I'
«a-3-^-s-a ras SÏÏ-
j&'sïrï.w
ssa t r.7, sgL*
AfflsteröamscliB Brieven.
IMS Zffir'Ü «SAST
Si «ïïr»»,, «ind «old» ooomoh»,»». VOO. zu,k .om, d
Zondag 20 Sept. 1908.
52e Jaargang. No 4397.
DERDE BLAD.
Kees de kantoorknecn telkens, met /oodal 'n „Berlin-ramp' mei meer zou behoev
sen timen teelen weg te winnen.
Bespeurende dat er met Willem niks te beginnen
was Gooide toen eensklaps 't smeekerige over
boord. Wat-bliksems, dacht die aap van z'n jongen, dat-
ie tegen z'n vader maar alles mocht zoggen?... Had ie
zich daarvoor lamgeloopen, voor dag en dauw
Pa zat krap in de centen. Voelde nasmaak van middag
en avond-glaasjes Liet het gezag aan vaderschap
eens drukken Maar Willem lette er niet eens op.
Praatte door, driftig, krenkend, smalend zelfs
I Drie dagen nadat ie een dertie part van zijn tractement.
Omdat Greta, z'n jongere zus, met langer raar bet
atelier kon gaan met d'r oude jurk Een derde van
z'n tractement! Voor de huur en dat japonnetje,
dan, van Grela
Op het gezicht van den ontzenuwden kerel, den oude,
kwam een grijns. In zijn uitgebluschte lodderoogen
kwam iets van bestiale sluwheid
En in de groote beneden-vestibule van het gebouw
werden toen door de rauwe stem half gefluisterd
Hij wist, toen de loopknecht van t kantoor hem j paar woorden, die Willem wit deden worden als
i L ti tt i n at» A v\ m rtrn ttn in /*n nr*
In zwoele lucht
O, zoo deftig!
op den schouder tikte, wie er op 'm wachtte in de gang. doek. Een moment was 'tof hjj de handen, waar
Hij wou uitvlucht verzinnen om er zich van af-te-mak en, - de aderen op zw0n6n als blauwe koorden, zou uitstrek- ^"a<; ie' v.
maar tegelijk werden z'n wangen gloeiend van schaam- ken naar den grgsaard Maar hij hield zich in J er in Duitsd
~"A En toen pa, z'n vettig verkleurde jas dichtknoopend,
vjjf minuten later de stoep afging, speelde er een
rood.
Alsof Kees niet wist wie de bejaarde man was met
voor stap als sleepte hij een zwaren last met zich
aan de breede trap op, die naar de kantoorvertrekken
voerde
het verkleurde deukhoedje scheef op *t hoofdde groen- bestiaal grijslachje van toch b6b-ik-je om zijn lippen,
geworden demi om het dikke lgf hangendde waterige i Ljep willem, woelend door z'n haren, langzaam, stap
oogen en de opgezette wangen onder verwaarloosd -
grauw baardje
Man met poenig-meneerige wijze van doen, met
het valsch zwierige van een verloopen sujet en de imi
tatie van een „deftigheid", die grotesken indruk
maakte Hij was al driemaal op het kantoor ge
weest en Willem, de zoon, had hem ronduit gevraagd,
niet te zeggen dat-ie z'n vader was
Willem schaamde zich voor jeneverstank, aanstellerige
„meneerigheid" en vunzige plunje Van kind-af-aan
was hn anders geweest dan vader en moeder, t Stille
bleeke joggie met de strakke gelaatstrekken en de
ernstige, koel-kjj kende oogen, merkte wel meer op dan
ze wel vermoedden, toen-ie nog maar tien of twaalf
jaar oud was. Moeder hield ervah om hem met pom
made door de haren te strijken en dan te probeeren er
iets chic krulligs in te krijgen. En ze deed hem ook
wol een dasje om van schelle kleurmaakte er een
pompeus strikje van Maar Willem haastte zich om
de coiffure uit z'n fatsoen te brengen en stopte het
dasje in z'n broekzak. Als moeder hem zat te vertellen
over jongetjes, die er zoo lief, zoo deftig uitzagen^ en
die de aandacht hadden getrokken, van aanzienlijke
heeren of dames uit hoogen kring - Tjonges-nog-toe
dat kon „later te pas komen"
01 als moeder hem wou leeren snoezige buiginkjes te
maken en met mal-geaffecteerd stemmetje te praten
Hem trachtte te winnen voor haar karakterlooze,
vunz'g-oppervlakkige denkbeeldjes over „in de wereld
vooruit komen", dan verbeet kleine Wim z'n nijdig
beid Hij was bekend als een stugge, onvnndelijke
knaap. Een '„hark" van een jongen zeien ze. Moeder
werd er dikwijls genoeg woedend over. En dan praatle
zü over Willem's ontoeschietelijkheid met vader, als
die 's avonds thuis was van z'n mysterieuse scharrel
tochtjes om wat te verdienen. Pa's oogen stonden dan
lodderig en bij olk teugje, dat ie uit zijn grogglas nam,
werd z'n belangstelling flauwer, slapper.
