Schotsen uil de Rectaal. MstonMie Brieven. 52e Jaargang. No 4401. Zondag 4 Oef. 1908. DERDE BLAD. Bekendmakingen van Beijeren. de repeteerende weduwe, heeft nooit a's 'n vriend mij bedriegen kan met 'n handdruk van Paus Pius X viert zijn vijftigjarig jubileum, en L'^nnplioc ftoKr.lrlrn'n f L l i InurtAn 'r» Klilr i-on loilrton Tl Tir/V-irH VU Tl 1 PI 1 fXPTl PVP.T1- L" U7,'lU/vltv.inn JVJ11Ji 1 l Gemeente SCHAGEN. Loting voor de Nationale Militie. Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA- GEN maken bekend, dat de loting voor de lichting van 1901) voor deze Gemeente zJl plaats hebben in de „Ceres" op Maandag den 12 October 1908, des vq^r middags te 9 uren. Aan de loting nemen deel de ingeschrevenen voor die lichting, wier inschrijving plaats had vóór den len September j.l„ met inbegrip van hen, wier inschrij ving voor die lichtiiig na evenvermelden datum krach lens art. 24 der Militiewët 1901 mocht zijn bevolen. Bedoelde ingeschrevenen worden mitsdien uitgenoodigd om op het hierboven vermelde uur ter aangegeven plaatse aanwezig te zijn. Bepalingen betrekkelijk de loting.. De ingeschrevenen worden in de volgorde der alpha- betisehe naamlijst afgeroepen ten einde zelf een nom- mer te hekken. Voor den ingeschrevene die niet is opgekomen of, hoezeer opgekomen, buiten staat of on willig is zelf een nommer te hekken, kan dit geschieden door zijn vader, moeder, voogd of curator. Is ook deze niet opgekomen, dan geschiedt het trekken door den Burgemeester of het Lid van den Gemeenteraad, bij de loting tegenwoordig; het lotingsbiljet wordt alsdan bewaard ter Gemeentesecretarie, waar de loteling het binnen drie maanden na de hekking kan afhalen of doen afhalen. Voor hen, die op den dag der loting blijken te zijn overleden, wordt niet geloot. Door belanghebbende lotelingen of door hun vader, moeder, voogd of curator kunnen tegen de wijze waar op de loling is geschied, bezwaren worden ingebracht bij Gedeputeerde Staten. Het bezwaarschrift kan op on gezegeld papier worden gesteld, doch moet, na behoor lijk te zijn onderteekend. binnen vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de loting heeft plaats gehad, tegen bewijs van ontvang worden ingeleverd bij den Burge meester. Gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de uitspraak ter kennis van belangheb benden is gebracht, kan daarvan bij de Koningin in beroep worden gekomen door belanghebbende lotelin gen, of door hun vader, moeder, voogd of curator. Het daartoe strekkend verzoekschrift kan op ongezegeld papier worden gesteld. Het moet rechtstreeks aan Hare Majesteit worden verzonden en behoeft niet gefran keerd te zijn. Vrijstelling van den dienst. De loteling, die vermeent recht te hebben op vrij stelling van den dienst, geeft de redenen van vrijstel ling op bij de loting, na het trekken van zijn nommer. Is de loteling niet in persoon bij de loting tegenwoordig, of is hij, hoewel tegenwoordig, buiten staat die opgave zelf te doen, dan kan het opgeven der redenen van vrijstelling ook geschieden door zijn vader, moeder, voogd of curator. Onverminderd de opgave bij de loting gedaan, moet de vrijstelling in elk geval nog worden gevraagd bij den Militieraad, zulks op het tijdstip nader bij open bare kennisgeving bekend te maken. Voorts wordt ter kennis gebracht: lo. dat tot het bekomen van vrijstelling wegens eigen militairen dienst moet worden overgelegd hetzij een paspoort of ander bewijs van ontslag, hetzij een uit treksel uit het stamboek of een bewijs van werkelijken dienst 2o. dat tot het erlangen van vrijstelling op grond van broederdienst ten aanzien vai; eiken dienenden of gediend hebbenden broeder moet worden overgelegd een