CANTATE De heilige Sebastiaan. Donderdag 10 Sept. 1908. 52e Jaargang. No 4594. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. voor het veerti^jnrig feest onzer llarinoniekapel. —o - I. Toen de mensch uit 't slof verheven Tol beheerscher werd van daard. Schonk zijn God ten eeuw'gen leven Hem een ziel, den eng'len waard. In die ziele Gods vol luister Gloeid' een held're hemelvonk, Die het aardsch bestaan zoo duister Lichtglans, gloed en leven schonk. Hoe zij heet. die hemelspranke, Vonk van 't heilig mysterie? Saamgeval in ééne klanke Heel de-mensch haar: poëzie. Z'uil zich, deze gaaf, in lijnen En in beelden, kleuren, taal. Heel ze één, in haar verschijnen Schept ze vormen, duizendmaal. Zuil zich, deze gaaf. in klanken; Z uit zich 't hoogst, de poëzie, t Zij bij bidden, '1 zij bij danken, in een stroom van melodie. Van der menschheid eersl bdginne Klonken klanken uil het hart Oud is 't jub'lend lied der minne, Oud is t klagend lied der smart. Melodie verwon de volken Wijl z'als poëzie verscheen En die 't hoogst wist te vertolken Door de heele wereld heen. Zoo verwon z'ook "t verre Noorden, 't Harte van West-Frieslands Roos. Melodie voor haar accoorden Blijvend hier een tempel koos. Tempel voor het openbaren Van de hoogste poëzie Heden is ze het veertig jaren: Onzer stede Harmonie. II. Eere den mannen, Die 't rekenden plichte Hier voor Apollo Een zetel te stichten. J uichende woorden En jub'lende klanken, Schoone accoorden Hen huldigend danken. Eere den mannen, Die 't rekenden plichte Hier voor Apollo Een zetel te stichten. Dankende harten Hen heden gedenken, I xiflied en eere En huldiging schenken. 't Eerste de dienaars Der edele kunste, I Strevend en zoekend Apollo ten gunste. Maar ook wien tonen Zoo dikwijls bekoorden Mengen in 't loflied Hun dankende woorden: Eere den mannen, Die 't rekenden plichte Hier voor Apollo Een zetel te stichten. III. Aan het geestesoog voorbij Gaat in bonte beeldengroepen, Schagen heet West-Frieslands Roos, omdat het wapen der gemeente een roos is en de plaats lang niet de minste is onder hare West-Friesehe zusteren. EEN HUWELIJKSGESCHIEDENIS HANS VON ZOBELTITZ 21. En nu kwam Sidi en op eens, nog voor hij oog in oog tegenover haar stond, nog voor hij hare stem hoorde, wist hij het: een levend mensch laat zich niet maar uit het grootboek van het leven door- haleu als een cijfer! Dat vermag geen wensch en ook geen wil! En indien ad de een den ander nog zoo vreemd, nog zoo onverschillig geworden is, al lijkt li ij hem een nul: evenals de nul in verbinding met andere cijfers een groot getal wordt, zoo kan ook die w» ggecijferde mensen in de kleine ruimte van het dagetijksuh tezamen-zijn een drukkende last des levens worden. Erich luid nog enkele uren van alleen-zijn tot zijne beschikking. Hij liep het besneeuwde park in, wan delde tusschen de rechte taxis-hagen op en. neer, steeds weer denzelfden weg. Hij moest de gedachte aan vluch ten met geweld terneer drukken. Eu toen hij zoo yer was, trok hij voor zich en voor zijue vrouw de grens lijn van hun toekomstig leven. Zóo kon hij, uiterlijk geheel kalm, Sidi de hand reiken, toen de slede voor de slotpoort stilhield. De groote lantarens brandden en het licht viel op haar gelaat. Zij zag er een beetje verdrietig uit, wat teleurgesteld. ,,Ik dacht, dat je me wel van den trein zond! hebben afgehaald zeide zij. Doch toen sprong zij vlug uit de slede en lachte vroolijk: „Maar... het hindert niet, schat! De