rtemie- Lulliifllil
Nieuwjaarsgroeten.
irzaagiïëTW
Attentie!
contante betaling van f0.25,
Woensdag 30 December 1908
25ste Jaargang. No. 4126
Bureau SCHAGEN, Laan O 4.
Uitgevers i TRAPMAN Co.
EERSTE BLAD.
i se eerstvolgende nummers der
Schager Courant verschijnen
op Donderdagavond,
en Zaterdagavond
llceren Correspondenten en
Adverteerders gelieven hiervan
goede nota te nemen voor
tijdige inzending hunnerversla
gen of advertentiën.
1)E UITGEVERS.
Bekendmakingen
FEU1LLET ON.
ES.'Ï"-«S-SS id"
Binnenlandse!) Nieuws.
Of
Mr; - -
11(111(1 Ni(lts-
Dit blad verschijnt tweemaal per weekVoensdae-en 7aterdae.
nr f ■fï lnze]1^ tofc 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIËN in
het eerstuitkomend nummer geplaatst. in
INti EZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
luiereTt-lephooii No. 20.
I'rijs per jaar f 3.—. Franco per post'f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIËN van l tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Croote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit ticec b'aden.
Iu ons nummer van 31 December zal weder
gelegenheid bestaan tot het doen plaatsen van
NIEUWJAARSGROETEN aan Familie, Vrienden,
Kennissen of Cliëntèle, tegen
(mits niet grooter dan 5 regels).
OPGAVE kan vanaf helen geschieden aan de
Brievengaarders, aan onze Agenten of
aan ons Bureau.
DE UITGEVERS.
Gemeente 8CU lUKS.
0
Aangiftfe
ter
Inschrijving voor de Militie.
Burgemeester en Wethouders der gemeente S-hagen,
brengen ter kennis van wie het aangaat, en meer bij
zonder van de in dit jaar 1890 geboren mannelijke
personen, of van hun vader, moeder, voogd of cu
rator, dat bij de Miliaewet 1901 Staatsblad No. JIJ
van 1901), het volgende is bepaald:
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven:
lo ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ningrijk België verblijf houdt,
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het L)uit-
sche Rijk of in het Koningrijk België woonplaats heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ningrijk België woonplaaLs heeft,
4o. ieder mannelijk ingezetene niet-Ncderlander,
zoo hij op den lsten Januari van het jaai liet lade
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een dei
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige
nicl-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft en naar gedurenue de voorafgaande
acnUiuii maanden in nel lujK ot de koloniën oi be
zittingen des Rijks in andere werelddeelen genadnevti:
b. van wiem ouuers de langstlevende mj zijn u>
haar overlijden in net hierooven onder a urusciirevcii
geval verkeerde, al verkeert zijn voogd met in oa,
geval of al is deze buiten 's ïuiuls gevestigd;
e. die door zijn vader, moeder oi voogd verlaten
is, of die ouderloos is of in welieiijken zin geen va
der of moeder heeft en van wien mei bekend is dat
hij een voogd heelt, indien mj gedurende de vooralgaan-
de achttien maanden in het Kijk verblijf gehouden
heeft.
