CANTATE
De heilige Sebastiaan.
Donderdag 10 Sept. 1908.
52e Jaargang. No 4594.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
voor het veerti^jnrig feest onzer llarinoniekapel.
—o -
I.
Toen de mensch uit 't slof verheven
Tol beheerscher werd van daard.
Schonk zijn God ten eeuw'gen leven
Hem een ziel, den eng'len waard.
In die ziele Gods vol luister
Gloeid' een held're hemelvonk,
Die het aardsch bestaan zoo duister
Lichtglans, gloed en leven schonk.
Hoe zij heet. die hemelspranke,
Vonk van 't heilig mysterie?
Saamgeval in ééne klanke
Heel de-mensch haar: poëzie.
Z'uil zich, deze gaaf, in lijnen
En in beelden, kleuren, taal.
Heel ze één, in haar verschijnen
Schept ze vormen, duizendmaal.
Zuil zich, deze gaaf. in klanken;
Z uit zich 't hoogst, de poëzie,
t Zij bij bidden, '1 zij bij danken,
in een stroom van melodie.
Van der menschheid eersl bdginne
Klonken klanken uil het hart
Oud is 't jub'lend lied der minne,
Oud is t klagend lied der smart.
Melodie verwon de volken
Wijl z'als poëzie verscheen
En die 't hoogst wist te vertolken
Door de heele wereld heen.
Zoo verwon z'ook "t verre Noorden,
't Harte van West-Frieslands Roos.
Melodie voor haar accoorden
Blijvend hier een tempel koos.
Tempel voor het openbaren
Van de hoogste poëzie
Heden is ze het veertig jaren:
Onzer stede Harmonie.
II.
Eere den mannen,
Die 't rekenden plichte
Hier voor Apollo
Een zetel te stichten.
J uichende woorden
En jub'lende klanken,
Schoone accoorden
Hen huldigend danken.
Eere den mannen,
Die 't rekenden plichte
Hier voor Apollo
Een zetel te stichten.
Dankende harten
Hen heden gedenken,
I xiflied en eere
En huldiging schenken.
't Eerste de dienaars
Der edele kunste, I
Strevend en zoekend
Apollo ten gunste.
Maar ook wien tonen
Zoo dikwijls bekoorden
Mengen in 't loflied
Hun dankende woorden:
Eere den mannen,
Die 't rekenden plichte
Hier voor Apollo
Een zetel te stichten.
III.
Aan het geestesoog voorbij
Gaat in bonte beeldengroepen,
Schagen heet West-Frieslands Roos, omdat het
wapen der gemeente een roos is en de plaats lang
niet de minste is onder hare West-Friesehe zusteren.
EEN HUWELIJKSGESCHIEDENIS
HANS VON ZOBELTITZ
21.
En nu kwam Sidi en op eens, nog voor hij
oog in oog tegenover haar stond, nog voor hij hare
stem hoorde, wist hij het: een levend mensch laat
zich niet maar uit het grootboek van het leven door-
haleu als een cijfer! Dat vermag geen wensch en ook
geen wil! En indien ad de een den ander nog zoo
vreemd, nog zoo onverschillig geworden is, al lijkt
li ij hem een nul: evenals de nul in verbinding
met andere cijfers een groot getal wordt, zoo kan ook
die w» ggecijferde mensen in de kleine ruimte van het
dagetijksuh tezamen-zijn een drukkende last des levens
worden.
Erich luid nog enkele uren van alleen-zijn tot zijne
beschikking. Hij liep het besneeuwde park in, wan
delde tusschen de rechte taxis-hagen op en. neer, steeds
weer denzelfden weg. Hij moest de gedachte aan vluch
ten met geweld terneer drukken. Eu toen hij zoo yer
was, trok hij voor zich en voor zijue vrouw de grens
lijn van hun toekomstig leven.
Zóo kon hij, uiterlijk geheel kalm, Sidi de hand
reiken, toen de slede voor de slotpoort stilhield.