bewijs als onder lo. bedoeld, alsmede een door den Burgemeester - af te geven getuigschrift, waaruit blijkt het getal zonen tot het gezin behoorende; 3o dat e.en getuigschrift als onder 2o. bedoeld, ook moet worden overgelegd, indien vrijstelling wordt ge- wenseht wegens vermoedelijke aanwijzing tot den dienst van een of meer in hetzelfde jaar geboren broeders; 4o. dat het getuigschrift hiervoren onder 2o. en 3o. bedoeld, door of vanwege de lotelingen aan den Bur gemeester kan worden aangevraagd op Woensdag, den 11 October 1908, des voormiddags te 10 uren ter Ge meentesecretarie; 5o. dat de hiervoren genoemde bewijsstukken, noodig voor het erlangen van vrijstelling wegens eigen mili tairen dienst of wegens dienst van een broeder of van broeders ten minste veertien dagen vóór de opening der zitting van den Militieraad, alzoo vóór den 23en November 1908, moeten worden ingeleverd bij den Burgemeester, althans voor zoover bedoelde stukken op dat tijdstip niet reeds ter Gemeentesecretarie be rusten. Waar in het bovenstaande sprake is van vader, moe dei of voogd, heeft zulks betrekking'op minderjarigen en strekt de uitdrukking„vader" vcor het geval dat de vader de ouderlijke macht uitoefent; de uitdruk king moeder" voor het geval dat de moeder de ouderlijke macht uitoefent, en de uitdrukking „voogd' voor hel geval de minderjarige onder voogdij staat. De uitdrukking „euratcr" geldt den meerderjarige, die kannetjes gebakken of geboetseerd, en dronk alleen maar gesmokkelde wijntje uit de soort kannetjes, die haar naam dragen. De Damiaatjes zijn niet echt. Met de gedenkteekenen van Laurens Janszoon Koster weten we geen raad en laten ze maar staan voor 't geen ze zijn, al blijven ze dan ook de nagedachtenis bewaren van n herbergier of 'n kaarsenmaker. Marnix van St. Aldcgonde dichtte het ..Wilhelmus" beslist niet. De heldhaftigheid van Jan van Schaffelaar is al jaren in verval, en als de snuffelaars en gesehiedzoekers er niet eindelijk eens uitscheiden met snuffelen en zoeken, dan zal men nog bewijzen, dal Columbus van Amerika uitzeilde en Europa ontdekte. Geschiedenis is nog zwaarder dan wiskunde en geefl veel meer dan eenig ander vak aanleiding tot oneenig- heid en tot erger dan tweespalt. We hebben 'n neu trale, 'n Roomsche en 'n Engelsche algemeene geschie- denis. plus vele varianten, die zich bewegen in wijs- geerige, afbrekende, novellistische en utilistische rich ting. en alleen 't vak theologie zou in zijn veelvuldige verscheidenheid van uiting met dat der geschiedenis kunnen vergeleken worden. 't Is te begrijpen, dat er inenschen zijn, die wenschen over vijfhonderd of duizend jaar nog eens geboren te worden; niet alleen om te zien. hoe men dan door '1 luchtruim zeilt naar de een of andere ster, of hoe men dan in den nu nog Amsterdamsehen en Neder- leugen. 'n blik van leugen, 'n woord van leugen, even- Koningin Wilhelmina der Nederlanden zendt een legatie indien ik waarachtig ben. bezoek geweest is. De Nederlandsche magnaten wor- Dit is 't bewijs van onzer zielen groei, en heeft maar den mei den pauselijken zegen terug verwacht, weinig te maken met de stevigheid onzer voeten, die e Europeesche vorsten kunnen 't niet hou- zullen blijven wankelen; heeft maar weinig te maken den van vredesliefde en VTedesweelde. en breiden dién- met den juisten greep onzer handen, die zullen blijven tengevolge hun legers en vloten uit tot in 't onbe- mistasten; heeft maar weinig uit te staan met ons grensde Zij kussen elkander en houden roerende bij- arme. arme hart, dat zal blijven dwalen en zich zal i eenkomsten, om den oorlog uit te roeien. Een on- blijven vergissen, zoolang het zal blijven liefhebben. Om dit alles wegen