m TTaasTor l7 rhrr t £1- 52e Jaargang. No. 4415. Aondag 22 Noy. 1908. TWEEDE BLAD. Bekendmakingen FEUILLETON. de moordenaar. Binnenlandse!) Nieuws. v'm^Rifmu J|,a' iT ."^vmtand beklagen. Maar dene, die 'l hoofd schudden over de handelingen des caan diAmm hppft f i' beter* déérom wilde hij heen- Keizen,. En als hij „des Landes Vale" zijn nic flezëxxl „n di.,„ 1L*?" li"118, Z°r °"1>eil"lliê Ycl~ dan nlo8e hlJ weten> dal g^g van c'ken va- Gemeente M II \<>F,.\. 0— Najaarspaardenmarkt. Burgemeester en Wethouders der gemeente SCHA GEN brengen ter kennis van belanghebbenden dat de gewone najaarspaardenmarkt (veülenmarkt) zal ge houden worden op Donderdag den 26 November 1908. Schagen, den 17 November 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, ROGGEVEEN. H. J. POT. - Vergunning Tappers. De Burgemeester der gemeente SCHAGEN; Gezien artikel 10 van de politieverordening dezer gemeente. Verleent vergunning aan de tappers om bij gelegenheid der veülenmarkt op Donderdag, den 26 November a.s. muziek te laten ma ken, danspartijen te doen plaatB hebben en te tap pen tot des nachts een uur. Schagen, 17 November 1908. De Burgemeester, H. J. POT. o Marktpolitie. Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA GEN brengen ter algemeene kennis, dat bij gelegenheid der veülenmarkt op Donderdag den 26 November a.s. de aangevoerde paarden en veulens van het marktter rein moeten zijn weggevoerd voor des namiddags 4 uur. Overtreding van het vorenstaande is strafbaar met eene boete van ten hoogste 25 of hechtenis van ten hoogste 6 dagen. Schagen, den 17 November 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester ROGGEVEEN. H. J. POT. [t'8 gezegd <yti dien eersten, en op die tweeden dag. toen heel Europa zich den hals lot ontwrichlens toe uitrekte om te hooren wat hij zeggen zou. Daarom geeft hij zich nu voor de oogen van gansch Duitsch- land. voor de oogen van heet de kranten-lezende we reld als ,,c a p p o r a. Hij heeft zijn eed van trouw gedaan, en dien houdt hij heiliger, dan de Keizer; dan de meeste keizeis en koningen, die allen, even als Hendrik van Navarre, overwegen, dat Parijs wel n .Mis waard is; maar, als ze eenmaal Parijs hebben, oni de Mis niet veel meer geven, dan met hun eigen belang overeen stemt. Dat nebben alle eerste minis ters en rijkskanseliers ondervonden; en waar dit per soonlijk op-den-voorgrond-treden van den Vorst niet wordt tegen gegaan, daar worden de belangen der vol ken niet bosiartigd. maar wordt toegegven aan grillen en luimen van 'n reeds door zijn rijkdom, en geboorte be dorven kind, die n standje krijgt, dat op vleierij en 'n compliment lijkt, en welk kind instinctmatig de „intieme fictie heelt, dat hij alles zeggen en alles doen mag. Dat heeft Bismarck reeds ondervondende hond, dien hij zelf den muilkorf af deed, heeft hem het eerst in de beenen gebeten. Dat ondervonden op hunne beurt Von Puttkammer, Hohenlohe; en nu zal Yon Bülow 't ondervinden, 't Is kwaad kersen eten met zulke heeren, en \Eie op n afstand van hen blijft, is er 't best aan toe. Er zijn wel gunstige uitzonderingen; maar ze zijn zeldzaam. Victoria durfde zich nog wel eens te laten terechtwijzen door Gladstone, al sprak hij dan ook tot haar „als tot een volksvergadering''; 'lTiorbecke heeft, evenals Heemskerk de Oudere, meer dan eens bewezen Koning Willems beste raadgever te zijn, al weerstond hij hem niet zelden. „1 rat lier wish v o u foes than holl ow Iricnds'; en de niethalL- krankzinnigen durven hun ongelijk bekennen, en