rtemie- Lulliifllil Nieuwjaarsgroeten. irzaagiïëTW Attentie! contante betaling van f0.25, Woensdag 30 December 1908 25ste Jaargang. No. 4126 Bureau SCHAGEN, Laan O 4. Uitgevers i TRAPMAN Co. EERSTE BLAD. i se eerstvolgende nummers der Schager Courant verschijnen op Donderdagavond, en Zaterdagavond llceren Correspondenten en Adverteerders gelieven hiervan goede nota te nemen voor tijdige inzending hunnerversla gen of advertentiën. 1)E UITGEVERS. Bekendmakingen FEU1LLET ON. ES.'Ï"-«S-SS id" Binnenlandse!) Nieuws. Of Mr; - - 11(111(1 Ni(lts- Dit blad verschijnt tweemaal per weekVoensdae-en 7aterdae. nr f ■fï lnze]1^ tofc 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. in INti EZONDEN STUKKEN één dag vroeger. luiereTt-lephooii No. 20. I'rijs per jaar f 3.—. Franco per post'f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIËN van l tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent. Croote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit ticec b'aden. Iu ons nummer van 31 December zal weder gelegenheid bestaan tot het doen plaatsen van NIEUWJAARSGROETEN aan Familie, Vrienden, Kennissen of Cliëntèle, tegen (mits niet grooter dan 5 regels). OPGAVE kan vanaf helen geschieden aan de Brievengaarders, aan onze Agenten of aan ons Bureau. DE UITGEVERS. Gemeente 8CU lUKS. 0 Aangiftfe ter Inschrijving voor de Militie. Burgemeester en Wethouders der gemeente S-hagen, brengen ter kennis van wie het aangaat, en meer bij zonder van de in dit jaar 1890 geboren mannelijke personen, of van hun vader, moeder, voogd of cu rator, dat bij de Miliaewet 1901 Staatsblad No. JIJ van 1901), het volgende is bepaald: Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven: lo ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ningrijk België verblijf houdt, 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het L)uit- sche Rijk of in het Koningrijk België woonplaats heeft, 3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ningrijk België woonplaaLs heeft, 4o. ieder mannelijk ingezetene niet-Ncderlander, zoo hij op den lsten Januari van het jaai liet lade levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een dei bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4o. A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige nicl-Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en naar gedurenue de voorafgaande acnUiuii maanden in nel lujK ot de koloniën oi be zittingen des Rijks in andere werelddeelen genadnevti: b. van wiem ouuers de langstlevende mj zijn u> haar overlijden in net hierooven onder a urusciirevcii geval verkeerde, al verkeert zijn voogd met in oa, geval of al is deze buiten 's ïuiuls gevestigd; e. die door zijn vader, moeder oi voogd verlaten is, of die ouderloos is of in welieiijken zin geen va der of moeder heeft en van wien mei bekend is dat hij een voogd heelt, indien mj gedurende de vooralgaan- de achttien maanden in het Kijk verblijf gehouden heeft. K. de meerderjarige niel-Nederlander, die binnen het Rijk woonptaais ueeft en haar gedurende de voor afgaande achttien maanden in het Kijk oi de koloniën oi de bezittingen des Kijks in unuere werelddeelen gehad heelt. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van hel bepaalde hierboven ouder A gehouden hij, die min derjarig is in den zin der Nederiandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van liet be paalde uierooven onder B gehouuen hij, die meerder jarig is in den zin van voormelde wet. Art. 14. De inschrijving geschiedt: lo. van hem. hedoeid ui art. 13, eerste zinsnede lo.: zoo hij binnen het Kijk verblijf houdt en zijn va der, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonpiaats van vader, moeder ot voogd; zoo hij binnen tiet Rijk verblijf houdt en zijn ia- der, moeder of voogd elders dan binnen tiet Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verbnji houdt; zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouderloos is of in wetlehjken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat nij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt; zoo hij iu het Duitsche Rijk verblijf houdt, iu de gemeente Amsterdam zoo hij in het Koningrijk België verblijf houdt, in de gemeente Rotterdam; 2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o. zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen liet Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd; is de woonplaats van vader, moeder of voogd in liet Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; is zij in het Koningrijk België, in de gemeente Rot terdam 3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge meente zijner woonplaats; zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; zoo hij woonplaats heeft in het "Koningrijk België, in de gemeente Rotterdam; 4o. A. van hem, bedoeld in