De groote lantarens brandden en het licht viel op
haar gelaat. Zij zag er een beetje verdrietig uit, wat
teleurgesteld. ,,Ik dacht, dat je me wel van den trein
zond! hebben afgehaald zeide zij. Doch toen sprong
zij vlug uit de slede en lachte vroolijk: „Maar...
het hindert niet, schat! De hoofdzaak is. dat je gezond
bent. Jadaar ben ik weerOch, daar is ook de
juffrouw Lieve juffrouw, nu gauw wat warms, al
kostte het duizend gulden of al was het maar een
eiergrOg. Hemel nog toe, is dat een kou
I n daarna was het alles, zooals het eenige maan
den geleden geweest was. Toen in den voorherfst
en nu in den winter.
Hij zat met zijn vrouw in de eetkamer aan de
gedekte tafel, en zij praatte en praatte en hij
hoorde niets anders dan onbeduidendheden. Daar was
nu deze vrouw zoo langzaam mogelijk van Sicilië af
gereisd, had in Napels, in Rome. in Florence, in
Milnchen halt gehouden, en nu praatte zij erover,
Uit t verleden opgeroepen,
t Leven onzer Harmonv.
t Spreekt van zorgen en van strijd,
\an bescliamuig en victorie,
au ontmoediging en glorie,
Eerbetoon en dankbaarheid.
Dankbaarheid aan heet de schaar,
Die naai' t voorbeeld onzer slede
Gaven, krachten gaarne mede
Offerde op t kunstaltaar.
Gloriekrans der Harmonie
Prijkt het honderdmaal vertolken
Van liet werk der kunst den volke
Ln accoord en melodie.
t Eermetaal, dat z'eens ontving
Doet van haai' victorie spreken,
t Was een spoorslag meer ais teeken,
Dat z 't goede pad beging.
Voor het oog van onzen geest
Ook beschaming, zorg verschijnen
Maai' als vluchtend weer verdwijnen
Noor den glans van 't blijde feest.
In dien glans ten voorgrond Ireèn
Harmonies bekwame leiders,
Die als kloeke, wakk're strijders
Voerden haar ten glorie neen.
Hun een woord van lol gewijd,
Lof in hoog gestemd accoorden,
Dank in huldigende woorden,
Eereplaats in t hart bereid.
Eereplaatse bovenal
Schouten, den zoo hoog vereerde,
Die bezielde en regeerde
lot de dood zijn leven stal.
IV.
Zachtkens ruische onze bede
Als een zoete poëzie
Ruste, ruste hij in vrede,
Leidei eens der Harmonie.
Zie, zijn ziele is gevaren
Naai' den oorsprong van de vonk,
Die zijn euk'le aardsehe jaren
Lichtglans, gloed en leven schonk.
In zijn lichaam, broos geweven,
Gloeide 't vuur der poëzie,
Dat zich uitte heel ziju leven
ln een stroom van melodie.
Dankbaar' willen wij liem loven,
Bloemen strooien op zijn graf.
Nimmer zal de lichtkrans dooven,
Die zijn werk zijn name gaf.
Nam de aard zijn stoff'lijk wezen,
Blijvend is zijn poëzie,
Die er klinkt in d onvolprezen
Parels onzer Harmonie.
Harmonie zijn werk, zijn name
Als een heilig goed bewaar!
Schouten was tiaar al tezamen:
Leidei' vriend en kunstenaar.
Zachtkens r uische onze bede
„Ruste, ruste hij in vrede."
V.
Past fxet 't heden een danklied te wijden,
Hulde te brengen aan 't wijkend verleen,
't Wil ook de blikken naai' 't volgende leiden,
Naai' het nog duistere komende heen.
't Duistere komende, dat echter gouden
Strale uit 't zonnige heden verblijdt,
't Heên, dat het heilige vuur heeft behouden,
t Heilige vuur uit den jongeren tijd.
Helder de toekomst! O, moge het blijken,
Brengende vreugde aan leider en koor.
Helder ze zijn zal en schitterend prijken
Scheukt ze de beê van het heden gehoor.
Reine gevoelens verwekken d'accoorden
Ginder als nu bij de luistrende schaar,
Scljare, wier dankende, wenschende woorden
Opgaan met d'onze aan Skuldes altaar.
Krcne der stede ge hoort het verkonden
Blijv' ge, Kapel, in een stijgenden gloed,
't Heil U uit kelen en koperen monden
Klinkt U ten bede, ten feestlijken groet:
Tempel voor het openharen.