hoofdzaak is. dat je gezond bent. Jadaar ben ik weerOch, daar is ook de juffrouw Lieve juffrouw, nu gauw wat warms, al kostte het duizend gulden of al was het maar een eiergrOg. Hemel nog toe, is dat een kou I n daarna was het alles, zooals het eenige maan den geleden geweest was. Toen in den voorherfst en nu in den winter. Hij zat met zijn vrouw in de eetkamer aan de gedekte tafel, en zij praatte en praatte en hij hoorde niets anders dan onbeduidendheden. Daar was nu deze vrouw zoo langzaam mogelijk van Sicilië af gereisd, had in Napels, in Rome. in Florence, in Milnchen halt gehouden, en nu praatte zij erover, Uit t verleden opgeroepen, t Leven onzer Harmonv. t Spreekt van zorgen en van strijd, \an bescliamuig en victorie, au ontmoediging en glorie, Eerbetoon en dankbaarheid. Dankbaarheid aan heet de schaar, Die naai' t voorbeeld onzer slede Gaven, krachten gaarne mede Offerde op t kunstaltaar. Gloriekrans der Harmonie Prijkt het honderdmaal vertolken Van liet werk der kunst den volke Ln accoord en melodie. t Eermetaal, dat z'eens ontving Doet van haai' victorie spreken, t Was een spoorslag meer ais teeken, Dat z 't goede pad beging. Voor het oog van onzen geest Ook beschaming, zorg verschijnen Maai' als vluchtend weer verdwijnen Noor den glans van 't blijde feest. In dien glans ten voorgrond Ireèn Harmonies bekwame leiders, Die als kloeke, wakk're strijders Voerden haar ten glorie neen. Hun een woord van lol gewijd, Lof in hoog gestemd accoorden, Dank in huldigende woorden, Eereplaats in t hart bereid. Eereplaatse bovenal Schouten, den zoo hoog vereerde, Die bezielde en regeerde lot de dood zijn leven stal. IV. Zachtkens ruische onze bede Als een zoete poëzie Ruste, ruste hij in vrede, Leidei eens der Harmonie. Zie, zijn ziele is gevaren Naai' den oorsprong van de vonk, Die zijn euk'le aardsehe jaren Lichtglans, gloed en leven schonk. In zijn lichaam, broos geweven, Gloeide 't vuur der poëzie, Dat zich uitte heel ziju leven ln een stroom van melodie. Dankbaar' willen wij liem loven, Bloemen strooien op zijn graf. Nimmer zal de lichtkrans dooven, Die zijn werk zijn name gaf. Nam de aard zijn stoff'lijk wezen, Blijvend is zijn poëzie, Die er klinkt in d onvolprezen Parels onzer Harmonie. Harmonie zijn werk, zijn name Als een heilig goed bewaar! Schouten was tiaar al tezamen: Leidei' vriend en kunstenaar. Zachtkens r uische onze bede „Ruste, ruste hij in vrede." V. Past fxet 't heden een danklied te wijden, Hulde te brengen aan 't wijkend verleen, 't Wil ook de blikken naai' 't volgende leiden, Naai' het nog duistere komende heen. 't Duistere komende, dat echter gouden Strale uit 't zonnige heden verblijdt, 't Heên, dat het heilige vuur heeft behouden, t Heilige vuur uit den jongeren tijd. Helder de toekomst! O, moge het blijken, Brengende vreugde aan leider en koor. Helder ze zijn zal en schitterend prijken Scheukt ze de beê van het heden gehoor. Reine gevoelens verwekken d'accoorden Ginder als nu bij de luistrende schaar, Scljare, wier dankende, wenschende woorden Opgaan met d'onze aan Skuldes altaar. Krcne der stede ge hoort het verkonden Blijv' ge, Kapel, in een stijgenden gloed, 't Heil U uit kelen en koperen monden Klinkt U ten bede, ten feestlijken groet: Tempel voor het openharen. Van de hoogste poëzie, Heil U.! Heil Utal van jaren Heil U Schager Harmonie Schagen, 2.9.08. M. VISSER. Skuld schikgodin der toekomst. De moordaanslag; in de Marnixstraat te Amsterdam. Zaterdag werden voor