artikel 13, eerste zin snede 4o., indien hij mindérjarig is: zoo hij verkeert in liet geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder Ab omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft; is die woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt; zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar hij verblijf houdt; B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.; indien hij meerderjarig is: in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrij ving aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht, ten zij het iemand geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of VERTELLING van ERNST ZAHN. 9. Toen Angelika zoo met de moeder van Mozes zat praten, tikte er eensklaps een steentje raam. Julia stiet een lichten kreet uit. Da" ded^d beide vrouwen de deur van het balcon open traden naar buiten en keken den nacht in. Het wa Zij konden de omtrekken van de boomen zien. Z« waagden het niet te vragen wie daar was. Maar werd voorzichtig geroepen: „ik ben het, rooed d De vrouwen keken elkaar aan. dan slopen zij in de kamer terug. Plotesling stond Julia stil. „Jijvroeg zij. Angelika ried wat zij meende. ..Heeft hij je niet gezegd, dat. hij wij Zooals de eene de vraag niet over an kon brengen: zult ge hem verraden, zoo dere niet zeggen: ik heb hem liet. schui- e'kaar. Zoo zacht als zij de kamer ins p d ol) 'elden zij naar beneden, keken eerst of e i "ten straatweg was en gingen dan om het n^r Mozes i Mozes stond dicht tegen den hulsmuur ge™' ®aar half gekleed, zooals hij den vongen avond was ^rdwenen. HU was niet terneergeslagen, alleen on 'listig ,;ll had wilde, hartstochtelijke bewegingen. Zijn «fste woord was: „Nu is het toch gebeurd. Hetjtonk al»of de daad onafwendbaar was geweesl. HtJ scheen er *ich niet over te verwonderen, dat Angelika e was. HU had haar dadelijk herkend en was „iet Schrikt, toen hU haar achter zUn moeder had zien IpT'ÏLct wat kleerea bU elkaar," ^e JU [ot moeder: „kleereu en wat eten. Geef mU dan mu /*we#r. Patronen fijv er io ffliio De vrouw gaf geen antwoord. ZU had Mozes, sinds hi' volwassen geworden was, steeds gehoorzaamd. Dat was nu steeds zoo gebleven. ZU liep dan ook weer vlug naar huis. Angelika en Mozes stonden een oogenblik zwijgend naast elkaar. HU keek voor zich heen en verwachtte van haar het eerste woord. „Wat wil je nu doen?" vroeg zU dan zacht. „ZU zullen mU niet vangen." Qa jg "z:e je dan niet, hoe zwak moeder is? Het ver driet zal haar ziek maken, wanneer ik niet zoo nu en dan eens naar haar omkUk." Angelika schrikte. „Dat kan je niet doen. ZU zullen overal op je loeren," zeide zU- „Ik ben vlug genoeg, om uit hun handen te blij- „Neen, neen," antwoordde zU opgewonden. „Je moet wég, ver weg, waar niemand je kent. Ik beloof je, dat ik voor je moeder zal zorgen." ZU trad op hem toe en greep vol angst zijn arm. HU week terug en keek haar vreemd aan. „temoog mij niet aanraken," zeide hU met fonkelende oogen. .»e weet wat ik gedaan heb." Maar zü hield hem vast, drong zich tegen 1 era aan. Hij keek verbaasd op haar neer, bezig haar handen los te maken. „Gc. naar huis, Angelika, zeide hij wild. T.fiat mii." smeekte zij. Hij voelde hoe haar adem joeg, en dat dez^f(J® rust en de zelfde toornige woede in haai waren als in hemzelf. Onwillekeurig deed de liefde voor haar met meer drang gelden, zoodat zü allen tegen- starn. overwon. HU hield haar met beide armen vast. Ik weet, hoe het in je binnenste is gesteld fluis- "i -,h ik heb alles met je meegevoeld, en ik het is mij 'alsof we dezelfde gedachten hebben. Het is het ib mij, aisoi hoop meer. Ik mag h ^b^repen^Dlt1 wa^heTb^angrUk^e^oogenblik in 't had Degrepen. wanneer nu die men- leven van Mozes Asihw0'"'iome,1' zou hU geglimlacht Jör was Iets frpots met hem gëbeur in het Koningrijk België. Art. 15. oor de militie wordt niet ingeschreven lo. de ingezetene niel-N'cdcrtander, die bewijst te behooreu toi een Staal, waar de Nederlanders nie. aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen oi waar ten aanzien van uen dienstplicht het lieginsei van wederkeerigheid is aangenomen 2o. hij, die bewijst in de Koloniën of bezittingen des RijKs in andere werelddeelen verblijf te houden o. woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats binnen het Rijk. Art. 10. Hij, die volgens art. 13 benoort te worden ingeschreven, is verplieut zich daartoe bij burgemees ter en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 da inschrijving moet geschieden, aan te geven lus- schen den isten en dan disten Januari van bet jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar vol bracht. Rij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter inschrijving moet aangegeven, alsmede in een dei gevallen, hieraan in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen dm aangifte: indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd; indien het een meerderjarige betreft, die onder cu ratele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moedetr of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, iu het Duitsche Rijk of in net Koningrijk België woonplaats heeft. Behoudens de uitzonderingen hij de volgende zin snede gemaakt, rust de zorg voor hei doen der aan gifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige: indien zijn vader, moeder of voagd niet binnen net Rijk, in het Duitsche Rijk of ia hei Koningrijk België woonplaats heeft; indien zijn vader of moeder of beiden ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder, of voogd ver laten is; ot indien hij ouderloos is of iu wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet hekend is dat liij een voogd heeft. Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniaie troepen, i; tot net doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot liet doen-der aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een an der, daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht hlijl. onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blij ken, wordt ooor Uns bepaald, wordt op nieuw ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waar in hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het in- 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven ot treden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of iu liet Koningrijk België gevestigd heeft: vader, moeder of voogd 'na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de evensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk België gevestigd heeft 3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten fanuari van het jaar, volgende op dat. waarin hij hel 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Neder lander is geworden z io hij in een der hierboven onder lo. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moe der of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2o. omschreven; 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats bin nen liet Rijk, in het Duitsche Rijk of in hel Koningrijk België gevestigd ot cr woonplaats verkregen heeft; 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór liet intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Ne derlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder 4o. onisclirevcn gevallen verkeert; 6o. ieder mannelijk niel-Ncderlander, die na den lsten Januari van liet jaar, volgende op dat, waarin tiij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre den van hel 21ste levensjaar ingezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of |d,e inschrijving op nieuw moet geschieden en van do veqilichling tot het doen van aangifte ter inschrij ving ol ter inschrijving op nieuw gelden de eerste zin snede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangitte ter inschrijving of ter inschrijving op nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroe ger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Nederlanderschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging ot het verkrijgen van woonplaats bin nen het Rijk in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk België. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vU'ftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Belanghebbenden worden nog opmerkzaam gemaakt op: lo. Art. 19 der wet, luidende: HU wiens aangifte ter inschrUving verzuimd is, wordt door burgemeester en wethouders, zoo zU het ontdekken, ambtshalve inge schreven. ZU geven daarvan terstond aan hem of aan zUn vader, moeder, voogd of curator kennis. Art. 20 der wet, luidende: HU die zich na den 31en Januari, doch voor den 31sten Augustus ter inschrUving aangeeft, wordt alsnog ingeschreven; 2o. de artt. 147151 der wet, ingevolge welke wets artikelen hU, die na 31 Augustus bevonden wordt na latig te zijn ter zake zqner inschrUving, voor Gedepu teerde Staten wordt gebracht om, bU afwezigheid van reden tot vrijstelling of uitsluiting, voor acht jaren bU do militie te worden ingehjfd, waarvan hU gedurende twee jaren onder de wapenen moet worden gehouden, tenzU de Koningin anders bepaalt. Voorts is het noodig, dat door of voor hen, die elders geboren zUn, bij het doen van de aangifte ter inschrUving wordt overgelegd een uittreksel uit het geboorteregister, welk uittreksel op aanvrage koste loos wordt verstrekt. Zij, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen in deze Gemeente voor de militie moeten worden inge schreven, moeten mitsdien hiertoe bü hen, Burgemees ter en Wethouders, ter Gemeentesecretarie, tusschen den lsten en 31sten Januari 1909 worden aangegeven. Voor het doen van de aangifte ter inschrUving zal meer bepaald gelegenheid worden gegeven op VrUdag den 15 Januari 1909, des voormiddags van 9 tot 12 uur. Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelUk op een der aangegeven uren voor het doen der aangifte ter Gemeentesecretarie te vervoegen. Gedaan voor de tweede maal te Schagen, den 28 December 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd: De Secretaris, De Burgemeester, KOGGEVEEN. H. J. POT. Na een poos kwam bU hem het koele verstand weer terug. „Ik zal dat nooit vergeten, Angelika Lombardi," zeide hU'. HU hield nu haar hand vast en drukte die. Dan nam hU haar kopje tusschen zUn beide handen, alsof zU nog een kind was en kuste haar op het voorhoofd, Daarna verklaarde hU haar wat hU doen wilde. „Het is voorjaar. De zomer is lang. Tot de sneeuw in de bergen komt, kan ik mU daar verbergen. Ik ben niet voor niets daarboven geweest, elke rots en klip ken ik. Soms kan ik dan eens naar moeder kijken. Wat er later gebeuren moet, zullen we dan wel weer zien." ZU wilde hem nogmaals tegenspreken en hem be wegen het land te verlaten. Toen keek zU hem groot aan. „Nu ga ik beslist niet." ZU begreep dat hU dit deed om harentwille. De moeder kwam nu terug. ZU droeg een heel pak. Het verdriet maakte haar gang zwaar en moeilUk. HU verklaarde ook haar, wat hU zooeven tot Ange lika had gezegd. ZU weersprak hem niet. Het hoofd hing haar op de borst en zU steunde. „Maria, Moeder Gods, hoe zal dat afloopen." „ZU zullen mU niet te na komen," dreigde hU. HU gloeide van dien moed, die alle gevaar denkt te kun nen trotseeren. De moeder leunde tegen den muur van het huisje en snikte zoo, dat Angelika meende, dat zU in elkaar zou zakken. Schreden werden op den straatweg hoorbaar. De vrouwen hielden den adem in. Julia slijete haar tranen in. Mozes raakte met zUn hand eerst vluchtig den schouder aan van Angelika, dan van z.Un moeder en verdween vervolgens in het duister. ZU hoorden zUn stap niet, zoo voorzichtig liep hU. Ook zU hielden zich doodstil tegen den muur geleund. Angelika vatte den arm van Julia en voelde, hoe de vrouw beefde. De stappen die zU op den straatweg hadden gehoord, kwamen niet het huisje voorbij, de man of vrouw die het was geweest, moest naar den zaagmolen zUn gegaan. Angelika meende gehoord te hebben, dat het Jozef was. ZU fronste het voorhoofd. Zij voelde geea liefde meer voor haer broeder en zü had hem toch zoo innig lief gehad. Ook baar moeder moeder" Het was nu alles zoo ver van haar, als had het haar nooit na bestaan. ZU schrikte voor zichzelf, maar slechts een oogenblik. Zoo heet anders was zij geworden. Alkmaar. Sinds 1865 wordt het Rijkstelegraafkanioor in deze HOOFDSTUK VI. De jacht op Mozes Aschwonden, den moordenaar, was begonnen. Het was als een jacht op een wild dier lover heg en steg, over sloot en heuvel, woest en wild. Die van Moriël waren er juist de mer.schen voor. Ter- wUl de oorzaak van al deze ellende zich op het kerk- hop oefende in de kunst van zwügen, wat hU gedu rende zUn leven nooit had kunnen leeren. trokken de menschen van Moriël met luid geschreeuw de berge.i in, om Mozes te zoeken. Drie dagen waren zy er op uit, dan hier, dan daar, door de bosschen naar boven tot aan het eeuwige Us en sneeuw. Geen spleet bleef oudoorzocht. Dood-af kwamen zU terug. Een gedeelte meende het spoor van Mozes te hebben gevonden en onder hen bevond zich, Jozef Lombardi. HU rustte niet, voor dat het spoor verder was nagespeurd. ZUn luide Uver stak de ande ren aan. ZU volgden hem gewillig. Maar het spoor was hoog boven in de sneeuw eensklaps als weggevaagd. Zü konden niet eens vaststellen of het werkelijk dat van den zoo vurig gezochte was. „Wü moeten hem vangen," zwoer Jozef Lombardi, „de duivel zal mU halen, wanneer ik hem niet vind." Geen mensch kon van hem beweren, dat hij niet vol Uver en ambitie was. Hoezeer hU ook tot prale.i neigde, had hU toch eigenschappen, die aan anderen achting afdwongen: den taaien moed, het scherpe ver stand en den wil tot den arbeid. HU verwaarloosde evenwel geen oogenblik zUn zaak en zUn ambtsplichten en toch dacht hU steeds na over nieuwe pogingen om den misdadiger in handen te krijgen. Eenigen beweer- nen dat Mozes Aschwonden in de bergen verblijf hield. Anderen dat hU weg was. HU had toch immers bepaald geen gebruik te maken van den trein. Jozef werd boo3 wanneer hij dat hoorde. HU wist het beter. HU zag hoe ellendig de weduwe Aschwonden was, en wanneer i hU nog eenig gevoel van respect voor Mozes koester de, dan kwam dat wanneer hU zich herinnerde met welk een liefde de jongen aan de oude vrouw h;ng. Mores ging bepaald niet van zijn moeler weg. En omdat hU voelde, dat A ozes alles zou wagen o .t zUn moeder te bezoeken, deed Jozef, wat hij terst had ver zuimd, hU bewaakte het huis van Ce weduwe scherp. (AVordl vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 1