IT ten zich raden en gezeggen dor hun zoogenaamde( „minderen", die bewijzen meer verstand en doorzicht te hebben dan zijzelf. Laten de Keizers en Koningen tevreden zijn, lede poppen te wezen, zonder meer. Laat hen veel geld ver teren en er 'n rijke hofhouding op nahouden, en als ze 'n titel willen voeren, goed, laat ze dan 't „Hoofd CLXIX. „Het behoud van 'n volk is in raadslieden." „Wie zijn huis de veelheid der beroert, zal wind deze woorden door 'n koppelteeken verbonden wor den, omdat ze bij elkander hooren. B.v. Bloemendaal- scbe-kruidnotenbakkerij, Utrechtsche-tneerandjesverkoo- per, Bodegraafsehe-moppenfabrikant, enz. Men spreekt van Beijersch bier, maar zoodra men zou spreken van de brouwerij, waar dit bier gemaakt wordt, dan moet men spreken van de „Beijersch-bierbrouwerü". Dit is de „Schager Courant',' maar de drukkerij, waar deze courant gedrukt wordt, is de „Schager-courani drukkerij' der belachelijk wordt, wanneer deze er streken op na houdt of zich tegenover zijn kinderen aanstelt. Als deze brief verschijnt, zal de Keizer tijd heb ben gevonden Von Bfilow waarschijnlijk te Kiel te ontvangen. Zal Von Bülow „man genoeg wezen den Keizer onomwonden te zeggen, hoe de Rijksdag Begrepen? Ik schrijf voor die courant „Amsterdam- en bijna heel het volk zijn gedrag beoordeelt? sche Brieven", maar ben zelf 'n „Amsterdamsche- En wat zal des Keizers antwoord zijn? Zal hij weer i brievenschrijver", omdat „brieven" en „Amsterdamsche' gaan praten over zijn „ijzeren vuist? Zal hij voort- in dit geval onafscheidbaar zijn, en het woord „Am- gaan met reizen en redevoeringen te houden, triomfen sterdamsche" niets met den „schrijver" te maken heeft. te vieren en kerken in te wijden, schepen te doopen en vreemdelingen zijn geheimste gedachten mee te dee- ien? Zal hij voortgaan alles maar te zeggen, wat 'm voor den mond komt en zijn eigen land in beroering brengen? Voortgaan, ieder, die hem 'n woord van ernst en wijsheid zegt. van nadenken en zelf-contróle, voor 'n vijand aan te zien? Kan 'n man, die zóóveel gereisd heeft. dus zóóveel ondervonden en geleerd moet hebben geen oprechte, eerlijke tegenstanders dulden? Moet ieder Keizerlijk woord toegejuicht wor den. voordat 't nog gesproken is? Zal Von Bülcrwden Keizer tegemoet gaan met opgerichten hoofde, zoc- als 'n man van zijne bekwaamheden past. en 'm .ook met opgerichten hoofde verlaten? Of zal zijn heengaan gelijken op 't wegsluipen van 'n hond, die 'n schop van zijn meester kreeg, omdat die meester zich ver beeldde. dat de hond hem bijten wilde? Zal de Keizer in Von Bülow 'n persoonlijken tegenstander zien, zoo als wel meer rijkskanseliers overkomen? De vraag kan op 't oogenblik, dat ik dezen brief schrijf, nog niet beantwoord worden. Maar als dit alles zoo wezen mocht, dan Arm Duitschland, dat in zulke handen viel! Dan is de hoogroode kleur van uw militairistische inspanning, niets anders dan de kleur van 'n koorts, die u meer en meer afmat. Dan is uw vonnis geteekend en de ziekte van uw militairisme 'n ziekte ten doode. Dan komt de drift, waarmede gij aan uwe grootheid werkt, alleen den ijver ten goede, waarmede gij graaft aan uw graf. En al gunt niemand u dien ondergang, gij zult hem zelf hebben bewerkt, en 'n waarschuwend exempel van Staat" heeten; maar laat hen toch in godsnaam zijn voor alle andere natiën, zooals Ge hen nu reeds niet denken, dat ze alles maar zeggen en doen mo gen, wat in hun soms malle hooiden opkomt. Laat ze toch geen oorlog verklaren, geen recht-sprcken in