onze tekortkomingen zwaarder dan vroeger, al is ook de wijsheid grooter geworden en sterker om voor haar te pleiten, en om onze per soonlijkheid tegenover de menigte en tegenover die tekortkomingen zelf in bescherming te nemen. Om dit alles gevoelen wij, dat er 'n vereffening, 'n gelijkmaking, 'n nivèlleering moet gebeuren van geest en stof. De geest gaat zich schamen voor het lichaam, beraamt middelen, zoekt uitwegen en komt ten slotte, ten langen leste, na jaren-, jarenlange overweging tot de beken tenis van schuld. We hebben geprobeerd, de scheuren en gaten in ons leven bij te lappen, en zijn lot de overtuiging gekomen, dat al dat bijlappen knoeiwerk was. Een deugd, die niet spontaan is, en zich uit moet sloven om zooveel mogelijk op deugd te gelijken, is UICIL Udll HL UCI1 I1U 1 Iv/H nilUlClUdlIlaLliClI CU 11CUC1- I - 1 j 1 landschen grond de spade steekt, om merkwaardige 8ee[t deugd, maar is als n verknoeid, verknipt, veihan en kostbare relieken op te delven, die wij nu koopen se'(' kleedingstuk. dat zoomin grooten als kleinen broer 1 t» A nn.l An 1 n/lnpp /vrv/t hni' rwl ttnll llr moo bt Amdof in de dertig-cents-bazarmaar meer nog om eens te hooien, hoe men dan zal spreken over ons en over onzen tijd. Als er dan niets meer te vinden zal zijn van 't nu bloeiende Amsterdam. evenmin als we nu iets terug kunnen vinden van 'I eenmaal drie millioen zielen tellende Jeruzalem als er geen Kalverstraat meer wezen zal, geen gasthuisachlige, tochtige Beurs, geen Cenlraal-stalion meer om in te verdwalen, geen ge wone of rooie „Pijp", waar zooveel meisjes wonen, die veel te laat naar lied en veel te vroeg dood gaan; als er geen Prinsenhof meer zijn zal en de kazernes in puin zullen zijn gevallen, Amsterdam 'n ruïne en Schagen 'n wereldstad wezen zal met stations voor Maïs en luchtkabels naar de Maan of den grooten Beer woorden „naar de maan" en „op den beer", die we nu nog slechts als symbolen kennen als 't woord „soldaatvergeten zal zijn en geraden zal worden naar de beleekenis van 'n ding, dat we nu 'n „kanon" noemen, als de heele wereld en de heetle maatschappij van nu 'n vraagteeken zal zijn geworden, omdat er toch in dien tusschentijd wel 'n paai' archie ven en bibliotheken verbranden zullen; als Medemblik verstoven zal zijn van de aarde, evengoed als Berlijn en Den Haag. evengoed als Köpenick, laat dat laatste 'n paar maanden langer bestaan; óls Keizer Wilhelm verward zal worden met Caligula, Dr. Kuy- past en ons in ieders oog bespottelijk maakt, omdat er te veel lappen op staan van uitsloverij, die zonde is. Tendentieuze deugden bestaan niet. God is goed omdat Hij goed is. en als iemand vragen zouwaarom dan bewijst hij alleen, dat hij zoomin van God als van goedheid eenig begrip heeft. Zoo iemand is klaar, om zijn deugd bij te lappen met zonde, en zijn zonden met brokken deugd, die toch door niemand meer worden aangekeken en waarschijnlijk door hem zijn gevonden op 'n mestvaalt of 'n belt van afval. En als we dan toch eenmaal aan 't bekennen zijn, laten we dan ook maar bekennen, dat onze spontane deugden weinige zijn. In de meeste hebben we stukjes gezet, of ze zijn uit puren angst van niet tot vollen bloei te komen zoo welig gaan tieren, dat ze veel hebben gekregen van lichamen met wennen en knob bels, die ook uit overdadigen groei-ijver misvormd wer den. Onze blijdschap vergroeide tot uitgelatenheid, onze ernst werd zwaar op de hand, ons fatsoen topzwaar. Het aanvankelijk goede verstand, dat wij hadden, liet zich door erkenning over 't paard beuren, en we hiel den óp kinderlijk en eenvoudig te zijn; we gingen „wijs" doen, we gingen doceeren, we gingen 't beter weten, en als er 'n eenvoudige ziel