K. de meerderjarige niel-Nederlander, die binnen
het Rijk woonptaais ueeft en haar gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Kijk oi de koloniën
oi de bezittingen des Kijks in unuere werelddeelen
gehad heelt.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van hel
bepaalde hierboven ouder A gehouden hij, die min
derjarig is in den zin der Nederiandsche wet. Voor
meerderjarig wordt voor de toepassing van liet be
paalde uierooven onder B gehouuen hij, die meerder
jarig is in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem. hedoeid ui art. 13, eerste zinsnede lo.:
zoo hij binnen het Kijk verblijf houdt en zijn va
der, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de
gemeente der woonpiaats van vader, moeder ot voogd;
zoo hij binnen tiet Rijk verblijf houdt en zijn ia-
der, moeder of voogd elders dan binnen tiet Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verbnji
houdt;
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten
is, ouderloos is of in wetlehjken zin geen vader of
moeder heeft en het niet bekend is dat nij een voogd
heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt;
zoo hij iu het Duitsche Rijk verblijf houdt, iu de
gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koningrijk België verblijf houdt, in
de gemeente Rotterdam;
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen liet Rijk, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd;
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in
liet Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam;
is zij in het Koningrijk België, in de gemeente Rot
terdam
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge
meente zijner woonplaats;
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente Amsterdam;
zoo hij woonplaats heeft in het "Koningrijk België,
in de gemeente Rotterdam;
4o. A. van hem, bedoeld in artikel 13, eerste zin
snede 4o., indien hij mindérjarig is:
zoo hij verkeert in liet geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente,
waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
Ab omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd
woonplaats heeft; is die woonplaats van dezen buiten
's lands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente,
waar de minderjarige verblijf houdt;
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde
zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar
hij verblijf houdt;
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.;
indien hij meerderjarig is:
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrij
ving aangewezen gemeente is die, waar het verblijf
of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in
te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht, ten
zij het iemand geldt, wiens inschrijving te Amsterdam
of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of
woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of
VERTELLING
van
ERNST ZAHN.
9.
Toen Angelika zoo met de moeder van Mozes zat
praten, tikte er eensklaps een steentje
raam. Julia stiet een lichten kreet uit. Da" ded^d
beide vrouwen de deur van het balcon open traden
naar buiten en keken den nacht in. Het wa
Zij konden de omtrekken van de boomen zien. Z«
waagden het niet te vragen wie daar was. Maar
werd voorzichtig geroepen: „ik ben het, rooed d
De vrouwen keken elkaar aan. dan slopen zij in de
kamer terug. Plotesling stond Julia stil.
„Jijvroeg zij.
Angelika ried wat zij meende.
..Heeft hij je niet gezegd, dat. hij wij
Zooals de eene de vraag niet over an
kon brengen: zult ge hem verraden, zoo
dere niet zeggen: ik heb hem liet. schui-
e'kaar. Zoo zacht als zij de kamer ins p d ol)
'elden zij naar beneden, keken eerst of e i
"ten straatweg was en gingen dan om het
n^r Mozes i
Mozes stond dicht tegen den hulsmuur ge™'
®aar half gekleed, zooals hij den vongen avond was
^rdwenen. HU was niet terneergeslagen, alleen on
'listig ,;ll had wilde, hartstochtelijke bewegingen. Zijn
«fste woord was: „Nu is het toch gebeurd. Hetjtonk
al»of de daad onafwendbaar was geweesl. HtJ scheen
er *ich niet over te verwonderen, dat Angelika e
was. HU had haar dadelijk herkend en was „iet
Schrikt, toen hU haar achter zUn moeder had zien
IpT'ÏLct wat kleerea bU elkaar," ^e JU [ot
moeder: „kleereu en wat eten. Geef mU dan mu
/*we#r. Patronen fijv er io ffliio
De vrouw gaf geen antwoord. ZU had Mozes, sinds
hi' volwassen geworden was, steeds gehoorzaamd.
Dat was nu steeds zoo gebleven. ZU liep dan ook
weer vlug naar huis.
Angelika en Mozes stonden een oogenblik zwijgend
naast elkaar. HU keek voor zich heen en verwachtte
van haar het eerste woord.
„Wat wil je nu doen?" vroeg zU dan zacht.
„ZU zullen mU niet vangen."
Qa jg
"z:e je dan niet, hoe zwak moeder is? Het ver
driet zal haar ziek maken, wanneer ik niet zoo nu en
dan eens naar haar omkUk."
Angelika schrikte. „Dat kan je niet doen. ZU zullen
overal op je loeren," zeide zU-
„Ik ben vlug genoeg, om uit hun handen te blij-
„Neen, neen," antwoordde zU opgewonden. „Je moet
wég, ver weg, waar niemand je kent. Ik beloof je,
dat ik voor je moeder zal zorgen."
ZU trad op hem toe en greep vol angst zijn arm.