aller-allerhoogsle instantie, geen wetten toepassen op anderen, die op henzelf, door 'n idiote fictie van „on schendbaarheid", niet van toepassing zijn. Wat wou dat voor 'n huishouden worden? Waar zou 't met onze begrippen van recht heen, als de eene mensch gefêteerd werd voor 'n idiotisme of 'n ploertenstreek, en de andere er voor naar 'n gesticht of 'n tucht huis gaat? Als een onzer gedaan had, wat Keizer Wilhelm nu heeft durven bestaan, dan zou hij zich van schaamte niet weten te bergen; maar Wilhelm trekt er zich geen lor van aan. Terwijl heel Europa dien Dinsdag en dien Woensdag van Von Bülows „uitkomen" met zijl tot 'n hoofdschudding en 'n aanfluiting, ter oor- zake van uw geëxalteerd militairisme. De Keizer moge 't weten, dat hij „die zijn eigen huis beroert, wind zal erven", (6) en dat „het be houd van 'n volk schuilt in de veelheid der raads lieden." (7) H. d. H. Aanteekeningen. 1. De satisfactie-theorie, de voldoeningsleer, is de leer aangaande het plaatsvervangend lijden. Dit is oor spronkelijk een Israëlietisch leerstuk. Op den Grooten Verzoendag werd er door een der dienstdoende pries ters geloot tusschen twee bokken, waarvan de een aan J.H.V.H. werd geofferd en de ander, beladen met de zonden des volks, de woestijn werd ingejaagd. Dit was de „zondebok". Hij nam op zich en droeg weg: de Salomo. Daar kunnen wel tien en wel honderd brieven over geschreven worden; en nog wel meer. Dat bewijzen de duizenden artikelen, die in alle couranten gestaan hebben, en de vele artikelen over datzelfde onder werp, die nog komen zullen. Dit vooral zal 'n ommekeer brengen, hééft 'n ommekeer gebracht, in Duitseh- lands staatkunde, in Duitschlands gevoelen. De meer derheid van het volk is tot de overtuiging gekomen, dat 't Caesarisme zijn tijd gehad heeft, dat de dagen van Caligula voorbij zijn. Max Harden, de tweede figuur in het donkere proces, zeide, dat de da gen, waarin men „zondebokken de woestijn in joeg. voorbij zijn daarmee als zijne meening, en zeker wel menschelijke, zeer vergeeflijke zonden voor boos- »k veler meeninc te kennen gevend, dat Von Bülow Wichtige menschen reden genoeg waren, om zijn hoofd te doen vallen. spanning te gemoet zag, ging de Keizer jagen met zonde en de schuld van anderen, Zijn lijden en ster- I'ürstenberg en n vrindelijk praatje maken metZep-j ven was plaatsvervangend; en werkte „cappora" (ver- pelin. Dat de regeering vóór dien de aandacht van het zoening). De leer was. dat aan de rechtvaardigheid groote feit had getracht af te leiden, door de lurk- Gods die straf voor zonde eischt voldaan moest sche trom over het Casablanca-incideut te roeren, was worden. Die straf nu droeg de „zondebok". Nog heden geheel buiten hem omgegaan. Hij amuseerde zich in- ten dage is het bij Polen en Russen gebruikelijk, dat tusschen. Mag ik vragen, of zoo n gedrag niet wijst zij op den Grooten Verzoendag een hen om het op ziekte in de hersenen? hoofd bewegen en haar met eenen slag tegen den Wanneer ditzelfde honderd jaar geleden in Frank- muur dood slaan met de woorden: „Deze zij mijn rijk was gebeurd, dan zou Wilhelm niet vrij zijn plaatsvervanger, mijn verzoening, (capporathi). uitgegaan. Verdenk mij niet, dat ik zou wenschen nu te zien gebeuren, wat toen te Parijs gebeurd is. Nie mand heeft 't recht, ook de massa niet, 'n mensch het leven te ontnemen; maar Lodcwijk XVI had min der op zijn kerfstok dan hij. De geschiedschrijver zegt van hem, dat hij ,,'n rechtschapen, goed, zacht aardig, deugdzaam man was", „evenmin