den rechter-comraissaris de ge- tuigen in deze zaak gehoord. Het getuigenverhoor leverde niets bijzonders op, alle gedagvaarden legden dezelfde verklaringen als voor den politie-commissaris j af. Hot verhoor van Kruyger onderscheidde zich echter in zooverre van dat van vroeger afgenomen verhooren, dat Kruyger zjjn aanrander thans dadelijk en pertinent herkende. De tweede getuige, de 16-jarige Van Schaik, bleef bij zijn reeds afgelegde verklaringen en herkende in den verdachte den bakkersknecht, die in den vroegen i morgen zoo snel was weggereden, na uit den kruide nierswinkel te voorschijn te zijn gekomen. De derde getuige was de heer J. v. N. Deze had den bakkers knecht wel niet in het gelaat kunnen zien, doch ver klaarde dat bij aan houding, lengte en voorkomen van den verdachte, in den arrestant den gezochte herkende. Tijdens het verhoor van den heer v. N. werd de ver dachte plotseling zeer zenuwachtig en veranderde van houding. Tot dusverre had hij zijn rol van onschuldige volgehouden, doch het schijnt, dat de 9tellige verklarin gen van Kruyger hem tot nadenken hebben gebracht. Hij verzocht tijdens het verhoor van den heer v. N., den rechter-commissaris mr. Hamstra even onder vier oogen te mogen spreken. Den heer v. N. werd daarom verzocht het vertrek te verlaten. Een kwartier lang duurde het onderhoud tusschen den rechter-commissa ris en den verdachte. Daarna deelde men den heer v. N. mede, dat hem geen verder verhoor zou worden af genomen. Nog vier getuigen moesten worden gehoord, dóch ook dezen konden gaan. Het bleek dat de ver dachte bakkersknecht bekend had de daad te hebben verricht. Door den trein gedood. Op de spoorbaan bij de Derde Kade te Gouda is Maandagmorgen de 33-jarige kellner A. Menete, wonen- de aldaar, door een trein overreden en onmiddellijk ge dood. De ongelukkige laat een vrouw met twee kin deren onverzorgd achter. Jeugdige onderwijzer en vlngge leerlinge. Het „Nieuwe Schoolblad" schrijft: Een meisje van 12$ jaar, wonende in Deu Haag, ver wierf dezer dagen het diploma voor de stenografie (systeem Stolze-Wery). Haar leermeester was haar 14-jarige broeder, die op zijn 12e jaar gediplomeerd werd en zijn opleiding had ontvangen van zijn vader, niet-onderw ijzer. Oudesluis. De schipper van Oudesluis op Alkmaar zou Zondag nacht een paard van R. Slikker met zijn schip naar Alkmaar vervoeren. Om half twee dien nacht kwam hij het paard halen. Het bleek toen gestolen te zijn. De dader wordt gezocht. Winkel. Beroepen bij de Ned. Herv. Gemeente alhier de heer Ds. B. Nieuwburg te Schoondüke. Anna Paulowna. Zaterdagavond trad in „Veerburg" alhier, voor eene stampvolle zaal op de heer Jacob Kelder van Purme- rend. De hooge verwachting, die men van zijn spel koesterde, werd niets beschaamd, eer overtroffen. Wat heerlijke muziek wist de speler uit zyn instrument, de harmonica, te halen! Doodstil was het in de zaal als... zijne duim over de toetsen gleed; want niet zijne vingers dienden hem: het waren top en gewrichtsplaatsen tusschen de vinger kootjes, wonder sterk binnenwaarts ontkomende, waar mede hij zijn instrument bespeelde. Hoe indrukwekkend klonk het „Ave Maria", hoe juist geteekend was zijn „Cavalleria Rusticana" (het stuk, waarmede hij den hoogsten prijs te Amsterdam behaalde), hoe wonder schoon de ouverture uit „Wilhelm Teil" en uit, „de Troubadour". Wist men het niet beter, men zou gemeend hebben, een vol orkest te hooren, dank zjj mede de deugdelijkheid der