Van de hoogste poëzie,
Heil U.! Heil Utal van jaren
Heil U Schager Harmonie
Schagen, 2.9.08. M. VISSER.
Skuld schikgodin der toekomst.
De moordaanslag; in de Marnixstraat te
Amsterdam.
Zaterdag werden voor den rechter-comraissaris de ge-
tuigen in deze zaak gehoord. Het getuigenverhoor
leverde niets bijzonders op, alle gedagvaarden legden
dezelfde verklaringen als voor den politie-commissaris j
af. Hot verhoor van Kruyger onderscheidde zich echter
in zooverre van dat van vroeger afgenomen verhooren,
dat Kruyger zjjn aanrander thans dadelijk en pertinent
herkende. De tweede getuige, de 16-jarige Van Schaik,
bleef bij zijn reeds afgelegde verklaringen en herkende
in den verdachte den bakkersknecht, die in den vroegen i
morgen zoo snel was weggereden, na uit den kruide
nierswinkel te voorschijn te zijn gekomen. De derde
getuige was de heer J. v. N. Deze had den bakkers
knecht wel niet in het gelaat kunnen zien, doch ver
klaarde dat bij aan houding, lengte en voorkomen van
den verdachte, in den arrestant den gezochte herkende.
Tijdens het verhoor van den heer v. N. werd de ver
dachte plotseling zeer zenuwachtig en veranderde van
houding. Tot dusverre had hij zijn rol van onschuldige
volgehouden, doch het schijnt, dat de 9tellige verklarin
gen van Kruyger hem tot nadenken hebben gebracht.
Hij verzocht tijdens het verhoor van den heer v. N.,
den rechter-commissaris mr. Hamstra even onder vier
oogen te mogen spreken. Den heer v. N. werd daarom
verzocht het vertrek te verlaten. Een kwartier lang
duurde het onderhoud tusschen den rechter-commissa
ris en den verdachte. Daarna deelde men den heer v.
N. mede, dat hem geen verder verhoor zou worden af
genomen. Nog vier getuigen moesten worden gehoord,
dóch ook dezen konden gaan. Het bleek dat de ver
dachte bakkersknecht bekend had de daad te hebben
verricht.
Door den trein gedood.
Op de spoorbaan bij de Derde Kade te Gouda is
Maandagmorgen de 33-jarige kellner A. Menete, wonen-
de aldaar, door een trein overreden en onmiddellijk ge
dood. De ongelukkige laat een vrouw met twee kin
deren onverzorgd achter.
Jeugdige onderwijzer en vlngge leerlinge.
Het „Nieuwe Schoolblad" schrijft:
Een meisje van 12$ jaar, wonende in Deu Haag, ver
wierf dezer dagen het diploma voor de stenografie
(systeem Stolze-Wery). Haar leermeester was haar
14-jarige broeder, die op zijn 12e jaar gediplomeerd
werd en zijn opleiding had ontvangen van zijn vader,
niet-onderw ijzer.
Oudesluis.
De schipper van Oudesluis op Alkmaar zou Zondag
nacht een paard van R. Slikker met zijn schip naar
Alkmaar vervoeren. Om half twee dien nacht kwam
hij het paard halen. Het bleek toen gestolen te zijn.
De dader wordt gezocht.
Winkel.
Beroepen bij de Ned. Herv. Gemeente alhier de heer
Ds. B. Nieuwburg te Schoondüke.
Anna Paulowna.
Zaterdagavond trad in „Veerburg" alhier, voor eene
stampvolle zaal op de heer Jacob Kelder van Purme-
rend. De hooge verwachting, die men van zijn spel
koesterde, werd niets beschaamd, eer overtroffen. Wat
heerlijke muziek wist de speler uit zyn instrument, de
harmonica, te halen!