onnoozel als slecht„maar ijdel, zwak, zelfverblind", en dat deze als veler meening te kennen gevend, onschuldig zijnde, niet behoeft af te treden. De oude Israëlietische satisfaotie-theorieën, zoo gretig, waar 't cle voldoeningsleer betrof, door het Christendom overge nomen, behoeft nu ook niet bij het Imperialisme te worden ingevoerd, (1) De dagen der „capporathi zijn voorbij. Als er een in de termen valt om af te tre den, dan is 't de Keizer, en niet de rijkskanselier. Moet Von Bülow maar steeds waken en zorgen, dat die loslippige Keizer zijn mond niet voorbij praat? Dat is 'n onmogelijkheid! Fn als hij t toch doet, moei dan 'n rijkskanselier, zijn onzinnige redeneerin gen goed praten? Dit is evenzeer een onmogelijkheid W'at heeft de Rijksdag dan toch in 's hemelsnaam verleden week van dien man venvacht? Hoe heeft men durven praten van zijn pover speechje? Van zijn niets zeggend verweer? Wat zou elk ander in zijne plaals gedaan hebben? Als praemisse mag gesteld worden, dat n rijkskan selier de belangen heeft te behartigen van t land, waar over hij als kanselier is aangesteld. ('2' Heeft hij nog andere plichten? Moet hij ook door dik. en dun mei zijn vorst mee gaan en al diens praten' en doen beamen? Of goed pralen? Als dit zoo is, dan is 'I mogelijk en dit is al wel honderd malen gebleken dal de belangen van 1 land schaden kunnen lijden. De belangen vari n land mogen afwisselend zijn, ze zijn niet grillig. Wat de Keizer van Duitschland wel is. Wal wel meer hooi den van Slaat zullen zijn. maar wat hij zeker is; ge tuige zijn thans aan 't licht gekomen gedrag tijdens De herinnering bejammert deze daad van 2t toen en veelal te heet gebakerde Frankrijk; maar deze daad van 't volk hoe afkeurenswaardig ook heeft toch de grenzen aangewezen van vorstelijke wil lekeur. De geschiedenis is de leermeesteres der vol ken, maar ook der vorsten. Wilhelm en alle vorsten mogen bedenken, wat er toen in Frankrijk en onge veer zeventig jaar later in Mexico gebeurd is. De soort „Mensch" groeit en gaat niet zoo spoedig meer tol „gerechtelijken' vorstenmoord over; maareven- min laat zij zich door vorstelijke grillen ringelooren, en evenmin laai zij zich door 'n zoogenaamde recht vaardige „casus belli" den dood in jagen. (4) Deze verzoeningsleer van het plaatsvervangend lij den voor anderer zonden is door de Christenen op Jezus toegepast. De „Jesoerei hamoschieach", (het Lijden van den Messias) reeds door Jezaia besproken, is 'n zuiver Israëlietisch denkbeeld; en de Christenen, die deze leer belijden, zijn in dit opzicht Joodsch; waar zij niet minder om zijn; maar „Christelijk" is 't niet. 't Israëlietisch denkbeeld van „Goddelijke Rechtvaardig heid", die straf voor zonde eischt, werd in Jezus ver vangen door „Vaderlijke Liefde", die den berouw vollen zoon tegemoet gaat. In Jezus' Evangelie treedt God van den „Troon der strenge Rechtvaardigheid", om niet minder rechtvaardig plaats te nemen op den „Troon der Liefde". Dit is de groote beteekenis van Jezus' optreden, en in Zijn prediking is er voor satisfactie-theorieën geen plaats. 2. Een „praemisse" is 'n vooropgeplaatste stelling, 'n aan genomen begrip. 3. „I rather wish you foes, than hollow friends": Ik wensch u liever vijanden, dan holle vrienden". Sh. 4. „Casus belli": eigenlijk: het oorlogsgeval, de grond of aanleiding tot 'n oorlog. 