Het gezin leefde van bronnen, die eigenlijk niemand
met juistheid kon aanwijzen. Ma had allerlei oude
„relatiën", die haar nu en dan wat toestopten. Ze hield
er agentuurtjes op na in dingen van „huishoudelijk
gebruik" en de dames, die baar uit medelijden steun
den wat van d'r kochten, did stelde ze voor als
vriendinnen en kennissen, ten minste wanneer niemand
't hoorde, dan menscbjes uit der eigen kring. Maar
tegenover die kon ze machtig-deftig doen. Praten
ver movrouw zus en freule zoo, die ze nog gisteren-
-n-dag gesproken had. O, ja, daar „kwam ze
üikwnls. En zoo iets zoggend, trok ma meteen n
gezicht, alvast beleedigd over de gedachte, dat buur
vrouw of nicht daar „iets bijzonders ln mocht vinden
En 't gebeurde ook wel eens, n enkel keertje, dat
mevrouw zus of freule zoo. bezig om te winkelen en
bedenkend dat juffrouw Steegman nog n pakje cacao
moest bezorgen, het rijtuigje liet stilhouden voor haar
deur en den knecht liet vragen oiu t maar mee te
krijgen dan hoefde juffrouw Steegman dat eind niet te
luopen. Zoo iets voerde ma in de zevenden hemel van
glorie Ze kwam vuurrood van plezier, met schitterende
F i j„f„rnnt cru?hmglach. Bui-
Hij hield woord, dien dagKwart over twaalven
was hij bij pa en ma. Zooals hij met den oude strak3
had afgesproken
Zij zat naast ma, zusje Grete. Ze fluisterden heel
druk Hij voelde dat elk vertoon van toorn, van
bedreiging, achterop zou zijn. Hjj zat haar scherp aan
te kijken, te spieden wat het bleeke gezichtje van
fijne lijnen der achttienjarige hem vertelde Vroeg
haar iets om te kunnen nagaan het leven in haar oogen.
Ze ontweek zijn blik. Was koel, onverschillig van doen.
De dankbaarheid over nieuwe japon, was al weg
Tusschen ma en hem was 't een stille, maar vinnige
strijd. Ma vocht om haar bult Als Willem's oogen
de kleine bewegelijke, stekende oogjes van moe ont
moetten, dan gloeide er hartstochtelijke haat tusschna
die twee Hij balde de vuisten om te kunnen ie-
houden de woorden, die hem naar de lippen drongen.
Nu zag hij eerst scherp en heel-duidelijk, hoe ma
stapje na stapje terrein wou. Hoe zij bez g was
het jonge teere schepseltje naast haar te vergiftigen in
de gore, vunzige zwoelheid, in de zedelijke verslapping
en 't ontmergen van karakter, waaraan zjj altijd
gewroet, gepeuterd had
Pa zat, breed uit: ua den ochtend-tocht weer spraak
zamer, genoeglijker, vroolijker geworden, in z'n arm
stoel.
Het exploit lag op de tafel. Willem voelde thans
diep, slechts z'n centen wouen ze hebben. Voor de
zooveelste maal Dan kon-ie wel gaan z'n
centen Die bij al maar gegeven had, vooraf, om
haar z'n zusje te houden van den afgrond Z'n
In zinkput, in modder poel,
éen land in éen jaar uitgeeft, wegsmijt, ver distribueert
aan 'n vloot, kan de heinel op aarde gekocht worden,
alle armoede Ie niel gedaan, elk genie lot bloei komen,
elke uitvinding onbelemmerd Ln praetijk wordeu ge
bracht. Zeeën- zouden ervoor droog gelegd, landen ont
gonnen kunnen worden. Wat met vijf honderd millioen
niet gedaan zou kunnen worden, is niet te zeggen.
tri dat geeft Engeland in éen jaar uit aan zijn
vloot, om eiken vijand d. w. z. eiken eventueelen
vijand op n afstand Ie houden.
En het streven van D'uilschl&nd, van Keizer W ilhelm
is, om niet Engeland gelijken tred te houden. Wat
het niet kan, omdat Marken nu eenmaal geringer waarde
hebben dan Ponden, en er waarschijnlijk meer Pon
den in Engeland zijn dan .Marken Ln Duilsehland; al
kunnen de vijf duizend millioen francs die hel in 70
van Frankrijk in de wacht sleepte, nog niet op zijn.