HU week terug en keek haar vreemd aan. „temoog
mij niet aanraken," zeide hU met fonkelende oogen. .»e
weet wat ik gedaan heb."
Maar zü hield hem vast, drong zich tegen 1 era aan.
Hij keek verbaasd op haar neer, bezig haar handen
los te maken.
„Gc. naar huis, Angelika, zeide hij wild.
T.fiat mii." smeekte zij.
Hij voelde hoe haar adem joeg, en dat dez^f(J®
rust en de zelfde toornige woede in haai waren als
in hemzelf. Onwillekeurig deed de liefde voor haar
met meer drang gelden, zoodat zü allen tegen-
starn. overwon. HU hield haar met beide armen vast.
Ik weet, hoe het in je binnenste is gesteld fluis-
"i -,h ik heb alles met je meegevoeld, en ik
het is mij 'alsof we dezelfde gedachten hebben. Het is
het ib mij, aisoi hoop meer. Ik mag
h ^b^repen^Dlt1 wa^heTb^angrUk^e^oogenblik in 't
had Degrepen. wanneer nu die men-
leven van Mozes Asihw0'"'iome,1' zou hU geglimlacht
Jör was Iets frpots met hem gëbeur
in het Koningrijk België.
Art. 15. oor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niel-N'cdcrtander, die bewijst te
behooreu toi een Staal, waar de Nederlanders nie.
aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen oi
waar ten aanzien van uen dienstplicht het lieginsei
van wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de Koloniën of bezittingen des
RijKs in andere werelddeelen verblijf te houden o.
woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd
of curator woonplaats binnen het Rijk.
Art. 10. Hij, die volgens art. 13 benoort te worden
ingeschreven, is verplieut zich daartoe bij burgemees
ter en wethouders der gemeente, waar volgens art.
14 da inschrijving moet geschieden, aan te geven lus-
schen den isten en dan disten Januari van bet jaar,
volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar vol
bracht.
Rij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangegeven, alsmede in een dei
gevallen, hieraan in de vierde zinsnede omschreven,
rust de verplichting tot het doen dm aangifte:
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd;
indien het een meerderjarige betreft, die onder cu
ratele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van
vader, moedetr of voogd geldt evenwel slechts zoo hij
of zij binnen het Rijk, iu het Duitsche Rijk of in
net Koningrijk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen hij de volgende zin
snede gemaakt, rust de zorg voor hei doen der aan
gifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige:
indien zijn vader, moeder of voagd niet binnen net
Rijk, in het Duitsche Rijk of ia hei Koningrijk België
woonplaats heeft;
indien zijn vader of moeder of beiden ouderlijke
macht missen
indien hij door zijn vader, moeder, of voogd ver
laten is; ot
indien hij ouderloos is of iu wettelijken zin geen
vader of moeder heeft en het niet hekend is dat liij
een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter
inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst
is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps
mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te
lande of bij de koloniaie troepen, i; tot net doen van
de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot liet doen-der aangifte
verplicht is, kan de aangifte geschieden door een an
der, daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht hlijl.
onder burgemeester en wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blij
ken, wordt ooor Uns bepaald,
wordt op nieuw ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na
den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waar
in hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het in-
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven ot
treden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of iu liet Koningrijk
België gevestigd heeft:
vader, moeder of voogd 'na den lsten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de
evensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens
21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk België
gevestigd heeft
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten
fanuari van het jaar, volgende op dat. waarin hij hel
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Neder
lander is geworden z io hij in een der hierboven onder
lo. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moe
der of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven
onder 2o. omschreven;
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats bin
nen liet Rijk, in het Duitsche Rijk of in hel Koningrijk
België gevestigd ot cr woonplaats verkregen heeft;
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór liet intreden van
het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Ne
derlander is geworden, zoo hij in een der hierboven
onder 4o. onisclirevcn gevallen verkeert;
6o. ieder mannelijk niel-Ncderlander, die na den
lsten Januari van liet jaar, volgende op dat, waarin
tiij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre
den van hel 21ste levensjaar ingezetene is geworden
in den zin der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of |d,e inschrijving op nieuw moet geschieden en van
do veqilichling tot het doen van aangifte ter inschrij
ving ol ter inschrijving op nieuw gelden de eerste zin
snede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van
art. 16.