5. Vraagt uwen predikant waar dit staat. Ik kan 't Correspondentie. G. G. Dat weet ik niet meer; maar mij dunkt, dat Ge 't in elk Hollandsch taalboek zult kunnen vinden. Uw onderwijzer heeft u het zelfde geleerd. „Bass's Hol- den lWnoorlog, Setu^e fijn dub^etómige^hou^ng E> e g I I zicht hebben?" Wat ging er toen in hem om? tegenover Rusland en Frankrijk. Geluige straks zijn drijven en tornen om' Von Bülow aan den dijk te zeiten, wat gebeuren zal, al wil hij hem nu ter oorzake van weer niets anders dan n caprice, niet lalen gaan. Zijn er misschien menschen, die in dit iiiel-willen- laten-gaan van Von Bülow, „karakter willen zien bij den Keizer? Nu, wee hem, die geen hoofd heeft Ze Hel gaat niet langer aan. dat ons wel en wee zou mij alleen herinneren en heb geen Trommius. Ik weet berusten in de handen van één enkel persoon, die aan alleen, dat 't staat in een der Evangeliën, constipatie en obstructie kan lijden, die ook wel eens 6. Spreuken XI: 29. met zijn verkeerde been uit bed kan stappen, en in 7. Spreuken XI: 14. geen geval van „onfeilbaarheid" verdacht kan worden. Een mensch is '11 „mensch" met fouten en gebreken, ta.1 draait hij zijn knevel nog zoo mooi in krul, al sprak hij tien talen en al was hij gedocto reerd door alle universiteiten van de wereld. En wie B dit niel erkent, pleegt afgoderij, en dient zijn hoofd- Stout" is Engelsch en geen Hollandsch. In 't haar kort te dragen ten teeken zijner minderwaardig- landseh zouden wij schrijven: „Bass' Stout", heid, omdat hij 'n slavenhart heeft. En de vorsten mogen 't zich herinneren, dal Herodes „van de wor men gegeten is" op zijn sLrfted, „omdat hij zich god del ij k e eer liet bewijze n." (5) Wat ging er twee, drie jaren geleden in den Kei zer en zijn hoorders om, toen hij de kerk bij zijn en zelf den dienst leidde, en toen „Ik ben de Heer uw God; gij zult geen andere goden voor m ij na a n g e- Duitschers, die den dienst bijwoonden, hebben 't mij mei 'n spollachje en schouder-ophalend verteld; en ik weet wat zij erbij dachten. Onder de vele Duitsehe vrienden, die ik heb, zoo wel 111 Berlijn en Frankfort als hier, zijn er verschei- Door MAX DREYER O 14. Mieken ziet wel hoe het met Klaas Korl^gesteld k- „Het schijnt in je binnenste te koken, denkt ZÜ- „Maar het zal wel een watersoepje zijn. Vast houdt zij hem in het oog en zooals zu nu spieea z°rgt zij dat haar woorden een rustigen klank h - hen. Uit de heldere hoogte zullen zu komen, als op 4en kop zullen zij hem vallen, hem onderdompelen hem overweldigen. Tr„ri7 ..Waarom geef je mij het roer niet, Klaas Kon. Tenslotte doe je het toch." Zooals zij nu spreekt, is zij ten minste onsympa thiek. Het verlicht hem eenigszins. En zijn antwoord, •dn mijn gansche leven niet," heeft In de diepte dei hoosheid toch wat leuk. Maar dan wordt het weer erger. „Je hebt het een gedaan," spreekt zij verder. „Je zult het ook vandaag en nog vele malen doen." a Waarvoor behoeft zij hem daaraan te herinnerem Zal zij hem die nederlaag nu ook nog onder den neu wrijven? Dan kan hij niet goed voor Een ander antwoord geeft hij evenwel nieC Hu schudt nl'een het hoofd met een ongeduldlgen ruk. fc Mieken laat hem evenwel nog niet os ZU heert neer ik niets met jou te doen wilde hebben, was het je ook niet naar den zin." „Wat is dat?" „Je hadt mij toen niet moeten redden. Nu heb je mij steeds aan je hals. Jij bent nu eenmaal de schuld ervan, dat ik leef en daar raak je nu nooit meer van -bevrijd." „Wat ben ik?" Alles, wat zij zegt, hoe zu het doet, hoe zij zich gedraagt en hem aanziet, dat alles stijgt hem hoe langer hoe meer naar het hoofd. Een roode stroom bruist hem voor de oogen. Zij buigt zich voorover, leunt