond, hoewel ik voor mij wel mag zeggen dat ik
zoo iets laags nooit doen zou neen, voor al de
schatten van Croesus niet zooals het spreekwoord
zegt hoewel ik voor mij niet weet wat 't beteekent.
Maar i(k heb altoos wel geweten dat die Sarah Ann
Johnson jaloersch was, omdat ik en William met
elkaar liepen."
„Wel wel! Is 't zoo geschapen?" zeide ik. „Is die
Sarah Ann niet dat meisje met die groenige oogen in
haar hoofd, van hier schuins over de straat?"
„Ik weet van hare oogen niks af," zeide Lucy Jane,
„maar zij is een valsche kat. Zij en ik waren
vroeger kameraden, en ik heb haar tweemaal op een
glaasje kremdemoer getrakteerd van mijn éigen geld,
en nou komt ze haar vinger steken tusschen Wil
liam en mij!"
„Foei, dat is leelijk van Sarah Ann, zieide ik. „Maar
hoe heeft zij dat aangelegd?"
Lucy Jane onderdrukte een snikken.
„Wel," antwoordde zij „ze heeft aan William
verteld dat ze mij heeft zien loopen met Robert Foulds
en dat was gelogen. Tenminste, het was gelogen,
dat Robert en ik 't met elkaar wisten, of vrijden, of
iets van dien aard. Wij liepen wel zoo een beetje
samen de laan op maar dat was enkel toevallig.
Maar William is een echte driftkop, en hij zei dat hij
niet wou hebben dat ik met iemand anders liep dan
met hem. En toen zei ik dat ik wel wist wie hem
dat in zijn oor geblazen had, en dat Sarah Ann John
son een valsch serpent van een slang is, en zoo
kregen we woorden, William en ik, en we liepen van
mekaar af. En gisterenavond zag ik hem met die
valsche slang staan praten bij het tuinhek van Mit-
ford en zij had een nieuwen hoed op en ik
kon zien dat William haar bewonderde en en
Toen Lucy Jane gedaan had met boe-boeën in haar
schortje, hervatte zij haar bedroevende relaas.
„Maar ik weet waar een nog mooiere hoed is
die van haar," verklaarde zij met overtuiging
frouw Fealhers, te Sicaster, heeft in haar winkel
zwarten hoed met roode veeren, die mij heel
beter zou staan dan Sarah Ann Johnson haar mon-
sterding van geel en groen. En als ik op het einde
van de maand mijn loon krijg dan 'zal ik hem koo-
pen, en dan zullen we eens zien' Maar het is
nog drie weken tot zóólang en misschien heeft zij
dan William al heelemaal ingepalmd. En hij en ik
hielden toch zoo véél van mekaar!" zoo eindigde Lucy
Jane, met nogmaals eene retirade achter het schortje.
„En hoe hij aan zoo n leelijke kat zin hebben kan,
dat gaat mijn verstand te boven!"
„Lucy Jane," zeide ik nu, terwijl ik een aanval
deed op het koude lamsvleesch „houd maar goeden
moed. Ik versta de kunst van in de toekomst te kun
nen kijken, en ik zie William al met hangende pootjes
naar je terugkomen."
Lucy Jane keek mij ietwat ongeloovig aan, maar
scheen toch we! onder den indruk van mijne profe
tische w oorden.
„Nu," zeide zij „ik hoop maar dat juffrouw
Fealhers dien hoed niet heeft verkocht vóór ik mijn
loon beet heb."
Daarop begon ze weer te snikken en liet mij met
hel koude lamsvleesch alleen.
Dienzelfden namiddag wandelde -ik naar het stadje
en verkende het etablissement van juffrouw Feathers.
De bedoelde zwarte hoed met d_ roode veeren bleek
eene centrale positie te bekleeden in het wuikelven-
stcr. Het was werkelijk een elegante hoed, en ik moest
Lucy Jane's smaak bewonderen. Haar frissche bak-
kesje zou onder dien hoed onweerstaanbaar zijn.
