Grenen i Land- en Tuinbouw. 1)E ANDERE, ScMsen i de Rectaal. 52e Jaargang. No. 4417. Zondag 29 Nov. 1908. DERDE BLAD. 'l^ngS? v^^dTla^Umett^'en Cf opsporen Res^meerende komt het rapport tot de volgende XLIV. Van de gezondheid van het vee in verband met den toestand der stallen en van de hoedanigheid der melk. Het Hoofdbestuur der Hollandsche Maatschappij van Landbouw heeft een belangrijk rapport over bovenstaan de onderwerpen samengesteld en aan de Afdeelingen der Maatschappij ter behandeling toegezonden. Het is de bedoeling dat dit rapport op de vergade ringen zal worden besproken en de afdeelingen instem men zullen met de aan het slot gestelde concluslën. Het belangrijke stuk vergt te veel plaatsruimte om het in zijn geheel op te nemen, doch het voornaamste eruit vindt men hieronder saamgevat. De bekorting vor derde hier en daar eenige wijziging van het oorspron kelijke. Aangezien het vee door de landbouwers wordt ge houden om er geld mede te verdienen, zoo brengt het geldelijk belang der veehouders mede zooveel moge lijk te trachten om gezond vee te verkrijgen en te behouden. Het publiek de koopers van vleesch, melk en zuivelproducten stelt den eisch, dat deze producten geen schadelijken invloed op de gezondheid der men de, den dood van hunne medemenscben kunnen ver oorzaken. oor de besmetling der melk zijn de bovenbedoelde ziekten niel zoo gevaarlijk als de tuberculose, onidal de zieke dieren slechts korten lijd melk leveren Het ntoel evenwel ernstig worden ontraden om de melk der dieren, die aan dergelijke gevaarlijke besmet telijke ziekten lijden, te verkoopen of te vervoeren. Van het meeste gewicht zijn de uierontstekingen voor de hoedanigheid der melk. Sommige uierontstekingen zijn oorzaak dal de melk zeer spoedig bederft, ter wijl aan de melk zelve, tijdens het metken, vaak niet veel te zien# was; andere bacteriën kunnen den dood van zuigelingen veroorzaken, terwijl de schadelijkheid van typnusbacteriën, als voorbeeld van toevallige bij menging algemeen bekend is. De veehouder moet derhalve nauwlettend toezien op de gezondheid der uiers; hij moet er voor waken, dat de melk van een ziek kwartier niet onder de goede melk gemengd wordt, en dat, indien de ontsteking Desmetlelijk is, de koe zoo spoedig mogelijk afzon derlijk worde geplaatst en de stal worde ontsmet. De veeartsenijkundige wetenschap kan daarbij on schatbare voorlichting geven. Daar het in het gelde lijk belang van den boer is, dat deze ontstekingen spoedig worden opgemerkt en zoo mogelijk worden genezen, moet de stal helder en zindelijk zijn, en het vee behoorlijk worden verzorgd en schoon gehouden. De toevallige toevoegingen, die in de melk kunnen voorkomen, komen er in tijdens en na het melken en komen dan voor een groot deel van het lichaam der koe, van den melker, en van de omgeving of door toegevoegd water. Hetgeen er tijdens het melken in komt, kan door grooter zindelijkheid en toezicht op den stal, het vee en de meikers worden verminderd. Vooral in de stallen moet men tevens rekening hou den met hetgeen in den vorm van zwevende stof langzaam dalende, in de melk komt. L'e ernstigste bron van verontreiniging door toeval lige bijvoegingen is naar onze meening het water, dat gebruikt wordt 0111 het melkgereedschap en de bussen te spoelen en dat gebruikt wordt ojn de melk te ver dunnen. Het is lang niet zeker, dat de boei- of melkverkoo- schen mogen uitoefenen, terwijl de prijs dezer voe- per, die melk vervalscht, goed regenwater voor de dingsmiddelen binnen vrij enge grenzen beperkt moet vervalsching gebruikt. Vaak zal slootwater makkelijker blijven. te verkrijgen zijn. Bij alle verbeteringen, die men wenscht aan te Wanneer men tevens in aanmerking neemt, dat vele brengen, moet echter ernstig worden