met de ellebogen op de knieën en legt beide handen om het gelaat. Zoo blijft zij voor hem zitten en laat hem geen oogwenk uit het gezicht. Ik wilde niet van mijn schip af. Maar ju hebt mij met geweld weggesleept. Jij bent verantwoordelijk voor datgene wat er van mij geworden is. Daarom druk ik als een centenaarslast op je ziel, en je komt van dien last niet af." wendt zich heen en weer van onrust en van Wat wil die vrouw van mij? Waarom laat zij u.ij niet met vrede? Ik wil mijn rust hebben, mijn rust wil ik Ik laat niet met mij spelen. En daarom is het die sluwe feeks met haar kattenoogen toch alleen maar te doen. Jij hebt dat nu eenmaal gedaan en een ieder moet de" gevolgen van zijn daden dragen. Het leven nemen mag niemand. Maar den dood mag men ook geen buit ontrukken. Wanneer er een sterven wil en een ander doet hem geweld aan, zoodat hij In het leven blijven moet dat is ook een soort van moord!" Klaas Korl met zijn ouderwetsche begrippen hoort elk woord en boort het diep en dieper in zijn ge kwelde ziel. Steeds verder steeds meer!! Ziet ge nu wel in, dat ge mets tegen mij begin nen kunt? Dat je moet toegeven, wanneer ik iets wil? Je draagt niet voor niemendal mijn teeken in je ge zicht. En nu wil ik dat roer hebben. En naar mijn wrak wil ik. Geef mij het roer"' Hij pijn. mij Zuiver Hollandcshe genitieven zijn: Vondels gedich ten, Tollens' Werken, Shakespeare's drama's, Hoofts Warenar, Dante's Hel, Christus' Kruis, Gods Zoon, Moe ders liefde enz. Vergelijk dit met No. 4 van de vorige „Aanteekeningen". De fout in „Groote Stads-lucht" schuilt in de ver keerde plaatsing van het koppelteeken. Het moet aldus geschreven worden: „Groote-Stadslucht", omdat „Groo te" behoort bij „Stad" en niet bij „lucht" of „stads lucht". Het geldt de lucht van de groote stad. Zoo schrijft men ook: Goudsche-pijpenfabriek, omdat de pij pen „Goudsch" zijn en niet de fabriek. Wie zulke woor den op een andere wijze schrijft, schrijft zë fout. Men spreekt van „Bloemendaalsche kruidnoten", maar zoo dra er nog 'n woord aan toegevoegd wordt, moeten Snapt ge 't nu? Ja, de spelling van Kollewijn vind ik afschuwelijk, en maakt op mij den indruk van 'n wetenschappelijke dieventaal, waar 'n mensch, die zijn taal liefheeft, zich niet mee in moest laten. Ze heeft niets te ma ken met eenig dialect, dat mooi kan wezen, of met n eigenaardige manier van zeggen, 't Eenige boek, dat Ik in die spelling uit kon lezen' was 't boek van Dr. Pomes over „Van Alphens Kindergedichtjes. Ik acht dat heele gedoe „lorredraaierij", 'n steeds zwakker wordende malligheid uit de malle tachtiger jaren. M. K. d. V. Ja, „Mevr. Warrens Bedrijf" is de 168ste brief en niet de 163ste. Als ikzelf 't niet fout in de copij schreef, is 't een fout van den zetter, of van den corrector. Maar ik durf er niets van zeggen, want corrigeeren is 't gemeenste hondenbaantje, dat ik ken. Er staan trouwens wel meer drukfouten in dien brief. C. W. Dank voor Uwen brief, dien ik met belang- stelling en genoegen heb gelezen. Ge vergist u, als Ge denkt, dat ik mij aan uw woorden niet zou storen; al kan er voor het schrijven, dat ik doe, geen bepaald plan worden ozpgeet. Ds. J. d. V. Dank voor Uwen brief en Uwe felici tatie; ik hoop met U, dat de vrede blijvend zij. Ik weet niet ,wat te antwoorden op uwe verzuchting over het ontbrekende gebod: „Gij zult niet doorslaan". Mag ik U echter herinneren, dat ik gedurende bijna drie jaren het voorrecht had Uw leerling te zijn? Mijn dank ook voor nummer V van het „Twaalftal". 