Ik trad den winkel binnen of moet ik zeggen
het atelier? en de hoedenverkoopsler of moet
ik zeggen de modiste? kwam voor den dag.
„Eene dame van mijne kennis." zeide ik voorzich
tig tot juffrouw Feathers „heeft wel idee om
zwarten hoed met roode veeren te koopen, die
in uwe vensterkast prijkt. Zou ik ook naar
prijs mogen vragen?"
„Wel zeker, mijnheer," antwoordde juffrouw rea-
Lhers. Ik kan u dien hoed voor een spotprijs laten:
Iwee-en-twintig shillings en six pence."
Het kwam mij voor, dat deze som wel hel gansche
bedrag van Lucy Jane's maandgeld mocht teboven
gaan. Maar ik legde een sovereign en eene halve kroon
op juffrouw Feathers' toonbank.
„Ik neem den hoed.
in een papier pakken?"
„Ik zal u
.Heel vriendelijk van u," zeide ik. „Maar morgen
is Zondag, en dan zal de dame wel graag er mee
pronken in de kerk.
Ik nam dus den hoed in eene doos onder den arm
rui wandelde er mee terug naar mijne woning.
Dien avond interviewde ik Robert Foulds onder
vier oogen in den stal, en ik gaf hem eene sigaar.
Een half uur lang redeneerden wij over de goede en
minder goede hoedanigheden van verschillende soorten
van mest en vervolgens kwam ik met hem ter zake.
„Robert," zeide ik „zou je wel vijf shillings wil
len verdienen?'
Robert grinnikte.
Rest" zeide ik, hem het geld ter hand stellende.
„Ik betaal vooruit. Maar ie begrijpt wel dat ik voor
mijn geld iets hebben wil. Dus, morgenavond neem
je Lucy Jane mee naar de kerk. Je trekt je beste
klecren aan en je steekt eene bloem in je knoopsgat
Wacht eens even! Ik heb een wit vest - dat zal ik
geven en daarbij eene nieuwe das. Die kom je mor
genochtend in mijne kamer afhalen."
Robert krabdde zijn hoofd en keek beteuterd. Maar
ck' vijf schillings slak hij op. En hij grinnikte nog
breeder dan tevoren. Visioenen van komende heerlijk-
heid speelden hem droomerig door zijn slaperige brein.
„Lucy Jane. zeide ik den volgenden morgen
„ik doe je dezen hoed present, op voorwaarde dat Je
vanavond met Robert Foulds naar de kerk gaat. En
ik hoop dat William daar óók zal wezen en ook
Sarah Ann."
Van een welgekozen observatiepost zag ik Robert
en Lucy Jane samen naar de kerk gaan. Het meisje
was als een visioen van landelijke frischheid. De jonge
ling echter maakte den indruk van iemand die naar
het schavot wandelde.
Maar zie! het was William, die Lucy Jane thuis
bracht
„Ik zal u zeggen, mijnheer," zoo vertelde Lucy Jane
mij later de toedracht van de zaak „ik zal u
zeg»en hoe 't was. William, die hield geen oog van
mij af, zoolang als de kerk duurde. en Sarah Ann
was groen van nijdigheid. En toen wij uit de kerk
kwamen, volgde William mij en Robert de laan uit.
en hij haalde ons in. „Wat doe jij met mijn meis-
sie?" zegt hij tegen Robert „Ik wil niet dat jij me!
mijn meissie loopt," zegt hij en meteen geeft hij
den armen Robert een opstopper, dat hij in de heg
vliegt, en toen slaat hij zijn arm om mij heen
en en en toen hebben we 't weer bijge
legd, begrijpt u? En en we hebben afge
sproken van met Hemelvaart te zullen gaan trouwen.
IV.
De zon, die den geheelen voormiddag al gevochten
had met nevels in het dal en dampen in de hoogte,
brak juist door toen ik een poosje op den Lousberg
stond.
Haar zilveren stralen boorden hier en daar een ope
ning en joegen de nevelen voor zich uit.