tot ons kwam-, deden we uit de hoogte. Onze ijver liep niet alleen den wind. maar ook zichzelve dood; onze zuinigheid werd gierigheid, zooals onze goedgeefschheid ons in 't armhuis bracht. Eenvoudig te zijn,, die we waren, hebbelijk mensch, die in die dagen het boek „Daniël" las, zette 'n rood streepje bij Hoofdst XI27, waar hij las. „Het hart van deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan ééne tafel zullen zij zitten liegen." De Amsterdamsche finantien gaan meer en meer achteruit, wat niet wegneemt, dat er met het geld der belastingetalenden wordt omgesprongen, alsof t gestolen is. Misschien is 't dat dan ook wel. Laat mij de rest nu maar aan Meulevelt overlaten. H. d. H. Aanteekeningen. (1) „Aurora Leigh pag. 152 en pag. 190. De vertaling van den tweeden druk is eenigszins anders dan die des eersten, door mij gebruikt. per met Cromwell en Frans Rosier met den „aqh.t- a',m - kanten boer" of met Wilhelm Voigt; als 't paneelge- gf^en we maar zelden beproefd, en maar zelden ge zaag aan de Nieuwe Kerk op de rekening van Frans zal worden geboekt, en de legende gaan zal, dat Op perdoes Voorzichtig! en de legende gaan zal, dat twee „kloeke mannen", den vrijheidlievenden Frans, „al had ie dood gemoeten",' VoorzichtigI Wat beteekenl dat toch?! Dat voorzichtig?! Val je zeiven in de rede! Kalm asjeblieft! Jij met je kalm en voorzichtig!Hou je mond! Ga verder; maar.... kalm. en de legende gaan zal, dat er in die dagen meer gekken rondom 't gekkenhuis waarden, dan er in zaten; dat er 't Valt me nog al mee! Wat nou weer?! Ik zeg, dat 't me nog al mee valt! Oh!dat men meer dieven, ladelichters, kwar tjesvinders, bankroetiers enz. buiten 't tuchthuis sloot, dan er in; dat er 'n soort van dieveriji bestond, die koopmanschap heette; 'n soort van beunhazerij, die eerlijke concurrentie genoemd werd; 'n soort van dweperig geteem^ dat men voor godsdienst wilde doen doorgaan; 'n soort van vaderlandsliefde, die veel had van idiotisme; de legende gaan zal, dat er.'n Opper- Minister was in de lage landen, die aan zee liggen, historische persoon de beste, zou het beeld met ken die 'n anderen, 'n vorigen Opper-Minister zoozeer ver- ?eP. erkennen, dat de menschen van hem ontworpen durfd. Waarom toch niet? Is dan groot en dik en volbloeid te zijn, zoo dadelijk noodzakelijk voor 'n mensch op deze groeiende, onvoLmaakte, wordende aarde, dat 't mij tot doodzonde gerekend kan worden dat ik óók nog groeien en w orden moet? Als dan 1.58 Meter niet voldoende geacht wordt voor mijn lengte zoo als sommige vriendelijke menschen beweren kan dan mijn welgedaanheid en mijn onwankelbare gezond heid dit tekort aan den anderen kant niet équivaleeren? Als ik aan den eenen kant schrokkig ben en aan den anderen kant mededeelzaam, helpend, toewijdend, waarom moet mij dan toch ten eeuwigen dage die schrok- kigheid verweten worden, zonder dat ik ooit eens ge prezen word voor mijn royaliteit? Zoudt ge 't mij ook verwijlen als mijn neus te groot was? Neen, dan zoudt ge 'r mij om uitlachen; maar 't een zou al evenmin van nadenken getuigen als 't andere. In 't kort, we zijn die we zijn, onszelven vaak te veel, anderen niets vergevend; nooit uitgesproken, maar door en door ons bewust van eigen tekortkomingen en toch op elk tekort bij anderen den vinger leggend; geschiedenis makend en aannemend zooals ze ons 't handigst voorkomt en dient; op goed geluk 'n roman van anderen schrijvend, die beslist onwaar is, 'n no velle van onszelven de wereld inzendend, waarin wij zelf zeker onszelf nooit erkennen zouden. De eerste eerde en huldigde, dat ie 'm op sterk water liet zetten en toen de Koningin en 't volk van die lage landen wijs maakte, dat ie 