Als Duitschland die niet gehad had, zou de dure,
smakelooze Siegesallée in Berlin niet zijn aangelegd,
zou het Reichsgebaude wel wat minder pronkerig zijn
opgetrokken, zou die leelijke vergulde mallemolen-engel
bij 't Reichsgebaude niel verrezen zijn, niet zijn belee-
digeude reliefs. Als het karakter van 'n volk kan
drag tegenover 'n over-
ijand, dan is er in Duitschland ai bizonder
weinig karakter. Als Hollander heeft 't mij diep ge
griefd dien droomer-Keizer Napoleon, met zijn kinder
lijk geloof aan 'n eindelijk zegepralend recht, daar in
brons le zien afgebeeld met zijn petje in de hand
tegenover den Duitschen Keizer en omstaande mag
naten. 'I Deed mij denken aan de overwonnen konin
gen uit het Oude Testament, wien men de duimen
afhakte en dan verlof gaf om de kruimels van den
grond te rapen, die van des Konings tafel gevallen
waren, 't Doet me denken aan koning Agag, die de
verzuchting slaakte, dat 't hard was te sterven, maai
wien men toch de vernedering, de nagedachtenis van
Napoleon aangedaan, gespaard heeft.
Wal inoet er in n Franschman omgaan, die dien
smaad in arduin en brons, zijn volk aangedaan, aan
schouwt? Hebben de Elzassers en de Lotharingers. die
den Hohenzollern met 'n keizer-parade zoo feestelijk
inhaalden, die schreeuwende ergernis gezien? Heeft
nooit eens 'n Straatsburger de reis naar Berlijn on
dernomen
Ik zou bijna denken van neen. Ik kan toch geen
hoera roepen voor iemand, die zoo mijn vader of
broei' beleedigde en zich later nog op die beleediging
verhoovaardigt.
Overdrijf ik Ga dan dat beeld maar eens bekijken
en die reliefs en dan zullen wij nog eens praten. Als
er eenige waarheid is in al die sympathie-betuigingen
van Duitschland voor Frankrijk, dan moet Duitschland
beginnen met dal beeld af te breken, als zijnde
onwaardige uiting van chauvenisme.
Evenwel de Keizer is in het Rijksland allerharte
lijksl ontvangen, de parade was indrukwekkend en 't
diner schijnt „ausgezeiehnet' te zijn geweest, want de
keizer was goed te spreken. Voor de duizendste maal
heeft hij verzekerd, dal er voor 't behoud van den
vrede niet 't minste gevaar bestond, dat de Europee
sche vrede van heden gegrondvest is op de stevigste
I fondamenten, en dal alle dwaze praatjes en verdacht-
zuur-veriiende duiten In zinkput, in moüclur-poei, tnakingcn dien vrede niet kunnen doen wankelen,
gesmeten Zoo ongeveer stond 't in de Duitsche bladen, en
En Pa na ochtendtoertje weer overmoedig gewor
den zei iets dat den zoon was als een slag, hem
oogjes, 't gezicht een-en al deferent geglimglach. Bui
eend knikkend, op meesterlijke wijze door de nederig
heid'heen iets vertoonend van zekere soort hartelijke
gemeenzaamheid, waar freule Zoo niet eens op lette
naar het rijtuig trippelen. En als dan jladat
gefluisterd had smeekende woordjes van „of d®
nu toch heusch niet even wou rusten. Haar de
groote eer bewijzen. Eens eventjes kijken hoe zg
haar huisje, met zoo beperkte middelen. - Maar och,
met zuinigheid en vip. Als dan de freule, bang t
menschje te krenken, even bij haar binnenging. Dan
dat gluren, dat lreren, van juffrouw Steegman s oogjes...
naar de buren, de overburen. Zagen zg t nu
Dat freule Zoo een visite bij haar kwam brengen.
Bij zoo'n gelegenheid was t gebeurd, dat Wim e
toevallig was bjj de komst der minzame freule. En
toen deze hem de hand toestak zelfs zei. „We 1,
vent, wat wordt je groot! Ik (lacht dat Je
zuo'n kleine hummel was! „Toen had Wim niet
getoond, hoe gelukkig, hoe vereerd hu was door die
woorden Had hij de freule strak trotech op t
onverschillige na, aangekeken. Gevoeld, hoe dei neer-
dalonde minzaamheid wondde dat, in zijn gemoeds
leven, hetwelk hem deed verlangen naar iets worden
nit eigen kracht. Zoodat de freule verder heelemaal
niet op hem gelet had en b(j ma vaststond, dat ze la g
niet zoo vriendelijk was als vroeger.