De gazen sluier werd dunner en dunner en eindelijk
als het ware verscheurd en in donzige dotten op de
vleugelen van een zacht koeltje weggevoerd over de
hoogten, verzwindende in de oneindige ruimte.
Wat schoone schilderij zicb toen voor mijn oogen
ontrolde
Maar zoo dun en doorzichtig omneveld, even voor de
zon baar overwinning in een vloed van helder licht
uitjubelde, was het óók mooi, het landschap.
Door de schaduwrijke lanen van den weelderig be
wassen berg daalde ik weer af naar de alleeön van de
stad.
In vogelvlucht beschouwde ik verder standbeelden,
fonteinen, openbare gebouwen en zorgde op tijd aan
het hoofdstation te zjjn.
Zoo nieuw als de stad is en zoo weinig zij in aanleg
en gebouwen haar voornaam historisch verloden ver
toont, zoo duidelijk is Akens beteekenis in deze uitge
drukt in den bouw van het prachtig centraal station.
Als een sterk kasteel uit ruwe rots gehouwen staat
het daar, de Romaansche vensters krachtig omboogd
en boven de geweldige ronde ingangpoort dragende
een in den steen gehouwen fleren adelaar.
Nog trotscher adelaar siert de groote hal waar de
bureaux en de loketten van het station zijn gevestigd.
't Is of de bouwmeester in dit station Keizer Kareis
tijd en de beteekenis van Aken in de latere eeuwen
als echt Duitsche Keizersstad duidelijk heeft willen
doen spreken.
Het Aken der historie en dit station passen bij
elkaar.
dan
„Juf
een
wat
dien
daar
den
zeide ik. „Kunt u hem ook
hem in eene doos laten bezorgen, mijn-
AKEN. De trein stopte aan het station Templerbend
ik stapte uit en begon van daar mijn tocht door
Duitschlands oude Keizersstad.
Ze was het lievelingsoord van Karei den Groote, die
er den Dom stichtte, waarin hij zijn laatste rustplaats
vond.
Nog bewaart men er het rijk bewerkte zilveren schrijn
met het gebeente van den grooten man, zijn elpenbee-
nen jachthoorn en den marmeren troon, waarop hij tij
dens de godsdienstoefeningen gewoon was plaats te
nemen.
Na dien eersten Duitschen Keizer werden er van af
diens sterfjaar 814 tot 1531 dertig Duitsche Keizers ge
kroond.
Terecht werd dan ook daarom vroeger de vrije Rijks
stad Aken de Koninklijke stoei van het Heilige Room-
sche Rijk genoemd.
Indrukwekkend is het in dit verband te bezoeken
Keizer Kareis Dom en de machtige Keizerszaal van het
oude Gothische raadhuis.
Een grootsclie hal in deze zaal.
Vier machtige pijlers dragen de gewelven, die een
lengte van bijna 45 Meter overspannen bij een breedte
van bijna 20 Meter.
Heerlijke fresco's van eerste Duitsche meesters vullen
de Gothisch gespitste wandvakken, voorstellende in
kleurrijke tafreelen hoofdmomenten uit Keizer Kareis
geschiedenis.
De gewelven zelf zijn prachtig gepolychromeerd, de
pijlers dragen beelden van al de Duitsche koningen in
Aken gekroond.
Geschilderde glazen met de wapens van onder
scheidene keizers, adelaars met breed uitgeslagen vleu
gelen alles maakt in deze hal den indruk van
macht en kracht en grootheid.
Als Duitschlands Imperator Aken bezoekt, worden de
grooten des rijks en de andere begunstigden in deze
zaal ontvangen.
Een trotsche troon strekt het Keizerspaar daarvoor
ten zetel.
Verbeeldingrijke bezoekers, wier fantasie hen doet in
denken in zoo'n moment, buigen onwillekeurig het
bovenlichaam als ten groet als ze 's Keizers troon hier
voorbijgaan.
Zeker, het raadhuis te Aken is zeer merkwaardig.