'm „staatsraad" had gemaakt, Ochoeh, wat zal 't nageslacht eenmaal over den tijd, dien wij beleven dikke boeken schrijvenWat zal men kunnen phanlaseerenWat zullen er 'n troep brave menschen, trouwe kerkbezoekers, eerzame kranten schrijvers, onschuldige kruiëniers op der falie krijgen! Wal zullen er 'n hoop namen, die nu met gratie en ontzag worden uitgesproken, door de modder worden gehaald, en vele andere, die nu bespuwd zijn, worden opgepoetst! Savonarola's woord: „De nakomelingschap zal u oordeelen", zal dan in practijk worden gebracht, en het oordeel zal in vele gevallen 'n „vonnis' blijken le zijn. De beste Ministers zullen dan de slechtste heeten, de zaligste-praatjes verkoopers dan de meest verdoemden. De tractementen en 'l bezit zullen dón ook, evenals nu, als waardeeringbaromeler dienst doen, maar in omgekeerden zin en wie nu als geweldige uil Indië of eenig ander land terugkeert en zich als „held" laat salueeren, diens naam zal dón geschreven worden in het boek der misdadigen. En dat alles weten we bij intuïtie, bij innerlijke overtuiging; dat zien we aan 't beweeg van elkanders handen, aan den blik van elkanders oogen. Want we kunnen elkaar niet meer zooveel wijs maken als dertig, veertig, honderd jaar geleden; we kijken door elkander heen, we doorzien elkaar, en als ik 'n .brief schrijf, een Amsterdamsehen brief, dan voel ik, wat de heer onder curateele staat. Belanghebbenden worden er nog uitdrukkelijk op ge wezen, dal nalatigheid in het doen opmaken en in 'Praj man, Dr. Toxopeüs, de heer Vader, of 'n andere het tijdig inleveren van de vereischte bewijsstukken len 0[ q me| vvien ik persoonlijk of per brief kennis gevolge zal hebben, dat de lotelingen tol den dienst, lv,aajite. bij 't lezen van dien regel zullen denken en zullen worden aangewezen. D ik weet ook van anderen, wal zij van dienzelfden regel Bij de loting zullen de lotelingen voorzien moeten anderen zeggen zullen. Dat alles voel ik van an deren, zooals anderen het van mij gevoelen. We be hoeven geen schepels zoul meer met elkaar te eten zooals Heije dacht om te weten wat we aan elkander hebben. De diersoort Mensch is in de laatste honderd jaren met reuzenschreden vooruit gegaan. Al heeft zij het dierlijke niet afgelegd, en J1 zal zij dit ook de eerste tienduizend jaar niet doen, haar geeste lijke deel is toch het dierlijke reeds boven 't hoofd gegloeid en heeft de taak der controle erover aanvaard. We kunnen voor anderen evenmin als voor onszelven iets verbergen van datgene wat wij meenen te moeten verbergen. Eer Röntgen lot de ontdekking der X-stralen zijn van hunne oproepingsbiljetten. 'Gedaan voor de tweede maal te Schagen, den au September 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Secretaris, 'De Burgemeester, ROGGEVEEN H. J. POT. hebben. Want Julius Caesar en Karei de Goede, Èpo van Haarlem en Lize „mit den Lappe", ieder die ge maar wilt, van Adam af tot 't kind, dat heden geboren woi'dt, gij en ik, zijn allen anders, heel andere dan ze gezien worden, of ooit gezien zullen worden. Mant wij staan te dicht bij onszelven om onszelven goed te kunnen waarnemen, en te dicht ook bij onzen tijd om hem eerlijk te kunnen beoordeelen. „Elke eeuw van te nabij: Bezien, wordt door wie niet voorbij haar leven, Gebrekkig onderscheiden. Nemen we aan, Dat Alexander, naar zijn plan, berg Athos Gehouwen had tot menschelijk reuzenbeeld. De boeren, in zijn oor aan 't sprokk'len, hadden, Zoomin als 't grazend vee, van vorm of trek Eens menschen iets vermoed, eerst vijf mijl ver WTaar hun de reus verschenen in vol menschelijk Profiel, goed zichtbaar neus en kin, de mond „Zoo'n sohooler!" O. zij kende hem. Zoo door-en-door; zoo in de