Verkroppen kon ze 't niet meer. En zg sprak er dan
met pa over. Hoe stug, klazig harkig dl®
Vertelde van de „visite" der freule. En hoe hu ge
il .au had. Pa begreep slechts zeer vaag en flauw. Maar
toch schudde hij het grijzige hoofd en greep snéll naar
z'n «rogglas Na zijn dagelijksche tournee had pa dik-
whls buien van weekheid Ook nu. De tranen kwamen
hem in de lodder-oogen. Hü schreide over z'n zoon
Terwijl er op ma's gezicht booze vinnigheid grynsde e
de brei naalden tussen haar vingers schenen te
sidderen van verontwaardiging, hield pa lQmige do
pred ka ie Werd telkens geroerd over s.gen schoone
Ud». Eg-®» -elZ&At
beleid en zuinigheid volbracht De tra f
over de bolle, vurige wangen. Hl] ^ruikelde^over z n
woorden. Zag niet, hoe diep de J^J^XSe
sterke, onbedorven ziel van t^k uitbundige
dronkomans-vertoon. Kon onua e ver.
hulde aan ma's grootache eigen8CdaPP®" boetrede en
tot dat hij op eigen beenen kon staan.
Dien ochtend, in de gang van het kantoor, stond ader
hem te wachten.
Beveriger, met fletscher blik, dan ooit hand_
En met een dicht bedrukt papier in d kiemde
vlak in het gezicht toegebracht Nog hield hü zich
in. Maar toen als door 'n nevel heen viel z'n oog
op Grete d'r gezicht En hü zag hoe ze tegen ma
knipoogde, glimlachte: wg'zend, doelend, op hem, op
broer .„Watzeg-je van den blikken-dominéa". Zooiets
lag er in dat spottend lonken.
Toen voelde hü dat alles uit was. Verloren Ho
peloos en reddeloos. Dat hra zou overwinnen. Dat de
fÜne meneer van de automobiol zus zou hebben voordat
het jaar een week ouder was geworden.
Is 't gebeurd, voordat iemand erop verdacht was. Tui
melde de oude man, met armstoel en al achter
over
Wierp de zoon zich op hem, als éen razende.
Krüschte moê terwijl Grete flauw-viel van den
schrik om hulp vanmoordmoord 1
Ze hebben hem, vooral in verband met den aard,
den ernst van de toegebrachte kwetsuur, genadig be
handeld. Héél clement!
Er was iets geheimzinnigs van beknoptheid in de
manier, waarop de Rechtbank de zaak afwikkelde van
dezen zoon, die zün vader mishandeld had. Men liet 't
zoo snel mogelük afloopen. En de ambtenaar van het
O. M. was ditmaal nog korter in de toelichting van
zün requisitoir dan anders 't geval is
Maar er zün dingen van diep-menschelük lüdener
zün gevallen die den rechter noodzaken tot straffen,
ondanks echte grootheid van karakter, adeldom en eer
gevoel bü een beklaagde. Wie niet kan gelooven,
dat ook deze dingen in de Rechtbank te zien of te
gevoelen zün is er nog een vreemdeling mag ik zeggen.
Voor dezen fg neren, geoefenden tastzin was 't althans
te gevoelen in het half uur, toen in de bank. der be
schuldigden stond de jonge man, op wiens gelaat gewonde
trots en sloopende smart hun onuitwischbaar merk had
den achtergelaten.
MAiTRE CORBEAU.
CLX.
Op Manoeuvre.
Nu Keizer Wilhelm weer behouden en Wv-I met zijn
automobiel te Berlijn is aangekomen, na gansch den
Elzas en geheel Lotharingen te hebben doen daveren
van de twee, drie vredes-loespraken, die hij daar ge
houden heelt, nu de spreekwoordelijk geworden ..zwart
kijkers", die 'n jaar of wat geleden ,,het Duitsche slof
van hun voeten mochten slaanweer eens op hun
nummer gezet zijn, nu het aan heel Europ r in ge
meen en aan iederen laiülairisl en anli-militairisl in
't bizonder, aan iederen belastingbetaler en iederen
armlastige weer eens voor de zooveelste maal duidelijk
gemaakt is, dat er geen oorlog dreigt en geen oorlog
komen zal, nu kunnen we ten minste al kost t
dan ook in elk land het grootste deel van 't staatsver
mogen met rustiger harten de uitbreiding van legers
en vloten aanzien, 't Is rivaliteit op groote schaal. Oj>,
de negende pagina vap „De Groene van verleden
week kondt ge twee zeemonsters zien, een de groot
ste met een Engelsch mutsje op, en de ander
de kleinste jj- met een Duitsche piekelhaube op zijn
hcoggesnorden kop, en daaronder zooiels van Ik kan
me opblazen en zal vreten zooveel ik wilik zai
vrees ik toch lihoit zoo 'groot worden ils hij.