gelet op de nood- bacteriën in de melk alles vinden om zich tijdelijk saamgevouwen in den schoot. Het was weer alles het- van haar slechte, Ijskoude natuur... Nu ging zij rond, zelfde, als eenige weken geleden: zij zat hier, een- met opgeheven hoofd, en speelde de mooie rol, ter- zaam en werkeloos... en toch... en toch... hoe was wijl zij, zij het toch was geweest, die hem in een alles anders geworden... vertwijfelden dood had gejaagd Nu was het gebeurd, waarvoor zij lang had gevreesd. zij wilde dien gruwel beletten. Maar kon zij dat...? Gescheiden van baar man, bleef zij alleen in het zij wist wel van neen. Welken indruk moest het, zou leven. Gescheiden was zij van hem. voor goed... maar het maken op het publiek, als zij, zijn vrouw, die ge- de wijze, waarop hij van haar werd weg genomen, was lukkig verwacht werd te wezen, als hij gehuldigd werd, zakelijkheid om alles geleidelijk te doen en het zoo in te richten, dat de direct te betalen kosten of de in geld voelbare schade zooveel mogelijk beperkt blijft. Men moet in het oog houden, dat het boerenbedrijf in den regel niet met groote kapitalen of uit een ruime beurs wordt gedreven, zoodat gemis van een deel der inkomsten slechts in enkele goede jaren kan worden geleden. Er zijn evenwel ook maatregelen te nemen, die meer moeite en zorg dan geld zullen kosten, doch ook hier toe. zullen de veehouders zonder twijfel slechts dan overgaan, indien het geldelijk voordeel dezer maatre gelen hun duidelijk is geworden. Men kan van overheidswege derhalve niet volstaan met voorschriften om ziek vee af te maken of slechte stallen te sloopen of te verbouwen, maar men dient allereerst de veehouders zooveel mogelijk voor te lich ten. De gezondheid van het vee kan schade lijden door aandoeningen, die ten slotte den dood veroorzaken en soms van besmettelijken aard zijn voor vee en men- schen, of door ziekten en ontstekingen, die genezen, doch evenzeer besmettelijk kunnen zijn. Sommige ziekten van beide groepen zijn van alge- meenen aard, zodoat de stal niet van invloed is op de verspreiding; andere komen meer voor in slecht ge bouwde, donkere stallen, hoewel het niet vaststaat, dat het vee in dergelijke stallen bij een goede verzor ging niet gezond zou blijven. Het komt ons voor, dat de verbetering meer gezocht moet worden in de ontwikkeling van den boer dan in hei bouwen van modelstallen, daar het niet te ontken nen is, dat een ontwikkelde boer, die nauwlettend op zijn vee toeziet, geen genoegen zal nemen met een slechten, donkeren stal, doch dezen, vaak met geringe kosten, aanmerkelijk zal verbeteren. De hoofdzaak, waar het op aankomt, is het toe zicht door den veehouder uit te oefenen, waarbij op den voorgrond moet worden gesteld, dat men, om iets te controleeren, de zaak goed moet kennen. De boer moet weten, wat werkelijk schadelijk is voor de gezondheid van het vee, wat de oorzaken zijn van bet voortwoekeren van besmettelijke ziekten on der zijn beesten, wat er kan worden gedaan om kunstmatige besmetting van melk en zuivelproducten .tegen te gaan. Met kunstmatige besmetting wordt bedoeld die, welke niet door de koe wordt veroorzaakt, doch die later, na het melken, de melk besmet. De landbouwer zal zich allereerst op de hoogte moeten stellen van de theorie der besmetting door micro-orga nismen, oindat hij anders van den samenhang der ver schijnselen niets zal begrijpen. De koopers letten in den regel het meest op die fouten van vleesch en melk. welke de waar spoedig doen bederven; die dus niet zoo zeer voor hun ge zondheid als wel voor hunne financiën nadeelig zijn. Toch is de besmetting der mensehen met ziekten door middel van dierlijk voedsel veel gewichtiger uit een algemeen maatschappelijk oogpunt dan het bedel ven der