Doodstil was het in de zaal als... zijne duim over de
toetsen gleed; want niet zijne vingers dienden hem:
het waren top en gewrichtsplaatsen tusschen de vinger
kootjes, wonder sterk binnenwaarts ontkomende, waar
mede hij zijn instrument bespeelde. Hoe indrukwekkend
klonk het „Ave Maria", hoe juist geteekend was zijn
„Cavalleria Rusticana" (het stuk, waarmede hij den
hoogsten prijs te Amsterdam behaalde), hoe wonder
schoon de ouverture uit „Wilhelm Teil" en uit, „de
Troubadour". Wist men het niet beter, men zou gemeend
hebben, een vol orkest te hooren, dank zjj mede de
deugdelijkheid der harmonika. Wat anders zoo ergert
tijdens eene muziekuitvoering, gepraat, gelach en
andere ongepaste luidruchtigheid, daarvan thans geen
spoor: de aandacht bleef den geheelen avond onver
deeld, zelfs als een vroolijke potpourri zoo nu en dan
den ernst onderbrak.
Het was een avond van kunstgenot en wij kunnen
ieder ten sterkste aanraden, zoo de gelegenheid zich
voordoet, dezen kunstenaar te gaan hooren.
Anna Paulowna.
Zondag 6 September brak ongeveer 12 uur in den
ochtend brand uit in de woning van den heer Jb. Pran
ger aan den Stoomweg alhier. De vlammen namen
zóó snel toe, dat de brandspuit, die ter plaatse aanwe
zig was, niets kon uitrichten en weldra lag alles in
puin. Niets is gered. Persoonlijke ongelukken kwamen
niet voor. Alles was verzekerd.
Kaascontrólestation Voord-Hol land.
Aan het verslag van het kaascontrölestation Noord-
Holland over het tijdvak 1907 -1908 ontleenen we het
volgende
Waren het vorige jaar 1 Aug. 31 boerderijen en 4
fabrieken aangesloten, op 1 Aug. j.1. waren 27 kaas
boeren en 4 fabrieken lid. Over 1907 werd een rijks
subsidie van f 400 en een provinciaal subsidie van f 1000
ontvangen Om op een voldoende wijze in het buiten
land bekendheid aan de zaak te geven, hetgeen door
het stuur noodzakelijk geacht wordt, is meer subsidie
noodig, die dan ook bij het rijk is aangevraagd. De
Hol!. Maatsch. van Landbouw verleende opnieuw een
dat zij in "Napels een ellendig hotel had gehad, dat
in Rome in den Sala Margherita, juist Otero was op
getreden, dat zij in München iu de Hofbrouwerij ge
weest was, daL eene gravin X in het hotel 1 een
wondennooien hoed zóó groot gedragen had.
dat de eoupéfs nu overal veel te warm waren
Daartusschen at en dronk zij, lachte en verleide
allerlei dingen over' haar persoonlijk succes, over de
huldigingen dhe haar gebracht waren en van een ver -
bazend pikanten Italiaan in Napels, die oogen had
opgezefi neen, zóó groot! en van een langen Engelsch-
niun die ha ar van Rome af was nagereisd„ja,
ja, ventje jou Sidi heeft altijd aanbidders. Wat
deed ze hem pijn met dat woord. En wat stonden
hem al die duigen tegen, wat een kleine ijdelheden,
die alleen "werden uitgespeeld tegenover zijn betoonde
onverschilligheid. En daartusschen steeds die halfom-
sluierde listige blikken, die hem in de oogen poog
den te zien
Naai' Marga vroeg ze eerst niet en dat was liet
eenige. waarvoor hij haar bijna dankbaar was. tei-
wijl hij het toch tegelijk als een brutaliteit ondervond.
Vlaai' de avond zjou niet ten einde loapem zondei
dat de naam van Marga tusschen hen zou yvorden
genoemd. Ook dat zou hem niet bespaard blij en.
Hij had na tafel afscheid van zijn vrouw genomen
met de besliste miededeeling,.Ik moet werken. Suil
en na de reis zal je wel zeer vermoeid zijn
Hij had haar de hand gekust en was naar zijn werk
kamer gegaan.
De lamp op zijn schrijftafel die hem den laalsten
tijd zoon vriendelijk schijnsel bij zijn werk had ge
geven, brandde voor niemendal. De boeken en papie
ren, die Reder had gebracht, bleven onaangeroerd.
Hij draaide rusteloos in de kamer heen en weer, wel
een uur of langer, en zijn gedachten gingen ook her
en dei'. Gingen met hem. trokken in de verte en
keerden weder in de engte van het heden, dat nu
vlak voor hem lag, terug. In dit leven, dat geen meuw'
gebeuren meer kon brengen, maar alleen een dagelijkscn
nieuw lijden. Hij verzette zich niet meer tegen het
noodlot en hii zag geen slerre van hoop meer aan
den horizont. Hij was rustig en gelaten. En dat slechts
wens elite hij zich: dat deze starre en strakke rust zijner
ziel niet werd gestoord.