De parabel is duidelijk, 't Is Duitsuhland. da! utoa."
steeds zijn best doet, om leger en viool uit te breiden
en toch wel inziet, dat 't op zee de plaat stelt
,,z e e monsters" voor toch nooit met Engeland zal
kunnen vergeleken worden
Vijf honderd millioen gulden heefl Engeland ieder
jaar voor zijn vloot over. V ij f honderd millioen
Dat is het bedrag, dat de stad Amsterdam in dertig
5 vijf en dertig jaren zoowat aan onderhoud, uitbrei
ding en zoovoorts noodig heeft. Daarvoor zouden twee
èi drie provinciën van ons land in privaat bezit kun
nen komen. Daarvoor kunnen vijfhonderd ziekenhuizen,
Hi.- toon Wim meuiuo laboratoria, academies, sterreloiens rijk worden inge-
flU'8terde 16t8 °^ier kon bü niet zeggen wat-ie rich, Daarvoor ton/n gelegd^ worden
de tanden op elkaar
wou
en op elkaar. Hier aan hem onder het Kanaal, dat Engeland van l Conhne.
iwege zgn stuggenge hoogheid, liep f^hhen Daarvoor zou heel Engeland verlos
had, vanwege
tomen ^22
van den corridor Maar ook daar konden ze anes
Toen gingen zg de trap af, naar beneden, want een
de chef d\e 'tfluisteren gemerkt bad, «ak net
boofd buiten een deur, nüdig kgkend van. wat mo
dat daar toch
En benéden in' de groote buiten vestibule, kwam
die"em ^°8' zoo'n oogenblik, staande^ ^8^ngQ^;agen ,n tornen van ui ic uut/.cuu guiviwi ii gviicvi ju.
te hem durfde aanpakken, was pa uit t telkens Onderhouden kunnen worden, én dan zou er nog Iw
an '1 Continent scheidt
en plaats
te hebben Daarvoor zou heel Engeland verlost kunnen
worden van den vloek van 't pauperisme, eu „dismal
[x>ndon" in „a merry. London" kunnen worden her
schapen. Daarvoor kan welvaart en rijkdom gekocht
en gesticht worden in heel Engeland en zijn .onmetelijke
domeinen over den gansehen aardbol, van Londen af
tot voorbij den Mount-Everest van arm Erin (Ierland
af tot verder dan Canada. Daarvoor zouden honderd
'zes en zestig duizend, zes honderd zes en zestig huis
gezinnen - zegge 166.666 huisgezinnen - elk met
inWvmen van drie duizend gulden n geheel jaar
twee
die
PIPIHHBHpH|ipi|pH|Hn>Iadëjd||
zoo hebben de Holiandschc, Fransche, Engelsche het
over genomen. Vooral de Engelsche zijn het roerend
met de Duitsche eens.
Ik ken den Duitschen Keizer niet. Ik heb 'm eens
gezien op 't Damrak hier, toen hij bij de Koningin
ging middagmalen, en toen maakte hij 'n sympathieken
indruk. En den Koning van Engeland ken ik ook niet,
al stond ik vier jaren geleden met hem onder eenzelfde
overhuiving te Wiesbaden. Bij 't verlaten van 't kleine
compartiment, dat alleen voor mannen toegankelijk
was, lichtte ik mijn hoed en de Koning groette beleefd
terug. Maar verder ken ik hem niet. Ik heb nog nooit
de stem van 'n vorst gehoord.
Maar ziende wat er te zien is en lezende wat er
te lezen is, geloof ik, dat ze erbarmelijk liegen kunnen.
Als dan die vrede, die Europeesche vrede, zoo
hecht is, waar dienen dan toch in Godsnaam die altijd
maai' grooter en kostbaarder wordende legers en vlo
ten voor
Om den vrede te doen blijven bestaan.
Och zoo! 't Lijkt me toch wel 'n beetje suspect,
't Heeft er zoo iets van alsof iemand, die geen nieuwe
schoenen kan betalen, 'n automobiel kocht om zijn
zolen te sparen. Want op alles moet uitgezuinigd en
bespaard worden, maar op legers en vloten wordt
niets uitgezuinigd. Alles moet bijpassen en bijboeten,
om de steeds stijgende kosten daarvan te vergoeden.