De aangitte ter inschrijving of ter inschrijving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van
dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen
dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroe
ger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na
het terug erlangen van het Nederlanderschap of van
het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf
of de vestiging ot het verkrijgen van woonplaats bin
nen het Rijk in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin
snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen
leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vU'ftig cents en
ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van
de artt. 16, 18 en 22.
Belanghebbenden worden nog opmerkzaam gemaakt
op:
lo. Art. 19 der wet, luidende: HU wiens aangifte ter
inschrUving verzuimd is, wordt door burgemeester en
wethouders, zoo zU het ontdekken, ambtshalve inge
schreven. ZU geven daarvan terstond aan hem of aan
zUn vader, moeder, voogd of curator kennis.
Art. 20 der wet, luidende: HU die zich na den 31en
Januari, doch voor den 31sten Augustus ter inschrUving
aangeeft, wordt alsnog ingeschreven;
2o. de artt. 147151 der wet, ingevolge welke wets
artikelen hU, die na 31 Augustus bevonden wordt na
latig te zijn ter zake zqner inschrUving, voor Gedepu
teerde Staten wordt gebracht om, bU afwezigheid van
reden tot vrijstelling of uitsluiting, voor acht jaren bU
do militie te worden ingehjfd, waarvan hU gedurende
twee jaren onder de wapenen moet worden gehouden,
tenzU de Koningin anders bepaalt.
Voorts is het noodig, dat door of voor hen, die
elders geboren zUn, bij het doen van de aangifte
ter inschrUving wordt overgelegd een uittreksel uit het
geboorteregister, welk uittreksel op aanvrage koste
loos wordt verstrekt.
Zij, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen in
deze Gemeente voor de militie moeten worden inge
schreven, moeten mitsdien hiertoe bü hen, Burgemees
ter en Wethouders, ter Gemeentesecretarie, tusschen
den lsten en 31sten Januari 1909 worden aangegeven.
Voor het doen van de aangifte ter inschrUving zal
meer bepaald gelegenheid worden gegeven op VrUdag
den 15 Januari 1909, des voormiddags van 9 tot 12
uur.
Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelUk op
een der aangegeven uren voor het doen der aangifte
ter Gemeentesecretarie te vervoegen.
Gedaan voor de tweede maal te Schagen, den 28
December 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
De Secretaris, De Burgemeester,
KOGGEVEEN. H. J. POT.
Na een poos kwam bU hem het koele verstand weer
terug. „Ik zal dat nooit vergeten, Angelika Lombardi,"
zeide hU'. HU hield nu haar hand vast en drukte die.
Dan nam hU haar kopje tusschen zUn beide handen,
alsof zU nog een kind was en kuste haar op het
voorhoofd, Daarna verklaarde hU haar wat hU doen
wilde. „Het is voorjaar. De zomer is lang. Tot de
sneeuw in de bergen komt, kan ik mU daar verbergen.
Ik ben niet voor niets daarboven geweest, elke rots
en klip ken ik. Soms kan ik dan eens naar moeder
kijken. Wat er later gebeuren moet, zullen we dan
wel weer zien."
ZU wilde hem nogmaals tegenspreken en hem be
wegen het land te verlaten. Toen keek zU hem groot
aan. „Nu ga ik beslist niet."
ZU begreep dat hU dit deed om harentwille.
De moeder kwam nu terug. ZU droeg een heel pak.
Het verdriet maakte haar gang zwaar en moeilUk.
HU verklaarde ook haar, wat hU zooeven tot Ange
lika had gezegd. ZU weersprak hem niet. Het hoofd
hing haar op de borst en zU steunde. „Maria, Moeder
Gods, hoe zal dat afloopen."
„ZU zullen mU niet te na komen," dreigde hU. HU
gloeide van dien moed, die alle gevaar denkt te kun
nen trotseeren.