harmonika. Wat anders zoo ergert tijdens eene muziekuitvoering, gepraat, gelach en andere ongepaste luidruchtigheid, daarvan thans geen spoor: de aandacht bleef den geheelen avond onver deeld, zelfs als een vroolijke potpourri zoo nu en dan den ernst onderbrak. Het was een avond van kunstgenot en wij kunnen ieder ten sterkste aanraden, zoo de gelegenheid zich voordoet, dezen kunstenaar te gaan hooren. Anna Paulowna. Zondag 6 September brak ongeveer 12 uur in den ochtend brand uit in de woning van den heer Jb. Pran ger aan den Stoomweg alhier. De vlammen namen zóó snel toe, dat de brandspuit, die ter plaatse aanwe zig was, niets kon uitrichten en weldra lag alles in puin. Niets is gered. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. Alles was verzekerd. Kaascontrólestation Voord-Hol land. Aan het verslag van het kaascontrölestation Noord- Holland over het tijdvak 1907 -1908 ontleenen we het volgende Waren het vorige jaar 1 Aug. 31 boerderijen en 4 fabrieken aangesloten, op 1 Aug. j.1. waren 27 kaas boeren en 4 fabrieken lid. Over 1907 werd een rijks subsidie van f 400 en een provinciaal subsidie van f 1000 ontvangen Om op een voldoende wijze in het buiten land bekendheid aan de zaak te geven, hetgeen door het stuur noodzakelijk geacht wordt, is meer subsidie noodig, die dan ook bij het rijk is aangevraagd. De Hol!. Maatsch. van Landbouw verleende opnieuw een dat zij in "Napels een ellendig hotel had gehad, dat in Rome in den Sala Margherita, juist Otero was op getreden, dat zij in München iu de Hofbrouwerij ge weest was, daL eene gravin X in het hotel 1 een wondennooien hoed zóó groot gedragen had. dat de eoupéfs nu overal veel te warm waren Daartusschen at en dronk zij, lachte en verleide allerlei dingen over' haar persoonlijk succes, over de huldigingen dhe haar gebracht waren en van een ver - bazend pikanten Italiaan in Napels, die oogen had opgezefi neen, zóó groot! en van een langen Engelsch- niun die ha ar van Rome af was nagereisd„ja, ja, ventje jou Sidi heeft altijd aanbidders. Wat deed ze hem pijn met dat woord. En wat stonden hem al die duigen tegen, wat een kleine ijdelheden, die alleen "werden uitgespeeld tegenover zijn betoonde onverschilligheid. En daartusschen steeds die halfom- sluierde listige blikken, die hem in de oogen poog den te zien Naai' Marga vroeg ze eerst niet en dat was liet eenige. waarvoor hij haar bijna dankbaar was. tei- wijl hij het toch tegelijk als een brutaliteit ondervond. Vlaai' de avond zjou niet ten einde loapem zondei dat de naam van Marga tusschen hen zou yvorden genoemd. Ook dat zou hem niet bespaard blij en. Hij had na tafel afscheid van zijn vrouw genomen met de besliste miededeeling,.Ik moet werken. Suil en na de reis zal je wel zeer vermoeid zijn Hij had haar de hand gekust en was naar zijn werk kamer gegaan. De lamp op zijn schrijftafel die hem den laalsten tijd zoon vriendelijk schijnsel bij zijn werk had ge geven, brandde voor niemendal. De boeken en papie ren, die Reder had gebracht, bleven onaangeroerd. Hij draaide rusteloos in de kamer heen en weer, wel een uur of langer, en zijn gedachten gingen ook her en dei'. Gingen met hem. trokken in de verte en keerden weder in de engte van het heden, dat nu vlak voor hem lag, terug. In dit leven, dat geen meuw' gebeuren meer kon brengen, maar alleen een dagelijkscn nieuw lijden. Hij verzette zich niet meer tegen het noodlot en hii zag geen slerre van hoop meer aan den horizont. Hij was rustig