Dit beeld is niet zuiver, hè? Nu laat mij u zeggen,
dat er aan elk departement van oorlog, zoodra er van
zuinigheid of logica sprake is, geen £teek zuiver is.
De grootste nonsens wordt daar kalm geslikt en te
boek gesteld. Of er '11 oorlogzuchtig of 'n vredelievend
Minister van Oorlog de lakens uitdeelt, zoolang er
twaalf duizend gulden aan 't baantje verbonden zijn,
zullen ze met den grooten hoop meepraten en hun
best doen dat baantje te behouden, al zou 't land
erdoor te gronde gaan. Mannen van karakter, zelfver
loochening. onkreukbare overtuiging enz. vindt men nu
juist niel 't meest daar, waar de grootste tractementen
geboekt worden Zoodra 'n mensch nog iets anders
ontzien moet als zijn eigen ziel en geweten, kan er
van kaï-akter en overtuiging geen "sprake wezen. Een
mati als Thorbecke, is 'n zeldzaamheidhij is dan
ook arm gestorven en zijn dochters vielen der publieke
liefdadigheid ten deel.
Zoöiets overkomt 't gewone slag van Ministers niet
Als éen Koning of 'n Keizer zooals 'I in Duitschland
gebeurd is zeurt en zanikt om meer soldaten, meer
schepen, meer legervertoon. dan is er allicht 'n minister
op te schommelen, die den wenseh van den vorst
geen vorstelijke wensch er door weet te krijgen.
Men heeft 't nu al zoover, dat men de Duitsche vloot
met de Engelsche is gaan vergelijken, maar de stille
bedeeling is om Engeland te overbluffen. 'En Enge
land die di! wel inziet, en ook op dezelfde manier als
Wilhelm, den vrede liefheeft, ze! alles op 't spel om
nummer één le blijven, al zouden de prinselijke apa-
nages ervoor verminderd moeten worden. Ofschoon....
dat zou dan toch wel 't allerlaatste wezen. Dan nog
maar liever de suiker belast of 'n penny meer op de
tabak gelegd.
En zoo doen al die koningen en keizers. Ze hebben
'I maar druk over vrede en nog eens vrede, en intus-
schen wordt de bevolking uitgemergeld om oorlogs
materiaal aan le schaffen en allerlei andere krijgs
kundige idiotismen te begaan Als ze de overtuiging
niét' hebben, dat we ons geld stelen, dan verkeeren
ze toch zeker aan die Departementen van Oorlog in
de meening. dat we 'I vinden; anders begrijp ik me
ïie!. hoe ze er zoo schaamteloos beslag op durven
leggen, 't Eene snelsehielende geweer is nog nauwe
lijks in gebruik genomen of er wordt er een uitgevon
den dat nog snel-sehietender is In Zweden is er nu
'11 bolleboos opgestaan, die 'n geweer heeft uitgevon
den. dat vijf honderd schoten in de minuut kan lossen.
Goddank! We kunnen dus veilig de toekomst tegemoet
gaan. De geesten, uitvinders, padvinders, wegbereiders,
de redders der menschheid zijn nog niet ingedut, en
hun geslacht is nog niet uitgestorven. Zoolang er nog
zulke geweren uitgevonden worden is 't '11 zalig be
wustzijn te leven; de kanonnen zullen nu wel volgen
en naar de kosten vragen we niet. De Zweedsche
regeering oordeelde er gunstig over en ais die ze zich
nu aanschaft, dan kan Duitschland niet achterblijven
en Engeland ook niet. En dan duurt 't niet lang of
onze jongens krijgen ze ook mee te sjouwen, om er
in Oldebroek of in de Harseamp konijnen mee te
schieten.
Zeg er is. 't kan wel minder, hè?!
Nóg minder dan konijnen?!
die jongens daarheen
Een oogenblik stilleToen:
Als je dan zoo goed kranten leest, dan heb je
toch ook wel gelezen, dal de Keizer le Straatsburg
gezegd heeft, dat het ..de wil der souvereinen is, 0111
den vrede te bewaren" en dal zij zich „voor God ver
antwoordelijk weten voor het leven en het welzijn hun
ner volken.
Ja, dat heb ik gelezen en ook dat 'n andere waar
borg voor het behoud van den vrede is: „de groole
ontwikkeling der land- en zeemacht van Duitschland
Jaj vrind, dat heb ik óók gelezen. En als er nu nog
grooter apekool en contradictie mogelijk is" dan "moet
je 'l maar zeggen. Wat tusschen die twee tirades in
gezegd werd, n.1. dal „de wil der volken om te arbei
den aan de ontwikkeling der beschaving en van den
vooruitgang, een" ik zeg: heel wét betere —„waar
borg voor het behoud van den vrede is", schijnt min
der serieus gezegd of minder goed verstaan te zijn.