voedingsmiddelen. Dit eerste punt moe! echter bijna geheel door ande zeer snel te vermenigvuldigen, dan kan men begrij pen, dat melk, die op die wijze met typhus is besmet, zoo uiterst gevaarlijk kan zijn. Tegen het kwaad der melk vervalsching kunnen on der meer het onderzoeken der melk en het betalen op vetgehalte hulp geven. Uit een algemeen oogpunt van gezondheid moet echter, zoowel voor het vee als voor het spoelen van vaten en emmers, uitsluitend van onbesmet water ge bruik gemaakt worden. Of het water al dan niet te vens geschikt is voor drinkwater van den mensch, doet er niet toe in dit geval. Al is het nortonwater brak en ijzerhoudend, dat hindert noch voor het vee, noch voor de schoon te maken gereedschappen. Men kan in het lage polderland aan pomp- en put water alleen den eisch stellen, dat het onschadelijk voor vee is, en op een zoodanige diepte wordt ge wonnen, dat bijzakken van bovengrondwater uitgeslo ten is. Ook in dit opzicht, gelijk bij zeer vele andere der hiervoren genoemde punten, kunnen de practiseeren- de veeartsen zeer veel goed doen door op de gebre ken te wijzen of een onderzoek te steunen en in de hand te werken, terwijl de directeuren van boler- en kaasfabrieken en melkinrichtingen met zachten, drang zeer vele verbeteringen kunnen helpen bevorderen. Vele boeren zijn niet zoo maar bereid om alles als waarheid aan te nemen, wat de wetenschap op dit oogenblik als juist erkent. Daarom zouden de ad viezen van de zuivelconsulenten gesteund kunnen tvor- den door den raad en de voorlichting van een vee arts. Het werk der zuivelconsulenten kan daardoor ook een deel van den arbeid der Rijksserummrichtijigl krachtdadig steunen, terwijl omgekeerd deze inrich ting steun kan verleenen aan de zuivelconsulenten; en toegevoegde veeartsen. Indien de zuivelconsulenlen in vaste samenwerking konden arbeiden met een zeer bekwaam veearts, dien zij bij alle moeilijkheden op dat gebied konden raad plegen, en die met hen medeging en er ook zelf op uitging dan ware vermoedelijk het werk van deze nuttige ambtenaren onzer Maatschappij nog vrucht baarder dan het nu reeds is. Behalve op hel verzoek van de veehouders zou den deze beide ambtenaren, hetzij gezamenlijk, hetzij afzonderlijk, ook op verzoek van derden, regelmatig en systematisch een onderzoek naar den toestand dei- boerderijen en veehouderijen kunnen bistellen. Zij moe ten daarbij monsters van drinkwater voor het vee en van spoelwater voor de gereedschappen medenemen; de vaten, bussen, emmers, enz. bezien en hun oordeel kenbaar maken; de stallen bezoeken en voorlichting geven, hoe die verbeterd zouden kunnen worden en inzonderheid melk op uiergebreken onderzoeken, op dat de veehouders voor deze gevaarlijke ziekten, meer dan lot nu toe geschiedt, gewaarschuwd kunnen wor den. Iets dergelijks word! reeds door onderscheidene coö peratief werkende zuivelfabrieken uitgevoerd. De melkinrichtingen in de steden en .de boter- en kaasfabrieken ten platte lande, alsmede de Melk-hy ren dan dp onmiddellijk belanghebbenden onderzocht giènische Vereeniging, kunnen de goede zaak zeer sterk steunen. Hel komt ons dan ook wenschelijk voor om aan deze instellingen voorstellen tol samenwerking te doen. Hoewel het onderzoek gratis moet geschieden, is het te hopen, dat de meeste boeren bereid zullen worden bevonden om een bijdrage in het fonds voor onderzoek te storten. De zuivelfabrieken en de melk inrichtingen zullen eveneens gaarne betalen voorgoede 1 .1....l;..l~li»-.