De Dom, waarin het gebeente van den gebieder van
het eerste Duitsche rijk rust, is vlak bij het raadhuis.
Van dezen door bet geschreven woord eenlg denkbeeld
te geven vermag ik, lezers, niet.
Een kort bezoek aan het bouwwerk zelf is al onvol
doende zich later voor den geest te brengen hoe die
kerk eigenlijk juist in elkaar zit met haai bijgebouwen
en welke stijl er den boventoon voert.
Ik verpoosde het langst in en om den koepel, op last
van Keizer Karei voor hof en staatskerk van het Karo
lingische rijk omstreeks 8 0 gebouwd naar bet voor
beeld van de kerk van St. Vitale te Ravenna
Acht machtige zuilen van marmer of graniet uit
Ravenna, Rome en Trier dragen het hooge gewelf, dat
op goudgrond bewerkt versierd is met een mos-
dik voorstellende Christus omgeven door 24 oudsten.
In hot midden hangt een reusachtige verguld koperen
lichtkroon, 4 meter in doorsneê, een geschenk van
Keizer Frederik I van 1165.
Op den bodem daaronder leest men het inschrift
„Carolo Magno", juist daar in het midden aangebracht
om ah hei ware te zeggen, dat niet een klein plekje
ginds, maar de hééle koepelkerk eigenlijk het graf is
van Duitschlands grooten Keizer.
Behalve deze twee monumenten, het raadhuis en den
dom, heeft Aken slechts zeer weinig bewaard, dat aan
de eeuwenlange geschiedenis der stad herinnert.
Vóór het raadhuis op de markt een fontein uit 1620
met een bronzen standbeeldje van Karei den Groote,
een drietal middeleeuwsche poorten en een paar brok
stukken van de oude vestingwerken.
Aken ziet er dan ook niet oud, maar zeer modern
uit en wat luxe.
Mooie winkelstraten, ruime pleinen met aanzienlijke
huizen, van prachtige villa's omzoomde breede alieeën,
heerlijke lusttuinen getuigen van de welvaart en de
aangename ligging der stad.
Als liggende voor ruwe winden beschut in een ketel
dal, waarvan de omringende met bosch begroeide ber
gen zacht glooiend omboog stijgen en reeds in den Ro
meirnscben tijd bekend om baar geneeskrachtige warme
zwave bronnen, is Aken een voor velen aantrekkelijke
en druk bezochte badplaats.
Het aantal gasten per jaar is ongeveer 10000.
Zoo'n zwavelbron heb ik bezocht en een der hoogten
beklommen.
Op e -n heel mooi plein staan de gebouwen, een reeks
helder wit gepleisterde zuilenhallen ter lengte van 88
moter met een 14 meter hoogen rondbouw in het mid
den, van de bekende Elisenbron.
Langs een trap ter weerszijden in den rondbouw, be
reikt men den dampenden waterstraal, die, in honder
den glazen opgevangen, aan honderden bezoekers door
de dienstdoenden wordt uitgereikt ter genezing van
allerlei krankheden.
Ik kan u verzekeren, dat hot water afschuwelijk
smaakt.
Men moet er wel aan gewend zgn om het met zoo n
welbehagen te drinkeu als ik het een politieman zag
doen, die er op het oog af zoo gezond als een visch
üitüftR-
Misschien gebruikte hij het als lekkernij zooals ik het
gebruikte uit nieuwsgierigheid.
In den tuin achter de drinkhal en de kolonnes en
de paviljoens werd een middagconcert gegeven.
Die tuin is mooi bet bezoek was groot.
Een paar studenten zag ik er, die mij bij al het schoons
in Duitschlands natuur iets heel leelijks in Duitschlands
zeden vertoonden.
De een had een diepe groef m zgn wang van zgn oor
tot zijn mond, de ander een leelijken houw bij den neus,
gevolgen van het daar nog in zwang zijnde duelleeren.
Zouden de menschen dan nooit eens wijzer worden
Per electrische bereikte ik den voet van de hoogte,
die ik beklommen heb den Lousberg.