en gelaten. En dat slechts wens elite hij zich: dat deze starre en strakke rust zijner ziel niet werd gestoord. Tenslotte stond hij aan het venster en keek m den nacht naai' buiten, n;«ar de boerderij die in de sneeuw lag, naar het lange front der stallen, naai hel kleine inspecteurshuis. waarin nog een enkel venster helder was verlicht. Daar zou de oude Reder zitten bij zijn plannen. Ja, de arbeid' Dat was hel eenige, wal ook hem overbleef! En het was toch ook een rijkdom Een rijkdom in zichzelf, wanneer aan dien arbeid ook de hoogste kroon ontbrak, het bewustzijn: „Je schept voor diegenen, die na je komen, voor je kinderen renteloos voorschot van f 500, terwijl een bedrag van 1250, welke ter bestrijding der oprichtingskosten ver strekt werd, pro memorie op de balans geboekt staan. Alle pogingen stelde' het bestuur in het werk, om belanghebbenden nog meer tot deelneming te bewegen; het hoopt vooral, dat meer kaasfabrieken zullen toetre den. Het bestuur van den Bond van Zuivelfabrieken in Noord-Holland werkt in deze zooveel mogelijk mee. De houding van den groothandel in het algemeen werkt nog belemmerend op de toetreding van vele kaasproducen ten, die zelf wel overtuigd zijn van de noodzakelijk heid, dat er wat gedaan moet worden, om een gezonden toestand in het leven te roepen. Een onderzoek bij tal van kaaskoopers ingesteld naar hun oordeel over kaas- contróle en naar hun bereidwilligheid om mede te wer ken het stempelen te bevorderen, gaf geen gunstige resultaten. Hoewel het merken nog niet verplicht is gesteld, is toch reeds menige stapel kaas met het merk voorzien (de letter V in een zeshoek) op de Alkmaarder markt tegen bevredigenden prijs verhandeld en heeft dus menige gestempelde Edammer den weg naar den consu ment reeds gevonden. Witarom de dames fietsen. (Naar „Jugend".) De eerste fietst, daar zij te rond is, De tweede, daar zü te gezond is, De derde weder, daar ze krank is, De vierde, daar ze veel te slank is, De vijfde om 'tcostuum te dragen, De zesde om een vriendin te plagen. De zevende omdat het „net" is, De achtste, wijl haar man te vet is, De negende, daar zij wel mee moet, De tiende, daar de negend 'took doet, De elfde om de lui te bluffen. De twaalfde om niet thuis te suffen, De dertiende, wijl zij een fiets heeft, De veertiende, daar ze anders niets heeft, De vijftiende, om iets te beginnen, De zestiende om tijd te winnen, De zeventiende om wat te geuren, De achttiende om eens frisch te kleuren, De negentiende om de heeren. De twintigste om zich te amuseeren; En 't is de vraag nog, naar ik meen Vindt men op twintig zoo wel één Hoogwoud. Door de Commissie voor de Floralia'tentoonstelling is bepaald, dat de tentoonstelling zal worden gehouden van 18 tot en met 20 September a.s. Den 17 September moeten de planten ingezonden worden in de kolfbaan van den heer P. Has, waar dien zelfden avond door de h.h. H. de Boer alhier en J. Koorn Dz. te Aardswoud en L. Scholte te Spanbroek zal worden uitgemaakt, wie voor een prijs in aanmerking zal komen. De tentoonstelling zal Vrijdagavond 18 September a.s. geopend worden en de opgekomenen zullen zich dan kunnen vergasten aan een paar blijspelletjes,die opgevoerd zullen worden door de onlangs opgerichte rederijkers kamer „Phoenix", muziek van den harmonica-virtuoos Jb. Kelder en eenige voordrachten van Mej. T. Saai en den heer C. Dekker, beiden alhier. De heer Jb. Kelder zal ook Zondagmiddag optreden voor de bezoekers der