^> /.n r, vnrtftlrv-iofiiTo n/"v ïlil-A I O en gecontroleerd worden. De eischen die de koopers aan vleesch stellen, kun nen," voor zoover den boer betreft, geheel worden be vredigd door het houden van gezond vee. Hoewel het niet onomstoolelijk vaststaat, dal de nmdertuberculose gevaarlijk is voor den mensch, zoo is ilie ziekte zoo schadelijk voor de gezondheid van hel vee en zoo nadeelig voor het geldelijk belang practische voorlichting en voor regelmatige controle, van den' boer, dat reeds hierom deze moet beschouwd Boven en behalve deze maatregelen moet er door k j„ voornaamste ziekte, waartegen moet worden ge- het verspreiden van literatuur, vlugschriften en kran- V tenartikelen, het doen houden van voordrachten en S *1 ndien het juist is hetgeen thans herhaaldelijk wordl lezingen, meer kennis betreffende deze onderwerpen •helooffd dat de rundertuberculose in vele gevallen gebracht worden onder den boerenstand, terwijl men, la nas de darmen dus met het voedsel in de ui aansluiting aan beide wijzen van verbetering, wed- bloedbanen komt, en dat deze besmetting veelal op strijden kan uitschrijven voor het verzorgen van tiet Jeugdigen leeftijd 'plaats vindt, dan moet de bestrijding vee en de wijze waarop het wordt gehouden. en opruimen van tuberculeusvee c i°°rt 1 aaien e voorlichting en out wikkeling van den landboii- gen tol de taak van aUe veehoudeis wef de hoofdzaak 8moet zijn. Aan ons werd medegedee. Friesehe bo- 2. dat dit bevorderd kan worden door naast den rauwe afgeroomde (centnfuge, tuberculeus zuivelconsulent een veearts aan te stellen, zoodat bei- terfabrieken oorzaak Is geweest van net u^rc neus samenwerking met practiseerende veeartsen, worden en sterven van feer \e «ehi-uilc de Rijksseruminrichting en de Veeartsenijschool, hunne Men schijnt thans die melk alge e 0 adviezen kunnen opmaken, (van gemeenschappelijke te verhitten. i„vpr„n van adviezen geven de Rijks landbouwproefstations en de De stalhvgiène moet wakeh tegei Rijkslandbouwteeraren verschillende voorbeelden); dergelijke tnelk. .k m(,. 3. dat dit eveneens bevorderd wordt door vlugschrif- Zoodra er uitgemaakt is. welke meren ma* mei ,ezi krantenartikelen, enz.; tuberkelbacillen leveren, moeten deze zo p 0 4 dat zuivelfabrieken, melkinrichtingen en de Melk- gelijk voor de slachtbank worden axgeievero. hygiënische Vereeniging zeer veel steun kunnen geven Het komt ons in het algemeen met uitvo - de verbetering der stalhygiène, meer dan zij zelve -om een verbod tot leveren van melk .verdacht van besmetting met tuberkelbacillen, voldoende te 5 dat gemeenschappelijke keuringsdiensten, naast de ven. doch wet om den tijd. gedurende» wel contröle op vetgehalte, mede op de innerlijke deugde- gelijke dieren melk leveren, te bekorten. liikheid der melk zouden moeten letten en niet zoo De boer kan hierin zeer veel medewerking ge straffend als wel steunend en voorlichtend zou- -door zijn vee goed na te gami, door de stallen licht moeten oplredell zindelijk en luchtig te houden of te maken, en doo inderdaad een goede behandeling der dieren ui de hand te werken. Bij een streven in die richting zal men op de me dewerking van vrij veel veehouders kunnen rekenen, aangezien de geldelijke schade, door tuberculeus vee veroorzaakt, zeer groot is. Er zijn nog meerdere, vaak snel verloopende, kwaad- aardige besmettelijke ziekten van het vee, die wat het vleesch betreft, van veel gewicht zijn. Men denke b.v. - an miltvuur Nu was het 8°rdbn weer opgehaald voor het raam, il De veehouders zijn echter lang niet altijd doordron- en zij zat er voor, op haar oude plaats, en keek, maar gen van het feit, dat zij, dergelijke dieren verkoopen zonder iets te zien, naar buiten, en hield de handen D. E. LANDMAN. Door JEANNE REYNEKE VAN STUWE. o anders dan zij steeds had gedacht. Zij wist het immers, dat hij allengs had opgehouden haar Hef te hebben ...omdat... omdat... een andere zich tusschen haar en hem had gesteld. En zij had gewacht gelaten, naar zij meende, gewacht, op het oogenblik, dat hij tot haar komen, en