Ik klom tot de pyramide, die daar geplaatst is als
trigonometrisch punt voor aardmetingen en vanwaar
men een heerlijk gezicht heeft op de stad en het gan
sche keteldal, waarin ze ligt.
Jammer, dat een paar wat al te hoog opgeschoten
boomen op de helling van den berg iets van het stads
gezicht benemen.
Yan Aken ben ik over Maastricht—Venlo-'s-Herto-
genbosch naar huis gegaan.
Bg het overstappen aan het station Maastricht zag ik
wat aardigs.
Twee groote van voren getraliede houten kisten ston
den op het perron om overgeladen te worden.
Ze zaten vol met jonge apen.
Nieuwsgierig en toch schuw keken de dieren door
de tralies heen, vluchtende telkens op één hoop in een
hoek van hun kleine gevangenissen als ze meenden ge
vaar te bespeuren.
In het Fransch stond op de kisten geschreven„Geef
ons asjeblieft een beetje water 1"
Nu, aan dat verzoek werd wel gehoor gegeven.
Een stationsbeambte vulde de op den bodem der
kisten vastgemaakte blikken bussen met schoon water
eer ze in den goederenwagen werden overgedragen.
De glundere oogen van de apen sperden zich wijd
open toen er beweging in de kisten kwam en de dieren
gtepen zich met de vier handen aan alle kanten vast
toen de kisten werden opgelicht.
De stationschef had moeite de reizigers van het perron
te krijgen zoolang de apen daar bleven.
Het was dan ook een aardig gezicht.
Eindelijk kwam ook mgn trein voor en vervolgde ik
mijn terugreis naar ons schoone Holland.
Bepaald, ons Holland, ons Noord-Holland, is schoon.
Hoe dichter ik het naderde, hoe mooier ik het land
schap vond.
Met pleizier toefde ik weer in onze hoofdstad, die
merkwaardig en schoon is boven vele andere steden.
De Hollandsche luchten zag ik weer boven onze vel
den, het prachtige vee weer op onze weiden.
De golvende heuvelen van onze duinenreeks zag ik
weer zoo mooi blauwend opdoemen in de verte, de net
heid der Hollandsche woningen, de reinheid van alles
bekoorde weer voor de zooveelste maal mgn geheele
wezen.
Dat buitenlandsche reisbureaux en ook binnenland-
sche meer en meer ook noordelijk Holland in hun pro
gramma's opnemen begrijp ik volkomen.
Toen ik weer thuis was en te midden van mijn ge-
zelligen familiekring zei ikreizen is mooi, andere
streken zien is heerlijk, maar ergens anders wónen dan
in Holland wou ik nooit.
M. VISSER.
Zitting van Dinsdag 21 Juli 1908.
De zitting ving aan. Zaalopening te ruim 10 uur
met een paar gesloten-deuren-zaakjes. Kinderwet-
tenzaakjes namelijk. Daarna de uitspraken, en toen
kwam de derde strafzaak van ae nieuwe rol op de
proppen.
Een dievegge.
Als beklaagde brengen we eene 37-jarige vrouw op
't tapijt. Groot is ze niet. Dik evenmin. Maar handig is
ze wel 1 Jammer genoeg echter in 't verkeerde. Dat
heeft deze naaister die in April j.1. door de 34-jarige
C. M. Donker, huisvrouw van zekeren Idema te Den
Helder, uit medelijden als huisgenoot werd opgenomen,
sprekend bewezen, door in Mei en Juni d.a.v. hare
weldoenster successievelijk van een half dozijn kussen-
sloopen, een handdoek en een vrouwenhemd te beroo-
ven, zonder dat ze daar eenige reden voor heeft kunnen
opgeven evenmin als voor het lakenswaardige achter
houden van geld en het halen van boodschappen op
naam van 't echtpaar Idema, waaraan zij zich schuldig
maakte.