fijne puntjes. Ze wist zoo op 'n haartje wat hij graag had en wat hem zou hinderen, als 't zoover was..,. Toen zij. de vorige week voor 't laatst, hem bezocht had in de gevangenis, zinspeelde ze maar heel even, heel flauwtjes, op wat nu gebeuren zou.... De bewaarder, die stond tusschen de twee hekken, waar zij en Dirk, d r arme jongen, elkaar konden zien, had zich even omgedraaid. Die wist er alles vanHad haar, toen ze in de buitengang kwam, eventjes toegeknikt. Ze mocht geen gesprekken houden, maar Houtmans had d'r toch even toegevoegd, van dat ,,'t nou begon op te schieten!".... En hij stapte naast oud-wijfje voort, expres haVd en dreunend tredend op het steen van den vloer om niet te laten merken dat-ie met haar „smoesde". Zóó hadden ze 'n woord of wat gewis seld. Zij telkens drukkend het tot nattig propje ge worden zakdoekje tegen d'r oogen. En Houtmans had haai' even toegewuifd van: „Nou, saluutjes hoor! Houd je maar taai, moeder!" Dat las ze in z'n eerlijke grijze oogen. Die Houtmans was nog de „kwaaiste" niet. Was, in het geniep, wel eens eventjes bij: juffrouw De Bont aangeloopen, zoo'n enkele maal. Als-ie vrij had. In fewone kleeren natuurlijk dat de buren er niks van onden merken. En dan zaten zij moeder en be waarder uit de gevangenis samen te praten. In 't begin was-ie wat stug, wantrouwend geweest. Dat had ze best in de gatenZoo'n gevangenis-beambte komt met zooveel bedrog, aanstellerij, malligheid van „simu latie", zooals de geleerde menschen dat noemen, in aanraking Maar Houtmans had gaandeweg bespeurd, dat 't hier toch „iets anders" was..... Moedertje had hem van Dirk verteld. Oude portretjes laten zien. En <)e bewaarder had lang gekeken naar het frissche, leuk-glundere jon gensgezicht. Hij had 't hoofd geschud en voordat-ie er aan dacht, dat moeder-zelve naast hem stond, mom pelde hij: „Jammer! Jammer voor den kerel!" Toen schrok hij er zelf van. Veegde over zijn langen, dikken knevel. Verslikte zich van verlegenheidDurf de moedertje niet aankijken. En zij stond, in een hoek van de kamer, te schreien. Toen zij hem weer aan keek, merkte Houtmans, hoe zielsbedroefd ze was. Dat-ie hier niet te doen had met luidjes van het ge wone slag der door-de-wol geverfden, die ze bedotten. Hij werd heel anders. Nam kommetje koffie aan. Pro beerde moeder op te beuren en moed in te spreken. Vertelde, hoe hij gehoord had, dat de heeren „met allen lof' van Dirk spraken. Zag hoe in moeders oogen glans kwam stralend zonnetje van oplevenden moed toen hij dat verzekerdeVoelde hoe oneindig- groot de liefde in dat arme oude hart van goedig burgervrouwtje was voor den jongen, die eerlang vrij zou komen En eindelijk had ze 't hem toevertrouwd, 't groote geheim. Hij, Houtmans, luisterde met heel-strak gezicht. Hij pufte om de paar seconden loodgrauwe, compacte wol ken uit z'n pijp. Hij' tuurde onafgebroken naar een prentje aan den muur, voorstellend een kererooden m kleurdruk vereeuwigden „Dageraad", door de buren en kennissen meesterstuk van kunst geprezen. Hij knikte telkens ais moeder hem aanzag, in span ning over wat mijnheer Houtmans denken, zeggen, vin den zou van het gevaL Hij was moeder, dien avond, te stil. Hij snoof tel kens alsof hiji zwaar-verkouden was. Dan stak-ie weer een lucifer aan, terwijl z'n pijp toch walmde als de pijp van een scheepsschoorsteen. En toen zij uitgepraat was hem verteld had 't geval van de jonge meid, waar Dirk dan zoo razend veel van hield; die hem eigenlijk aan 't lijntje had ge- Vinn^nr» an 'm, hnl/vom/r /«AYv>AALt ]„i i o___m..houden en 'm baloorig gemaakt zoodat-ie verzeild Hoog in de lucht den psalm der stilte preevTepd raakte onder kennissen, die hij nooit had moeten ont- En vóór den nacht met zonnebloed gedrenkt moeten...... En hoe zij, diezelfde Klaartje, hem later Grootsch torso, hand, die eeuwig wild den zegen weer „gelijmd' had; en cadeautjes van 'm aangenomen... Eens zilvren bergstroom® over 't landschap stort. H°e dat, en dat alleen.»