Tenslotte stond hij aan het venster en keek m den
nacht naai' buiten, n;«ar de boerderij die in de sneeuw
lag, naar het lange front der stallen, naai hel kleine
inspecteurshuis. waarin nog een enkel venster helder
was verlicht. Daar zou de oude Reder zitten bij zijn
plannen. Ja, de arbeid' Dat was hel eenige, wal ook
hem overbleef! En het was toch ook een rijkdom
Een rijkdom in zichzelf, wanneer aan dien arbeid ook
de hoogste kroon ontbrak, het bewustzijn: „Je schept
voor diegenen, die na je komen, voor je kinderen
renteloos voorschot van f 500, terwijl een bedrag van
1250, welke ter bestrijding der oprichtingskosten ver
strekt werd, pro memorie op de balans geboekt staan.
Alle pogingen stelde' het bestuur in het werk, om
belanghebbenden nog meer tot deelneming te bewegen;
het hoopt vooral, dat meer kaasfabrieken zullen toetre
den. Het bestuur van den Bond van Zuivelfabrieken in
Noord-Holland werkt in deze zooveel mogelijk mee. De
houding van den groothandel in het algemeen werkt nog
belemmerend op de toetreding van vele kaasproducen
ten, die zelf wel overtuigd zijn van de noodzakelijk
heid, dat er wat gedaan moet worden, om een gezonden
toestand in het leven te roepen. Een onderzoek bij tal
van kaaskoopers ingesteld naar hun oordeel over kaas-
contróle en naar hun bereidwilligheid om mede te wer
ken het stempelen te bevorderen, gaf geen gunstige
resultaten.
Hoewel het merken nog niet verplicht is gesteld, is
toch reeds menige stapel kaas met het merk voorzien
(de letter V in een zeshoek) op de Alkmaarder markt
tegen bevredigenden prijs verhandeld en heeft dus
menige gestempelde Edammer den weg naar den consu
ment reeds gevonden.
Witarom de dames fietsen.
(Naar „Jugend".)
De eerste fietst, daar zij te rond is,
De tweede, daar zü te gezond is,
De derde weder, daar ze krank is,
De vierde, daar ze veel te slank is,
De vijfde om 'tcostuum te dragen,
De zesde om een vriendin te plagen.
De zevende omdat het „net" is,
De achtste, wijl haar man te vet is,
De negende, daar zij wel mee moet,
De tiende, daar de negend 'took doet,
De elfde om de lui te bluffen.
De twaalfde om niet thuis te suffen,
De dertiende, wijl zij een fiets heeft,
De veertiende, daar ze anders niets heeft,
De vijftiende, om iets te beginnen,
De zestiende om tijd te winnen,
De zeventiende om wat te geuren,
De achttiende om eens frisch te kleuren,
De negentiende om de heeren.
De twintigste om zich te amuseeren;
En 't is de vraag nog, naar ik meen
Vindt men op twintig zoo wel één
Hoogwoud.
Door de Commissie voor de Floralia'tentoonstelling is
bepaald, dat de tentoonstelling zal worden gehouden
van 18 tot en met 20 September a.s.
Den 17 September moeten de planten ingezonden
worden in de kolfbaan van den heer P. Has, waar
dien zelfden avond door de h.h. H. de Boer alhier en
J. Koorn Dz. te Aardswoud en L. Scholte te Spanbroek
zal worden uitgemaakt, wie voor een prijs in aanmerking
zal komen.
De tentoonstelling zal Vrijdagavond 18 September a.s.
geopend worden en de opgekomenen zullen zich dan
kunnen vergasten aan een paar blijspelletjes,die opgevoerd
zullen worden door de onlangs opgerichte rederijkers
kamer „Phoenix", muziek van den harmonica-virtuoos
Jb. Kelder en eenige voordrachten van Mej. T. Saai en
den heer C. Dekker, beiden alhier.
De heer Jb. Kelder zal ook Zondagmiddag optreden
voor de bezoekers der tentoonstelling.