haar zijn bekentenis zou doen. Die woorden aan te hooren, de woorden, die hen van elkaar zouden doen gaan, voor altijd, zou, waande zij, het ergste zijn, wat haar aan smart kon gebeuren. En nu... nu wist zij, dat de dood een nog ergere scheiding was, een eeuwiger smart. O, de twijfel, of hij, de goede, de rechtschapene, den strijd misschien niet langer vermocht te doorstaan, en zelf een eind aan zijn lijden gemaakt had... o, die twijfel... die twijfel... die haar martelde en ver volgde, en waaraan zij zich over moest geven, al kromp zij ook weg van ondraaglijke pijn... Zij haatte die andere, zij had haar altijd gehaat. Maar nu was haar haat zoo hard, zoo bitter geworden, dat hij haar heele leven scheen te beheerschen, Die vrouw... die vrouw, zonder zachtheid of meegevoel... die dorst te tasten naar iets, wat 't hare niet was... die in koude, onbarmhartige zelfzucht het geluk van andere menschen niet spaarde... zelfs niet van den man dien zij toch lief scheen te hebben... maar dien zij geen rust liet... dien zij kwelde en pijnigde met haar egoistische wenschen... totdat... totdat zij hem in den dood had gedreven... Han zij hem dan niet zien vermageren en verblee- ken... had zij het niet gemerkt, dat hij stiller werd... stiller en lusteloozer... dat zijn lach, zijn scherts niet meer werden gehoord, dat zijn hoofd zich boog, dib het licht uit zijn blik was verdwenen... Dat de strijd hem te zwaar scheen te worden... en dat zijn kracht niet lang meer toereikend zou zijn... Zij had het wel gezien... o, zoo goed... maar zij had gezwegen... had zij niet moeten zwijgen... zij kon, zij wou, wat komen moest, toch niet verhaasten?... O, man, dacht zij, o, goede, lieve, die nooit tot be driegen in staat was geweest... die liever den dood inging, dan te leven in onrecht, in leugen... O, haar man... haar man... dien zij lief had gehad, zoo in nig, zoo algeheel, en die haar toch ook eenmaal lief had gehad.TT Wat waren zij niet gelukkig geweest... Ach, waren zij dat werkelijk; samen gelukkig geweest?... Ja! o! ja! den eersten tijd van hun trouwen... Hij was tevreden. Nog zag zij zijn goed, zacht ge zicht verhelderen, als hij haar oogen ontmoette, en haar stem weer hoorde, na een langen, vermoeienden dag van les-geven, op de muziek-school, en bij leer lingen aan huis... En was hij niet gelukkig geweest, evenals zij, met hun kind... het jongetje, dat al vroeg bleek zijn muzikale begaafdheid te hebben overge nomen?... Die dagendie dagenzij kon er thans niet aan terugdenken, zonder een gevoel van weeë, machte- looze smart. Want zelfs dat groote geluk had hem voor haar niet kunnen behouden... Zij had het onmiddellijk gevoeld, al begreep zij ook de oorzaak nog niet, dat er iets schuws, iets stijfs in haar verhouding tot hem was gekomen. Zij had hem zelfs wel eens gevraagd, waarom hij zoo stil was... maar hij ontweek haar vraag. En toen zij begreep... ach, toen vroeg zij niet... zij zinspeelde zelfs nooit op het noodlottig geheim... Zij zag het immers, dat hij leed... En omdat zij dat zag, kon zij hem ook niet haten. Zij haatte alleen, en met een blinden, harts tochtelijken haat, die andere... die andere... Die vrouw... die geen nood en geen zorgen kende, wier dagelijksch leven een dagelijksche vreugde was, die zich geheel kon overgeven aan het genot der ont wikkeling van haar muzikaal talent, wier woning smaakvol was ingericht, die haar kleeding met tact en overleg koos... die vrouw, die al haar woorden en daden kon bestudeeren, die altijd haar lieven, rustigen glimlach gereed had... die verrassingen uitdenken kon, wier mildheid zich nooit te beperken behoefde... die vrouw moest het gemakkelijk gevallen zijn den zach ten, gevoeligen man te winnen. Zij kende zijn nei gingen, en kwam ze