tentoonstelling. Maandagavond wordt hetzelfde programma opgevoerd, waarna sluiting zal volgen. Wellicht zal ook nog een verloting worden gehouden van planten. Hoogwoud. De ijk en herijk, welke dit jaar moet plaats hebben, is voor deze gemeente bepaald op Vrijdag 18 September a.s. van 8—12 uur v.m. en van 1—2 uur n.m. voor de bewoners van Hoogwoud, op Vrijdag 18 September a.s. van 2—4 uur n.m. voor de bewoners van Aartswoud, op Zaterdag 19 September a.s. van 1—3 uur n.m. voor de bewoners van de Langereis en de Weere. Een heele reis per fiets. Men schrijft uit Heerenveen: We ontmoetten Maandag een jongen Duitschen student in de medicijnen te Passau (Beieren), die een fietstocht maakte. Voor ruim 2 weken was hü uit Passau gepeddeld, over Munchen, de Bodensee naar Bazel, van daar over Straatsburg naar Brussel, Amster dam. Hij was vandaar met de Holland—Friesland lijn naar Lemmer gereisd en naar hier getrapt. Zjjn doel was Groningen te bereiken en dan over Bremen, Berlijn, Dresden, Weenen naar huis terug te fietsen. Hü hield aanteekening van het door hem afge legde aantal kilometers; hier bedroeg het byna 1800 K.M. en dat zulk reizen niet duur is, bewezen zün uit gaven, de reis had hem tot hier 130 M. f78 gekost. Per dag ongeveer f4; alles inbegrepen. Een andere lezing. Aan de Tel. hebben we dezer dagen een bericht ont leend, waarin gemeld werd, dat een gezelschap, waar onder een Amsterdamsche advocaat en procureur en een leeraar aan een hoogere burgerschool, bij den officier van justitie een klacht hadden ingediend wegens vrü'heidsberooving en bedreiging, tegen een caféhouder te Blaricum. Deze, de heer J. Verver, schrüft aan de Tel., dat de zaak zich als volgt heeft toegedragen. Een gezelschap van 5 dames en 4 heeren bezochten het Paviljoen Blaricum (niet Hotel Verver), hadden con sumptie by zich en bestelden een gedekte tafel met servies. Eenige vertering tot een bedrag van f 1.60 en kindskinderen.' Het moest wel laat geworden zijn. Daar hoven in de inspeeteurswoning werd liet licht uitgedaan. Daar kwam nog eenmaal de knecht, die de nachtwacht had, met zijn kleine lantaarn langzaam den hof langs ge stapt; de smalle lichtschijn lichtte scherp en smal over de sneeuw. Nu verdween ook hij. Er was nu een diep. stilte. Somwijlen drong zelfs het zacht rinkelen van oen ketting in den stal tot lirich door. Plotseling schrikte hij en kromp ineen. De deur achter hem was opengegaan. En in het oogenblik, dat hij zich omdraaide, hing Sidi reeds aan zijn borst, omklemde hem met beide armen, rukte zijn hoofd naar zich toe en zocht naar zijn lippen. Zij was in haai' nachtkleed. Het haar was losgemaakt en omgaf haar als een schitterenden roodbruinen mantel Haar oogen waren als kolen vuur. ..Erich lief best kereltje zoo fluisterde het aan zijn oor. En haar stem beefde en haar gansche lichaam trilde en schokte Hij wilde haar zacht van zich afduwen. Maar haar armen omspanden hem nog vaster. Steeds weer kuste zij hein. Steeds weer {luisterden haar lippen: „Ik was zo Lmg alleen ik had zulk een verlangen Erich siees goed en lief voor mij." Het werd tegen zijn wil een wringen, tot hij vrij was. Tot zij luid snikkend iu een stoel lag met schok kende schouders. Eu h.ij stond voor haar. Hij keek rustig en kalm apar haar echte tranen. En in zijn ziel kreeg hij mede Tijden met haar. Daar geloofde hij zooeven alles te hebben over dacht en overwogen en overlegd, en nu stond hij plots hulpeloos voor alles. Tevergeefs sprak hij