4 H. d. H. Gemeenteraad Harenkarspel. Vergadering van den Raad der gemeente Haren- karspel, op Woensdag den 18 November 1908, 's na middags half twee. Voorzitter de heer Jb. Swan, Burgemeester. Afwezig de heer Groot, wegens ziekte. Vacature Keesom. Opening door voorzitter. Daarna lezing der notulen, die onveranderd worden goedgekeurd. Mededeelingen a. dat goedgekeurd zijn teruggekomen van Ged. Sta ten gemeenterekening 1907 en begrooling 1909; b. dal de onderwijzers voor het herhalingsonderwijs en de stemopnemers hunne benoemingen hebben aan genomen c. dat di^or Ged. Staten beslissing is genomen op huurwaarde van woningen van schoolhoofden en dat 't is vastgesteld door Ged. Staten, zooals door 'den Raad is voorgesteld; d. dal in plaats van den heer Keesom lot zetter is benoemd de heer Slot; e. dat bij nader inzien is gebleken, dat er 4 banken meer noodig waren in de school te Dirkshorn, dan ver ondersteld was. Het hoofd der school had eerst 20 banken genoemd, doch later bleek, dat er 24 noodig waren, zoodat nu, met inbegrip van de banken voor de school in het Waarland, er 30 noodig zijn. De aanbesteding zal plaats hebben in December a.s. De heer Burger informeert of de inschrijving alleen is opengesteld voor ingezetenen. Voorz. antwoordt be vestigend. f. dat de verkiezing voor# een gemeenteraadslid (va cature Keesom) gesteld is' op 1 Dec. a.s. Stemming en herstemming (zoo noodig) op 8 en 15 December a.s. g. wordt behandeld een verzoek van onderwijzer Bosch uit Kerkebuurt, om eervol ontslag tegen 1 Jan. 1909. Met algemeene goedvinden wordt dit verleend. Er zal worden geadverteerd in De Vacature en in de Katholieke Onderwijzer. Stukken in te leveren voor 5 December a.s. h. Aan den Minister van Binnenlandsche Zaken zal met algemeen goedvinden gevraagd worden om den uitslag van de stemming te mogen vaststellen, on middellijk na afloop van de stemming en niet den volgenden dag 's morgens 9 uur (zooals de wet dat wil) in gemeenten waar mSer dan een stemburau is en dat is hier het geval. i. Naar voorzitter van terzijde vernomen heeft zal onderwijzer Bosch (ziek geweest zijnde) a.s. Maandag weer in dienst treden. De heer Burger bevestigt dit; hij heeft zelve den heer. Bosch gesproken. Rondvraag. De heer Zut spreekt over de dorpen Lutjebroek en Hoogkarspel. waar het biljarten om ge lag over gemaakt is; de gemeentebesturen hebben er daar in gewerkt. Bijzonderheden weet spreker verder niet, doch men oordeelt, dat daarnaar wel is te infor- meeren. De heer Burger brengt een klacht over van den smid van Kerkebuurt, die hem vertelde dat de timmer man Mooi, belast met het maken van een gebouwtje als steenkolenbergplaats bij de school in Kerkebuurt, een gedeelte der benoodigde ijzerwaren buiten de ge meente beeft besteed en hem daarmee voorbijging. De heer Burger vindt de klacht gegrond. Voorzitter verklaart van dit voorgevallene niet te hebben geweten. Ware hij er in gekend geworden, dan zou hij op levering door ingezetenen hebben aange drongen. De heer Burger wil gaarne dat voorzitter voortaan er voor zal zorgen dat zulke leveringen in de gemeente blijven. Hierna sluiting. (Reeds in een gedeelte van vorig nr. opgenomen.) Zij buigt zich naar hem toe. Hij steekt baar even wel de gebalde vuist toe. zoodat zij terugdeinst. In zijn binnenste heeft het een ruk gegeven, het wordt hem klaar en vrij om het hart. Hij moet dat creatuur niet ontzien! Dat is geen vrouw, maar een satan, die hem kwelt, uit pure vreugde om te kwellen en die hem