tegemoet, zij wist, hoe zij spre ken, en wanneer zij moest zwijgen... zij vleide hem, en moedigde hem aan, en troostte hem bij tegenslag, en verheugde zich met hem, wanneer hij werd gewaar deerd... zij hielp hem, zij gaf hem raad en steun... en door haar rijkdom en invloed kon zij hem, in de stad, ook zijn van wezenlijk nut... En zij? wat was zij bij die vrouw vergeleken? Een stil en huiselijk vrouwtje, dat zorgzaam haar plichtjes volbracht, die geen wereldsche genoegens wenschte, die het liefste rustig thuis was, bij haar man en haar kind... die zoo genoot, o, zoo genoot van zijn prachtig spel, die luisterde, o, zoo verrukt en gelukkig, als hij haar vertelde van zijn bewondering voor het werk van anderen, en van zijn eigen heftig vertangen... Maar zij was van een gesloten, een zich moeilijk ge vende natuur... en zij zweeg misschien, als hij behoefte had aan opwekkende en meevoelende woorden... en zijn aspiraties niet volgen kon... terwijl die andere... dit andere... hem zoo onverholen de blijken gaf hem geheel te verstaan... en niet karig was met haar lof, en hem aanspoorde, en apprecieerde... Zij wist wel, zij voelde wel, dat z ij voor een man met zijn temperament, misschien niet de goede vrouw was geweest. Wat gaf het, of zij hem liefhad... of zij haar heele leven door die liefde voelde vervuld... als zij hem toch niet durend gelukkig kon maken? Als zij te strak en te koel was, wanneer hij innigheid, warmte verlangde... als zij niet in staat was hem te bewijzen, te toonen, dat zij hem wel, en in alles, be greep...? Daarom... omdat zij dit alles voelde en wist daarom beschuldigde zij hem niet. Wel zichzelve, om dat zij niet was, niet wezen kon, die zij moest zijn... en dikwijls, toen zij zijn veranderen begon te bemer ken, had zij zich harde verwijten gedaan, en leed zij i diep door haar machteloosheid... Maar hem, hem sprak I zit vrij, den argeloozen, eenvoudigen man, die het ge- 1 vaar niet bemerkte, voor het hem, onontkoombaar, be- reikt had En nu... na zijn dood... zijn dood, die haar belet had, zich open tegen hem uit te spreken, hem te zeg gen, dat zij hem begreep, en hem vergaf... en hem nooit iets verwijten zou... nu voelde zij zich zoo droef, zoo geslagen... en bukte zij zich onder een smart, te smartelijk voor tranen... Zij zat maar stil, en dacht, en verdiepte zich in het verleden... en herleefde de treurige dagen van voor zijn sterven... O, dat zij hem geen rust had mogen geven... dat zij de woorden, die zij voor hem steeds op de lippen had, de zelfverloo chenende, de verzoenende... niet had mogen fluisteren aan zijn oor... eer hij voor goed van haar scheidde... Maar alles was te plotseling gebeurd... Toen... werd zij opgeschrikt in haar eenzaam, dof gepeins, door een gerucht, dat door de stad de rondte deed, en ten slotte ook haar bereikte. ...Den veelgeliefden muziekleeraar zou een monu ment worden gewijd... een monument, te stichten door vrijwillige gaven van allen, die hem hadden gewaar deerd. En het initiatief hiertoe was genomen door... de andere. O, hoe durfde zij: strekte zij haar schaamteloosheid dan zoover uit, dat zij nog in zijn graf den man be- leedigen wou, die, door te sterven, getoond had, nooit de hare te willen zijn... En moest zij zoo de vrouw vernederen, de vrouw... de vrouw, die z ij n vrouw, z ij n eenige was geweest?... Er was iets in haar, dat haar gebood, dit vreeselijke te verhinderen, onmogelijk te maken. Het mocht niet, o, het mocht niet, dat zij zoo, ln het openbaar, werd gehoond Dat zou te veel... te veel leed yoor haar zijn. En uooit zou zij dat verdragen... Een monument voor den man, die rechtschapen was gebleven tot het uiterste, die had geworsteld, gevoch ten, totdat zijn kracht hem begaf. Zou dat geen spot zou dat geen smaad aan