Maandagavond wordt hetzelfde programma opgevoerd,
waarna sluiting zal volgen.
Wellicht zal ook nog een verloting worden gehouden
van planten.
Hoogwoud.
De ijk en herijk, welke dit jaar moet plaats hebben,
is voor deze gemeente bepaald op Vrijdag 18 September
a.s. van 8—12 uur v.m. en van 1—2 uur n.m. voor de
bewoners van Hoogwoud, op Vrijdag 18 September a.s.
van 2—4 uur n.m. voor de bewoners van Aartswoud,
op Zaterdag 19 September a.s. van 1—3 uur n.m. voor
de bewoners van de Langereis en de Weere.
Een heele reis per fiets.
Men schrijft uit Heerenveen:
We ontmoetten Maandag een jongen Duitschen
student in de medicijnen te Passau (Beieren), die een
fietstocht maakte. Voor ruim 2 weken was hü uit
Passau gepeddeld, over Munchen, de Bodensee naar
Bazel, van daar over Straatsburg naar Brussel, Amster
dam. Hij was vandaar met de Holland—Friesland lijn
naar Lemmer gereisd en naar hier getrapt.
Zjjn doel was Groningen te bereiken en dan over
Bremen, Berlijn, Dresden, Weenen naar huis terug te
fietsen. Hü hield aanteekening van het door hem afge
legde aantal kilometers; hier bedroeg het byna 1800
K.M. en dat zulk reizen niet duur is, bewezen zün uit
gaven, de reis had hem tot hier 130 M. f78 gekost.
Per dag ongeveer f4; alles inbegrepen.
Een andere lezing.
Aan de Tel. hebben we dezer dagen een bericht ont
leend, waarin gemeld werd, dat een gezelschap, waar
onder een Amsterdamsche advocaat en procureur en
een leeraar aan een hoogere burgerschool, bij den
officier van justitie een klacht hadden ingediend wegens
vrü'heidsberooving en bedreiging, tegen een caféhouder te
Blaricum.
Deze, de heer J. Verver, schrüft aan de Tel., dat
de zaak zich als volgt heeft toegedragen.
Een gezelschap van 5 dames en 4 heeren bezochten
het Paviljoen Blaricum (niet Hotel Verver), hadden con
sumptie by zich en bestelden een gedekte tafel met
servies. Eenige vertering tot een bedrag van f 1.60
en kindskinderen.'
Het moest wel laat geworden zijn. Daar hoven in
de inspeeteurswoning werd liet licht uitgedaan. Daar
kwam nog eenmaal de knecht, die de nachtwacht had,
met zijn kleine lantaarn langzaam den hof langs ge
stapt; de smalle lichtschijn lichtte scherp en smal over
de sneeuw. Nu verdween ook hij. Er was nu een
diep. stilte. Somwijlen drong zelfs het zacht rinkelen
van oen ketting in den stal tot lirich door. Plotseling
schrikte hij en kromp ineen. De deur achter hem
was opengegaan.
En in het oogenblik, dat hij zich omdraaide, hing
Sidi reeds aan zijn borst, omklemde hem met beide
armen, rukte zijn hoofd naar zich toe en zocht naar
zijn lippen. Zij was in haai' nachtkleed. Het haar
was losgemaakt en omgaf haar als een schitterenden
roodbruinen mantel Haar oogen waren als kolen vuur.
..Erich lief best kereltje zoo fluisterde het aan
zijn oor. En haar stem beefde en haar gansche lichaam
trilde en schokte
Hij wilde haar zacht van zich afduwen. Maar haar
armen omspanden hem nog vaster. Steeds weer kuste
zij hein. Steeds weer {luisterden haar lippen: „Ik was
zo Lmg alleen ik had zulk een verlangen Erich
siees goed en lief voor mij."
Het werd tegen zijn wil een wringen, tot hij vrij
was. Tot zij luid snikkend iu een stoel lag met schok
kende schouders.
Eu h.ij stond voor haar. Hij keek rustig en kalm
apar haar echte tranen. En in zijn ziel kreeg hij mede
Tijden met haar.