Daar praat althans geen enkele krant over. waarschijn
lijk óm de gewichtigheid van den Keizer niet te ver
minderen.
Maar ik zeg u, dat zoodra 'n volk tol het bewust
zijn komt van zijn eigen beteekenïs, 'aoodra 't weet
dat welvaart en beschaving alleen bloeien kunnen in
vredestijd, dal 'l zich dan niet meer in de engte zal
laten jagen door sabelgesleep of Keizer-toespraken. dat
't dan met oorlog en oorlogvoeren gedaan is. Dal
er dan geen officier zóó onbeschoft zal kunnen optre
den, geen kwajongen van 'n sergeant of korporaal zóó
hard zal kunnen snauwen of vloeken, oi de eerste bur
ger de beste, al wtas 't de burgemeester of de vuilnis
man, zal 'm 'n klap voor z'n brulalen kop geven en'm l
zwijgen opleggen, bijgestaan als 't moet door heel de
burgerij. Dat 't dan ook uit zal wezen met die mallig
heid van 'n gewapenden vrede, die millioenen bij milli-
oenen verslindt, en duizenden jongens die hun kost ver
dienen kunnen en waard zijn, van goed werk afhoudt,
om ze hun tijd te laten verdoen met lanterfanten en
soldaatje-spelen. Denkt ge soms, dat onze oogen nooit
open gaan? De Mensch onderscheidt ziiMi hierdoor van
de andere diersoorten- het meest, dat zijn soort groeit,
dat zijn intellect grooter wordt, zijn verstand zuiverder,
dat ieder geslacht weer beter dan hel voorgaande kan
denken, al zijn ook hier intervallen waar te nemen
dat zijn ziel meer en meer rijpt, en dat hij ten
slotte al datgene wat uit het dierli|ke is, van zich zal
weipen. En daartoe behoort zeer zeker de zucht om
elkaar te dooden, waai' dan toch 'n leger in zijn actieve
beteekenis zeker wel toe geroepen is.
Als 'n volk zijn beteegerus wist en tot de overtui
ging kwam van wat het vermocht, dan zoudt ge nog
andere dingen zien.
Frederik de Groote, de wijsgeer van „Sans Souci",
der alte Fritz, is er rond voor uit gekomen, dat hij
bestond bij de gratie van de onnadenkendheid van zijn
volk. „Als mijn soldaten gaan nadenken", zei hij, „is
't met mijn heerschappij gedaan, want dan gooien ze allen
hun wapens neer.' En zou 't daar nu eindelijk geen
tijd voor worden? Moet die comedie nog langer duren?
Dat geld vermorsen nog langer duren? Nu zitten er weer
zoo'n twaalf, vijftienhonderd jongens in de Harskamp
le verdommen en zich te verdoemen, terwijl hun werk
op hen staat te wachten of aan andere handen wordt
toevertrouwd, zoodat ze straks honger kunnen lijden.
Zijn ze stapel gek om daarin te berusten. o( zijn ze zoo
verzot op brood met zand, vleesch met zand, soej)
met zand, kool met zand, zoo verzot op een doorgere
gend nachtleger, dat ze daar alles, alles voor over heb
ben? Hun gezondheid, hun kracht, hun arbeid en ar
beidsvermogen'? Wat is dat voor 'n verantwoordelijk
heidsgevoel, dat die souvereinen hebben „voor hel leven
en het welzijn der volken"? Is dat welzijn en geluk,
als 'n jongen vent wordt onderwezen, hoe hij 'I best
'n mensch kan afmaken?
Vroeger kwam de wijsheid uit hel Oosten, maar
Ihans wordt ons uit het Westen, uit Amerika, het ver
blijdende bericht gezonden, een bericht, dat van Wijs
heid getuigt, dat de openbare meening zich met schuw
heid van den soldatenstand afkeert, als deze niet meer
behoorende in een beschaafde maatschappij van be
schaafde menschen. Daar is 'n soldaat 'n gedegenereerde,
een stumper, 'n hals, 'n niksnutter, niet in .staat om
zijn Jboteriiam op 'n fatsoenlijke manier te verdienen.
De 75.000 man, die het groote Amerika in vredestijd
hebben moet, zijn met geen mogelijkheid bij elkaar le
krijgen. Iedere jonge man schaamt er zich voor zoo'n
pak aan te trekken. Iedere officier is bij de andere
burgers gezien als 'n rotte kool bij 'n groentevrouw,
en als hij op 'n tram stapt wordt hij er afgedrongen,
zoo goed als van 't trottoir. In 't volle jaar, dat ik in
Amerika doorbracht, heb ik maar driemaal 'n soldaat
en twee keeren 'n officier gezien, en de smaadheid
waaraan ze ten prooi waren, deed me medelijden met
hen krijgen.