zijn nagedachtenis zijn... Neen, dat zij dit niet voelde... was wel het bewijs verklaarde het monument niet te willen? Welke ge volgtrekkingen zouden uit die handelwijze vanzelf wor den gemaakt?... Men zou begrijpen, dat zij de gave der andere niet verlangde, en ook begrijpen, waarom dat zoo was. Mocht zij, die zijn vrouw was geweest, die hem lief had gehad, wiens eer bij haar boven alles ging, mocht zij de slechje nieuwsgierigheid der men schen, die nog twijfelden, bevrediging geven, mocht zij hun gissingen tot zekerheid maken...? Neen, zij was machteloos... zij bleef machteloos... ook hierin... zooals het altijd haar lot geweest was te zijn... En alles hoorde zij. Hoe de giften bij elkander kwa men, en al vermeerderden, zoodat de benoodigde som weldra bij elkander zou zijn... Hoeveel moeite en in spanning zich de andere getroostte... hoe zij geroemd werd... en haar taak met stadigen ijver volbracht... En elk dezer berichten, die men haar bracht, in het begrijpelijke vermoeden, dat ze haar aangenaam moes ten zijn, wondde haar in haar trots, wondde haar in haar liefde... Maar zij had al zooveel doorstaan... Ter- wille van hem... terwille van zijn nagedachtenis, die onbesproken moest blijven, zou zij ook dit nog ver dragen Zij voelde zich mat en moe... afgemarteld door haar daadloos berusten in de omstandigheden... En zij moest aldoor maar denken aan het oogenblik, waarop het monument op zijn graf zou worden geplaatst, en die plek voor haar ontheiligen zou. Nooit meer, nooit meer, zou zij daar kunnen komen... zonder weer in alle kracht het vreeselijke te voelen, dat hem van haar had gescheiden... En nooit zou haar smart verminde ren, omdat het monument haar het blijvende aanden ken wezen zou, aan zijn strijd, aan zijn ellende... De dagen gingen voorbij. En het oogenblik naderde... naderde, waarop het monument zou worden onthuld. En toen kwam haar kind haar zeggen... dat op den dag der onthulling, op het graf, een cantate zou worden gezongen, waarvan de woorden gedicht waren door de andere... een cantate... met een trio voor sopraan, solo, bas, en solo's voor sopraan en tenor, en een kinderkoor... en dat de muziekleeraar dit kinderkoor met hen instudeerde, en dat hij, omdat hij zoo'n goede stem had, voorzingen moest... en dat hij zoo blij was, zoo blij, dat hij dit mocht doen... Toen had zij met krampachtigen druk de hand van het kind in beide de hare genomen, en gezegd met een vreemde verdoofde stem, dat dit nooit zou gebeu ren... verstond hij het? nooit. En toen het kind, na herhaalde vragen: waarom toch niet... en dat hij het toch zoo graag voor vader wou doen... waarop zij niet anders had kunnen zeggen, dan nog eens, en nog eens: dat zij het nooit zou willen... diep teleurgesteld en bedroefd heen was ge gaan, toen zonk haar hoofd neer in haar beide han den... en dacht zij, dat van alles, wat zij had te dulden gekregen, d i t het zwaarst-treffende, het innigst- grievende was geweest Maar toen het gevreesde moment was aangebroken, en zij op het kerkhof moest staan... en zien, hoe het monument werd onthuld... en luisteren... luisteren naar de cantate... toen wist zij, dat zij nog erger kon lijden. Daar stond zij, de vereenzaamde, de verneder de vrouw... en tegenover haar, de andere... de sterke, onmeedoogende, triomfeerende andere... Met zijn handje vast omklemd door zijns moeders hand, stond snikkend het kind. Maar z ij weende niet. In starre onbeweeglijkheid onderging zij, wat er ge beurde... en onder den zwaren rouwsluier bleef haar witte gezicht strak, troosteloos, koud Speculantje. Buckingshop. Als de twee aanstaande schoonvaders tegenover el kaar zaten, dan kon-je al heel gauw bespeuren, dat Gijs zijn pa zich toch een heel stuk „voornamer" be schouwde dan Willemien