... Dat cadeautjes moeten ge- Zoo ook de tijd, waarin men leeft: te groot vpn aar> rllp ■--* Om onderkend te worden van nabij." (i) Nu zegt Mevrouw Barrett Browning wel in de voort zetting van dit gedicht, dat „'t gezichtsvermogen van 'n dichter dubbel moei zijn. en dat hij, wat nabij is, zoo duidelijk moet onderscheiden, alsof 't veraf ligt." Maar of dit wel altijd mogelijk is, mag betwijfeld worden. Dichters zien wel meer en wel mooier dan andere menschen, maar zij zien niet historisch juister. Zij zien wat schilders zien, binnen in zich, en zeggen dat naar buiten uit. Al ging Constanlijn Huijgens niet zoo diep op de zaak in, toch is de onbetrouwbaarheid, let wel: de historische onbetrouwbaarheid der dichters door hem verklapt. „De dichtere zijn dichtblind", zoo zegt hij in zijn „Oogentroost", „Zij tasten blindeling de zwaarste zaken aan En hopen, wil het rijm maar volgen, 't zal wel gaan: En wil het rijm niet voort, zij wenden ,t van die wal af VX eer op een nieuwen boeg en raken er zoo mal af En weer zoo lam daaraan en lam is av'rechts m a l Dat reden endelijk in 't rijmende geval Als in den lijm verstikt; en ziet eens, waar ze u sleepen, schepen M'e hebben 'n tijd van veel gebeuren onsMeulevelt en andere samenstellers van gesc en jaartallenboekjes, kunnen gaan b ij schrijvenzwijgend overeen gekomen er nooit nieuwe geschiedenis schijnt n weer- nieuwer R|a Wan( me[ den geesle,ijke„ e zijn binnen gegaan, t Napoleonlis valt zoo groei van ons beslaan houdt de groei van ons zedelijk 'eden om er nog veel over te praten en ra^zoo 8^ gelijkm t e|1 wie [n daad of woord Ms het tildva^va^^ra^m^en'^Saksers als der loden verspreek, krijgt het loon niet dat het diermenseh blrugkeer uit Babel t kigt ahes ver weg en wat we had uitgeloofd voor openbaarmaking. lUugKeei uit uaoei. t »igi alles \er veg namen n0emen? t Is niet noodig. en over- r van weten, is weinig anders dan ge bodig. Mrie mij nu niet verstaan, zouden mij ook niet zoo goed als andei. De aannemelijkheid d verslaan al noemde ik honderd namen, 't Voornaamste vervaagt; we moeien t een zoo goed als t ander, op e.sja dal wij meer ontwaken, goed geluk, voor waar aannemen. Het bew js is ge is, datj 'J. §uid»jijker beseffen zobveel, dat eertijds woonlijk geen bewijs, of vaak met sterkei dan verborgen bleef en nu als tastbaarheid voor onze zie- bewijs. Als men u op t Louvre den staf van Napoleon verboden waarachtiger worden, üi de eerste laai zien. die nog van Carolus Magnus afkomstig heet len staat„dat delven, waar 't gevolg, het dadelijk dan kunt ge van meer dan een geschiedvorscher-te '"fnTs zachtmoedigheid, goldlieid. liefde, ver- "'rcnk «TSp» «„Vtata N» dDc"X tl'g £>'1^ schuld, die we hebben tegenov medemenschen in t algemeen en tegenov ei eiken meiT 'u mes en vork zien van Andreas Hofer maar de bezoekers - al zoo yfak ^Vrnreiken^heer,"'"eiken'vriend en elEen vijand in halen er de schouders ooi op. .1d de t bjZOnder dat we onze taak kennen, onzen plicht we jarenlang goed verbrand ^.