met naar, kalm en goedig en wist toch. dat zij zijn rust slechts als een gelaten versmaden, zijn goedheid als verstokte huichelarij opvatten zou. Hij wist, dat het hem nimmer zou gelukken, haai' duidelijk te maken, wat hem van haar zoo geheel, zoo troosteloos vervreemd had, dat elke gemeenschap tusschen haar en hem on mogelijk was geworden, ja een ontheiliging van zijn gevoelens. Zij weende en snikte en elk gestameld woord dat daartusschen. van haar lippen kwam, Uxfiide hem weer opnieuw, dat zij hem nooit zou begrijpen. „Ben ik dan zoo leelijk geworden?" „Anderen ja an deren, die vinden mij nog steeds mooi!" Dan lachte zij weer bitter, „dat heeft men ervan, als men een fatsoenlijke vrouw wordt en dan snikte zij weer: „Een beetje liefhebben, kereltje maar een klein beetje Hij had medelijden met haai'. Maai; hoe langer en hoe hartstochtelijker zij had en smeekte, hoe meer het medelijden vervloog. Dit gevoel van medelijden werd overstemd door een ander: het gevoel van hare onwaardige natuur. Minderwaardig ook nu. Want zij klaagde niet over de verloren Liefde van haar man, zij klaagde over den verloren minnaar. Plotseling droogde zij haar tranen. Zij staarde hem een oogenblik met bliksemende oogen aan, en dan sprong zij op, hlaar gelaat was verwrongen, zij hief de vuisten omhoog en slingerde hem het woord in het gelaat dat geen vergeten en vergeven mogelijk maak te „Wat haat ik haar Jouw bleeke Heilige, die zoete Marga dat valsche wijf, dat mij jouw liefde ontstolen heeft!" Het was als een slag, maar de slag was mis. Eenige weken geleden zou hij hem in het hart hebben ge troffen, maar nu gleed hij van hem af. En ook dankte hij het in deze seconde Marga, dat hij Sidi rustig in de oogen kon zien. dat hij haar kalm. maar met snij dende scherpte kon antwoorden: „Je dwaalt! Het ver lies mijner liefde heb je jezelf te wijten. Maar ik ver bied je hooi' jeik verbied je, den naam van Marga ooil weer in mijne tegenwoordigheid op te noemen!" En de dagen verliepen. Sidi was een week lang de beleedigde. Niet als de diepbeleedigde vrouw, maar als een bestraft kind. Het was niet anders, zij kon de breuk, kon de diepe kloof die er tusschen haar eii haai' man was gekomen niet begrijpen. Zooals kinderen denken, zoo ook dacht zij „liet zal wel weder goed worden zoo'n wonderlijke heilige Hij moet weer goed worden ik heb hem immers toch geen kwaaa gedaan?" Zij was ondanks alles wat er nu gebeurd was, min der bezorgd dan in de dagen op Sicilië. Toen was Erich zoo verbazend opgewonden geweest, nu was hij kalm. was daarbij zoo aardig en voorkomend tegen over haar. „Het zal wel weer in orde komen," dacht zij van dag tot dag. En toen haar Jbooze hoofd en haar pruilen niet schenen te hielpen, begon zij haar oude kunstje, dat nog nooit gefaald had. Zij begon met haar man te eoquetteeren, was vroolijk en babbelde alsof er niets was gebeuid, maakte zich mooi voor hem, wilde hem opnieuw veroveren, zooals men een afgekoeldien aan bidder opnieuw in zijn netten vangt. „Lieve hemel, hij is een weinig afgedwaald en neemt alles dadelijk zoo verbazend tradisch op. Hij ziet overal spoken en gevaren. Dat zal wel overgaan. Een man kan toch niet naast een mooie vrouw leven zonder te verlan gen naar haar liefkoozingen. Slechts mooi moet ik zijn, en lief moet ik zijn, en een weinig geduld moet ik hebben." „Het zal wel weer goed worden dacht zij van dag tol dag en speelde comedie. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5