steeds verder vernederen wil. Nu op haar los en dadelijk haar zoo aangepakt, dat zij er niet meer boven op komt. M'aarom zegt zij al deze nonsens? Slechts omdat zij in mij een ellen- digen speelpop ziet. Die domme Klaas Korl, maar zoo dom is hij nog niet, dat hij niet met gelijke wapenen tegen jou te keer kan gaan, kleine heks. Nu is het voorbij met al het zuchten en beven. Wat ik voor je gevoeld heb als meisje is nu uit mijn hart gerukt. Nu zal ik je eens even in je kraag nemen, zooals dat bij zulk een wilde kat behoort. En wat daar uit voortkomt, dat moet je dan ook nu maar zelf weten. Hij is nu woedend en met een hoonend lachje om de lippen kijkt hij nu op haar neer. „Het roer krijg je niet," zegt hij op afgemeten toon in zorgvuldig uit gesproken Duitsch en dat van al zijn gevoelens niet het minste laat bemerken,Maar op het wrak zal ik je brengen. En dan zal ik weer aan je goed maken, wat ik tegenover je heb misdreven." Verbaasd hoort zij op. Dat is iets nieuws, wat haar zeer interesseert. „Dat is goed, daarvoor is het nooit te laat. Of je dat echter zult kunnen," zij lacht luide en spottend. Zoo is zij het gevaarlijkst, als zij hem met hoon over laadt. „O ja!" roept hij met woeste vreugde. „En hoe wil je dat dan aanlegen?" „Ik heb je daar vandaan gehaald," Zij zijn zeer dicht bij het wrak. „En wanneer Je mij nu niet dadelijk zegt, dat je dat alles alleen maar hebt gezegd om mij te dreigen, dan Nu is zij nog meer verwonderd. Dan tikt zij vroolijk met haar vinger tegen haar voorhoofd. Zij twijfelt aan zijn verstand. Zijn hand aan het roer wordt evenwel niet losser of vaster. Hij voelt zich zeker, zeker van zijn greep. „Dan zet ik je er eenvoudig weer op. En dan hebben we met elkaar afgerekend." Zij springt op en stelt zich breed en hoog voor hem. „Dat is een gedachte. Dat had ik niet van je durven denken. Ja, wanneer je niet Klaas Korl was, dan Als antwoord op dezen hoon .voelt zij reeds zijn han den, de een onder den arm, de ander onder de knie, zoodat de boot schommelt en in het volgende oogen blik het wrak voorbij schiet. Mieken zelf vliegt als een bal in de hoogte en zit eensklaps boven op de verschansing van het oude schip. Tusschen haar en de boot wordt de afstand steeds grooter. Nu zijn zij gescheiden. Klaas Korl draait zich nog eenmaal om. Vast is zijn roep; ...en daar laat ik je nu zitten of je moet mij terugroepen." Klaas Korl neemt zijn plaats aan het roer weder in en zeilt naar het land. Geen blik meer vermorst hij aan Mieken op het wrak. Snel vaart de boot door de vallende avondschemering. Reeds verdwijnt de gestalte van den schipper. Mieken zit zonder een kik te ge ven op de verschansing. Roepen zou ik naar hem wat die vent zich al niet inbeeldt. Zij lacht hoonend, en dat klinkt zooveel te scheller, omdat zij toch wel wat verschrikt was over deze snelle daad. Had een mensch dat nu van hem kunnen denken? Maar het is waar, een flink stuk werk heeft hij toch klaar gespeeld. Klem en kracht zaten daarachter. Juist zooals zij het maar zou kunnen begeeren. En zoo Iets komt van Klaas Korl. Zou hij zoo iets vroeger hebben klaar gespeeld? In zijn gansche leven niet. Zoo hoog heb ik, denkt Mieken, hem toch gekregen. En eigenlijk is zijn dad toch mijn werk. Alleen dat roepen dat behoort er niet bij, dat had hij niet moeten zeggen, omdat hem dat geen ernst kan zijn. Je zoudt het wel willen, maar dat ik het zou doen, daf geloof je even weinig als ik zelf. Waarom schop

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5