De gestolen artikelen verkocht ze voor enkele dub
beltjes aan verschillende Heldersche dames, met name
Catbarina Petronella Narold, Catharina Maria Stedelaars,
Anna Dussaart en Antje Veldhuis.
Ook vermiste juffrouw Idema bij nader onderzoek
harer linnenkast nog een 20-tal lakens, maar, zjoals de
President verklaarde, had Grietje dat niet gedaan.
Wél heeft ze vroeger al eens iets weggenomen, maar
van die strafzaak is niets gekomen. Da's voor haar goed
afgeloopen. Maar nu is zg er ingeloopen.
De O. v. J. achtte het bewijs van den ten laste ge
legden diefstal bewezen. Beklaagde bekent zelve vol
mondig de feiten, 't Is overigens een raadselachtige
handeling. Reden? Onbekend!
Uit het verhoor van de eerste getuige de bestolen
vrouw is wel op te maken, waar de oorzaak van
't gedane wanbedrijf is te zoeken. Thans is beklaagde
bg haren vader thuis, waar zg vlijtig den kost verdient,
zoo goed en zoo kwaad als het dan gaat. Als naaister
verdient ze boven den kost 25 tot 40 cent daags.
Ter zake van diefstal eischte de heer Officier ten slotte
14 dagen gevangenisstraf tegen Griet, die gehuwd is
met iemand, Wgne of zooiets geheeten.
Om een kommetje water 1
Volgt een mannelijk Hsldersch type, de 38-jarige
visscher Arie Smit, al geen nieuweling meer voor de
Alkmaarsche rechtbank.
Hij kreeg op 20 Juni een hooggaande ruzie met den
5 jaren jongeren werkman Cornelis van Vliet, die bezig
was steenkolen te lossen. Juist was Kees bezig als een
naastig arbeider het zweet zijns aanschijns, waarin hg
zijn sober stuk brood moet verdienen, van zgn gelaat
te vegen, toen eenige dorstige medemenschen een beroep
op zgn al niet te grooten drink watervoorraad deden.
Kees, aangegrepen door een prijzenswaardige bui van
mededeelzaamheid, laafde de dorstenden.
Doch na deze daad van barmhartigheid te hebben
volvoerd, werd hg tot zgn minder bigde verrassing
gewaar, dat zijn voorraad aqua distillata terdege ver
minderd was.
De zucht tot zelfbehoud', den mensch aangeboren,
kwam thans boven, tot niel geringe teleurstelling van
Arie Smit, die vergeefs om water smeekte. Kees kon
niet meer missen.
Het was aan doovemans ooren geroepen! Arie, kort
aangebonden, werd zoo boos dat hg het drinkkommetje
in de hand nam en er Van Vliet zoo heftig mee tegen
het hoofd duwde, dat én kom én hoofd stuk raakten.
Het laatste gelukkig niet erg maar toch genoeg
om als „bloedend verwond" te knnnen worden gequali-
ficeerd.
Dokter Van der Lee kwam er aan te pas om Kees
wat bij mekaar te krammen, die door de verwonding
tijdelijk „uit den werken" raakte.
Beklaagde verdedigde zich met te zeggen dat als hij
(Arie Smit) een katje geweest was „zonder handschoe
nen", dan zou Kees hèm ongemakkelijk hebben be
werkt. Nu hij daarentegen een katje „m t handschoe
nen" was, had hg geen last gehad
En dan had Kees, na hem te hebben geweigerd, nog
eenige menschen stikum lafenis voor den dorst ver
schaft. Daarna was Arie kwaad geworden. De gevolgen
daarvan kennen we nu.
De President wierp Arie tegen, dat de verwonding
toch nogal ernstig was.
Arie echter verklaarde smalend: „Als ik dat wondje
had gehad, was i k er vast niet mee naar dokter ge
gaan."
De O. v. J. wees op het vrij groote strafregister waar
in Arie zich kan verheugen en eischte tegen hem
wegens de gepleegde mishandeling eene week gevange
nisstraf.
Arie sprak gedwee de hoop uit, dat deze eisch in
eene geldboete moctP worden omgezet.