^^de bizonder,^da waaraatl wij Fiwelschen. werd twintig jaren na haar verscneiueu en we. als dc gelukkige ^"^ZuW-F^nkrijk^Wll- ^En'dat alles weten wij wel, bij intuitie, bij innerlijke aangetroffen in n stadje ergens inz. J dat er OVertuiging maar we willen 't niet weten, we hou- krachtiger dan met mij zelv' beduiden? Zoo is dan 't oordeel, ons ontzegd en dichters niet toevertrouwd overgelaten aan den gewonen man, niet 'n gewoon verstand en van gewoon nadenken, 't Eenige, wat wij beslist weten, is, dat wij niets, niets weten van onzen tijd en van de menschen die nu leven, 't Nageslacht zal onze boeken lezen, onze wetten bespreken, onze zeden beoordeelen, zooals wij dit doen de zeden onzer vaderen, 't Eenige wat wij te doen hebben, in dezen lijd van veel gebeuren, is notities te maken. Meulevelt en andere samenstellers van geschiedenis- en jaartallenboekjes, kunnen gaan bijschrijven: 190 8. Frans Rosier breekt uit en wordt, uit gehongerd en uitgedoret, gegrepen door twee „h e l- d e n", die 'm niet zouden hebben losgelaten „al had ie dood gemoeten." Dr. A. Kuijper, die de wereldzee omvoer en ais ,n andere Alviss Jotunheim, MidtgaKlt en zeker ook wel Hilfheim bezocht, wordt, in zijn vaderland terug ge keerd, voor de vele en gewichtige diensten den lande bewezen, volgens Uilenspiegel op sterk water gezet, vol gens de „Groene" de wereld uitgeholpen door 'm gloeiend lood in zijn oor te gieten, als wijlen Hamiets vader, en volgens Heemskerck de Jongere tot staatsraad ven aan die meidHaar Dirk in 't ongeluk gestort had Toen vatte moedertje plotseling in haar wilde op winding ze was anders nooit zoo „eigen", zoo fami liaar, hoor! - een van meneer Houtmans' handen in haar broodmagere knuistjes, die kletsnat waren van de tranen, die erop gevallen waren, en ze zei al-maar weer: „Om haar heeft-ie 't gedaan.... zoo waar.... zoo waar zal ik Och, meneer Houtmans, en nou zie 'k er niet meer.... Ik heb haar een briefje gestuurd, maar geen asem.... Ik weet. Ik weet dat-ie.... Als ze Met groot gedruisch had meneer Houtmans z'n pijp uitgeklopt bij de kachel. Met zeker vertoon van schrik gezegd, dat-ie geen seconde meer te verliezen had. Had kijkend naar een kant, waar moeder De Bont hem niet bespieden kon eventjes gewuifd met de hand weer, van „Nou, ajuusjes De straat opgeloopen. Regelrecht naar het sombere gebouw, waai- zijn taak hem riep. Maar wie gezien had wat er leefde op dien terug tocht naai' de gevangenis in het soms koude en dan weer zoo vriendelijke, zoo warme grijs van de oogen des beambten, hij zou erin gelezen hebben echt, groot, mooi verdriet over een jong leven dat niet meer te redden viel En voordat hij, dien avond, aan de groote hoofd poort sein hiad gegeven Van veilig binnen laten, had-ie een paar maal zeer hevig over zijn forschen knevel gestreken, want hij voelde dat 't hem andere te machtig zou worden..... Als-je zoo om en bij de vijf-en-dertig jaar die dingetjes hebt meegemaakt, dan weet je te voorspellen wat er komt, alsof je „met den helm geboren waart Moeder zat op haar gewone plaatsje met een stapeltje wit goed op d'r knieën toen hij binnen kwam. Dat wist-ze, hoe gewoner, kalmer, eenvou diger t maai- was, des te liever zou 't hem zijn. In haar oude lichaam hamerde 't haast-afgesloofde hart met wilde slagen. Dat vonkjes dansten voor haar oogen. En ze moest heel hard knarsen op de tanden om terug te dringen de tranen, die dreigden te komen En de naald in haar vingers danste op 't katoen, meer dan-ie prikte of naaide. Zij had hem hooren binnenkomen. En gaan zitten. Toen. over haar bril heen, met dat intense wit van matelooze aandoening der afgetobde ziel, keek ze hem aan, haar Dirk. Na de acht maanden. Zag ze hem aan. Zoo vriendelijk; met zoo'n heerlijk cembel van haar moedervreugde, knikte zij tegen hem. Willende uitdmkken: Dag, kind! Dag lieveling! Dac nllinrlu'^>enlt>eder 13 200 büJ> je er weer bent' t Glimlacht® om de oude. slappe, afgeleefde lippen. En ook was er heelemaal uit verborgen hoekje van ziel komend zoon angst op dat gezicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 11