Wat het leger in Amerika kost, kan aan bankpapier
1 in 'n sigarenkistje. Maar daarom kan daar ook
->- Je weet heel goed. dat
gaan op manoeuvre.
Zoc"?
Ja zeker, zoo!
r— Wat wil dat zeggen: op manoeuvre?
Krijgsoefeningen houden.
—Waarvoor.
Als er soms oorlog komt.
-r Och zoo? Dus je gelooft ook de praatjes van den
Keizer niet 1
wel
geld verdiend en gelei opgelegd worden, wat hier niel
wel mogelijk is, tenzij 'n mensch toevallig 'n briefje
in de loterij koopt met 'n staartnummer. En dan moet
hij 't nog maai' afwachten.
Hier in Europa zorgen de Staten, de departementen
van oorlog wel, dat er niet te veel welgestelde burgers,
en nog minder millionnairs, komen. De belastingen wor
den zoo hoog opgevoerd, dat de groote steden ónt-
Icopen worden door ieder, die 'n paar lapjes van
duizend bezit; en het grootste deel van die belastingen
wordt geahsorbeerd door 't leger, door 't maken en
afbreken van kazernes en forten, door wachtgelden en
pensioenen van majoors en generaals en dergelijke on
ontbeerlijke kostbaarheden in ruste. En wat er dan
nog met hangen en wurgen van overschiet gaat zoek
in 11 administratie van Jan Kaliebas, waar ze in Ame
rika ook al te verstandig voor zijn, om er geld aan
te vermorsen.
En onze jongens in de Harseamp oefenen zich in-
tusschen, laten bij 't tiiailleeren de kogels, die zeven
en 'n halve cent 't stuk kosten, bij tien en honderd
tallen in t zand vallen, laten zich afsnauwen, laten
zich uitvloeken, beloven zwijgend zich eens te zullen
wreken, en komen over 'n week of wat weer thuis
met doorgeloopen voeten en 'n uitgebreider vocabulaire
kazernetaal en kazernepraatjes, die vele hunner hun
leven lang behouden.
De moreele en finantieele schade van 'n leger zijn
zoowat evenwichtig, en valt van beide niet te ramen
Als de legers opgedoekt, de generaals in 's hemels
naam dan maar gepeqsioimqerd. de officieren aan 'n
knapper en fatsoenlijker baantje geholpen, de jongens
naar huis gezonden zijn, dan pas kan 'n staat bloeien,
aan pas kan er welvaart komen.
Wpe u 'n andere waarheid verkondigt, liegt, en lie<U
met opzet, waarschijnlijk oipdat hij in dat liegen per
soonlijk voordeel ziet.
NVje u n andere waarheid predikt, zonder zulk 'n
bijbedoeling, kan van mij de verzekering bekomen, dat
hij op weg is idioot te worden.
Maar onze jongens in 't kamp zijn zoover nog niet.
Daar zijn er heel wat onder waar zelfbewustheid en
ras in zit. Hoort ge ze niet zingen?
„Nog vele jaren
Zal God ons sparen
I-ung leve de burgerpet,
Al steken de haren er door!"
Dut zijn de beginletters van 'n nieuwe „Marseil-
luise die eens in voller tonen gansch de menschheid
zingen zal.
Houdt den moed er in, jongens! En laat het geloof
aan n vrede, 'n wereldvrede, die eenmaal komen zal
u niel ontnemen! Als ik bij jelui wezen mocht zou
ik andere dingen zeggen, die ik in 'n brief niet zóó
duidelijk schrijven kan, dat gij ze verstaan zoudt.
Maar verstaat mij nu goed, als ik zeg: Tot ziens
dan Tot ziens op onze barricaden, op onze fron-
tières
En daaraan wordt hard gewerkt. Leo Tolstoi is wel
tachtig en wel ziek, maar hij is nog niet dood En
als hij wordt weggenomen, dan bezitten wij in zijn
litteraire nalatenschap een rijkdom van geestelijk ma
teriaal, dat in geen jaren opgebruikt kan worden
Den trouwen lezers mijner brieven herinner ik aan
de brieven, die ik schreef over den vrede en de vredes
beweging. Zij weten daaruit, dat wij nog kruid genoeg
in voorraad hebben en dat onze kogels zich niet
in 't zand laten trappen.
De betere gedachten worden alom gezaaid en 'n
goed opmerker hoort ze groeien.
t