Klaas had een kwaaien drank.
De volgende zondaar is weer meer eer. nieuweling in
de rubriek Justitia", heet Klaas Visser, is bakkersknecht
te Wognum, gaat veel uit, is dan lastig, wanneer hij
dronken wordt, maar nuchteren is 't een goeie kerel.
Als zoovelen!
Jammer dat hij véél dronken is en dan wel eens een
nachtje overblijft, zooals de Wognummer gemeenteveld
wachter Johannes Adem Appel wist te vertellen.
Ter gelegenheid van de Wognummer kermis was
Klaas in den nacht van 15 op 16 Juni best dronken.
Dat had hij niet geladen b<j den kastelein Jacob Over
toom, bg wien hg heel laat kwam aanzeilen en weldra
languit op een bank in Morpheus' armen verzonken lag.
Zooals zich laat begrijpen wou Overtoom van zoo'n
in dien toestand verkeerenden sinjeur, aan wien hg ook
nog niets had verdiend, niet zoo heel graag bezoek ont
vangen en de rustig rustende Klaas was hem aldra zoo
onwelkom, dat hg agent Appel verzocht, Visser „uitge
leide te doen". Wie er met dezen loop der zaken ook
tevreden was, niet vriend Klaas, die zich heftig verzette
en zijn transport met alle macht en kracht waarover
hij op 't moment nog had te beschikken, tegenwerkte.
Appel, reeds ontstemd, dat aan het dikwijls herhaalde
verzoek om op te doeken niet voldaan was, had geducht
te martelen met den lastigen vent en 't is niets te
verwonderen dat een fiksch proces-verbaal het een en
ander waardiglijk besloot.
Zelfs heeft Appel zijn sabel moeten trekken, die
Klaas greep, zoodat elk een eind van 't wapen te pak
ken had.
De O. v. J. achtte het bewijs geleverd en vond dat
Klaas Visser eens 'n lesje moest hebben.
Wegens de gepleegde wederspannigheid eischte Mr.
Cnopius f 8 boete of 8 dagen hechtenis tegen Klaas, die
vandaag door afwezigheid schitterde.
Jacob Bras van de Kreil.
Jacob Bras uit Barsingerhorn, een koopman die wat
in verval is geraakt, zijne vrouw heeft verloren, zijne
kinderen zeer ongeregeld ter schole zendt, maar ze
daarentegen wel tot bedelen aanzet, kwam in den
morgen van 19 Juni j.1. te half 8 heftig aanbellen bg
Ü8. J. Kooiman, den Doopsgezinden predikant in ge
noemd dorp.
Ds. Kooiman, die aan de ruwe, ongemanierde wijze
van bezoekaankondiging wel het vermoeden ontleende
dat Bras aan de schel was, kwam zelf voor om Bras in
eigen persoon te woord te staan.
Deze kwam zgn verlangen te kennen geven om zijne
kinderen naar de school te zenden. Dominé zei dat dit
wel kon gebeuren en verwees hem voor deze zaak naar
het Hoofd der school, aan wien de gewenschte inlichtin
gen zouden kunnen worden gevraagd.
Wat ondersteuning geven aan Bras betreft: Dominé
en de Diaconie meenen, dat hg daarvoor niet zoozeer
in aanmerking komt, aangezien van Bras, een man nog
in de volle kracht van 't leven, geredelijk mag worden
verondersteld dat hg wel in zgn onderhoud hg kan
werken kan voorzien.
Deze zienswijze van Dominé stond Jaap niet aan.
Den volgenden morgen was hij weer bij de pastorie
present. Om 9 uur. Maar Jan Langedjjk, de politie
agent, was er ook.
Maar een ruit van de pastorie heeft Bras' booze bui
toch moeten ervaren, want dat werd" door hem met
zijn klomp verbrijzeld. Daar bleef het voorloopig bij.
Doch Dominé Kooiman diende een aanklacht in.
C. van Stipriaan, winkelier daar in de buurt, had er
wat van gezien. Doch minder dan de O. v. J. gedacht
had.