De moeder leunde tegen den muur van het huisje
en snikte zoo, dat Angelika meende, dat zU in elkaar
zou zakken.
Schreden werden op den straatweg hoorbaar.
De vrouwen hielden den adem in. Julia slijete haar
tranen in. Mozes raakte met zUn hand eerst vluchtig
den schouder aan van Angelika, dan van z.Un moeder
en verdween vervolgens in het duister. ZU hoorden zUn
stap niet, zoo voorzichtig liep hU. Ook zU hielden zich
doodstil tegen den muur geleund. Angelika vatte den
arm van Julia en voelde, hoe de vrouw beefde.
De stappen die zU op den straatweg hadden gehoord,
kwamen niet het huisje voorbij, de man of vrouw
die het was geweest, moest naar den zaagmolen zUn
gegaan. Angelika meende gehoord te hebben, dat het
Jozef was. ZU fronste het voorhoofd. Zij voelde geea
liefde meer voor haer broeder en zü had hem toch
zoo innig lief gehad. Ook baar moeder moeder"
Het was nu alles zoo ver van haar, als had het haar
nooit na bestaan. ZU schrikte voor zichzelf, maar slechts
een oogenblik. Zoo heet anders was zij geworden.
Alkmaar.
Sinds 1865 wordt het Rijkstelegraafkanioor in deze
HOOFDSTUK VI.
De jacht op Mozes Aschwonden, den moordenaar,
was begonnen. Het was als een jacht op een wild dier
lover heg en steg, over sloot en heuvel, woest en wild.
Die van Moriël waren er juist de mer.schen voor. Ter-
wUl de oorzaak van al deze ellende zich op het kerk-
hop oefende in de kunst van zwügen, wat hU gedu
rende zUn leven nooit had kunnen leeren. trokken de
menschen van Moriël met luid geschreeuw de berge.i
in, om Mozes te zoeken.
Drie dagen waren zy er op uit, dan hier, dan daar,
door de bosschen naar boven tot aan het eeuwige Us
en sneeuw. Geen spleet bleef oudoorzocht. Dood-af
kwamen zU terug. Een gedeelte meende het spoor van
Mozes te hebben gevonden en onder hen bevond zich,
Jozef Lombardi. HU rustte niet, voor dat het spoor
verder was nagespeurd. ZUn luide Uver stak de ande
ren aan. ZU volgden hem gewillig. Maar het spoor was
hoog boven in de sneeuw eensklaps als weggevaagd.
Zü konden niet eens vaststellen of het werkelijk dat
van den zoo vurig gezochte was.
„Wü moeten hem vangen," zwoer Jozef Lombardi,
„de duivel zal mU halen, wanneer ik hem niet vind."
Geen mensch kon van hem beweren, dat hij niet
vol Uver en ambitie was. Hoezeer hU ook tot prale.i
neigde, had hU toch eigenschappen, die aan anderen
achting afdwongen: den taaien moed, het scherpe ver
stand en den wil tot den arbeid. HU verwaarloosde
evenwel geen oogenblik zUn zaak en zUn ambtsplichten
en toch dacht hU steeds na over nieuwe pogingen om
den misdadiger in handen te krijgen. Eenigen beweer-
nen dat Mozes Aschwonden in de bergen verblijf hield.
Anderen dat hU weg was. HU had toch immers bepaald
geen gebruik te maken van den trein. Jozef werd boo3
wanneer hij dat hoorde. HU wist het beter. HU zag hoe
ellendig de weduwe Aschwonden was, en wanneer
i hU nog eenig gevoel van respect voor Mozes koester
de, dan kwam dat wanneer hU zich herinnerde met
welk een liefde de jongen aan de oude vrouw h;ng.
Mores ging bepaald niet van zijn moeler weg. En
omdat hU voelde, dat A ozes alles zou wagen o .t zUn
moeder te bezoeken, deed Jozef, wat hij terst had ver
zuimd, hU bewaakte het huis van Ce weduwe scherp.
(AVordl vervolgd)