Daar geloofde hij zooeven alles te hebben over
dacht en overwogen en overlegd, en nu stond hij
plots hulpeloos voor alles. Tevergeefs sprak hij met
naar, kalm en goedig en wist toch. dat zij zijn rust
slechts als een gelaten versmaden, zijn goedheid als
verstokte huichelarij opvatten zou. Hij wist, dat het
hem nimmer zou gelukken, haai' duidelijk te maken,
wat hem van haar zoo geheel, zoo troosteloos vervreemd
had, dat elke gemeenschap tusschen haar en hem on
mogelijk was geworden, ja een ontheiliging van zijn
gevoelens.
Zij weende en snikte en elk gestameld woord dat
daartusschen. van haar lippen kwam, Uxfiide hem weer
opnieuw, dat zij hem nooit zou begrijpen. „Ben ik
dan zoo leelijk geworden?" „Anderen ja an
deren, die vinden mij nog steeds mooi!" Dan lachte
zij weer bitter, „dat heeft men ervan, als men een
fatsoenlijke vrouw wordt en dan snikte zij weer:
„Een beetje liefhebben, kereltje maar een klein
beetje
Hij had medelijden met haai'. Maai; hoe langer en
hoe hartstochtelijker zij had en smeekte, hoe meer
het medelijden vervloog. Dit gevoel van medelijden
werd overstemd door een ander: het gevoel van hare
onwaardige natuur. Minderwaardig ook nu. Want zij
klaagde niet over de verloren Liefde van haar man,
zij klaagde over den verloren minnaar.
Plotseling droogde zij haar tranen. Zij staarde hem
een oogenblik met bliksemende oogen aan, en dan
sprong zij op, hlaar gelaat was verwrongen, zij hief
de vuisten omhoog en slingerde hem het woord in
het gelaat dat geen vergeten en vergeven mogelijk maak
te „Wat haat ik haar Jouw bleeke Heilige, die
zoete Marga dat valsche wijf, dat mij jouw liefde
ontstolen heeft!"
Het was als een slag, maar de slag was mis. Eenige
weken geleden zou hij hem in het hart hebben ge
troffen, maar nu gleed hij van hem af. En ook dankte
hij het in deze seconde Marga, dat hij Sidi rustig in de
oogen kon zien. dat hij haar kalm. maar met snij
dende scherpte kon antwoorden: „Je dwaalt! Het ver
lies mijner liefde heb je jezelf te wijten. Maar ik ver
bied je hooi' jeik verbied je, den naam van
Marga ooil weer in mijne tegenwoordigheid op te
noemen!"
En de dagen verliepen.
Sidi was een week lang de beleedigde. Niet als de
diepbeleedigde vrouw, maar als een bestraft kind. Het
was niet anders, zij kon de breuk, kon de diepe kloof
die er tusschen haar eii haai' man was gekomen niet
begrijpen. Zooals kinderen denken, zoo ook dacht zij
„liet zal wel weder goed worden zoo'n wonderlijke
heilige Hij moet weer goed worden ik heb hem
immers toch geen kwaaa gedaan?"
Zij was ondanks alles wat er nu gebeurd was, min
der bezorgd dan in de dagen op Sicilië. Toen was
Erich zoo verbazend opgewonden geweest, nu was hij
kalm. was daarbij zoo aardig en voorkomend tegen
over haar.
„Het zal wel weer in orde komen," dacht zij van
dag tot dag.
En toen haar Jbooze hoofd en haar pruilen niet
schenen te hielpen, begon zij haar oude kunstje, dat
nog nooit gefaald had. Zij begon met haar man te
eoquetteeren, was vroolijk en babbelde alsof er niets
was gebeuid, maakte zich mooi voor hem, wilde hem
opnieuw veroveren, zooals men een afgekoeldien aan
bidder opnieuw in zijn netten vangt. „Lieve hemel,
hij is een weinig afgedwaald en neemt alles dadelijk
zoo verbazend tradisch op. Hij ziet overal spoken en
gevaren. Dat zal wel overgaan. Een man kan toch
niet naast een mooie vrouw leven zonder te verlan
gen naar haar liefkoozingen. Slechts mooi moet ik zijn,
en lief moet ik zijn, en een weinig geduld moet
ik hebben."
„Het zal wel weer goed worden dacht zij van
dag tol dag en speelde comedie.
(Wordt vervolgd.)