d'r vaderDat bleek uit allerlei kleinigheden. Aan de wijze waarop hij meneer Deutekom een sigaar presenteerde. Zoo deftig als een groote-meneer. Uit een sierlijk bruinhouten kistje. Al- glimlachend op eene manier, die wilde zeggen: „Ja, zie-je, zulke vormen uit fijn gezelschap leer-je in d'r eeuwigheid niet, vrind!" En meneer Deutekom werd er door geprikkeld om juist dan heel „gewoon" familiaar-weg te doen. Hij grabbelde met z'n dikke, rooie vingers onder de siga ren. Trok een gezicht van: Nou, veel bijzonders is 't niet Keek, terwijl hij de punt van eindelijk-uitgepikt si gaartje afbeet, Gijs z'n pa aan met spotterige oogen... Zoodat de ander moeite had om z'n nijdigheid te ver bergen. Maa> .hij hield zich goed, voor Gijs. Die had 'm verteld nu al ruim een jaar geleden dat-ie zooveel van Willemien Deutekom hieldZoo innig en zielsveel, datie 't pa toch maar niet duidelijk- kon maken. Vader had gemerkt dat den jongen iets op 't hart drukte. En 't kwam er al gauw uit: „Maar 'k krijg 'r toch niet!" Gijs z'n pa keek naar den grond en zweegHij begreep 't best. De Deutekom's zitten er zoo warmpjes inPa herinnerde zich nog best den tijd, dat de grootvader van Willemien kruier was geweest; een van de deftige, ouderwetsche soort, die kapitaaltjes wist te besparenMaar die Jan Deute kom kwam -toch in den goeien tijd, toen pa z'n vader nog die mooie affaire had, kort voor Gijs z'n geboorte met zware verliezen geliquideerd bij groot pa op 't kantoor. Hagelwitte kiel aan. Pet in de hand. Heel eerbiedig, want hij had nog den ouden meneer Remmers bediend, en die was indertijd iemand te Amsterdam om je petje diep voor af te nemen met z'n weeknota. Deutekom Sr. werd door sommigen al „meneer" betiteld, maar Gijs z'n grootpa dacht er niet aan. En als-ie, na met den kruier afgerekend te hebben, hem, zoo uit 't handje, een sigaar toestak, met een minzaam: ,,'b Opsteken, Deutekom?" Dan deed de ander nog heel bescheiden; tikte met wijsvinger tegen plek, waar petrand kon zitten, en zei: „Nou, meneer,als 'k u nietstak de sigaar in zijzak van kiel; maar dat alles was jaren geleden..- Kruier had een aardig duitje nagelaten. En de zoon een kerel, waar „kop" op zat had 't zoover ge bracht, dat-ie nu al eens, op zekere wijkvergadering van zekere kiesvereeniging „genoemd" was voor den Raad. Hij had zes stemmen „op zich vereenigd". Vervolgens had men van de candidatuur niet meer ge hoord. Doch van dien avond vooral af bewoog zijne vrouw zich in de richting van het „mevrouwschap"... Liet haar kennissen telkens gevoelen, door handig-aan- gebrachte „Toen zei-ze: Ja, ziet-u, mevrouwtjeen zoo meer, dat de jufferdagen achter den rug waren!... Toen kwam de historie van Willemien's verliefdheid op Gijs Remmers. Pa, een zeer fatsoenlijk man, maar „kaal als een kerkrat" zooals vader 't omschreef. Boek houder met een zestien-, achttienhonderd pop, hoog stensArmoe-troef. Na die liquidatie van grootpa: niks meer te beduiënDeutekom had met z'n vuist op de tafel geslagen toen moeder hem van de zaak vertelde „Armoedzaaiers!" schreeuwde hij, de zijden pet, die hij thuis droeg, van nijdigheid in een hoek smij tend, „bedelvolk!Hebben we Mien daarom drie jaar op de Burgerschool laten gaanEn muziek leeren?En handwerken, dansenWeet ik wat meer voor snorrepijperijVrouw, vrouw, als-je me tochMevrouw Deutekom bekeek de zaak anders. Had best gemerkt hoe een van de kennissen venijnig- jaloerseh was toen men van de zaak had gehoord Mien had centjes genoeg. En Gijs Remmers kou 't als-ie oppaste, een heel eind brengenJongen met eind diploma. Ze zouden bij z'n oom Karei, den advocaat, „over de vloer" komenWie weet, of Deutekom z n „candidatuurwaren ze in die kringen opgenomen..

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9