Z.E.G. releveerde dat Bras uit vorige en ook uit nog
aanhangige processen al zoo tamelijk wel bekend was
en achtte een gevoelige les voor hem bepaald behoefte.
Redenen waarom spreker tegen beklaagde een maand
gevangenis eischte wegens vernieling.
Naar den „Krententuin".
't Werd nu tobben voor de vierschaar om de klantjes
bij mekaar te krijgen.
Jean Klein, Jan Akkerman, Klaas Molenaar, Jan
Teesebelt, Pieter Klein en Maartje Bakker, de eerste 2
als beklaagde, het restje als getuigen, waren allen nog
Een kwartiertje schorsing was 't gevolg daarvan.
Daarna werd Jan Akkerman „uitgeroepen". Absent!
Maar de getuige Jan Teesebelt, brigadier-titulair te
Hoogkarspel, die Klaas op 22 Juni om kwart over zessen
'8 avonds in Westwoud had zien bedelen, was present
en zijne getuigenverklaring duurde niet lang.
De O. v. J. was van oordeel dat Akkerman wel werk
kan verrichten. Toch doet bg niets. En hg is al her
haalde malen veroordeeld!
t Zou, meent mr. Cnopius, eene weldaad zgn,
voor de Maatschappij wanneer zoo'n individu uit hare
samenleving werd genomen en één, twee, drie in eene
rijkswerkinrichting werd gestopt. Dat gaat echter zóó
maar niet, lgkt het wel.
Daarom eischte de Officier als gewoonlijk eerst een
paar dagen hechtenis om vervolgens voor te schrijven
dat beklaagde na het verstrijken van dien korten ter
mijn, een jaar in den „krententuin" doorbrengen zal.
Van een worstel man.
Jean Klein was als beklaagde ook al absent. Hg heet
eigenlijk Johan Aukes Anne Joris Arend Klein en
maakt daardoor min of meer den indruk op je, dat hg
nogal een hooge oome is. Vijf doopnamen! 't Doet
mee
Maar 't lgkt meer dan 't Is met Jean. Ook hier-
Schijn bedriegt- Doch ter zake.
„Zjan", een stevige worstelman uit de „Olympische
spelen tent" die te Hoorn op 't V. V. V. V. feest (19
Juli) stond, had den 27sten van de vorige maand de
brutaliteit, den politieagent le klasse K. Molenaar
Hoorn's grootsten diender! uit te schelden en met
„doodmaken binnen 5 minuten" te bedreigen, toen deze
ambtenaar in een café van den heer Vlaar op 't Breed
verscheen, waar men op 't moment graag een politie
man komen en Jantje graag, zoo graag, verdwij
nen zag.
Of Jan beenen maakte? Nee hoor, zwetsen deed hij
veel liever. Maar de O. v. J. vond heelemaal
geen termen om zoo'n rondreizend kermisman die een
hoog woord tegen de politie voert, zachtzinnig te be-
bondelen en eischte tegen den dikken Klein wegens
böleediging van ©en ambtenaar in de rechtmatige uit-
oefening zijner bediening doodleuk 10 dagen gevange
nisstraf.
Een beleedlging voor geld af te koopen?
De 31-jarige slager Jaap van der Spruit had een hoog-
gaande geldkwestie met zgn vakgenoot, den 30-jarigen
Piet Klein die evenals hij te Bovenkarspel woont,
welke twist zoo hoog liep, dat Jaap toen hg op 27
^nfr t in 6- 4 1 j café van Klaas Berkhout was,
confrater Klem voor dief en ploert uitmaakte
Piet nijdig dat kan je begrijpen! Op hooge beenen
aangifte van de zware beleediging gedaan.
Jaap wou f10 geven als er niets van kwam. Piet
vond dat veel te kort en eischte 30, later 25 pop. Maar
ze „rooiden het ook hier niet met de „geldzaak
zoo zeilden ze dan de rechtszaal in
lang niet verzoend I
en
blijkbaar nog